35
10 ADR 2007: Voornaamste wijzigingen voor 1 juli 2007 De wijzigingen voor 2007 kunnen geraadpleegd worden op het INTERNET website : http://www.unece.org./trans/main/dgdb/wp15/wp15rep.html De tekst kiezen met de volgende referentie : ECE/TRANS/WP.15/186 en ECE/TRANS/WP.15/186/Add1 Hieronder vindt u een overzicht van de belangrijkste wijzigingen Deel 1 : Vrijstellingen (paragraaf 1.1.3.1). De bepalingen van het ADR zijn niet van toepassing op: d)
het vervoer dat uitgevoerd wordt door- of onder toezicht staat van de interventiediensten, voor zover het noodzakelijk is in verband met de interventie bij een noodgeval, meer in het bijzonder vervoer uitgevoerd :
-
door takelwagens die voertuigen verplaatsen dewelke bij een ongeval betrokken waren of defect zijn en die gevaarlijke goederen bevatten ; of
-
om de bij een incident of ongeval betrokken gevaarlijke goederen te omsluiten, te recupereren en ze naar een veilige plaats over te brengen ;
f)
het vervoer van lege, niet gereinigde statische of voor opslag bestemde recipiënten en tanks die gassen van de groepen A, O of F van klasse 2, stoffen van de verpakkingsgroepen II of III van klasse 3 of 9, of pesticiden van de verpakkingsgroepen II of III van klasse 6.1 hebben bevat, indien aan volgende voorwaarden is voldaan : -
alle openingen, behalve de decompressieinrichtingen geïnstalleerd zijn), zijn hermetisch afgesloten ;
(indien
die
-
maatregelen werden getroffen om lekkage van de inhoud onder normale vervoersvoorwaarden te verhinderen ; en
-
de lading is zodanig vastgezet op onderstellen, in kratten of andere manipulatieinrichtingen of op het voertuig of in de container dat ze onder normale vervoersvoorwaarden niet kan loskomen of zich verplaatsen.
Deze vrijstelling geldt niet voor statische recipiënten en tanks, of voor opslagrecipiënten en –tanks, die ontplofbare stoffen in niet-explosieve toestand hebben bevat, of stoffen waarvan het vervoer door het ADR verboden is. Nota: deze § 1.1.3.1 f) vervangt § 1.1.3.2 f) met een uitbreiding naar de klassen3, 9 en de pesticiden van de klasse 6.1.
36 Vervoer in een transportketen (paragraaf 1.1.4.2.1) De hieronder weergegeven paragraaf 1.1.4.2.1 vervangt de bestaande: Colli, containers, mobiele tanks en tankcontainers die niet volledig voldoen aan de voorschriften van het ADR betreffende de verpakking, de gezamenlijke verpakking, de kenmerking en etikettering van de colli of het aanbrengen van grote etiketten en oranje signalisatie, maar die wel beantwoorden aan de voorschriften van de IMDG Code of van de Technische Instructies van de ICAO, mogen onder de volgende voorwaarden vervoerd worden in een transportketen die een traject over zee of via de lucht omvat : a) indien de merktekens en gevaarsetiketten op de colli niet voldoen aan het ADR, moeten de colli overeenkomstig de bepalingen van de IMDG Code of van de Technische Instructies van de ICAO van merktekens en gevaarsetiketten voorzien zijn ; b)
voor de gezamenlijke verpakking in éénzelfde collo zijn de bepalingen van de IMDG Code of van de Technische Instructies van de ICAO van toepassing ;
c)
bij vervoer in een transportketen die een traject over zee omvat moeten de containers, de mobiele tanks en de tankcontainers - voor zover zij niet van grote etiketten en oranje signalisatie zijn voorzien conform hoofdstuk 5.3 van onderhavige bijlage - de kenmerking en grote etiketten dragen die beantwoorden aan hoofdstuk 5.3 van de IMDG Code. In een dergelijk geval is enkel paragraaf 5.3.2.1.1 van onderhavige bijlage van toepassing op de signalisatie van het voertuig. Bij ongereinigde, lege mobiele tanks en tankcontainers geldt deze bepaling ook voor het aansluitend vervoer naar een reinigingsstation.
