Protocol Kindermishandeling De Spreekhoorn
Werkgroep kindermishandeling
Protocol kindermishandeling 07-11-2011
Inhoudsopgave pagina
1. Onder mishandeling verstaan we:
3
2. Wie is waarvoor verantwoordelijk?
4
3. Signaleringslijst
4
4. Toetsing van vermoedens
4
5. Rapportage
6
6. Bespreken in de Commissie voor de begeleiding
6
7. Zorg voor Jeugd
6
8. Zorgmelding bij Bureau Jeugdzorg
7
9. Advies vragen en melden bij het AMK
7
10. Richtlijnen bij verdere begeleiding na melding
7
11. Evaluatie van een gedane melding
8
Bijlagen: Signaleringslijst Folder AMK
2
Protocol kindermishandeling van de Spreekhoorn
1.
Onder kindermishandeling verstaan we:
Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel (artikel 1 sub m, wet op de jeugdzorg, 2005) Vormen De definitie omvat verschillende vormen van kindermishandeling, die gelijktijdig voor kunnen komen: ● Lichamelijke mishandeling: Het toebrengen van verwondingen zoals kneuzingen, blauwe plekken, snij-, brand-, of schaafwonden, botbreuken, hersenletsel. Deze verwondingen kunnen ontstaan door slaan, schoppen, knijpen, door elkaar schudden, branden, snijden, krabben, verstikking, vergiftiging. Voorbeelden van bijzondere vormen van lichamelijke mishandeling: Meisjesbesnijdenis: een ingreep aan de uitwendige geslachtsorganen van een meisje. De Nederlandse overheid heeft alle vormen van meisjesbesnijdenis verboden. Shaken Baby Syndroom: verzameling van signalen en symptomen die het gevolg zijn van het heftig door elkaar schudden van een baby. Syndroom van Münchhausen by Proxy: Een volwassene die bij een kind ziekteverschijnselen nabootst, verergert, veroorzaakt en/of verzint. ● Lichamelijke verwaarlozing: Aan het kind onthouden wat het voor zijn lichamelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals onderdak, goede voeding, veilige en gezonde woon- en speelomgeving, voldoende kleding, voldoende slaap, goede hygiëne en benodigde medische, tandheelkundige of geestelijke gezondheidszorg; gebrek aan toezicht op fysieke veiligheid van het kind. ● Psychische of emotionele mishandeling: Het toebrengen van schade aan de emotionele- en/of persoonlijkheidsontwikkeling van het kind, Bijvoorbeeld het kind stelselmatig vernederen, belachelijk maken, kleineren, pesten, bang maken, bedreigen met geweld, achterstellen, eisen stellen waaraan het kind niet kan voldoen, het kind belasten met een te grote verantwoordelijkheid, het kind kleinhouden, het kind betrekken bij illegale of antisociale handelingen, het kind getuige laten zijn van huiselijk geweld, het kind blootstellen aan extreem, onberekenbaar of ongepast gedrag. ● Psychische of emotionele verwaarlozing: Aan het kind onthouden wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft: zoals aandacht, respect, veiligheid, (geschikte) scholing, contact, warmte, liefde, genegenheid, bevestiging, leiding, grenzen, ruimte voor toenemende autonomie. ● Seksueel misbruik: Seksuele handelingen bij of met het kind, die niet passen bij leeftijd of ontwikkeling van het kind, òf waaraan het kind zich niet kan onttrekken. Bijvoorbeeld het seksueel aanraken van het lichaam, manueel-genitaal contact, oraal-genitaal contact, genitaal-genitaal contact, anaal-genitaal contact, stoppen van voorwerpen in geslachtsdelen of anus, het tonen van pornografisch materiaal aan een kind, dwingen tot seksuele handelingen met derden. Seksueel misbruik komt voor bij kinderen van alle leeftijden. NB: Het protocol dat voor u ligt is opgesteld voor kindermishandeling binnen de thuissituatie die op de school gesignaleerd wordt. Bij grensoverschrijdende zaken binnen de school, zal een ander traject worden opgestart. Dit is alleen van toepassing, als het een betrokkene van school is. Na overleg met de directie wordt de politie ingeschakeld. De directeur licht het team in voor zover nodig en wenselijk.
