OPLEIDING MODULE BUTAAN / PROPAAN PROFESSIONELE GASINSTALLATEUR
BIJSCHOLING 2011 NBN D 51-006 2de UITGAVE (2010) VOORNAAMSTE WIJZIGINGEN
1 JANUARI 2011
DEEL 1 - TERMINOLOGIE NIEUWE DEFINITIES • 3.1.62.1 - persverbinding • verbinding waarbij de gasdichtheid verwezenlijkt wordt door het gebruik van een aangepast gereedschap dat een hulpstuk samendrukt • NOOT: Zulke verbinding kan niet gedemonteerd noch opnieuw gebruikt worden.
•
3.1.62.2 - persverbinding en toebehoren voor koperen buis • persverbinding waarvan de verbinding wordt bekomen door een radiale vervorming van de uiteinden van een hulpstuk op een buis en de dichtheid verwezenlijkt wordt door een elastomeren O-ring • NOOT: Het persgereedschap omvat het eigenlijke gereedschap en een stel persbekken of klembeugels
2
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
TERMINOLOGIE NIEUWE DEFINITIES •
3.1.64 - positieve veiligheid • een installatie werkt met positieve veiligheid indien zijn functies behouden blijven wanneer de energiebron, de voeding of de bediening (elektrisch of pneumatisch) faalt
•
3.1.84 - weerstand tegen hoge temperatuur – type RHT • eigenschap van een leidingonderdeel, toestel of verbinding om bij blootstelling, volgens de norm NBN EN 1775 (Bijlage A, Procedure B), aan een thermisch programma, zijn dichtheid te behouden • NOOT: In dat geval wordt gezegd dat het element van het type "bestand tegen hoge temperatuur" of RHT is.
3
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
DEEL 2 - BINNENLEIDINGEN
•
6.2 Ruimtelijke schikkingen - De volgende paragrafen zijn gewijzigd of toegevoegd:
•
6.2.2 • Ruimtelijke schikking 3 bis. Gevolgde weg van de leidingen: toegankelijke ruimte gelegen onder het maaiveld. • Leidingen geplaatst in toegankelijke kruipruimte: voorschriften schikkingen 1 en 4 volgen. • Leidingen waarop toestel of gasmeter zijn aangesloten, opgesteld in ruimte onder het maaiveld: voorschriften schikkingen 1 en 4 + eisen van §6.2.3 volgen.
4
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
OVERZICHT TOEGELATEN VERBINDINGEN VOOR DE VERSCHILLENDE RUIMTELIJKE SCHIKKINGEN Verbindingen
Ruimtelijke schikkingen
Gevolgde weg van de leidingen
Mechanische verbindingen Schroefdraad
Knellen Persen Drieledige koppeling
Lassen / hardsolderen
Bereikbare leidingen 1
Zichtbaar
JA
JA
JA
2
Technische schacht zonder specifiek risico
JA
JA
JA
3
Verluchte holle ruimte zonder specifiek risico
JA
JA
JA
Bereikbare leidingen in ruimte onder het maaiveld 3bis
Toegankelijke ruimte gelegen onder het maaiveld
NEEN
NEEN
JA
Niet bereikbare leidingen 4
Niet verluchte holle ruimte zonder specifiek risico
NEEN
NEEN
JA
5
Ingewerkt in de muur of ondervloer
JA
NEEN
JA
DEEL 2 - BINNENLEIDINGEN 6.2.3 Bijzondere opstelling: verbruikstoestel of gasmeter voor butaan of propaan opgesteld in een toegankelijke ruimte onder het maaiveld Deze opstelling is enkel toegelaten indien de verbruikstoestellen of de gasmeters zich in een zelfde ruimte bevinden en gelijktijdig aan de volgende voorschriften voldaan is: • de luchttoevoer en de afvoer van de verbrandingsgassen van de verbruikstoestellen zijn conform de normen NBN D51-006 en NBN B 61-002; • in de opstellingsruimte is een gasdetector geplaatst met volgende kenmerken: • hij is conform de normen NBN EN 50194-1 en NBN EN 50194-2; • hij is aangesloten op het elektriciteitsnet; • hij is geplaatst, conform de installatievoorschriften van de fabrikant, in de opstellingsruimte van de verbruikstoestellen of de gasmeters (op het laagste punt van deze ruimte) en er zijn lichtsignalen voor alarm- en foutmelding voorzien in een ruimte onder toezicht; • het onderhoud en de controle van de detector worden uitgevoerd volgens de voorschriften van de fabrikant; 6
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
BINNENLEIDINGEN •
6.2.3 Bijzondere opstelling: vervolg •
7
