Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Protocol Hoofdluis
Versienummer 1.4 Augustus 2011
1
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Voorwoord Voor u ligt het hoofdluisprotocol van JGZ Zuid-Holland West. In dit protocol maken we onderscheid tussen een basisaanpak en een vervolgaanpak. In hoofdstuk 1 t/m 4 wordt algemene informatie over hoofdluis gegeven en de behandeling daarvan, wat school eraan kan doen en wordt aandacht besteed aan opsporing en controle. Onder de basisaanpak (hoofdstuk 1 t/m 4) verstaan we die acties die de school moet nemen voordat men eventueel over kan gaan tot een vervolgaanpak, namelijk het vormen van een ouderwerkgroep. Hierover wordt informatie gegeven in hoofdstuk 5 t/m 9. In de bijlagen staan voorbeeldbrieven en een schoolkrantartikel, waarmee u direct en praktisch aan de slag kunt gaan. De tekst hiervan is te downloaden via www.jgzzhw.nl (klik achtereenvolgens op: ‘professionals’ ,’scholen’ , ‘protocol hoofdluis’). Het hoofdluisprotocol van het Landelijk Centrum Infectieziekten (LCI) is als uitgangspunt gebruikt bij het schrijven van dit protocol, evenals het Landelijk steunpunt. www.landelijksteunpunthoofdluis.nl Wanneer u na het lezen nog vragen heeft of wanneer er onduidelijkheden zijn, kunt u altijd contact opnemen met de jeugdverpleegkundige van de JGZ. Voor het bestellen van de folder ‘Hoofdluis, zo kom je er vanaf!’ kunt u contact opnemen met de jeugdverpleegkundige of via het Contactbureau: 088 – 054 99 99. Dit document is gemaakt door Chrétienne van Brussel, Lenie van Paassen en Janny Kuijten, jeugdverpleegkundigen. Tot slot wensen we u veel succes in de bestrijding van dit hardnekkige probleem, dat alleen kan slagen door een gezamenlijke aanpak. Jeugdgezondheidszorg Zuid-Holland West, Postbus 339 2700 AH Zoetermeer Contactbureau: 088-054 99 99 (8.30 uur tot 17.00 uur) www.jgzzhw.nl
[email protected].
Versienummer 1.4 Augustus 2011
2
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
VOORWOORD
2
Inhoudsopgave
3
1. ALGEMENE INFORMATIE OVER HOOFDLUIS 1.1 Inleiding 1.2 Wat is hoofdluis? 1.3 Hoe kom je aan luizen? 1.4 Iedereen kan besmet worden. 1.5 Hoe weet je dat je hoofdluis hebt? 1.6 Wat kun je doen om hoofdluis te voorkomen. 1.7 Taboes rond hoofdluis.
5
2. HOE BEHANDEL JE HOOFDLUIS 2.1 Inleiding 2.2 Behandeling 2.3 Opsporen van hoofdluizen 2.4 Behandelen van hoofdluizen 2.5 Nacontrole 2.6 Aanvullende maatregelen op behandeling 2.7 Kammen 2.8 Netenverwijderende middelen 2.9 Overbehandeling 3. WAT DOET SCHOOL ALS ER HOOFDLUIS HEERST? 3.1 Inleiding 3.2 Stappenplan voor de basisaanpak 3.3 Vervolgaanpak 3.4 Knelpunten 3.5 Bronopsporing 3.6 Schoolverzuim en leerplicht 3.7 Weigering van ouder(s)/verzorger(s)
6 7 8
9
10
11
12
4. OPSPORING EN CONTROLE 4.1 Inleiding 4.2 Verantwoordelijkheden bij hoofdluis 4.2.1 Ouder(s)/verzorger(s) 4.2.2 School 4.2.3 JGZ 4.3 Ouderwerkgroep
13
5. HET INSTELLEN VAN DE OUDERWERKGROEP 5.1 Inleiding 5.2 Gezamenlijk beleid ouder(s)/verzorger(s) en school 5.3 Ondersteuning van de werkgroep door school 5.4 Ondersteuning door deJGZ
14
6. WERVING VAN DE OUDERWERKGROEP 6.1 Inleiding 6.2 Profiel van de werkgroep 6.3 Tijdsinvestering
15
7. VOORBEREIDINGEN VAN DE OUDERWERKGROEP 7.1 Inleiding 7.2 Het stappenplan
16
Versienummer 1.4 Augustus 2011
3
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
8. DE CONTROLES 8.1 Inleiding 8.2 Tijdstip van de (her)controle 8.3 De controle 8.4 Het controlestappenplan
17
9. BENADEREN VAN DE OUDER(S)/VERZORGER(S) 9.1 Inleiding 9.2 Telefonisch gesprek na eerste controle 9.3 Telefonisch gesprek na de hercontrole 9.4 Weerstanden 9.5 Hulp van de verpleegkundige van deJGZ
19
BIJLAGEN:
Bijlage I Bijlage II Bijlage Ill Bijlage lV Bijlage V Bijlage VI Bijlage VII Bijlage Vlll
Schoolkrantartikel Schoolkrantartikel Voor de ouderwerkgroep Brief voor ouder(s)/verzorger(s) Brief voor ouder(s)/verzorger(s) Brief voor ouder(s)/verzorger(s) Brief voor ouder(s)/verzorger(s) Brief voor ouder(s)/verzorger(s)
Het hoofdluisbeleid van de school Hoofdluis heeft niets met wassen te maken Voorbeeld van een registratie Er heerst hoofdluis op school Er heerst hoofdluis in de groep Bevindingen van de controle Ouderraad kondigt nieuw hoofdluisbeleid aan Werving voor de ouderwerkgroep
Versienummer 1.4 Augustus 2011
4
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
1. ALGEMENE INFORMATIE OVER HOOFDLUIS 1.1 Inleiding Misschien bent u zo’n school die aI van alles heeft gedaan om hoofdluis ‘het hoofd te bieden’. Herhaalde malen heeft u ouder(s)/verzorger(s) geïnformeerd over hoofdluis en hen gemotiveerd hun kinderen te behandelen. Ondanks aI uw inspanning blijft het hoofdluisprobleem bestaan. Ouder(s)/verzorger(s) raken gefrustreerd en willen dat u als school een oplossing biedt voor dit probleem. School wordt immers gezien als de plaats waar de hoofdluis zich verspreidt. Ervaring heeft geleerd dat er uitstekende resultaten worden bereikt wanneer op school ouder(s)/verzorger(s) zelf betrokken worden bij en zorgdragen voor de uitvoering van de hoofdluiscontrole en de voorlichting aan andere ouder(s)/verzorger(s). Door het opzetten van een ouderwerkgroep kan de hoofdluis zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en adequaat worden bestreden. Voor u ligt het JGZ protocol hoofdluis. Dit protocol beschrijft zeer praktisch wanneer en hoe een ouderwerkgroep opgezet kan worden en wat hierbij de taak van de school, de ouder(s)/verzorger(s) en de JGZ is. De hoofdstukken 1 t/m 4 geven algemene achtergrondinformatie over hoofdluis. De hoofdstukken 5 t/m 9 geven achtergrondinformatie over het opzetten van een ouderwerkgroep. In de bijlagen vindt u twee schoolkrantartikelen, een hoofdluisfolder voor ouder(s)/verzorger(s) en voorbeeldbrieven waarmee u direct en praktisch aan de slag kunt gaan. 1.2 Wat is hoofdluis? Luizen zijn parasieten. Ze hebben een gastheer nodig om te leven. De hoofdluis leeft uitsluitend van mensenbloed. Ze komen dus niet voor bij katten, honden of andere huisdieren. De vrouwtjesluis is ongeveer drie millimeter lang, een mannetjesluis is iets kleiner (vergelijkbaar met de kop van een lucifer). De luis zit het liefst in het hoofdhaar maar kan ook voorkomen op de wenkbrauwen, op de wimpers of in de baard. De kleur van de luis varieert van egaal zandkleurig tot bijna zwart, afhankelijk van de pigmentatie van het haar van de gastheer. De Iuis prikt een minuscuul gaatje in de hoofdhuid en zuigt daaruit bloed op waardoor hij in leven blijft en veroorzaakt kleine wondjes en jeuk. Na het bloedzuigen krijgt de luis een rodere kleur.