3
2. Wie is waarvoor verantwoordelijk? Bij gebruik van dit protocol stelt de directie of het bestuur van zichzelf en alle (verschillende) beroepskrachten, vast wie binnen de organisatie waarvoor verantwoordelijk is. Onderstaande verdeling van verantwoordelijkheden dient als raamwerk voor De Spreekhoorn. Verantwoordelijkheden directie, bestuur De Spreekhoorn ● Opnemen van het protocol kindermishandeling in het kwaliteitsbeleid van de organisatie ● Informeren van ouders en beroepskrachten over dit beleid ● Eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het protocol ● Kennis hebben van aangiftebeleid bij politie ● Doen van aangifte bij de politie ● Onderhouden van mediacontacten ● Onderhouden van juridische contacten ● Het bestuur is verplicht het AMK onverwijld in kennis te stellen bij (vermoedens van) kindermishandeling door een medewerker binnen de instelling Verantwoordelijkheden werkgroep protocol kindermishandeling De Spreekhoorn ● Invoeren van de noodzakelijke randvoorwaarden om volgens het protocol te werken ● Zorgen dat iedereen kennis heeft van de inhoud van het protocol ● Het protocol als terugkerend thema op agenda vergadering/overleg plaatsen ● Steunen van alle beroepskrachten in hun handelen volgens het protocol ● Zorg dragen voor voldoende deskundigheid bij leerkrachten/logopedisten over signaleren en omgaan met (vermoedens van) kindermishandeling ● Kennis hebben van aangiftebeleid bij politie
3.
Signaleringslijst
Het tijdig signaleren van kindermishandeling is uiteraard in het belang van het kind. Kinderen en ouders praten hier niet over maar aan de hand van signalen die het kind geeft kan de leerkracht/logopedist het vermoeden krijgen dat iets aan de hand is. Deze signalen (wat is gesignaleerd, wanneer, door wie) moeten neergelegd worden in een vertrouwelijk document, het signaleringsformulier. Deze kunnen toegevoegd worden aan de werkaantekeningen van de orthopedagoog. Het is van belang niet alleen de kindsignalen vast te leggen, maar ook te kijken naar de ouders en de interactie tussen ouders en kind (voor zover mogelijk). In elke klas is een map met het protocol, de checklijsten en de formulieren aanwezig. Voor overige informatie kan je terecht bij de werkgroep. Het signaleringsformulier is te vinden op de server onder leerkrachten/ protocol kindermishandeling/formulieren. Voor een uitgebreide signaleringslijst verwijzen wij naar bijlage I.
4.
Toetsing van vermoedens
4.1
Het is van belang om eerst uw zorgen te bespreken aan de hand van concrete (geobserveerde) signalen zonder dat daarbij al vermoedens van kindermishandeling uitgesproken worden. Bespreek of anderen die zorgen delen, eventueel kunnen weerleggen en aanvullen. Denk bij het consulteren aan de vertrouwenspersoon (dit is de orthopedagoog die de groep waarin het kind zit, begeleidt) en collegae die direct bij het kind betrokken zijn. Wanneer de zorgen aanleiding geven om te denken aan kindermishandeling wordt dit met de orthopedagoog besproken. Bekijk vervolgens de mogelijkheden voor hulp. Dit kunnen o.a. het maatschappelijk werk, het centrum voor jeugd en gezin, bureau jeugdzorg en het A.M.K. (Advies en Meldpunt Kindermishandeling) zijn. Ook kan een melding bij zorg voor jeugd of een zorgmelding bij bureau jeugdzorg gedaan worden of kan de GGD gevraagd worden om het kind voor een bezoek aan de schoolarts uit te nodigen. Dit gebeurt dan via de orthopedagoog in overleg met de leerkracht en logopedist.
