ProjectSteungezinnen Eindverslag
November 2007 - November 2008
Centrum Kauwenberg vzw De Lage Drempel vzw
ProjectSteungezinnen
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
“Ik ben opgegroeid bij mijn grootmoeder en toen zij ziek werd moest ik naar een instelling. Ik heb dus van mijn eigen ouders niet geleerd hoe je kinderen groot brengt. Ook bij andere mensen kon ik daarvoor niet terecht. Daarom was ik heel blij met het steungezin. Bij hen vond ik in feite een peter en een meter voor de kinderen en ik kon er zelf ook terecht.” (J., werd ondersteund door een steungezin)
“Ge ziet dat andere gezinnen hun kinderen anders opvoeden en ge kunt daar iets van leren.” (K., werd ondersteund door een steungezin)
“Langs de kinderen groeit er een band met de ouders. Ge hebt er zelf ook steun aan als het thuis moeilijk gaat.” (K, werd ondersteund door een steungezin)
“Mijn kinderen leerden heel ongedwongen dat er mensen zijn die het moeilijker hebben en dat je ze daar niet voor mag veroordelen. Mijn oudste was eens heel boos op haar vader. Daarop zei onze gaste “jij hebt er tenminste een”. Een les die ze niet snel vergat.
(M., steungezin)
“Ik heb er heel veel aan gehad. Het steungezin was een plek waar ik terecht kon, en nog altijd. Zij zijn nog altijd mijn steunpilaar, ik kan veel met hen bespreken. Ik heb bij hen ook nooit het gevoel gehad mijn eigen ouders te moeten verdedigen.”
(N., ging als kind naar een steungezin)
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
Inhoud
1.
Vooraf
6
2.
Het concept steungezinnen in een notendop
7
3.
Waarom het concept steungezinnen erg waardevol en zinvol kan zijn voor (generatie) arme gezinnen
8
3.1 Leven in armoede, het belang van het eigen gezin en de moeilijkheden die daarmee gepaard gaan
8
3.2 Hoe het concept steungezinnen hierop een goed antwoord kan bieden
10
4.
Hoe het (al vroeg) begon
14
5.
Hoe we te werk gingen (nov 2007 - nov 2008)
18
5.1 Voorbereiding
18
5.2 Visie
19
5.3 Uitwerken van documenten/materialen
21
5.4 Leggen van contacten
22
5.5 Werven van vrijwilligers
22
5.6 Kennismaking met het project
22
5.7 Selectie van kandidaten
23
5.8 Het koppelen van een gezin aan een steungezin
23
5.9 Opstart van de steunrelatie
24
5.10 Opvolging en vorming
24
5.11 Evaluatie van de steunrelatie
26
5.12 Poging tot financiële verlenging en structurele inbedding van het project
26
6.
Onze conclusies
27
7.
Tot slot: hoe nu verder?
29
Bronnen
31
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
5
1. Vooraf
C
entrum Kauwenberg vzw (Antwerpen)1 en De Lage Drempel vzw (Mechelen) zijn verenigingen waar armen het woord nemen. Ons hoofddoel is het wegwerken van sociale uitsluiting van mensen die in armoede leven. Onze werkingen zijn er op gericht mensen in armoede samen te brengen, hen sterker te maken en hen te betrekken in het culturele en verenigingsleven. Daarnaast gaan we in dialoog met de samenleving om armoede kenbaar te maken en verandering in maatschappelijke structuren teweeg te brengen. Mensen kunnen bij ons terecht voor ontmoeting en een ruim aanbod aan activiteiten2 die een aanzet zijn om armoede in haar verschillende facetten tegen te gaan. In november 2007 gingen Centrum Kauwenberg vzw en De Lage Drempel vzw samen van start met een project Steungezinnen3. Als verenigingen waar armen het woord nemen waren we beide overtuigd van het nut van dit concept, zowel voor gezinnen die we vanuit onze werkingen bereiken als voor andere gezinnen met een beperkt sociaal netwerk. In Centrum Kauwenberg bestond er in het verleden reeds een steungezinnenwerking en binnen De Lage Drempel dacht men er al geruime tijd over om er één uit te bouwen. Samen wilden we een kader uitwerken en vanuit beide verenigingen ook effectief een steungezinnenwerking (her)opstarten. Daarnaast wilden we het concept breder bekend maken en nagaan wat de mogelijkheden waren om het in te bedden in een ruimer geheel van ondersteuning buiten de hulpverlening.
1
Centrum Kauwenberg is lid van het APGA, het Antwerps Platform Generatiearmen vzw
2
Voor concretere uitleg over de activiteiten verwijzen we naar de websites van beide verenigingen
3
Centrum Kauwenberg ging daarnaast ook een samenwerkingsverband aan met Stad Antwerpen en De Mutsaard (dienst voor pleegzorg, Antwerpen). Vanuit dit samenwerkingsverband werd er een projectmedewerkster aangeworven voor de duur van 1 jaar. Zij ging van start in maart 2008.
6
Hiertoe werd een projectaanvraag ingediend en goedgekeurd bij de Nationale Loterij. Met die middelen kon er een projectmedewerkster worden aangeworven voor één jaar, 3/5de tijds. Beperkte middelen dus voor hetgeen we wilden bereiken. Toch besloten we er samen voor te gaan in de hoop dat de eerste resultaten ook op financieel vlak een positieve dynamiek teweeg zouden brengen. Het hele concept laten voor wat het was is nooit een optie geweest. Daarvoor was en is het te sterk en bewees het reeds meermaals zijn waarde. Dit blijkt zowel uit eigen ervaringen uit het verleden als uit ervaringen van andere, gelijkaardige initiatieven. Het voorliggende verslag is een rapportering van de reeds afgelegde weg, van een proces dat nog verder loopt. Het is een einddocument wat betreft de termijn waarop het project liep, niet wat het proces zelf betreft. We hopen door het delen van onze ervaringen anderen te kunnen inspireren om op hun eigen manier met het concept aan de slag te gaan. Net zoals andere voorbeelden ons het afgelopen jaar van nut zijn geweest. We kunnen de verspreiding van het concept en de werkvorm steungezinnen enkel aanmoedigen, we blijven sterk geloven in het belang en de kracht er van. Aan iedereen die van dichtbij of verder af betrokken was – of nog steeds is - bij de uitwerking van dit project en net als ons de waarde van het concept hoog inschat: bedankt!
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
2. Het concept steungezinnen in een notendop
In onze maatschappij worden steunende netwerken en solidaire gemeenschapsverbanden schijnbaar steeds kariger4. Sommige gezinnen staan er om velerlei redenen alleen voor. Zij kunnen niet terugvallen op een stevige achterban van vrienden en familie. Dit is op zich al erg zwaar. Als daar nog een gebrek aan kansen en middelen bij komt, zijn opvoedings- en andere problemen nooit ver weg. Voor mensen die in (generatie)armoede leven is het - vanuit hun levensgeschiedenis, gekwetste binnenkant en maatschappelijke uitsluiting - niet evident om een voldoende steunend sociaal netwerk uit te bouwen.
respect groeien. Op die manier verruimt de leefwereld van beide gezinnen. Bij het werven van vrijwilligers richten we ons niet enkel op traditionele gezinnen, maar evenzeer op niet-traditionele gezinnen, individuen (steunfiguren) en ouderen. Een steunfiguur kan bijvoorbeeld voor een jongere die nog niet lang op eigen benen staat, een erg waardevol contact betekenen. De term ‘steungezin’ interpreteren we dus ruim. In het verdere verloop van deze tekst dient de term ‘steungezin’ op diezelfde ruime manier te worden begrepen.
De idee achter het concept steungezinnen is dat ‘gewone’ andere personen en gezinnen op vrijwillige basis een gezin, dat daarvoor vragende partij is, ondersteunen en dit op een informele manier, los van hulpverlening. Aan dit basisprincipe kan op verschillende manieren vorm worden gegeven. Wij doen dit door op basis van een aantal raakvlakken twee gezinnen samen te brengen. Hiermee willen we een ‘zetje’ geven om het sociaal netwerk van een gezin met beperkte contacten die als ondersteunend worden ervaren, uit te breiden. Beide gezinnen worden aanvankelijk sterk ondersteund door een medewerker van de vereniging. Naarmate de relatie vordert, treedt deze contactpersoon meer op de achtergrond maar blijft voor beide gezinnen bereikbaar. Als het klikt tussen beide gezinnen, ontstaat er op die manier een gewone relatie die erg ondersteunend en preventief kan werken. Zich op een informele, ‘gewone’ manier door anderen gesteund voelen geeft mensen in (generatie) armoede kracht en werkt versterkend voor zowel ouders als kinderen. Ook voor de steungezinnen kan een dergelijk engagement erg verrijkend zijn. Door elkaar te leren kennen, gaan mensen elkaars situatie beter begrijpen en kan er wederzijds
4
o.a. Vanhee, 2004
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
7
3. Waarom het concept steungezinnen erg waardevol en zinvol kan zijn voor (generatie)arme gezinnen 3.1 Leven in armoede, het belang van het eigen gezin en de moeilijk heden die daarmee gepaard gaan (Generatie)armoede is een complex probleem dat niet te herleiden valt tot een gebrek aan geld. Het wordt gekenmerkt door uitsluiting op verschillende levensdomeinen (inkomen, huisvesting, gezondheid, onderwijs enzovoort). Problemen op één terrein versterken de moeilijkheden in andere levensdomeinen. Heel wat generatiearmen hebben in hun kinderjaren te maken gehad met verstoorde of gebroken relaties en een gebrek aan basisveiligheid. Dit leidt vaak tot een beschadigd fundament: gevoelens van schaamte, een laag zelfbeeld en een gering zelfvertrouwen...de kern van armoede. Kinderen krijgen en een gezin vormen is, zeker voor generatiearmen, een manier om zichzelf te realiseren, om zelfstandigheid te verwerven en om verantwoordelijkheid op te nemen. Kinderen zijn voor hen vaak een belangrijke motor tot verandering. Zij bewegen hen ertoe hun eigen leven (terug) in handen te nemen. Hun kinderen een betere toekomst geven, is voor de meesten het levensdoel bij uitstek5.