Een volwassen hoofdluis Een luis heeft 6 poten. Met deze poten kan hij zich aan de haren vastklampen. Bij het schudden van het hoofd, haren kammen of wassen houdt de Iuis zich stevig vast aan het haar. De luis gedijt prima bij de lichaamstemperatuur van de mens. Bij koorts verlaten de luizen hun gastheer. Een te lage temperatuur overleven ze niet. Luizen kunnen, zonder hun gastheer, bij kamertemperatuur maximaal 48 uur overleven. Een volwassen luis leeft ongeveer 30 tot 50 dagen en legt vier tot acht eitjes per dag: dit zijn de neten. Luizen leggen de neten aan de basis van de haren, (drie - vier mm boven de hoofdhuid) bij voorkeur op de donkere, warme plaatsen op het hoofd. Voorkeurplaatsen zijn onder de pony, achter de oren en in de nek. De neten komen na vier tot veertien dagen uit. De nieuwe luizen beginnen na zeven tot tien dagen ook met het leggen van neten. Het is dus niet verwonderlijk dat het aantal luizen op het hoofd in korte tijd sterk kan toenemen. De neten zijn meestal vuilwit tot geelbruin van kleur, een enkele keer grauw grijs. Versienummer 1.4 Augustus 2011
5
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Neten zijn tonvormig en ongeveer 0,8 millimeter groot en lijken op roos. Neten zitten echter aan de haren vastgekit met een niet in water oplosbare kitstof en zijn niet eenvoudig los te krijgen. Het verschil met roos is overduidelijk: roos zit altijd los. We spreken van een verse neet, als de neet zich dicht op de hoofdhuid bevindt, ongeveer drie à vier millimeter van de hoofdhuid af. Neten groeien met het haar mee, ongeveer een centimeter per maand. Hoe verder de neet van de hoofdhuid af is, hoe langer geleden de besmetting heeft plaatsgevonden. Neten die enkele centimeters van de hoofdhuid af liggen zijn gegarandeerd dode neten of lege cocons. Neten kunnen in een klimaat buiten de hoofdhuid maximaal zes dagen overleven. Dit betekent dat een neet die aan het haar vast zit, bijvoorbeeld in een kam of op kleding, na een paar dagen gewoon uit kan komen en de Iuis op zoek gaat naar een nieuwe gastheer. Hoofdluizen dragen geen ziekten over. Door krabben kunnen wel korstjes op de hoofdhuid ontstaan. Hierbij kunnen infecties optreden. Over het algemeen is de besmetting met hoofdluis niet ernstig. Wel is het belangrijk hoofdluis te behandelen. Als je te lang wacht met behandelen, breiden de luizen zich uit en bestaat de kans dat ook anderen worden besmet.
Hoofdluis gaat niet vanzelf weg, behandeling is noodzakelijk. 1.3 Hoe kom je aan luizen? Luizen kunnen niet vliegen of springen. Ze lopen over. Als kinderen tijdens het spelen met de hoofden dicht bij elkaar komen, stappen de luizen gemakkelijk over van het ene hoofd op het andere. Ook via mutsen, jassen en dassen die dicht tegen elkaar aan hangen en via kammen, borstels en slapen in één bed tegelijkertijd of na elkaar, kunnen luizen worden overgedragen. De mens verliest gemiddeld 100 haren op een dag. Dit kan gebeuren met omkleden, jas uittrekken, in de auto enz. enz. Luizen op uitgevallen haren proberen snel weer een nieuwe gastheer te vinden. Zo kun je luizen overal oplopen. Vooral onder omstandigheden waar veel mensen dicht bij elkaar verblijven, bijvoorbeeld tijdens vakanties en/of logeerpartijtjes, bij de sportvereniging en in volle bussen of treinen, wordt hoofdluis gemakkelijk verspreid. In school kan de verspreiding plaatsvinden via verkleedkleren, kapstokken en knuffels. 1.4 Iedereen kan besmet worden Iedereen kan hoofdluis krijgen. Een goede hygiëne heeft geen invloed op het voorkomen van hoofdluis. Luizen hebben juist een voorkeur voor schone hoofden. Het is dus niet waar dat luizen alleen voorkomen bij onverzorgde mensen. Omdat kinderen meer bij elkaar in de buurt komen, bijvoorbeeld bij het spelen, komt hoofdluis bij hen vaker voor dan bij volwassenen. Binnen het gezin en op school krijgt hoofdluis evenveel kans om over te lopen. 1.5 Hoe weet je dat je hoofdluis hebt? Kort na de besmetting met hoofdluis, merkt men meestal nog helemaal niets. Er kan dan echter al wel hoofdluis aanwezig zijn. Als de luizen zich vermenigvuldigd hebben ontstaat jeuk en gaat men krabben. Soms heeft men hoofdluis zonder jeuk. Jeuk is altijd een reden om na te kijken of er luizen en neten op het hoofd te zien zijn. De luizen zijn met behulp van een plastic stofkam op te sporen. Deze stofkam is te koop bij drogist of apotheek.
De stofkam
Versienummer 1.4 Augustus 2011
6
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
1.6 Wat kun je doen om hoofdluis te voorkomen Eigenlijk kun je niet voorkomen dat hoofdluizen van de een naar de ander overlopen. Je kunt alleen zorgen dat de Iuizen niet blijven zitten en zich vermeerderen. De beste manier hiervoor is controleren, namelijk door te kammen met een stofkam. Dit kun je iedere week doen en daarnaast dagelijks als op school hoofdluis voorkomt. 1.7 Taboes rondom hoofdluis Hoofdluis is niet iets waar je gemakkelijk over praat. Sommige ouder(s)/verzorger(s) reageren serieus, andere weer laconiek of juist heel geschrokken. Er zijn mensen die zich ervoor schamen en er niet over willen praten. Zij zullen het vaak ook moeilijk vinden om hun kind te controleren op hoofdluis. Maar als het uitgesteld wordt, krijgt de luis juist de kans om zich verder te verspreiden. Het is belangrijk om er wel over te praten. AIs een kind hoofdluis heeft, moeten de ouder(s)/verzorger(s) het melden aan de leerkracht. De school kan dan zelf maatregelen nemen en aan andere ouder(s)/verzorger(s) doorgeven om alert te zijn op hoofdluis. Ook speelkameraadjes en logees moeten gewaarschuwd worden. Op die manier kunnen de kinderen min of meer gelijktijdig behandeld worden. Dan wordt de cirkel van herbesmetting verbroken. In de praktijk is gebleken dat het instellen van een ouderwerkgroep voor de controle van hoofdluis op school preventief en taboedoorbrekend werkt. Als men weet dat een luizencontrole gaat plaatsvinden zullen veel ouder(s)/verzorger(s) hun kind nog eens extra goed bekijken en zo nodig behandelen. Kinderen zullen na verloop van tijd de controles zo normaal gaan vinden dat ze zonder schroom praten over hoofdluis.
Versienummer 1.4 Augustus 2011
7
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
2. HOE BEHANDEL JE HOOFDLUIS
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de behandeling van hoofdluis, kammen en bestrijdingsmiddelen.
2.2 Behandeling Op dit moment is er geen enkele therapie, behalve het kaalscheren, die een besmette persoon gegarandeerd ‘luizenvrij’ kan maken. Er zijn drie methoden om hoofdluis te behandelen: 1. Dagelijks met een speciale netenkam het natte haar (met gewone crèmespoeling erin) intensief kammen gedurende twee weken, is waarschijnlijk even effectief als behandeling met hoofdluismiddelen. Dit is de voorkeursbehandeling omdat in het algemeen altijd de voorkeur uitgaat naar niet-medicamenteuze behandeling. Bovendien leidt deze behandeling niet tot resistentie-ontwikkeling. 2. Behandelingen van het haar met een geregistreerd geneesmiddel dat dimeticon bevat. XTLuis® is een geregistreerd geneesmiddel (zonder insecticide) tegen hoofdluis. Dit middel werkt door verstikking van de luis. De werkzaamheid is in diverse klinische studies meermalen bewezen. Evenals de natkammethode leidt deze behandeling niet tot resistentie-ontwikkeling, omdat de luis sterft doordat deze ingekapseld wordt door dimeticon. Dagelijks kammen van het haar met een luizenkam gedurende 14 dagen is onderdeel van de behandeling. Men moet altijd na één week de behandeling met hetzelfde middel herhalen om een optimaal effect te bereiken. 3. Behandelingen van het haar met een geregistreerde hoofluisbestrijdingsmiddel in combinatie met dagelijks kammen van het haar met een luizenkam gedurende 14 dagen, is bewezen effectief. Men moet altijd na één week de behandeling met hetzelfde middel herhalen om een optimaal effect te bereiken.In toenemende mate wordt er in het buitenland melding gemaakt van resistentie tegen deze middelen. In Nederland zijn geen cijfers over resistentieontwikkeling beschikbaar, maar door de toegenomen meldingen van therapiefalen is resistentieontwikkeling in Nederland waarschijnlijk ook een probleem. Tegen permetrine (Loxazol®) bestaat al langer resistentie. Recent blijkt dat er ook toenemende resistentie is tegen malathion (Prioderm® ). Door toevoeging van niet-farmaceutische, maar wel fysiologisch actieve stoffen is het therapeutisch effect nog steeds acceptabel (70%). In Nederland zijn de onderstaande middelen geregistreerd voor de behandeling van hoofdluis.