Deze afwijking geldt niet voor goederen die als gevaarlijke goederen in de klassen 1 tot en met 9 van het ADR ingedeeld zijn, maar die volgens de desbetreffende bepalingen van de IMDG Code of van de Technische Instructies van de ICAO niet als gevaarlijk worden aanzien. Vervoer in een transportketen (paragraaf 1.1.4.2.2) De hieronder weergegeven paragraaf 1.1.4.2.2 vervangt de bestaande: De transporteenheden, bestaande uit één of meerdere andere voertuigen dan die welke containers, mobiele tanks of tankcontainers vervoeren volgens de bepalingen van 1.1.4.2.1 c), die niet voorzien zijn van een etikettering met grote etiketten overeenkomstig de voorschriften van 5.3.1 van het ADR, maar waarvan de kenmerking en de etikettering met grote etiketten wel beantwoorden aan hoofdstuk 5.3 van de IMDG Code, zijn toegelaten tot het vervoer in een transportketen die een traject over zee omvat op voorwaarde dat voldaan wordt aan de bepalingen van 5.3.2 van het ADR betreffende de oranje signalisatie. Definitie (sectie 1.2.1) “persoon die tot de bemanning van een voertuig behoort”, een bestuurder of iedere andere persoon die de bestuurder begeleidt voor veiligheids–, beveiligings–, opleidings– of exploitatieredenen ;
37 Plichten van de belangrijkste betrokkenen (sectie 1.4.3) Vuller (paragraaf 1.4.3.3) In het kader van 1.4.1 heeft de vuller in het bijzonder de volgende plichten : j)
hij moet zich, bij het vullen van voertuigen of containers met losgestorte gevaarlijke goederen, er van vergewissen dat de pertinente bepalingen van hoofdstuk 7.3 nageleefd worden.
Overgangsmaatregelen (sectie 1.6.1) Herhaling: 1.6.1.9
opleiding van de bestuurders: Vanaf 1 januari 2007 zijn de voorschriften van 8.2.1 van toepassing op de bestuurders van voertuigen waarvan de hoogst toegelaten massa niet hoger is dan 3,5 ton. Onderhavige overgangsmaatregel is niet van toepassing op de in 8.2.1.3 en 8.2.1.4 beoogde bestuurders.
1.6.3.13
Vervoer van bitumen in tanks zonder beproevingsattest: De vóór 1 januari 1997 gebouwde vaste tanks (tankvoertuigen) en afneembare tanks, die bestemd waren voor het vervoer van stoffen van UN-nummer 3257 maar die evenwel niet beantwoorden aan de voorschriften die vanaf 1 januari 1997 van toepassing zijn, mogen nog verder worden gebruikt tot en met 31 december 2006.
1.6.3.21
hermetisch gesloten tanks: De vaste tanks (tankvoertuigen) en de afneembare tanks, die voor 1 januari 2003 gebouwd werden volgens de tot en met 30 juni 2001 van kracht zijnde voorschriften en die voldoen aan de voorschriften van 6.8.2.2.10 met uitzondering van de vereiste manometer of andere geschikte indicator, mogen desalniettemin aanzien worden als hermetisch gesloten tot de volgende periodieke keuring volgens 6.8.2.4.2, maar uiterlijk tot 31 december 2008
1.6.4.16
hermetisch gesloten tankcontainers: De tankcontainers, die voor 1 januari 2003 gebouwd werden volgens de tot en met 30 juni 2001 van kracht zijnde voorschriften en die voldoen aan de voorschriften van 6.8.2.2.10 met uitzondering van de vereiste manometer of andere geschikte indicator, mogen desalniettemin aanzien worden als hermetisch gesloten tot de volgende periodieke keuring volgens 6.8.2.4.2, maar uiterlijk tot 31 december 2007.
