2015
Protocol hoofdluis O.B.S. DE ZANDPLAAT KLARIE KOLKENA
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ................................................................................................................. 1 1
Inleiding ................................................................................................................... 2
2
Taken en verantwoordelijkheden ............................................................................ 3
3
4
5
6
2.1
Taak en verantwoordelijkheid van de school ................................................. 3
2.2
Taak en verantwoordelijkheid van de ouders ................................................. 3
Algemene informatie over hoofdluis ....................................................................... 4 3.1
Wat is hoofdluis? ............................................................................................ 4
3.2
Hoe kom je aan luizen? ................................................................................... 4
3.3
Hoe weet je of je luizen en/of neten hebt? .................................................... 4
Wat doet de school als er hoofdluis heerst ............................................................. 5 4.1
Stappenplan .................................................................................................... 5
4.2
Herbesmetting ................................................................................................ 6
4.3
Schoolverzuim en leerplicht ............................................................................ 6
Behandeling van hoofdluis ...................................................................................... 7 5.1
Behandeling .................................................................................................... 7
5.2
Opsporen van hoofdluizen: met de kam op jacht ........................................... 9
5.3
Twee weken volhouden ................................................................................ 10
5.4
Aanvullende maatregelen op de behandeling .............................................. 10
5.5
Aanvullende informatie ................................................................................ 10
Controle door het luizenopsporingsteam .............................................................. 12 6.1
Doel ............................................................................................................... 12
6.2
Functie van het Luizenopsporingsteam (LOT) ............................................... 12
6.3
Benaderen van de ouders ............................................................................. 12
6.4
De droge kam methode ................................................................................ 12
6.5
Het benodigd materiaal ................................................................................ 12
7
Relatie met ouders ................................................................................................ 13
8
Relatie met de GGD ............................................................................................... 14
1
1 Inleiding Hoofdluis komt regelmatig voor en iedereen kan het krijgen. Bij kinderen is de kans aan-‐ zienlijk groter dan bij volwassenen. Dat alles heeft te maken met het intensievere contact dat spelende kinderen hebben. Voorkomen is beter dan genezen, dat geldt ook bij hoofd-‐ luis. Belangrijk is daarom de vroegtijdige onderkenning en effectieve behandeling om ver-‐ spreiding van hoofdluis tegen te gaan. Het structureel, regelmatig controleren van kin-‐ deren is een goede manier om het hoofdluisprobleem aan te pakken. Doelstelling De hoofddoelstelling van dit protocol is om het schoolteam en de ouders zelfredzaam te laten zijn bij het vroegtijdig opsporen en bestrijden van hoofdluis. Daarnaast biedt dit pro-‐ tocol duidelijkheid voor het schoolteam en de ouders over: • Hoe een hoofdluisbesmetting verloopt? • Hoe op hoofdluis gecontroleerd kan worden? • Welke maatregelen er getroffen moeten worden ter bestrijding van hoofdluis? • Hoe de berichtgeving rondom het hoofdluisprobleem aan ouders wordt verzorgd? • Wat ouders moeten doen als (signalen van) hoofdluis bij hun kind wordt ontdekt? • Wat de ondersteunende rol kan zijn van de verpleegkundige van de GGD voor het schoolteam en de ouders ten aanzien van hoofdluisbestrijding? Leeswijzer Hoofdstuk 1 beschrijft de taken en verantwoordelijkheden. Hoofdstuk 2 geeft achtergrondinformatie over de hoofdluis zelf en de signalering daarvan. In hoofdstuk 3 komt aan bod wat de school moet ondernemen als er hoofdluis heerst. Hoofdstuk 4 biedt informatie over de diverse behandelingsmethoden en –middelen. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de regelmatige controle door het Luizen opsporingsteam (LOT) en de functie van dit team. Hoofdstuk 6 gaat in op de benadering en voorlichting aan ouders. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de relatie met de GGD. Daar waar in dit protocol gesproken wordt over ouders, wordt bedoeld ouders/verzor-‐ gers/opvoeders. Daar waar gekozen is voor een mannelijke (persoons)vorm kunt u ook een vrouwelijke vorm lezen.