-
malathion(Prioderm® ), lotion, shampoo permetrine (Loxazol®),lotion
Van de overige middelen (zoals Neemosan, Luisweg etc.) die niet zijn geregistreerd als geneesmiddel, is niet bekend of ze een vergelijkbaar effect hebben als middelen die insecticiden bevatten. De werkzaamheid van deze middelen is dus nog onvoldoende onderbouwd. Gebruik van deze middelen kan het toch al zo moeilijk beheersbare luizenprobleem verergeren. Bovendien kunnen deze middelen bijwerkingen veroorzaken (zoals contacteczeem door 'tea tree'-olie). Het gebruik van deze middelen wordt afgeraden
2.3 Opsporen van hoofdluizen De aanwezigheid van luizen kan worden vastgesteld door het haar te kammen met een luizenkam boven een stuk wit papier. De luizen zullen op het papier vallen als kleine grijsblauw of roodbruin gekleurde spikkels. Daarnaast kan het haar achter de oren en in de nek worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van luizen. Deze methode gaat echter gepaard met een groot aantal vals positieve (30%) of vals negatieve (10%) bevindingen. Versienummer 1.4 Augustus 2011
8
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Het kammen gaat als volgt: • Was het haar met gewone shampoo en spoel het haar uit. • Bescherm de ogen met een washandje. • Breng ruim crèmespoeling in het haar en spoel dit NIET uit. • Kam de knopen en klitten uit het haar met een gewone kam. • Houdt het hoofd voorover boven een wasbak en kam het haar van achter naar voor met een luizenkam, tegen de schedelhuid aan; start bij het ene oor en schuif na elke kambeweging op naar het ander oor. • Veeg de luizenkam regelmatig af aan een witte papieren servet of zakdoek en kijk of er luizen op het papier zichtbaar zijn. • Spoel de crèmespoeling uit. 2.4 Behandelen van hoofdluizen Er zij 2 manieren om luizen weg te krijgen: alleen kammen, 14 dagen 2 maal daags of kammen in combinatie met een antihoofdluismiddel.
Op dit moment biedt geen enkel middel garantie op een succesvolle therapie (zie boven). Herbesmetting, onjuist gebruik van het middel, het achterwege laten van de aanvullende maatregelen op de behandeling (met name het kammen gedurende 14 dagen) en resistentieontwikkeling zijn vaak de oorzaak van therapiefalen. Bij falen van de therapie dient de behandeling herhaald te worden met een luisbestrijdingsmiddel uit een andere groep. Zowel malathion als permetrine kunnen huidirritatie, overgevoeligheid en sensibilisatie als bijwerking hebben. Chloor inactiveert malathion. Op de dag van behandeling mogen kinderen niet zwemmen in chloorhoudend zwemwater. Dit is in tegenstelling tot wat in de bijsluiter vermeld staat: kinderen mogen tot een week na de behandeling niet zwemmen. Het gebruik van malathion, permetrine en bioalletrine/piperonylbutoxide wordt afgeraden aan kinderen jonger dan zes maanden, zwangeren, vrouwen die borstvoeding geven en personen met overgevoeligheid voor pyretroïden, pyretrinen of isopropanol. Het gebruik van bioalletrine piperonylbutoxide wordt afgeraden bij mensen met astma. Dit geldt ook voor personen die de behandeling uitvoeren. Voor de contra-indicaties van de relatief nieuwe middelen die dimeticon bevatten (zoals XTLuis® en NYDA®.), dient de bijsluiter te worden gevolgd. De kaminstructie (zie: ‘opsporen van hoofdluizen’) is ook geschikt voor het behandelen van hoofdluis zónder hoofdluismiddel (dus alleen door het haar te kammen), maar dan dient een fijntandige netenkam te worden gebruikt in plaats van een luizenkam. 2.5 Nacontrole Ook na de behandeling met een hoofdluismiddel (lotion of shampoo) moeten de natte haren worden gekamd volgens de kaminstructie (zie: ‘opsporen van hoofdluizen’). Dit is een onmisbaar onderdeel van de behandeling! Dit moet men dagelijks doen tot veertien dagen na de start van de behandeling. Het uitkammen van de dode luizen en neten zorgt ervoor dat men goed kan zien of er nog actieve luizen aanwezig zijn en hiermee kunnen nog niet gedode neten worden verwijderd. De aanwezigheid van dode luizen wijst dus niet op falen van de behandeling. 2.6 Aanvullende maatregelen op behandeling • Het is belangrijk dat alle kinderen met hoofdluis uit één klas gelijktijdig worden behandeld. • De nadruk voor het bestrijden van hoofdluis wordt gelegd op het kammen, eventueel in combinatie met een behandeling van het haar met een antihoofdluismiddel. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van de aanvullende maatregelen in de omgeving. Maatregelen zoals het wassen van beddengoed, knuffels, jassen, het gebruik van luizencapes en het stofzuigen van de auto zijn niet meer nodig. Dat scheelt heel veel tijd, geld en stress bij ouders van kinderen met hoofdluis! Versienummer 1.4 Augustus 2011
9
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
•
• • •
•
•
Luizen overleven niet/ gaan dood bij: op ten minste 60°C wassen (minstens tien minuten), stomen, 48 uur buiten luchten, 24 uur in een diepvriezer (-18°C) leggen of een week in een afgesloten plastic zak bij kamertemperatuur bewaren. Klop en borstel de spullen daarna goed uit. Omdat luizen overlopers zijn, is de kans groot dat andere gezinsleden ook hoofdluis hebben. Het is daarom van belang met een luizenkam het hele gezin te controleren. Controleer daarna wekelijks het (natte) haar van alle gezinsleden met een luizenkam. Als er luizen zijn, is het belangrijk om de directe omgeving te waarschuwen. Meld het op school en bij vriendjes. Ook hun ouders/verzorgers kunnen dan meteen met een luizenkam het (natte) haar controleren. Het preventief gebruik van bestrijdingsmiddelen (zonder dat luis is gevonden) wordt ten zeerste afgeraden. Het kan bijdragen tot het resistent worden van de hoofdluis tegen het betreffende middel. Hoofdluis kan men niet voorkomen. Zelfs drie keer per dag haren wassen helpt niet, de hoofdluis heeft daar geen last van.
GEEN hoofdluis gevonden: iedere week blijven controleren. 2.7 Kammen Voorbeeld van verschillende kammen zijn: • Plastic stofkam of luizenkam Plastic handvat, plastic tanden. Geschikt om luizen te verwijderen, niet geschikt om neten te verwijderen. Nadeel: tanden verbuigen en breken gemakkelijk. • Prioderm kam Metalen handvat: een rij metalen tanden van één centimeter. Geschikt om luizen te verwijderen, niet geschikt om neten te verwijderen. • Nitcomb-M2 Metalen handvat, dubbele rij tanden. Geschikt om luizen en neten te verwijderen. • Nisska Metalen handvat, een rij metalen tanden van 3,5 centimeter die heel dicht bij elkaar staan. Zeer geschikt om luizen en neten te verwijderen. Nadeel: het kammen kan pijnlijk zijn. 2.8 Netenverwijderende middelen Neetex is geen bestrijdingsmiddel. Het is alleen bedoeld om dode neten uit het haar te verwijderen. Neetex kan gebruikt worden na behandeling van een luizenbestrijdingsmiddel. Het wordt geleverd als crèmespoeling die het haar makkelijker kambaar maakt. Vermijdt bij alle middelen het contact met de ogen. Na behandeling moet het haar zorgvuldig worden uitgekamd met een netenkam. In plaats van Neetex kan men ook gebruik maken van een mengsel van water en azijn (een op een). Gebruik van water en azijn is pijnlijk wanneer hoofdwondjes aanwezig zijn. 2.9 Overbehandeling Als er sprake is van een hoofdluisepidemie, kunnen ouder(s)/verzorger(s) geneigd zijn hun kind te vaak met hoofdluisbestrijdingsmiddelen te behandelen. Met te vaak wordt bedoeld meer dan één keer behandelen binnen één week. Dit kan een schadelijk effect hebben op de hoofdhuid en irritaties opleveren. Ouder(s)/verzorger(s) dienen zich te houden aan de adviezen op de bijsluiter wat betreft de overbehandeling. Dus niet eerder een herhalingsbehandeling toepassen dan de bijsluiter aangeeft. Het preventieve gebruik van bestrijdingsmiddelen zonder dat luis is gevonden kan bijdragen tot het resistent worden van het hoofdluisbestrijdingsmiddel en heeft geen enkel effect op het voorkomen van hoofdluis.
