Protocol Veilig Slapen SKBNM Ingangsdatum: 1 februari 2013
Doel De slaapplek/het slapen voor de kinderen in het kinderdagverblijf is zo veilig mogelijk.
De slaapkamer De slaapkamer dient overzichtelijk ingedeeld te zijn. De kinderen moeten makkelijk neer te leggen zijn en uit hun bedjes te halen zijn. De gangpaden tussen de bedjes zijn minimaal 80 cm breed, dit i.v.m. snel handelen bij calamiteiten; De slaapkamer wordt niet als speelruimte gebruikt. Er hangen geen mobiles, of speelgoed aan het plafond of aan het bedje. Er zijn geen loshangende koordjes (bv. van een rolgordijn), touwtjes, snoeren (bv. van de babyfoon) of elastiekjes binnen het bereik van de bedden; De verwarmingselementen en -buizen zijn buiten bereik van kinderen of beschermd. Ook stopcontacten zijn buiten bereik of voorzien van veiligheidsplaatjes. Dit staat ook vermeld in ons accommodatieplan. Ramen zijn voorzien van een uitvalbeveiliging en hebben veiligheidsglas. Deuren zijn voorzien van veiligheidsstrips en gaan naar binnen/buiten open. De kamer is niet te donker en toezicht moet mogelijk zijn (bv. de ruitjes van de binnendeuren naar de slaapkamers zijn niet geheel afgeplakt of beschilderd).
De slaapplek Kinderen slapen in een gecertificeerd en op de leeftijd afgestemd bedje. De slaapplek is niet in de volle zon of onder een verwarmingselement. Jonge baby’s die nog niet draaien of zich nog niet kunnen optrekken mogen eventueel in de box, hangwieg* of de kinderwagen op de groep slapen, maar slapen bij voorkeur in een gewoon bedje. Zodra een baby gaat draaien mag hij of zij alleen nog maar in een bed slapen. Peuters mogen ook op een stretcher op de groep slapen of rusten. De stretcher moet stevig en niet inklapbaar zijn en geen doorgezakte bodem hebben. Kinderen worden niet te slapen gelegd in een wipstoeltje of autostoeltje. Hooguit bij uitzondering en slechts na goedkeuring ouders. Kinderen die zich gaan optrekken en erg beweeglijk zijn worden altijd in het onderste bed gelegd (oudere kinderen mogen wel in het bovenste bedje slapen als dit is voorzien van een stoffen dakje).Wij leggen kleine kinderen zoveel mogelijk in het bovenste bedje. Er wordt goed opgelet dat het hekje van het bed naar beneden is en dat het slotje gesloten is. Pedagogisch medewerkers controleren elkaar. * De hangwieg hangt op een veilige plaats, dat wil zeggen dat andere kinderen niet bij het kind kunnen en zodat het kind zelf vanuit de hangwieg nergens bij kan. Het matrasje in de kinderwagen en hangwieg is stevig en veilig. Tijdens het slapen ligt er geen speelgoed in de box, hangwieg of de kinderwagen. Het kind kan vanuit de box, hangwieg of wagen nergens bij. Kinderwagen: er ligt geen deken of doek over de wagen en de baby is niet te dik aangekleed. Voor kinderwagens buiten geldt dat ze altijd in de schaduw moeten staan.
Beddengoed Het matras is stevig en past goed: de ruimte rondom het matras mag maximaal 2 centimeter zijn. Matrassen worden elke 8 tot 10 jaar vervangen. Er mag een luchtdoorlatende matrasbeschermer gebruikt worden. Daarnaast een goed passend katoenen hoeslaken. Er worden goedpassende seizoensslaapzakken gebruikt waarvan de armsgaten en de hoofdopening niet te wijd zijn. Kinderen jonger dan 2 jaar (ook weleens wat ouder) slapen in een slaapzak of onder een (dunne) katoenen deken met eventueel een lakentje. Het beddengoed wordt regelmatig gecontroleerd op losse draden en kapotte ritsen. Er wordt gebruik gemaakt van dekbedden voor kinderen vanaf ongeveer 2 jaar. Er wordt geen gebruik gemaakt van dikke dekens over de slaapzak, vachtjes, hoofd- of zijbeschermers, kussens of plastic zeiltjes. Deze zijn of te warm of ze kunnen de ademhaling belemmeren.
Kleding en knuffels Regelmatig worden de fopspenen op breuken en de knuffels op losse onderdelen gecontroleerd. Grote knuffels worden niet meegegeven in bed. Haarspeldjes en elastiekjes worden voor het slapen verwijderd en sieraden worden afgedaan. Kinderen krijgen alleen hun slaapknuffel en/of hun speen, een speenkoord mag maximaal 10 centimeter zijn. Er worden geen fixeermiddelen zoals tuigjes gebruikt in bed. Kinderen slapen (bij voorkeur) niet in kledingstukken met capuchons, koordjes, strikjes, etc.