2
2 Taken en verantwoordelijkheden Hoofdluis is een hardnekkig verschijnsel. De school is van mening, dat een effectieve be-‐ strijding alleen mogelijk is, wanneer zowel de school als de ouders een stuk verantwoorde-‐ lijkheid dragen in de aanpak van het luizenprobleem en er gelijktijdig en zorgvuldig con-‐ trole en behandeling plaatsvindt.
2.1 Taak en verantwoordelijkheid van de school De school is verantwoordelijkheid voor preventieve maatregelen en voor het snel informe-‐ ren en betrekken van de ouders bij de bestrijding van hoofdluis.
2.2 Taak en verantwoordelijkheid van de ouders De ouders zijn primair verantwoordelijk voor het controleren op en verwijderen van hoofd-‐ luis en neten uit het haar van hun kinderen. Het is voor school belangrijk, dat ouders mel-‐ den dat hun kind hoofdluis en/of neten heeft, zodat de school ook maatregelen kan ne-‐ men.
3
3 Algemene informatie over hoofdluis 3.1 Wat is hoofdluis? De hoofdluis behoort tot de groep van insecten, die als parasiet op zoogdieren leeft. Luizen leven uitsluitend van het bloed van hun gastheer. De luis prikt een minuscuul gaatje in de hoofdhuid en zuigt daaruit bloed op. De hoofdluis komt alleen bij de mens voor en leeft uitsluitend in de haren op de hoofdhuid, waaronder soms ook baard, snor en wenkbrau-‐ wen. Een volwassen luis leeft ongeveer een maand en legt zo’n 6-‐8 eieren per dag: dit zijn de neten. Luizen leggen hun eieren aan de basis van de haren, bij voorkeur op de donkere, warme plaatsen op het hoofd, zoals onder de pony, achter de oren en in de nek. De eieren (neten) komen na 7-‐9 dagen uit. Een luizenjong wordt ook wel nimf genoemd, die na drie keer vervellen in drie dagen uitgroeit tot een volwassen luis. De nieuwe luizen beginnen dan na 7-‐9 dagen ook met het leggen van eieren. Het is dus niet verwonderlijk, dat het aan-‐ tal luizen op het hoofd in korte tijd sterk kan toenemen. De neten zijn meestal vuilwit tot geelbruin van kleur, een enkele keer ook zwart. Neten zijn moeilijk los te krijgen. Het ver-‐ schil met roos is overduidelijk: roos zit altijd los.
3.2 Hoe kom je aan luizen? Luizen kunnen niet springen en niet vliegen. Ze kunnen alleen lopen: van het ene hoofd naar het andere hoofd. Kinderen zijn het meest bevattelijk voor hoofdluis. Dit komt door-‐ dat zij bij het spelen of stoeien vaak letterlijk de koppen bij elkaar steken. Ook kunnen hoofdluizen zich verspreiden, doordat ze op kragen van jassen of in sjaals of mutsen zitten. Luizen houden alleen van mensenbloed. Ze komen dus niet voor bij katten, honden of andere huisdieren. Gewone lichaamshygiëne is niet van invloed op het krijgen van luizen. Luizen leven van mensenbloed en dat vinden ze ook op een brandschoon kort-‐ geknipt haar. Je kunt hoofdluis niet voorkomen door elke dag je haar te wassen.
