Protocol gifslangenbeet
Havenziekenhuis Artis
AMC
RIVM
18/B/1/15
Protocol gifslangenbeet
Havenziekenhuis Haringvliet 2 3011 TD Rotterdam
tel: 010-4043300 fax: 010-4121517
Natura Artis Magistra Plantage Kerklaan 38-40 1018 CZ Amsterdam
tel: 020-5233400 fax: 020-5233419
AMC, afdeling ITA en eerste hulp Meibergdreef 9 1105 AZ Amsterdam
tel: 020-5663333 fax: 020-6972286
Nationaal Vergifigingen Informatie Centrum van het RIVM Antonie van Leeuwenhoeklaan 9 3720 BA Bilthoven tel: 030-2748888 fax: 030-2742971 Opgesteld door R.A. Carels, Havenziekenhuis juni 1997. Gepubliceerd in medisch tijdschrift.
Inhoud 18/B/2/15
R.A. Carels
1
Protocol gifslangenbeet
• DIREKTE MAATREGELEN • MAATREGELEN IN HET ZIEKENHUIS
1.
opname en onderzoek
2.
anamnese
3.
locale vergiftigingsverschijnselen
4.
systemische vergiftigingsverschijnselen
5.
laboratoriumonderzoek
6.
thoraxfoto
7.
elektrocardiogram
8.
vaststellen mate van vergiftiging
9.
indicaties voor antiserum
10.
contra-indicaties antiserum
11.
keuze van het soort antiserum
12.
toedienen van antiserum
13.
gewenste reaktie op antiserum
14.
anafylactische reaktie en serumziekte
15.
preventie lokale infektie en tetanusprofylaxe
16.
ondersteunende therapie
• LITERATUURLIJST • BIJLAGEN
R.A. Carels
2
Protocol gifslangenbeet 18/B/3/15
DIREKTE MAATREGELEN A
door gebeten persoon zelf
1.
Sluit het terrarium.
2.
Vraag om hulp.
3.
Verwijder ringen of knellende banden aan arm of been waar de beet plaatsvond.
4.
Ga rustig liggen; beweeg zo min mogelijk en leg het gebeten lichaamsdeel zo laag mogelijk.
B.
door hulpverlener
1.
Kalmeer de patiënt.
2.
Let op de positie van de patiënt: -niet bewegen -gebeten lichaamsdeel laag houden -bij misselijkheid in stabiele zijligging leggen.
3.
Regel vervoer via 1-1-2 naar het ziekenhuis.
4.
Leg een brede band met geringe druk aan. (bv. een zakdoek) NB: Aanleggen van een band is geen noodzaak; alleen aanleggen indien voorhanden. De band mag persé niet te strak zijn; controleer de arteriële pulsaties.
5.
Neem gegevens mee over: -soort en familie van de slang; bij voorkeur schriftelijke informatie in de vorm van een slangenpaspoort (zie bijlage 6) -tijdstip en plaats van de beet -medische voorgeschiedenis en medicatie van de patiënt
6.
Neem antiserum mee indien aanwezig.
N.B. geen incisie, niet uitzuigen niet koelen met ijs geen alcohol , koffie of thee geven als pijnstilling nodig is alleen paracetamol geven (geen aspirine, ibuprofen etc.)