4.2
Voer als leerkracht/logopedist en/of vertrouwenspersoon een gesprek met een kind waarbij een vermoeden van kindermishandeling speelt. Dit gesprek kan zowel plaatsvinden bij een vermoeden van kindermishandeling door de leerkracht/logopedist, als wanneer het kind zelf met een verhaal komt. Wanneer het kind zelf iemand in vertrouwen neemt dan is het belangrijk om de volgende richtlijnen aan te houden:
4
Ad.
4.2.1 Richtlijnen voor het voeren van een gesprek met een kind: Creëer een veilige situatie, bijvoorbeeld met een kind alleen. Stel je zo neutraal mogelijk op. Sta open voor het verhaal en de beleving van het kind en neem het kind serieus. (geef bijvoorbeeld aan dat je het kind geloofd, dat je het naar vindt voor het kind, dat het niet zijn/haar schuld is, dat je blij bent dat het kind het jou vertelt) Forceer niets. Stel een kind niet onder druk. Ga in op spontane uitingen van het kind in informele situatie. Ga bij jonge kinderen in op uitingen tijdens spelsituaties. Voer bij oudere kinderen het gesprek in een vertrouwenssituatie. Bij beperkte woordenschat of niet spreken door psychische problemen, kun je werken met tekeningen. Pas eventueel je taal of woordgebruik aan. Stel geen waaromvragen, maar open vragen. Biedt ruimte om verder te praten, door bijv. "En toen...." te zeggen. Probeer het kind niet ‘uit te horen’ (je bent geen detective), maar het kind in zijn of haar eigen tempo te laten vertellen. Werk eventueel met poppen. Herhaal het verhaal en vraag aan het kind of het klopt. Geef aan dat hij/zij niet de enige is. Leg uit dat de dader nooit uit zichzelf zal stoppen. Indien de mogelijke daders dicht bij het kind staan, wijs deze dan niet af. Het gedrag is wel bespreekbaar te maken. Als je aangeeft het kind te helpen kan je ook aangeven dat je misschien eerst moet nadenken over wat moet gebeuren en kan je een nieuwe afspraak met het kind maken.
Ad. 4.2.2 Richtlijnen voor het voeren van een gesprek met ouders. N.B. Het gesprek met de ouders wordt altijd gevoerd door de leerkracht samen met de betreffende orthopedagoog eventueel kan de logopedist hierbij aansluiten. Benoem direct de zorg om het kind. Behandel het gesprek als een 'slecht-nieuws-gesprek'. Spreek vanuit uw zorg over het kind, spreek dus vanuit jezelf en niet vanuit het kind. Vraag of de ouders deze zorg herkennen. Wees open en duidelijk. Geef ouders de ruimte om hun eigen ervaringen te vertellen. Verbind nog geen conclusies aan de zorgen. Spreek vanuit het welzijn van het kind. Laat ouders meedenken. Bespreek dat u bondgenoten bent in de zorg om het kind. Meldt dat een rapportage van het gesprek gemaakt wordt, maar dat dit alleen doorgestuurd wordt (naar bijvoorbeeld AMK of Kentalis), als ouders instemmen met de inhoud van het verslag middels een handtekening. Bedenk wat u voor ouders kan betekenen als ze zelf aangeven dat ze het inderdaad niet redden en daarvoor hulp willen zoeken. Wijs de ouders op de mogelijkheden in de hulpverlening. Extern zijn dat o.a.: Kentalis, maatschappelijk werk, bureau Jeugdzorg, huisarts en het centrum voor jeugd en gezin. Wanneer ouders gescheiden zijn en één van hen het ouderlijk gezag heeft, voer je het gesprek met deze betreffende ouder. Wanneer de andere ouder behoefte heeft hierbij aanwezig te zijn, of een apart gesprek te voeren, dient hier rekening mee gehouden te worden. Behalve wanneer ouders uit de ouderlijke macht ontzet zijn. Bij gedeelde voogdij worden beide ouders benaderd. 4.3
Denk aan de mogelijke belemmeringen voor het kind: Het kind weet niet beter Het kind bezit een loyaliteit ten opzichte van zijn/haar ouders Het kind wil het gezin/de ouders beschermen Het kind heeft het gevoel dat toch niets verandert Het kind schaamt zich Het kind voelt zich schuldig Het kind kan niet praten (vooral bij jonge kinderen) Het kind is bang voor straf, de gevolgen Het kind wordt gechanteerd door de dader Het kind is wantrouwend tegenover volwassenen, ‘ze spelen allemaal onder één hoedje’
5
4.4
5.