Preventief behandelen met bestrijdingsmiddelen heeft dus geen enkele zin. Versienummer 1.4 Augustus 2011
10
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
3. WAT DOET SCHOOL ALS ER HOOFDLUIS HEERST? 3.1 Inleiding In dit handboek maken we onderscheid tussen de basisaanpak en de vervolgaanpak. Onder de basisaanpak verstaan we die acties die school moet nemen voordat men over kan gaan tot de vervolgaanpak, namelijk het vormen van een ouderwerkgroep. Dit hoofdstuk beschrijft aan de hand van een stappenplan de basisaanpak en geeft een inleiding op de vervolgaanpak. 3.2 Stappenplan voor de basisaanpak Stap 1 Zorg bij een melding van hoofdluis dat alle ouder(s)/verzorger(s) weten dat er hoofdluis heerst. Dit kan door middel van een nieuwsbrief (bijlage V). Met de brief geeft u ook de folder van de JGZ mee (bijlage III). Het is belangrijk dat de aanwijzingen uit deze folder nauwkeurig opgevolgd worden. Reclamefolders zijn niet objectief. De folders zijn gratis te bestellen bij de infotheek van de JGZ. Daarnaast kunt u posters en brieven ophangen of een schoolkrantartikel wijden aan dit onderwerp (bijlage II) Stap 2 Denk ook aan de controle van collegae en eventuele gezinsleden. Stap 3 Het schoonmaken van kleding enz is niet noodzakelijk maar extra hygiene kan bijdragen aan een snellere oplossing van het probleem, denk aan extra aandacht van de schoonmakers. Stap 4 Om herbesmetting te voorkomen is het van belang dat kinderen en school gelijktijdig behandeld worden. Stap 5 Voorlichting aan kinderen over het risico van besmetting door het delen van kammen en borstels en het dragen van elkaars mutsen hoofddoekjes en kleding is noodzakelijk. Stap 7 Wanneer er geen hoofdluis meer heerst eventuele posters verwijderen. Stap 8 Ter afsluiting kunt u nog een briefje aan de ouder(s)/verzorger(s) sturen waarin u kunt vermelden wat de school heeft ondernomen en dat het noodzakelijk is te blijven controleren. Stap 9 Vermeld in de schoolgids het schoolbeleid ten aanzien van hoofdluis. Zie 3.7. 3.3 Vervolgaanpak Ondanks de basisaanpak blijft het hoofdluisprobleem in sommige gevallen bestaan. Dit leidt bij zowel ouder(s)/verzorger(s) als school regelmatig tot frustraties. Om te komen tot een vervolgaanpak moeten we eerst helder hebben waarom het hoofdluisprobleem blijft bestaan. Afhankelijk daarvan kan gekozen worden voor een nieuwe aanpak. 3.4 Knelpunten Het knelpunt in de aanpak van hoofdluis is herbesmetting. Een al behandeld kind komt opnieuw in aanraking met hoofdluis waardoor het kind ondanks juist handelen van zijn/haar ouder(s)/verzorger(s) opnieuw hoofdluis krijgt. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom herbesmetting kan plaatsvinden. • •
•
•
Niet alle ouder(s)/verzorger(s) behandelen hun kind(eren) tegelijk. Ouder(s)/verzorger(s) controleren hun kind niet of onvoldoende. Dit heeft niet altijd te maken met desinteresse van de opvoeder. Heel vaak heeft het te maken met het niet weten hoe te controleren en het niet herkennen van neten en hoofdluis. Ouder(s)/verzorger(s) behandelen hun kind niet of onvoldoende. In veel gevallen wordt het kind wel behandeld, maar niet op de juiste wijze. Men volgt misschien niet precies de gebruiksaanwijzing passend bij het product. Het taboe. Ondanks alle voorlichting wordt de hoofdluis toch nog vaak geassocieerd met onvoldoende hygiëne. Rondom hoofdluis heerst nog steeds een taboe. Dit leidt ertoe dat ouder(s)/verzorger(s) niet altijd op school of aan ouder(s)/verzorger(s) van vriendjes/vriendinnetjes melden dat hun kind hoofdluis heeft. Hen kan ook zijn dat ouder(s)/verzorger(s) geen advies durven vragen bij onduidelijkheid rondom de behandeling van hoofdluis.
3.5 Bronopsporing Voor een efficiënte vervolgaanpak is het noodzakelijk dat we inzicht hebben in de bronnen van herbesmetting. Met andere woorden er is een opsporing- en controlemethode nodig dat inzicht Versienummer 1.4 Augustus 2011
11
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
verschaft in welke kinderen hoofdluis hebben. De ouder(s)/verzorger(s) van deze kinderen kunnen dan direct en persoonlijk benaderd worden. 3.6 Schoolverzuim en leerplicht Op grond van de wet is het niet mogelijk een kind met hoofdluis van school te weren. Wel kunnen ouder(s)/verzorger(s) verzocht worden om eerst hun kind thuis te behandelen en het pas daarna weer de school te laten bezoeken. Dit kan echter niet worden afgedwongen. Op grond van de wet is het tevens niet mogelijk dat ouder(s)/verzorger(s) hun kinderen thuis houden, omdat er hardnekkige hoofdluis op school heerst. Bij vragen of problemen hieromtrent is het verstandig contact op te nemen met de leerplichtambtenaar. 3.7 Weigering van ouder(s)/verzorger(s) Soms weigeren ouder(s)/verzorger(s) het screenen. Dit kan ondervangen worden door in het schoolreglement op te nemen dat ouder(s)/verzorger(s) hiermee akkoord dienen te gaan bij aanmelding op school. Indien het ouder(s)/verzorger(s) zijn waarvan de kinderen al op school zitten voordat het luizenbeleid wordt opgesteld, dan kunt u het probleem ondervangen door de ouder(s)/verzorger(s) te zeggen dat zij hun kind(eren) op dezelfde dag dienen te controleren op hoofdluis en de bevindingen aan de school moeten doorgeven.
Versienummer 1.4 Augustus 2011
12
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
4. OPSPORING EN CONTROLE 4.1 Inleiding Jarenlang hebben verpleegkundigen van de JGZ hoofdharen van de leerlingen nagekeken op hoofdluis en werden ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte gebracht van de mogelijkheden om deze ongenode gasten aan te pakken. Deze aanpak heeft niet geleid tot een vermindering van de hoofdluis. In zekere zin wordt hoofdluis dan een probleem voor de verpleegkundige en de school en nauwelijks voor de ouder(s)/verzorger(s). Zowel de ouder(s)/verzorger(s) als de school dragen de verantwoordelijkheid met betrekking tot het bestrijden van de hoofdluis. De ervaring heeft geleerd dat uitstekende resultaten worden bereikt wanneer ouder(s)/verzorger(s) zelf zorg dragen voor de uitvoering van de hoofdluiscontrole. Door het opzetten van een ouderwerkgroep kan de hoofdluis zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en adequaat worden bestreden. 4.2 Verantwoordelijkheden bij hoofdluis 4.2.1 Ouder(s)/verzorger(s) De verantwoordelijkheid van ouder(s)/verzorger(s) omvat de controle op en verwijdering van hoofdluis uit de haren van de kinderen. Als een kind inderdaad hoofdluis heeft, is het heel belangrijk dat ouder(s)/verzorger(s) de school en de ouder(s)/verzorger(s) van vriendjes waarschuwen om verdere verspreiding van hoofdluis te beperken. Helaas gebeurt dit lang niet altijd. Ouder(s)/verzorger(s) kunnen meewerken aan een ouderwerkgroep ter bestrijding van hoofdluis. 4.2.2 School Het is de verantwoordelijkheid van de school om preventieve maatregelen te treffen. De school is immers verantwoordelijk voor de hygiëne en het leefklimaat op school. Leerkrachten kunnen er toe bijdragen dat het hebben van luizen uit de taboesfeer komt door met de kinderen over luizen te praten en door de ouder(s)/verzorger(s) te informeren over hoofdluis. 4.2.3. JGZ De JGZheeft een adviserende, coördinerende en zo nodig controlerende taak ten aanzien van hoofdluisbestrijding. Het opsporen van hoofdluis in de klas door een JGZmedewerker is niet zinvol. Het bezwaar tegen deze werkwijze is dat het altijd een momentopname is. De ondersteuning van de JGZbestaat uit het bijbrengen van kennis en vaardigheden aan ouder(s)/verzorger(s) en leerkrachten: • door het leveren van advies en ondersteuning in de vorm van materialen en consultatie, zoals deze handleiding, folders en ouderbrieven. • door de ouderwerkgroep middels een voorlichtingsbijeenkomst te trainen in het controleren op hoofdluis. In bijzondere gevallen neemt de verpleegkundige van de JGZcontact op met ouder(s)/verzorger(s) van kinderen bij wie steeds opnieuw hoofdluis geconstateerd wordt. 4.3 Ouderwerkgroep De ouderwerkgroep controleert op school met een zekere regelmaat alle kinderen op dezelfde dag op aanwezigheid van hoofdluis. Het advies is om deze controle zes maal per jaar na elke vakantie uit te voeren, omdat de school dan hoofdluis vrij is. Uiteraard wordt bij tussentijdse meldingen, de groepen waarbij hoofdluis geconstateerd is, nogmaals gecontroleerd door de ouderwerkgroep. Het doel van deze controles is om het vóórkomen van hoofdluis bij schoolgaande kinderen te verminderen door: • het direct signaleren op school van hoofdluis bij de kinderen, waarna ouder(s)/verzorger(s) direct op de hoogte gebracht kunnen worden, zodat zij kunnen gaan behandelen. • het regelmatig controleren van de kinderen op school stimuleert de ouder(s)/verzorger(s) thuis extra alert te zijn op aanwezigheid van hoofdluis bij hun kinderen. In de klas waar hoofdluis heerst, zal na twee weken nogmaals een controle uitgevoerd worden.
