Protocol kindermishandeling 2014
Ria Kruiper 1
Inhoudsopgave Achtergrondinformatie ......................................................................... 4 Inleiding protocol ................................................................................. 5 Definitie kindermishandeling ............................................................... 6 Definitie in het kort: ................................................................................................ 6 Definitie huiselijk geweld......................................................................................... 7
Vormen van kindermishandeling .......................................................... 8 Lichamelijke mishandeling ...................................................................................... 8 Lichamelijke verwaarlozing ..................................................................................... 8 Emotionele/Psychische mishandeling ..................................................................... 9 Emotionele/Psychische verwaarlozing ..................................................................... 9 Seksueel misbruik ................................................................................................ 10 Getuige van huiselijk geweld ................................................................................. 10 Meisjesbesnijdenis ................................................................................................ 10 Landenlijst ............................................................................................................ 11
Enkele bijzondere vormen van kindermishandeling ............................ 11 Shaken baby syndroom ......................................................................................... 11 Vechtscheiding ...................................................................................................... 12 Loverboys .............................................................................................................. 12 Misbruik via internet............................................................................................. 12 Kinderporno .......................................................................................................... 12 Nagebootste stoornis bij proxy (Münchhausen-syndroom by-proxy) ...................... 13 Eergerelateerd geweld ........................................................................................... 13 Onderscheid met huiselijk geweld ......................................................................... 14 Grensoverschrijdend gedrag .................................................................................. 15
Vormen van huiselijk geweld .............................................................. 16 Vormen van (huiselijk) geweld in afhankelijkheidsrelaties ..................................... 16 Achterlating en huwelijksdrang ............................................................................. 16 Achterlating .......................................................................................................... 16
Verdeling verantwoordelijkheden binnen St Kinderopvang DLS-BSO ... 19 Verantwoordelijkheden bestuur en manager BSO: ................................................ 19 Verantwoordelijkheden manager BSO ................................................................... 19 Verantwoordelijkheden medewerker BSO: ............................................................. 19 Het bestuur, de manager en de medewerkers van de BSO zijn niet verantwoordelijk voor:...................................................................................................................... 20
2
Stappenschema voor Protocol Kindermishandeling St Kinderopvang DLS-BSO:............................................................................................ 22 Toelichting stappenschema ................................................................................... 24
2.6 Lijst met namen van de verantwoordelijken binnen de BSO ......... 30
Bijlages: Signalenlijst kindermishandeling 4-12 jaar Observatie formulier kindermishandeling Overeenkomst gebruik meldcode kindermishandeling en/of huiselijk geweld Sociale kaart Stichting Kinderopvang DLS-BSO
3
Achtergrondinformatie Kindermishandeling komt overal voor. In Nederland zijn naar schatting minstens 80.000 kinderen per jaar slachtoffer van kindermishandeling. Tussen de 50 en 80 kinderen per jaar overlijden aan de gevolgen van kindermishandeling. Kindermishandeling is een ernstig probleem. Kinderen die mishandeld worden hebben recht op hulp. En liefst zo vroeg mogelijk. De schade kan dan beperkt blijven. Kinderopvang is bij uitstek een plaats waar (een vermoeden van) kindermishandeling gesignaleerd kan worden. Kindercentra dragen een eigen verantwoordelijkheid voor het signaleren van kindermishandeling en voor het ondernemen van actie na het signaleren. De signalen moeten worden doorgegeven aan de instanties die hulp kunnen bieden aan het gezin. De pedagogisch medewerkers hebben hierin een duidelijke taak. Zij zien de kinderen regelmatig en kunnen opvallend of afwijkend gedrag signaleren. Nadat zij signalen hebben opgemerkt is het ook hun taak actie te ondernemen, waarna het protocol wordt gevolgd. De leidinggevenden steunen de medewerkers bij deze taak en geven sturing aan de uitvoering van het protocol. Zij zijn er verantwoordelijk voor dat de signalen bij de juiste instantie terechtkomen. Dit betekent dat er enige deskundigheid moet zijn in het signaleren en in het omgaan met de signalen van kindermishandeling Dit protocol geeft de stappen aan die gezet moeten worden in het proces van signaleren bij de Stichting Kinderopvang DLS-BSO.
4
Inleiding protocol Kindermishandeling is geen eenduidig begrip. Wat iemand kindermishandeling noemt, heeft te maken met eigen normen en waarden, de manier waarop men zelf is opgevoed en de cultuur waarin men leeft. Het is van belang onderscheid te maken tussen kindermishandeling en minder gewenste opvoedingssituaties. Iedere ouder maakt immers wel eens fouten, is onredelijk of driftig of deelt een tik uit. Bij kindermishandeling is er echter sprake van structureel, stelselmatig, steeds terugkerend geweld of het ontbreken van zorg van de ouder(s) naar zijn/haar kinderen. Dit protocol geeft handvatten voor hoe te handelen in geval van kindermishandeling en/of geweld in het algemeen. Het is belangrijk dat men in een dergelijk emotioneel moeilijke situatie zorgvuldig met alle betrokkenen om kan blijven gaan, een protocol kan hierbij houvast bieden. Een protocol legitimeert het handelen van een ieder die stappen zet naar aanleiding van een vermoeden/melding. In dit protocol worden diverse vormen van mishandeling en geweld beschreven. De medewerkers van de BSO krijgen zo een breed beeld van mogelijke mishandelingen en/of geweld waar kinderen die de BSO bezoeken mee in aanraking kunnen komen of zijn geweest. Dit document bevat een overeenkomst met de voorwaarden om met de meldcode te werken. Daarnaast is de sociale kaart van de BSO, een signalenlijst en een observatielijst toegevoegd.
5
Definitie kindermishandeling Definitie in het kort: Kindermishandeling is het doen en laten van ouders, of anderen in soortgelijke positie ten opzichte van een kind, dat een ernstige aantasting of bedreiging vormt voor de veiligheid en het welzijn van het kind (Baartman, 2010) Kindermishandeling betreft kinderen van 0-19 jaar. Ook ongeboren baby’s vallen onder de definitie. Belangrijk: de combinatie kinderen en huiselijk geweld betekent altijd kindermishandeling. De handelwijze bij huiselijk geweld is hetzelfde als bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan. De definitie hieronder staat in de wet op de jeugdzorg (www.jeugdzorg.nl): 'Kindermishandeling is elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel' Waar ouders staat worden ook stief-,adoptie- en pleegouders, verzorgers bedoeld. Kinderen kunnen ook in een relatie van afhankelijkheid ten opzichte van beroepskrachten verkeren. Het is een brede definitie. Wanneer je als professional een vermoeden van kindermishandeling hebt kan dat ook gedefinieerd worden als ernstige opvoedingsproblemen of pedagogische onmacht van ouders. Het woord op zich is niet belangrijk, de consequenties wel. De zorgen om het kind zijn reden voor actie. Ook als er geen sprake is van kindermishandeling maar bijvoorbeeld wel van ernstige opvoedingsproblemen verdienen kind en ouders steun en hulp.
6
Definitie huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke- of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen in en om het huis). Belangrijk: de combinatie kinderen en huiselijk geweld betekent altijd kindermishandeling. De handelwijze bij huiselijk geweld is hetzelfde als bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan. Er is altijd sprake van een machtsverschil tussen dader en slachtoffer. Uit onderzoek blijkt dat plegers de meest kwetsbare personen kiezen, als slachtoffer. Een ander kenmerk van huiselijk geweld is de omstandigheid dat dader en slachtoffer (waaronder ook minderjarige slachtoffers) desondanks - en soms noodgedwongen – blijvend deel uitmaken van elkaar’s leef- en woonomgeving. Hiermee hangt samen dat huiselijk geweld vaak een stelselmatig karakter heeft en er een hoog recidiverisico is. Geweld in het gezin gaat vaak met andere problematiek gepaard, zoals spanningen tussen echtgenoten, werkloosheid of verslaving.
