KHBO – IW&T – Afdeling Bouwkunde
Projectvoorstel TETRA Fonds TETRA-2009
RecyFlowScreed herbruik van puingranulaat als vervanger van zand in cementgebonden gietdekvloeren
Opmaak en samenstelling van de projectaanvraag Checklist met onderdelen van de projectaanvraag: Hierbij wordt gevraagd om naast 1 papieren exemplaar, voor elk deel van de projectaanvraag een apart elektronisch document te voorzien (via e-mail of cd-rom). Geef elk elektronisch deel een benaming als volgt: <projecttitel>deel<x>
Deel 1: Projectidentificatie Projectsamenvatting Gegevens hoofdaanvrager Gegevens peter Gegevens leden van de gebruikersgroep
Deel 2: Projectbeschrijving Projectbeschrijving
Deel 3: Projectbegroting Projectbegroting per partner Totale projectbegroting
Deel 4: bijlagen Toestemming ethische commissie bji dierproeven of patiënten studies (indien van toepassing) Offertes voor onderaannemingen vanaf 5000 euro (indien van toepassing) Offertes voor grote uitrusting vanaf 5000 euro (indien van toepassing)
2
Deel 1: Projectidentificatie Projectsamenvatting De aanvraag is voor een (aankruisen) Standaard TETRA project TETRA project van 3 jaar Kortlopend TETRA project (1 jaar) met focus op verkenning
Titel
RecyFlowScreed: herbruik van puingranulaat als vervanger van zand in cementgebonden gietdekvloeren Ten vroegste 1/10/2009; ten laatste 1/3/2010
Startdatum project (gepland) Duur van het project 24 maanden Totale Projectkost 162.140,00 € Totaal mensmaanden 24 mm Gevraagde subsidie 149.980,00 € Is voor dit project, of onderdelen ervan, subsidie aangevraagd of verstrekt door een andere overheid (Vlaams, Federaal of Europees) ? NEE Zo ja, geef het gevraagde of verkregen subsidiebedrag.
3
Samenvatting Sinds oudsher worden draagvloeren afgewerkt met een dekvloer, veelal traditioneel uitgevoerd met een handmatig gesmeerde zand-cementmortel, een intensieve arbeidsmethode die voor de arbeider fysiek belastend is. In veel gevallen ligt niet de gevraagde kwaliteit maar alleen de prijs ten grondslag van de keuze van het type dekvloer. Op materiaalbasis is de traditioneel met de handgeplaatste zand-cementmorteldekvloer de goedkoopste uitvoering, maar technisch is het ook de zwakste uitvoering. Op Europees vlak hinkt de traditionele handgesmeerde dekvloer na tegenover de cementgebonden gietdekvloer. Met de traditionele zand-cementmorteldekvloer kunnen de hogere kwaliteitseisen die in de Europese normen zijn opgenomen, in praktijk niet gehaald worden. De vloer is een bouwdeel waar de meeste partijen zoals architect en bouwheer, de gangbare werkwijze volgen. Zo wordt onder invloed van een stijgende energiezuinigheid meer vloerisolatie toegepast terwijl de dikte van de vloeropbouw ongewijzigd blijft. Dit resulteert in een kleinere beschikbare laagdikte voor de dekvloeren. Dit is ook zo door de aanwezigheid van leidingen in de vloer. Om een voldoende draagkracht te halen moet de druk- en buigsterkte van de dunnere dekvloer omhoog. De resultaten van het onderzoek zijn in de eerste plaats gericht op de dekvloerbedrijven. Traditioneel zijn dit kleine bedrijven, met een onderlinge sterke concurrentie. Zij worden vandaag vaker geconfronteerd met schadeclaims omdat de traditioneel uitgevoerde dekvloer niet aan de hogere eisen van de opdrachtgever voldoet, terwijl diezelfde opdrachtgever er zich geen rekenschap van geeft dat de gestelde eisen moeilijk haalbaar zijn. Daarnaast worden de dekvloerbedrijven geconfronteerd met het feit dat ze moeilijker geschikte arbeiders vinden omdat deze job te zwaar belastend is voor rug en knieën. Als derde probleem worden deze bedrijven stilaan geconfronteerd met de eindigheid van natuurlijk zand en zullen ze een alternatief moeten vinden voor deze basisgrondstof. De goedkopere puingranulaten kunnen misschien als surrogaat ingezet worden. De projectresultaten zijn niet alleen van belang voor de dekvloerbedrijven die willen innoveren met een nieuwere techniek, of voor de puinverwerkers die hun afzetmarkt kunnen verruimen, maar eveneens voor de architect en de bouwheer omdat de vloeropbouw anders bekeken moet worden. Er is vaak een leemte aan kennis bij architect en aannemer, waardoor in feite de inkoper de keuze bepaalt. Met het gevolg dat de dekvloer helemaal onderin de bouwketen blijft zitten. Dit project heeft daarom tot doel te fungeren als hefboom om de innoverende toepassing van cementgebonden gietdekvloer als vervanger van de traditionele handgesmeerde dekvloer te introduceren. Hierbij worden meteen drie aspecten van duurzaam bouwen meegenomen: humane gezondheid, grondstofbesparing door dunnere laagdiktes en recyclage van puingranulaat.
4
Gegevens Hoofdaanvrager Titel van het project
RecyFlowScreed: herbruik van puingranulaat als vervanger van zand in cementgebonden gietdekvloeren
Organisatie Naam van de projectleider Functie Departement/Afdeling Adres (indien verschillend van organisatie) Tel e-mail
Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Luc Boehme Afdelingshoofd Bouwkunde Industriële Wetenschappen en Technologie / Bouwkunde Zeedijk 101 – 8400 Oostende
Projectkost Hoofdaanvrager Totaal mensmaanden Hoofdaanvrager
059/569056
[email protected] 162.140,00€ 24
Zie intentiebrief hierna
5
6
Gegevens Wetenschappelijke peter Titel van het project
RecyFlowScreed: herbruik van puingranulaat als vervanger van zand in cementgebonden gietdekvloeren
Organisatie BTWnummer Naam van peter Functie Departement/Afdeling Adres
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf
Tel e-mail
02/6557711
[email protected]
(voor Vlaamse organisaties) Tinne Vangheel Wetenschappelijk medewerkster Afdeling materialen, labo ruwbouw en afwerkingsmaterialen (indien niet-Vlaamse organisatie)
Zie intentiebrief hierna
7
8
Gegevens Leden van de Gebruikersgroep Titel van het project
Organisatie BTWnummer Adres Vlaamse KMO ? Bereid tot cofinanciering ? Motivatie tot deelname ?
RecyFlowScreed: herbruik van puingranulaat als vervanger van zand in cementgebonden gietdekvloeren
(voor Vlaamse organisaties) (voor niet-Vlaamse organisaties) Ja/Nee Ja/Nee
Zie intentiebrieven hierna -
Vijverman Screeds
-
Clicque
-
MMB machines
-
TOCA
-
Hogeschool WenK – De Nayer
-
KaHo-Sint-Lieven
9
10
11
12
13
14
15
16
Deel 2: Projectbeschrijving A. Situering, Projectdoelstellingen en Innovativiteit A.1. Probleemstelling 1. Arbeidsintensief, technologisch niet-up-to-date, zonder oog voor duurzaamheid Arbeidsintensieve uitvoering Sinds oudsher worden draagvloeren afgewerkt met een dekvloer, veelal traditioneel uitgevoerd met een handmatig gesmeerde zand-cementmortel, een intensieve arbeidsmethode. Het langdurig voorovergebogen staan of op de knieën werken, is fysiek belastend voor de arbeider. Het werk gaat ook niet snel vooruit. Omwille van de lichamelijke belasting wordt het steeds moeilijker om nog personeel te vinden voor deze job.
Technologisch probleem In een ontwerp wordt vaak gerekend met een dekvloer, al of niet voorzien van leidingen, in een laagdikte van minstens 5 cm en dient als basis voor het aanbrengen van vloerbedekking. In de afgelopen tien jaar zijn de eisen aan de dekvloer enorm toegenomen door de vele functies die aan een dekvloer worden toegekend zoals vloerverwarming, (contact)geluidwerendheid, geschikt voor harde of kritische vloerafwerkingen, etc. Door het voorzien van meer vloerisolatie worden de diktes waarmee dekvloeren geplaatst kunnen worden gereduceerd tot diktes tot soms 35mm. Hierdoor ontstaan er vaak problemen met de traditionele dekvloer omwille van de geringe mechanische sterkte. Om aan moderne en specifieke eisen te kunnen voldoen is verdere ontwikkeling van een dekvloer nodig. Cementgebonden gietdekvloeren bieden ruime mogelijkheden en worden daarom in het buitenland steeds meer toegepast. Toename kostprijs basisgrondstof nodigt uit tot duurzame ontwikkeling grondstoffen Een derde probleem waarmee de dekvloerbedrijven die werken met zand-cementmortel te maken zullen krijgen is de verwachte kostprijsstijging van het normale dekvloerzand. Bij een gelijkblijvend Vlaams aanbod van bouwzand kan Vlaanderen slechts in 51% van de eigen behoefte aan bouwzand voorzien. Voor de rest is Vlaanderen afhankelijk van het buitenland. Maar, bij stopzetting van de grindwinning in de Maasvallei1 kan Vlaanderen slechts in 15% van de eigen behoefte aan bouwzand voorzien. De economische impact bij een tekort aan bouwzand zal aanzienlijk zijn.2 Puingranulaten zijn geëvolueerd naar een waardig alternatief voor de natuurlijke granulaten. Het gebruik ervan dient bekeken te worden in het kader van duurzame ontwikkeling en het economische gebruik van natuurlijke grondstoffen.
Gietdekvloeren op basis van calciumsulfaat (anhydriet) zijn geen volwaardig alternatief Hoewel anhydrietgietdekvloeren voor de fysieke klachten van de arbeiders een oplossing kunnen bieden, biedt dit type vloer slechts gedeeltelijk soelaas omdat dit type dekvloeren niet alleen veel duurder is maar ook watergevoelig waardoor ongeschikt voor vochtige ruimtes. Voor deze ruimtes zou alweer een andere uitvoering moeten gebruikt worden, wat het rendement bij het plaatsen omlaag haalt. Daarnaast treden er vaak problemen op bij het verlijmen van tegelvloeren op anhydrietvloeren omdat de gebruikte tegellijmen niet compatibel zijn met de anhydrietvloer. Tegellijmen zijn veelal aan te maken op basis van water. Verwacht wordt dat ook voor dit probleem de cementgebonden gietdekvloeren een positief antwoord zullen geven.
1 2
Het grinddecreet van 14 juli 1993 en wijzigingen. Algemeen Oppervlaktedelfstoffenplan” - hoofdstuk 5: Confrontatie vraag en aanbod primaire oppervlaktedelfstoffen 17
2. Hefboom om een innoverende oplossing te implementeren Door de hogere kwaliteit van gietdekvloeren kunnen ze dunner worden uitgevoerd dan de handmatig traditioneel gesmeerde vloer. Door een betrouwbaarder sterkte van de gietdekvloer zijn ze beter geschikt voor toepassing van zwevende dekvloersystemen. Dit laat toe om met hechtende toepassingen grondstoffen te besparen door toepassing van dunnere laagdikten. Minder materiaal, lagere arbeidsinspanning en hoger rendement zijn nog maar enkele van de voordelen van gietdekvloersystemen. Gietdekvloeren op basis van zand-cementmortel, met een gedeeltelijke vervanging van zand door puingranulaat, kunnen een antwoord bieden op de bestaande problemen en anticiperen op de bedreiging inzake de uitputting van de niet-hernieuwbare delfstof zand. Deze technologie op vandaag in Vlaanderen onbekend.
3. Voor wie? Doelgroep is kort te omschrijven als de sector van de dekvloerbedrijven. Vlaanderen telt een zeer groot aantal van deze bedrijven. De gouden gids vermeldt er al meer dan 350. Kenmerkend voor deze bedrijven is dat het doorgaans kleine KMO‟s zijn en dat de onderlinge concurrentie vrij hoog is. Daarnaast heeft ook de puinverwerkende sector er baat bij omdat ze met deze toepassing een bijkomende afzetmarkt vindt voor de fijne fractie van de puingranulaten. Op Europees vlak hinkt de traditionele handgesmeerde dekvloer na tegenover de cementgebonden gietdekvloer. Met de traditionele zand-cementmorteldekvloer kunnen de hogere kwaliteitseisen die in de Europese normen zijn opgenomen, in praktijk niet gehaald worden. De vloer is een bouwdeel waar de meeste partijen zoals architect en bouwheer, de gangbare werkwijze volgen. Dit project heeft ook als doel om deze technologie, in het bijzonder de manier om de vloeropbouw te bekijken, te vertalen naar een grotere doelgroep in het bouwproces.
A.2. Projectdoelstellingen Een andere uitvoeringstechnologie voor verbeterde arbeidsomstandigheden De projectdoelstellingen zijn gericht op drie elementen die in de probleemstelling naar voor komen. Het eerste antwoord dat het project naar voren wil schuiven is de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van de gebruiker. Om de traditionele „droge‟ zand-cementmorteldekvloer aan te brengen moet de arbeider manueel het aangebrachte mengsel met de hand uitspreiden en egaliseren, wat zwaar werk is, waarbij rug en knieën het zwaar te verduren hebben. Tijdens deze bewerking moet hij enige druk op het mengsel uitoefenen om het geheel voldoende te verdichten om achteraf de gewenste druksterkte te bereiken. Ten slotte moet hij er voor zorgen dat het geheel vlak wordt afgestreken. De uitvoeringstechnologie van gietdekvloeren die in dit project wordt voorgesteld kan de lichamelijk belastende uitvoering van de traditionele met de hand gesmeerde zandcementdekvloer vervangen door een alternatief waarbij de gebruiker rechtop kan staan. Het bekomen van de gewenste vlakheid van de dekvloer is veel gemakkelijker met deze nieuwe technologie en vergt geen grote lichamelijke inspanning meer. Tijdens het valorisatietraject zullen de deelnemende bedrijven het verschil tussen de twee methodes kunnen ervaren tijdens enkele workshops.