Versienummer 1.4 Augustus 2011
13
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
5. HET INSTELLEN VAN DE OUDERWERKGROEP 5.1 Inleiding Zowel de ouderraad/medezeggenschapsraad als het schoolteam moeten achter deze vervolgaanpak en het instellen van een ouderwerkgroep staan. De ouder(s)/verzorger(s) zullen op de hoogte moeten worden gebracht van dit nieuwe beleid. 5.2 Gezamenlijk beleid ouder(s)/verzorger(s) en school De ouderraad/medezeggenschapsraad zal als vertegenwoordiger van de ouder(s)/verzorger(s) en school het beleid moeten onderschrijven. De ouderraad/medezeggenschapsraad stelt ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte van de nieuw gekozen werkwijze. De school is verantwoordelijk voor wat op school gebeurd. School zal ouder(s)/verzorger(s) duidelijk moeten maken dat zij achter deze door de ouderraad/medezeggenschapsraad gekozen werkwijze staat. Indien ouder(s)/verzorger(s) bezwaar hebben tegen het beleid, dan kunnen zij hiervoor terecht bij de directeur van de school. Er zijn verschillende mogelijkheden om ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte te stellen van het beleid: • opname van het beleid in het schoolreglement of een artikel in de schoolgids. • door middel van een brief (bijlage VIII). • door middel van een schoolkrantartikel (bijlage I). • tijdens een voorlichtingsbijeenkomst over hoofdluis voor ouder(s)/verzorger(s) en leerkrachten. 5.3 Ondersteuning van de werkgroep door school Op school wordt een leerkracht als contactpersoon aangesteld. Deze leerkracht is het aanspreekpunt van de coördinator van de werkgroep. De leerkracht zorgt ervoor dat: • informatie over het nieuwe beleid bekend is bij de ouder(s)/verzorger(s), bijvoorbeeld door structureel een stukje te plaatsen in de schoolgids (bijlage VIII). • ouder(s)/verzorger(s) schriftelijk, via de schoolkrant, op de hoogte worden gesteld van het tijdstip van de controles. • het team op de hoogte is van de op handen zijnde controle. • de werkgroep duidelijke leerlingenlijsten krijgt waarop bevindingen geregistreerd kunnen worden (bijlage IV). • er ruimte beschikbaar is voor de controles. • de werkgroep van koffie/thee wordt voorzien tijdens de controles. • de werkgroep de aangeschafte middelen vergoed krijgt. • minimaal eenmaal per jaar met de werkgroep geëvalueerd wordt. Een en ander verloopt via de coördinator van de ouderwerkgroep. Eén van de leden wordt aangesteld als coördinator. De taken van deze coördinator staan beschreven in hoofdstuk 6.2. 5.4 Ondersteuning door deJGZ De werkgroep zal voorafgaand aan de nieuwe werkwijze ondersteuning krijgen van deJGZ. De jeugdverpleegkundige zal aan de werkgroep praktische instructies geven over het controleren, het registreren van de bevindingen en het omgaan met privacy. De bijscholing zal ongeveer 1 uur in beslag nemen. De leerkracht en coördinator kunnen daarnaast altijd met vragen bij de verpleegkundige terecht.
Versienummer 1.4 Augustus 2011
14
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
6. WERVING VAN DE OUDERWERKGROEP 6.1 Inleiding Nadat duidelijk is of het bestuur, directie en ouderraad/medezeggenschapsraad van de school achter het nieuw gekozen beleid staan, kan over worden gegaan tot de werving van ouder(s)/verzorger(s) voor de werkgroep. Er kan gekozen worden voor een algemene werving, waarbij alle ouder(s)/verzorger(s) de gelegenheid hebben om zich in te schrijven voor de werkgroep (bijlage IX). Er kan ook gekozen worden voor een meer persoonlijke benadering waarbij de ouderraad/medezeggenschapsraad of de directie ouder(s)/verzorger(s) persoonlijk vraagt om deel te nemen aan de werkgroep. 6.2 Profiel van de werkgroep De werkgroep bestaat uit: • ouder(s)/verzorger(s) voor controles (het aantal ouder(s)/verzorger(s) is afhankelijk van het aantal kinderen op school). • een contactpersoon van het schoolteam (leerkracht). • een coördinator van de ouderwerkgroep. Van de controlerende ouder(s)/verzorger(s) wordt verwacht dat zij bereid zijn om: • minimaal 6 maal per jaar, na elke vakantie te controleren. • bij tussentijdse meldingen te controleren. • een korte voorlichting/bijscholing van de JGZ te volgen (duur hooguit één uur). • om te kunnen gaan met de privacy van kinderen en hun ouder(s)/verzorger(s). Taken van de contactpersoon van het schoolteam: • zorgt voor de voorwaarden voor het uitvoeren van de hoofdluiscontroles (zie 5.3). • de leerkracht neemt contact op met ouder(s)/verzorger(s) van kinderen bij wie hoofdluis/verse neten geconstateerd is en adviseert deze ouder(s)/verzorger(s) zonodig. • adviseert ouder(s)/verzorger(s) zonodig contact op te nemen met de jeugdverpleegkundige van de JGZ. Van de coördinator wordt verwacht, dat hij/zij: • voldoende kennis heeft met betrekking tot hoofdluis en de behandeling ervan (zie hoofdstuk 1 t/m 4). • een korte voorlichting/bijscholing van deJGZ volgt. • begrip heeft voor mogelijke weerstand bij ouder(s)/verzorger(s) en daarmee kan omgaan. • om kan gaan met de privacy van ouder(s)/verzorger(s) en kinderen. • de ouder(s)/verzorger(s) van de werkgroep kan motiveren. • aanspreekpunt is voor de ouder(s)/verzorger(s) uit de werkgroep. • de controles organiseert. • goed contact heeft met de contactpersoon van het schoolteam. • contact opneemt met de jeugdverpleegkundige van de JGZ bij vragen of problemen. • ouder(s)/verzorger(s) met weerstand verwijst naar de directeur van de school. 6.3 Tijdsinvestering De grootte van de werkgroep en het aantal leerlingen op school is dus bepalend voor de tijdsinvestering per controle. Twee ervaren ouder(s)/verzorger(s) kunnen binnen 30 à 45 minuten een groep kinderen controleren. Het is aan te bevelen om voldoende ouder(s)/verzorger(s) te werven zodat er geen problemen ontstaan als een van hen verhinderd is. De tijdsinvestering van de coördinator is afhankelijk van de kennis die de coördinator heeft over hoofdluis. Per controle zal de coördinator ongeveer een uur kwijt zijn voor de voorbereiding en afwerking van de controles.
Versienummer 1.4 Augustus 2011
15
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
7. VOORBEREIDINGEN VAN DE OUDERWERKGROEP 7.1 Inleiding Voordat de ouderwerkgroep daadwerkelijk aan de slag kan gaan, zal zij eerst ingesteld en geïnstrueerd moeten werden. Dit hoofdstuk geeft in een stappenplan de voorbereidingen weer. 7.2 Het stappenplan Stap 1 De contactpersoon van school vormt de werkgroep (aan de hand van de ouder(s)/verzorger(s) die zich hebben aangemeld). Stap 2
De contactpersoon plant met de werkgroep een gezamenlijk overleg.