“Wat ik zelf niet gekend heb in mijn jeugd, dat wil ik aan mijn kinderen geven: liefde, genegenheid en warmte. Ik leef voor mijn gezin. Het is voor mij een plezier mijn kinderen rond mij te hebben. Ik vecht ervoor dat ze niet in een internaat terechtkomen. Dat is mijn doel in het leven en ik doe alles om dat te bereiken. Ik span mij volledig in voor 5
8
Driessens & Van Regenmortel, 2006
mijn kinderen. Als ik mijn kinderen niet had, waar zou ik dan staan? Ik heb iets om voor te vechten. Ik leef voor mijn kinderen.” Dat neemt niet weg dat deze gezinnen vaak moeilijkheden ondervinden bij de opvoeding van de kinderen. Er is doorgaans geen gebrek aan liefde en genegenheid maar wel een tekort aan kansen en middelen6. (Generatie)arme gezinnen leven vaak sociaal geïsoleerd. Vanhee (2004) bevestigt dat levensomstandigheden die gekenmerkt worden door veelvuldige en langdurige problemen op zich lijken samen te hangen met een verminderde beschikbaarheid van steun in het informele netwerk. Mensen in (generatie)armoede kunnen daardoor bij moeilijkheden of tegenslagen vaak niet terugvallen op de steun van vrienden of familie. Het centrale kenmerk van armoede wordt weleens omschreven als een ‘verbondenheidsproblematiek’7. Hiermee doelt men op een verbroken of afwezige verbinding van de persoon met zichzelf, met anderen, met de samenleving en met de tijd. Personen en gezinnen raken daardoor geïsoleerd en afgesneden van sociale en psychologische uitwisselingsprocessen. Het ontbreken van een steunend netwerk maakt mensen kwetsbaarder voor de impact van ‘stressoren’ in de directe en ruimere omgeving. Dit geldt des te meer voor personen die al met een plotse of aanhoudende stress-situatie te maken hebben. Leven in armoede is er zo één. Omgekeerd worden aan de aanwezigheid van sociale steun positieve effecten toegekend: dit draagt bij tot het verhogen van het welzijn en kan een bufferend effect hebben tegen schadelijke gevolgen van negatieve gebeurtenissen of omstandig6
Vanhee, Laporte & Corveleyn, 2001
7
Van Regenmortel, 2002
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
heden8. Personen en gezinnen die in armoede leven zijn op dit vlak dus benadeeld. Er steeds alleen voor staan vergt veel energie en tast hun draagkracht aan.
“Als ge familie of vrienden hebt,
culturele goederen en hulpbronnen (kinderopvang, school, tewerkstelling, sociale steun, gecontinueerde laagdrempelige ondersteuning, …). Daar komt nog bij dat ze vaak geconfronteerd worden met wantrouwen ten opzichte van ‘mensen met een instellingsverleden’ of ‘kansarmen’9.
da’s nen echte lux! Ik heb dat niet.” Heel wat ouders werden als kind zelf geplaatst en beschikken niet over ‘goede voorbeelden’ als het gaat over de opvoeding van de kinderen. Dit leidt vaak tot een spanningsveld. Ouders willen niets liever dan een betere toekomst voor hun kinderen maar missen vaak de bagage die nodig is om de voorwaarden daartoe te kunnen scheppen.
“Ik hoop dat ik mijn kinderen wat kan meegeven van veiligheid en van geborgenheid. Ge weet dat het belangrijk is een kind liefde te geven, maar als ge dat zelf nooit hebt gekend zijt ge heel onzeker.“ “Ik heb geen goede herinneringen aan mijn kinderjaren en jeugd, thuis en bij mijn pleegouders. Nu heb ik het beter en
Ervaringen met inmenging van buitenaf in hun gezinsleven, met wantrouwen en beoordeling zijn veelvuldig10. De contacten die ouders hebben met betrekking tot de kinderen zijn bijna altijd ‘geproblematiseerd’. Gewone contacten - buiten de contacten die ze hebben met instanties, hulpverleners, professionelen – ontbreken vaak. Hoewel hulpverlening steeds verder wordt uitgebouwd en ten opzichte van vroeger sterk evolueerde, betekent het voor mensen in armoede vaak toch nog ‘meer van hetzelfde’ en niet altijd hetgeen waarop ze zitten te wachten. Een eigen plaatsingsgeschiedenis, en het verleden van de ouder in het algemeen zorgen er voor dat de relatie tussen generatiearme ouders en professionelen vaak moeizaam verloopt11. Hulpverlening kent nog een hoge drempel voor de meeste mensen die in armoede leven. Daarvan gebruikmaken roept gevoelens van schaamte en vernedering op. Ook schuldgevoelens: het gevoel te falen als vader of moeder. De ongelijkheid in een hulpverleningsrelatie betekent bovendien een ernstige aanval op het zelfbeeld van mensen12.
mijn kinderen ook. Maar het is niet altijd gemakkelijk. Ik weet soms niet hoe het moet, maar ik weet wel zeker hoe het niet moet.” In de dagelijkse praktijk ervaren ze bovendien weinig solidariteit om hen te helpen met hun taak. Er is een tekort aan materiële middelen (slechte huisvesting, onvoldoende inkomen, …) en ongelijke toegang tot maatschappelijk-
9
Vanhee, 2007
10 Vanhee, 2007 11 Vanhee, 2007
8
Vanhee, 2004; De Boyser & Levecque, 2007
12 Driessens & Van Regenmortel, 2006
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
9
“Als ge zelf een instellingsverleden hebt zijt ge bang. Ook al is er al veel veranderd tegenover toen ik zelf kind was. Als ge hulp vraagt zijt ge bang dat ze aan uw gezin raken, dat ge dat verliest.” Dit alles maakt dat deze gezinnen zich erg kwetsbaar voelen als het over opvoeding gaat. Er is angst voor maatschappelijke afwijzing en controle van hun ouderrol.
3.2 Hoe het concept steungezinnen hierop een goed antwoord kan bieden Samenvattend - en onvermijdelijk abstractie makend van een complexe realiteit - kunnen we stellen dat (generatie) armoede een veelzijdig probleem is dat leidt tot een beschadigd fundament. Hierdoor ontbreekt het mensen aan de juiste ‘bagage’ om in hun verdere leven op alle mogelijke domeinen te kunnen terugvallen. Daarnaast, en er mee samenhangend, is er het belang van het eigen gezin en de daarmee gepaard gaande moeilijkheden, voortvloeiend uit de eigen levensgeschiedenis, het tekort aan kansen en middelen (maatschappelijke uitsluiting) en het gebrek aan sociale steun. Dit leidt bij mensen die in (generatie)armoede leven tot angst voor maatschappelijke afwijzing en angst voor controle van hun ouderrol. Die angst blijkt niet ongegrond, gezien de realiteit van het veelvuldige contact dat zij hebben met hulpverleners, professionelen in functie van de kinderen. Contacten die vaak moeizaam verlopen. We zijn er van overtuigd dat het concept steungezinnen een gepast antwoord kan bieden op de aard van de problemen waarmee deze gezinnen geconfronteerd worden. Het is zeker niet onze bedoeling een pleidooi te houden tegen de hulpverlening. Wel zien we het concept steungezinnen als een ernstige aanvulling op en naast het hulpverleningsaanbod. Het belang en de kracht ervan kan ons inziens moeilijk overschat worden.