1.6.5.6
brandblusapparaten: Transporteenheden, die uitgerust zijn met brandblusapparaten die beantwoorden aan de tot en met 31 december 2002 van kracht zijnde bepalingen van 8.1.4, mogen verder gebruikt worden tot en met 31 december 2007.
38 Veiligheidsadviseur (sectie 1.8.3) 1.8.3.10
De bevoegde overheid of een door deze overheid aangewezen exameninstantie organiseert het examen. De exameninstantie mag geen opleidingsinstelling zijn.
Meldingen van gebeurtenissen met gevaarlijke goederen (sectie 1.8.5) De hieronder weergegeven paragraaf 1.8.5.1 vervangt de bestaande: Indien zich tijdens het laden, het vullen, het vervoer of het lossen van gevaarlijke goederen op het grondgebied van een Verdragspartij een zwaar ongeval of voorval voordoet, moet respectievelijk de belader, de vuller, de vervoerder of de bestemmeling zich er van vergewissen dat aan de bevoegde overheid van de betreffende Verdragspartij een rapport overmaakt wordt dat volgens het in 1.8.5.4 voorgeschreven model is opgemaakt.
1.8.5.1
Deel 2 : Klasse 3 Brandbare vloeistoffen (sectie 2.2.3) 2.2.3.1.1
“61°C” door vervangen “60°C”
Klasse 6.1 Giftige stoffen (sectie 2.2.61) 2.2.61.1.7
de tabel als volgt aanpassen:
Verpakkingsgroep
Giftigheid bij inslikken LD50 (mg/kg)
Giftigheid bij opname Giftigheid bij via de huid inademen van stof en LD50 (mg/kg) nevels LC50 (mg/l)
I
≤5
≤ 50
≤ 0,2
II
> 5 en ≤ 50
> 50 en ≤ 200
> 0,2 en ≤ 2
III a
> 50 en ≤ 300
> 200 en ≤ 1000
> 2 en ≤ 4
Deel 3 : Bijzondere bepalingen (hoofdstuk 3.3)
Invoeging van nieuwe bijzondere bepalingen, bvb. : 327
De tot afval geworden spuitbussen (aërosolen) die conform 5.4.1.1.3 verzonden worden, mogen onder deze rubriek vervoerd worden met het oog op recyclage of eliminatie. Ze dienen niet beschermd te worden tegen ongewilde uitstoot indien maatregelen werden getroffen om een gevaarlijke drukopbouw en de vorming van een gevaarlijke atmosfeer te verhinderen. De tot afval geworden spuitbussen (aërosolen), met uitzondering van deze die lekken of ernstige vervormingen vertonen, moeten conform verpakkingsinstructie P003 en bijzonder verpakkingsvoorschrift PP87 verpakt worden, of anders conform verpakkingsinstructie LP02 en bijzonder verpakkingsvoorschrift L2. Spuitbussen (aërosolen) die lekken of ernstige vervormingen vertonen moeten vervoerd worden in bergingsverpakkingen, met als voorwaarde dat gepaste maatregelen worden getroffen om een gevaarlijke drukopbouw te verhinderen.
