No problem Halfslapend hoor ik het zwiepen van de ventilator boven mijn bed. In een ruk ben ik wakker. Er is weer stroom! Na bijna vier dagen zonder stroom betekent dit verlossing. En douchen. De pomp pompt het water met veel geklots in de lege plastic bak op het dak. Ik ben in Garu, in het uiterste noorden van Ghana, vlakbij de grens met Togo en Burkina Faso. In deze uithoek tegen de Sahara aan wonen de Bimoba’s. Dit is één van de armste delen van Afrika. Daarom ben ik hier ook; omdat de mensen hier nog leven zoals ze al tienduizenden jaren leven, hier is geen medische zorg en geen geboorteplanning. Voor de afdeling Ouderengeneeskunde onderzoek ik veroudering in een oorspronkelijke omgeving. We verzamelen hier puzzelstukjes van een bijzondere puzzel, een puzzel met een bijna oneindig aantal stukjes, verstopt op de Afrikaanse savanne. Het verzamelen van de stukjes is een hele klus. Gelukkig krijgen we veel hulp van de lokale mensen. Met een team van twintig man volgen we hier jaarlijks 25000 mensen. Het is 2004, ik ben mee als student. Na het ontbijt komt de tolk Daniël mij ophalen in een oude jeep. We rijden naar het veld. We repeteren mijn eerste woordjes Bimoba. Ik had thuis al een beetje geoefend met het enige boek dat ooit in het Bimoba is verschenen: het nieuwe testament. Mijn voorbereidingen hebben me daarom een wat archaïsch taaltje opgeleverd. Ik kon nog geen koffie bestellen, maar had waarschijnlijk met enige improvisatie wel een korte mis kunnen houden. No problem, de veldwerkers vinden niets leuker dan mij hun taal te leren. We oefenen de begroetingen, wat leidt tot veel gelach bij de andere veldwerkers achterin de jeep.
We komen aan bij het eerste huishouden. Bij de familie Laar wacht ons de Bimoba-ontvangst. De eerste minuten wisselen we heen en weer beleefdheden uit. Vanochtend hebben we ze nog geoefend. ‘Awuunduware? Awuunduwari! Li-tsin lee? Le-soi!’ Hoe is de dag voor jou? Hoe is het werk voor jou? Hoe is de familie voor jou? Hoe is de gezondheid voor jou? Hoe is de oogst voor jou? Etc. Elke begroeting heeft een standaard antwoord. Na de begroetingen beginnen we. Ik ben meegekomen om stambomen van alle families te maken. Meneer Laar blijkt vier vrouwen te hebben. Ik teken vier rondjes rondom het vierkantje van meneer laar. Nu komt de puzzel; welk kind is van welke vrouw? Met 26 kinderen is het niet merkwaardig dat meneer Laar het niet meer exact weet. No problem. Eén van de vrouwen weet het natuurlijk precies. Na ook een halfbroer, een vriend, een neef en zes kleinkinderen te hebben ingepast is de stamboom af. Er zijn twee kinderen geboren dit jaar, trots komt een moeder aangelopen met de twee in doeken gewikkelde kleintjes. Met een wattenstaafje nemen we wat wangslijmvlies af voor DNA, een beetje buffer erbij en we hebben weer een stukje van de puzzel; twee buisjes met Bimoba slijm. Er is ook een nieuwe man komen wonen. Van alle nieuwe mensen registreren we naam, leeftijd en geslacht. Dat lijkt eenvoudig. We registreren zijn naam. Asuwabubiiku. Lastig, want er is geen spelling van de Bimoba-namen. No problem. Ik schrijf de klanken fonetisch op en na een aantal pogingen leidt het heruitgesproken transcript tot een blik van herkenning. En veel gelach. Ik vraag de man zijn leeftijd. ‘169, zegt hij zonder blikken of blozen’ Kijk, dat gebeurt je niet iedere dag. Je bent net begonnen met je
promotieonderzoek om het geheim van veroudering te ontrafelen en op je eerste werkdag ontdek je de langstlevende mens. In gedachten bel ik al met het Guinness book of records. Zij willen vast alle details weten dus ik vraag de man naar zijn geboortedag. ‘Vrijdag,’ zei hij trots. Ik word wantrouwig. ‘Welk jaar?’ De man heeft geen idee. Oude leeftijd blijkt hier status te hebben. Zoals mensen bij ons liegen over hun leeftijd en een paar jaar eraf doen, doen ze er hier een paar jaar bij. Als je uit een land komt waar werken met oude mensen een taakstraf is, is de gedachte dat oud zijn cool is even wennen. Een uur later buit ik het direct uit en kan ik voor het eerst van mijn leven opscheppen dat ik bij de afdeling ouderengeneeskunde werk. Toch verbaast het me dat mensen helemaal niet zouden weten hoe oud ze zijn. Ik vraag het nog eens aan de man, maar hij weet het echt niet. Ik vertel hem dat bij ons alles afhankelijk is van je leeftijd. Ik geef als voorbeeld dat je pas mag autorijden en sterke drank drinken als je achttien bent. ‘Maar niet tegelijk,’ voeg ik er nog aan toe als ik inzie dat dit een beetje een ongelukkig voorbeeld is. De man ziet niet in waarom leeftijd daarvoor belangrijk is. Niemand zou in Ghana een fles sterke drank verkopen aan een kind of hem toestaan auto te rijden, daar hoef je toch zijn leeftijd niet voor te weten?