3.3 Hoe weet je of je luizen en/of neten hebt? Als je pas besmet bent met hoofdluis, heb je vaak nog niet zo veel last van jeuk. Jeuk is wel altijd een reden om te kijken of er hoofdluizen en/of neten op het hoofd te zien zijn. De jeuk op het hoofd wordt veroorzaakt door het bloed zuigen door de hoofdluis. Iedereen kan luizen en neten herkennen. Luizen zijn te herkennen als kleine, grijze beestjes, die door het hoofdhaar lopen. Neten zijn herkenbaar als kleine, witte puntjes dicht bij de hoofdhuid, die aan de haren vastgekleefd zitten. Neten zitten vaak tussen de nekharen, onder de voor-‐ hoofdsharen of achter de oren. Met enige routine zijn ze goed te ontdekken door iemand die op deze plaatsen de haren nakijkt. Indien de neten verder dan 2 centimeter van de hoofdhuid verwijderd zijn, kan er sprake zijn van een oude besmetting. Dus hoe verder de neten van de hoofdhuid verwijderd zijn, hoe langer geleden de besmetting heeft plaatsge-‐ vonden. Een oude neet is overigens wel een signaal, dat er niet goed gekamd is, dus nog eens goed doorkammen kan geen kwaad.
4
4 Wat doet de school als er hoofdluis heerst 4.1 Stappenplan Deze paragraaf beschrijft aan de hand van een stappenplan de acties die de school moet ondernemen als er hoofdluis heerst. Stap 1 Informeer alle ouders dat er hoofdluis heerst door middel van een bericht in de wekelijks nieuwsbrief. En benadruk om, verspreiding in de school en thuis te voorkomen, het belang dat alle kinderen (inclusief de andere gezinsleden) gecontroleerd en behandeld moeten worden (in geval van hoofdluis). Ook wordt er gewezen op de informatiefolder “Luis in je haar? Kammen maar!” (Uitgave van het RIVM, Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu) en het Protocol hoofdluis o.b.s. De Zandplaat. Deze worden meegegeven aan de kinderen of er wordt gewezen waar deze, op de site van de school te downloaden zijn. Stap 2 Om herbesmetting te voorkomen is het van belang dat kinderen en school gelijktijdig be-‐ handeld worden. Stap 3 Het schoonmaken van kleding is niet noodzakelijk, maar extra hygiëne kan bijdragen aan een snellere oplossing van het probleem. Denk daarbij ook aan het schoonmaken of het voorlopig niet gebruiken van: koptelefoons, verkleedkleren en andere hoofddeksels en hoofdattributen. Stap 4 Organiseer een eerste controle op hoofdluis door het Luizen opsporingsteam (LOT). Ver-‐ geet niet alle zieke of afwezige leerlingen meteen te controleren, zodra ze weer op school zijn. Stap 5 Informeer alle ouders over de komende controle. Daarbij wordt er gewezen op het belang (om de controle goed te kunnen doen), dat de kinderen zonder gel in hun haar naar school moeten komen op de dag van de controle. Stap 6 Denk ook aan de controle van de collega leerkrachten en de andere gezinsleden. Stap 7 Het is aan te bevelen om in de lessen de luizenproblematiek onder de aandacht te bren-‐ gen. Zo kan er gewezen worden, dat het verstandig is om afstand te houden en niet te dicht met de hoofden bij elkaar te komen. Als je weet dat iemand hoofdluis heeft, kun je er rekening mee houden. Dit kan zonder al te veel ophef. Openheid is in ieder geval de sleu-‐ tel. Benader het hebben van hoofdluis niet anders dan het hebben van een verkoudheid. Stap 8 Twee weken na de eerste controle vindt een hercontrole plaats op de gehele school. Deze hercontroles blijven net zolang plaatsvinden totdat er geen hoofdluis en/of neten meer zijn gevonden. Stap 9 Standaard na elke vakantie worden alle kinderen gecontroleerd en bij tussentijdse meldin-‐ gen van hoofdluis. Als er geen luizen/neten worden gevonden, vindt de controle plaats om de 4 weken.
5
Stap 10 Informeer de ouders, dat het noodzakelijk is om te blijven controleren. Ook zonder luizen-‐ alarm moet men bedacht zijn op luizen. Stap 11 Vermeld in de schoolgids het schoolbeleid ten aanzien van hoofdluis: Protocol hoofdluis o.b.s. De Zandplaat.