39 OPMERKING : Bij maritiem vervoer mogen de tot afval geworden spuitbussen (aërosolen) niet in gesloten containers vervoerd worden. Beperkte hoeveelheden (hoofdstuk 3.4) Aanpassing van de tabel 3.4.6 Voor de code “LQ19”: “3 l” en “1 l” vervangen door “5 kg” Nota: De code “LQ19” vervangen door “LQ7” in de kolom (7) van de tabel A van de paragraaf 3.2.1, behalve voor UN nummer 2809
Deel 5 : Gebruik van oververpakkingen (paragraaf 5.1.2) De hieronder weergegeven paragraaf 5.1.2.1.a) vervangt de bestaande: 5.1.2.1
a) Een oververpakking moet : (i) gekenmerkt worden met het woord “OVERVERPAKKING” ; en (ii) voor elk gevaarlijk goed dat zich in de oververpakking bevindt voorzien worden van het UN-nummer, voorafgegaan door de letters “UN”, en geëtiketteerd worden zoals dat in afdeling 5.2.2 voor de colli voorgeschreven is, tenzij de merktekens en etiketten met betrekking tot alle in de oververpakking vervatte gevaarlijke goederen zichtbaar zijn. Wanneer éénzelfde merkteken of etiket vereist is voor verscheidene colli, moet het slechts één keer aangebracht worden. Het woord “OVERVERPAKKING”, dat gemakkelijk zichtbaar en leesbaar dient te zijn, moet in een officiële taal van het land van verzending gesteld zijn en daarenboven in het Frans, het Engels of het Duits indien de officiële taal geen van de drie genoemde is ; dit tenzij overeenkomsten tussen de bij het vervoer betrokken landen, indien er bestaan, anders bepalen.
De hieronder weergegeven paragraaf 5.1.2.2 vervangt de bestaande: 5.1.2.2
Elk collo met gevaarlijke goederen dat zich in een oververpakking bevindt moet voldoen aan alle van toepassing zijnde voorschriften van het ADR. De voorziene functie van elke verpakking mag door de oververpakking niet in het gedrang komen.
Voorschriften voor de etiketten De hieronder weergegeven paragraaf 5.2.2.2.1.2 vervangt de bestaande: 5.2.2.2.1.2 Indien het - omwille van de vorm, plaatsing en bevestigingssysteem voor het vervoer van de flessen met gassen van de klasse 2 - nodig is om de etiketten op het niet cilindrisch (gewelfd) deel van deze flessen aan te brengen, mogen gelijkaardige etiketten gebruikt worden als deze voorgeschreven door onderhavige afdeling, maar met
40 kleinere afmetingen overeenkomstig ISO norm 7225 : 1994 ”Gasflessen – Gevaarsetiketten”. In weerwil van de voorschriften van 5.2.2.1.6 mogen de etiketten zich overlappen in de mate die voorzien wordt door de norm ISO 7225. De etiketten die het hoofdgevaar weergeven en de cijfers die op alle gevaarsetiketten voorkomen moeten evenwel volledig zichtbaar zijn en de symbolen moeten herkenbaar blijven. De lege niet gereinigde drukrecipiënten voor de gassen van klasse 2 mogen met niet meer geldige of beschadigde etiketten vervoerd worden teneinde ze – al naargelang van het geval –te vullen of te controleren, en er een nieuw etiket op aan te brengen conform de in voege zijnde reglementeringen, of teneinde het drukrecipiënt te elimineren. Modellen van etiketten (paragraaf 5.2.2.2.2) Het etiket 5.2 en de tekst onder het etiket vervangen door de etiketten en de hieronder weergegeven tekst:
5.2
(nr. 5.2) Symbool (vlam) : zwart of wit op rode achtergrond (bovenste helft) en gele achtergrond (onderste helft) ; cijfer “5.2” in de benedenhoek Nota: Overgangsmaatregelen voor het nieuw model van het etiket 5.2 1.6.1.2
De gevaarsetiketten en de grote etiketten die, tot en met 31 december 2006, overeenstemden met het op die datum voorgeschreven model nr. 5.2, mogen gebruikt worden tot en met 31 december 2010.