10
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
a. Een steungezin kan een antwoord bieden op het gebrek aan sociale steun Studies gericht op doelgroepen met een lage socio-economische status wijzen voortdurend op de verminderde aanwezigheid van steun in het informele sociale netwerk van de betrokken gezinnen. Wanneer mensen geen beroep kunnen doen op een steunende omringende omgeving, leidt dit tot heel wat minder mogelijkheden om op een gepaste manier om te gaan met dagdagelijkse en aanhoudende stress. Het verschil in toegang tot materiële, maar ook tot psychosociale bronnen van steun is één van de mechanismen die zouden bijdragen tot de manier waarop (kans)armoede het welzijn van gezinnen en de ontwikkeling van kinderen beïnvloedt. Interventies die zich richten op gezinnen die in armoede leven halen dan ook meestal het versterken van het sociaal netwerk aan als één van de doelstellingen. Zeker wanneer de interventie zich richt op het opvoedingsproces13. Het verruimen van het sociaal netwerk was ook één van de doelen die wij vooropstelden binnen het project Steungezinnen. Door twee gezinnen met elkaar in contact te brengen en deze relatie mee te ondersteunen, breidt het netwerk van alle betrokkenen uit. Tenminste één gezin kan op die manier van meer steun genieten, en van de positieve effecten die dit met zich mee brengt.
b. Een steungezin kan een antwoord bieden op de nood van ouders aan ondersteunende contacten met ‘gewone anderen’ buiten de hulpverlening Terwijl sociale steun vroeger werd opgevat en geoperationaliseerd als de aanwezigheid van een steunende figuur, wordt in recenter onderzoek aangetoond dat steun niet zozeer te maken heeft met wat er in feite aan ondersteuning gebeurt, maar veel meer met de vraag of de beschikbare steun door de betrokkenen ook als steunend wordt ervaren14. Sociale steun die men ook op die manier aanvoelt, blijkt een belangrijke beschermende factor te zijn in het domein van geestelijk welzijn en opvoedingsprocessen. De afwezigheid ervan leidt tot onwelzijn of psychische stoornissen en tot ‘onaangepaste’ opvoedingsprocessen15. Het steunaanbod moet met andere woorden aansluiten bij de individuele behoefte van mensen, wil ze vruchten afwerpen. We zijn er van overtuigd dat het aanbieden van een gewoon, informeel contact als preventieve en ondersteunende kracht versterkend werkt. Door het contact met een steungezin kunnen mensen opnieuw of voor het eerst op een gewone manier bij iemand terecht met dingen die te maken hebben met de kinderen. Ze voelen zich gesteund in hun taak als ouder en hebben niet meer het gevoel er alleen voor te staan. Het gebrek aan goede praktijkvoorbeelden kan binnen een dergelijke relatie deels gecompenseerd worden. Zowel ouders als kinderen kunnen sterker worden. De relatie is gebaseerd op wederzijds respect en is wederkerig. Vanhee (2004) hamert op het belang van dit laatste. Het krijgen van steun kan immers ook leiden tot gevoelens van minderwaardigheid en afhankelijkheid. Wederkerigheid kan dit voorkomen. In die zin verschilt de relatie met een steungezin erg van de formele hulpverleningsrelaties die veel gezinnen er op na houden.
14 Vanhee, 2004 13 Vanhee, 2004
15 Vanhee, 2004
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
11
Ouders die betrokken zijn bij onze werkingen bevestigen ons in deze overtuiging. Zij geven aan steun te wensen bij het opvoeden van hun kinderen maar zien hulpverlening vaak nog als bedreigend, als inmenging van buitenaf, eerder dan ondersteunend. Dit kan hun vaak moeilijke relatie met hulpverleners deels verklaren. Het contact met ‘lotgenoten’ en ‘gewone anderen’ binnen een gelijkwaardige relatie wordt door hen meestal wel als positief en ondersteunend ervaren. Eén van de doelen die wij koppelen aan de werkvorm steungezinnen is daarom het creëren van sociale steun die men ook zo ervaart, in de vorm van een steungezin.
c. Een steungezin kan een positief proces op gang brengen en een invloed uitoefenen op het zelfbeeld en ‘de binnenkant’ van mensen Een belangrijke verwachting die wij ten aanzien van een steungezin hebben, is dat het ouders erkent in hun ouderrol en hen ondersteunt in het vervullen van hun opvoedende taak. Hierdoor kunnen hulpverleningsinterventies, en eventueel uithuisplaatsingen, voorkomen worden. Er wordt naar gestreefd de positieve krachten die in een gezin aanwezig zijn te versterken. Een steungezin staat dus naast de ouders, het neemt hun taak niet over. Er wordt voortgebouwd op de bestaande (veer)kracht en met de bestaande hulpbronnen in en rond een bepaald gezin of een bepaalde persoon. Deze visie is gestoeld op ‘empowerment’: de geboden ondersteuning bestaat erin om ouders aan te spreken op en te bevestigen in hun competenties en hun krachten. Ouders die aangeven nood te hebben aan extra ondersteuning door hun omgeving zitten vaak (bijna) door hun energie en krachten heen. De draaglast wordt groter dan ze op basis van hun draagkracht aan kunnen. Dit brengt het risico op het ontwikkelen van een negatief proces en het ontstaan van crisissituaties met zich mee. Het contact met een steungezin kan dan een positieve spiraal op gang brengen: het boeken van positieve ervaringen op het vlak van de opvoeding die zich ook kunnen uitbreiden naar andere domeinen. Dit positieve proces is vaak een uitloper van toenemende zelfwaardering. Het krijgen van erkenning en positieve bevestiging van gezinnen die het in hun ogen ‘beter doen’, kan hiertoe leiden. Het is voor hen belangrijk waardering te krijgen van mensen die niet in armoede of sociaal isolement leven, mensen ten aanzien van wie ze toch vaak een gevoel van minderwaardigheid hebben. In die zin kan het contact met een steungezin een belangrijke emotioneel corrigerende ervaring zijn voor ouders in (generatie)armoede en kan het op individueel niveau een vermindering van stress teweegbrengen en een aanzet zijn tot een nieuw, hoopvoller perspectief16. Een steungezin oefent niet alleen een positieve invloed uit 16 Vanhee, 2004
12
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
op het zelfbeeld van ouders, maar ook op dat van kinderen en jongeren. Op die manier kan het voor een stuk een tegengewicht bieden tegen de gevolgen van armoede en sociale uitsluiting op kinderen en jongeren. Zij krijgen de gelegenheid om een andere gezinservaring mee te maken: een gezin zonder voortdurende stress en spanningen, met andere mogelijkheden, en vaak een stukje exclusieve aandacht buiten het eigen gezin. Belangrijk is dat dit kan zonder dat er sprake is van ‘concurrentie’ - en een daarmee samengaande loyaliteitsstrijd bij de kinderen - tussen de eigen ouders en het steungezin. Een steungezin ervaart men meestal immers niet als inmenging van buitenaf maar eerder als een bevriend gezin, soms zelfs als een stukje familie dat men er bij krijgt.
d. Een steungezin kan maatschappelijke uitsluiting waarmee mensen in armoede geconfronteerd worden mee tegengaan Steungezinnen en steunfiguren kunnen niet herstellen wat maatschappelijke structuren en normen teweegbrengen aan individualisering en uitsluiting in het sociaal gebeuren17. Toch biedt het concept een goede mogelijkheid om op een concrete manier en op kleine schaal aan armoedebestrijding te doen. Dit door het wegwerken van vooroordelen en het versterken van krachten van mensen vanuit het rechtstreeks contact tussen mensen/gezinnen uit verschillende socio-economische situaties. De werkvorm steungezinnen bevordert zo op gemeenschapsniveau een sensibiliserend en solidariserend proces. De waarde die gehecht wordt aan het hebben van gewone, niet-geproblematiseerde contacten is een belangrijk element in de achterliggende visie rond steungezinnen. Het deelnemen aan het sociaal leven, via het hebben van nietgeformaliseerde, wederkerige contacten, is niet enkel herstellend en opbouwend voor de identiteit en de zelfwaardering, maar ook voor het realiseren van de eigen maatschappelijke rol18. Door het delen van ervaringen over gewone, alledaagse dingen en door het krijgen van erkenning van mensen die beter dan zijzelf meedraaien in en geaccepteerd worden door de maatschappij, krijgen ze zelf ook het gevoel er mee deel van uit te maken, er te mogen bijhoren.
17 Vanhee, 2004 18 Vanhee, 2004
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
13
4. Hoe het (al vroeg) begon
Hierboven beargumenteerden we waarom steungezinnen volgens ons een erg waardevolle en versterkende betekenis kunnen hebben voor heel wat gezinnen in armoede. We baseerden ons daarbij deels op theoretische inzichten. Maar meer nog dan de theorie zijn het ervaringen uit de eigen praktijk die ons hiervan overtuigen. De werkvorm steungezinnen is voor Centrum Kauwenberg immers niet nieuw. In het verleden kwamen er hier op een heel spontane manier reeds verschillende steunrelaties op gang. Het was vanuit de noden die zich aandienden en het engagement van mensen die van dichtbij of verder af bij de werking van Centrum Kauwenberg betrokken waren, dat het concept spontaan groeide en zich uitbreidde. Veel gezinnen die toen naar Centrum Kauwenberg kwamen, leefden gescheiden van één of meerdere van hun kinderen nadat deze uit huis werden geplaatst. Ondanks de ingrijpende en traumatische gebeurtenis die een uithuisplaatsing is, konden zij daarbij weinig of niet rekenen op ondersteuning van de betrokken instanties. Ouders voelden zich machteloos, onbegrepen en niet-erkend. Om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan dit gebrek aan begrip en ondersteuning, werden er binnen Centrum Kauwenberg vrouwengroepen opgericht. In de vrouwengroepen komen vrouwen nog steeds in groep samen en is er ruimte om in een vertrouwde omgeving hun verhaal te doen. De vrouwen bespreken hun problemen en hun vaak pijnlijke levenssituatie. Hun beleving en gevoelens ten aanzien van de opvoeding van hun kinderen, plaatsing van kinderen en vragen naar ondersteuning of hulp zijn gespreksonderwerpen die steeds terugkeren19. Naast het feit dat de vrouwengroepen een plaats zijn waar ouders zich gesteund voelen door elkaar en door de begeleiders, vervult de groepswerking tegelijkertijd een sterk preventieve functie. Het was – en is nog steeds - een middel om ernstige opvoedingsproblemen en uithuisplaatsing van kin-
deren te voorkomen. Vanuit diezelfde visie ontstond ook de pedagogische oefenschool, waar ouders met jonge kindjes terecht konden om samen te spelen, ervaringen uit te wisselen en deel te nemen aan activiteiten ter bevordering van de ouder-kind relatie (babymassage, babyzwemmen, …). Het was bovendien frappant hoe beperkt het sociaal netwerk was van de gezinnen die betrokken waren bij de werking. De contacten die deze ouders hadden rond de kinderen beperkte zich hoofdzakelijk tot instanties, professionelen en hulpverleners waarmee ze – vaak gedwongen - te maken kregen. Een ‘gewoon’ gesprek hebben met een andere ouder buiten de sfeer van hulpverlening of (justitiële) controle was nagenoeg onbestaande. Er werd gezocht naar een manier om tegemoet te komen aan dit gebrek aan gewone contacten en informele ondersteuning. Men ging er van uit dat het ouderschap een universeel gedeelde ervaring is, waar iedere ouder met gelijkaardige emoties en vragen te maken krijgt. Of het nu gaat om ouders geconfronteerd met armoede en uitsluiting of ouders uit een meer welstellend, niet-kansarm milieu. Er werd besloten om op basis hiervan ‘gewone’, niet-professionele contacten op te zetten tussen gezinnen van Centrum Kauwenberg en gezinnen die niet in armoede leven. Op die manier groeide de werkvorm ‘steungezinnen’. De gezinnen die bereid werden gevonden te fungeren als steungezin waren in die periode allemaal op de één of andere manier betrokken bij de werking van Centrum Kauwenberg. Ze waren dus in mindere of meerdere mate bekend met de problemen waarmee de gezinnen te kampen hadden, met wat generatiearmoede in de praktijk betekent.