4.2 Herbesmetting Het knelpunt in de aanpak van hoofdluis is herbesmetting. Een al behandeld kind komt op-‐ nieuw in aanraking met hoofdluis, waardoor het kind ondanks juist handelen van zijn/haar ouders opnieuw hoofdluis krijgt. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom herbesmetting kan plaatsvinden. • Niet alle ouders behandelen hun kinderen tegelijk. • Ouders controleren hun kind niet of onvoldoende. Heel vaak heeft het te maken met het niet weten hoe te controleren en het niet herkennen van neten en hoofd-‐ luis. Voor een efficiënte aanpak is het noodzakelijk dat we inzicht hebben in de bronnen van herbesmetting, met andere woorden, welke kinderen hoofdluis hebben. De ouders van deze kinderen kunnen dan direct en persoonlijk benaderd worden.
4.3 Schoolverzuim en leerplicht Op grond van de wet is het niet mogelijk een kind van school te weren. Wel worden ouders verzocht om eerst hun kind thuis te behandelen en het pas daarna weer naar school te la-‐ ten gaan. Bij nood kan de luizenkam van school opgehaald en gebruikt worden, met dien verstande dat het binnen afzienbare tijd weer op school wordt teruggebracht (voor de eerstvolgende controle op school).
6
5 Behandeling van hoofdluis Luizen gevonden? Dan moet de inspectie overgaan tot bestrijding. In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de behandeling van hoofdluis, kammen en de bestrijdingsmiddelen.
5.1 Behandeling Er zijn drie methoden om hoofdluis te behandelen: 1. Het belangrijkste wapen in de strijd is de kam. Er zijn allerlei luizen-‐ en netenkammen te koop (plastic stofkam of luizenkam, Prioderm kam, Nitcomb-‐M2 kam, Nisska kam of NYDA kam). Het verschil zit in de afstand tussen de tanden, het materiaal en de prijs. Kammen is handig om luizen te vinden, maar echt noodzakelijk om ze kwijt te raken. Voor een belangrijk deel hangt de effectiviteit af van de kwaliteit van de kam, maar minstens even belangrijk is de techniek, zorgvuldigheid en vooral het doorzettingsver-‐ mogen van de behandelaar. Luizen veroorzaken de last maar de neten zijn het lastigst te verwijderen. Dagelijks met een speciale luizen-‐ of netenkam het natte haar (met ge-‐ wone crèmespoeling erin) intensief kammen gedurende twee weken, is waarschijnlijk even effectief als behandeling met hoofdluisbestrijdingsmiddelen. Dagelijks kammen is d e voorkeursbehandeling, o mdat in het algemeen altijd de voorkeur uitgaat naar niet-‐medicamen-‐ teuze b ehandeling. Bovendien leidt deze behandeling niet tot resistentie ontwikkeling. 2. Behandelingen van het haar met een geregistreerd geneesmiddel (op 2. natuurlijke basis), dat als werkzame stof dimeticon (een siliconeachtige stof) bevat, kunnen ge-‐ bruikt worden in de hoofdluisbestrijding. Dit vindt altijd plaats in combinatie met het dagelijks kammen van het haar met een luizenkam gedurende twee weken. XTLuis is een geregistreerd geneesmiddel tegen hoofdluis. Dit middel is niet chemisch, maar fy-‐ sisch: de stof vormt een dunne film rond de luizen en neten. Ze worden als het ware ingepakt, waardoor ze stikken. De werkzaamheid is in diverse klinische studies meer-‐ malen bewezen. Evenals de natte kammethode leidt deze behandeling niet tot resistentie ontwikkeling, omdat de luis sterft doordat deze ingekapseld wordt door dimeticon. Men moet altijd na één week de behandeling met hetzelfde middel herhalen om een optimaal effect te bereiken. 