Na het toetsen van de vermoedens moet een besluit genomen worden over of het vermoeden van kindermishandeling bevestigd wordt of niet. Bij twijfel kan afgesproken worden om een extra observatieronde in te bouwen, met daaraan gekoppeld een tijdslimiet van 14 dagen. Indien het vermoeden niet bevestigd wordt, moet overleg plaats vinden tussen leerkracht, logopedist en orthopedagoog over de verdere stappen. Indien het vermoeden bevestigd wordt, kunnen de vervolgstappen ondernomen worden (zie volgende hoofdstukken).
Rapportage
Wanneer het vermoeden van kindermishandeling al dan niet bevestigd wordt, moet een verslag gemaakt worden (leerkracht en orthopedagoog) dat via de directeur in het dossier komt (formulier A). Afhankelijk van de situatie wordt met de orthopedagoog besloten of dit verslag wel of niet anoniem gemaakt wordt. Overigens dient men zich te realiseren dat de Wet op de Privacy ouders het recht geeft op inzage in dossiers. De verschillende stappen in het proces moeten vanaf het begin worden vastgelegd met vermelding van de datum in een vertrouwelijk document. Dit is onder meer van belang omdat:
6.
het een overzicht biedt van de gang van zaken en de tijdspanne. het de mogelijkheid geeft tijdens het proces de werkwijze te toetsen en achteraf verantwoording af te leggen. N.B.: registreer wat je feitelijk ziet/hoort; waar, wanneer en hoe.
Bespreken in de Commissie voor de Begeleiding
Wanneer de stap richting A.M.K. nog te ver lijkt, kan de leerling besproken worden in de multidisciplinaire Commissie voor de Begeleiding. Hierbij zijn de orthopedagogen, de audioloog en de jeugdarts aanwezig. Deze kunnen meedenken over een casus. Hieruit kan bijvoorbeeld voortvloeien dat een kind opgeroepen wordt voor onderzoek bij de schoolarts. Wanneer een leerling hier besproken wordt, dienen ouders hiervan op de hoogte gesteld te zijn.
7.
Zorg voor Jeugd
Na bespreking in de CvB kan ervoor gekozen worden om een signaal af te geven voor een leerling in het systeem van Zorg voor Jeugd. Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd is bedoeld om problemen bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 – 23 jaar in een vroegtijdig stadium te signaleren en vervolgens de coördinatie van zorg te organiseren. Op deze manier moeten risico’s met kinderen en jongeren worden voorkomen. Zorg voor Jeugd in het kort: Registreren: jeugdigen met een hulpvraag kunnen worden geregistreerd. Instellingen die bij een bepaalde jeugdige betrokken zijn, worden geïnformeerd als dezelfde jeugdige door een nieuwe, nog niet eerder betrokken instelling, wordt geregistreerd. Signaleren: als een hulpverlener een probleemsituatie constateert, voert deze een signaal in. Aan het signaal wordt een code van ernst meegegeven. Coördineren: Wanneer meerdere instellingen betrokken zijn en een jeugdige in het systeem gemeld hebben, start de ketencoördinatie. Hierover zijn afspraken gemaakt in een convenant met alle betrokken instellingen in een gemeente/regio. Het systeem wijst op basis daarvan automatisch aan welke instelling de zorgcoördinatie heeft. Hulp verlenen: de ketencoördinator bepaalt per situatie en op basis van de code of het nodig is om hulp te verlenen. Zo ja, dan zet de coördinator acties uit in het systeem. De instellingen die acties moeten opvolgen ontvangen hierover automatisch bericht. In het privacy-advies staat vermeld dat het informeren van ouders/wettelijke vertegenwoordigers toereikend is. Als u dat noodzakelijk vindt, kunt u ook een signaal afgeven als de ouders het daar niet mee eens zijn. In het convenant is geregeld hoe ouders/wettelijke vertegenwoordigers bezwaar kunnen maken als zij het hier niet mee eens zijn.