Vervoerdocument (sectie 5.4.1) De hieronder weergegeven paragraaf 5.4.1.1.1 h) vervangt de bestaande: h) de naam en het adres van de bestemmeling(en) ; wanneer gevaarlijke goederen vervoerd worden voor levering aan meerdere bestemmelingen die bij de start van het vervoer niet kunnen geïdentificeerd worden, mogen – indien de bevoegde overheden van de landen die bij het vervoer betrokken zijn er mee instemmen – in de plaats daarvan de woorden “Levering-verkoop” aangegeven worden ;
41 De hieronder weergegeven paragraaf 5.4.1.1.1 i) vervangt de bestaande: i) een verklaring overeenkomstig de bepalingen van elk eventueel bilateraal akkoord. De plaats en de volgorde van deze gegevens op het vervoerdocument mogen vrij gekozen worden. De gegevens a), b), c), d) moeten echter in de hierboven gebruikte volgorde vermeld worden [met andere woorden a), b), c), d)] ; dit zonder tussenvoeging van andere gegevens, behalve die welke in het ADR voorzien zijn. Voorbeelden van toegelaten omschrijvingen van gevaarlijke goederen : “ UN 1098 ALLYLALCOHOL, 6.1 (3), I ” of “ UN 1098, ALLYLALCOHOL, 6.1, (3), VG I ” Bijzondere bepalingen betreffende de lege, niet gereinigde omsluitingsmiddelen De hieronder weergegeven paragraaf 5.4.1.1. 6.2.3 vervangt de bestaande: 5.4.1.1.6.2.3 Wanneer lege, niet gereinigde omsluitingsmiddelen, die residus van andere gevaarlijke goederen bevatten dan die van klasse 7, naar de afzender teruggezonden worden, mogen de vervoerdocumenten die opgesteld werden voor het vervoer van deze goederen in deze omsluitingsmiddelen in gevulde toestand ook gebruikt worden. In dat geval dient de vermelding van de hoeveelheid verwijderd te worden (door ze uit te wissen, door te halen of op om het even welke andere wijze) en vervangen te worden door de woorden “LEGE, NIET GEREINIGDE RETOUR”. Deel 6 : Voorschriften met betrekking tot de constructie van tanks De hieronder weergegeven paragraaf 6.8.2.5.2 vervangt de bestaande: 6.8.2.5.2
De volgende gegevens moeten op het tankvoertuig zelf of op een bord worden aangebracht 10 :
De volgende gegevens moeten op de tankcontainer zelf of op een bord worden aangebracht 10 :
- de naam van de eigenaar of van de exploitant ;
- de naam van de eigenaar en van de exploitant ;
- de massa in lege toestand ;
- inhoud van de houder ;
- de hoogst toegelaten massa ;
- de tarra ;
Deze aanduidingen zijn niet vereist voor een dragend voertuig voor afneembare tanks.
- de hoogst toegelaten geladen mag worden ;
De tankcode volgens 4.3.4.1.1 moet op de afneembare tank zelf of op een bord worden aangebracht.
massa
die
- voor de in 4.3.4.1.3 beoogde stoffen, de officiële vervoersnaam van de tot het vervoer toegelaten stof of stoffen ; - de tankcode volgens 4.3.4.1.1. - voor de andere stoffen dan deze die in 4.3.4.1.3 beoogd worden, de alfanumerische codes van alle bijzondere bepalingen met TC en TE die in kolom (13) van tabel A in hoofdstuk 3.2 voorkomen voor de in de tank te vervoeren stoffen ;
42 Herhaling: Overgangsmaatregelen voor tankcontainers (sectie 1.6.1) De hieronder weergegeven paragraaf 1.6.4.12 vervangt de bestaande: 1.6.4.12 De tankcontainers die voor 1 januari 2003 gebouwd werden volgens de tot en met 30 juni 2001 van kracht zijnde voorschriften maar die niet voldoen aan de voorschriften die vanaf 1 juli 2001 van toepassing zijn, mogen verder gebruikt worden. In de prototypegoedkeuringen en de passende kenmerkingen moet het toewijzen aan de tankcodes vóór 1 januari 2008 doorgevoerd zijn. Het aanbrengen van de alfanumerische codes van de bijzondere bepalingen TC, TE en TA overeenkomstig 6.8.4 moet plaatsvinden wanneer de tankcodes worden toegewezen of bij een van de beproevingen volgens 6.8.2.4 die na deze toewijzing doorgaan, maar uiterlijk op 31 december 2008.