3. In dit gedeelte wordt informatie gegeven over de middelen die een chemische stof (in-‐ secticide) als werkzaam bestanddeel hebben. Behandelingen van het haar met een ge-‐ registreerd hoofdluisbestrijdingsmiddel kunnen gebruikt worden in de hoofdluisbestrij-‐ ding. Dit vindt altijd plaats in combinatie met het dagelijks kammen van het haar met een luizenkam gedurende twee weken. Men moet altijd na één week de behandeling met hetzelfde middel herhalen om een optimaal effect te bereiken. Deze middelen tas-‐ ten het zenuwstelsel van het insect aan, het zenuwstelsel van mensen laten ze intact, maar er kunnen bijwerkingen optreden. In Nederland zijn onderstaande middelen ge-‐ registreerd voor de behandeling van hoofdluis 1 malahtion (Prioderm), lotion of shampoo 2 permetrine (Loxadol), lotion De meeste bezwaren kleven aan malathion: dat is ook nog eens brandbaar en de wer-‐ king wordt tenietgedaan door zwembadchloor. Op de dag van de behandeling mogen kinderen dus niet zwemmen in chloorhoudend zwemwater. Zowel malathion als permetrine kunnen huidirritatie, overgevoeligheid en sensibilisatie als bijwerking hebben. Het gebruik van malathion, permetrine en bioalletrine/pipero-‐ nylbutoxide wordt afgeraden aan kinderen jonger dan zes maanden, zwangeren, vrou-‐
7
wen die borstvoeding geven en personen met overgevoeligheid voor pyretroïden, py-‐ retrinen of isopropanol. Het gebruik van bioalleterine piperonylbutoxide wordt afgera-‐ den bij mensen met astma. Dit geldt ook voor de mensen die de behandeling uitvoe-‐ ren. Waarschijnlijk het grootste bezwaar tegen gifshampoo is, dat luizen er steeds ongevoe-‐ liger voor worden. In het buitenland zijn inmiddels alle hoofdluizen resistent tegen per-‐ metrine. Recent blijkt ook dat er ook toenemende resistentie is tegen malathion. Door toevoegingen van niet-‐farmaceutische, maar wel fysiologische actieve stoffen is het therapeutisch effect nog steeds acceptabel (70%). Over het algemeen heeft een hoofdluisbestrijdingsmiddel met dimeticon d e voorkeur boven d e gifshampoo’s. 4. Als je weet hoe gevoelig luizen voor uitdroging zijn, is het verbazingwekkend dat het nooit eerder is verzonnen om luizen met droge lucht te lijf te gaan. Helaas werkt het niet met een gewone haardroger: die is te heet om langer dan een paar seconden op één plek te houden en blaast niet krachtig genoeg. Maar een Amerikaans apparaat met een veelzeggende naam ‘LouseBuster’ doet het uitstekend. Het principe is dat een krachtige luchtstroom van ruim 55°C gedurende minstens dertig seconden op elk plekje van de hoofdhuid wordt gericht. De efficiëntie is hoog: in een half uur worden bijna alle luizen gedood en zijn ook de meeste neten in de kiem gesmoord. Bovendien is een Buster-‐blaasbeurt niet onaangenaam en te com-‐ bineren met sommen maken of een boekje lezen. Het verantwoord bedienen van de ‘LouseBuster’ vereist een training van enkele dagen en ook de prijs maakt het geen ding voor thuis. Maar de ontwikkelingen gaan snel en er is zelfs een initiatief voor een landelijk net-‐ werk van Luizenklinieken die op basis van een abonnement per leerling een school lui-‐ zenvrij houden. En misschien gaan scholen zelf wel een apparaat aanschaffen en een staflid opleiden. Iets om in de gaten te houden. Neetex is geen bestrijdingsmiddel. Het is alleen bedoeld om dode neten uit het haar te ver-‐ wijderen. In plaats van Neetex kan men ook gebruik maken van een mengsel van water en azijn (één op één). Gebruik van azijn is pijnlijk wanneer hoofdwondjes aanwezig zijn. Van de overige middelen (zoals Neemosan, Luisweg), die niet zijn geregistreerd als geneesmid-‐ del, is niet bekend of ze een vergelijkbaar effect hebben als de middelen die insecticiden bevatten. De werkzaamheid van deze middelen is dus nog onvoldoende onderbouwd. Ge-‐ bruik van deze middelen kan het toch al zo moeilijk beheersbare luizenprobleem vererge-‐ ren. Bovendien kunnen deze middelen bijwerkingen veroorzaken (zoals contacteczeem door ‘tea tree olie’). Het gebruik van deze middelen wordt afgeraden