in de gastoevoerleiding van het verbruikstoestel is een elektromagnetische gasklep, uitvoering:"normaal gesloten", voorzien: • met netaansluiting; • met handbediende ontgrendeling; • geplaatst buiten de opstellingsruimte en boven het maaiveld • in het gebouw in een verluchte ruimte; • of buiten het gebouw; • met een beschermingsgraad conform de norm IEC 60529 die in overeenstemming is met zijn opstellingsplaats: • opstelling in een gebouw op een droge plaats: minimum IP 41; • opstelling buiten een gebouw onder een afdak: minimum IP 43; • opstelling buiten een gebouw zonder beschermend afdak: minimum IP 44; • de gasklep is onmiddellijk voorafgegaan door een sectioneerkraan; • de uitgang van de klep is het vertrekpunt van de leiding die de onder het maaiveld opgestelde verbruikstoestellen of gasmeters voedt; • de voeding voor de verbruikstoestellen die opgesteld zijn boven het maaiveld moet stroomopwaarts van de elektromagnetische klep afgetakt worden op de hoofdleiding die van de tank komt; FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
BINNENLEIDINGEN •
6.2.3 Bijzondere opstelling: vervolg • het sturing- en controlesysteem van het geheel gasdetector/elektromotorische gasklep moet volledig onafhankelijk werken van het verbruikstoestel en zorgen voor een positieve beveiliging van de installatie; • de gasleiding: • is uitgevoerd uit lasbaar staal met gelaste verbindingen of uit halfhard koper met hardsoldeerverbindingen of uit één stuk met uitgegloeid koper; • de doorgang van de leiding naar de opstellingsruimte van de verbruikstoestellen of de gasmeters onder het maaiveld moet gasdicht zijn.
Wanneer andere materialen gebruikt worden ter verwezenlijking van dit type installatie, moet deze positief beveiligd zijn om, in gelijkaardige omstandigheden, minstens een gelijkwaardig niveau van beveiliging te verkrijgen als hierboven vermeld is. 8
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
BIJZONDERE OPSTELLING: VERBRUIKSTOESTEL OPGESTELD IN KELDER
BINNENLEIDINGEN • 7.2 Plaatsen van leidingen - toegevoegde alinea • Met het oog op het uitvoeren van de dichtheidsproef moet er een T-stuk, afgesloten met een metalen stop, voorzien worden aan de uitgang van de 1ste trapsdrukregelaar of, indien aanwezig, de drukbegrenzer, uitgezonderd indien deze laatste uitgerust is met een meetnippel. • Bij een uitbreiding moet dit T-stuk stroomafwaarts en in de nabijheid van de verbinding van het nieuwe met het bestaande gedeelte van de installatie voorzien worden. 10
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET ENKELVOUDIGE ONTSPANNING
De volledige tekst over het plaatsen van binnenleidingen met enkelvoudige en dubbele ontspanning werd aangepast. ------------------------------------------------------------------------------
• ALGEMEEN [7.6.1] • Type installatie gevoed door één gasfles of batterij van flessen: één drukregelaar, leiding en stopkraan – voedt één verbruikstoestel.
• AANSLUITING OP ÉÉN GASFLES OF BATTERIJ FLESSEN [7.6.2] • Één gasfles [7.6.2.1]: FLESDRUKREGELAAR – rechtstreeks op de uitgang van de dienstkraan van de fles – uitgangsdruk: nominale werkdruk van het verbruikstoestel.
11
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET ENKELVOUDIGE ONTSPANNING
• Een batterij van gasflessen – PROPAAN [7.6.2.2] : ÉÉNTRAPSDRUKREGELAAR • geplaatst aan de uitgang van het verbindingsstuk van de flessen of de handomschakelaar; • uitgangsdruk: nominale werkdruk van het verbruikstoestel; • afsluiters die het leeglopen van de leidingen beletten tijdens het behandelen van de flessen – te plaatsen op het verbindingsstuk of deel uitmakend van de handomschakelaar.
12
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
ÉÉNTRAPSDRUKREGELAAR + HANDOMSCHAKELAAR
ÉÉNTRAPSDRUKREGELAAR + 2 AFSLUITERS
VOORBEELD VAN EEN PROPAANAANSLUITING MET ÉÉNTRAPSDRUKREGELAAR
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET ENKELVOUDIGE ONTSPANNING
•
schroefdraad v.d. aansluiting op de gasfles: [7.6.2.3] • linkse draad; • moet overeenstemmen met die van de erop aangebrachte hulpstukken; • deze opmerking geldt ook voor het aansluiten van de drukregelaar op het verbindingsstuk of de omschakelaar van een batterij van flessen.