R.A. Carels
3
Protocol gifslangenbeet 18/B/4/15
MAATREGELEN IN HET ZIEKENHUIS 1. Opname en onderzoek op de intensive care 2. Anamnestische gegevens: - soort slang - tijdstip van de beet - tijdstip van opname - atopie, asthma - desensibilisatiekuur in verleden - paardenserum in verleden - contact met paarden - tetanusstatus
3. Noteer lokale vergiftigingsverschijnselen - giftandafdrukken - meet omvang en markeer het oedeem - pijn ter plaatse van de wond - verkleuring van de huid - ecchymosen - bullae - necrose
4. Noteer systemische vergiftigingsverschijnselen (Zie bijlage 2)
misselijkheid, braken hoofdpijn en wazig zien regionale lymfeklierzwelling hematotoxiciteit: (geen medicatie intramusculair toedienen !) neurotoxiciteit:
hypotensie: myotoxiciteit:
(vroege symptomen) (vroege symptomen)
tandvleesbloeding hematurie hematemesis, melaena ptosis, dysarthrie, slikstoornissen, trismus parese, paralyse ademhalingsdepressie hypovolemische shock cardiogene shock myalgie, fasciculaties myoglobulinurie hyperkaliëmie rhabdomyolyse
R.A. Carels
4
Protocol gifslangenbeet
5. Laboratoriumonderzoek
18/B/5/15
Direkt bij opname moeten de volgende parameters bepaald worden. Herhaling van de bepalingen is noodzakelijk na 3 uur, 6 uur, 24 uur, 48 uur, 72 uur en 96 uur. Laboratoriumbepalingen - Bloedgroep Rhesus, Hb, Ht, leukocyten, differentiatie, trombocyten - Stollingsstatus: APTT, PTT,TT, bloedingstijd, fibrinogeen, fibrinogeenafbraakprodukten - nierfunktie en elektrolyten - leverfunktie en CK - bloedgasanalyse - spijtserum - urine: algemeen onderzoek en sediment
6. Thoraxfoto 7. Elektrocardiogram 8. Vaststellen mate van vergiftiging a.
geen vergiftiging
geen symptomen
b.
geringe vergiftiging
c.
ernstige vergiftiging
alleen locale verschijnselen (niet uitgebreid, niet progressief) ernstige locale snel progressieve verschijnselen en/of systemische verschijnselen
Vergiftigingsverschijnselen kunnen ontstaan vanaf 15 minuten tot meer dan 10 uur na de beet afhankelijk van de slangensoort.
9. Indicaties voor antiserum
Antiserum is altijd noodzakelijk bij ernstige vergiftiging (zie bijlage 3) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
stollingsstoornis (spontane bloedingsneiging) neurotoxiciteit (incl. verminderd bewustzijn) shock rhabdomyolyse longoedeem snel progressieve uitgebreide locale zwelling of bullae
R.A. Carels
5
Protocol gifslangenbeet 18/B/6/15
vervolg 9. Indicaties voor antiserum • wacht met het geven van antiserum totdat er duidelijke vergiftigingssymptomen zijn • tijdstip: bij voorkeur binnen 4 tot 8 uur na de beet. Maar bij ernstige vergiftiging kan antiserum geruime tijd (3-4 dagen) na de beet gegeven worden.
10. Contraindicaties antiserum • Risicopatienten: asthma, atopie, contact met paarden en paardenserum • Preventie bij risicopatienten: voorbehandeling met adrenaline, hydrocortison en antihistaminica • Huidtesten zijn niet zinvol om een anaphylactische reaktie of een late reaktie op antiserum (serumziekte) te voorspellen.
11. Keuze van het soort antiserum: • Afhankelijk van soort slang met behulp van bijlage 4. • Informeer via bijlage 4 waar het benodigde antiserum aanwezig is.
12. Toedienen van het antiserum • Dosis:
start met 4 ampullen à 10 ml i.v. opgelost in NaCl 1:10
• Inloopsnelheid:
eerste 5 ml in 5 min laten inlopen controleer op overgevoeligheidsreaktie Indien geen overgevoeligheid: laat rest van de vloeistof in 1 uur inlopen
• Extra dosis:indien de symptomen ondanks antiserum verergeren of indien de verbetering niet binnen de vastgestelde tijd optreedt (zie onder 13.) dan opnieuw 1 tot 5 ampullen toedienen.
R.A. Carels
6
Protocol gifslangenbeet
13. Gewenste reaktie op het antiserum
18/B/7/15
In het algemeen treedt er een snelle verbetering op na toedienen antiserum. tijdsduur enkele minuten 15-30 min < 6 uur 30 min-uren
verbetering normalisatie tensie, bewustzijn spontane bloedingen stoppen normaliseren van stollingsstatus neurotoxische verschijnselen verminderen
Na een verbetering kunnen opnieuw vergiftingsverschijnselen ontstaan binnen enkele uren tot dagen. Controleer dus patiënt tot 3 à 4 dagen na toedienen van antiserum in het ziekenhuis.