Technologische evolutie van de dekvloeren Een tweede doelstelling is het aantonen van de grotere betrouwbaarheid en betere mechanische kenmerken van cement-gietdekvloeren in vergelijking met de traditionele zand-cementdekvloeren. Traditioneel uitgevoerde zand-cementmorteldekvloeren halen vaak nauwelijks de vereiste mechanische sterkte-eisen. Dit komt onder andere doordat het mengsel in een aardvochtige 18
samenstelling wordt uitgesmeerd. Hierbij is het moeilijk om een goede en constante verdichting te realiseren. Bovendien is de toegevoegde hoeveelheid arbitrair naar de wens van de uitvoerder. De ene wenst zijn mengsel iets smeuïger dan de andere. Daardoor zijn er grote verschillen mogelijk is de verdichting en daardoor ook in druk- en buigsterkte. Kenmerkend voor de traditionele zand-cementmorteldekvloeren zijn de lage mechanische eigenschappen. In vergelijking met de sterkte-eisen die in het buitenland opgelegd worden (cfr. Nederland3) zijn deze eisen benedenmaats. Met dit soort dekvloeren is het quasi ondoenbaar om dit prestatieniveau te halen. Er moet dus uitgekeken worden naar een andere samenstelling die de opgelegde mechanische eisen welk kan bereiken. Hiermee gekoppeld is het feit dat de vloeropbouw in de laatste jaren geëvolueerd is terwijl de traditionele dekvloer nog steeds uitgevoerd wordt als decennia geleden. Zo wordt onder invloed van een stijgende energiezuinigheid meer vloerisolatie toegepast terwijl de dikte van de vloeropbouw ongewijzigd blijft. Dit resulteert in een kleinere beschikbare laagdikte voor de dekvloeren. Dit is ook zo door de aanwezigheid van leidingen in de vloer. Om een voldoende draagkracht te halen moet de druk- en buigsterkte van de dunnere dekvloer omhoog. Projecten in het buitenland (o.a. in Duitsland, Oostenrijk, Nederland) tonen aan dat dit kan bereikt worden met cement-gietdekvloeren. Dit project wil deze technologie introduceren bij traditionele dekvloerbedrijven en daarbij onderzoeken of de beperkingen die de traditionele uitvoering met zich meebrengt opgevangen kunnen worden door deze voor hen nieuwe technologie. Dit zal deze bedrijven helpen in het implementeren van deze innovatie in hun kernactiviteiten.
Duurzame ontwikkeling op drie niveaus De derde doelstelling van dit project is een uitvoeringstechnologie aan te reiken die ook nog een duurzame component inhoud. Duurzame ontwikkeling heeft zeer veel componenten. In deze doelstelling wordt op drie componenten gemikt: humane gezondheid, grondstoffen besparing en herbruik van secundaire grondstoffen. Het eerste thema „humane gezondheid‟ werd hierboven al aangehaald: het verbeteren van de arbeidscondities bij het uitvoeren van dekvloeren. De in het project voorgestelde technologie is beduidend minder lichamelijk belastend waardoor er minder rug- en gewrichtsklachten zullen zijn. Dit effect zal geëvalueerd worden tijdens de workshops door bevraging van de arbeiders. Het tweede thema:‟grondstoffenbesparing‟ komt tot uiting doordat met cementgietdekvloeren dunnere dekvloeren aangelegd kunnen worden en met betere sterkte-eigenschappen waardoor automatisch een grondstoffenbesparing optreedt. Hier zullen ook de ontwerpers de nodige informatie over krijgen. Tenslotte wordt het derde thema:‟herbruik van secundaire grondstof‟ gehaald doordat puingranulaten zullen gebruikt worden voor de gedeeltelijke vervanging van de eindige grondstof zand.
Het cijfermatig uitdrukken van deze drie ambities is op dit moment niet mogelijk omdat er geen tools voor beschikbaar zijn. Toch is het duidelijk dat deze drie aspecten in dit project aanwezig zijn. In de literatuur zijn er voldoende indicaties te vinden die deze drie aspecten als belangrijke facetten van duurzame ontwikkeling onderschrijven.
3
NEN2741 19
A.3. Innovativiteit 1. Meerwaarde van het project t.o.v. de reeds bestaande kennis Op cementdekvloeren is er nog maar weinig onderzoek gebeurd. Niettegenstaande zijn er al langer bij de uitvoering van de cementdekvloeren problemen bekend. Dit gaf in het verleden aanleiding tot het opzetten van een “Technologische AdviesDienst” TAD door het WTCB. Doordat in Vlaanderen hoofdzakelijk traditionele zand-cementmorteldekvloeren worden geplaatst en daarnaast anhydrietvloeidekvloeren, is er momenteel geen ruime kennis aanwezig over cementgietdekvloeren. Ook het gebruik van puingranulaat als gedeeltelijke vervanger van zand in het mengsel is vrij nieuw en werd pas voor het eerst bestudeerd in traditionele zand-cementmortelmengsels in de uitvoering van het TETRA-project “RecyScreed” (IWT-070096).
Dit onderzoeksproject zal in ruime mate de technologische kennis over cementdekvloeren samenbrengen en vertalen naar de dekvloerbedrijven die doorgaans gekenmerkt zijn als niet-hightech-bedrijven. Innoverend t.o.v. buitenlandse toepassing is ongetwijfeld het feit dat meteen aandacht zal gegeven worden aan het duurzaam omspringen met de grondstoffen door in het mengsel herbruik van puingranulaat op te nemen.
2. Reeds geleverde relevante onderzoeksinspanningen, de gevolgde aanpak en resultaten tot dusver Onderzoek over deze uitvoering is niet bekend in Vlaanderen. Op 1/01/2008 startte deze onderzoeksgroep met het TETRA-project (IWT070096): RecyScreed: Duurzame technologische ontwikkeling voor het gebruik van puinbrekerzand als vervanger van natuurlijke granulaten in cementgebonden dekvloeren. Hierin werd kennis opgedaan betreffende de vervanging van zand door puingranulaten. Tijdens de uitvoering van dit project werd uitvoerig de technologische beperking van de traditionele uitvoering van zand-cementmorteldekvloeren ervaren. Met deze opgedane kennis en met de ervaring van eerder onderzoeksprojecten4 m.b.t. het gebruik van puingranulaten, zal in dit project de partiële vervanging van zand als basisgrondstof in cementgietvloermengsels bestudeerd worden. De gevolgde aanpak in het TETRA-Project “RecyScreed” is te vertrekken van een reeks mengselontwerpen waarvan de belangrijkste mechanische kenmerken worden bepaald om vandaar de mengsels te verfijnen en van deze bijkomende technologische proeven te doen. Ook de ervaring van de gebruiker met de nieuw samengestelde mengsels wordt daarbij geëvalueerd. De voorlopige resultaten duiden aan dat een gedeeltelijke vervanging van zand door puingranulaat mogelijk zal zijn. Daarbij moet er wel aandacht gegeven worden aan de typische eigenschappen van de puingranulaten, met name o.a. hun poreus karakter en het gehalte aan fijnen.
3. Wetenschappelijke en andere literatuur of (commercieel) beschikbare technologie of patenten. Als wetenschappelijke en andere publicaties kunnen volgende aangehaald worden: De SBR-Publicatie “cementgebonden gietvloeren”. Deze publicatie is er in de zomer 2005 gekomen op initiatief van de Nederlandse Mortelorganisatie (NeMO) in samenwerking met SBR en het WTCB. Technische Voorlichting 189 Dekvloeren, WTCB, September 1993. In dit document wordt er kort verwezen naar gietdekvloeren op basis van synthetisch anhydriet. De toepassing die in dit project bestudeerd wordt is niet opgenomen in deze technische voorlichting. Technische Voorlichting 193 Dekvloeren – Uitvoering, WTCB, September 1994. In dit document wordt in „5.1 Gietvloeren‟ eenmaal het bestaan van cementgebonden gietdekvloeren aangehaald. De rest van de publicatie is hoofdzakelijk gericht op de traditionele uitvoering van dekvloeren op basis van cement en op basis van anhydriet.
4
Hobufondsprojecten “RecyMblok” (IWT 980094) en “recycle” (IWT000185) 20
De “UITVOERINGSRICHTLIJN VERVAARDIGING VAN CEMENTGEBONDEN GIETDEKVLOEREN” IKOB-BKB BV– d.d. 2007/10/01 opgesteld in opdracht van de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA) om te worden gebruikt in combinatie met de Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO-procescertificaat voor Afbouwwerkzaamheden, BRL 9600. NBN EN 13318 Dekvloermortels en dekvloeren. Begripsbepalingen. NBN EN 13813 Dekvloermortel en dekvloeren. Dekvloermortels. Eigenschappen en eisen. NBN EN 13892-1Beproevingsmethoden voor dekvloermortels. Deel 1: monsterneming, vervaardiging en nabehandeling van proefstukken. NBN EN 13892-2 Beproevingsmethoden voor dekvloermortels. Deel 2 : bepaling van de buig- en druksterkte. NBN EN 13892-3 Beproevingsmethoden voor dekvloermortels. Deel 3 : bepaling van de slijtweerstand volgens Böhme. NBN EN 13892-4 Beproevingsmethoden voor dekvloermortels. Deel 4 : bepaling van de slijtweerstand volgens BCA. NBN EN 13892-5 Beproevingsmethoden voor dekvloermortels. Deel 5 : bepaling van de slijtweerstand van dekvloeroppervlakken bij belasting door zwenkwielen. NBN EN 13892-6 Beproevingsmethoden voor dekvloermortels. Deel 6 : bepaling van de oppervlaktehardheid. NBN EN 13892-7 Beproevingsmethoden voor dekvloermortels. Deel 7 : bepaling van de slijtweerstand bij rolbelasting van dekvloeren met vloerbedekking. NBN EN 13892-8 Beproevingsmethoden voor dekvloermortels. Bepaling van de hechtsterkte. British Standards Institution: BS 8204-1Screeds, bases and in situ floorings. Part 1: concrete bases and cement sand levelling screeds to receive floorings. Code of practice. Nederlands Normalisatie Instituut: NEN 2741 In het werk vervaardigde vloeren. Kwaliteit en uitvoering van cementgebonden dekvloeren.
Andere nuttige informatie valt te lezen op de website van de Nederlandse Vereniging voor gietdekvloeren: www.gietdekvloeren.org . Deze vereniging bestaat pas sedert een vijftal jaar. Ook in Nederland is deze technologie vrij jong.
Commerciële informatie is te vinden op : www.pct-chemie.com http://www.heidelbergcement.com/benelux/nl/mebin/producten_en_diensten/speciale_producten/finish crete/index.htm Brochure “finishcretebrochure_LR.pdf” (bron: Heidelbergcement) http://www.bouwkennis.nl/Default.aspx?PageNode=1544&PageID=10834 (hier wordt de marktevolutie voor gietdekvloeren – ook wel constructievloeren genoemd – in Nederland beschreven) Patenten met betrekking tot cementgebonden gietvloeren slaan meestal op de hulpstoffen die gebruikt worden om het mengsel de nodige vloeibaarheid te geven. Patenten over samenstellingen of uitvoeringstechnologie van cementgebonden gietdekvloeren werden niet gevonden.
21
B. Gebruik van de projectresultaten B.1. Nut en toegevoegde waarde 1. bedrijven uit de brede doelgroep die interesse hebben voor de resultaten. De resultaten van het onderzoek zijn in de eerste plaats gericht op de sector van de dekvloeren. Als tweede belanghebbende sector kan de puinverwerkende sector gerekend worden. Verder zijn er de producenten van hulpstoffen en van het materieel die interesse zullen hebben in de resultaten van het onderzoek. Tenslotte zijn de projectresultaten eveneens van belang voor de architect en de bouwheer omdat de vloeropbouw anders bekeken moet worden. Kenmerkend voor dekvloerbedrijven is dat het doorgaans allemaal KMO‟s zijn. De onderlinge concurrentie is vrij groot. De sector van de dekvloeren zitten in de koepelorganisatie NaVAP 5. De goudengids vermeldt meer dan 500 dekvloerbedrijven uit België, waarvan ruim 350 in Vlaanderen. In Nederland, waar cement-gebonden dekvloeren ondertussen al enkele jaren gekend zijn, wordt naar schatting zo‟n 80% van de dekvloeren gemaakt met de traditionele gesmeerde vloer, terwijl 20% in gietvloeren wordt uitgevoerd. In Vlaanderen is de situatie op zijn minst hiermee vergelijkbaar, en wellicht wordt er niet meer dan 10% van de dekvloeren vloeibaar uitgevoerd. De interesse van de dekvloerbedrijven die participeren in dit project is geaccentueerd op drie aspecten: Technologische evolutie naar dekvloeren met betere prestaties omwille van de hogere kwaliteitseisen; Een snellere opleveringstermijn omwille van de druk om sneller de vloeren in gebruik te kunnen nemen; Betere arbeidsomstandigheden voor de arbeiders die nu vaak rug- en gewrichtsklachten hebben; Een goedkopere oplossing dan anhydrietgietvloeren die bovendien niet geschikt zijn voor gebruik in vochtige ruimtes; Een potentieel antwoord voor de komende kostprijsstijging als de hoeveelheid natuurlijk zand schaarser zal worden; De koepelorganisaties V.V.S.6 - met 39 leden, VMR7 - met 30 leden vormen het klankbord voor de puinverwerkende sector. Hun interesse ligt uiteraard in het vinden van een afzetmarkt voor hun fijn puingranulaat. Producenten van hulpmiddelen voor de mortels hebben ook baat van het onderzoek omdat ze hun producten verder kunnen afstemmen om eveneens gebruikt te worden in mengsels met gedeeltelijke vervanging door puingranulaat. Cementgebonden dekvloeren kunnen in gietbare versies in silo‟s op het werk worden afgeleverd. Dat het enige tijd duurt om cementgebonden gietdekvloeren in te burgeren hangt samen met de “ingewikkelde technologie” die om de hoek komt kijken bij het maken van een goede cementgebonden gietdekvloer. Immers, het zo maar toevoegen van extra water leidt tot een slechte eindproduct en het toevoegen van meer cement om dit extra water te compenseren tot scheurvorming en onthechting. Een nieuwe generatie hulpstoffen en uitgekiende mengselsamenstellingen kunnen deze problemen het hoofd weten te bieden. De introductie en toepassing van de Europese norm voor dekvloeren, met nieuwe kwaliteitsklassen en specificaties, wordt bovendien in hoog tempo doorgevoerd, waardoor de bestaande manier om de vloeropbouw in bestekken te beschrijven bijgestuurd moet worden. De integratie van functies en afstemming van componenten van vloersystemen zullen ook leiden tot het aanbieden van complete,
5
Koninklijk Nationaal Verbond Aannemers van plafonneer-, cement-, staff- en ornamentwerk, droge bepleistering, voegwerk en gevelreiniging 6 Vereniging Verwerkers Slooppuin 7 Vereniging Mobiele Recycling 22
gegarandeerde systemen. Vanuit de bouwbedrijven zal daar met het oog op het minimaliseren van risico‟s ook vraag naar zijn. Het is wel zaak de kennis met betrekking tot het gietdekvloersysteem te gaan verhogen, zowel bij de architect, de aannemer als op de eerste plaats bij de verwerker. Immers „onbekend maakt onbemind‟. Deze vormen een zeer brede doelgroep die moeilijk kwantificeerbaar is.