16
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET ENKELVOUDIGE ONTSPANNING
Aansluitleiding voor de verbruikstoestellen • Verbruikstoestellen door bestemming “vast” [7.6.3.1] • aangepaste strakke leiding voor “ontspannen gas” of metalen slang – diameter aangepast aan debiet en afstand tussen regelaar en toestel; • afwijking bij één gasfles: slang “ontspannen gas” – max. 0,50 m – tussen flesdrukregelaar en strakke leiding; vastgezet met nippels en aangepaste spanbeugels.
17
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
AANSLUITING VAN EEN VERBRUIKSTOESTEL DAT DOOR BESTEMMING "VAST" IS
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET ENKELVOUDIGE ONTSPANNING
Aansluitleiding voor de verbruikstoestellen • Verbruikstoestellen door bestemming “verplaatsbaar” [7.6.3.2]
19
•
mogen aangesloten met elastomeren slang van max. 2 m;
•
visueel controleerbaar over de totale lengte – te vervangen bij schade – ten minste alle 5 jaar;
•
dienstkraan van de fles mag als “stopkraan” dienst doen.
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
AANSLUITING VAN EEN VERBRUIKSTOESTEL DAT DOOR BESTEMMING "VERPLAATSBAAR" IS
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET ENKELVOUDIGE ONTSPANNING
• GASSTOPKRAAN [7.6.4] : • Elk verbruikstoestel is onmiddellijk voorafgegaan door een op de leiding gemonteerde stopkraan. • De stopkranen beantwoorden aan de norm NBN EN 331 – in het bijzonder voor het toegelaten inwendig drukverlies.
21
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
• ALGEMEEN [7.7.1][7.7.2] • PROPAAN - steeds gevoed vanuit opslagrecipiënten buiten het gebouw. • Installaties met meerdere verbruikstoestellen: steeds dubbele ontspanning. • Principe: in 2 stappen verlagen van de druk van het opslagrecipiënt tot de voorgeschreven werkdruk van de toestellen.
22
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
• INSTALLATIES GEVOED DOOR ÉÉN FLES OF EEN BATTERIJ vóórontspanner – leidingen – stopkranen – ná-ontspanners
Eerstetrapsdrukregelaar [7.7.3.1][7.7.3.2]: • reduceert de druk naar max. 1,5 bar of 5 bar (niet huish.); • geplaatst aan de uitgang van de dienstkraan van het opslagrecipiënt (één fles) of ter hoogte van de uitgang van het verbindingsstuk of de handomschakelaar (batterij) opmerking: aut. omschakelaar: voorontspanner geïntegreerd; • afsluiters die het leeglopen van de leidingen beletten tijdens het behandelen van de flessen – voorzien op het verbindingsstuk of deel uitmakend van de omschakelaar. 23
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
VOORBEELDEN VAN DE VERBINDING VAN 2 FLESSEN
koperen zwanenhals of stalen verbindingsstuk + 2 afsluitkranen + voorontspanner voor flessen
slang voor “niet ontspannen gas” + handomschakelaar + voorontspanner voor flessen
ZWANENHALS + 2 AFSLUITERS + VOORONTSPANNER VOOR FLESSEN
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
VOORBEELDEN VAN DE VERBINDING VAN EEN BATTERIJ FLESSEN slang voor “niet ontspannen gas” + automatische omschakelaar met ingebouwde debietaanduider slang voor “niet ontspannen gas” + automatische omschakelaar zonder ingebouwde debietaanduider – debietaanduider op een plaats waar gemakkelijk controleerbaar DEBIETAANDUIDER
SLANG VOOR NIET ONTSPANNEN GAS + AUTOMATISCHE OMSCHAKELAAR MET INGEBOUWDE DEBIETAANDUIDER
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
INSTALLATIES GEVOED DOOR PROPAANTANK [7.7.3.3]
(*)
VOORONTSPANNER VOOR TANK
DRUKBEGRENZER
(*): controlemanometer in optie Combinatie eerstetrapsdrukregelaar–drukbegrenzer [7.7.3.3] • rechtstreeks op uitgang dienstkraan gemonteerd; • indien dit niet zo is: verbinding met combinatie zo kort mogelijk en in naadloze stalen buis. 28
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
COMBINATIE EERSTETRAPSDRUKREGELAARDRUKBEGRENZER
COMBINATIE EERSTETRAPSDRUKREGELAARDRUKBEGRENZER – nieuwe uitvoering
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
Leiding + hulpstukken tussen voorontspanner of combinatie voorontspanner/drukbegrenzer en de tweedetrapsdrukregelaar [7.7.4.1]: • materialen voor “ontspannen gas”; • vastzetten op de uitgang van de voorontspanner of combinatie voorontspanner/drukbegrenzer met mechanische verbinding; • inwendige diameter aangepast aan druk, debiet en lengte binnenleiding; • niet ingegraven leidingen buiten het gebouw: gevolgen temperatuurschommelingen beperken; • propaantank – aan uitgang drukbegrenzer - bij gebruik van: • koperen leidingen:uitzettingskrul; • stalen leidingen:uitzettingscompensatoren voorzien.