Controle slapende kinderen SKBNM Regelmatig, minimaal eens per 45 minuten, worden de kinderen van nabij gecontroleerd op slaaphouding en ademhaling. Bij warm weer wordt vaker in de slaapkamers gecontroleerd of alles met de kinderen in orde is. Ouders tekenen het Toestemmingsformulier omtrent slapen SKBNM voor het slapen in een kinderwagen, box, hangwieg of buitenbedje. Indien minder vaak dan elke 45 minuten kan worden gecontroleerd, worden in ieder geval de jonge baby’s, wenkinderen, baby’s die op hun buik slapen en kinderen die niet helemaal fit zijn elk half uur gecontroleerd. Er is altijd minimaal één medewerker binnen die toezicht houdt op de slapende kinderen. Of er wordt gebruik gemaakt van een babyfoon. Stressverhogende situaties worden in het eerste levensjaar zoveel mogelijk voorkomen. Indien mogelijk worden dezelfde slaapgewoonten aangehouden als thuis. Er wordt voorkomen dat baby’s te lang achter elkaar huilen: stress en een verstoorde slaap kunnen het gevolg zijn.
Temperatuur in de slaapkamers Volgens de norm van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is de gewenste temperatuur van de slaapkamer tussen de 15 en 21 graden Celsius. Maar als het buiten 30 graden is en hierdoor in de slaapkamers meer dan 30 graden, dan worden de ouders hierover geïnformeerd.* Elke slaapkamer dient voorzien te zijn van een kamerthermometer. Elke dag wordt 's morgens en 's middags de temperatuur op de slaapkamers gecontroleerd en geregistreerd. Buitenzonwering houdt de warmte beter buiten dan binnenzonwering. De zonwering gaat ’s ochtends bij binnenkomst meteen naar beneden. Als de zonwering pas gebruikt wordt als de zon al naar binnen schijnt, is er al veel warmte binnengekomen. Indien mogelijk slapen de kinderen in de koelste ruimtes van het pand. Zo nodig wordt er gebruik gemaakt van een andere slaapkamer en mogelijk wordt gebruik gemaakt van een andere ruimte dan de slaapkamer. Regelmatig wordt gecontroleerd of de slapende kinderen het niet te warm hebben. * Wanneer de binnentemperatuur, ondanks alle maatregelen, stijgt tot boven de 30 graden celsius dan worden, na overleg met de manager, de ouders geïnformeerd (mail, briefje op de deur). Ouders wordt dan gevraagd of zij hun kinderen op de locatie willen laten of dat ze hun kinderen eerder willen ophalen. De keuze hierbij is aan de ouders, tenzij de kinderen ziek zijn van de warmte. In dat laatste geval treedt het ziektebeleid in werking.
Ventileren en luchten Luchten is het in korte tijd verversen van alle verontreinigde binnenlucht door het wijd openzetten van ramen of deuren. Afhankelijk van de windsnelheid is minder dan een kwartier luchten meestal al voldoende om de lucht in een ruimte te verversen. Luchten levert maar een kortdurende verbetering van het binnenmilieu op. In de meeste gevallen is de temperatuur binnen tien minuten weer op peil. Luchten is geen vervanging van ventilatie. Luchten is belangrijk op momenten dat er extra veel verontreiniging verspreid wordt zoals tijdens bewegingsspelletjes en na het slapen. Luchten is ook ‘s ochtends vroeg nodig als er ‘s nachts niet geventileerd is. Ventileren is het voortdurend verversen van lucht. Buitenlucht vervangt daarbij de binnenlucht die verontreinigd wordt door het continu vrijkomen van vocht, gassen, geurstoffen, micro-organismen en zwevende deeltjes microstof (vaak fijnstof genoemd). De beste methode van ventileren is dwars ventileren. Dit is het openzetten van twee tegenover elkaar gelegen ventilatieopeningen (ramen, deuren, ventilatieroosters, ventilatiespleten).