Toelichting Enkele termen vragen om verduidelijking. Geweld: aantasting van de persoonlijke integriteit in de vorm van lichamelijk of seksueel, en/of geestelijk geweld. Het geweld kan variëren van een enkele klap, trap of schop met letsel als gevolg tot systematisch frequent en langdurig geweld met blijvend lichamelijk letsel als gevolg. Huiselijke kring: de dader is een (ex-)partner, gezinslid, familielid of huisvriend. Huisvrienden zijn personen die een vriendschappelijke band onderhouden met het slachtoffer of iemand uit de onmiddellijke omgeving van het slachtoffer en het slachtoffer in de huiselijke sfeer ontmoeten. Slachtoffer(s): iemand die door de gevolgen van bepaalde handelingen of gebeurtenissen wordt getroffen. Slachtoffers van huiselijk geweld: personen die het geweld ondergaan of ervaren, veroorzaakt door hen die tot de huiselijke kring behoren. Zoals vrouwen en mannen die door hun (ex-)partners worden mishandeld, kinderen die door hun ouders of huisvrienden worden mishandeld of misbruikt. Maar ook ouders of ouderen die door hun kinderen of verzorgenden worden mishandeld. Kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld - en niet direct het slachtoffer - worden toch aangemerkt als slachtoffers, omdat alleen al het als kind getuige zijn van vormen van geweld in huis kan leiden tot traumatische gevolgen. 7
Pleger of dader: iemand die een strafbaar feit pleegt, iemand die een misdrijf pleegt. =Vormen van kindermishandeling Kindermishandeling is onder te verdelen in meerdere vormen. In de praktijk komen in een situatie waarin een of meer kinderen mishandeld worden, vaak verschillende vormen van mishandeling tegelijk voor. Lichamelijke mishandeling Er is sprake van lichamelijke kindermishandeling als de dader lichamelijk geweld tegen het kind gebruikt zoals slaan, schudden, schoppen, bijten, knijpen, krabben, het toebrengen van brandwonden, laten vallen etc. Lichamelijke verwaarlozing Bij lichamelijke verwaarlozing heeft de ouder geen oog voor het lichamelijk welzijn van het kind en verwaarloost de verzorging van het kind op het gebied van voeding, hygiëne en kleding. Onder lichamelijke verwaarlozing wordt onder andere verstaan:
het niet toedienen van noodzakelijke medicatie
geen enkele aandacht voor de veiligheid van de leefomgeving van het kind
het kind wordt regelmatig zonder toezicht alleen gelaten
de verzorging van het kind wordt veronachtzaamd
het kind krijgt ongezonde voeding en of veel te veel voeding.
Verwaarlozing kan zo ver gaan dat ouders geen arts bezoeken als de situatie er duidelijk wel om vraagt, geen medicatie geven, geen vaccinatie
Geen gebruik maken van de JGZ kán een signaal zijn van lichamelijke verwaarlozing.
8
Emotionele/Psychische mishandeling Onder psychische mishandeling vallen:
verbale dreigingen, vernederingen,
sociale isolatie
intimidatie en onredelijke eisen
Bij psychische mishandeling leeft het kind in angst en onzekerheid door bijvoorbeeld verbaal geweld: het kind wordt regelmatig uitgescholden, het krijgt herhaaldelijk te horen dat het niet gewenst is of de ouder/verzorger dicht het kind alleen maar stommiteiten toe. Overigens gaat het niet alleen om negatieve opmerkingen tegen het kind zelf, maar ook om denigrerende uitlatingen tegenover anderen in de aanwezigheid van het kind. Een ouder kan een kind ook psychische schade toebrengen door het bewust te negeren. Bijzondere vorm van psychische mishandeling: kinderen die getuige zijn van gezinsgeweld Onder partnergeweld valt naast vrouwenmishandeling ook mannenmishandeling en mishandeling in homoseksuele relaties. Kinderen kunnen niet alleen direct slachtoffer zijn van huiselijk geweld, maar er ook getuige van zijn. Daarnaast kan in gezinnen sprake zijn van geweld tussen broers en zussen en van oudermishandeling, wat wil zeggen dat kinderen gewelddadig zijn ten opzichte van hun ouders of grootouders. Een kind getuige laten zijn van huiselijk geweld is een vorm van kindermishandeling.
Emotionele/Psychische verwaarlozing De ouder/verzorger schiet doorlopend tekort in het geven van enige vorm van aandacht. Het kind mist liefde, warmte en bescherming. Positieve aandacht is onontbeerlijk om zich geestelijk, maar ook lichamelijk, goed te kunnen ontwikkelen. Cognitieve verwaarlozing, een kind niet naar school laten gaan, is een vorm van psychische verwaarlozing. Bij verwaarloosde kinderen kan parentificatie optreden: het kind neemt de ouderrol op zich en daarmee een te grote verantwoordelijkheid die niet past bij de leeftijd van het kind.
9
Seksueel misbruik Het gaat bij seksueel misbruik om alle opgedrongen seksuele gedragingen van een volwassene dan wel ouder persoon/gezinslid bij een kind. In Nederland is seksueel contact met een kind jonger dan 12 jaar zonder meer strafbaar. Ook contact met een jongere tussen de 12 en 16 jaar is strafbaar maar de politie komt feitelijk alleen in actie als aangifte wordt gedaan en een klacht wordt ingediend door de jongere. Ook strafbaar is de volwassene die seksueel contact heeft met een minderjarige (beneden de 18 jaar) die afhankelijk is van hem of haar: een ouder met een kind of een docent met een leerling (Frenken 2001). Bij seksueel misbruik is altijd sprake van de combinatie van „grooming‟ en bedreiging. Onder grooming wordt verstaan, hofmakerij, “wij hebben samen een geheimpje”, “jij bent papa‟s eigen meisje”. Na de grooming volgt de bedreiging: “Ik moet naar de gevangenis als je erover praat”, “Mama wordt erg verdrietig als zij ons geheimpje weet.” Het kind kan die gedragingen door het lichamelijke of relationele overwicht, de emotionele druk, of door dwang en geweld van de volwassene niet weigeren. Het kind wordt gebruikt om de behoeften van de volwassene of de adolescent te bevredigen. Getuige van huiselijk geweld Kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld lijden daar net zo onder alsof ze zelf mishandeld worden. Het getuige zijn van geweld in de thuissituatie maakt hen erg onzeker, geeft voortdurende stress en heeft ernstige effecten ook op de lange termijn. Ook hele jonge kinderen worden in hun ontwikkeling bedreigd door het meemaken van geweld in de thuissituatie. Er zijn bovendien kinderen die én getuige zijn van gezinsgeweld én zelf mishandeld worden. Binnen een gezin kunnen ouders, partners van de ouders, maar ook broers en zusters, andere familieleden of verzorgers de plegers van geweld zijn. Meisjesbesnijdenis Meisjesbesnijdenis is een ingreep aan de uitwendige geslachtsorganen, waar geen medische noodzaak voor is. Er zijn verschillende manieren waarop de vrouwelijke geslachtsorganen worden besneden. Het varieert welk deel van de geslachtsorganen verminkt wordt, en de mate waarin. Dit is afhankelijk van wat lokaal gebruikelijk is, heeft te maken met de wens van de ouder(s) en hangt af van diegene die de besnijdenis uitvoert. De World Health Organization (WHO) onderscheidt vier vormen:
10
Type 1. Gedeeltelijke of totale verwijdering van de clitoris, en/of de voorhuid. Deze vorm wordt clitoridectomie genoemd. Type 2. Gedeeltelijk of totale verwijdering van de clitoris en de kleine schaamlippen, met of zonder verwijdering van de grote schaamlippen. Dit wordt ook excisie genoemd. Type 3. Vernauwen van de vaginale opening door wegsnijden en aan elkaar hechten van de kleine schaamlippen en/of de grote schaamlippen, met of zonder verwijdering van de clitoris. Dit wordt ook infibulatie genoemd. Type 4. Alle andere schadelijke handelingen aan de vrouwelijke geslachtsorganen om niet-medische redenen, zoals prikken, piercing, kerven, schrapen en wegbranden. Terminologie Voor het besnijden van meisjes worden verschillende termen gehanteerd. In Engelstalige landen wordt gesproken van female genital mutilation (FGM), circumcision, cutting, of female genital cutting. In Franstalige landen wordt de term mutilation genital feminine of excision gehanteerd. In Nederland werd voorheen vooral de term vrouwenbesnijdenis gehanteerd, maar is inmiddels vervangen door vrouwelijke genitale verminking (vgv). Omdat het besnijden op jonge leeftijd gebeurd, wordt er ook veel gesproken van meisjesbesnijdenis. Zie verder www.meisjesbesnijdenis.nl Landenlijst Raadpleeg voor registratie en preventie de landenlijst waarin aangegeven is welke landen inmiddels een andere naam hebben gekregen. Dat zorgt ervoor dat duidelijk dat de moeder uit een risicoland komt ook al heet dat land nu anders.