8
5.2 Opsporen van hoofdluizen: met de kam op jacht Kammen is niet alleen een goede methode om lui-‐ zen en neten te bestrijden, maar ook om ze te vin-‐ den. Er zijn twee methoden voor het kammen: 1. droog 2. nat Droog kan je altijd en overal doen. Voor een inspectie op school is het meestal de enige mogelijkheid. Droge kam methode: • Neem een goed verlichte tafel of bureau, liefst met een glad, lichtgekleurd blad, een groot, wit papier als ondergrond is ook goed. • Buig het hoofd over het tafelblad naar voren. • Dan rustig vanaf de nek kammen, waarbij de kam zo lang mogelijk contact blijft houden met de hoofdhuid. • Tik daarna de kam op het tafelblad uit. Kijk ook regelmatig tussen de tanden van de kam, eventueel met loep. • Als uitgekamde luizen op de lichte ondergrond vallen, zullen ze proberen te vluch-‐ ten. Door hun bewegingen verraden zelfs de kleinste luisjes zich. Losgekamde ne-‐ ten zijn met wat oefening ook goed te herkennen, maar geven minder uitsluitsel. Nat kammen kan goed na een douche of bad, typisch iets voor thuis dus. Natte kam methode:
• Haar wassen met gewone shampoo (of luizenshampoo volgens gebruiksaanwijzing en uitspoelen). • Bescherm de ogen met een washandje. • De methode werkt pas echt goed als je voor het kammen een conditioner (crème-‐ spoeling) gebruikt. Conditioner inbrengen. Masseer zorgvuldig de conditioner in, van hoofdhuid tot aan de top van het haar. Kam vervolgens met een gewone kam de klitten uit. • Het hoofd tot boven de wastafel buigen • Begin met het haar in de nek achter een oor. Neem een streng haar en trek de kam er vanaf de hoofdhuid doorheen tot het einde. Kam het haar pluk voor pluk uit met een luizenkam. Steeds vanaf de hoofdhuid naar de haartop. • Tussendoor de kam op een tissue afvegen en controleren op luizen en neten. Her-‐ haal dit nog een paar keer bij dezelfde streng. • Zeker bij lang haar is het handig om het uitgekamde haar van de rest te isoleren met een haarclip. • Ga door met de volgende pluk haar en werk door naar het andere oor. • Mochten neten lastig loskomen: deppen met azijn helpt om de netenlijm op te los-‐ sen. • Werk van oor naar oor en vervolgens van achterhoofd naar pony. • Spoel tot slot het haar uit, onder de douche of onder de kraan in de wastafel. • De kam na afloop schoonmaken met water, zeep en zo nodig een nagelborsteltje. De kam uitkoken of ontsmetten met alcohol kan ook.
9
De natte kam methode is een stuk effectiever dan de d roge!
5.3 Twee weken volhouden In het begin is nat-‐kammen een onderneming, maar naarmate de routine komt, gaat het steeds makkelijker en efficiënter. Toch, hoe grondig je ook te werk gaat, er glippen altijd wel luizen en zeker nimfen en neten tussen de mazen van de kam. Het is daarom belangrijk het kammen na d e behandeling vol te houden. De norm is: twee weken. En als het even kan: elke dag. Dat is wat h et RIVM, h et Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, aanraadt. Een dag overslaan vergroot de kans dat je na twee weken toch nog met luizen zit. En kleine luisjes worden snel groot en zijn al na anderhalve week aan de leg. Zet de laatste dag op de kalender en controleer tegen het eind van de veldtocht extra goed of er nog luizen in de uitgekamde conditioner zitten. Als dat zo is, ga dan uiteraard door. Juich niet te vroeg en verslap niet. Blijf wekelijks controleren en pak de strijdbijl weer op zodra de luis opsteekt.