14. Anafylactische reaktie en serumziekte reaktie anafylactische reaktie milde symptomen anafylactische reaktie ernstige symptomen:
serumziekte
maatregelen adrenaline 0,5-1 ml 0,1% s.c. (eventueel herhaling) • hydrocortison 3 x 100 mg i.v. • adrenaline 0,5 ml 0,1% i.m. eventueel na 10 min herhalen • clemastine 2 mg i.v. in 2-3 minuten inspuiten eventueel na 15 min herhalen • prednisolon -volwassene 4 x 5 mg per os (5 tot 7 dagen) -kinderen 0,7 mg/kg/dag in 4 doses per os (5 tot 7 dagen) Combineren met: • clemastine -volwassene 2 x 1 mg -kinderen 2x 0,5 mg
• Vroege verschijnselen: (10 min-3 uur na toedienen antiserum). ⇒ jeuk, urticaria, hoest, misselijkheid, braken, koorts, tachycardie. ⇒ systemische ernstige anafylactische reaktie: hypotensie, bronchospasme, longoedeem, angio-oedeem.
R.A. Carels
7
Protocol gifslangenbeet
Vervolg 14. Anafylactische reaktie en serumziekte
18/B/8/15
• Late verschijnselen (5 tot 24 dagen na toedienen antiserum) ⇒ koorts, jeuk, urticaria, arthralgie, lymphadenopathie, periarticulaire zwellingen, mononeuritis multiplex, albuminurie, encephalopathie.
15. Preventie lokale infectie en tetanusprofylaxe • Augmentin 3 x 625 mg p.o. gedurende 5 dagen • Tetanusprofylaxe
16. Ondersteunende therapie • misselijkheid, braken
chloorpromazine volwassene 25-50 mg i.v. kind 1mg/kg i.v.
• hematotoxiciteit
fresh frozen plasma protrombine complex packed cells
• neurotoxiciteit ademhalingsdepressie • hypotensie hypovolemische shock
beademing
colloidale infusievloeistof adrenaline 0,1%: volwassene 0,5 ml; kind 0,01 ml /kg
cardiogene shock • compartimentsyndroom • myotoxiciteit
dopamine fasciotomie cave verhoogde bloedingsneiging ruime hydratie, vochtbalans kaliumwisselaar (resonium) hemodialyse
R.A. Carels
8
Protocol gifslangenbeet
Literatuurlijst
18/B/9/15
1. Warrell DA, PJ Fenner. Venomous bites and stings. Br Med Bul 1993;49:423-39. 2. Warrel D.A. Injuries, evenoming, poisoning and allergic reactions caused by animals.In: Oxford textbook of medicine, 3rd edition Oxford: Medical Publications, 1994. 3. Coppole M, Hogan DE. When a snake bites, J Am Osteopath Assoc 1994;6:494-501. 4. Theakston RD, Warrell DA Antivenoms: a list of hyperimmune sera currently available for the treatment of envenoming by bites and stings.Toxicon 1993;29:1419-1470. 5. Gold BS, Barish RA. Venomous snakebites; current concepts in diagnosis, treatment and management. Emerg med clin North America 1992; 10:249-67
R.A. Carels
9
Protocol gifslangenbeet 18/B/10/15
Bijlage 1: Samenvatting
klinische informatie
Datum van opname: Tijdstip van opname: afslag ponsplaatje:
Anamnese Soort slang Plaats van de beet Tijdstip van de beet astma atopie paardenserum in verleden contact met paarden tetanusstatus Lichamelijk onderzoek bewustzijn tensie pols lokale symptomen temperatuur zwelling necrose ecchymosen bullae systemische symptomen misselijkheid, braken hypotensie tandvleesbloeding hematurie shock melaena hematemesis myoglobulinurie
R.A. Carels
10
Protocol gifslangenbeet 18/B/11/15 Bijlage 2:
Systemische vergiftigingsverschijnselen
Symptoom
Elapidae
Viperidae
Hydrophiidae
Colubridae
misselijkheid, braken
++
++
++
++
mamba, kraits
ratelslang lanspuntslang
hoofdpijn
++ +++ ++
+ ++
+ -
+ -
+,
+++
-
++
+
-