De slaapkamer moet goed te ventileren zijn of moet beschikken over een goed luchtzuiveringssysteem. Het ontstaan van tocht moet worden voorkomen (extra opletten bij gebruik airco). Ventilatievoorzieningen bevinden zich het liefst niet boven een ledikant. Vuistregel is: als het in de slaapkamer muf, bedompt of vies ruikt, wordt er te weinig geventileerd. ’s Ochtends bij binnenkomst worden de slaapkamers gelucht. De slaapkamer moet tenminste tweemaal per dag gedurende 15 minuten gelucht worden, bij voorkeur voor en na de slaapmomenten, wanneer er geen kinderen in de ruimte zijn. Luchten door de dag heen is niet altijd nodig wanneer er sprake is van een doorlopende ventilatie, d.w.z. gedurende de hele dag staat een raam op de kierstand of is het ventilatierooster open. Als het te koud wordt, worden niet meteen de ramen en/of roosters gesloten, maar iets minder ver opengezet. Anders wordt, indien aanwezig, een airco gebruikt en blijven deuren en ramen juist dicht. Helpt ventileren onvoldoende, dan kan gebruik worden gemaakt van een ventilator, bij voorkeur een plafondventilator. Deze verzetten meer lucht dan kleine ventilatoren en veroorzaken minder hinder en opwerveling. Kleine ventilatoren veroorzaken zeer plaatselijk een snelle luchtstroom en kunnen daarbij stof opwervelen, inclusief micro-organismen en allergenen. Daarom worden, bij gebruik van een kleine ventilator, ook ramen opengezet: dan waait het ongewervelde materiaal snel naar buiten. De ventilator wordt uitgezet bij het verlaten van het pand. Er staan geen ventilatoren op plekken waar de kinderen bij kunnen.
CO² Uit vele onderzoeken is gebleken dat de kwaliteit van de binnenlucht in kindercentra niet zo hoog is als vanuit het oogpunt van de gezondheid wenselijk zou zijn. Een verminderde kwaliteit van de binnenlucht, ofwel het binnenmilieu, heeft invloed op onze gezondheid en het concentratievermogen. Ventilatie is van grote invloed op de kwaliteit van het binnenklimaat. Het CO² -gehalte in de lucht is een goede maat voor de mate van ventilatie in de ruimte. Het CO²-gehalte van de buitenlucht bedraagt gemiddeld circa 350-400 parts per million (ppm). Voor binnenruimtes gelden de volgende waarden:
A. zeer goed B. goed C. minder goed D. slecht E. onacceptabel
CO² -concentratie < 650 ppm 650 – 800 ppm 800 – 1000 ppm 1000 – 1200 ppm > 1200 ppm
De SKBNM kan besluiten tot het meten van het CO²-gehalte op basis van klachten of om een beeld te krijgen van de stand van zaken. De CO²–metingen vinden bij voorkeur plaats in de winter omdat uit onderzoek blijkt dat juist in de winter een te hoge CO²-concentratie wordt gemeten in (slaap)ruimtes. Daar waar mogelijk en nodig worden (structurele) aanpassingen ter verbetering van de luchtkwaliteit gedaan. Voor een periode van 3 maanden in de winter wordt er per groep, een week (dus 5 meetdagen) gemeten in de (slaap)ruimte. Na deze 5 meetdagen moet de meter naar de volgende (slaap)ruimte verplaatst worden. De meter mag niet verplaatst worden tijdens de meting en de meting gebeurt op vaste tijdstippen (begin van de dag, voordat de kinderen gaan slapen en na het slapen). De lijsten van meting worden twee jaar bewaard.
Buikslapen SKBNM Leg een baby nooit op de buik te slapen, maar altijd op de rug. Een baby op de buik te slapen leggen maakt het risico van wiegendood wel vier tot vijf keer groter dan gemiddeld. Bij een verkouden baby nog iets meer en bij een huilbaby aanzienlijk meer. Leg een baby ook niet slechts één keer op de buik te slapen, bijvoorbeeld omdat het kind alleen dan troostbaar lijkt. Er zijn bepaalde, maar niet vaak voorkomende (aangeboren) afwijkingen waarbij buikligging (tijdelijk) wel wenselijk kan zijn. Vraag de ouders in zo’n geval om het Toestemmingsformulier omtrent slapen SKBNM in te vullen en zo mogelijk een schriftelijke verklaring van hun arts te overleggen. Stop een kopie hiervan bij de kindgegevens.
Wijs ouders die zonder medische reden buikligging wensen, nadrukkelijk op de preventieadviezen. Willen zij desondanks dat hun baby in buikhouding slaapt (soms hebben zij hun kind daar al aan gewend), leg deze opdracht dan schriftelijk vast, met redenen omkleed, en door de eindverantwoordelijke ouders ondertekend. NB: kiest een ouder wordende baby -die gezond is, in goede conditie en motorisch zo ontwikkeld dat vlot om en om draaien voor het kind geen probleem is- er zelf voor om regelmatig op de buik te slapen, dan is het niet zinvol het kind keer op keer terug te leggen op de rug. De baby steeds terugdraaien zal dan telkens de slaap verstoren. Gemiddeld zijn baby’s met vijf maanden in staat om zelf van buik naar rug en weer terug te draaien, maar sommigen zijn er pas met negen maanden aan toe. Let bij een buikslaper wel op extra bedveiligheid! Noteer op een vaste, afgesproken plek (per locatie verschillend) welke baby’s op hun buik moeten worden gelegd. Eventuele vervangers kunnen zo de gegevens snel opzoeken en nagaan en misverstanden worden vermeden. Kinderen die op de buik te slapen worden gelegd, worden extra in de gaten gehouden.