6
8.
Zorgmelding bij Bureau Jeugdzorg
Naast een melding bij Zorg voor Jeugd is het mogelijk een zorgmelding te maken bij de Centrale Aanmelding van Bureau Jeugdzorg. Dit kan wanneer betrokkenen zich zorgen maken en een signaal willen afgeven. Dit kan zowel wanneer ouders open staan voor hulp als wanneer ze niet open staan voor hulp. Wanneer ouders hulp willen kunnen zij dit zelf aangeven bij Bureau Jeugdzorg. Ook kan je een zorgmelding doen nadat ouders hierover geïnformeerd zijn. Met Bureau Jeugdzorg kan dan besproken worden wat aan de hand is, wat moet gebeuren en wie dat gaat doen. Ook als ouders geen hulp willen kan je een zorgmelding doen. Toestemming is niet nodig, informeren is voldoende. In het intaketeam zit ook een medewerker van het AMK, mocht sprake zijn van kindermishandeling, dan wordt dit opgepakt en wordt de zorgmelding doorgespeeld naar het AMK.
9.
Advies vragen en melden bij het A.M.K.
9.1
De maatschappelijk werker en de vertrouwensarts van het A.M.K kunnen met de betrokkenen van school een inschatting van het probleem maken. Ze kunnen helpen het vermoeden bespreekbaar te maken met de ouders en adviseren en ondersteunen bij de hulp die we kunnen bieden. Bij dit adviesgesprek blijft de school verantwoordelijk. De aanvraag om advies is anoniem. Het A.M.K. hoeft dan niet te weten wie de melder is en over welk kind het gaat, al vindt het A.M.K. dit wel wenselijk. Voor een goed advies is het nodig om te weten wat de relatie van de adviesvrager met het kind/gezin. Voldoende is bijvoorbeeld: Ik ben leerkracht/logopedist/orthopedagoog/ en het gaat om een kind uit groep … In het, onder punt 5 genoemde vertrouwelijk document, leg je de datum en inhoud van het adviesgesprek vast.
9.2
Als de eigen mogelijkheden ontoereikend zijn, kan het A.M.K gevraagd worden om in actie te komen. Dit gebeurt via de orthopedagoog in overleg met de leerkracht en logopedist. Het A.M.K neemt dan de verantwoordelijkheid gedeeltelijk over. Dit is dan een melding en dat kan niet anoniem. Het A.M.K heeft namelijk de namen van het kind, het gezin en de melder nodig. In sommige gevallen kan t.o.v. het gemelde gezin anonimiteit van de melder afgesproken worden, dit alleen als de veiligheid van het kind of de melder op het spel komt te staan. Het A.M.K. geeft dan de naam van de melder niet door aan het gezin. Overigens moet hier wel een afweging gemaakt worden. Openheid is ook in dit soort situaties meestal te prefereren.
9.3
Het A.M.K maakt een inschatting van de problematiek en bekijkt de mogelijkheden voor vrijwillige hulpverlening aan het gezin.
9.4
Bij acuut gevaar voor het kind, of als geen vrijwillige hulpverlening mogelijk is, wordt de raad voor de kinderbescherming ingeschakeld.
10.
Richtlijnen bij verdere begeleiding na melding
10.1
Begeleiding en nazorg van het kind in overleg met het A.M.K. Mobiliseren van derden uit de thuisomgeving voor ondersteuning van het kind. Aanmelden Kentalis, om bijvoorbeeld speltherapie aanvragen. Individuele begeleiding door de leerkracht/logopedist, in overleg met de orthopedagoog.