2. Implementeren van de projectresultaten en het economisch, maatschappelijk belang De dekvloerbedrijven kunnen, mits het investeren in geschikt materieel (door ombouw of door nieuw aan te kopen), de resultaten vrij direct toepassen. Uiteraard zal het implementeren van nieuwe technologie een inwerkingsperiode vergen, maar eens de nieuwe uitvoeringsmethode onder de knie kan er tot 6 x meer dekvloer geplaatst worden met een kleinere lichamelijke belasting voor de arbeider. Per uur kan er tot 100m² cementgietdekvloer geplaatst worden. Typerend voor de dekvloerbranche is dat de prijzen voor een cementgebonden dekvloer de afgelopen decennia nauwelijks zijn gestegen terwijl dit wel het geval was voor de grondstoffen. Dit kan niet anders dan dat de kwaliteit hieronder te leiden heeft gehad. Op materiaalbasis is de traditioneel met de handgeplaatste zand-cementmorteldekvloer de goedkoopste uitvoering, maar technisch is het ook de zwakste uitvoering. Op basis van de grondstoffen kan de cementgebonden dekvloer tot 35% duurder zijn dan de traditionele dekvloer. Maar de snellere uitvoeringsmethode en de technische betere prestaties compenseren deze meerkost ruimschoots. De meerkost van de grondstoffen zit vooral in de kostprijs van de hulpstoffen. Naarmate de dekvloerbedrijven meer cementgebonden gietdekvloeren zouden plaatsen en dus meer hulpstoffen zouden aankopen, zouden ze ook betere prijsafspraken kunnen maken met de leveranciers. Voor de rest worden dezelfde grondstoffen gebruikt als voor de traditionele uitvoering, namelijk cement (CEMII/32,5 – BM) en zand. Het gedeeltelijk vervangen van het zand ( à 15€/t) door goedkopere puingranulaten (6 à 8 €/t) kan de kostprijsstijging op materiaalbasis gedeeltelijk tegemoet komen. In verhouding tot anhydrietgietdekvloeren zijn cementgietdekvloeren 20% goedkoper. Cementgebonden gietdekvloeren hebben het voordeel dat ze kunnen geplaatst worden met diktes variërend van 35mm tot 80mm, terwijl anhydrietgietdekvloeren maximaal tot 40mm kunnen aangelegd worden. Cementgebonden gietdekvloeren zijn daarmee veel flexibeler wat laagdikte betreft om tegemoet te komen aan de eisen van de ontwerpen. Een ander belangrijk voordeel die de cementgebonden-gietdekvloer heeft t.o.v. de anhydrietgietdekvloer is het feit dat ze beter geschikt is om courante tegellijmen aan te brengen. Deze lijmen die doorgaans met water worden aangemaakt zijn veelal niet compatibel met anhydriet en veroorzaken daar veel problemen rond aanhechting. Vandaag worden omwille van de tijdsdruk zeer veel gelijmde tegelvloeren geplaatst. In veel gevallen ligt niet de gevraagde kwaliteit maar alleen de prijs ten grondslag van de keuze van het type dekvloer. Er is vaak een leemte aan kennis bij architect en aannemer, waardoor in feite de inkoper de keuze bepaalt. Met het gevolg dat de dekvloer helemaal onderin de bouwketen blijft zitten.
3. Valorisatie van de projectresultaten in de opleiding academische bachelor en master bouwkunde In het decreet dat de werking van de Hogescholen bepaalt staan de opdrachten voor de hogescholen beschreven. Daarin staat de onderwijsopdracht centraal maar daarnaast is er ook een opdracht tot projectmatig onderzoek. Het decreet schrijft eveneens voor dat de hogescholen moeten academiseren en geassocieerd moeten zijn met een universiteit. Het onderzoek aan de hogescholen (met inbegrip van dit projectvoorstel) heeft voornamelijk een toegepast karakter. Sedert 21 maart 2006 vormen de departementen Industriële Wetenschappen en Technologie die lid zijn van de Associatie K.U.Leuven de Geassocieerde Faculteit Industriële en BioWetenschappen 23
(GFIBW). Binnen deze GFIBW hebben de huidige afdelingen bouwkunde zich verzameld onder de noemer „Departement Bouwkunde‟. In dit departement wordt er verder gewerkt aan de definiëring van „onderzoeksgroepen‟. In het beleidsplan van de afdeling bouwkunde – KHBO, zijn drie onderzoeksthema‟s vastgelegd waarin in de komende jaren wetenschappelijk en toegepast onderzoek zal gebeuren. Eén van de topics is „duurzaam bouwen en duurzame bouwmaterialen‟. Kennisverwerving via dit en andere projecten is voor dit onderzoeksluik bijzonder belangrijk. Dit onderzoeksthema sluit daarbij goed aan om kennis over te dragen in de opleiding academische bachelor bouwkunde en master in de industriële wetenschappen – industrieel ingenieur bouwkunde. Resultaten uit het onderzoek passen ter illustratie van de opleidingsonderdelen “Duurzaam Bouwen”, “ Toegepaste materialenleer”, “Gebouwentechniek” en “betontechnologie”. Dit valorisatieonderzoek en de resultaten ervan zijn niet alleen belangrijk voor de onderwijsopdracht in de eigen campus van de eigen hogeschool, maar zal verder verspreid worden in de andere campussen. Dit kan doordat er al voor verschillende vakken een docentenuitwisseling tussen de verschillende hogescholen georganiseerd wordt. Daarnaast komen zij ook regelmatig samen op o.a. de “integratiecommissies” waar ondermeer de stand van het onderzoek aan de hogescholen en de universiteit besproken wordt. Onderlinge deelname aan gebruikersgroepen van TETRA-projecten waardoor de collega-hogescholen ook de projectresultaten kunnen meevolgen, is een andere manier om de onderzoeksresultaten doorheen de opleidingen te laten verspreiden. Het is belangrijk dat de komende generaties studenten tijdens hun opleiding de mogelijkheden en toepassingen met secundaire grondstoffen leren kennen en in aanraking komen met duurzame ontwikkeling. In het nieuwe BaMa-curriculum is daartoe het vak “duurzaam bouwen” opgenomen. Jaarlijks komen daar in de KHBO-IW&T-campus Oostende zo‟n 25 tot 30 studenten mee in contact. De toetsing van de duurzaamheidsaspecten in het project, de methodiek ervan en de resultaten van de eventuele LCA-benadering zijn een belangrijke aanwinst voor de ondersteuning van dit vak. In het kader van de academisering van de hogeschool is het evenzeer belangrijk dat de studenten de mogelijkheid krijgen in contact te komen met projectmatig onderzoek. Zo zullen er, aansluitend bij dit onderzoek, onderzoeksmogelijkheden aangeboden worden voor masterproeven. In het kader van de internationalisering van de afdeling bouwkunde gaat de aanvrager vaak in het buitenland (Patras – GR; Tampere – Fin; Bordeaux – Fr; BRNO - CZ) lezingen geven over “het recycleren van bouw- en slooppuin”. In die landen is de stand van de techniek in het aanwenden van puingranulaten nog niet ver gevorderd. De kennisoverdracht over deze materie is een stimulans om hier in Vlaanderen verder nieuwe en goede technologie te ontwikkelen. Immers, bouw- en slooppuin vormt, met zijn 28% van het totaal, in Europa zowat het grootste probleem inzake afvalproblematiek. Samen met huishoudelijk afval zorgt dit voor goed ruim de helft van het afvalprobleem.
B.2. Valorisatie-traject 1. Keuze van de leden van de gebruikersgroep. In de eerste plaats zijn direct betrokken dekvloerbedrijven aangezocht om deel te nemen in het onderzoeksproject. Dit is vooral omdat hun ervaring bij de adaptatie van deze uitvoeringsmethode van groot belang is. Naast hun ervaring is het ook van belang van hen te vernemen wat de knelpunten zijn in de beschrijving van de vloeropbouw. Hieruit kunnen lessen getrokken worden die op het einde van het project in een richtlijn voor architecten/ontwerpers kan neergeschreven worden. Omwille van de andere uitvoeringsmethode werd ook een bedrijf aangezocht die chapepompen op de markt brengt. Verder zal ook de puinverwerkende sector op de hoogte gebracht worden van de vorderingen in het project. Ze werden evenwel niet als leden van de gebruikersgroep aangezocht omdat dit onderwerp zich vooral richt naar technologische ontwikkeling in de dekvloerensector. Tijdens de uitvoering van het project zal de voorzitter van de Vereniging Verwerkers Slooppuin gevraagd worden om zijn leden 24
in de gebruikersgroep te vertegenwoordigen. Ook een vertegenwoordiging uit de architecten vereniging zal naar het einde van het project aangesproken worden in verband met de vloeropbouw. Het lijkt niet opportuun om deze laatste al van in het begin mee op te nemen in de gebruikersgroep.
Volgende bedrijven zijn geïnteresseerd voor deelname in het project: KMO1 Chapewerken – Vloerisolatie Clicque NV Fabriekslaan 16 8880 Ledegem Contactpersoon: Paul Clicque Bereid tot deelname in de kosten: ja Vlaams KMO: ja Kernactiviteiten: chapewerken Motivatie tot deelname: lagere loonkost door vlotter werken; innovatie marktpositie verbetering arbeidsomstandigheden het is voor het bedrijf een volledig nieuwe methode
KMO2 Naam:Toca bvba Adres: Renaat Woutershof 44, 3460 Bekkevoort Contactpersoon:Sas Tom bereidheid tot deelname in de kosten: ja Vlaams KMO:ja Kernactiviteiten: chapewerken, tegelwerken Motivatie tot deelname: Een oplossing zoeken voor volgende vragen: Welke zijn de mogelijkheden hiervan?,Voldoen ze aan de europese normen?, Wat zijn de resultaten op de testen ( kwaliteit )?, Welk technisch materiaal en investeringen? Marktpositie: Gaat dit in de Belgische markt opgenomen worden? Heb ik als kleine ondernemer mogelijkheden op deze markt? Rendement , welke voorafgaande werken, hoe niveau verschillen opvangen? Dit is totaal nieuw voor ons.
KMO3: Naam:Vijverman Screeds bvba Adres: Voistraat 25 , 9420 Erpe-Mere / Vlekkem Contactpersoon:Eddy Vijverman bereidheid tot deelname in de kosten: ja Vlaams KMO:ja Kernactiviteiten: chapewerken, vloerisolatie, vloeichape Motivatie tot deelname: introductie nieuwe uitvoeringsmethode, mengselontwerp KMO4: Naam: MMB Machines bvba Adres: Kareelstraat 116, 9300 Aalst Contactpersoon:André Demeyer bereidheid tot deelname in de kosten: ja Vlaams KMO:ja 25
Kernactiviteiten: uitrusting voor chapewerken Motivatie tot deelname: introductie cement-gietdekvloer
2.
„Traject‟ tot valorisatie
Dit project heeft een aantal doelstellingen voor ogen te weten: Verbeteren van de arbeidsomstandigheden bij het plaatsten van dekvloeren Verbeteren van de prestaties van de dekvloeren om mee te kunnen op de Europese markt Verruiming van de kennis bij de ontwerper en uitvoerder betreffende de vloeropbouw Aspecten van duurzaam bouwen nastreven waaronder de humane gezondheid, grondstoffenbesparing en recyclage van secundaire grondstoffen. Het valoriseren van de projectresultaten kan het best gebeuren wanneer dit onderzoeksproject een hefboom is om de technologie te laten implementeren door de participerende gebruikersgroep. Hierdoor kunnen de deelnemende bedrijven hun activiteiten innoveren. Om deze ambitie te bereiken zullen er in de loop van het onderzoek enkele “praktijkdagen” georganiseerd worden. Daarbij is het de bedoeling om de deelnemende bedrijven en hun arbeiders rechtstreeks te laten kennismaken met het verschil in uitvoering. Tijdens deze “praktijkdag” zullen arbeiders zelf eens een stukje dekvloer aanleggen met de nieuwe technologie. Achteraf zal er een bevraging zijn over hun ervaring. Tevens kan er van de uitgevoerde „proefdekvloer‟ een staalname georganiseerd worden voor verder onderzoek. Mogelijke hindernis bij deze stap is het feit dat er in het laboratorium het beschikbare oppervlak waarop een dekvloer kan aangebracht worden relatief beperkt is in vergelijking tot een reële situatie. Daardoor zal de ervaring van de arbeider vrij beperkt opgemeten kunnen worden. Een mogelijk antwoord hierop is dat de deelnemende zelf een redelijk oppervlak ter beschikking stellen in hun loods. Een andere mogelijkheid zou zijn dat we in een leegstaand pand (vb dat gesloopt zal worden).
3. Verspreiding naar de ruimere doelgroep Om de opgedane kennis bij de ontwerper te brengen zal er naar analogie van de “praktijkdagen” een “demodag” georganiseerd worden waarop architecten en aannemers uitgenodigd zullen worden. Het is dan vooral de bedoeling om de voordelen van de technologie van de cementgebonden gietdekvloeren qua uitvoering en kwaliteitseisen aan te kaarten en de manier om de vloeropbouw te herbekijken.
Verdere verspreiding van de resultaten zullen tijdens en op het einde van het project via verschillende kanalen nog opgezet worden: Via een project-website waarop relevante informatie geplaatst zal worden; deze informatie zal ook via de website van de hogeschool of via de website van de koepelorganisaties kunnen geraadpleegd worden; Het opzetten van een branche-vereniging voor gietdekvloeren naar Nederlands model. De duurzaamheidsaspecten van het project zullen toegelicht worden op een workshop van het Transitiearena Duurzaam Bouwen – werkgroep materialen. Samen met de wetenschappelijke peter zullen een aantal acties ter verspreiding van de resultaten opgezet worden: Via het Vlaams Bouwplatform
26
Via de koepelorganisaties (VVS8, VMR9, NaVAP10) zullen voor haar leden op informatieavonden de resultaten van het onderzoek kenbaar gemaakt worden; Via de Kamer van Bouwbedrijf zullen informatieavonden georganiseerd worden waarop naast de overheid ook aannemers en studiebureaus aanwezig zullen zijn; via publicatie in vakbladen, zoals WTCB-Contact en het schrijven van een WTCB-dossier over het thema.