Zijligging Zijligging tijdens het slapen is geen goede oplossing. Zijligging op zich is risicoverhogend, ook wanneer de baby niet naar de buik draait. Bovendien wordt de baby al na enkele weken zo beweeglijk dat hij op de zij niet stabiel kan blijven liggen. Als het kind omrolt op de buik, belandt het in een onveilige situatie. Slapen op de rug met het hoofd beurtelings naar links en naar rechts gewend is de veiligste slaaphouding.
Inbakeren Als ouders een baby hebben waarbij ze het verzoek doen, deze op de door hen toegepaste wijze in te bakeren, dan zijn de volgende punten van belang. Het is verstandig dit in overleg met consultatiebureau of kinderarts te doen. Wijs ouders op de risico’s. Het moet veilig zijn, dat wil zeggen dat contra-indicaties worden uitgesloten. Pas de juiste, veilige, methode toe, met goed materiaal (bij voorkeur Pacco-doeken, i.v.m. gebruikersgemak). Inbakeren uiterlijk tot baby 6 maanden oud is. Een baby die niet in goede conditie is, koorts heeft of tot 24 uur daarvoor is ingeënt mag nooit worden ingebakerd. Op verkeerde wijze of met ongeschikte middelen inbakeren kan risicovol zijn en kan de kans op het ontwikkelen van een heupafwijking bevorderen. Strikte leeftijdsgrenzen zijn van belang: een al wat oudere baby die er ingebakerd of losjes ingepakt in slaagt om te draaien, belandt in een potentieel levensbedreigende situatie! Het actuele advies is om inbakeren na de vierde maand af te bouwen en uiterlijk na de zesde maand geheel na te laten in verband met toenemende veiligheidsrisico’s. Door de ouders wordt het Toestemmingsformulier omtrent slapen SKBNM getekend, dat hun kind onder hun verantwoordelijkheid wordt ingebakerd op het dagverblijf, met daarbij vanaf wanneer wordt afgebouwd. Ouders instrueren twee of meer pedagogisch medewerkers hoe in te bakeren.
Buiten slapen SKBNM Buitenbedjes staan zo dat het kind niet in de volle zon ligt. Het gevaar voor oververhitting is groter dan gevaar voor afkoeling. Het is altijd belangrijk dat het hoofd tijdens de slaap vrij blijft. Een bedekt hoofd en te warme kleren zijn belangrijke risicofactoren. Mocht het vanwege koude omstandigheden wenselijk zijn het hoofd te bedekken, dan wordt daarvoor een katoenen mutsje gebruikt. Bij extreme weersomstandigheden (storm, mist) worden de buitenbedjes niet gebruikt. Buitenbedjes staan goed verankerd, d.w.z. alle 4 de zwenkwielen op de rem, het bedje goed vastgezet m.b.v. haak en ketting en het deurtje goed vergrendeld. Alleen gebruiken voor kinderen tot 2,5 jaar. Buitenbedjes staan op een veilige en beschutte plaats, in het zicht van de pedagogisch medewerkers en niet te dicht bij de openbare weg. Ook wanneer een kind in een buitenbedje te slapen wordt gelegd, gaat een pedagogisch medewerker minimaal 1x per 15 minuten buiten bij het kind kijken.
Voordat een buitenbedje wordt gebruikt voor een kind, wordt dit altijd eerst met de ouders overlegd. Als ouders toestemming geven wordt dit aangetekend op het Toestemmingsformulier omtrent slapen SKBNM Jaarlijks wordt tijdens het oudergesprek gekeken of dit onderwerp nog van toepassing is.
Bijzonderheden Het gebruik van een regressiehelmpje en een spreidbroek komt niet zeer frequent voor. Een regressiehelmpje wordt gebruikt bij baby’s onder het jaar. Hiermee kan vaak verdere scheefgroei of afplatting van het hoofdje worden voorkomen. Er blijken geen extra veiligheidsvoorschriften te zijn bij het gebruik van een regressiehelmpje. Wel is het nodig ouders om gebruik- en verzorgingsadvies te vragen en deze te registreren op het Toestemmingsformulier omtrent slapen SKBNM. Hetzelfde geldt bij het dragen van een spreidbroek.