wazig zien regionale lymfeklierzwel-ling hematotoxiciteit: tandvleesbloedinghe maturie, hematemesis, melaena
alleen Australische soorten
myotoxiciteit: myalgie, fasciculaties rhabdomyolyse: myoglobulinurie, hyperkaliemie
++,
+ vooral:
vooral Australische soorten
Russell’s viper Zuidamerikaanse ratelslang Zuidafrikaanse bergadder
neurotoxiciteit: ptosis, dysarthrie slikstoornissen trismus, parese, paralyse ademhalingsdepressie shock
+++
+ alleen: Russell’s viper Zuidamerikaanse ratelslang Zuidafrikaanse bergadder
+
-
+
+++
-
-
R.A. Carels
11
Protocol gifslangenbeet 18/B/12/15 Bijlage 3: Ernstige
vergiftiging
Bij één van de volgende systemische verschijnselen: spontane bloedingen, gestoorde • hematotoxiciteit stollingsstatus bewustzijnsdaling, ptosis, • neurotoxiciteit spierzwakte, parese, paralyse, ademhalingsdepressie systolisch < 80 mm Hg of een daling • hypotensie: van meer dan 50 mm Hg vanaf opname hypovolemische shock veranderd ECG, arythmie cardiogene shock respiratoire insufficientie • longoedeem myoglobulinurie, hyperkaliemie • rhabdomyolyse
bij één van de volgende lokale verschijnselen: locale zwelling meer dan de helft van het gebeten lichaamsdeel snelle uitbreiding bullae snelle progressie
R.A. Carels
12
Protocol gifslangenbeet 18/B/13/15 Bijlage 4: Keuze antiserum per soort
Familie Elapidae
Latijnse soortnaam Naja soorten
Naja soorten
Dendroaspis soorten
Viperidae Crotalinae
Crotalus soorten
Agkistrodon soorten
Viperidae Viperinae
Bitis soorten
Echis soorten
Nederlandse soortnaam Brilslangen Cobra s
Spugende cobra
Mamba’s
Ratelslangen
Mokkasins Koperkop slangen
Pofadder Neushoornadd er
Zaagschubadder
Antiserum
Plaats
Pasteur BitisEchis-Naja
Antwerpen (B) Emmen
Behring Centraal Afrika Behring Noord Afrika
Antwerpen (B)
Twyford Cobra antivenom Behring Centraal Afrika
Ludwigsha-fen (D) Antwerpen (B)
Pasteur Dendroaspis
Lyon (F)
Pasteur IPSER Afrique Wyeth polyvalent antivenom Crotalidae
Lyon (F) Artis Amsterdam
Wyeth polyvalent antivenom Crotalidae Pasteur BitisEchis-Naja
Behring Centraal Afrika Pasteur BitisEchis-Naja
Marburg (D)
Antwerpen (B) Artis Amsterdam Antwerpen (B) Antwerpen (B)
Marburg (D)
Lyon (F)
R.A. Carels
13
Protocol gifslangenbeet 18/B/14/15
Bijlage 5: Complicaties van antiserum • Vroege verschijnselen: (10 min- 3 uur na toedienen antiserum). ⇒ jeuk, urticaria, hoest, misselijkheid, braken, koorts, tachycardie. ⇒ systemische ernstige anafylactische reaktie: hypotensie, bronchospasme, longoedeem, angio-oedeem. • Late verschijnselen (5 tot 24 dagen na toedienen antiserum) ⇒ koorts, jeuk, urticaria, arthralgie, lymphadenopathie, periarticulaire zwellingen, mononeuritis multiplex, albuminurie, encephalopathie.
R.A. Carels
14
Protocol gifslangenbeet
PASPOORT GIFSLANGEN (bijlage 6) 18/B/15/15 Soortnaam LA
NL
EN
Familienaam LA
datum
NL
EN
Aantal dieren aanwezig in dit terrarium datum datum
naam antiserum serum aanwezig in instituut contactpersoon
tel fax
instituut contactpersoon
tel fax
instituut contactpersoon giftype
tel fax
naam houder adres houder telefoon houder geboorte datum bloedgroep bij spoed contactadres datum paspoort moet altijd aanwezig zijn bij terrarium; meenemen bij spoed Het Gifslangen protocol is gepubliceerd in gerenomeerd medisch tijdschrift!
R.A. Carels
15