Enkele bijzondere vormen van kindermishandeling Shaken baby syndroom Het lichaam van een baby is zeer kwetsbaar, omdat nog niet alle spieren en botten zo ontwikkeld zijn dat zij optimale bescherming bieden. Heen en weer schudden van een baby is dan ook uiterst riskant. In het relatief grote babyhoofdje, dat bij het schudden door de slappe nek heftig heen en weer beweegt, kan hersenschade ontstaan die kan leiden tot neurologische afwijkingen zoals verlammingsverschijnselen, blindheid of andere zeer ernstige gevolgen. Hoe jonger het kind, des te ernstiger zijn de gevolgen. Alle aanstaande ouders/verzorgers horen op de hoogte gebracht te worden van de risico's en advies te krijgen wat te doen als zij wanhopig/boos/machteloos raken door bijvoorbeeld een huilbaby. 11
Vechtscheiding We spreken van vechtscheiding wanneer een echtscheiding gepaard gaat met veel ruzies, waarbij negatieve gevoelens ten aanzien van de ex- partner uitgesproken worden naar de kinderen en er bewuste acties plaatsvinden met de bedoeling de andere partner schade toe te brengen. Voor kinderen is een echtscheiding op zich al moeilijk. Een vechtscheiding levert voor hen emotionele schade op en bij echtscheidingen na partnergeweld soms gevaarlijke situaties. Loverboys Loverboys zijn mensenhandelaren die met verleidingstactieken, manipulaties, chantage en geweld meisjes inpalmen met als oogmerk hen later voor zich te laten werken in de prostitutie of in andere (illegale) sectoren. Het gaat om een ernstig misdrijf, waarbij de slachtoffers ernstig getraumatiseerd kunnen raken en veelal intensieve zorg en hulpverlening nodig hebben om te herstellen. De hulpverlening geeft regelmatig signalen af dat de slachtoffers vaak kwetsbare meisjes zijn met regelmatig een licht verstandelijke handicap. Steeds vaker worden deze meisjes via sociale netwerksites op het internet door de loverboys benaderd. Misbruik via internet Het internet wordt geregeld gebruikt om kinderen en jongeren te stalken, te pesten, te benaderen om seksueel contact op te bouwen of op te lichten. Dat kan gebeuren door andere jongeren of door volwassenen die zich voordoen als jongere. Vaak geven kinderen en jongeren dit niet aan bij ouders of hulpverleners uit schaamte of onzekerheid. Het kan er o.a toe leiden dat kinderen/jongeren seksueel misbruikt worden met alle gevolgen van dien. Om kinderen en volwassenen te ondersteunen bij het melden van misbruik via internet is er Meldknop.nl . Deze website wordt ondersteund door de Politie, de Kindertelefoon, Helpweb, Pestweb, Meldpunt discriminatie.nl. Via deze knop is behalve de melding ook hulp voor het slachtoffer aanwezig via chat of face to face contact. Kinderporno Kinderporno is niet alleen een verzameling "vieze plaatjes". Om kinderporno te maken zijn kinderen nodig waarmee seksuele handelingen worden gepleegd. Die handelingen worden op beeld vastgelegd. Tegenwoordig is ook het maken van kinderporno strafbaar waarbij tekeningen of animaties gebruikt worden. (Virtuele kinderporno) 12
Wat is kinderporno:
Beeldbestanden of websites waarop seksuele gedragingen van minderjarigen zichtbaar zijn
Op beeld vastgelegd seksueel misbruik van kinderen
Benadering van minderjarigen voor seksueel contact (grooming)
Uitwisseling van kinderporno, bv via peer-to-peer-netwerken of meegestuurd met spam
Nagebootste stoornis bij proxy (Münchhausen-syndroom by-proxy) De aandoening wordt tegenwoordig Pediatric Condition Falsification (PCF) of factitious disorder by Proxy (FDP) genoemd (FD (Ayoub 2002). PCF is een complexe manier van kindermishandeling waarbij ouders/verzorgers:
fysieke of psychische klachten bij het kind nabootsen (fabrication)
direct klachten veroorzaken (induction)
klachten verzinnen of aanpraten (verbal fabrication)
en/of bestaande klachten uitvergroten (exaggeration)
De ouder houdt artsen voor dat het kind een ziekte heeft waarvoor medische behandeling nodig is. De ouder misbruikt het kind om zelf aandacht te krijgen. In een literatuuroverzicht bleek de mortaliteit 6% (Sheridan 2003). Eergerelateerd geweld De meest gebruikte definitie van eergerelateerd geweld is: “Eergerelateerd geweld omvat elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld, gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of een vrouw en daarmee van zijn of haar familie, waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken” (Bureau Beke, 2005). Als werkdefinitie kan er aan toe gevoegd worden: “Eergerelateerd geweld is een vorm van geweld binnen een breder scala van eergerelateerde handelingen om aantasting van de eer te beperken of te voorkomen.” (Vocas trainingen) Deze toevoeging ondersteunt het preventieve kader waarbinnen voor eergerelateerd geweld veel hulpverleners werken. Het is zaak om in een zo vroeg mogelijk stadium zicht te krijgen of familie eer een rol speelt binnen een gezin zodat er in de begeleiding aandacht voor kan zijn en escalatie wordt voorkomen.
13
Uit de definitie kunnen 3 belangrijke elementen gehaald worden 1) Geweld kent naast een fysieke vorm ook een geestelijke vorm, die bij eergerelateerd geweld zeer vaak ingezet wordt, bv in de vorm van onderdrukking en psychische druk tot conformeren aan de groepsnorm. 2) De collectieve mentaliteit waarbinnen het plaatsvindt, geeft aan dat de omgeving een zeer belangrijke factor is binnen eergerelateerd geweld. De positie van de familie is afhankelijk van de manier waarop er naar hen gekeken wordt en over hen gedacht wordt. Om schendingen en eerherstel te voorkomen is grote conformatie vaak van belang. 3) “Iets waarvan de buitenwereld van op de hoogte dreigt te raken” verwijst wederom naar de collectieve mentaliteit maar geeft daarnaast expliciet aan dat de buitenwereld niet mag weten wat er speelt. Hierbij is het niet van belang of het gebeurde een roddel of een feit is, beide kan ernstige schade aanrichten. Het gaat tenslotte over wat men denkt en niet hetgeen er daadwerkelijk gebeurd is. Veel inzet van de familie zal er op gericht zijn om de eventuele eerschending te verbergen.