Ik geef als ander voorbeeld dat je in Nederland mag stoppen met werken als je 65 bent en dat anderen dan voor je zorgen. De man zegt dat de familie in Ghana ook zorgde voor familieleden die te oud waren om te werken, maar daar hoef je toch ook iemands leeftijd niet voor te weten? Iets om straks over na te denken terug in de jeep. Terug uit het veld begin ik met het uitwerken van de data. Mijn laptop is kapot gegaan. In Afrika kan alles kapot. No problem. Op slechts vijf uur rijden - in afrika hebben mensen de tijd- kopen we tien behangrollen. We hebben nu al zeven behangrollen volgeschreven met stambomen. Diverse gekleurde strepen moeten de verbanden aangeven. Een toeschouwer zou bij de eerste aanblik denken dat ik geveld ben door de tropenkoorts. Voor mij is de stamboom, waarmee ik inmiddels tweemaal de muren van mijn studentenkamer zou kunnen behangen, echter nog begrijpelijk. Met alle lange gekleurde strepen vind ik hem zelfs wel mooi. Pollock ontmoet Mondriaan in Garu.
Het is vier jaar later, 2008, en ik zit midden in mijn promotietraject. Twee maanden lang hebben we met veel moeite bloedmonsters verzameld, die we met gevaar voor eigen leven op de motorfiets naar het lab hebben gesneld. De monsters zijn uitgebreid bewerkt in ons geïmproviseerde lab en staan nu netjes gerangschikt in de vriezer; tweeduizend kleine buisjes bloed die absoluut niet mogen ontdooien. De stroomvoorziening is de laatste tijd beroerd en de dieselgenerator staat permanent stand-by. Hoe zorg je er nu voor dat je wakker wordt als ’s nachts de stroom uitvalt? No problem. We binden twee lege glazen flessen aan de ventilator, die ze door de kamer zwaait. Als de stroom uitvalt stopt de
ventilator met draaien en komen de flessen tegen elkaar. Trots kijken we naar het resultaat. Twee lege bierflessen die als een dolle door de kamer draaien. De generator is al wat ouder en we zijn bang dat hij het plots zal begeven en al ons werk in een hete tropische nacht alsnog verloren zal gaan. We vragen de monteur om er naar te kijken. Hij stelt ons gerust; hij heeft hem nog een keer helemaal nagelopen. No problem, verzekert hij ons, hij is nu very strong. ’s Avonds vlak na het eten valt de stroom uit. No problem. We starten de generator. Dan begeeft de zekering het. De zekeringen gaan hard de laatste weken en in het hele dorp zijn ze al weken uitverkocht. No problem. Daniel haalt een stuk aluminium folie uit de keuken en propt die op de plek waar de zekering zat. Tien minuten later begeeft de lamp het. We lopen naar de generator. Het wijzertje staat ver in het rood en geeft bijna 290 volt aan. Juist ja: very strong. We vervloeken de monteur, stellen de generator af en kijken snel bij de vriezer. No problem. De volgende dag is de grote dag. We gaan met de bloedmonsters in een speciale reisvriezer de tweedaagse reis naar het zuiden maken. Die reisvriezer hebben we meegenomen uit Nederland, hij werkt op de sigarettenaansteker en we hebben er een speciale accu voor in de auto laten zetten. Vorige week hebben we de reisvriezer gecontroleerd. Hij vriest redelijk, maar niet fantastisch en we binden voor de zekerheid alle bagage op het dak zodat de gewone vriezer achterin meekan. De eerste dag, we vertrekken om 4 uur ’s ochtends als het nog koel is. Niet voor ons gerief, maar voor het bimobabloed op de voorbank. De reisvriezer geeft aan de buitenkant een hoop
hitte af en in de auto, waar het overigens nooit echt koel is, is het moordend heet. Welbeschouwend reizen we over de Afrikaanse savanne met een enorme kachel op de voorbank. Als we ’s avonds aankomen zit ons haar op ons hoofd geplakt maar de monsters zijn niet ontdooid. We tillen nog even de keukenvriezer uit de laadbak, zetten hem op de hotelkamer, laden de 2000 bloedmonsters over en dan is de dag voorbij. No problem. Bij aankomst in Accra gaan we naar onze collega’s van de Legon University. Zij kunnen voor ons het droogijs regelen voor de vlucht naar huis. Problem. De regels voor het vervoer van droogijs blijken tijdens ons verblijf op de savanne strenger geworden. We bellen met het KLM kantoor. Het klopt. We gaan langs het KLM kantoor en proberen alles. We vragen, we smeken, we eisen, we dreigen, we bieden smeergeld. Uiteindelijk gebruiken we het ultieme wapen. We dreigen de professor te bellen. De twee corpulente Ghanezen in pak kijken elkaar aan. Even is het stil, dan barsten ze in lachen uit. Ze kennen overduidelijk professor Westendorp niet. No problem. Iemand tipt ons dat het koeriersbedrijf DHL een speciale vergunning heeft voor het vervoeren van droogijs. Eerst zien, dan geloven. We gaan naar het kantoor van DHL Ghana, een prachtig glimmend, airconditioned kantoor dat een behoorlijk contrast vormt met de omgeving. We krijgen pasjes om mee naar achteren te gaan en aanschouwen met eigen ogen de laadruimte waar speciale dozen voor het droogijs klaar staan, er zijn speciale stickers, formulieren en tape. Mede door het astronomische bedrag dat ze vragen zijn we overtuigd. Ze beloven het in twee dagen in Leiden zal aankomen. No problem. We bestellen een extra grote hoeveelheid droogijs en vervoeren de rekjes monsters in vier enorme dozen vol met de bevroren lucht.