19 Ook in andere groepen (mannengroep, partnergroep, jongvolwassenen) kwamen en komen deze thema’s regelmatig aan bod
14
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
Het werken met steungezinnen was iets dat moest groeien, maar eenmaal mensen er mee vertrouwd waren, sloeg deze werkvorm erg aan. Op een gewone manier bij iemand terecht kunnen met de kinderen, binnen een relatie die geen eenrichtingsverkeer en ongelijke posities inhield, werd als erg ondersteunend ervaren. De meeste gezinnen die op die manier met een steungezin werden samengebracht, zijn er nog steeds erg positief over. Verschillende van de vrouwen die als kind naar een steungezin gingen houden nog steeds contact met hun steungezin en ervaren het als erg belangrijk bij het grootbrengen van hun eigen kinderen.
“Ik vind dat ik er precies een stuk familie bij heb. Dat heb ik bij mijn eigen familie niet. We voelen ons niet opzij gezet.” “Ze hebben zoveel voor mij gedaan. En nu nog. Had ik hun niet gehad…amai!” De achterliggende reden van het succes van deze werkvorm komt goed tot uiting in onderstaande tekst over de steungezinnendag20. De basisgedachte achter het concept zit er eveneens in vervat en is nog steeds brandend actueel. Enkel de datum waarop hij geschreven werd zou het tegendeel kunnen doen vermoeden. Een uiting van de lange houdbaarheidsdatum van het concept – en helaas ook van het maatschappelijk probleem dat armoede is?
20 Een dag die in het verleden jaarlijks werd georganiseerd voor zowel gezinnen van Centrum Kauwenberg als hun steungezinnen. Deze dag was een combinatie van ontspanning, vorming en het in kleine groepjes spreken over bepaalde aspecten van de opvoeding.
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
15
“Een dagje uit”… is zoveel méér!
Ze rijden in mijn geheugen voorbij over een hobbelige bosweg: de buggy’s met de piepkleine kindjes erin. Ik hoor het gelach van hun moeders en besef dat de helft van deze jonge vrouwen alle moeite van de wereld opbrengen om dag na dag de armoede achter zich te laten. De andere helft luistert en lacht ongedwongen mee. Zo duwen ze samen de buggy’s voort en de kindjes bekijken elkaar alsof ze nooit zonder elkaar hebben bestaan. En dan denk ik aan de grote woorden. “Integratie, holistische aanpak, een inclusief beleid, …” En ik hoor hoe verstandige mensen zich afvragen “hoe-de-doelgroep-weerbaar-wordt-naar-participatie-toe”… Ondertussen stappen de snaterende moeders voorbij en zitten de kleine kinderen rollend naast elkaar. Even later stuiven alle kinderen samen het bos in zonder vooraf overleg te plegen over hun afkomst. De kinder- en jeugdleiding zwoegt het spelprogramma af en de lucht zindert van enthousiaste kinderkreten. De ouders zitten bij elkaar in een grote vergaderruimte, waar het nog aan plaats ontbreekt. Herschikken dus. Niet om beter aan integratie te doen, maar gewoon om iedereen er bij te laten horen. Ik zie de vriendelijke bereidheid van alle deelnemers om naar elkaar te luisteren. De gezinnen, die uit de armoede komen, zijn fier, ja opgetogen, dat hun steungezin(nen) erbij is (zijn) en de steungezinnen bewonderen terecht de energie die de arme gezinnen opbrengen om er bij te zijn. Nadien gaan ze in groepen en bevragen elkaar over de kinderen. Het treft me telkens weer hoe de moeders van de Vierde Wereld21 verwonderd opkijken, wanneer ze van de anderen horen dat die het al evenmin gemakkelijk hebben met hun kinderen. Want ook die gaan moeizaam slapen onder luid protest en ook die stellen hun huiswerk eindeloos uit.
Toch blijft de wereld vooralsnog vierkant draaien voor de arme gezinnen en dat weet iedereen…-we doen dus niet alsof!- maar op een dag als deze, op de steungezinnendag, kunnen we samen zijn met groot respect voor elkaar. Na de middag spelen we samen en er is niemand die gemist kan worden, ook die grijs wordende vader niet, die morgen gewoontegetrouw bezig zal zijn met het bekleden van zijn hoogstaande functie. Een van de huisdokters heeft nadien mee de toiletten gepoetst, één van de drie vuistregels van Hippocrates indachtig. Het spel is behoorlijk uitgebreid en vraagt de inzet van àlle deelnemers: in het maatschappelijk-politieke spel worden de kaarten niet op deze wijze geschud. Zo te zien eigenlijk een heel gewone dag. Doodgewoon. Zoals de gezinnen van de Vierde Wereld het soms hier en daar van zichzelf zeggen: “Wij vormen een gelukkig gezin.” Maar dat is juist het ongelofelijke. Wat aan de vergadertafels van academisch geschoolden wordt besproken, gebeurt ononderbroken binnen wat “het steungezinnenconcept” heet. In mijn verbeelding zie ik de steungezinnen die avond thuis. Ze praten nog wat na en horen hun kinderen erover vertellen. Tot het slaaptijd wordt en de school al wenkt voor de dag van morgen. De kinderen van de Vierde Wereld zitten wellicht aan een of ander videospelletje en wat ze te zeggen hebben, roepen ze elkaar toe, zoals gebruikelijk. Maar ze hebben een goed gevoel in zich, want ze beseffen dat ze tot een groter geheel behoren. Ook hun ouders worden dat gewaar. Ze weten zich erkend als mensen, die evenveel van hun kinderen houden. Karel Staes, Mei 1997, 17 steungezinnen
21 Dit begrip zouden we vandaag vervangen door ‘(in) generatiearmoede’ omwille van de eerder negatieve bijklank die vandaag, in tegenstelling tot vroeger, vaak aan het begrip ‘Vierde Wereld’ wordt toegekend.
16
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
De steungezinnenwerking binnen Centrum Kauwenberg draaide goed. De positieve ervaringen met hun steungezin werden door ouders vlot doorverteld, wat leidde tot de vraag van verschillende andere gezinnen om ook in contact te worden gebracht met een steungezin. Desondanks kon de werking na verloop van tijd niet verder worden uitgebouwd. Wegens een gebrek aan tijd en middelen kon er onvoldoende worden geïnvesteerd in het werven van nieuwe steungezinnen en het opvolgen van de bestaande steunrelaties.
de eigen steungezinnenwerking terug op de rails te krijgen en er een specifiek kader rond uit te werken, met aandacht voor het uitwerken van documentatie, het werven van steungezinnen buiten Centrum Kauwenberg en het investeren in ondersteuning en vorming voor steungezinnen.