8
Vereniging Verwerkers Slooppuin Vereniging Mobiele Recycling 10 Koninklijk Nationaal Verbond Aannemers van plafonneer-, cement-, staff- en ornamentwerk, droge bepleistering, voegwerk en gevelreiniging 9
27
B.3. Eigendomsrechten en Exploitatierechten van de projectresultaten Intellectuele eigendomsrechten Bij de start van het onderzoek zijn er nog geen bestaande intellectuele eigendomsrechten bij de leden van de gebruikersgroep. Er zijn noch voordelen noch beperkingen bekend die de latere verspreiding van de resultaten kunnen beïnvloeden. Voor zover bekend is, is het gebruik van puingranulaat in cementgebonden gietdekvloeren nieuw en is deze uitvoering alsdusdanig niet beschermd. Een zoektocht over dit onderwerp op “Espacenet” gaf geen resultaat. Het onderzoek is niet van deze aard dat er over bescherming van intellectuele eigendom gesproken moet worden. In tegendeel moeten de resultaten behoren tot het publieke domein wil het project bijdragen tot een evolutie van de dekvloeren van een traditionele, verouderde toepassing naar een modern technologisch vloeronderdeel. Daarbij is een betere kennis en houding rond duurzame ontwikkeling inzake grondstoffenbeleid door materiaalbesparing en recyclage een bijkomende troef. Gegevens die in de verslagen worden vermeld en eventueel aan de bedrijven gerelateerd zijn, worden na goedkeuring gepubliceerd. Bedrijfseigen gegevens blijven uiteraard confidentieel. In de rapporten zullen confidentiële gegevens niet of gecodeerd gepubliceerd worden. De globale richtlijnen die voor de onderscheiden sectoren belangrijk zijn, zullen in de eerste plaats aan de participerende bedrijven uit de sector overgemaakt worden. Na goedkeuring zal een veralgemeende publicatie worden opgesteld voor alle bedrijven die de krijtlijnen uitzet voor het gebruik van puingranulaat als gedeeltelijke vervanger voor zand in cementgebonden gietdekvloeren. Om daadwerkelijk bij te dragen tot de vooropgestelde valorisatie zal deze publicatie voor de doelgroep en bij uitbreiding voor het ruime publiek beschikbaar gesteld worden.
28
C. Aanpak en werkprogramma C.1. Onderzoeksaanpak en management van het project. Projectverloop Omdat dit soort onderzoeksproject in hoofdzaak gaat over een Technologie TRAnsfer van bestaande technologie naar KMO‟s die willen innoveren is de aanpak van werkprogramma opgemaakt rond drie pijlers: Werkpakket 1: Samenbrengen en bundelen van de bestaande technologie Werkpakket 2: Afstemmen van de technologie op de doelen gesteld in het onderzoek Werkpakket 3: Vertalen van de technologie en de nieuwe inzichten en mogelijkheden naar de gebruikersgroep tijdens de loop van het project en naar een ruimer publiek op het einde van de rit. Deze aanpak is vrij systematisch en biedt goede waarborgen voor het succes van het project. De eerste pijler in het onderzoek is werkpakket 1: technologieverkenning. Hierin zal de bestaande technologische kennis samengebracht worden en opgelijst. In Vlaanderen is deze technologie nauwelijks bekend, doch in Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Engeland, is deze manier van werken om dekvloeren te plaatsen geen onbekende meer. De relevante informatie die daar voorhanden is zal gebundeld worden. Daarnaast zijn ook de Europese normen een belangrijke documenten die hier thuishoren. De tweede en grootste pijler is werkpakket 2: technologievertaling. In dit deel van het onderzoek wordt onderzocht hoe de bestaande technologie die verzameld werd in werkpakket 1 kan gecombineerd worden met de ambitie om aan deze technologie een extra meerwaarde te geven door in te grijpen op de duurzaamheidsaspecten. Meer bepaald zal onderzocht worden in welke mate fijne puingranulaten kunnen gebruikt worden als gedeeltelijke vervanger van zand in het mengsels. Daarbij zal rekening worden gehouden met de onderscheiden uitvoeringsmethoden van cementdekvloeren: hechtend en niet-hechtend. Hechtende dekvloeren zijn nagenoeg geheel hechtend aan de ondervloer. Deze dekvloeren zijn meestal ook dikker in opbouw (5 tot 10 cm). Niethechtende dekvloeren of zwevende dekvloeren worden ondersteund door een verend materiaal, waardoor spanningen in de dekvloer toenemen. Deze uitvoeringsvorm wordt vaak toegepast bij vloerverwarming. Niet-hechtende dekvloeren moeten omwille van de totale beschikbare dikte van vloeropbouw vaak beperkt blijven tot diktes van minder dan 4 cm. Om het succesvol gebruik van fijne puingranulaten in cementgebonden gietdekvloeren na te gaan zal het tweede deel hoofdzakelijk uit proeven bestaan. Als gevolg van de publicatie van de norm NBN EN 13813 in 2002 mogen sinds juli 2005 enkel nog dekvloermortels die beschikken over een CE-markering op de markt gebracht worden. Het is evident dat hieraan aandacht moet gegeven worden bij het uitvoeren van de proeven in dit werkpakket. De kwaliteit van een dekvloer wordt in de huidige norm NBN EN 13813 uitgedrukt in de buigtrek- en druksterkteklassen. Het zal duidelijk zijn dat de werkelijke kwaliteit door meer factoren wordt bepaald. Immers, uit onderzoek, van o.a. de Technologische Dienstverlening Vloeren van het WTCB, blijkt dat de kwaliteit van cementdekvloeren vaak negatief beïnvloed wordt door vroegtijdige uitdroging. De morteldruksterkte, de buigtreksterkte en het evenwichtsvochtgehalte zijn daarbij drie sleutelbegrippen. Het aantal te onderzoeken monsters zal voldoende groot genomen worden om een statistische beoordeling mogelijk te maken. Omdat er een wezenlijk verschil kan bestaan tussen proefresultaten bekomen op laboratoriumproefmonsters en proefmonsters gehaald uit in het werk uitgevoerde vloeren, zal er in het proefprogramma hiermee rekening gehouden worden door naast de genormeerde proefstukken ook “proefdekvloeren” te gieten. Hieruit zullen dan proefstukken genomen worden. Dit biedt de mogelijkheid om een groot aantal proefstukken van hetzelfde mengsel te beproeven, wat een statistisch verwerking mogelijk maakt. Het maken van deze “proefdekvloeren” zijn trouwens een essentieel van werkpakket 3. Uiteraard is sterkte slechts een van de vele aspecten. Bij een zelfde druksterkte kunnen andere aspecten nog wel verschillen. Daarom zullen er naast de mechanische kenmerken ook andere eigenschappen bepaald worden.
29
Het proefprogramma zal uit vier onderzoekslijnen bestaan: 1. Receptuur referentiemengsel 2. Receptuurontwikkeling mengsel met gedeeltelijke vervanging 3. Receptuuroptimalisatie: krimp, droogtijd, schotelvorming, invloed van de hulpstoffen 4. Praktijkervaringen 1. De eerste fase zal bestaan uit de bepaling van de referentiereceptuur. Hier zullen een aantal mengsels samengesteld worden met de basisgrondstoffen om een referentiemengsel te vinden voor een aantal sterkteklassen. Er zal gekozen worden om te werken met de drietal sterkteklassen die in praktijk het meest frequent zullen gevraagd worden. Dit zal afgeleid worden uit werkpakket 1. Op deze referentiemengsels zullen die proeven uitgevoerd worden die „verplicht‟ zijn om een CE-label te verkrijgen. Indien de voortgang van het onderzoek het toelaat kan het aantal te onderzoeken sterkteklassen nog uitgebreid worden. 2. In de volgende fase zullen er mengsels samengesteld worden waarbij in een aantal stappen het zand vervangen wordt door puingranulaat. Als vertrekpunt dienen de verschillende referentiemengsels uit de eerste stap. Bij de keuze van de vervangingspercentages zal rekening gehouden worden met de ervaring opgedaan in het TETRA-project “RecyScreed” (IWT070096). In de eerste plaats zal er daarbij gewerkt worden met „fijn betonpuingranulaat‟. Dit type puingranulaat biedt wellicht de meeste opportuniteit. Ook hier zullen in de eerste plaats de druk- en buigsterkte de eerst bepalende waarden zijn om te besluiten of een mengsel aan de gestelde criteria voldoet. Wanneer de mengsels aan de sterkte-eisen voldoen zullen ze onderworpen worden aan de slijtweerstandsproef die ook een verplichte CE-proef is. Als de voortgang van het onderzoek het toelaat kan als uitbreiding hier ook „mengpuingranulaat‟ als vervanger getest worden. 3. In de derde fase zal een proevenreeks opgezet worden waarbij de invloed op de krimp en het evenwichtsvochtgehalte zal bestudeerd worden. Immers, dit type mengsel is meer gesloten van structuur dan de traditionele „droge‟ zand-cementmengsels. Het bepalen van de droogtijd waarmee rekening moet gehouden worden vooraleer de vloerafwerking kan geplaatst worden is voor de uitvoering van deze gietdekvloeren een belangrijk gegeven. Ook het fenomeen van de schotelvorming bij zwevende dekvloeren zal hier bekeken worden. Schotelvorming zal o.a. ontstaan wanneer na plaatsing van de gietdekvloer het vrije oppervlak aan snelle uitdroging blootgesteld wordt, vb door tocht. Of en welke invloed het gebruik van puingranulaten heeft t.o.v. de referentiemengsels is bij het ontstaan van dit probleem is belangrijk om mede met de mechanische kenmerken het vervangingspercentage te bepalen. Hier spelen ook de hulpstoffen een grote rol. Vandaar dat in deze stap verschillende hulpstoffen en doseringen moeten getest worden. 4. In een laatste stap is het ook belangrijk te toetsen naar de ervaring van de uitvoerder. Hiertoe zullen tijdens een praktijkdag proefdekvloeren worden opgezet waarbij de participerende chapebedrijven hun ervaring met het gebruik van dit materiaal kunnen beoordelen. Uit de gegoten dekvloeren zullen dan een aantal proefstukken genomen worden waarop de normproeven zullen uitgevoerd worden. Deze laatste stap is meteen ook gekoppeld met werkpakket 3.
De derde pijler van het onderzoek is werkpakket 3: technologievertaling. Werkpakket 3 zal reeds vroeg in het traject opgestart worden en doorheen het project aansluiting maken bij het afronden van bepaalde taken uit de andere werkpakketten. Door het organiseren van „praktijkdagen‟ waarbij de deelnemende bedrijven zelf een proefdekvloer zullen gieten zal de technologische kennisverspreiding op permanente basis gebeuren. Deze workshops zullen georganiseerd worden samenvallend met de voortgangsvergaderingen die per kwartaal georganiseerd worden. De vragen en aandachtspunten die hieruit kunnen voortvloeien, zullen meteen als bijkomende werkpunten aan de acties binnen werkpakket 2 toegevoegd worden. Anderzijds zal er na het beëindigen van werkpakket 2 een eindrapport samengesteld worden dat als basis zal dienen om daarmee enkele gerichte acties naar verspreiding van de resultaten op te zetten. Als belangrijke actie wordt hierbij het opzetten van een “demodag” voor architecten en aannemers gezien. Dit is belangrijk om de traditionele besteksbepalingen van dekvloeren bij te sturen naar een 30
moderne uitvoeringspraktijk. Andere acties die verder genomen zullen worden zijn het opzetten van een studiedag, regionale infosessies en publicaties in verschillende fora. Management – functionele organisatie Centraal staat de onderzoeksgroep onder leiding van de projectleider (hier hoofdaanvrager), en bijgestaan door de projectmedewerkers. Als gesprekspartner staat de “wetenschappelijke peter” naast de onderzoekskern. De wetenschappelijke peter kan vanuit zijn ervaring tips en kennis doorgeven aan de onderzoeksgroep. De gebruikersgroep waarin de bedrijven de belangrijkste rol hebben dienen als een klankbordgroep. Hun taak is het project mee vooruit te sturen en raadgevingen te geven. De projectadviseur van het IWT kan op elk ogenblik en op elk niveau een suggestie ter verbetering aanbrengen.