Onderscheid met huiselijk geweld Eergerelateerd geweld lijkt in haar uitingsvormen vaak op andere vormen van ‘geweld in afhankelijkheidsrelaties’ als huiselijk geweld en kindermishandeling. Er is echter een kenmerkend verschil: Daar waar “regulier”huiselijk geweld vaak iets zegt over de individuele componenten van zowel het slachtoffer als de dader, denk bijvoorbeeld aan : "de dader heeft moeite met agressieregulatie". Geweld vanuit een eermotief kent een extra dimensie. De druk vanuit de gemeenschap direct of indirect speelt bij eergerelateerd geweld een grote prominente rol. Vrij vertaald zou men eergerelateerd geweld kunnen zien als opgelegd geweld en agressie om het grotere familiebelang te beschermen. Dit is dus veel meer een geweldvorm met een externe oorzaak. Dit vraagt dus een andere begeleiding dan wanneer er sprake is van een interne oorzaak van geweld.
14
Grensoverschrijdend gedrag Seksueel grensoverschrijdend gedrag bij kinderen: Jonge kinderen zijn samen met andere kinderen hun lichaam aan het ontdekken. Zo komen ze te weten wat er hetzelfde is aan elkaars lichaam en wat juist anders. ‘Doktertje spelen’ is hierbij een favoriet spel. Toch zijn er ook grenzen bij spelletjes tussen kinderen onderling.
Er kan sprake zijn van grensoverschrijdend gedrag als: er een groot leeftijdsverschil is tussen de kinderen; er sprake is van manipulatie of dwang; kinderen elkaar pijn doen; er voorwerpen in vagina of anus geduwd worden; er geweld wordt gebruikt; het om een grote groep kinderen tegen één kind gaat.
15
Vormen van huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat in de privésfeer plaatsvindt door partners, ouders, kinderen, huisvrienden en andere familieleden. Het is daardoor vaak onzichtbaar. De term huiselijk geweld zegt niets over de plaats waar het geweld plaatsvindt. Steeds vaker wordt de term "geweld in afhankelijkheidsrelaties gebruikt. Onder deze term vallen "geweld in huiselijke kring", geweld in instellingen/inrichting en geweld door vrijwilligers/mantelzorgers. Bij de huiselijke kring kan men denken aan ouders, broers/zussen, familie of de huisvriend. Vormen van (huiselijk) geweld in afhankelijkheidsrelaties Definitie partnergeweld/huiselijk geweld: Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke- of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen in en om het huis). Er is altijd sprake van een machtsverschil tussen dader en slachtoffer. Uit onderzoek blijkt dat plegers de meest kwetsbare personen kiezen, als slachtoffer. Een ander kenmerk van huiselijk geweld is de omstandigheid dat dader en slachtoffer (waaronder ook minderjarige slachtoffers) desondanks en soms noodgedwongen – blijvend deel uitmaken van elkaar’s leef- en woonomgeving. Hiermee hangt samen dat huiselijk geweld vaak een stelselmatig karakter heeft en er een hoog recidiverisico is. Geweld in het gezin gaat vaak met andere problematiek gepaard, zoals spanningen tussen echtgenoten, werkloosheid of verslaving. Achterlating en huwelijksdrang Achterlating Meisjes (of jongens) worden in de vakantie in het land van herkomst achtergelaten. Signalen: na de zomer verschijnen veel meisjes niet meer op hun opleiding. Er kan sprake zijn van gedwongen achterlating van meisjes, in enkele gevallen ook jongens. Hiermee samenhangend kan er sprake zijn van een gedwongen huwelijk.
16
Huwelijksdwang is het dwingen van een meisje, vrouw, jongen of man tot een huwelijk, door ouders, familie of gemeenschap. Huwelijksdwang komt voor in diverse etnische en religieuze gemeenschappen in Nederland, zoals de Turkse, Marokkaanse, Surinaams-Hindoestaanse, Somalische, Iraanse, Iraakse, Afghaanse, Pakistaanse, Koerdische en Chinese gemeenschap. De verwachting is dat de problematiek zich ook voordoet in zeer gesloten (religieuze) autochtone gemeenschappen. De slachtoffers zijn vooral meisjes en vrouwen. Echter, jongens en mannen worden soms ook gedwongen. Signalen: vele hindoestaanse en moslimmeisjes lopen net voor de zomervakantie weg uit angst gedwongen te worden tot een huwelijk met een partner in het land van herkomst. Stalking of belaging Een hele ernstige vorm van huiselijk geweld is stalking. Ook wel belaging genoemd. Speciaal voor het slachtoffer van stalking is door de politie in samenwerking met Movisie , landelijk kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling, de brochure “Als u wordt gestalkt” gemaakt.
17
18
Verdeling verantwoordelijkheden binnen de Stichting Kinderopvang DLS-BSO Bij gebruik van dit protocol moet duidelijk zijn wie binnen de organisatie waarvoor verantwoordelijk is. Verantwoordelijkheden bestuur Stichting Kinderopvang DLS en manager BSO: · Opnemen van het protocol kindermishandeling in het kwaliteitsbeleid van de organisatie. · Informeren van ouders en medewerkers over dit beleid. · Steunen van alle medewerkers in het handelen volgens het protocol. · Zorg dragen voor voldoende deskundigheid bij medewerkers over signaleren en omgaan met (vermoedens van) kindermishandeling. · Eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het protocol. · De BSO heeft een link met de DLS, daarom is in dit protocol ook een gedeeltelijke samenwerking met de DLS opgenomen. Verantwoordelijkheden manager BSO · Herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. · Functioneren als vraagbaak binnen de organisatie voor algemene informatie over (het protocol) kindermishandeling. · Kennis hebben van de handelwijze volgens het protocol. · Overleg plegen met de medewerker die zorg heeft over een kind. (mentor) · Overleg met directeur Deventer Leerschool. · Vaststellen van taken van een ieder (wie doet wat wanneer). · Zo nodig contact op nemen met het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) voor advies en/of melding bij de vertrouwensinspecteur. · Waken voor de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen. · Toezien op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin. · Verslaglegging. · Afsluiten van het protocol. · Evalueren van de genomen stappen. · Bijhouden van de sociale kaart. · Periodiek bijstellen van het protocol. Verantwoordelijkheden medewerker BSO: · Herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. · Overleg plegen met de leidinggevende bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. · Uitvoeren van afspraken die zijn voortgekomen uit het overleg met de leidinggevende, zoals observeren of een gesprek met de verzorger. · Bespreken van de resultaten van deze ondernomen stappen met de leidinggevende.
19
Het bestuur, de manager en de medewerkers van de Stichting Kinderopvang DLS-BSO zijn niet verantwoordelijk voor: · Vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling. · Verlenen van professionele hulp aan ouders of kinderen (begeleiding, therapie).
20
21
Stappenschema voor Protocol Kindermishandeling Stichting Kinderopvang DLS-BSO
FASE 1: VERMOEDEN
FASE 2: OVERLEG
FASE 3: PLAN VAN AANPAK
FASE 4: BESLISSEN
Fase 1: De medewerker heeft een vermoeden · Bespreken met manager · Observeer en leg vast . Onderzoek naar onderbouwing . Deze fase mag maximaal 1 maand duren Verantwoordelijkheid bij de medewerker. Fase 2: De medewerker bespreekt het onderbouwde vermoeden met manager, directeur Deventer Leerschool, eventueel leerkracht en intern begeleider · Bespreken informatie · (Eventueel) extra gegevens · Leg waarnemingen voor aan verzorger(s) · Plan van aanpak Verantwoordelijkheid bij manager en directeur DLS Fase 3: Het uitvoeren van een plan van aanpak · Consulteren AMK · Praten met verzorger(s) · (Eventueel) praten met kind · Bespreken van de resultaten Verantwoordelijkheid bij de manager en directeur DLS Fase 4: Beslissing max. 1 maand na aanvang fase 2 · De vermoedens zijn na overleg met de betrokkenen niet bevestigd. · Na gesprek(ken) met verzorger(s) is duidelijk dat verzorger(s) ook bezorgd zijn. · Na overleg met verzorger(s) blijft er ernstige twijfel bestaan. · Het vermoeden van kindermishandeling blijkt na het gesprek met de verzorger(s) gegrond. · Er ontstaat een crisissituatie. Verantwoordelijkheid bij de manager en directeur DLS
22
FASE 5: HANDELEN
FASE 6: EVALUEREN
FASE 7: NAZORG
Fase 5: Handelen · Wanneer de vermoedens na overleg met de betrokkenen niet zijn bevestigd: vernietig de werkaantekeningen en sluit de zaak af. · Wanneer na gesprek(ken) met verzorger(s) duidelijk is dat verzorger(s) ook bezorgd zijn, verwijs de verzorger(s) door. · Wanneer er na overleg met verzorger(s) ernstige twijfel blijft bestaan spreek een extra observatieperiode af. · Wanneer het vermoeden van kindermishandeling na het gesprek met de verzorger(s) gegrond blijkt, wordt er een melding bij het AMK/vertrouwensinspecteur gedaan. · Wanneer er een crisissituatie ontstaat, wordt er gemeld bij: - politie of - crisisdienst bureau Jeugdzorg. Verantwoordelijkheid bij de manager en directeur DLS Fase 6: Evaluatie · Evalueer het proces en de procedure met alle betrokkenen. · Stel zo nodig afspraken bij · Registreer Verantwoordelijkheid bij leidinggevende . Fase 7: Nazorg · Blijf alert op het welzijn van het kind. · Blijf signalen en zorgen melden bij het AMK. Verantwoordelijkheid bij de medewerker en manager.