Stap 3
Tijdens dit overleg wordt aan de leden de aanleiding voor de nieuwe aanpak en de werkwijze uitgebreid toegelicht. Alle werkgroepleden moeten begrijpen wat er van hen verwacht wordt en welke taken zij gaan vervullen.
Stap 4
Eén van de ouder(s)/verzorger(s) wordt aangesteld als coördinator van de werkgroep.
Stap 5
Alle leden van de werkgroep krijgen het protocol hoofdluis mee en lezen deze door.
Stap 6
De werkgroep prikt een datum voor bijscholing van deJGZ. De coördinator neemt hierover contact op met de verpleegkundige van de JGZ.
Stap 7
De werkgroep maakt een planning voor de standaard controles in dit schooljaar. Deze vinden zes keer per jaar plaats direct na een vakantie op een vaste dag en tijd.
Stap 8
Er worden duidelijke afspraken gemaakt met de contactpersoon van school. Deze treft daarvoor de nodige maatregelen (zie hoofdstuk 5.3.).
Stap 9
De coördinator van de werkgroep schaft de nodige materialen aan ter ondersteuning: • plastic puntkammen, om het haar gemakkelijker te kunnen controleren • een multomap voor de registratie • 2 pennen • vergrootglas
Stap 10
Bijscholing door de JGZ.
Versienummer 1.4 Augustus 2011
16
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
8. DE CONTROLES 8.1 Inleiding Nadat de werkgroep is bijgeschoold door de JGZ en de ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte zijn gebracht, kan er gestart worden met de controles. Hoe de controle er inhoudelijk uit zal zien wordt in dit hoofdstuk beschreven. 8.2 Tijdstip van de (her)controle Standaardcontrole De standaardcontroles worden zes keer per jaar, direct na een schoolvakantie, uitgevoerd. Bij een standaardcontrole worden alle groepen van de hele school gecontroleerd. Controle bij tussentijdse meldingen Als er meldingen van hoofdluis zijn wordt de desbetreffende groep kinderen gecontroleerd. Hercontrole De hercontrole vindt plaats twee weken na de eerste controle. Zo krijgen ouder(s)/verzorger(s) de gelegenheid hun kind goed te behandelen. De hercontrole wordt uitgevoerd in die groep waar bij de eerste controle hoofdluis is geconstateerd. Daarnaast worden bij de hercontrole die kinderen meegenomen die tijdens de eerste controle afwezig waren. 8.3 De controle De werkgroep controleert de kinderen op de aanwezigheid van luizen en neten. Het is van belang dat leden van de werkgroep onderscheid kunnen maken tussen verse en oude neten. We spreken van een oude neet als deze zich 1 cm of verder van de hoofdhuid bevindt. Bij twijfel tussen een oude of verse neet kan de contactpersoon van de school bij de ouder(s)/verzorger(s) navragen of het kind reeds behandeld is. 8.4 Het controlestappenplan Stap I De contactpersoon van de school stelt de ouder(s)/verzorger(s) middels de schoolkrant/gids op de hoogte van de komende controle. Stap 2
De contactpersoon van school stelt de teamleden op de hoogte. Iedere leerkracht bereidt de groep voor op de controles. Het is belangrijk dat de leerkracht duidelijk maakt dat ieder kind hoofdluis kan hebben en dat dit niet te maken heeft met het wel of niet schoon zijn op jezelf. De introductie van de controle zou ook door leden van de werkgroep zelf uitgevoerd kunnen worden. Er zal aan de kinderen niet verteld worden of ze wel of geen hoofdluis hebben. Als er hoofdluis gevonden wordt zullen de ouder(s)/verzorger(s) hiervan op de hoogte worden gesteld.
Stap 3
In overleg met de contactpersoon wordt afgesproken waar de controle per groep plaatsvindt. Let hierbij op goede verlichting.
Stap 4
Als eerste wordt in de groep de leerkracht gecontroleerd. Zo kunnen kinderen zien hoe dat gaat. Het controleren van de leerkracht kan taboe doorbrekend werken.
Stap 5
Neem uit de klas enkele kinderen mee naar de plaats van de controle. Hou hier bij de volgorde van de leerlingenlijsten aan.
Stap 6
Controleer op de volgende plaatsen: • de haren achter de oren. • de kruin. • de haren in de nek. • de haren onder de pony. Til de haren op bovengenoemde plaatsen op (eventueel met behulp van een puntkam).
Stap 7
Registreer de bevindingen in de multomap op de Ieerlinglijst. Registreer als volgt: • GN = geen neten
Versienummer 1.4 Augustus 2011
17
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
• • • •
VN = verse neten ON = oude neten L = luis A = kind is afwezig
Stap 8
Stuur het kind terug naar de klas zonder het resultaat te benoemen. Het zojuist gecontroleerde kind roept het volgende kind van de IeerIinglijst.
Stap 9
Aan het eind van de controles komt de werkgroep bijeen. De coördinator bekijkt aan de hand van de IeerIinglijst in welke klas er een hercontrole nodig is en wanneer die plaatsvindt. • In een klas waar wel hoofdluis is geconstateerd wordt de hele klas opnieuw gecontroleerd. • In een klas waar geen hoofdluis is geconstateerd worden alleen de kinderen gecontroleerd die de eerste keer afwezig waren. De datum van hercontrole wordt doorgegeven aan de contactpersoon van school. De contactpersoon stelt de teamleden en ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte (bijlageVI).
Stap 10
Na de controle van de kinderen dient het materiaal huishoudelijk gereinigd te worden.
Stap 11
De contactpersoon van het schoolteam neemt mondeling contact op met de ouder(s)/verzorger(s) van de kinderen waarbij verse neten of luizen gevonden zijn. Men vraagt na of de ouder(s)/verzorger(s) al op de hoogte waren en behandeld hebben. Zonodig geeft de contactpersoon aanvullende informatie en de folder van de JGZ. Wanneer het niet lukt om contact te krijgen met desbetreffende ouder(s)/verzorger(s), dan kan aan de kinderen in eerste instantie een ouderbrief (bijlage VII) meegegeven worden met de folder van de JGZ. Neem later alsnog contact op. Als een ouderbrief naar aanleiding van de controle meegegeven wordt, geef dan duidelijk aan wat u tijdens de controle heeft gezien; b.v. oude neten/verse neten/hoofdluis. De aanwezigheid van oude neten kan er nl. op wijzen dat de ouder(s)/verzorger(s) al goed bezig zijn om het kind te behandelen. Indien u deze ouder(s)/verzorger(s) in een brief meldt dat hun kind hoofdluis heeft, dan zal dit de ouder(s)/verzorger(s) zeker frustreren en verwarring geven.
Stap 12
Hardnekkige gevallen of problemen met ouder(s)/verzorger(s) kunnen worden doorgegeven aan de contactpersoon of directeur van school. Zonodig kan hulp van de verpleegkundige van de JGZ ingeroepen worden. Deze kan contact opnemen met de ouder(s)/verzorger(s). Ouder(s)/verzorger(s) kunnen zonodig ook zelf bij vragen contact opnemen met de verpleegkundige.