Functionele organisatie Gebruikersgroep
Onderzoeksgroep KHBO-Bouw IWT Wetenschappelijke peter
KMO‟s – dekvloerbedrijven / puinproducenten
31
C.2. Schematisch overzicht van het werkprogramma & functionele organisatie
WP1 Verkenning
inventaris
WP2 Vertaling
WP3 Verspreiding
Bestaande technologie Materieel Normen Publicaties … Referentiemengsels C20/C30/C40 receptuurstudie Workshop 1 / deelrapport
Vervangingsgraad ? Voldoet aan criteria? Ja GO NeeNo GO
Input / feedback
Workshop 2 / deelrapport
Workshop 3 / deelrapport
optimalisatie praktijkervaring
verspreiding naar ruimer bouwpubliek Eindrapport
Demodag architecten & aannemers / deelrapport
C.3. Werkprogramma. Werkpakket 1: Technologieverkenning – literatuuronderzoek – inventaris relevante kennis (duur: 4mm – 2VTE; 8mnd Ing) In dit werkpakket is een vlotte communicatie met de wetenschappelijke peter en de leden van de gebruikersgroep nodig om op snelle en accurate manier de beschikbare kennis te kunnen bundelen. Deze stap is belangrijk om in het verdere onderzoek de verwachte moeilijkheden en het geplande proefprogramma binnen het geschetste toepassingsgebied te kunnen kaderen. Van de technologie van gietvloeren is in Vlaanderen deze van anhydrietgietdekvloeren bekend. Dit type uitvoering wordt vooral gebruikt omwille van zijn zelfnivellerend effect, hoewel eindafwerking nodig blijft, en omwille van zijn buig- en druksterkte. Hierdoor wordt deze uitvoering soms voorzien in toepassingen met vloerverwarming. Dit komt omdat in de vloeropbouw de totale dikte van de vloer dezelfde genomen wordt voor vloeren met of zonder vloerverwarming. Dit resulteert in een kleinere beschikbare laagdikte voor de dekvloer. Traditionele handgesmeerde dekvloeren kunnen dan nog maar moeilijk met succes geplaatst worden. Anhydrietgietvloeren zijn echter niet geschikt voor gebruik in vochtige ruimtes. Dit en de hoge kostprijs van het product zijn oorzaken van het niet doordringen op de dekvloermarkt. Hierdoor raakt echter ook het alternatief van de cementgebonden gietdekvloer niet bekend. Daarom zal in dit werkpakket vooral gezocht worden naar buitenlandse bronnen die deze uitvoering beschrijven. Het geheel van werkpakket 1 wordt opgedeeld in een aantal taken. Taak 1.1: Inventarisatie van beschikbare relevante kennis In deze taak zal via literatuuronderzoek en via bevraging bij de leden van de gebruikers groep maar ook daarbuiten, de meest relevante kennis maar ook probleemomschrijvingen gebundeld worden. Deze taak heeft tot doel een aantal vragen te beantwoorden zoals: Wat zijn de verschillen tussen de handgesmeerde en de gegoten uitvoeringen? Welk materieel is er nodig? Hoe worden de grondstoffen aangeleverd? Hoe worden de mengsels aangemaakt? Hoe wordt de dekvloer aangebracht? Wat is de invloed op de arbeidsprestatie en het rendement? Voor welke vloertoepassingen komen de diverse uitvoeringen aan bod? Wat zijn de verschillen in kostprijs van de grondstoffen en per m² geplaatste dekvloer? Worden er hulpstoffen gebruikt en welke? Welke voor- en nazorg moet er genomen worden? Welke zijn de typische problemen die kunnen ontstaan en wat is hun remedie? Welke zijn de meest gevraagde kwaliteitseisen van gietdekvloeren? … Het verzamelen van achtergrondkennis van de bestaande technologie zal enerzijds gebeuren door zelf publicaties op te zoeken en anderzijds via een enquête die aan een grote groep binnen- en buitenlandse bedrijven zal gericht worden. Taak 1.2 Oplijsten van de eisen te stellen aan cementgebonden gietdekvloermengsels. In deze taak worden de bestaande normen, technische voorlichtingen en andere nuttige documenten verzameld en bestudeerd. Uit deze taak moeten de relevante proefmethodes verzameld en op elkaar afgestemd worden. Studie van de normen is belangrijk om verder in het programma de proeven op een adequate manier en met de geschikte apparatuur te kunnen uitvoeren. Uit deze stap moeten een aantal werkdocumenten volgen ter voorbereiding van de proefprogramma‟s. Taak 1.3: Inventarisatie van materiaalkarakteristieken van de samenstellende delen. Het doel van deze taak is het vastleggen van materiaalkarakteristieken van de samenstellende delen, te weten: oorsprong, aard, eventuele samenstelling, fijnheidsmodulus… van het gebruikte zand en de puingranulaten die in de studie aan bod komen, alsook de cementen. Dit zal gebeuren
door het opzetten van een monstername van de verschillende materialen die in de studie gebruikt zullen worden en het opvragen van de beschikbare data bij de grondstoffenleveranciers. Daarna volgt op de monsters een bepaling van de materiaalkenmerken in het laboratorium. Het betreft hier onder meer: De aard van de granulaten, met inbegrip van de volumieke massa en de wateropslorping; De korrelverdeling; Fijnheidsmodulus; Het vochtgehalte en de vochtopslorping van het puin; Het zandequivalent (om de invloed van het slibgehalte te bekijken) Het gloeiverlies; De supplementaire kenmerken, zoals: Het gehalte aan chloriden; Het gehalte aan zwavel en sulfaten; Het gehalte aan verontreinigingen (meestal van organische oorsprong) die het bindings- en verhardingsproces kunnen verstoren; Het kaliber dat in deze bemonstering bedoeld wordt is “0/6,3”. Dit is het materiaal waarmee de beoogde cementgebonden toepassing in dekvloeren voorzien wordt.
Deelresultaat -
De deelresultaten van dit werkpakket zijn: Bundelen van de technologische kennis van cementgebonden gietdekvloeren, zijn sterke en zwakke punten; het afbakenen van het toepassingsgebied van de cementgebonden gietdekvloeren waarin de gedeeltelijke vervanging van zand door puingranulaten zal bestudeerd worden; het opstellen van werkdocumenten voor de uitvoering van de voorziene proeven; het vastleggen van de materiaalkarakteristieken van de samenstellende delen ;
De resultaten worden gebundeld in het eerste voortgangsrapport en worden besproken met de projectpartners (aanvrager, leden gebruikerscommissie & wetenschappelijke peter).
Werkpakket 2: Technologievertaling – Receptuurstudie cementgebonden gietdekvloer (duur 14 mm – 2VTE – 28 mnd Ing) Deze fase van het onderzoek is ongetwijfeld het grootste deel van voorliggend project en zal 60% van de tijd in beslag nemen. Dit deel is ongetwijfeld het meest arbeidsintensief. Een groot aantal proeven is noodzakelijk om statistisch tot interpretaties te kunnen komen. Taak 2.1 Receptuurstudie referentiemengsels De kwaliteit van een dekvloer wordt in de huidige regelgeving uitgedrukt in de sterkteklasse. Het zal duidelijk zijn dat de werkelijke kwaliteit door meer factoren wordt bepaald. Als gevolg van de publicatie van de norm NBN EN 13813 in 2002 mogen sinds juli 2005 enkel nog dekvloermortels die beschikken over een CE-markering op de markt gebracht worden. Om een CE-markering te kunnen dragen moeten er een aantal verplicht uit te voeren proeven gebeuren waarvan de resultaten bepalend zijn voor de kwaliteitsklasse waarin de dekvloer zal ondergebracht worden. Volgens deze norm zijn de verplichte proeven op cementgebonden dekvloeren de bepaling van de buigtreksterkte, de druksterkte en de slijtweerstand. Daarnaast zijn er nog verschillende andere proeven die niet verplicht kunnen uitgevoerd worden. Om in een volgende stap mengsels te kunnen ontwerpen met gedeeltelijke vervanging van zand door puingranulaat, is het belangrijk dat in deze taak goede referentiemengsels kunnen bepaald worden. Hiervoor zal vertrokken worden van praktijksamenstellingen en zal er gemikt worden op het bekomen van een drietal veel gevraagde kwaliteiten van gietdekvloeren. Stel dat dit mengsels zijn met omschrijving C20 – C30 – C40 waarbij C staat voor druksterkte (compression) en het getal voor de waarde van de druksterkte in N/mm². 34
In deze taak zal vooral met deze eigenschappen rekening gehouden worden. Daarnaast is ook de verwerkbaarheid een belangrijke parameter waarmee rekeninggehouden moet worden. Het afstemmen van de referentiemengsels zal gebeuren in ruggespraak met de participerende bedrijven uit de gebruikersgroep zodat de mengsels ook afgestemd zijn op de praktijk.
Taak 2.2 Receptuurstudie mengsels met puingranulaat Vertrekkende van de resultaten van taak 2.1 is het de bedoeling om in deze taak 2.2 de receptuur te aan te passen voor het gedeeltelijk vervangen van zand door puingranulaten. Gebaseerd op de onderzoekservaring van het TETRA-project “RecyScreed” op traditionele handgesmeerde zand-cementmortel dekvloeren, wordt er gekozen om als puingranulaat in de eerste plaats fijn betonpuingranulaat kalibers 0/4 en 0/6,3 te gebruiken. Dit puingranulaat biedt de meeste mogelijkheden. Niets belet om indien de tijd het zou toelaten ook oriënterende proeven te doen met mengpuingranulaten. Bij het aanpassen van de receptuur zullen er, naast de voorgenoemde, meer parameters onderzocht worden. Er zullen een aantal vervangingspercentages bestudeerd worden: 10% 30% - 50%. Omdat naast de buigtrek- en druksterkte en de slijtweerstand er toch heel wat andere factoren een rol spelen in de kwaliteit van een mengsel, zullen er ook nog een reeks andere parameters in het onderzoek opgenomen worden zoals: buigtrek- en druksterkte slijtweerstand elasticiteitsmodulus aanhechting (voor en na verwijdering van de slikhuid) bepalen van de ponsweerstand
Dit brengt een behoorlijk werkvolume met zich mee, maar omwille van voorziene wachttijden kan dit opgevangen worden door een voortschrijdende overlapping tussen het gieten van de proefstukken en het uitvoeren van de proeven te voorzien. Deelresultaat Uit deze fase van werkpakket 2 moeten de haalbare mengsels voor cementgebonden gietdekvloeren met gedeeltelijke vervanging van zand door puingranulaat volgen. Daarbij zal er uit de proefresultaten conclusies geformuleerd worden met betrekking tot de bijzondere aandachtspunten zoals nodige mechanische kenmerken, vochtgehalte en krimp. De mengsels die overgehouden worden, rekeninghoudend met de gewenste sterkteklassen, moeten verder nog geoptimaliseerd worden. Na taken 2.1 en 2.2 zal een eerste basis gelegd zijn om een nieuw mengsel voor cementgebonden gietdekvloeren uit te testen. Dit is het ogenblik waar de dekvloerbedrijven uit de gebruikersgroep in een eerste “praktijkdag” kunnen kennismaken met de uitvoering van cementgebonden gietdekvloeren. Dit is een taak die in werkpakket 3 verder beschreven is. Taak 2.3 Receptuurstudie – Optimalisatie In de derde taak zal een proevenreeks opgezet worden waarbij in het bijzonder de invloed op de krimp en het drogingsgedrag zal bestudeerd worden. Immers, dit type mengsel is meer gesloten van structuur dan de traditionele „droge‟ zand-cementmengsels. Het bepalen van de droogtijd waarmee rekening moet gehouden worden vooraleer de vloerafwerking kan geplaatst worden is voor de uitvoering van deze gietdekvloeren een belangrijk gegeven. Ook het fenomeen van de schotelvorming bij zwevende dekvloeren zal hier bekeken worden. Schotelvorming zal o.a. ontstaan wanneer na plaatsing van de gietdekvloer het vrije oppervlak aan snelle uitdroging blootgesteld wordt, vb door tocht. Of en welke invloed het gebruik van puingranulaten heeft t.o.v. de referentiemengsels is bij het ontstaan van dit probleem is belangrijk om mede met de mechanische kenmerken het vervangingspercentage te bepalen. Hier spelen ook de hulpstoffen 35
een grote rol. Vandaar dat ik deze stap verschillende hulpstoffen en doseringen moeten getest worden. Als vertrekbasis kan de proefdekvloer dienen uit de “praktijkdag”. Hieruit zullen dan monsters genomen worden waarop de eerder genoemde proeven zullen gebeuren. Op de proefdekvloer kunnen er verder metingen gebeuren betreffende de krimp, schotelvorming, de ponsweerstand. Proeven in deze taak zijn: mechanische kenmerken(buigtrek- en druksterkte) slijtweerstand (op monsters) krimp (op proefstukken en op proefdekvloer) schotelvorming (door vervormingsmeting op de plaat) ponsweerstand (te bepalen op proefdekvloer) huidtreksterkte (op de proefdekvloer) In deze taak zal er vooral gekeken worden naar de toegevoegde hulpstoffen en hoe deze een invloed hebben op de eigenschappen van de mengsels. Hierbij wordt gedacht aan de relatie mechanische eigenschappen v/s gebruikte hulpstof. Toelichting bij de diverse proeven uit taken 2.1 – 2.2 – 2.3 De diverse normen voorzien daarbij in de afmetingen van de proefstukken en het minimum aantal proefstukken dat daarbij onderzocht dient te worden. Maar dat is bekeken vanuit het standpunt van productcontrole. Vanuit het standpunt van onderzoek en ontwikkeling is het wenselijk over een grotere hoeveelheid proefstukken te kunnen beschikken om de resultaten statistisch te kunnen verwerken en goede besluiten te kunnen trekken. Bovendien achten wij het wenselijk om de opbouw van de mechanische sterkte, het optreden van de krimp en het eventueel ontstaan van krimpscheuren, te testen op eerder grote proefelementen die de gedragingen van een vloer nabootsen. Vandaar dat er ook proeven gedaan zullen worden op de “proefdekvloeren” die bekomen worden na de “praktijkdagen” (zie wekpakket 3).