23
Toelichting stappenschema Fase 1: Signaleren, de medewerker heeft een vermoeden Kinderen die mishandeld worden, kunnen veel verschillende signalen laten zien. Deze signalen kunnen wijzen op kindermishandeling, maar kunnen ook een andere oorzaak hebben zoals een scheiding of een sterfgeval. Het bewust worden van een vermoeden van kindermishandeling geeft vaak een vervelend gevoel: onzekerheid over de opgemerkte signalen, angst om je er mee te bemoeien. Wat helpt om kindermishandeling te durven signaleren is de overtuiging en de wetenschap dat kindermishandeling een ernstig probleem is en waar je niet omheen kunt als je met jonge kinderen werkt. Signaleren begint vaak met een niet-pluis gevoel. Bij signaleren gaat het in de eerste plaats om de zorg die de medewerker heeft over een kind, waarvoor hij/zij geen geruststellende verklaring kan vinden. Kindermishandeling is één van de mogelijke oorzaken. Het is niet aan de medewerker om vast te stellen dat er sprake is van kindermishandeling. Het gaat om de zorgen die er zijn over een kind. Meestal zullen mishandelde kinderen of degene die hen mishandelt niet uit zichzelf over de situatie vertellen. Het is nodig dat personen in de omgeving van het kind de verantwoordelijkheid nemen om situaties van kindermishandeling bespreekbaar te maken en te stoppen. Deze fase mag maximaal 1 maand duren al naar gelang van de ernst van het vermoeden. · Observeer het kind, leg waarnemingen vast en zoek naar onderbouwing Als er signalen zijn die zouden kunnen wijzen op kindermishandeling probeert de medewerker met gebruik van de signalenlijst en het observatieformulier (zie bijlage) de zorgen rond een kind duidelijker te krijgen. Hierbij maakt hij/zij gebruik van eigen waarnemingen. Hij/zij kan informatie vragen aan collega’s en collega van de DLS waar het kind in de klas zit. Ook kan hij/zij informatie uit de gebruikelijke contacten met ouders halen, bijvoorbeeld bij de breng- en haalcontacten en de tafelgesprekken op de BSO. Het is belangrijk dat bij het verhelderen van de vermoedens een onderscheid wordt gemaakt tussen objectieve gegevens en subjectieve gegevens. Onder objectieve gegevens wordt verstaan datgene wat daadwerkelijk gezien kan worden, zoals een blauwe plek op een arm, een kapotte kleren of te kleine schoenen. Onder subjectieve gegevens wordt verstaan hoe de gegevens geïnterpreteerd worden. Bijvoorbeeld het kind heeft een blauwe plek: “Het kind is geslagen” of “het kind ziet er verwaarloosd uit”. Op de signalenlijst en het observatieformulier worden de objectieve gegevens genoteerd. De signalenlijst en het observatieformulier gaat het dossier in.
24
Wanneer er behoefte is ook de subjectieve gegevens te noteren, wordt dit als anonieme werkaantekeningen gedaan. Werkaantekeningen gaan het dossier niet in en zijn niet ter inzage van de verzorger(s). Ga zorgvuldig met werkaantekeningen om (zie bijlage: Omgaan met privacy). Houd er rekening mee dat signalen ook op andere oorzaken kunnen wijzen en dat één signaal op zichzelf niets zegt. Pas wanneer er meerdere signalen worden gezien die door meerdere mensen worden opgemerkt, kan men denken aan een vermoeden van kindermishandeling. Let op: · het is niet de taak van de medewerker om speurwerk naar een dader te doen. · Het is niet de taak van de medewerker om tot 100 procent zekerheid te komen over de mishandeling. · Het is wel de taak van de medewerker om het kind te steunen, het beeld over het gedrag duidelijker te krijgen en de zorgen die er zijn te onderbouwen. · Leg de waarnemingen voor aan de verzorger(s) Signalen als hoofdpijn, angst of agressie kunnen bij kinderen verschillende oorzaken hebben. Het is belangrijk deze signalen in de vorm van concrete waarnemingen zo veel mogelijk rechtstreeks met de verzorger(s) te bespreken. In deze eerste fase is het verstandig de vermoedens van kindermishandeling niet uit te spreken in het contact met verzorger(s). Bijvoorbeeld: Karin heeft een wond op haar hoofd, wat is er gebeurd? In plaats van Karin heeft een wond op haar hoofd en ik denk dat vader haar heeft geslagen. Zorg ervoor dat een gesprek met de verzorger(s) niet op zich zelf staat maar logisch voortvloeit uit de contacten die er al zijn. Door regelmatig met hen informatie uit te wisselen over het functioneren van het kind in de groep en thuis is het gemakkelijker om ook zorgen rond een kind vroegtijdig bespreekbaar te maken. In veel gevallen zal het bespreken van de signalen ertoe leiden dat er een verklaring volgt die het vermoeden kan wegnemen. In een aantal gevallen zal de informatie van de verzorger(s) de zorgen niet kunnen wegnemen en zijn verdere stappen noodzakelijk (zie ook de bijlage).
25
Fase 2: De medewerker bespreekt het onderbouwde vermoeden met manager en directeur Deventer Leerschool en eventueel leerkracht en intern begeleider · Bespreek de informatie met collega’s en manager De medewerker legt de zorgen voor aan de manager. De manager ondersteunt en begeleid de medewerker in het proces van het verkrijgen van informatie. De manager neemt initiatief voor overleg met directeur, evt. leerkracht van de klas van het kind en de intern begeleider van school. Hier worden de zorgen besproken die er zijn en wordt besproken waarom er wordt gedacht aan kindermishandeling. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van bijlage 2, 3 en 4. Dit overleg dient als middel om het vermoeden te toetsen bij anderen, informatie te verzamelen, maar ook om ruimte te geven aan eventuele emoties. Om tot een goede onderbouwing te komen van de vermoedens wordt er besproken welke gegevens er zijn en welke nog ontbreken. De manager van de BSO is verantwoordelijk voor de coördinatie en voortgang en bewaakt de tijdslimiet van de verschillende fases. · Extra gegevens Wanneer er nog gegevens ontbreken worden er afspraken gemaakt over extra observaties en wordt afgesproken waarop, door wie wordt geobserveerd. Het gebruik van de signalenlijst kan soms duidelijkheid geven (zie ook bijlage). Verder kan met toestemming van de verzorger(s) ook het consultatiebureau om informatie en/of advies gevraagd worden. Wanneer verzorger(s) hier geen toestemming voor geven kunnen de zorgen omtrent het gezin/het kind besproken worden zonder de naam van het kind te noemen. · Plan van aanpak De overleggroep bespreekt de informatie en de extra gegevens. Wanneer de vermoedens niet onderbouwd kunnen worden en ook de zorgen bestaan niet meer, sluit de zaak dan af en ga naar fase 6. De persoonlijke werkaantekeningen worden vernietigd. Indien het vermoeden blijft bestaan, besluit dan tot een plan van aanpak. In het plan van aanpak worden de mogelijke stappen beschreven, die uitgewerkt zijn in fase 3.