10.2
Informatieverstrekking aan betrokkenen. Mensen die zich in directe school- en thuisomgeving van het slachtoffer bevinden worden geadviseerd omtrent de aanpak van het kind. Dit gebeurt door de leerkracht, logopedist en/of orthopedagoog. Belangrijk is om na te gaan of ook andere kinderen slachtoffer zijn van de kindermishandeling en om attent te zijn op het gedrag van andere kinderen in de groep.
10.3
Bescherming van de (vermoedelijke) melder vindt in eerste instantie plaats binnen de school. Met behulp van directie en collega’s wordt bekeken hoe de melder beschermd kan worden. Wanneer dit niet voldoende blijkt, wordt de politie ingeschakeld.
7
11.
Evaluatie van een gedane melding
11.1
Evaluatie van de specifieke situatie: iedere melding is uniek. De orthopedagoog neemt contact op met het A.M.K. De orthopedagoog is aanspreekpunt en neemt contact op met alle betrokken partijen. Zorg dat iedereen alert blijft op het welzijn van het kind, zonder dat het kind het gevoel heeft dat constant op hem/haar gelet wordt. Als na verloop van tijd geen verbetering optreedt in de situatie, roep dan opnieuw alle betrokkenen bij elkaar en vraag zonodig opnieuw het AMK om advies of doe een melding. De orthopedagoog informeert en/of consulteert ook de directie. Het AMK neemt na afronding van het onderzoek, voor het dossier gesloten wordt, contact op met de melder voor feedback (wat is met de informatie van de melder gedaan? Wat is geconstateerd en welke afspraken zijn gemaakt?).
11.2
Evaluatie van het protocol. Het is belangrijk dat na afsluiting van een casus de betrokkenen een evaluatieformulier invullen (formulier C). De werkgroep komt regelmatig bij elkaar om het protocol te evalueren en casus te bespreken.
11.3
Overdracht van een casus. Wanneer een leerling doorstroomt naar een nieuwe klas is het belangrijk dat de leerkracht en logopedist op de hoogte zijn. Daarom is het belangrijk om naast het signaleringsformulier ook het overdrachtsformulier (formulier B) in te vullen en aan de nieuwe collega’s over te dragen.
nb.
Bij informatieverzoek betreffende een leerling door derden handelen we als volgt:
Als bij de school een telefonisch verzoek om inlichtingen komt, geef je altijd aan dat op een later tijdstip contact over de aanvraag wordt opgenomen.
Vervolgens moet het dossier, de leerkracht, de logopedist, de orthopedagoog, de directie en overige betrokkenen geraadpleegd worden. Samen met de orthopedagoog wordt bepaald met welke informatie teruggebeld wordt.
Als door het AMK om informatie gevraagd wordt over het functioneren van een kind (bijvoorbeeld naar aanleiding van melding door een buurvrouw van het kind) is het verstandig om met het AMK te bespreken of, en zo ja wanneer, ouders worden geïnformeerd over het contact en de inhoud daarvan. Tevens moet een melding in het dossier komen.