o o
o
o
Voorzien in het proefprogramma: monsterneming, vervaardiging en nabehandeling van proefstukken (NBN EN 13892-1) bepaling van de consistentie van de verse mortel en de bindtijd (NBN EN 1015-3 Bepalen van de consistentie van verse mortel met de schoktafel en NBN EN 1015-9 bepalen van de verwerkingstijd van verse mortel) Hiervoor is de nodige uitrusting aanwezig. bepaling van buig- en druksterkte (NBN EN 13892-2) dit is een klassieke proef. De druksterkte is bij dekvloeren een van de belangrijkste mechanische kenmerken. Volgens de norm worden de proefstukken vervaardigd in (mortel)prisma‟s. Om de druksterkte in reële omstandigheden te kennen wordt gekozen om naast de normproefstukken eveneens proefstukken te zagen uit een grote plaat proefdekvloer. Om randeffect te mijden is het aangewezen om bij het zagen van de proefstukken uit grotere vervaardigde „tegels‟ (cfr. WTCB-TV 189) de buitenste randen over een breedte van enkele cm te verwijderen. De drukproeven worden uitgevoerd uit de twee helften bekomen na uit de buigproef. De buigtreksterkte is vooral belangrijk voor de beoordeing van het mengsel voor gebruik bij zwevende dekvloeren. De nodige uitrusting voor het bepalen van de buig- en druksterkte is aanwezig in het laboratorium. het bepalen van de elasticiteitsmodulus: dit kan via een geluidssnelheidsmeting van een ultrasone golf (dynamische elasticiteitsmodulus) of via de bepaling van de gemiddelde vervorming bij een n-maal herhaalde lasttoename (statische elasticiteitsmodulus). Het laboratorium beschikt zowel over een ultrasoonmeter voor de bepaling van de dynamische Emodulus als over een compressiometer om de statische E-modulus te bepalen. Hiervoor zullen afzonderlijke proefstukken vervaardigd worden. Om de E-modulus te kunnen bepalen zijn er grotere proefstukken nodig. Initieel wordt er gedacht de proefstukken te vervaardigen zoals voor de bepaling van de E-modulus op betonnen proefstukken, tenzij de literatuurstudie uit werkpakket 1, taak 1.2 een andere uitvoering zou aangeven. De aanvrager en wetenschappelijke peters beschikken over de nodige uitrusting op de E-modulus te bepalen. 36
o
o
o
bepaling van het drooggedrag en het krimpgedrag Het krimpen van de dekvloer hangt samen met het drooggedrag van de dekvloer. Een grote krimpreactie kan het ontstaan van krimpscheuren als gevolg hebben. Een te snelle droging van het vrije oppervlak kan bij zwevende dekvloeren aanleiding zijn van schotelvorming. Heeft het gedeeltelijk vervangen van zand door puingranulaat een positieve of negatieve invloed hierop? Wat is de invloed van de gebruikte hulpstoffen? Welke nazorgen moeten er getroffen worden om de dekvloer te beschermen tegen ongewenste effecten? Deze krimpproeven moeten als resultaat opleveren aanduiden van het ogenblik waarop de droogkrimp ten einde loopt. Dit is belangrijk omdat in praktijk, bij het afwerken van dekvloeren met tegels of parket, vaak problemen ontstaan van scheurvorming in de afwerking of van loskomen, blaarvorming en/of andere vervormingen ten gevolge van een niet-beëindigde krimp. Er moet tevens een onderscheid gemaakt worden tussen de hechtende en niet-hechtende cementdekvloeren, immers, bij hechtende dekvloeren kan de krimp (gedeeltelijk) verhinderd (of bepaald) worden door de draagvloer waarop de dekvloer hecht. Werkwijze bepaling van het krimpgedrag: hierbij zullen er op de proefdekvloeren enkele reeksen meetpastilles worden gekleefd waartussen de afstandsvariatie ten gevolge van krimp gemeten wordt met een mechanische rekmeter. Gelijktijdig zal het verloop van het drogen in de loop van de tijd bepaald worden. bepaling van de slijtweerstand: Het doel van deze proef is de afslijtweerstand van de dekvloer te bepalen. Dit is vooral nuttig wanneer de vloer gedurende lange tijd onbeschermd gebruikt wordt. Sommige dekvloeren (evt. zelfegaliserende) zijn meteen geschikt om onbeschermd gebruikt te worden. Andere soorten moeten bijvoorkeur beschermd worden. Uit de metingen moet blijken waar de voorgestelde mengsels kunnen worden gesitueerd. De slijtweerstand kan bepaald worden met de Böhme Abrasion Tester (NBN EN 13892-3) . Voor het uitvoeren van de proef worden er monsters genomen uit de proefdekvloer. De onderzoeksgroep beschikt over deze uitrusting.
o
bepaling van de huidhechtsterkte (NBN EN 13892 – 8) In deze test wordt nagegaan hoe goed materiaal kan hechten aan de dekvloer. De test kan op verschillende plaatsen op dezelfde plaat als die voor de bepaling van de krimp uitgevoerd worden. Het bepalen van de hechtsterkte is o.a. van belang bij de plaatsing van gelijmde vloerafwerking aan de dekvloer (parket, tegels, harsgebonden vloersystemen, vinyl, tapijt,…) wat en veel gebruikte afwerkingsmethode bij vloeren is. Daarom wordt in het proefprogramma voorzien om 3 types afwerking met de bijhorende lijm te testen. In principe moet bij het testen van de aanhechting de breuk ontstaan in het moedermateriaal (de dekvloer ) en niet in de hechtlaag. Als de hechting zou loslaten in de hechtlaag dan zou dit een indicatie kunnen zijn dat dit materiaal niet geschikt is om rechtstreeks andere elementen erop aan te brengen door verlijming of dat de foute producten gebruikt worden. Eventueel kan een voorbehandeling van het oppervlak nodig zijn om de hechting optimaal te maken. Dit is vaak het geval voor materialen die mogelijks een stofferig oppervlak hebben. Daar een mogelijke afwerking van dekvloeren bestaat uit het aanbrengen door lijmen van bepaalde vloerafwerking (tegels, parket, kurk,…) is het belangrijk deze parameter te onderzoeken. Eventueel zullen er hier bijzondere voorschriften uit voortvloeien voor het afwerken van cementgebonden dekvloeren door het oplijmen van vloerafwerkingsmaterialen. Het laboratorium beschikt over de nodige uitrusting om de hechtsterkte te meten.
o
bepaling van de ponsweerstand (WTCB-TV 189 & 193) De dynamische ponsproef geeft een goed idee van de kwaliteit van de dekvloer. Ze wordt op de verharde dekvloer uitgevoerd op de ouderdom van 28 dagen (of eventueel vroeger). In deze proef wordt de diepte van de ponsindruk gemeten die ontstaan is ten gevolge van een 4 x herhaalde impact met een massa van 4 kg die van een hoogte van 1 m valt. Deze proef is een typische beoordelingsproef die op de bouwplaats kan uitgevoerd worden voor het testen van de kwaliteit van de dekvloeren in situ. Bij betwisting van de resultaten moet er overgegaan worden tot het bepalen van de druksterkte. Daarom is het interessant de bestaande correlaties te kunnen verifiëren of uitbreiden tussen de druksterkte en de ponsweerstand. 37
Taak 2.4 Receptuurstudie – praktijkervaring - vloeropbouw Uit de feedback van de “praktijkdagen” die op minstens drie verschillende momenten georganiseerd zullen worden, kan er bijgestuurd worden in de mengseldesign. Daarnaast is in deze taak ook de bedoeling om deze ervaring te koppelen aan de verzamelde informatie uit werkpakket 1 om zo een vertaalslag te maken naar de “vloeropbouw”. Immers, de dekvloeren dienen niet als element afzonderlijk bekeken te worden maar als een onderdeel van het geheel van de vloeropbouw. Een belangrijk punt hierin is de effenheid van de dekvloer met het oog op de afwerking en daarbij ook de beheersing van de juiste vloerdikte. Taak 2.5 duurzaamheidstoets Het onderzoeksgedeelte wordt afgesloten met een toetsing van de duurzaanheidsaspecten gekoppeld aan dit project. Het in kaart brengen van de duurzaamheidsaspecten van de gedeeltelijke vervanging van zand door puingranulaten in mengsels voor cementdekvloeren, zal benaderd worden via een sterkte-/ zwakte-analyse van de geboden recyclage-oplossing, de gebruikte materialen, en de uitvoeringswijze. Hierin zullen telkens de voor- en nadelen van de gebruikte materialen en uitvoering bekeken worden. In deze aanpak zal veeleer een theoretisch kader opgebouwd worden, rekeninghoudend met de ISO-14000 methodologie voor levenscyclusanalyse. Rekeninghoudend met dit kader is het duidelijk dat dit project probeert in te spelen op drie duurzaamheidaspecten : de humane gezondheid door verbeteren van de arbeidsomstandigheden grondstofbesparing door de mogelijkheid om dunnere dekvloeren aan te brengen die kwalitatief beter zijn dan de traditionele hand gesmeerde zand-morteldekvloer, waardoor ook minder afval afkomstig door fouten af afkeuring; recyclage van puingranulaat Omwille van de complexiteit van een LCA-analyse en het niet beschikken over geschikte software en bijhorende database, zal de aanvrager zich niet wagen aan het uitvoeren van een heuse LCAanalyse. In de mate van het mogelijke zal dit de basis vormen voor een uitgebreide LCA-analyse, door een derde partij e.g. het WTCB, uit te voeren. Hiertoe wordt een finaciële vergoeding voorzien. Voor de eigen onderzoeksgroep is het een opportuniteit om, via de contacten met het WTCB, meer kennis te verwerven over het bestuderen van duurzaamheidsaspecten van materialen en elementen.
Werkpakket 3 – Technologieverspreiding – valorisatieactiviteiten (duur 6mm – 2VTE; 12 mnd – Ing) Taak 3.1 Voortgangsrapportering – samenkomst gebruikersgroep Zoals voorzien in de bepalingen van de TETRA-projecten zal er om de 4 maanden een voortgangsrapportering gebeuren. Daarbij is het de bedoeling dat er een terugkoppeling komt vanuit de gebruikersgroep. Zij hebben de functie een „klankbord‟ te zijn voor het project. Naast de rapportering van de stand van zaken in het onderzoek is het de bedoeling om deze samenkomsten tot een “workshop” om te buigen. Tijdens deze workshops kan er dan aandacht geschonken worden aan een item dat belangrijk is voor het onderzoek. Zo zal een eerste workshop, naar aanleiding van het afronden van werkpakket 1, bestaan uit een globale kennismaking met de technologie van de cementgebonden gietdekvloeren tijdens een studienamiddag. Thema‟s voor andere gelijkaardige workshops kunnen zijn: het aanbod aan materieel – en hierbij een leverancier laten komen om uitrusting te demonstreren overzicht van de hulpstoffen – presentatie door een (of meer) producent(en) andere (te bepalen na werkpakket 1 en in samenspraak met de deelnemers) 38
Taak 3.2 Valorisatieacties deelnemende bedrijven : “praktijkdagen” Naar analogie van taak 3.1 is het hier de bedoeling om de deelnemend bedrijven effectief te laten kennismaken met het uitvoeren van cementgebonden dekvloeren. Hiervoor zal er een ruimte gezocht worden waar een „proefdekvloer‟ kan aangelegd worden. Het is de bedoeling dat de arbeiders van de participerende bedrijven effectief eens het verschil kunnen ervaren met wat zij anders doen bij het met de hand uitsmeren van dekvloeren. Ondertussen is er opnieuw een kennismaking met de andere uitrusting. Er zouden 3 dergelijke praktijkdagen georganiseerd worden: eens met een referentiemengsel , eens met de eerste versie van een mengsel met puingranulaten en tenslotte eens met een verbeterde versie van een mengsel met puingranulaten. Bij iedere “praktijk dag” is het de bedoeling dat de ervaring van de uitvoerder opgetekend wordt. Deze ervaring vormt een belangrijke feedback voor de verdere verfijning van de mengsels. Ook deze praktijkdagen zullen voortgangsrapportering gepland is.
georganiseerd
worden
op
het
ogenblik
dat
een
Taak 3.3 Valorisatieactie ruimere doelgroep : Demodag voor architecten en aannemers Hier is het de bedoeling om de „ontwerper‟ en uitvoerder van de vloerconstructie te informeren over de cementgebonden gietdekvloeren en over de manier waarop tegen de vloeropbouw zou moeten aangekeken worden. Immers een betere afstemming van de verschillende elementen in de vloeropbouw en bij uitbreiding van de verschillende partijen die erbij komen kijken, kan veel ellende besparen. Daarom zal naar analogie van taak 3.1 en 3.2 een “demodag” opgezet worden waarop architecten en aannemers uitgenodigd zullen worden. Taak 3.4 Eindrapport Op basis van de tussentijdse voortgangsrapporten zal er een eindrapport opgesteld worden waarin de technologie van de cementgebonden gietdekvloer met gedeeltelijk vervanging van zand door puingranulaat zal gegeneraliseerd beschreven zijn. Dit document zal nadien publiekelijk beschikbaar zijn of downloadbaar via de website. Taak 3.5 Doorstroming naar de dekvloeren sector en het ruime bouwpubliek Verdere verspreiding van de resultaten zullen tijdens en op het einde van het project via verschillende kanalen nog opgezet worden: Via een project-website waarop relevante informatie geplaatst zal worden; deze informatie zal ook via de website van de hogeschool of via de website van de koepelorganisaties en de wetenschappelijke partners kunnen geraadpleegd worden; Het opzetten van een branche-vereniging voor gietdekvloeren naar Nederlands model. Hier zou de onderzoeksgroep een dienstverlening kunnen aanbieden aan de sector; De duurzaamheidsaspecten van het project zullen toegelicht worden op een workshop van het Transitiearena Duurzaam Bouwen – werkgroep materialen. Samen met de wetenschappelijke peter zullen een aantal acties ter verspreiding van de resultaten opgezet worden: Via het Vlaams Bouwplatform Via de koepelorganisaties (VVS11, VMR12, NaVAP13) zullen voor haar leden op informatieavonden de resultaten van het onderzoek kenbaar gemaakt worden; Via de Kamer van Bouwbedrijf zullen informatieavonden georganiseerd worden waarop naast de overheid ook aannemers en studiebureaus aanwezig zullen zijn; via publicatie in vakbladen, zoals WTCB-Contact en het schrijven van een WTCB-dossier over het thema.