Thuis gekomen zijn we blij dat we de monsters met DHL gestuurd hebben. Stel je voor dat ze door de KLM geweigerd waren en in Accra achterbleven terwijl wij naar Amsterdam vlogen. De monsters zouden ontdooien, maanden werk zouden voor niets zijn geweest. De volgende dag gaat de telefoon; mijn collega. Volgens de DHL tracking code op Internet staan de dozen na anderhalve dag nog steeds bij de douane in Accra. Lichte paniek. We bellen DHL Ghana: No problem. We bellen DHL Brussel: Problem. Echte Paniek. We schakelen al onze contacten in, van de universiteit tot de ambassade. Hoe we het voor elkaar krijgen weet ik niet meer, maar na vier dagen arriveren de dozen in het LUMC. De dozen zijn twee dagen langer onderweg geweest dan gepland. Als de postkamer belt vliegen we naar beneden en scheuren een doos open. We kijken in een enorme lege doos met onderin drie rekjes met monsters. In een hoek liggen nog een paar korreltjes droogijs. We houden een buisje tegen het licht. Ze zijn nog bevroren. No problem. 2009, we hebben een student meegenomen om ECG’s te maken van een groep ouderen. Omdat er op het platteland geen elektriciteit is zullen we een dieselgenerator moeten meenemen naar de dorpjes. In Nederland hebben we met een gehuurde generator van de Gamma in de tuin van het ziekenhuis gecontroleerd of dit geen storing op het ECG gaf. Na verschillende draagbare ECG apparaten bekeken te hebben kopen we voor bijna 4000 euro een tweedehands apparaat van Schiller die op een laptop aangesloten kan worden en die we zelf hebben zien werken met de generator.
In Ghana richten we een klein kamertje in het veld in met wat zelfgetimmerde onderzoeksbankjes en we gaan de ECG spullen uitpakken. Enthousiast proberen we of alles werkt. Het werkt. Precies twintig seconden. De stroom in Ghana blijkt minder constant dan gedacht. We vermoeden dat de zekering kapot is, maar die vinden we niet. We bellen Schiller in Zwitserland. De technische dienst vindt het een erg interessante casus maar kan ons probleem niet oplossen. We denken aan de professor. Veel hebben we niet meer te verliezen. We doen een schietgebed en steken een schroevendraaier tussen het ECGapparaat. Met een doffe krak springt hij open. Binnenin zit allerhande elektronica en een accu van zes aan elkaar gesoldeerde AA-batterijen. We plakken zes nieuwe batterijen met plakband aan elkaar. No problem. Je moet de batterijen een beetje tegen elkaar houden, maar het ECG apparaat doet het weer. Ik vraag aan een van de Ghanese veldwerkers of hij een bakje kan maken waar de batterijen in passen, zodat we de batterijen niet hoeven aan te duwen. Na een uur komt hij terug met een prachtig houten bakje waar de batterijen precies inpassen. Hij verontschuldigde zich dat hij zo lang wegbleef, maar hij moest even zoeken naar de veertjes die de batterijen tegen elkaar duwen. Uiteindelijk heeft hij ze uit een oude knuffelbeer gehaald waar batterijen in konden. We doen de batterijen in het bakje. Het werkt perfect. Ons ECGapparaat is gerepareerd met een Chinese knuffelbeer die I love you zong. Dit geloven ze thuis nooit. Op een van de laatste dagen kom ik het ultieme souvenier tegen. Een T-shirt dat gedrukt is ter nagedachtenis aan iemands begrafenis. In loving memory of Mary Apoku, aged 147 staat er op. Ik ruil het tegen een van mijn eigen shirts.
Hier ga ik hoge ogen mee gooien op de afdeling ouderengeneeskunde. Met dit beeld wil ik deze column graag eindigen. Laten we hopen dat met de resultaten van het verouderingsonderzoek van iedereen hier ooit mensen van 147 op de Afrikaanse savanne zullen lopen. Heel vriendelijk bedankt. David van Bodegom