Versienummer 1.4 Augustus 2011
18
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
9. BENADEREN VAN DE OUDER(S)/VERZORGER(S) 9.1 Inleiding Op het moment dat u hoofdluis constateert bij een kind zullen de desbetreffende ouder(s)/verzorger(s) hiervan op de hoogte moeten worden gebracht door de contactpersoon van het schoolteam. Het persoonlijk benaderen van de ouder(s)/verzorger(s) heeft de voorkeur boven de schriftelijke benadering. Het meegeven van een briefje is vaak te vrijblijvend en er bestaat altijd een risico dat het briefje niet overkomt bij de ouder(s)/verzorger(s). Bij een persoonlijke benadering kan zonodig ook advies gegeven worden. 9.2 Telefonisch gesprek na eerste controle Tijdens de hoofdluiscontrole na de zomervakantie constateert u bij Jeroen Pietersen verse neten. U neemt telefonisch contact op met de ouder(s)/verzorger(s) van Jeroen. Wat moet o.a. aan de orde komen tijdens dit eerste gesprek met de ouder(s)/verzorger(s)? • Stel u zelf voor. • Vraag of het gelegen komt dat u belt. • Vertel over de controle, verwijs hierbij naar de aankondigingbrief die ouder(s)/verzorger(s) ontvangen hebben. • Vertel het resultaat van de controle. • Adviseer dat het kind behandeld wordt en de rest van het gezin gecontroleerd wordt. • Vraag of de ouder(s)/verzorger(s) weet hoe te behandelen en of de ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte is van de schoonmaakadviezen (verwijs naar de folder die de ouder(s)/verzorger(s) ontvangen hebben). • Vraag of de ouder(s)/verzorger(s) nog vragen heeft. • Stel de ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte van de hercontrole die over twee weken plaats zal gaan vinden in de klas van Jeroen. 9.3 Telefonisch gesprek na de hercontrole Bij de hercontrole constateert u opnieuw verse neten bij Jeroen. Wat moet o.a. aan de orde komen bij een tweede telefonisch gesprek met de ouder(s)/verzorger(s)? • Stel u zelf voor. • Vertel over de hercontrole die heeft plaats gevonden. • Benoem het resultaat van de eerste controle en stel de ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte van het resultaat van de hercontrole • Vraag de ouder(s)/verzorger(s) op welke manier hij/zij het kind behandeld heeft (welk middel gebruikt is, zijn overige gezinsleden gecontroleerd, is het beddengoed gewassen? e.d.. • Adviseer de ouder(s)/verzorger(s), maak hierbij gebruik van de folder (bijlage III). • Adviseer bij voorkeur telefonisch de ouder(s)/verzorger(s); plan zonodig een persoonlijk gesprek. 9.4 Weerstanden In veel gevallen zal de opvoeder positief reageren op uw mededeling. In uitzonderingsgevallen kunt u stuiten op weerstand. Weerstand heeft veelal te maken met het taboe rondom het hoofdluisprobleem. Waar moet u op letten, als u tijdens het telefonische gesprek weerstand ervaart? • Vermijd een discussie door te benoemen dat u weerstand ervaart. Maak hierbij gebruik van de ikboodschap (b.v. “ik merk dat u deze situatie erg vervelend vindt”). • Benoem dat iedereen het kan krijgen, probeer het taboe te doorbreken. Benoem nogmaals het belang van een goede behandeling. • Bij blijvende weerstand geeft u aan dat u het probleem voorlegt aan de contactpersoon van school, aangezien deze methode een beleid van de school is. • Probeer te voorkomen dat het gesprek in de persoonlijke sfeer getrokken wordt. Wijs er nogmaals op dat deze methode het beleid van de school is. 9.5 Hulp van de verpleegkundige van de JGZ Als u aI regelmatig advies gegeven heeft aan dezelfde ouder(s)/verzorger(s) en het probleem blijft bestaan, vraag dan aan de ouder(s)/verzorger(s) of u de verpleegkundige mag inschakelen. De verpleegkundige zal dan contact met hen opnemen en samen zoeken naar de mogelijke oorzaak van het hardnekkige probleem.
Versienummer 1.4 Augustus 2011
19
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Bijlage I
Schoolkrantartikel HET HOOFDLUISBELEID VAN DE SCHOOL
Geachte ouder(s)/verzorger(s), Hoofdluis is een regelmatig terugkerend probleem. Op plaatsen waar veel mensen bij elkaar komen kan deze besmetting gemakkelijk van de een naar de ander overgebracht worden. De school is ongewild zo’n plaats. Wij vinden dat zowel school als ouder(s)/verzorger(s) verantwoordelijkheid dragen bij bestrijding van hoofdluis. Het is de verantwoordelijkheid van de school een aantal voorzorgsmaatregelen te nemen, waardoor de verspreiding van hoofdluis zoveel mogelijk wordt beperkt. Het is de verantwoordelijkheid van de ouder(s)/verzorger(s) om de kinderen te controleren op hoofdluis en zonodig te behandelen. Om het hoofdluisprobleem onder controle te houden is op deze school in samenwerking met de ouderraad gekozen voor een systematische aanpak. Dit houdt in dat de school op het moment, dat er weer hoofdluis gesignaleerd wordt, binnen de school een aantal voorzorgsmaatregelen neemt die verdere verspreiding van hoofdluis beperkt. Daarnaast bestaat er een ouderwerkgroep die door de ouderraad is ingesteld. Deze werkgroep heeft als taak om na alle schoolvakanties, de leerlingen op school te controleren op hoofdluis. Ook kan de werkgroep extra ingeschakeld worden in periodes dat de hoofdluis weer wat actiever is. In de groep waar hoofdluis geconstateerd wordt vindt na veertien dagen een hercontrole plaats. Wanneer er hoofdluis bij een kind geconstateerd wordt, zal dit niet aan het kind meegedeeld worden, maar zal de contactpersoon van het schoolteam telefonisch contact met de ouder(s)/verzorger(s) van het kind opnemen. De ouder(s)/verzorger(s) die in deze werkgroep zitten krijgen ondersteuning en werken volgens instructie van JGZ Zuid-Holland West. Wanneer u vragen heeft over deze werkgroep en/of u er bezwaar tegen heeft, dat uw kind gecontroleerd wordt door de werkgroep, kunt u contact opnemen met de contactpersoon van de school ………………… De contactpersoon van het schoolteam is…………………………
Met vriendelijke groet,
Versienummer 1.4 Augustus 2011
20
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Bijlage II Schoolkrantartikel HOOFDLUIS HEEFT NIETS MET WASSEN TE MAKEN Hoofdluis komt in de beste families voor Sommige mensen denken dat je alleen hoofdluis krijgt als je je niet wast. Maar dat is helemaal niet zo! Hoofdluizen vinden een schoongewassen hoofd ook lekker. Iedereen kan hoofdluis krijgen en dat is geen schande. Hoofdluizen verplaatsen zich lopend. Ze lopen van het ene hoofd naar het andere. Als kinderen met elkaar spelen komen ze vaak met hun hoofden dicht bij elkaar. De luizen kunnen dan overlopen. Vandaar dat vooral kleine kinderen makkelijk hoofdluis krijgen. Wat zijn luizen en neten? Luizen zijn kleine grauwe diertjes van ongeveer twee à drie millimeter groot, die leven van mensenbloed. Op warme plekjes leggen ze eitjes (neten) die ze vastplakken aan een haar, vlak bij de hoofdhuid. Meestal zitten de neten op de warme plaatsen van de hoofdhuid, namelijk achter de oren, in de nek en onder de pony. Neten hebben een witgele kleur en lijken op roos maar zitten vastgekleefd aan het haar. Roos zit los en valt zo uit het haar. Na een aantal dagen komt uit de neet een luis te voorschijn. Deze luis kan na ongeveer tien dagen ook weer eitjes (neten) leggen. Zo neemt het aantal luizen op een hoofd snel toe. Hoe merk je dat je hoofdluis hebt? Als je een paar luizen hebt, merk je in het begin niets. Maar hun aantal neemt snel toe. Dan komt de jeuk. Als u het niet zover wilt laten komen, moet u regelmatig controleren op hoofdluis. Regelmatig controleren op hoofdluis Hiervoor kunt u het beste een stofkam (luizenkam) gebruiken. Kam het haar met de stofkam uit boven een vel wit papier of boven de wasbak. Als u luizen vindt, spoel ze dan weg en ga behandelen. Controleer direct na elkaar alle gezinsleden. Herhaal de controle iedere week. Vertel het gerust op school Luizen krijgen is geen schande. Ze komen gewoon overlopen van de een op de ander en dat kan overal gebeuren en iedereen overkomen. Maar vervelend zijn die luizen wel. Zorg daarom dat ze zo min mogelijk kans krijgen. Waarschuw de leerkracht van de school als u hoofdluis hebt gevonden. De leerkracht kan dan de ouder(s)/verzorger(s) van de andere kinderen van de klas vragen hun kinderen extra te controleren en zonodig te behandelen. Op school kunt u de speciale folder over hoofdluis vragen. Hierin staat precies hoe u de luizen kwijt kunt raken. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat iedereen hoofdluis kan krijgen en dat hoofdluis niets met slechte hygiëne te maken heeft. Om verspreiding te voorkomen is het belangrijk dat iedereen meewerkt. Het krijgen van hoofdluis is niet verwijtbaar; er niets of onvoldoende aan doen wel! Zo blijven we met zijn allen de luizen de baas!