Deel 7 : Bepalingen met betrekking tot het vervoer in colli (sectie 7.2.4) Aan 7.2.4 wordt volgende nieuwe V14 toegevoegd : V14
De spuitbussen die met het oog op recyclage of eliminatie conform bijzondere bepaling 327 (aërosolen) vervoerd worden, moeten in open of geventileerde voertuigen of containers vervoerd worden.
Bepalingen met betrekking tot het laden, het lossen en de behandeling (sectie 7.5.1) De hieronder weergegeven paragraaf 7.5.1.1 vervangt de bestaande: 7.5.1.1
Het voertuig en de bestuurder, evenals in voorkomend geval de grote container(s), container(s) voor losgestort vervoer, tankcontainer(s) of mobiele tank(s), moeten voldoen aan de reglementaire bepalingen (inzonderheid deze die betrekking hebben op de veiligheid, de reinheid en de goede werking van de uitrusting die bij het laden en het lossen gebruikt wordt) bij aankomst op de laad- en losplaatsen, waarin de containerterminals zijn inbegrepen.
Behandeling en stuwage (sectie 7.5.7) De hieronder weergegeven paragraaf 7.5.7.1 vervangt de bestaande: 7.5.7.1
In voorkomend geval moet het voertuig of de container voorzien zijn van geschikte inrichtingen om de stouwing en de manipulatie van de gevaarlijke goederen te vergemakkelijken. De colli die gevaarlijke goederen bevatten en de niet verpakte gevaarlijke voorwerpen moeten vastgezet worden met behulp van middelen (zoals bevestigingsriemen, glijdende dwarsstukken, regelbare klampen) die in staat zijn om de goederen in het voertuig of de container zodanig tegen te houden dat gedurende het vervoer elke verplaatsing verhinderd wordt die de oriëntatie van de colli kan veranderen of ze kan beschadigen. Wanneer gevaarlijke goederen samen met andere goederen vervoerd worden (zoals bijvoorbeeld grote machines of kratten) moeten alle goederen in de voertuigen of de containers stevig gestouwd of vastgezet worden om te vermijden dat de gevaarlijke goederen vrijkomen. De verplaatsing van colli kan eveneens vermeden worden door de holtes op te vullen
43 met behulp van tussenvoegingsmiddelen of door blokkeren en vastriemen. Wanneer bevestigingsinrichtingen zoals spanbanden of riemen gebruikt worden, mogen deze niet in die mate aangespannen worden dat ze de colli beschadigen of vervormen. De hieronder weergegeven paragraaf 7.5.7.2 vervangt de bestaande: 7.5.7.2
Colli mogen niet gestapeld worden, tenzij ze daartoe werden ontworpen. Wanneer voor het stapelen ontworpen colli van verschillende constructietypes samen geladen worden, dient rekening te worden gehouden met hun compatibiliteit inzake het stapelen. Indien nodig zal gebruik gemaakt worden van lastdragende inrichtingen om te vermijden dat colli die op anderre colli gestapeld worden deze laatste beschadigen.
De hieronder weergegeven paragraaf 7.5.7.3 vervangt de bestaande: 7.5.7.3
Tijdens het laden en het lossen moeten colli die gevaarlijke goederen bevatten beschermd worden tegen beschadiging. OPMERKING : Inzonderheid dient speciale aandacht besteed te worden aan de manier waarop de colli gemanipuleerd worden gedurende de voorbereidingen met het oog op het vervoer, aan het type van het voertuig of de container waarmee ze zullen vervoerd worden en aan de laad- en losmethode, om te vermijden dat de colli zouden beschadigd worden door ze over de bodem te slepen of brutaal te manipuleren.
Deel 8 : Boorddocumenten (sectie 8.1.2) De hieronder weergegeven tekst onder de punt c van paragraaf 8.1.2.1 is geschrapt c)
een copie van de tekst van het(de) onderling(e) akkoord(en) dat(die) op basis van hoofdstuk 1.5 werd(en) afgesloten, indien het vervoer op basis van dergelijk(e) akkoord(en) plaatsvindt.