11
Vereniging Verwerkers Slooppuin Vereniging Mobiele Recycling 13 Koninklijk Nationaal Verbond Aannemers van plafonneer-, cement-, staff- en ornamentwerk, droge bepleistering, voegwerk en gevelreiniging 12
39
2.Projectplanning
activiteit
periode
Jaar 1 Periode 1 WP1: technologieverkenning Taak 1.1 inventaris beschikbare kennis Taak 1.2 oplijsten eisen
Bezetting (mm) Per aanvrager Periode 2
Periode 3
Jaar 2 Periode 4
Periode 5
Kwartaal 6 8 mm (2VTE x 4mm)
Taak 1.3 inventaris materiaaleigenschappen Wp2: technologievertaling Taak 2.1 studie referentiemengsels Taak 2.2 receptuurstudie met puingranulaten Taak 2.3 optimalisatie receptuur Taak 2.4 vloeropbouw
28 mm (2VTE x 14mm)
Taak 2.5 duurzaamheidstoets Wp3: technologieverspreiding Taak 3.1 workshop & verslag gebruikersgroep Taak 3.2 praktijkdag & verslag gebruikersgroep Taak 3.3 demodag architecten & aannemers Taak3.4 eindrapport
12 mm (2VTE x 6mm)
taak 3.5 doorstroming ruimere doelgroep Projectmanagement vakantie
8w + wettelijke vakantie
totaal
Mm
mm
Ing
24
24
41
D. Positionering van de aanvrager D.1. kennis en expertise aanvrager Onderzoeksgroep KHBO – dept. IW&T – Afdeling bouwkunde: bestaat uit de leden van de KHBO, die naast de onderwijsopdracht ook betrokken zijn bij: onderzoeksopdrachten in het kader van maatschappelijke dienstverlening aan de industrie en dit op vlak van betontechnologie, behandeling en herstelling van natuursteen, restauratietechnieken, vezelgewapend beton, lijmankers, verwerking van industriële restproducten in cementgebonden toepassing studies in opdracht van openbare instellingen, privé-personen en ondernemingen zoals berekening van weegbruggen, software voor stabiliteitsstudies, controle-proeven met erkenning door het Ministerie van Openbare Werken, gerechtsexpertisen. De projectleider, Luc Boehme, werkleider, afdelingshoofd bouwkunde, is al langer betrokken bij en specifiek bezig met de recyclage van industriële reststoffen en bouw- en slooppuin in civieltechnische toepassingen, o.a. via het vak “Duurzaam bouwen” en in het kader van masterproeven . De ervaring van Luc Boehme in het kader van projectmatig onderzoek omvat op dit ogenblik twee met succes uitgevoerde HOBU-fondsprojecten: “recyMblok” en “recycle” en één TETRA-project in uitvoering: “RecyScreed” (zie hierna D.3)
Bijlage 1 – bij D.1. Kennis en expertise Thesissen m.b.t. recyclage van industriële bijproducten en puingranulaten, promotor Ing. Luc Boehme 1982-1983 Vliegas in beton: - studie van het onderwerp/ -onderzoek op vliegas afkomstig van huisvuilverbranding: M. Maenhoudt en J. Verhulst ; promotor Luc Boehme ; promotor R. Dekeyser - IVOO Oostende; promotor X. Rousseau - OCB Brugge; 1983-1984 Verwerking. van huisvuilverbrandingssassen in beton: D. Claeys en G. Deneve; promotor Luc Boehme ; 1989-1990 Verwerking van slijpslib uit de tegelindustrie in bouwmaterialen : J. Vanpetegem en F. Vantieghem; promotor Luc Boehme ; promotor Recyclage van sloopmaterialen: G. Goderis en J. Supply; promotor Luc Boehme ; promotor 1990-1991 Verwerking van slijpslib uit de tegelindustrie in gipsproducten: P. Soenens en V. Vermaut; promotor Luc Boehme ; promotor J. Prié - Gyproc Wijnegem 1991-1992 EPS-Betonstenen, onderzoek naar een geschikte samenstelling: S. Bocher en L. Martens; promotor Luc Boehme ; promotor: Dipl. Ing.. H. Looks - Hüls Marl Duitsland; promotor I. Lemahieu - Lemahieu Beernem;
42
1992-1993 EPS-betonstenen, onderzoek naar een geschikte samenstelling (vervolg):V. Dupont en E. Merveillie; promotor Luc Boehme ; promotor D. Buffel - Vandenbulcke Olivier Rumbeke; promotor Dipl. Ing.. H. Looks - Hüls Marl Duitsland; promotor I. Lemahieu Lemahieu Beernem; Verwerken van gemalen glasvezelversterkt polyesterschroot in beton: F. Huys en P. Rooze; promotor Luc Boehme ; promotor P. De Cauwer - Polymetal Verrebroek Breekasfaltcement: Koud hergebruik van asfaltpuin in cementgebonden funderingen: W. Decorte en Chr. Verbrugghe; promotor Luc Boehme ; promotor G. Vanheystraeten - OCW Sterrebeek; 1993-1994 Bouwsysteem met EPS-lichtbeton: St. Snijders en R. Vancoillie; promotor Luc Boehme ; promotor G. Soenen - Ghelamco Ieper; 1995-1996 Wetgeving van bouw- en sloopafval: A. Touquet; promotor Luc Boehme ; promotor H. D‟Alleine - KIHWV; Studie van recyclagebeton: G. Callewier en D. Coghe; promotor Luc Boehme 1997-1998 Studie van de toepassingsmogelijkheden van metselwerkpuin: E. Dobbelaere en St. Devos ; promotor Luc Boehme ; 2000-2001 Selectief slopen en recycleren versus slopen met scheiding achteraf / Baret, Michel ; Dehaemers , Christophe ; promotor Luc Boehme Studie van AVI-assen als secundaire grondstof in V- en NV-bouwmaterialen / Billiet, Joke ; Gadeyne, Aart ; promotor Luc Boehme Het verwerken van slijpkalkslib in bouwmaterialen (in bakstenen!)/ Geldof, Michiel ; Germonpré, Stijn ; promotor Luc Boehme ; promotor H. Depuydt ; promotor M. Deroose
2001-2002 Gebruik van vliegassen afkomstig van de verbranding van organische stoffen in de baksteenproductie: Sobry Bart & Vandenaweele Jan, promotor Luc Boehme ; Teerhoudend asfalt : milieuproblematiek en juridische omkadering, technische oplossingen / Desmet, Bruno ; Raia, Frederic ; promotor L. Boehme ; promotor L. De Bock 2002-2003 Recyclage van bouw- en sloopafval / Saelens, Nicholas ; promotor L. Boehme ; promotor L. Diopere
Andere Lezingen, realisaties Symposium Toegepast Wetenschappelijk Onderzoek aan de Industriele Hogescholen , Antwerpen - 19 november 1992: “Recyclage van industriele bijproducten in bouwmaterialen” *
Katholieke
Type-bestek 200 , Oostende - 9 juni 1993: “ Herbruik van materialen in de wegenbouw”
43
Verbond van de Wegenbouwers van West-Vlaanderen, Oostende - 2 juli 1993: “ Technische aspecten van de recyclage van bouw- en slooppuin” Technisch Advies door de projectleider aan de Kamer van het Bouwbedrijf van Oostende en Roeselare en het Verbond van de Wegenbouwers van WestVlaanderen bij het opstarten van hun project tot oprichting van een verwerkingsbedrijf voor bouw- en sloopafval 2 presentaties tijdens de Grinddag – Hasselt – 6/11/02 (90 aanwezigen) Bijdrage onder de vorm van een artikel voor het Thema 3 van het 19 de Belgisch Wegencongres (12 – 14 sept. 2001 – Genval) Milieu:„Gebruik van secundaire granulaten in fietspaden – een studieproject‟ Bijdrage aan de Kluweropleiding van 12 juni 2001 in Edegem: “Secundaire grondstoffen zijn niet langer tweederangs. Bijdrage onder de vorm van een posterpresentatie (“Valorisatie van mengpuin”) op de Dag van het Onderzoek in de Associatie K.U.Leuven - Heverlee – 4 mei 2005 https://associatie.kuleuven.be/bezoeker/conf/dag_ond/posters_pdf/IWT%2004. pdf
D.2. Samenwerking partners: er zijn geen andere meewerkende partners
D.3. Voorafgaande onderzoeksprojecten –& - D.4. Resultaten: -
HOBU-fondsproject (IWT980094): Metselblokken uit cementgebonden metselwerk- en mengpuin-granulaten: “recyMblok” – budget € 294993 – periode 1998-2000 Onderzoeksresultaat: in proefproject vervaardigde metselblokken vervaardigd met een zeer hoge recyclagegraad : 95% bij volle blokken en 75% bij holle blokken Gebruik van 3500 holle metselblokken als voorbeeldproject in de bouw van het Centrum Duurzaam Bouwen – Heusden Zolder. Studiedag - november 2000: BOUW- EN SLOOPAFVAL, Thermae Palace Oostende Wetenschappelijke coördinatoren : Jan Desmyter, WTCB en Luc Boehme, KHBO -
-
HOBU-Fondsproject (IWT000185): Studie van het gebruik van secundaire grondstoffen, in het bijzonder metselwerk- en mengpuingranulaten, in de aanleg van afgescheiden fietspaden: "recycle" – budget € 271031 – periode 2000 – 2002 Aanleg van twee proefvakken in Nieuwpoort 30/06/02 en 2/07/02: Beide proefvakken zijn ong. 300m lang en 2,5m breed en dienen als vrijliggend fietspad Één proefvak is uitgevoerd in beton met 60% mengpuingranulaat (kalibers 0/7 & 7/20) Eén proefvak is uitgevoerd met cementgebonden mengpuingranulaat 0/7 – 100% Beide proefvakken zijn tot op vandaag in gebruik en intact Aanleg van nieuwe proefvakken op oude spoorwegbedding tussen Heestert en Avelgem – februari-maart 2003 (zie ook bijlage 1). Dit fietspad is meerdere kilometers lang. De realisatie komt er met andere gebruikers dan deze van de gebruikerscommissie. Dit is een belangrijke stap voorwaarts in de verspreiding van het project. Opgenomen in Ovam-publicatie: “Samenvatting van de initiatieven in functie van het uitvoeringsplan Bouw- en Sloopafval” - Projectfiche AS4-8 & AS4-9 Studiedag - 23 juni 2003: PUINGRANULATEN, Thermae Palace Oostende
-
44
Wetenschappelijke coördinatoren : Jan Desmyter, WTCB en Luc Boehme, KHBO -
TETRA-Project (IWT070096); “RecyScreed”: Duurzame technologische ontwikkeling voor het gebruik van puinbrekerzand als vervanger van natuurlijke granulaten in cementgebonden dekvloeren. Budget 334.800 € - periode 1/01/2008 tot 1/01/2010 Wetenschappelijke peters: WTCB & KUL-Departement Burg. Bouwkunde Luc Boehme is eveneens lid van het Technische Comité 2 “Leefmilieu” en Technisch Comité 6 “Geotechniek en Funderingen” van het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw – OCW. Hij is eveneens deelnemer aan de werkgroep “afvalverwerking” binnen het MIP en deelnemer aan het VlaamsBouwPlatform. Op vraag van het OnderzoeksComité van het Grindfonds – GOM Limburg wordt hij vaak als expert aangeduid voor projectbeoordeling.
D.5. Verantwoording van de steun aan het project in het gekozen steunkanaal – Motivatie van de meerwaarde van de overheidssteun voor dit project. De dekvloerenbranche is een sector die sterk beïnvloed wordt door de prijszetting. De concurrentie is groot. Dit is voor een deel te wijten aan het feit dat de keuze van een dekvloer doorgaans gemaakt wordt op basis van de prijs. Daardoor worden in Vlaanderen naar schatting 80% van de dekvloeren als traditionele handgestreken zand-cementmortel uitgevoerd. Deze methode heeft echter enkel grote nadelen. Deze methode is zeer arbeidsintensief en zwaar belastend voor de arbeiders. Omwille hiervan is het steeds moeilijker om geschikte arbeidskrachten te vinden die deze job nog willen uitvoeren. De uitvoeringssnelheid is vrij laag, dus laag rendement. Er is een grote variatie van de druksterkte van de dekvloer. Dit komt doordat de verdichting niet overal gelijk is. De kwaliteit van deze dekvloeren is vrij laag en haalt nauwelijks de laagste kwaliteitseisen voor een CE-markering. De beschikbare laagdikte nodig om dit type dekvloer met succes aan te brengen wordt onder invloed van hogere isolatie-eisen steeds beperkter, met tal van schadeproblemen als gevolg. De bouwheer wil ook steeds sneller de dekvloer kunnen betreden en afwerken. De vereiste 28 dagen wachten is vaak te lang. Cementgebonden gietdekvloeren daarentegen kunnen de meeste van deze hindernissen ongedaan maken: ze zijn minder arbeidsintensief en minder fysiek belastend, het rendement ligt veel hoger, de wachttijd voor bekleding kan gehalveerd worden, de mechanische eigenschappen zijn beter en beter in de hand te houden, de laagdikte kan gereduceerd worden wat meteen ook een materiaalbesparing is.
Het probleem is echter dat de dekvloerbedrijven in Vlaanderen niet bekend zijn met deze technologie. Ze zouden zich nochtans beter kunnen wapenen tegen de concurrentiedruk en tegen de schadegevallen waarvoor ze vaak aangesproken worden, indien ze zouden innoveren door deze technologie te implementeren in hun kernactiviteit.
Om deze bedrijven die traditioneel KMO‟s zijn en geen speerpunttechnologie in huis hebben, te helpen in hun nodige innovatie is steun aan dit project een hefboom om bij deze KMO‟s de vertaalslag naar die andere uitvoeringswijze mogelijk te maken. Dat daarbij meteen van de gelegenheid gebruik gemaakt wordt om aan grondstoffenbesparing te doen door gedeeltelijke recyclage van puingranulaat in de mengsels is een opportuniteit die niet kon achterblijven. Het moet de dekvloerbedrijven helpen hun kostprijs onder controle te houden en anderzijds is het maatschappelijk van belang dat er bespaard wordt op eindige grondstoffen.
45
Dit onderzoeksvoorstel sluit aan bij de vorige en nieuwe acties van de Ovam – Uitvoeringsplannen m.b.t. het bouw- en sloopafvalbeleid. Het houdt meteen ook rekening met de beleidsnota leefmilieu waarin gesteld wordt dat voor het materialengebruik in de bouw inspanningen ondernomen moeten worden om de milieudruk te verminderen. Dit is meteen te koppelen aan een duurzaam grondstoffenbeleid. Daar waar in nationale en internationale studies het gebruik van de grove fractie puingranulaten in stortbeton als mogelijke gedeeltelijke vervanger voor natuurlijke grondstoffen werd bestudeerd, wil dit onderzoek het gebruik van de fijne fractie van puingranulaten in een hoogwaardiger toepassing dan deze waar ze nu in verdwijnen bestuderen. De beoogde toepassing van puinbrekerzand in cementgebonden gietdekvloeren werd nog niet eerder bestudeerd. Er zijn geen nationale of internationale publicaties hierover gevonden of bekend.