Ook voor De Lage Drempel was het concept steungezinnen niet nieuw. Zij dachten er al verschillende jaren aan om een steungezinnenwerking uit te bouwen. Ze hadden er nog geen concrete ervaring mee maar zagen in de werkvorm een unieke kans om op micro-niveau aan armoedebestrijding te doen. Rechtstreeks contact tussen mensen kan immers veel vooroordelen de wereld uit helpen. Mensen gaan elkaars situatie beter begrijpen waardoor er wederzijds respect en solidariteit kan groeien. De invulling van de werking verschilde bij beide verenigingen licht in focus. Terwijl men zich in Centrum Kauwenberg in eerste instantie wilde richten tot het zoeken van steungezinnen en steunfiguren voor gezinnen die al betrokken zijn bij de werking van de vereniging, wilde men vanuit De Lage Drempel een werking opstarten die zich ook naar buiten zou richten. Men wilde een soort ‘centraal punt’ opstarten waar verschillende andere organisaties mensen zouden kunnen naar doorverwijzen met de vraag een steungezin voor hen te zoeken. De bedoeling was dit nadien te kunnen onderbrengen binnen een ruimer geheel van ondersteuning buiten de hulpverlening. Toen de mogelijkheid zich een jaar geleden aandiende om op basis van een eenjarige projectfinanciering hier samen rond te werken, grepen beide verenigingen die kans. Voor De Lage Drempel was dit een mogelijkheid om vanuit hun vereniging een steungezinnenwerking op te starten. Voor Centrum Kauwenberg was het een goede gelegenheid om
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
17
5. Hoe we te werk gingen (nov 2007-nov 2008)
Een jaar tijd was erg kort om het beoogde doel te realiseren: het uitwerken van een gezamenlijke visie en kader, het effectief (her)opstarten van een steungezinnenwerking in Antwerpen en Mechelen en op zoek gaan naar mogelijkheden tot financiële/structurele inbedding van het concept en de werkvorm steungezinnen. Het resultaat is dan ook geen afgewerkt product. Voor De Lage Drempel betekent het een (voorlopig?) eindpunt, binnen Centrum Kauwenberg wordt de steungezinnenwerking verder uitgebouwd als onderdeel van de eigen werking. We trachten hieronder weer te geven hoe we het afgelopen jaar concreet te werk gingen. Om het overzicht te behouden doen we dit door verschillende stappen in het proces te onderscheiden en te beschrijven. Deze volgden elkaar niet altijd strikt op. Vaak gebeurden er dingen gelijktijdig en waren verschillende stappen of acties met elkaar vervlochten.
5.1 Voorbereiding Vooraleer we effectief van start konden gaan, dienden er eerst een aantal voorbereidingen te worden getroffen. In Centrum Kauwenberg was er reeds heel wat ervaring en kennis voorhanden uit het verleden. Niet enkel de succesverhalen werden daaruit meegenomen, maar zeker ook de aandachts- en knelpunten. Ook daaruit hebben we immers samen met en dankzij de gezinnen van Centrum Kauwenberg en hun steungezinnen veel geleerd. In Centrum Kauwenberg spraken we opnieuw met een aantal (ex-)steungezinnen, met een aantal moeders die vroeger ondersteund werden door een steungezin (een aantal heeft er nog steeds contact mee en gaat er nu soms met de kleinkinderen langs) en met een aantal jonge ouders die als kind naar een steungezin gingen. We polsten naar hun ervaringen, zowel positief als negatief, en vroegen hen waarmee we binnen dit nieuwe project zeker rekening moesten houden. We verkenden waar er nog gelijkaardige initiatieven bestonden. Op die manier wilden we een beroep doen op zo veel mogelijk reeds bestaande kennis en ervaringen, en onze blik open houden. Een aantal diensten/verenigingen werd gecontacteerd en met hen werd een afspraak gemaakt om hun werking te bespreken, met aandacht voor ervaringen, aandachtspunten en documentatie. Dat waren uiteindelijk De Mutsaard (Antwerpen), Kinderdienst Brussel en DOMO (Leuven). Het uitgebreide einddocument van het project Steungezinnen in Tienen werkte ook inspirerend. Er werden twee stuurgroepen opgericht, één in Antwerpen en één in Mechelen. In Antwerpen bestond de stuurgroep naast vertegenwoordigers van Centrum Kauwenberg en De Lage Drempel ook uit leden van het samenwerkingsverband met Stad Antwerpen en De Mutsaard. In Mechelen
18
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
5.2 Visie werd na een tijdje naast Centrum Kauwenberg en De lage drempel ook stad Mechelen actief betrokken. Beide stuurgroepen werden nodig geacht omwille van de eigenheid van beide steden en de plaatselijke context.
Om een beter beeld te schetsen van onze visie op de werkvorm steungezinnen, halen we hier kort de belangrijkste elementen aan. De volledige visietekst kan op vraag verkregen worden.
Op basis van de ideeën over steungezinnen die beide verenigingen er op nahielden, kwamen we tot een gezamenlijke visie die werd uitgeschreven in een visietekst. Deze werd later verruimd naar het samenwerkingsverband in Antwerpen. Deze visietekst gebruikten we samen met een korte voorstelling van het project om verenigingen en diensten uitleg te verschaffen over het project en hun medewerking eraan te vragen.
Ten aanzien van mensen in armoede met een beperkt sociaal netwerk beogen we met de werkvorm steungezinnen in de eerste plaats een uitbreiding van hun informeel sociaal netwerk in de sfeer van gewone menselijke contacten die als ondersteunend worden ervaren. Op die manier willen we bijdragen aan het vergroten van de draagkracht van mensen. We zijn van mening dat ook de ruimere omkadering van de betreffende werkvorm hier een invloed op kan uitoefenen. Door het inlassen van gezamenlijke ontmoetingsmomenten tussen gezinnen en steungezinnen kunnen verschillende steunvragers en steungezinnen elkaar leren kennen. Op die manier wordt er ook onrechtstreeks aan netwerkuitbreiding en sociale cohesie gewerkt.
We stelden een draaiboek op met te volgen stappen. Dit werd van in het begin gezien als een werkinstrument dat voortdurend werd bijgesteld naar aanleiding van vorderingen, nieuwe ideeën, knelpunten,… . Er werd afgetast welke verenigingen/diensten/… in het Antwerpse en het Mechelse interesse zouden kunnen hebben in een dergelijk initiatief en op welke mogelijke manieren zij hun medewerking aan het project zouden kunnen verlenen. Dit kon door inhoudelijk mee na te denken over het project, door het project mee bekend te maken, door promotiemateriaal te verspreiden, … .
Een steungezin richt zich in de eerste plaats op het bieden van opvoedingsondersteuning. Het kan daarbij zowel gaan om concrete ondersteuning (uitwisselen van tips en ervaringen, uit de nood helpen bij opvang kinderen, ...) als om indirect leren (nieuwe rolmodellen, spiegelen,...). Het contact met een steungezin kan – via het vertrekken en versterken van positieve krachten die reeds in het gezin aanwezig zijn - mee bijdragen tot een verhoging van het zelfwaardegevoel van de gezinsleden waardoor ze als persoon kunnen groeien en sterker worden. Ten aanzien van de werkvorm ligt de nadruk vooral op preventie. Wanneer er meer gewone relaties zijn met anderen komt dit de draagkracht van kansarme gezinnen ten goede en zullen ze minder snel genoodzaakt zijn zich - al dan niet gedwongen - te wenden tot formele hulpverlening. Een steungezin kan ook ingeschakeld worden in het kader van nazorg, het accent ligt dan op het voorkomen van herval.
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
19
Het is niet de bedoeling om crisissituaties op te lossen. Het preventieve en informele karakter maakt de werkvorm laagdrempelig. De centrale waarden die voor ons verbonden zijn met de werkvorm steungezinnen zijn in de eerste plaats gemeenschappelijkheid en wederkerigheid. Gemeenschappelijkheid houdt niet in dat een steungezin of -figuur per definitie ook zelf kinderen heeft, de gemeenschappelijkheid ligt in de bekommernis om de opvoeding en de toekomst van het kind/de kinderen van het gezin dat ondersteund wordt. Wederkerigheid impliceert geen gelijkheid, de relatie is immers bij aanvang gekenmerkt door ongelijkheid omdat de ene steun vraagt en de andere die biedt. Toch is het belangrijk dat beide partijen zowel geven als nemen, afhankelijk van hun mogelijkheden. Wederzijds respect voor elkaars eigenheid, levenswijze, waarden en normen kan zorgen voor een verruiming van ieders leefwereld. Dit leidt tot solidariteit en ontmoeting tussen gezinnen. Steungezinnen leren kansarme gezinnen kennen als gewone andere ouders met kinderen. Zij krijgen een andere kijk op wat armoede en sociaal isolement betekenen. Gezinnen in armoede leren dat ook in steungezinnen het opvoeden niet altijd vlekkeloos verloopt. Ouders worden erkend en bevestigd in hun ouderrol, het steungezin neemt deze rol nooit over. Steunbieders staan náást steunzoekers.
van de kinderen boven het hoofd als het misloopt. Het vrijwillig engagement houdt ook in dat gezinnen niet moeten betalen voor de steun die ze ontvangen en dat steungezinnen er niet voor betaald worden. Vrijwillig betekent echter niet vrijblijvend. Van zowel steungezinnen als gezinnen wordt verwacht dat ze open staan voor ondersteuning die hen vanuit onze werking geboden wordt, om de kans op slagen te verhogen. De relatie die tot stand komt en de daaruit voortvloeiende geboden of ontvangen steun, vertrekt steeds vanuit deze centrale waarden. Onder ‘steun’ kunnen verschillende dingen worden verstaan. Een steungezin kan, naargelang het engagement dat het wil aangaan, verschillende rollen opnemen (luisterend oor, goede buur, grootmoeder-figuur, vooral praktische steun bieden, …). Er is geen draaiboek dat pasklare antwoorden biedt op situaties die vragen om een oplossing. De inhoud van het begrip ‘steun’ zal daarom in onderling overleg door beide partijen worden ingevuld, afhankelijk van de situatie en ieders noden, wensen en mogelijkheden. Wat de aard van de relatie betreft, is het belangrijk dat beide gezinnen de tijd nemen, en elkaar deze ook geven, om de relatie rustig op te bouwen en niet te overhaasten. Het zal in het begin wat aftasten zijn en opnieuw afhangen van specifieke wensen en verwachtingen. Ook de duur van het engagement wordt door beide partijen onderling bepaald.