26
Fase 3: het uitvoeren van een plan van aanpak · Een consultatie bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Overleg met het AMK. (zie bijlage) · Praten met verzorger(s) Overleg binnen de overleggroep wie het beste met de verzorger(s) kan spreken. Bereidt het gesprek goed voor (zie ook bijlage). Overleg na afloop van het gesprek in de overleggroep over verdere stappen. Een gesprek met de verzorger(s) hoeft niet bedreigend te zijn als zij de ruimte krijgen om hun ideeën naar voren te brengen. In het gesprek met de verzorger(s) gaat het om het bespreken van de dingen die opvallen aan hun kind en die aanleiding geven tot zorg over hun kind. Ook moet worden besproken dat de zorg al langere tijd bestaat en dat de zorg om aanleiding is tot zorg over de ontwikkeling van het kind. · (Eventueel) praten met kind Overleg binnen de overleggroep of een gesprek(je) met het kind meerwaarde heeft (zie bijlage). Een gesprek heeft als doel het kind te ondersteunen. Zorg ervoor dat een gesprek waardevol voor het kind is. Let op dat er in het gesprek de verzorger(s) niet veroordeeld worden. Een kind heeft immers maar één (paar) verzorger(s). Houd ook in gedachten dat een gesprek niet als hoofddoel mag hebben om informatie uit het kind te halen. Laat het geen verhoor worden. · Bespreek de resultaten in de overleggroep Bespreek maximaal na 1 maand alle waarnemingen/gegevens die tot nu verzameld zijn. Ook de informatie uit de gesprekken wordt besproken. Zorg ervoor dat er een beeld wordt verkregen van de verzorging en opvoedingssituatie van het kind. Schat ook de draaglast/draagkracht in van de verzorger(s). Fase 4: Beslissing In de overleggroep wordt de beslissing genomen. · De vermoedens zijn na overleg met de betrokkenen niet bevestigd en ook de zorgen over het kind bestaan niet meer. · Na gesprek(ken) met verzorger(s) is duidelijk dat verzorger(s) ook bezorgd is/zijn. De oorzaak van de zorgen kan een minder gewenste opvoedingssituatie zijn of een andere oorzaak hebben. In het gesprek wordt duidelijk dat ook de verzorgers vinden dat het belangrijk is dat er hulp op gang komt. · Na overleg met betrokkenen blijft er ernstige twijfel bestaan; het is niet duidelijk of er wel of niet sprake is van een vermoeden. · Het vermoeden van kindermishandeling blijkt na het gesprek met de betrokkenen gegrond en de zorg over het kind blijft bestaan. 27
· Er ontstaat een crisissituatie. Fase 5: Handelen · De vermoedens zijn na overleg met de verzorger(s) niet bevestigd en ook de zorgen over het kind bestaan niet meer. Sluit de zaak af en vernietig alle schriftelijke aantekeningen. · Na gesprek(ken) met verzorger(s) is duidelijk dat verzorger(s) ook bezorgd is/zijn. De oorzaak van de zorgen kan een minder gewenste opvoedingssituatie zijn of een andere oorzaak hebben. Wanneer in het gesprek duidelijk wordt dat de verzorger(s) ook vinden dat het belangrijk is dat er hulp voor hen komt, kan er worden doorverwezen. Bijvoorbeeld naar Bureau Jeugdzorg. Zorg er wel voor dat de verzorger(s) die hulp krijgen die zij nodig hebben om ook daadwerkelijk bij Bureau Jeugdzorg binnen te komen. Bureau Jeugdzorg zal daarna bekijken welke hulp gewenst is. · Na overleg met verzorger(s) blijft er ernstige twijfel bestaan; het is niet duidelijk of er wel of niet sprake is van een vermoeden. In dit geval is het goed om de situatie rondom het kind nog een tijdje in de gaten te houden en na een vastgestelde periode (niet langer dan een maand) opnieuw in een intern/extern overleg te bespreken. Maak duidelijke afspraken waarop geobserveerd zal gaan worden en door wie. Ga daarna dan weer naar fase 4 de beslissing. Het is belangrijk dat op zeker moment besloten wordt tot ofwel actie ofwel afsluiten van de zaak. Vermijd het risico dat een gezin jarenlang achtervolgd wordt door vage vermoedens en onduidelijkheden. · Het vermoeden van kindermishandeling blijkt na het gesprek met de verzorger(s) gegrond en de zorg over het kind blijft bestaan. In overleg met de overleggroep wordt het gemeld bij het AMK/vertrouwensinspecteur. (Zie bijlage) Het vermoeden hoeft niet bewezen te zijn! Als er in de overleggroep besloten is dat de vermoedens van kindermishandeling worden gemeld bij het AMK, is het belangrijk dat dit aan de verzorger(s) in een persoonlijk gesprek verteld wordt. Verzorger(s) zijn sneller bereid problemen te erkennen en hulpverlening te aanvaarden wanneer er in alle openheid over gesproken wordt. Zodat zij niet het gevoel hebben dat er zaken stiekem achter hun rug om gebeuren. Isolement houdt kindermishandeling in stand. Openheid kan het doorbreken. Wanneer het in het belang van het kind is om zonder medeweten van verzorger(s) te melden bij het AMK, wordt dit gedaan. De BSO Deventer Leerschool is bij gegrond vermoeden verplicht om dit te melden bij de vertrouwensinspecteur. · Er ontstaat een crisissituatie Wanneer een crisissituatie en/of een levensbedreigende situatie voor het kind ontstaat, wordt de politie of de crisisdienst van het Bureau Jeugdzorg gebeld. 28
Fase 6: Evaluatie Evalueer het proces en de procedure · De overleggroep evalueert datgene wat er is gebeurd en de procedures die zijn gevolgd. · Zo nodig wordt de zaak ook doorgesproken met andere betrokkenen. · Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. · De geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de manager in de directiekamer van de DLS bewaard. · De gegevens worden geregistreerd en bewaard om in kaart te kunnen brengen hoe vaak vermoedens van kindermishandeling binnen de organisatie voorkomen en op welke wijze daarmee wordt omgegaan. Rapportage naar bestuur Kinderopvang DLS. Fase 7: Nazorg Blijf alert op het welzijn van het kind Het op gang brengen van hulp in het gezin is de aanzet tot het verhelpen van de problemen. Het kost enige tijd voordat die hulp vruchten afwerpt. De verantwoordelijkheid van de BSO in het kader van nazorg is: · Het bieden van een veilige plek aan het kind. · De begeleiding en het observeren van het kind. · De bereidheid tot het geven van informatie aan het AMK over het functioneren van het kind in de groep en het contact met de verzorger(s). · Het meedenken in overlegsituaties ten behoeve van hulpverlening aan het kind en de verzorger(s). Zoek zo nodig opnieuw contact met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Als het kind is gemeld bij het AMK en er nieuwe signalen zijn, is het van belang deze door te geven aan het AMK. Het AMK kan zo nodig contact opnemen met het gezin of met de betrokken hulpverleningsinstellingen. Wanneer het kind, zonder duidelijke opgaaf van redenen wegblijft van het kindercentrum, is het belangrijk om dit door te geven aan het AMK.
· Zorgen rondom het kind kunnen bij de medewerker allerlei twijfels en gevoelens losgemaakt hebben. Naast het feit dat het de verantwoordelijkheid van de medewerker zelf is om twijfels en gevoelens kenbaar en bespreekbaar te maken, is het belangrijk dat er in de overleggroep aandacht aan wordt besteed. Het is van belang dat er ook nazorg voor de medewerkers beschikbaar is. · Iedere medewerker heeft recht op een veilige werkplek. De werkgever dient hiervoor de voorwaarden te scheppen.