5.4 Aanvullende maatregelen op de behandeling • Het is belangrijk dat alle kinderen met hoofdluis uit één klas gelijktijdig worden be-‐ handeld. • De nadruk voor het bestrijden van hoofdluis wordt gelegd op het kammen, in com-‐ binatie met een behandeling van het haar met een hoofdluisbestrijdingsmiddel. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van aanvullende maatregelen in de omgeving: kookwas, vriezers, luizencapes en schoonmaakstress hoeven niet meer. • Omdat luizen overlopers zijn, is de kans groot dat andere gezinsleden ook hoofd-‐ luis hebben. Het is daarom van belang met een luizenkam het (natte) haar van alle gezinsleden te controleren. • Als er luizen zijn, is het belangrijk om de directe omgeving te waarschuwen. Meld het op school, bij vriendjes en andere sport-‐ en clubactiviteiten. Ook hun ouders kunnen dan meteen met een luizenkam het (natte) haar controleren.
5.5 Aanvullende informatie • Luizen overleven niet/gaan dood bij: o als hij van een hoofd raakt, is de luis (onder normale omstandigheden) binnen 24 uur dood. o neten kunnen (buiten de hoofdhuid, bij kamertemperatuur) maximaal 6 dagen overleven. o op ten minste 60 graden wassen (minstens 10 minuten). o 24 uur in een diepvriezer (-‐18 graden) leggen. o een week in een afgesloten plastic zak bij kamertemperatuur bewaren. • Als er sprake is van een hoofdluisepidemie, kunnen ouders geneigd zijn hun kind te vaak met bestrijdingsmiddelen te behandelen. Met te vaak wordt bedoeld meer dan één keer behandelen binnen één week. Dit kan een schadelijk effect hebben op de hoofdhuid en irritaties opleveren. Ouders dienen zich te houden aan de ad-‐ viezen op de bijsluiter wat betreft overbehandeling. Dus niet eerder een herhalingsbehandeling toepassen dan de bijsluiter aangeeft.
10
• Het preventief gebruik van hoofdluisbestrijdingsmiddelen (zonder dat de luis ge-‐ vonden is) wordt ten zeerste afgeraden. Het kan bijdragen tot het resistent wor-‐ den van de hoofdluis tegen het betreffende middel en heeft geen enkel effect op het voorkomen van hoofdluis.
11
6 Controle door het luizenopsporingsteam Om de opsporing van luizen en/of neten systematisch aan te pakken, heeft de school een Luizen opsporingsteam (LOT) ingesteld.
6.1 Doel Het doel van de regelmatige controles door het LOT is om bij schoolgaande kinderen een vroegtijdige signalering van hoofdluis te krijgen, zodat met een effectieve behandeling de verspreiding van hoofdluis kan worden tegen gegaan. Het structureel, regelmatig controleren van kinderen is een goede manier om het hoofdluisprobleem aan te pakken.
6.2 Functie van het Luizenopsporingsteam (LOT) Het Luizenopsporingsteam bestaat uit minstens twee personen. Het LOT heeft de taak om standaard na elke vakantie (van minstens een week) alle leerlingen op dezelfde dag te con-‐ troleren op hoofdluis. Na een melding van ouders, dat een kind hoofdluis heeft, worden eveneens alle kinderen van de school gecontroleerd. De kinderen, die ziek of afwezig zijn worden meteen gecontroleerd, wanneer ze weer op school zijn. Als er geen luizen en/of neten worden gevonden, vindt de controle plaats om de 4 weken. Als er wel luizen en/of neten worden gesignaleerd, wordt er na 2 weken nogmaals gecontroleerd. Deze hercon-‐ troles blijven met zo lang plaatsvinden, totdat er geen hoofdluis en/of neten meer zijn ge-‐ vonden. In de wekelijkse nieuwsbrief staat vermeld wanneer de controles plaatsvinden.