31
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
•
Ingegraven leidingen - algemeen [7.7.4.2] :
32
•
minimum 0,60 m onder het niveau van het maaiveld;
•
minimum afstand tussen leidingen: 0,10 m bij kruising, 0,20 m bij evenwijdige loop; anders: isolatiescherm voorzien (bv. elastomeren mat);
•
geen leiding onder gebouw tenzij het geheel mantelbuis/leiding een mechanische weerstand heeft die equivalent is met een stalen leiding.
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
•
33
Ingegraven leidingen - algemeen: •
geen leiding onder riool of andere, vloeistof transporterende leiding;
•
leidingen op stabiele ondergrond;
•
doorgang met buitenmuur: gas- en waterdicht maken;
•
leiding die uit de grond komt en tegen muur wordt bevestigd: mechanische bescherming in en boven de grond over een afstand van 0,20 m;
•
waarschuwingslint in kunststof, 0,20 m boven de leiding of de mechanische bescherming.
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
•
Ingegraven leidingen in staal of koper: •
enkel in de fabriek met kunststof beklede buizen;
•
koper:
•
•
mechanische bescherming – een stalen strip moet tegen corrosie beschermd zijn;
•
geen knel- of persfittings – enkel hardsoldeerverbindingen;
staal: •
34
enkel schroefdraadverbindingen of lassen.
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
•
35
Ingegraven PE-leidingen - toegelaten indien: •
materiaal van de leidingen conform met de norm;
•
enkel voor het ingegraven gedeelte buiten het gebouw;
•
verbinding PE/metaal: trekvaste overgangskoppeling;
•
de bedrijfsdruk is nooit hoger dan 5 bar;
•
verbindingen PE-buizen in de grond: met stuiklassen of elektrolassen (materialen geschikt voor “gas”);
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
Tweedetrapsdrukregelaar [7.7.5]: Algemeen: Elk verbruikstoestel is voorafgegaan door een tweedetrapsdrukregelaar (uitgangsdruk = werkdruk verbruikstoestel) en een stopkraan. Dit kan op 2 manieren worden gerealiseerd:
36
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
1)
onmiddellijk voor elk toestel: individuele tweedetrapsdrukregelaar (na-ontspanner) voorafgegaan door stopkraan
DIT INSTALLATIETYPE MAG GEBRUIKT WORDEN VOOR EEN NIEUWE INSTALLATIE MET ÉÉN GASFLES EN DUBBELE ONTSPANNING DIE ÉÉN VERBRUIKSTOESTEL VOEDT
37
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
2)
Eén enkele gemeenschappelijke tweede ontspanner voor meerdere toestellen + individuele stopkraan per toestel.
Opmerking: kan ENKEL indien alle verbruikstoestellen dezelfde werkdruk hebben.
DIT INSTALLATIETYPE IS VERPLICHT: • VOOR NIEUWE INSTALLATIES EN VOOR GRONDIGE RENOVATIES MET BOUWAANVRAAG – VOEDING VAN MEER DAN ÉÉN TOESTEL • BIJ HET UITBREIDEN VAN EEN BESTAANDE INSTALLATIE MET ÉÉN TOESTEL – GEVOED DOOR ÉÉN FLES OF EEN BATTERIJ – NAAR MEERDERE TOESTELLEN NOOT: uitbreiding van een installatie van meerdere toestellen met één of meer bijkomende toestellen: nieuwe gedeelte mag uitgevoerd zoals het bestaande deel. 38
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
VOORBEELD VAN DUBBELE ONTSPANNING MET GEMEENSCHAPPELIJKE TWEEDETRAPSDRUKREGELAAR
BESCHERMKASTJE VOOR DE UNIEKE GEMEENSCHAPPELIJKE TWEEDE ONTSPANNER DIE MOET WORDEN VOORAFGEGAAN DOOR EEN SECTIONEERKRAAN
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
•
Deze tweedetrapsdrukregelaar is buiten het gebouw geplaatst en voorafgegaan door een afsluiter – geplaatst in een beschermkastje. Opgelet: de tweedetrapsdrukregelaar en de sectioneerkraan mogen ook worden geplaatst in een andere ruimte buiten het gebouw, op voorwaarde dat die minstens een gelijkwaardig niveau van veiligheid biedt als het kastje.