Het engagement dat beide partijen aangaan, gebeurt op vrijwillige basis. De consequentie als het fout loopt, is dat het steungezin of de steunzoeker beslist ermee te stoppen waarna er een eind komt aan de onderlinge relatie. Er hangt de gezinnen dus niet rechtstreeks uithuisplaatsing
20
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
5.3 Uitwerken van documenten/ materialen Met het oog op het algemeen bekend maken van ons project, het werven van vrijwilligers, het informeren van steunvragers en het ondersteunen van de steunrelatie, werkten we verschillende documenten en materialen uit. Tijdens het tot stand komen hiervan deden we soms een beroep op een aantal gezinnen die betrokken zijn bij de werking van Centrum Kauwenberg en in het verleden een steungezin hadden, en op een aantal (ex)-steungezinnen. Zij lazen promotiemateriaal na en voorzagen ons van de nodige feedback. We hadden hen, samen met andere gezinnen die in (generatie)armoede leven, graag nauwer betrokken bij de uitwerking van het hele kader. Omwille van het beperkte tijdsbestek bleek dit helaas niet haalbaar. We zetten op een rijtje waarover het precies ging. Nadat we een gezamenlijke visie hadden uitgeschreven samen met een korte voorstellingstekst, ontwierpen we een logo voor het project. Op die manier wilden we de herkenbaarheid vergroten. Dit logo werd later uitgebreid naar het samenwerkingsverband in Antwerpen en geprofessionaliseerd door een grafisch ontwerper. We maakten affiches en flyers op, gericht op het werven van vrijwilligers. Later kwam hier nog een uitgebreidere informatiebrochure voor geïnteresseerde kandidaat-steungezinnen bij. We stelden een folder op voor steunzoekers. Al vrij snel kozen we ervoor om deze niet actief te verspreiden aangezien de interesse van andere diensten en organisaties in steungezinnen erg groot bleek en we ons dus vooral dienden te richten op het werven van steungezinnen. We werkten een aantal documenten uit betreffende de steunrelatie: een leidraad voor het selectiegesprek met
een steungezin, een leidraad voor een gesprek gericht op vraagverheldering met een vraaggezin, een steekkaart gezin (fiche met belangrijkste gegevens zoals telefoonnummer, adres, leeftijd van de kinderen,…), een steekkaart steungezin, een afsprakenblad (tussen gezin en steungezin), een afsprakennota voor vrijwilligers (tussen steungezin en Centrum Kauwenberg of De Lage Drempel), een overzicht met voorbeelden van mogelijke rollen die een steungezin kan opnemen. Dit gebeurde op basis van de eigen ervaringen in Centrum Kauwenberg, de bevraging van gezinnen en steungezinnen en aan de hand van voorbeelden van andere organisaties en diensten. Bij het uitwerken van de betreffende documenten werd rekening gehouden met de eigenheid van beide verenigingen. Daarom werd er bijvoorbeeld voor gekozen om deze documenten zo beperkt mogelijk te houden. Zo wilden we voorkomen dat de relatie te sterk geformaliseerd zou worden. We werkten twee powerpointpresentaties uit, de ene gericht op het werven van vrijwilligers en een andere gericht op het geven van informatie aan organisaties. We stelden een perstekst op. We werkten een informatiestand uit waarmee we op verschillende plaatsen (o.a. in scholen) uitleg gingen geven over het project. We dachten na over een mogelijk vormings- en ondersteuningsaanbod voor steungezinnen en steunfiguren en werkten dit deels uit. We stelden een tekst op om ons ondersteuningsaanbod ten aanzien van vrijwilligers (steungezinnen en steunfiguren) te verduidelijken.
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
21
5.4 Leggen van contacten Zowel in Antwerpen als in Mechelen werden er ruim en intensief contacten gelegd en informatie over het project verspreid. Het leggen van contacten gebeurde via telefoon, e-mail, post en persoonlijke contacten. We maakten daarbij gebruik van de visietekst, voorstellingstekst, flyers, affiches en perstekst. Een greep uit gecontacteerde organisaties: Stad Mechelen, partners van het netwerk opvoedingsondersteuning, De Gezinsbond, Stad Antwerpen, Opvoedingswinkel, centra voor vrijwilligerswerk, Broederlijk Delen – Welzijnszorg, inloopteam, Kind en Gezin, CLB, …
5.5 Werven van vrijwilligers Het werven van vrijwilligers gebeurde op basis van het aangemaakte promotiemateriaal en de gelegde contacten. We trachtten zowel ruim als gerichter en ‘via via’ te werven. Ruim werven gebeurde door het verspreiden van affiches, flyers, brieven, perstekst en door het aanbieden van informatie op de websites en in nieuwsbrieven van beide verenigingen. Daarnaast deden we oproepen via het internet (11.be, vrijwilligerswerk.be, seniorennet, kerknet, stad Antwerpen, Flair, Klasse, armoede.be,...) en in de media (Passe-Partout, De Standaard, Gazet van Antwerpen, De Antwerpenaar, er werd informatie over het project mee verspreid via de persmap bij de opening van de opvoedingswinkel in Antwerpen, Visie, VIVA, Caritas, parochieblad, ...). We namen deel aan het Feest van de Opvoeding in Antwerpen en gingen ‘flyeren’ op grotere evenementen zoals de 50+ beurs. Er verscheen informatie in bibliotheken. We gingen langs bij seniorenclubs, een Via Via reiscafé, centra voor vrijwilligerswerk, Oxfam Wereldwinkels, mutualiteiten, Okra, K&G, ACV, ACW, KWB, KAV, seniorenoverleg, een aantal scholen, huisartsen, ...
22
Gerichter werven gebeurde via contacten die vrijwilligers van beide verenigingen hadden met bijvoorbeeld scholen die als geëngageerd naar voren werden geschoven, persoonlijk aanspreken van eigen kennissen van wie men vermoedde dat ze interesse zouden kunnen hebben in een engagement als steungezin of steunfiguur, vragen aan gekende artsen of ze hierover mensen zouden kunnen aanspreken, … Er werd een driedaagse vorming gevolgd over het organiseren van vrijwilligerswerk (werven, vormen, opvolgen, motiveren en behouden van vrijwilligers) om de opgedane kennis te kunnen aanwenden binnen het kader van het project.
5.6 Kennismaking met het project We dachten er in eerste instantie aan om geïnteresseerde personen die naar aanleiding van een oproep, flyer, … betreffende het project contact met ons opnamen in groep verder te informeren over de precieze bedoeling en onze visie over steungezinnen. Dit gebeurde één keer in Mechelen. Nadien gebeurde dit individueel omdat de vrijwilligers zich druppelsgewijs aanboden. We waren van oordeel dat het te veel tijd in beslag zou nemen indien we zouden wachten met het geven van verdere uitleg over het project tot we een groepje geïnteresseerden bij elkaar kregen. De kennismaking gebeurde een aantal keer aan de hand van de power-point presentatie, andere keren gaven we uitleg zonder deze te gebruiken.
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
5.7 Selectie van kandidaten Wanneer kandidaten na verdere uitleg te hebben gekregen over het project nog steeds interesse tonen, wordt er een afspraak gemaakt voor een ‘selectiegesprek’. Zowel in Centrum Kauwenberg als in De Lage Drempel vroegen een aantal mensen een paar dagen bedenktijd om alles te laten bezinken, anderen wilden het nog eens bespreken met partner en kinderen. In Centrum Kauwenberg gebeurde de ‘selectie’ door De Mutsaard. Dit werd zo afgesproken vanuit het Antwerpse samenwerkingsverband. Hierbij was ook de gezamenlijke projectmedewerkster (kb-de mutsaard) betrokken. Concreet hield dit in dat er na het kennismakingsgesprek nog een tweetal gesprekken volgden waarin onder andere de motivatie en het aanbod van de vrijwilliger werd afgetast. In De Lage Drempel werd ervoor gekozen om de ‘selectie’ te beperken tot één gesprek. Afhankelijk van de kandidaten gebeurde er soms eerst een kennismakingsgesprek (waarin verdere uitleg gegeven werd over het project), soms gebeurde de verdere uitleg en de ‘selectie’ in één gesprek. Vaak betrof het dan mensen die al goed op de hoogte waren van het concept en al geruime tijd hadden nagedacht over een dergelijk contact alvorens contact met ons op te nemen. Deze gesprekken gebeurden door twee personen, om te voorkomen dat er bij twijfel werd beslist op basis van het oordeel van slechts één persoon.
5.8 Het ‘koppelen’ van een gezin aan een steungezin Zodra er een aantal steungezinnen beschikbaar zijn, gaan we na of we deze kunnen ‘koppelen’ aan een gezin dat hiervoor vragende partij is. Om een gezin te kunnen samenbrengen met een passend steungezin proberen we steeds in te schatten of gezinnen en kinderen het goed met elkaar zullen kunnen vinden. De gezinnen kennen we vanuit onze werkingen goed, de steungezinnen enkel op basis van één of een aantal gesprekken die een bepaalde indruk nalaten. Dit gebeurt dus voor een belangrijk deel door het tegen elkaar afwegen van de noden van een bepaald gezin aan het aanbod van de steungezinnen. Dit gaat vaak gepaard met een zeker ‘aanvoelen’. Het is delicaat om er in de plaats van anderen van uit te gaan dat een bepaalde combinatie zou kunnen lukken. We kunnen vooraf niet zeker weten of een relatie al dan niet zal slagen, maar door een zo doordacht mogelijke keuze te maken op basis van verschillende raakvlakken trachten we die kans zo groot mogelijk te maken.