8
Bijlagen: 1. signaleringslijst 2. folder A.M.K. Signaleringslijst 1.1 Objectieve indicatoren Lichamelijke klachten en afwijkingen voedingsproblemen veel spugen matig groeien, ondanks voldoend hoeveelheid voedsel weigeren van voeding ongevalsgevoelig (het kind heeft wel erg vaak ongelukjes) blauwe plekken wonden (brandwonden, botbreuken, snij-, krab-, bijtwonden) slechte hygiëne pijn in de bovenbenen vage buikpijnklachten hyperventilatie problemen bij het plassen onvoldoende of onaangepaste kleding (bijvoorbeeld aan weersomstandigheden) tics Groei/ontwikkelingsstoornissen non organic failure to thrive (een gebrek aan overlevingsdrang) Psychosomatische klachten lichamelijke klachten op basis van angsten zoals trillen, zweten, droge mond, hartkloppingen, hoofdpijn, buikpijn, spierzwakte en duizeligheid. slapeloosheid 1.2 Subjectieve indicatoren Emotionele en gedragsindicatoren Ontwikkelingsstoornissen regressief gedrag plotselinge en onverklaarbare achteruitgang van schoolprestaties, een hoog schoolverzuim overcompensatie op didactisch gebied plotselinge problemen in de spraak- en/of taalontwikkeling geheugen en/of concentratiestoornissen Gedragsproblemen weinig spontaan spel, zichtbaar weinig plezier in spel faalangst, angst voor mislukkingen, zenuwachtig bij het uitvoeren van opdrachten, ontbreken van zelfvertrouwen, zich terugtrekken Nerveus gedrag depressief, angstig, in zichzelf gekeerd, passief, apathisch, meegaand en opvallend gehoorzaam, somber, lage eigenwaarde slaapproblemen en oververmoeidheid soms agressief en hyperactief niet tonen van gevoelens, ook niet bij lichamelijke pijn schuldcentrering het kind is sneller dan andere kinderen geneigd zichzelf de schuld te geven in situaties waarin het kind gestraft wordt, ook indien dit ten onrechte gebeurt het kind accepteert de mishandeling als een 'terechte' straf ongegronde schuldgevoelens Relationele problemen slechte kind-ouderrelatie slechte kind-kind(eren)relatie isolement ten opzichte van leeftijdsgenootjes (speelt niet met andere kinderen) niet geliefd bij andere kinderen
9
terugtrekken in fantasiewereld ontbreken van vertrouwen in anderen, zowel leeftijdsgenootjes als volwassenen lege blik in de ogen, vermijden van oogcontact wantrouwen in combinatie met honger naar koestering, oppervlakkige vriendschappen, allemans vriend 'conspiracy of silence' (samenzwering in stilzwijgen) Weinig contacten met familie, vrienden en buren en weinig steun van hen ontvangen
10
1.3 Contextuele indicatoren Ouder-kind relatiestoornis het kind wordt als een 'postpakketje' gedragen de ouder troost het kind niet bij het huilen onderwerping van kind aan wensen van ouders te grote afhankelijkheid van ouders onverschilligheid ten aanzien van ouders de ouder klaagt overmatig over: het vele huilen, het weigeren van voedsel of spugen het gedrag: agressief, sloom het niet kunnen spelen, het vernielen en het rommel maken Gedrag van de ouder ten opzichten van hulpverleners Er kan sprake zijn van: een apathische en (schijnbaar) onverschillige houding een onzekere, nerveuze en gespannen houding irreële verwachtingen ten aanzien van de gezinsleden onderdanige houding ten opzichte van hulpverleners het vaak wisselen van huisarts en/of specialist het niet nakomen van afspraken, met name indien er sprake is van een lichamelijk onderzoek artsbezoek voor wissewasjes een hoge medische consumptie, waarbij een gezinslid nodeloos wordt begeleid een hoge medische consumptie, maar vaak niet via de eigen hulpverleners een hulpvraag op vreemde tijden, zonder reële problematiek het niet nakomen van afspraken met hulpverleners in de preventieve gezondheidszorg; consultatiebureau, schoolgezondheidszorg lage therapietrouw: contacten met hulpverleners worden snel verbroken Het gedrag van het gezin ten opzichte van de buitenwereld vaak verhuizen, waardoor het zelfgekozen isolement ten opzichte van de buitenwereld versterkt wordt. Hierdoor vormt het gezin een gesloten systeem, waardoor slechts met moeite zicht te krijgen is op de interacties en de relaties binnen het gezin. De relaties binnen het gezin kleineren en minachtend gedrag van gezinsleden ten opzichte van elkaar en met betrekking tot elkaar tegenover buitenstaanders partijvorming in het gezin verstoord machtsevenwicht met een stelsel van absolute geen verboden en een extreme baas-knecht verhouding
11