D.6. kennis en expertise Wetenschappelijke peter Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf Directeur-Generaal Lombardstraat 42 1000 Brussel Eindverantwoordelijke die de overeenkomst zal tekenen: Ir. Carlo De Pauw Medewerkende projectverantwoordelijke :ir. Tinne Vangheel Wetenschappelijk medewerker in de afdeling Materialen, labo Ruwbouw en Afwerkingsmaterialen Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB-CSTC-BBRI) Afdeling Materialen, labo Ruwbouw en Afwerkingsmaterialen Av. P. Holoffe 21 B - 1342 Limelette tel.: +32 (0)2 655 77 11 fax.: +32 (0)2 653 07 29 e-mail :
[email protected] webstek : http://www.wtcb.be Opleiding : 2000-2003 : Burgerlijk Ingenieur Bouwkunde, Civiele techniek, K.U.Leuven. 1996-2000 : Industrieel Ingenieur Bouwkunde, De Nayer Instituut, Sint-Katelijne Waver Werkervaring : 2003-heden : Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf, als wetenschappelijk medewerker in de afdeling Materialen, labo Ruwbouw en Afwerkingsmaterialen. Functies : Onderzoek Innovatief onderzoek “Fotokatalyse” van 2003 tot 2005 en van 2005 tot 2007 Prenormatief onderzoek “Evaluatie van de prestaties van gietvloeren” Technisch Comité Actief binnen TC Harde muur- en vloerbedekkingen en de bijhorende WG Tegellijmen Een van de co-auteurs van de Technische Voorlichting over Keramische Binnenvloerbetegelingen Normalisatie Opvolging normalisatie-activiteiten mbt dekvloeren 46
Actief binnen NBN E 303 “Dekvloeren-Chapes” (technisch secretaris) Actief binnen CEN TC 339 “Slipresistance of pedestrian surfaces - Methods of evaluation” Opvolgen van ontwikkelingen (contractonderzoek voor industrie en overheid)
De Technologische Dienstverlening is gericht op het ontwerpen en uitvoeren van vloeren, zowel de dekvloer als de vloerbedekking. De markt van de uitvoerders van dekvloeren in het Vlaamse gewest wordt gekenmerkt door een zeer groot aantal kleine KMO's. Indien men alle ondernemingen die op dit gebied actief zijn in Vlaanderen groepeert, telt men er ongeveer 339. Voor deze ondernemingen biedt deze TD technologisch advies van hoge kwaliteit. De ondersteuning van deze bedrijven gebeurt verder o.a. via het publiceren van artikels en Technische Voorlichtingsnota‟s, het geven van cursussen en het beantwoorden van punctuele vragen. De Technologische Adviseerdienst is gericht op het ontwerpen en uitvoeren van bedrijfsvloeren. De TD bereikt nog twee grote extra groepen: architecten en studiebureaus die nood hebben aan specifieke voorschriften voor het dimensioneren, alsook fabrikanten en producenten van producten die gebruikt worden tijdens het uitvoeren of afwerken van een bedrijfsvloer. De meerwaarde van deze wetenschappelijke peter ligt niet alleen in de kennis van de bestaande uitvoeringen van dekvloeren maar ook in de ruime expertise van kennisverspreiding naar het doelpubliek. Het WTCB is al jaren betrokken bij onderzoek op, adviesverlening rond en certificatie van recyclagepuin. In samenwerking met OCW en VITO staat het WTCB bijvoorbeeld momenteel in voor de Technologische Dienstverlening Integraal afvalbeheer en recycling voor de bouw. Door het verlenen van technologisch advies over de integrale keten van afvalbeheer, van ontstaan van bouw- en sloopafval over sloop tot de toepassing van gerecycleerde producten wil deze TD bijdragen tot meer milieuperformante bedrijven en een duurzaam gebruik van grondstoffen. Het Europese IRMA-project, dat handelt over het geïntegreerd decontamineren en herwaarderen van gebouwen en structuren in stedelijke gebieden, sluit ook nauw aan bij het onderzoeksthema van voorliggend project. Anderzijds is duidelijk dat WTCB ook in het domein van de cementgebonden dekvloeren veel ervaring heeft. Naar het belang van de TD Ontwerp en Uitvoering van Vloeren werd hierboven reeds verwezen. Niet minder belangrijk zijn de uitgaven van de Technische Voorlichtingsnota‟s 189 “Dekvloeren” en 193 “Dekvloeren: Deel 2 Uitvoering” en de uitgebreide ervaring bij schadegevallen, die vooral aan bod komen van de Afdeling ATA. Tenslotte is het WTCB nauw betrokken bij de normalisatie en de verschillende certificatiesystemen voor puingranulaten. Zo zetelt het WTCB in de CEN TC 154 TG10 “Aggregates from Secondary Sources”, de Belgische spiegelgroep van CEN TC154 “Aggregates” en de COPRO/BENOR en CERTIPRO/QUAREA adviesraden. Situering t.o.v. de stand der techniek bij het WTCB: Bij de wetenschappelijke peter WTCB is er ruime kennis aanwezig m.b.t. cementgebonden en andere dekvloeren. De beschikbare kennis en relaties van deze partner in het onderzoek zijn belangrijk voor de kennisoverdracht op het einde van het onderzoek. Het WTCB is al meerdere jaren bezig met onderzoek in het kader van recyclage. Getuige hiervan is o.a. het „Recyhouse‟-project. Het WTCB participeert in verschillende Europese Projecten met betrekking tot Duurzame Ontwikkeling. Met betrekking tot dekvloeren liep er bij het WTCB een VIS/TD 20625: Ontwerp en uitvoering van bedrijfsvloeren – contactpersoon: ir. Christophe Van Ginderachter. Een verlenging van dit project werd aangevraagd, VIS/TD 60599. 47
Overzicht van recente WTCB-projecten op het vlak van dekvloeren en vloeren: - TD Ontwerp en Uitvoering van Vloeren, IWT, 01.01.2003. – 31.12.2006, een verlenging werd ingediend (VIS/TD 60599) Evaluatie van de prestaties van gietvloeren, 01.09.2005 – 31.08.2007, FOD Economie Vochthuishouding in beton: Opstelling van normatieve criteria met betrekking tot de afwerking, 01.10.2005 – 31.12.2007, FOD Economie. Evaluatie van de prestaties van gelijmde houten vloerbedekkingen: proeven en specificaties, 01.09.2006 – 31.08.2008, FOD Economie. Overzicht van recente onderzoeksprojecten op het vlak van recyclage: - D Integraal afvalbeheer en recycling voor de bouw, 01.01.2006 – 31.12.2007, IWT, OCW in samenwerking met WTCB en VITO - IRMA, Integrated Decontamination and Rehabilitation of Buildings, structures and Materials in Urban Renewal, 01.08.2003 – 31.01.2007, Europees onderzoek gesubsidieerd door “Competitive & Sustainable Growth” - European Thematic Network on European Construction in Service of Society – ECO-SERVE, 01/11/2002-30/04/2006 – Europees onderzoek gesubsidieerd door “Competitive & Sustainable Growth” - APPRICOD „Assessing the Potential of Plastic Recycling in the Construction and Demolition Activities‟, 01.11.03 – 31.05.03 , LIFE-Environment „Demonstration projects‟ - Project van Thematische Innovatiestimulering (TIS), Industrieel, Flexibel en Demontabel Bouwen (IFD), 2004- 2008, WTCB in samenwerking met FEBE en KU Leuven. - Voorbereidende BBT studie voor recyclage-industrie, ontginningssector en marmer- en natuursteenbewerkers, in opdracht van VITO, 2003, 80.500 EURO - Construction Durable Formation – CODUFORM, 01/06/2002-30/06/2004 – Regionaal onderzoek gesubsidieerd door de Waalse Regio en het Europees Sociaal Fonds - Actualisatiestudie in opdracht van het Onderzoekscomité van het grindfonds, oktober 2005 - FILLTECH - Technologie des bétons liée à l‟utilisation de fillers calcaires : Valorisation de ceux-ci par une utilisation dans les bétons 01.09.2004 – 31.08.2006, Samenwerking: ULG, CTP - Ontwikkeling van een genormaliseerde evaluatie-methodologie voor het bepalen van de milieuimpact van gebouwen, 01 sept 2003 – 31 aug 2005 (in uitvoering), in opdracht van Ministerie van Economische Zaken - European Thematic Network on Practical Recommendations for Sustainable Construction – PRESCO, 01/07/2000-30/06/2004 - Europees onderzoek gesubsidieerd door EESD – “City of Tomorrow” - Normen-Antenne “Granulaten, Beton en Mortel” 01.01.2006 – 31.12.2006 Uitgevoerde projecten - Mineral Planning and Raw Materials in Belgium, in opdracht van Rijkswaterstaat, Nl, 2002-2003 - Guide méthodologique d‟évaluation des incidences sur l‟environnement des chantiers de construction des bâtiments à vocation industrielle, 01/01/2003 – 31/03/2003,in aanbesteding van Recywall, studie in opdracht van DGRNE (Direction Générale des Ressources Naturelles et de l‟Environnement) - Guide méthodologique d‟évaluation des incidences sur l‟environnement des fabrication d‟éléments ou d‟ouvrages en amiante, traitement et enlèvement d‟amiante de matériaux contenant de l‟amiante chantiers de construction des bâtiments à vocation industrielle, 01/01/2003 – 31/03/2003,in aanbesteding van Recywall, studie in opdracht van DGRNE (Direction Générale des Ressources Naturelles et de l‟Environnement) - Duurzaam Bouwen in Vlaanderen, stand van zaken en voorstellen, in opdracht van OVAM, 17/01/2001-17/01/2002 - Beleidsstudie ter ontwikkeling van watertransport gericht op de sector afval en recyclage en op de sector bouwmaterialen, in opdracht van NV Zeekanaal, 2002, WTCB in samenwerking met Resource Analysis en Technum
48
- Substitutiemogelijkheden voor primaire oppervlaktedelfstoffen, Analyse van het huidig en potentieel gebruik van alternatieve materialen, in opdracht van ANRE, 2001-2002, WTCB in samenwerking met Resource Analysis en KULeuven, - Levenscyclusanalyse ter bepaling van de milieubelasting van bouwmaterialen en bouwwerken, WTCB in samenwerking met VITO, 01/07/1998-30/06/2000, Federaal onderzoek gesubsidieerd door het Ministerie van Economische Zaken (Afdeling Concurrentievermogen) - Ontwikkeling & toepassing methodologisch concept voor integrale evaluatie van grind en grindsubstituten, in samenwerking met Technum, VITO, OCW en LUC in opdracht van het Onderzoekscomité van het grindfonds, 1999 - Mogelijkheden voor hergebruik en nuttige toepassing van de houtfractie in bouw- en sloopafval, in opdracht van OVAM, 2003 - RECYHOUSE, Het Recyclage Huis te Limelette, 1995-2002 (en verder open voor publiek), gesubsidieerd door EU LIFE - Vijfjaarlijkse voortgangsrapportage 1995-2000, Uitvoeringsplan Bouw- en sloopafval, 2001, in opdracht van OVAM, 2001 Voorbereidende BBT studie voor betoncentrales en betonproductenindustrie, in opdracht van VITO, 1999 – 2000 - MARCO, Management des risques environmentaux dans les métiers de la construction, 2001 Milieuzorg en afvalpreventie in de schrijnwerkerijsector, Presti 2, in samenwerking met Confederatie Bouw- Vlaamse Schrijnwerkers, 2000 - Aantonen van de gebruiksmogelijkheden van gerecycleerde materialen in de bouw, 1995 – 2000, Europees onderzoek gesubsidieerd door EU-DG Research (LIFE) - Ontsmetten of recycleren van radio-actief beton, 01.12.1997-30.11.1999, Onderzoek gesubsidieerd door MEZ (Afdeling Concurrentievermogen), in samenwerking met het SCK - Beton en bodembescherming, 01.11.1995-31.10.1998, Onderzoek gesubsidieerd door MEZ (Afd. Concurrentievermogen) in samenwerking met KU-Leuven (ILWB) - Recyclage in de bouw, 01.06.1996-31.05.1998 (1), 01.03.1994-31.12.1998 (2) & 05.03.199731.08.1997 (3), Onderzoek gesubsidieerd door MEZ (Afd.Concurr.) (1, 2) en EU-DG XII(3), in samenwerking met Ulg-MTM (1), OCCN & RUG-Laboratorium Magnel (2). - Optimalisatie van het scheidings~ en zuiveringsproces bij de recyclage van bouw~ en sloopafval. Onderzoeksproject gesubsidieerd door het Ministerie van Economische Zaken (Afdeling Concurrentievermogen) en door de Gewesten (01.06.1996-31.05.1998), in samenwerking met ULG-MTM.
49
Deel 3: Projectbegroting Hoofdaanvrager: Titel project:
KHBO - IW&T - Afdeling Bouwkunde / Boehme Luc
Loonkosten:
Jaar 1
Naam Davy Verslype
Dipl. Ing. Bouw
Luc Boehme Ing. Bouw
RecyFlowScreed herbruik van puingranulaat als vervanger van zand in cementgebonden gietdekvloeren
jaarloon € 60.000,00 pro memorie
Jaar 2 mm
jaarloon
12
62000,00
3 pro memorie
Jaar 3 mm
jaarloon
loonkost per jaar mm
Totaal
jaar 1
jaar 2
jaar 3
mm
loonkost
12
€ 60.000,00
€ 62.000,00
€ 0,00
24
€ 122.000,00
3
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
0
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
0
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
0
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
0
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
0
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
0
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
0
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
0
€ 0,00
€ 60.000,00
€ 62.000,00
€ 0,00
24
€ 122.000,00
50
Overige kosten Maximaal bedrag
75.000
Indirecte kost (overhead) % van loonkost
12
14.640
Werkingskosten reiskosten in het kader van de onderzoeksactiviteiten of valorisatie-activiteiten
€ 1.500,00
kosten voor deelname aan congressen, seminaries, opleidingen
€ 1.000,00
organisatie vergaderingen gebruikersgroep, workshops, seminaries,
€ 5.000,00
onderhoudskosten uitrusting en herstellingen
€ 7.500,00
te verbruiken materialen en hulpmiddelen
€ 6.000,00
Totaal werkingskosten
€ 21.000,00
Kosten van machines en apparatuur (afschrijving) - offerte in bijlage voor nieuw > 5000 euro Kosten voor onderaannemers- offerte in bijlage indien >5000 euro
€ 0,00 € 0,00
Kosten voor werking peters Naam peter WTCB
€ 4.500,00
Totale begroting Hoofdaanvrager loon:
€ 122.000,00
werking: Totaal:
€ 40.140,00 € 162.140,00
Totaal aantal mensmaanden 24 51
Samenvatting
Totale begroting (= berekening van volgende detailbegrotingen)
Titel project
RecyFlowScreed herbruik van puingranulaat als vervanger van zand in cementgebonden gietdekvloeren
Hoofdaanvrager:
KHBO - IW&T - Afdeling Bouwkunde
loon: werking: Totaal:
Totale projectbegroting € 122.000,00 € 40.140,00 € 162.140,00 Totaal aantal mensmaanden
IWT-steun 92,5% bijdrage KMO'S 7,5% totaal
149.980,00 € 12.160,00 € 162.140,00 €
24
52
Deel 4: Bijlagen 1. toestemming ethische commissie bij dierproeven of klinische studies: GEEN / NVT 2. Offertes voor onderaannemingen vanaf €5.000 : GEEN /NVT 3. Offertes voor uitrustingsgoederen vanaf €5.000 : GEEN / NVT
53