•
Hij moet 1,5 maal het totaaldebiet leveren van ALLE aangesloten verbruikstoestellen.
•
De diameter van de leiding tussen deze regelaar en de toestellen moet bepaald worden derwijze dat ALLE toestellen gevoed worden op hun nominale werkdruk zoals aangegeven door de fabrikant van het toestel.
•
Diameter bepalen derwijze dat de installatie geschikt is zowel voor butaan/propaan als voor aardgas (type H).
•
Het geheel van de elementen van de binnenleiding tussen de gemeenschappelijke tweedetrapsdrukregelaar en de stopkranen (inbegrepen) moet in het gebouw van het type RHT zijn.
40
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
•
Beschermkastje: • • •
gemakkelijk bereikbaar voor bediening van de afsluiter; ruimte van de regelaar/afsluiter: moet boven het aanpalend maaiveld liggen; op laagste punt binnenruimte: verluchtingsopening • •
• •
zichtbaar op de buitenzijde van de kastdeur: “GAS” / “GAZ”; twee modellen: • •
41
minimum 100 cm² op minstens 0,50 m van elke aanpalende opening;
kastje bevestigd aan de buitenmuur; kastje met ingegraven voetstuk – leidingdoorgangen op de bodem van het kastje moeten gasdicht zijn.
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
UITVOERING VAN DE BINNENLEIDING INSTALLATIES MET DUBBELE ONTSPANNING
42
Aansluitleiding voor de verbruikstoestellen [7.7.6]: leiding tussen elk toestel en individuele combinatie stopkraan/tweedetrapsdrukregelaar OF individuele stopkraan: •
Verbruikstoestellen door bestemming “vast” voeding: aangepaste strakke leiding “ontspannen gas” of metalen slang;
•
Verbruikstoestellen door bestemming “verplaatsbaar” mogen aangesloten met elastomeren slang – “slang voor ontspannen gas” - max. 2 m – visueel controleerbaar over de totale lengte – te vervangen bij schade – ten minste alle 5 jaar.
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
DEEL3 - PLAATSING VAN VERBRUIKSTOESTELLEN
4.2.1 Verluchtingsopening
•
IN ELKE OPSTELLINGSRUIMTE VAN EEN TOESTEL MET OPEN VERBRANDINGSKRING IS EEN VERLUCHTINGSOPENING VOORZIEN
•
UITZONDERING: Bovenstaand voorschrift geldt niet voor verbruikstoestellen en gasmeters opgesteld in een ruimte onder het maaiveld. Dan zijn de voorschriften 6.2.3 van deel 2 van deze norm van toepassing.
43
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011
PLAATSING VAN VERBRUIKSTOESTELLEN
4.2.3
•
Alle ruimten waarin een verbruikstoestel is opgesteld moeten geventileerd zijn, uitgezonderd wanneer het één van de volgende apparaten betreft: • een toestel type C dat geen centrale verwarmingsketel is; Uitzondering: De ventilatie van de opstellingsruimte van een centrale verwarmingsketel type C moet conform de voorschriften 5.2.2 van de norm NBN B 61-002 zijn.
Ventilatie van opstellingsruimten voor verbruikstoestellen
Toelichting FEBUPRO: De voorschriften van § 5.2.2 van de norm NBN B 61-002 vermelden dat de ventilatie van de opstellingsruimte van een CV-ketel type C, nodig voor het afvoeren van overtollige warmte, slechts nodig is indien de verhouding tussen het nuttig geïnstalleerd vermogen (in kW) van de ketel en de inhoud van de opstellingsruimte (in m³) groter dan 35 is. Er moet dan zowel een onder- als een bovenventilatie van 1 cm²/kW geïnstalleerd vermogen met een minimum van 50 cm² worden aangebracht.
44
FEBUPRO - BIJSCHOLING
01.01.2011