Na dit gesprek/de gesprekken wordt beslist of kandidaten als steungezin of worden opgenomen en worden ze hiervan op de hoogte gesteld.
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
23
5.9 Opstart van de steunrelatie
5.10 Opvolging en vorming
Wanneer we denken een gepast steungezin of een gepaste steunfiguur te hebben gevonden voor een bepaald gezin of een bepaalde jongere, brengen we beide hiervan op de hoogte. De contactpersoon maakt een afspraak met beide gezinnen, zodat deze elkaar kunnen leren kennen. De contactpersoon is bij deze kennismaking aanwezig, vooral als vertrouwensfiguur voor het gezin. De kennismaking tussen beide gezinnen kan bij één van de gezinnen thuis gebeuren of op ‘neutraler terrein’. Vaak is dit afhankelijk van de plaats die voor het steunvragende gezin als het meest veilige wordt aangevoeld. Tijdens deze eerste ontmoeting worden een aantal kleine formaliteiten in orde gebracht, zoals het uitwisselen van adresgegevens tussen de gezinnen, het kort op papier zetten van wensen en verwachtingen van beide partijen en het maken van een aantal concrete afspraken zoals de manier waarop de gezinnen contact met elkaar zullen opnemen (bijvoorbeeld het sturen van een sms omdat dit goedkoper is dan telefoneren, …). Hiervan wordt geen dossier opgemaakt. Naast het belang van het maken van die eerste praktische afspraken zijn deze formaliteiten ook een goed hulpmiddel om het ijs te breken. In eerste instantie is het immers niet altijd gemakkelijk om een gezamenlijk gespreksonderwerp te vinden. Het vooraf maken en op papier zetten van een aantal algemene afspraken geeft mensen soms een veiliger gevoel. Ze worden aan beide gezinnen bezorgd en indien nodig kan hiernaar worden teruggegrepen in het geval er zich misverstanden zouden voordoen. Het kan soms het bespreekbaar maken van een bepaalde frustratie of ongemak vergemakkelijken.
Het opvolgen van zowel gezinnen als steungezinnen zien we als een proces dat samen met het hechter worden van de steunrelatie verandert.
24
De contactpersoon volgt beide gezinnen aanvankelijk van erg nabij op. Met de gezinnen die deelnemen aan onze werking hebben we regelmatig contact. In de beginperiode spreken we hen, na elke afspraak die ze hebben gehad met hun steungezin, aan om te informeren hoe het contact verlopen is. Het steungezin of de steunfiguur bellen we na elk contact met het gezin op met dezelfde vraag. Op die manier kunnen we kort op de bal spelen wanneer de steunrelatie niet zo vlot op gang zou komen en ondersteunen we deze tot ze sterk genoeg is om op zichzelf verder te groeien. Van dan af treedt de contactpersoon meer naar de achtergrond. Er wordt niet meer na elk contact naar het steungezin getelefoneerd en de contacten met de gezinnen binnen de werking zijn hierover niet meer zo uitgebreid. De contactpersoon blijft wel voor beide partijen beschikbaar. Wat specifieke ondersteuning van de steungezinnen betreft hadden we verder het idee om hen op geregelde tijdstippen samen te brengen om onderling ervaringen te kunnen uitwisselen. Op die manier zouden beide groepen over hun steunrelatie kunnen uitwisselen omdat ook de gezinnen dit spontaan doen wanneer ze naar de werking komen. Uit bevraging van de eerste kandidaat-steungezinnen bleek dat ze dit als erg waardevol beschouwden. Het op geregelde tijdstippen samenkomen biedt bovendien de kans om uitval van kandidaten die niet onmiddellijk aan een gezin kunnen worden gelinkt te voorkomen. Anderen gaven nadien echter aan hier minder nood aan te hebben omdat het de relatie in zekere zin toch ‘formeler’ maakt. Een aandachtspunt is bovendien dat er dan opnieuw óver mensen gesproken wordt. Toch lijkt het ons waardevol om ook steungezinnen de kans te geven om hun ervaringen te delen. Vaak zijn de leefwerelden van henzelf en de gezin-
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
nen die ze ondersteunen immers zo verschillend dat ook zij hier nood aan kunnen hebben. Wanneer er voldoende openheid is naar de gezinnen toe en hen voldoende uitleg wordt gegeven over het waarom van een dergelijke uitwisseling tussen steungezinnen onderling, kan deze worden opgestart zonder hen te benadelen. Over het al dan niet van start gaan met dergelijke uitwisselingsmomenten kunnen er, samen met de groep steungezinnen en steunfiguren die er op een bepaald moment is, afspraken gemaakt worden. We dachten er aanvankelijk aan om te starten met een vorming over kansarmoede voor de kandidaat-steungezinnen die er reeds waren en dus voor hun eerste contact met de gezinnen. Dit biedt de mogelijkheid mensen voor te bereiden op hun engagement.
ken aan bepaalde situaties die verdere verduidelijking behoeven, afhankelijk van de nood die gezin of steungezin hieraan hebben en steeds in samenspraak met hen beide. Een aantal keer per jaar in volledige groep samen komen vonden zowel steungezinnen als gezinnen die we erover bevroegen een goed idee. Met alle ‘partijen’ samen komen biedt bovendien de mogelijkheid om met elkaar te spreken in plaats van over elkaar. Daarom willen we net zoals dat vroeger in Centrum Kauwenberg gebeurde, opnieuw jaarlijks een gezamenlijke dag voor gezinnen in armoede en hun steungezinnen organiseren. Deze dag zien we als een combinatie van vorming en ontspanning. Het proces is nog niet voldoende ver gevorderd, maar we blijven het meenemen als een idee voor in de toekomst.
Anderzijds ontneem je zowel henzelf als de gezinnen waarmee ze zullen worden ‘gelinkt’, de kans om het contact onbevangen aan te gaan. En ook dat biedt net veel mogelijkheden. Door voor dit laatste te kiezen wordt aan mensen de mogelijkheid geboden om elkaar eerst te leren kennen waarna ervaringen die men moeilijk kan plaatsen nadien eventueel alsnog verder kunnen worden toegelicht. Uiteraard met voldoende oog voor privacy en respect ten aanzien van de gezinnen. Beide manieren hebben wellicht voor- en nadelen, net zoals dat geldt voor het al dan niet op regelmatige basis uitwisselen van ervaringen in groep door de steungezinnen. Wij bespraken uiteindelijk een aantal kenmerken van kansarmoede tijdens de kennismakings- en selectiegesprekken en zullen een aantal vormingsmomenten organiseren zodra het proces wat verder staat en mensen al effectief concrete ervaringen hebben opgedaan. Uiteraard worden steungezinnen en gezinnen wel van bij het begin individueel ondersteund en wordt er voldoende aandacht geschon-
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
25
5.11 Evaluatie van de steunrelatie Door de opgestarte steunrelaties op te volgen wordt er in feite voortdurend tussentijds geëvalueerd en kan er worden bijgestuurd indien nodig. Bij een steunrelatie die in Mechelen werd opgestart, vernam de contactpersoon via telefonisch contact met beide partijen dat de eerste afspraken tussen een alleenstaande moeder en haar steunfiguur een aantal keer werden afgezegd door de eerste. Daarop werd er een gesprek gevoerd met de alleenstaande moeder en werd haar gevraagd of zij het contact met haar steunfiguur nog zag zitten. Zij gaf aan dit contact erg graag te zien verder gaan maar had - vanuit ervaringen in het verleden - schrik dat dit door haar steunfiguur zou worden stopgezet. Er werden samen een aantal mogelijke oplossingen overlopen en de vrouw in kwestie vond het een goed idee dat de contactpersoon zou telefoneren naar haar steunfiguur om de situatie een beetje uit te leggen. Deze begreep daarop beter waarom de vorige afspraken per sms werden afgezegd en belde zelf naar de betreffende moeder om voor te stellen in het park af te spreken. Die laatste was erg blij met dit telefoontje en met het voorstel. Voor haar werd de drempel hierdoor een stuk lager omdat ze dit meer als ‘neutraal terrein’ beschouwde. De volgende afspraak ging door in het park en de keer daarna spraken beide vrouwen bij de steunfiguur thuis af, samen met de kinderen. Voor beide vrouwen en hun kinderen werd dit een leuke samenkomst waarna ze het beide niet meer nodig vonden na elke volgende afspraak te worden gecontacteerd door de contactpersoon. We hadden het gevoel dat ze zich nu veilig voelde bij haar steunfiguur en het gevoel had dingen die niet zo vlot zouden lopen rechtstreeks met haar te kunnen bespreken. Er werd afgesproken dat beide steeds een beroep op ons konden blijven doen indien dit in de toekomst nodig zou zijn.