29
2.6 Lijst met namen van de verantwoordelijken binnen de Stichting Kinderopvang DLS-BSO. Pedagogische Medewerkers: Ria Kruiper: (meewerkend manager BSO) maandag/dinsdag/donderdag Leon van den Berg: maandag/dinsdag/donderdag/vrijdag Laura Meulhof: maandag/dinsdag/donderdag Ebru Ucar: flexmedewerker Marit Morsink: flexmedewerker Bestuur: Dhr. C. Geenen: voorzitter Dhr. L. van Dockum: penningmeester Mevr. A. Ouwehand: secretaris Mevr. H. Kramers: lid Mevr. H. van de Plassche: lid Vertrouwensinspecteur:
tel. 0900-1113111
Deventer Leerschool: BSO:
tel. 0570-616801 tel. 0570-610317
30
Signalenlijst kindermishandeling 4-12 jaar Als kinderen mishandeld worden, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enzovoort). Hoe meer signalen van deze lijst bij een kind te herkenne zijn, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het ‘bewijs’ te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen. Deze lijst is niet uitputtend, er kunnen zich andere signalen voordoen die hier niet vermeld staan. De signalen die in deze lijst vermeld worden, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van de leefomgeving erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders/verzorgers en gezin genoemd. Er kan overlegd worden met het AMK over zorgelijke signalen.
31
1. Psychosociale signalen Ontwikkelingsstoornissen O Achterblijven in taal-, spraak-, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling; O Schijnbare achterstand in verstandelijke ontwikkeling; O Regressief gedrag; O Niet zindelijk. Relationele problemen Ten opzichte van ouders: O totale onderwerping aan de wensen van de ouders; O sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de ouders; O onverschilligheid ten opzichte van de ouders; O O
kind is bang voor de ouders; kind vertoont heel ander gedrag als ouders in de buurt zijn.
Relationele problemen Ten opzichte van andere volwassenen: O bevriezing bij lichamelijk contact; O allemansvriend; O lege blik in de ogen en vermijden van oogcontact; O waakzaam, wantrouwend. Relationele problemen Ten opzichte van andere kinderen: O speelt niet met andere kinderen; O O O
is niet geliefd bij andere kinderen; wantrouwend; terugtrekken in eigen fantasiewereld.
32
Gedragsproblemen O plotselinge gedragsveranderingen O labiel, nerveus gespannen; O depressief; O angstig; O hyperactief; O destructief; O geen of nauwelijks spontaan spel, geen interesse in spel; O vermoeidheid, lusteloosheid; O O O O O
niet huilen, niet lachen; niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn; schuld- en schaamtegevoelens; zelfverwondend gedrag; eetproblemen;
O O O
anorexia/bulimia; slaapstoornissen; bedplassen/broekpoepen.
33
2. Medische signalen Lichamelijke kenmerken (specifiek voor lichamelijke mishandeling) O blauwe plekken; O krab-, bijt- of brandwonden; O botbreuken; O littekens. Verzorgingsproblemen (specifiek voor verwaarlozing) O O O O O
slechte hygiëne; onvoldoende kleding; onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg; veel ongevallen door onvoldoende toezicht; herhaalde ziekenhuisopnamen;
O O
recidiverende ziekten door onvoldoende zorg; traag herstel door onvoldoende zorg.
Overige medische signalen O O
achterblijven in lengtegroei; psychosomatische klachten (buikpijn, misselijkheid, hoofdpijn, etdc.). 3. Kenmerken ouders/gezin
Ouder-kind relatiestoornis O ouder troost kind niet bij het huilen; O ouder klaagt overmatig over het kind; O ouder heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind; O
ouder toont weinig belangstelling voor het kind.
34
Signalen ouder O geweld in eigen verleden; O apathisch en (schijnbaar) onverschillig; O onzeker, nerveus en gespannen; O onderkoeld brengen van eigen emoties; O negatief zelfbeeld; O steeds naar andere artsen/ziekenhuizen gaan; O afspraken niet nakomen; O kind opeens van kinderopvangorganisatie afhalen; O O O
Aangeven het bijna niet meer aan te kunnen; psychiatrische problemen; verslaafd.
Gezinskenmerken O O O O
‘multi-probleem’ gezin; ouder die er alleen voorstaat; regelmatig wisselende samenstelling van gezin; isolement;
O O
vaak verhuizen; sociaaleconomische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, etc.; veel ziekte in het gezin; draaglast gezin gaat draagkracht te boven; geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen.
O O O
4. Signalen specifiek voor seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken O verwondingen aan genitaliën; O vaginale infecties en afscheiding; O jeuk bij vagina en/of anus; O problemen bij het plassen; O recidiverende urineweginfecties; O pijn in de bovenbenen; O pijn bij lopen en/of zitten; O seksueel overdraagbare ziekten.
35
Relationele problemen O angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder. Gedragsproblemen Afwijkend seksueel gedrag: O excessief en/of dwangmatig masturberen; O angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact; O O O O O
niet leeftijdsadequaat seksueel spel; niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit; angst om zich uit te kleden; angst om op de rug te liggen; negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte
O O O
voor eigen lichaam; schrikken bij aangeraakt worden; houterige motoriek (onderlichaam ‘op slot’); geen plezier in bewegingsspel. 5. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld
Gedragsproblemen O agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader of moeder (sommige kinderen, met name jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan); O opstandigheid; O O O O O
angst; negatief zelfbeeld; passiviteit en teruggetrokkenheid; zichzelf beschuldigen; verlegenheid.
Problemen in sociaal gedrag en competentie: O wantrouwen ten aanzien van de omgeving; O gebrek aan sociale vaardigheden.
36
6. Signalen die specifiek zijn voor Pediatric Condition Falsification (PCF) en Factititous Disorder by Proxy (FDP) Factitious Disorder by Proxy PCF (oude term: syndroom Münchausen by Proxy (MBPS) is een ernstige vorm van kindermishandeling. Degene met dit syndroom (vaak moeder), komt liefdevol en bezorgd over, zoekt zeer regelmatig intensieve medische hulp voor een kind, maar is zelf degene die het kind bewust ziek maakt. Dit door toediening van middelen, het toebrengen van verwondingen of infecties. PCF kan zeer ingrijpende vormen aannemen: ca. 10% van de kinderen overlijdt aan de gevolgen van PCF. Pediatric Condition Falsification (PCF) is het hoofddeel van de diagnose bij het kind. Factitious Disorer by Proxy (FDP) is het andere deel dat betrekking heeft op het mishandelende gedrag en intenties van ouders. In principe is dit een bewust proces dat na verloop van tijd overgaat in minder bewuste patronene. Het hoofdmotief is om aandacht en erkenning af te dwingen van artsen en andere professionals. De ouder doet dit voor zichzelf, in de rol van zeer goede ouder. Hoe is PCF te herkennen: Onderzoeksgegevens kloppen niet met het ziektebeeld; Medische gegevens over eerdere behandelingen zijn moeilijk te verkrijgen; Symptomen verswijnen wanneer ouder en kind worden gescheiden; Een broertje of zusje is overleden of eveneens vaak ziek; De moeder schrikt niet terug voor ingrijpende onderzoeken of het onder narcose brengen van het kind en daar zelfs op aandringt;
Voorvallen vinden in de avonden en weekenden plaats waarbij een beroep wordt gedaan op andere artsen; De volgende klachten worden gepresenteerd: bewusteloosheid, insulten, apneu, diaree, overgeven, koorts, lethargie; Het kind heeft een aanzienlijke ziektegeschiedenis met steeds andere klachten; De moeder is werkzaam in de gezondheidszorg of beschikt over een zeer grote medische kennis; Het verhaal van moeder bevat kleine tegenstrijdigheden;
Vaak van arts wisselen.