Versienummer 1.4 Augustus 2011
21
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Voor de ouderwerkgroep Bijlage Ill VOORBEELD VAN EEN REGISTRATIE
Groep …………
Naam
6-10-2004
9-12-2004
Juf Ineke
GN
GN
Ineke ter Linde
VN
ON
Peter Bos
GN
L
Monique Kers
GN
GN
Jochem Ploeg
GN
VN
Arjan van de Spek
GN
GN
Gecontroleerd door:
• • • • •
GN = geen neten ON = oude neten VN = verse neten L = luis A = kind was afwezig
Versienummer 1.4 Augustus 2011
22
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Bijlage lV Brief voor ouder(s)/verzorger(s) Er heerst hoofdluis op school
Geachte ouder(s)/verzorger(s), Er heerst hoofdluis! Eén van de ouder(s)/verzorger(s) van de kinderen van onze school is zo attent geweest direct te bellen, nadat in het gezin hoofdluis is geconstateerd. Wij vinden het van belang u hiervan op de hoogte te stellen. Om uitbreiding van hoofdluis te voorkomen raden wij u aan om bij uw kinderen en bij uzelf de haren te (laten) controleren. Wanneer in een groep hoofdluis geconstateerd wordt, wordt deze groep binnen twee weken nogmaals gecontroleerd. De bijgevoegde folder van de JGZ geeft u informatie over hoe u hoofdluis kunt opsporen en hoe u het kunt behandelen. Wanneer in uw gezin hoofdluis voorkomt, moet u alle gezinsleden tegelijkertijd controleren en zo nodig behandelen. Laat er dus geen tijd tussen zitten. Luizen gaan nooit vanzelf over. Het is onnodig en onverstandig om het haar met een bestrijdingsmiddel te behandelen als u geen hoofdluizen of verse neten heeft gevonden. Dit voorkomt niet dat uw kind hoofdluis krijgt en kan zelfs bijdragen tot resistentie van hoofdluismiddelen. In verband met die resistentie gaat de voorkeur voor behandelen uit naar 14 dagen intensief kammen Zolang op school hoofdluis heerst, kunt u uw kind het beste dagelijks controleren; daarna wekelijks.
Met vriendelijke groet,
Versienummer 1.4 Augustus 2011
23
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Bijlage V Brief voor ouder(s)/verzorger(s) Er heerst hoofdluis in de groep.
Geachte ouder(s)/verzorger(s), In de groep van uw kind is hoofdluis gesignaleerd. Een leerkracht of een ouder/verzorger van de werkgroep heeft tijdens de klassikale screening hoofdluis geconstateerd of één van de ouder(s)/verzorger(s) is zo attent geweest de school hiervan op de hoogte te stellen. Om de kans op verspreiding zo klein mogelijk te houden vragen wij u uw kind de komende veertien dagen dagelijks te controleren op het hebben van luizen en/of neten. Dit kunt u doen door het haar zorgvuldig te kammen met een speciale luizenkam boven de wasbak of een wit (blaadje) stuk papier, zodat u de eventuele luizen goed kunt herkennen. Indien u een besmetting constateert is het van belang uw kind zo spoedig mogelijk te (behandelen) gaan kammen. Luizen gaan nooit vanzelf over. Ook overige gezinsleden moeten gecontroleerd en eventueel behandeld te worden. Hoe u kunt behandelen kunt u lezen in de bijgevoegde folder. Geeft u een eventuele besmetting door aan de leerkracht van het kind (denk ook aan de groepen van broertjes/zusjes). De groep wordt binnen veertien dagen nogmaals gecontroleerd. Wij hopen op uw medewerking. Met vriendelijke groet
De contactpersoon van het schoolteam ………
Versienummer 1.4 Augustus 2011
24
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Bijlage VI Brief voor ouder(s)/verzorger(s) Bevindingen van de controle NB. Deze brief alleen gebruiken als het niet mogelijk is de opvoeder op kort termijn telefonisch of persoonlijk te benaderen. Na verzenden van deze brief alsnog persoonlijk contact met opvoeder opnemen.
Geachte ouder(s)/verzorger(s), Tevergeefs heb ik geprobeerd persoonlijk contact met u op te nemen. Vandaar deze brief. Bij de onlangs gehouden hoofdluiscontrole door de ouderwerkgroep is gebleken dat uw zoon/dochter
O
hoofdluis in het haar heeft
O
verse neten in het haar heeft
Ter voorkoming van verdere verspreiding is het noodzakelijk uw kind zo snel mogelijk hiervoor te behandelen. Hoe u dit kunt doen staat in de bijgevoegde folder. Spoedig zal ik alsnog contact met u opnemen. U kunt zo nodig ook zelf contact met mij opnemen. Met vriendelijke groet,
De contactpersoon………. Naam………… Telefoon………….
Versienummer 1.4 Augustus 2011
25
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Bijlage VII Brief voor ouder(s)/verzorger(s) Ouderraad kondigt nieuw hoofdluisbeleid aan
Geachte ouder(s)/verzorger(s), Hoofdluis is een regelmatig terugkerend probleem. Op plaatsen waar veel mensen bij elkaar komen kan deze besmetting gemakkelijk van de een naar de ander overgebracht worden. De school is ongewild zo’n plaats. U hebt in de afgelopen tijd vaker bericht van de school gehad over het voorkomen van hoofdluis en over hoe hoofdluis te bestrijden. Dit heeft helaas onvoldoende gewerkt. Wij vinden dat zowel school als ouder(s)/verzorger(s) verantwoordelijkheid dragen met betrekking tot bestrijding van hoofdluis. Het is de verantwoordelijkheid van de school een aantal voorzorgsmaatregelen te nemen, waardoor de verspreiding van hoofdluis zoveel mogelijk wordt beperkt. Het is de verantwoordelijkheid van de ouder(s)/verzorger(s) om de kinderen te controleren op hoofdluis en zonodig te behandelen. Om het hoofdluisprobleem systematisch aan te pakken hebben we als ouderraad in overleg met school besloten om een ouderwerkgroep in te stellen. Deze werkgroep heeft als taak om na alle schoolvakanties, de leerlingen op school te controleren op hoofdluis. Wanneer hoofdluis in een betreffende groep geconstateerd wordt volgt er binnen veertien dagen een hercontrole. Ook kan de werkgroep extra ingeschakeld worden in periodes dat de hoofdluis weer wat actiever is. U wordt van tevoren via een brief op de hoogte gesteld, wanneer de controle zal plaatsvinden. De ouder(s)/verzorger(s) die in deze werkgroep zitten krijgen ondersteuning en werken volgens de instructies van JGZ Zuid-Holland West. Wanneer u vragen heeft over deze werkgroep, en/of er bezwaar tegen heeft dat uw kind gecontroleerd wordt door een van de werkgroepleden, dan kunt u contact opnemen met de contactpersoon van de school ……… Met vriendelijke groet,
Versienummer 1.4 Augustus 2011
26
Protocol hoofdluis Jeugdgezondheidszorg
Bijlage Vlll
Brief voor ouder(s)/verzorger(s) Werving voor de ouderwerkgroep
Ouder(s)/verzorger(s) binden de strijd aan tegen de hoofdluis.
Geachte ouder(s)/verzorger(s), Op het moment dat u deze brief onder ogen krijgt, is er op school al het een en ander ondernomen om hoofdluis de baas te worden. Tot nu toe helaas zonder het gewenste resultaat. Vandaar dat uw hulp wordt ingeroepen. Elders zijn er goede ervaringen als ouder(s)/verzorger(s) direct meewerken aan de strijd tegen hoofdluis. Het is de bedoeling een ouderwerkgroep op te zetten. Deze ouderwerkgroep zal met goede begeleiding zorgdragen voor de uitvoering van de hoofdluiscontrole op school en de voorlichting aan andere ouder(s)/verzorger(s). Wanneer u gaat deelnemen aan de ouderwerkgroep wordt u door de jeugdverpleegkundige van de GGD bijgeschoold op het gebied van hoofdluis. U zult het beestje dan goed weten te herkennen en voldoende informatie hebben om het probleem adequaat aan te kunnen pakken. Ook krijgt u inzicht in het protocol, waarin duidelijk staat welke actie ondernomen moet worden om de plaaggeest van school te krijgen. Hierna bent u in staat om als ouderwerkgroep zelfstandig de luizenbestrijding op school aan te pakken. Om een beetje een indruk te krijgen van de tijdsinvestering: per groep zal er zes maal per jaar na alle schoolvakanties een hoofdluiscontrole plaatsvinden. Deze controle wordt door de ouderwerkgroep uitgevoerd. De coördinator van de werkgroep zal vervolgens de ouder(s)/verzorger(s) van de kinderen, bij wie luizen geconstateerd zijn, informeren. Als u het leuk vindt de strijd aan te binden tegen de hoofdluis, dan kunnen wij uw hulp goed gebruiken. • U kunt meer informatie krijgen bij………… • U kunt u opgeven voor de ouderwerkgroep bij…………… • De instructie door de jeugdverpleegkundige vindt plaats op………. Met vriendelijke groeten, De ouderraad,…………………
Versienummer 1.4 Augustus 2011
27