6.3 Benaderen van de ouders Op het moment dat er bij een kind hoofdluis wordt geconstateerd zullen de desbetref-‐ fende ouders hiervan op de hoogte worden gebracht door een persoon van het Luizen op-‐ sporingsteam (LOT). Het persoonlijk benaderen van de ouders heeft de voorkeur boven een schriftelijke benadering. Er wordt gevraagd om het kind, indien mogelijk, op te halen van school en zo snel mogelijk te behandelen, om verdere verspreiding zoveel mogelijk te beperken. Ter informatie wordt er gewezen op de informatiefolder “Luis in je haar? Kam-‐ men maar!” (uitgave van het RIVM, het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu) en het Protocol hoofdluis o.b.s. De Zandplaat. Deze worden meegegeven of meegestuurd of er wordt gewezen, waar deze op de site van de school te downloaden zijn.
6.4 De droge kam methode Bij het opsporen en de controles hanteert het LOT de droge kam methode. Gewoon tussen de haren kijken is niet erg betrouwbaar. Uit een onderzoek bleek dat matig geoefende plui-‐ zers in driekwart van de gevallen hoofden onterecht luizenvrij verklaarden.
6.5 Het benodigd materiaal Het LOT wordt voorzien in de juiste condities om te controleren (goed licht is een absolute noodzaak) door de school en het juiste materiaalgebruik. Het LOT schaft het benodigd ma-‐ teriaal zelf aan, waarna het door de ouderraad wordt vergoed. Condities en benodigd materiaal: • goed, verlichte tafel of bureau • groot, wit papier als ondergrond • een goede luizenkam • een loep • tissues • alcohol voor het desinfecteren van de kam(98%) • leesbrildragers kunnen niet, zonder hun leesbril, goed controleren
12
7 Relatie met ouders Op het moment dat er bij een kind hoofdluis wordt geconstateerd zullen de desbetref-‐ fende ouders hiervan op de hoogte worden gebracht door een persoon van het Luizen op-‐ sporingsteam (LOT). Het persoonlijk benaderen van de ouders heeft de voorkeur boven een schriftelijke benadering. Ter informatie wordt er gewezen op de informatiefolder “Luis in je haar? Kammen maar!” (Uitgave van het RIVM, het Rijksinstituut voor de Volksgezond-‐ heid en Milieu) en het Protocol hoofdluis o.b.s. De Zandplaat. Deze worden meegegeven of meegestuurd of er wordt gewezen, waar deze op de site van de school te downloaden zijn. Alle andere ouders worden via de wekelijks nieuwsbrief op de hoogte gebracht van de hoofdluismelding met een verwijzing naar de site, waar de informatiefolder “Luis in je haar? Kammen maar!” (Uitgave van RIVM, het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu) en het Protocol hoofdluis o.b.s. De Zandplaat te downloaden zijn. Het belang van het zelf regelmatig controleren van de kinderen en andere gezinsleden wordt stevig bena-‐ drukt voor de ouders. Want zowel de ouders als de school dragen de gezamenlijke verant-‐ woordelijkheid met betrekking tot het bestrijden van de hoofdluis.
13
8 Relatie met de GGD De school kan ondersteuning krijgen van de GGD in de vorm van een instructiebijeenkomst aan het Luizenopsporingsteam en aan de ouders op de zakelijke ouderavond. Door de ver-‐ pleegkundige van de GGD wordt informatie gegeven aan de hand van praktische instruc-‐ ties. Vanzelfsprekend kan men altijd terecht met vragen bij de verpleegkundige van de GGD. Als er al regelmatig advies gegeven is aan dezelfde ouders van een kind met luizen en/of neten en het luizenprobleem blijft bestaan, dan zullen we aan de ouders vragen of we de verpleegkundige van de GGD mogen inschakelen. De verpleegkundige zal dan con-‐ tact opnemen en samen zoeken naar de mogelijke oorzaak van het hardnekkige luizenpro-‐ bleem.
14