37
Het onderscheid met postnatale depressie bij de moeder, wiegendood of kinderen die niet goed groeien veroorzaakt door iets anders dan MBPS, is dat in deze gevallen de moeders waak dankbaar zijn als ze ontlast worden van de zorg voor hun kind, terwijl MBPS-moeders die zorg niet willen uitbesteden. 7. Signalen van kinderen die geconfronteerd zijn met seksueel grensoverschrijdend gedrag van een ander kind. Naast onderstaande signalen kunnen de specifieke signalen bij seksueel misbruik (zie 4) duiden op seksueel overschrijdend gedrag van kinderen onderling. O O
het kind heeft angst voor een bepaald kind; het kind is consequent boos op een ander kind;
O
het kind komt geschrokken, bang of verward terug nader het met een ander kind of kinderen alleen is geweest; het kind wil consequent niet spelen met een bepaald kind.
O
8. Signalen van kinderen die seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen naar andere kinderen Naast onderstaande signalen kunnen de specifieke signalen bij seksueel misbruik (zie 4) duiden op seksueel overschrijdend gedrag van kinderen onderling. O het kind creëert een soort isolement rond het kind (apart nemen, zich afzonderen van de groep); O het kind domineert of vertoont macht over een ander kind; O veelvuldige seksistische uitingen. 9. Kinderpornografie Onder de term productie van kinderpornografie wordt verstaan: het vervaardigen van een afbeelding en/of het vastleggen op film, foto of ieder ander soort van informatiedrager van kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar, die seksuele gedragingen moeten ondergaan, plegen en/of dulden. Kinderen die gebruikt zijn voor het maken van kinderpornografie kunnen signalen afgeven die duiden op seksueel misbruik. Daarnaast kan het kind de volgende signalen laten zien: O extreme angst voor het maken van foto’s; O angst voor opnamen met videoapparatuur. 38
Observatieformulier kindermishandeling
Bij een vermoeden van kindermishandeling ga je eerst deze vragenlijst na om er achter te komen of je ongerustheid gegrond is. Jongen
0
Meisje
0
Geboortedatum Welke groep zit het kind Naam medewerker
39
Sinds wanneer vertoont het kind opvallend gedrag? Beschrijf het opvallende gedrag.
Hoe is het contact met andere kinderen in de groep? Hoe is het contact met volwassenen?
Hoe is de uiterlijke verzorging van het kind? Hoe is de algehele ontwikkeling van het kind (verstandelijk, sociaal, emotioneel, motorisch)? Hoe is het contact tussen het kind en de ouder(s)/verzorger(s)? Hoe is het contact tussen de ouder(s)/verzorger(s) en de medewerkers? Zijn er bijzonderheden over het gezin te melden? Vermeld indien mogelijk ook de bron.
40
Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van het kind veranderd? Wat is bekend over eventuele broertjes en/of zusjes? Eventuele opmerkingen.
41
Overeenkomst ter gebruik van de meldcode Met deze meldcode verbinden de Stichting Kinderopvang DLS-BSO en haar medewerkers zich tot het volgen van het stappenplan indien er signalen en zorgen zijn die kunnen duiden op kindermishandeling en/ of huiselijk geweld. Het bevoegd gezag van Stichting Kinderopvang DLS Overwegende:
dat de BSO verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn kinderen en dat deze verantwoordelijkheid zeker ook aan de orde is in geval van dienstverlening aan kinderen die (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling; dat de BSO een meldcode heeft vastgesteld, zodat de beroepskrachten die binnen BSO werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling; dat de BSO in deze meldcode heeft vastlegt op welke wijze zij de beroepskrachten bij deze stappen ondersteunt; dat de beroepskrachten die werkzaam zijn bij BSO op basis van deze verantwoordelijkheid dat zij in alle contacten met kinderen attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen; dat onder huiselijk geweld wordt verstaan: (dreigen met) geweld, op enigerlei locatie, door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld en vrouwelijk genitale verminking (meisjesbesnijdenis); tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisgenoten; dat onder kindermishandeling wordt verstaan: iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking; dat onder beroepskracht in deze meldcode wordt verstaan: de beroepskracht die voor Stichting Kinderopvang DLS-BSO werkzaam is en die in dit verband aan kinderen van de BSO DLS zorg, begeleiding, of een andere wijze van ondersteuning biedt;
42
In Þ Þ Þ Þ Þ Þ Þ Þ
aanmerking nemende: de Wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling; de Wet maatschappelijke ondersteuning; de Wet op de jeugdzorg; de Wet bescherming persoonsgegevens; de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; Wet klachtrecht cliënten zorgsector; het privacyreglement van BSO DLS;
Stelt het volgende vast binnen de BSO DLS: Þ Route bij signalen huiselijk geweld en kindermishandeling; Þ Route bij signalen van mishandeling door een beroepskracht; Þ Route bij signalen seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling. Tevens neemt de BSO DLS de verantwoordelijkheden op zich voor het scheppen van randvoorwaarden voor een veilig werk- en meldklimaat (zie meldcode). De sociale kaart is ingevuld en de BSO zorgt dat deze toegankelijk is voor de beroepskrachten.
Bestuur Stichting Kinderopvang DLS
Medewerker BSO
Datum:…………………………………
Datum:…………………………………
Handtekening:
Handtekening:
…………………………………
…………………………………
43
Sociale kaart Stichting Kinderopvang DLS-BSO Deze sociale kaart geeft een overzicht van alle organisaties waar de Stichting Kinderopvang DLS-BSO contact mee op kan/moet nemen wanneer er een vermoeden van kindermishandeling is.
Organisatie : Politie alarmnummer (bij noodsituaties) Telefoonnummer: 112 Organisatie : Deventer Leerschool Contactpersoon : Dhr. J. Müller/ Mevr. M. Bijlsma Adres : Brinkpoortstraat 7 Telefoonnummer: 0570-616801 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : Peuterspeelzaal Contactpersoon : Mevr. A. ten Dijk Adres : Brinkpoortstraat 7 Telefoonnummer: 06-30585462 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : BSO Contactpersoon : Mevr. R. Kruiper Adres : Brinkpoortstraat 7 Telefoonnummer: 06-51824172 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : Politie Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: 0900-8844 E-mailadres : Organisatie : Problemen in de buurt Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: 0570-693999 E-mailadres :
44
Vervolg sociale kaart BSO Deventer Leerschool Organisatie : Crisisdienst Regionale Bureau Jeugdzorg (bij noodsituaties) Telefoonnummer:
Organisatie : Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (in regio) Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: 0900-1231230 E-mailadres : Organisatie : Algemeen Maatschappelijk Werk (in regio) Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: E-mailadres : Organisatie : Bureau Jeugdzorg (in regio) Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: E-mailadres : Organisatie : GGD (in regio) Contactpersoon : Adres : Zeven Alleetjes 1, 8011 CV, Zwolle - Postbus 1453, 8001 BL, Zwolle Telefoonnummer: 038-4281686 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : Jeugdgezondheidszorg (in regio) Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: E-mailadres : Organisatie : Politie (ook sociale jeugd- zedenzaken) (in regio) Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: 0900-8844 E-mailadres : Organisatie : Steunpunt Huiselijk Geweld (in regio) Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: 0900-1262626 E-mailadres :
45
Vervolg sociale kaart BSO Deventer Leerschool Organisatie : Zorgadviesteam (in regio) Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: E-mailadres : Organisatie : Centrum voor Jeugd en Gezin (gemeentelijk of regio) Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: E-mailadres : Organisatie : Vertrouwensinspecteur Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: 0900-1113111 E-mailadres : Organisatie : Carinova Contactpersoon : Mevr. T. Kolkman Adres : Telefoonnummer: 0570-518191 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : Kijk mij een K.C. Contactpersoon : Mevr. M. Neefs Adres : Telefoonnummer: 0570-652838 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : Kindertelefoon Contactpersoon : Adres : Telefoonnummer: 0800-0432 E-mailadres :
46