5.12 Poging tot financiële verlenging en structurele inbedding van het project Van meet af aan was het duidelijk dat de periode waarover het project liep erg kort was. We gingen daarom op zoek naar manieren om het project financieel te verlengen. Vanuit beide samenwerkingsverbanden - De Lage Drempel en Centrum Kauwenberg enerzijds en Centrum Kauwenberg, stad Antwerpen en De Mutsaard anderzijds - werd er een platform steungezinnen opgericht. De bedoeling hiervan was op zoek te gaan naar de mogelijkheid tot structurele inbedding van het concept steungezinnen op hoger niveau. Buiten de leden van beide samenwerkingsverbanden waren hierbij betrokken: Provincie Antwerpen, Kind en Gezin, Stad Mechelen, dienst Jongeren en Preventie (Mechelen). We dienden verschillende bijkomende projectaanvragen in, in een poging om het bestaande project te verlengen. Het aantal ingediende subsidiedossiers bleek telkens erg hoog en geen van deze aanvragen werd positief beantwoord. In Vanhee (2004) vinden we bevestiging van de noodzaak aan en tegelijkertijd afwezigheid van voldoende financiële ondersteuning voor een degelijke uitbouw van een steungezinnenwerking. Zij vermeldt “de vaak precaire, onzekere financiering van projecten die de werkvorm ‘steungezinnen’ inrichten en begeleiden. Vaak worden zij enkel experimentele of tijdelijke subsidies toegekend. Het is duidelijk dat een financiële erkenning een noodzakelijke voorwaarde is voor het voortbestaan en ontwikkelen van deze waardevolle vorm van ondersteuning.” (p64)
Vooraf werd er afgesproken elke steunrelatie grondige te evalueren na 1 jaar. Aangezien die tijdsperiode nog niet verstreken is, gebeurde dit nog niet.
26
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
6. Onze conclusies
We zijn nu een jaar later. Het project is ten einde, de gehoopte positieve spiraal op financieel vlak kwam er niet. We hebben een stuk van de vooraf uitgestippelde weg afgelegd maar we zijn er nog niet. Hebben de geleverde inspanningen iets opgeleverd of waren ze tevergeefs? We maken de balans op. De Lage Drempel en Centrum Kauwenberg kwamen onderling tot een vruchtbare samenwerking. De fysieke aanwezigheid van de projectmedewerkster op beide locaties bood bijkomende mogelijkheden om bij de uitwerking rekening te houden met de eigenheid van beide verenigingen en het verschil in context. We hebben het afgelopen jaar een kader kunnen scheppen en materiaal kunnen uitwerken waarmee we ook effectief aan de slag zijn gegaan. We beschikken nu over recent materiaal waarmee we kunnen verder werken. Heel wat Mechelse en Antwerpse organisaties uitten het afgelopen jaar hun interesse in een steungezinnenwerking buiten de hulpverlening waarbij mensen op een gewone manier door een ander gezin ondersteund worden. We hebben bewust geen steunvragers gerecruteerd omdat we de eerste maanden al merkten dat we hierdoor anders overdonderd zouden worden en hen niet direct een oplossing zouden kunnen bieden. We menen dan ook te mogen stellen dat er een reële nood is aan dergelijke initiatieven. Na het uitwerken van het kader boden er zich, over een wervingsperiode van een 6-tal maanden, 13 kandidaten aan in Mechelen en 15 in Antwerpen22. Hieruit menen we te mogen besluiten dat er ook langs de zijde van potentiële vrijwilligers interesse bestaat in een dergelijke initiatief en zij bereid gevonden kunnen worden om hieraan deel te nemen. Een groep gezinnen met een nood aan informele onder22 Samen met samenwerkingsverband in Antwerpen
steuning enerzijds en het aanbod van potentiële steungezinnen anderzijds leiden echter niet direct tot een evenredig aantal steunrelaties. Er moet immers een juiste ‘match’ gemaakt kunnen worden. Dit is een kwestie van te wachten op de kandidaten met het juiste ‘profiel’. Er is dus tijd nodig om in een eerste periode voluit op zoek te gaan naar de juiste wegen om de juiste potentiële vrijwilligers te kunnen bereiken en op basis daarvan een ‘poel’ van vrijwilligers te kunnen samenstellen. Pas daarna kunnen de gezinnen aan elkaar worden gekoppeld. Ook vanuit verschillende andere steungezinnenwerkingen stelt men een tekort aan tijd en middelen vast om voldoende te kunnen investeren in het vinden van de betreffende steungezinnen om de werking draaiende te houden en, eenmaal gevonden, hen de nodige vorming en ondersteuning te (blijven) bieden. Moeten werken binnen een kortlopend project met beperkte middelen biedt op dit vlak heel wat nadelen. De werkingstijd was te beperkt (halftijdse werkkracht om het project op twee plaatsen binnen het jaar op te zetten: uitwerken kader, materialen, leggen van contacten, werven, en effectief opstarten). Eenmaal het jaar om was en de resultaten op gang begonnen te komen moesten we er omwille van een gebrek aan verdere financiering mee stoppen. In Mechelen zagen we ons daardoor genoodzaakt om aan 5 goede kandidaat-steungezinnen te laten weten dat hun aanbod erg geapprecieerd werd maar we het project noodgedwongen dienden stop te zetten. Bij tijdelijke projecten dient er van meet af aan te worden geïnvesteerd in het structureel verankeren van een bepaald concept, of minstens in het bekomen van een verlenging van het project, om dergelijke situaties te vermijden. Op basis van beperkte middelen en een beperkt tijdsbestek is dit echter niet evident. Enerzijds dient alle energie te gaan naar het uitwerken van een effectieve werking, terwijl er tegelijkertijd volop gezocht dient te worden naar mogelijkheden tot financiering. Dit leidt tot de patstelling dat je
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
27
moeilijk iets kan ‘verkopen’ dat er nog niet is terwijl alle energie in de concrete uitwerking moeten steken leidt tot de teloorgang van een effectief opgestarte werking omdat er geen tijd is om op zoek te gaan naar wegen om ze structureel te verankeren. Een bijkomende moeilijkheid is dat er tijdens de zoektocht naar financiële ondersteuning vaak gestoten wordt op vereist cijfermateriaal. Kwaliteit en kwantiteit zijn echter geen synoniemen. Binnen een dergelijk project kan men geen hoge cijfers verwachten. Aantallen zeggen niet steeds alles. Het project moet kunnen groeien, snel resultaten willen boeken kan de hele werking hypothekeren. Een laatste belangrijke conclusie die we hier willen aanhalen is dat het hele project naar ons gevoel te sterk van bovenaf ontstond. Er waren mensen van onze werkingen betrokken bij de uitwerking ervan door bijvoorbeeld feedback te geven op promotiemateriaal en hun ervaringen en bedenkingen met ons te delen. We spraken ook over de werkvorm steungezinnen op een Grote Samenkomst23 van APGA en discussieerden hierover met deelnemers van de verschillende verenigingen. Toch was de betrokkenheid van mensen in armoede aan dit project veel beperkter dan we vooraf hadden gewild. Dit was het resultaat van de beperkte tijd waarover we beschikten.
23 Forumvergadering waarin alle Antwerpse verenigingen waar armen het woord nemen met hun leden samenkomen
28
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
7. Tot slot: hoe nu verder?
Binnen De Lage Drempel in Mechelen kan het project steungezinnen niet worden verdergezet. Deze vereniging draait buiten één betaalde werkkracht volledig op vrijwilligers. De huidige vrijwilligers hebben allen reeds hun taak binnen de werking. Om het betreffende project verder uit te bouwen is er voldoende tijdsinvestering vereist, een voorwaarde die men momenteel niet kan inlossen. De Lage Drempel blijft wel volledig achter het concept steungezinnen staan. Zij hopen dat een dergelijk project in de toekomst alsnog kan worden uitgebouwd, zij het op basis van voldoende middelen zodat de kans op slagen en op continuïteit verhoogt. Binnen Centrum Kauwenberg zal de steungezinnenwerking wel worden verder gezet, ongeacht het al dan niet verderzetten van de middelen die verkregen worden via het samenwerkingsverband in Antwerpen. Binnen Kauwenberg kan het project momenteel worden ingebed in de huidige werking. We blijven uit gaan van de waarde en de werkbaarheid van het concept en willen het de nodige tijd geven om te kunnen groeien. We blijven dus rotsvast overtuigd van het concept en de werkvorm steungezinnen en wat dit kan betekenen voor gezinnen die er alleen voor staan. Het afgelopen jaar bleek zowel de nood van gezinnen – zowel binnen als buiten onze verenigingen - aan een dergelijk initiatief als de bereidheid van potentiële vrijwilligers om hierin mee te gaan. We blijven hopen op een positief signaal vanuit het beleid ter ondersteuning van deze waardevolle werkvorm.
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
29
30
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
Bronnen
De Boyser, K. & Levecque, K. (2007), Armoede en sociale gezondheid: een verhaal van povere netwerken? In J. Vranken, G. Campaert, K. De Boyser & D. Dierckx (red.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2007. Leuven/Voorburg: Acco, pp. 167-178. Driessens, K. & Van Regenmortel, T. (2006). Bind-kracht in armoede. Boek 1. Leefwereld en hulpverlening. Lannoo Campus, Leuven. Vanhee, L. (2007). Weerbaar en broos. Mensen in armoede over ouderschap. Een verkennende kwalitatieve studie in psychologisch perspectief. KULeuven, Leuven. Vanhee, L., Demeyer, B., & Corveleyn, J. (2004). De bijzondere kracht van het gewone? Over steungezinnen en andere vormen van georganiseerde nabijheid. Intern rapport van een exploratief onderzoek naar sociale steun. KULeuven, Leuven. Vanhee, L., Laporte, K., & Corveleyn, J. (2001). Kansarmoede en opvoeding: wat de ouders erover denken. Mogelijkheden en moeilijkheden in het opvoedingsproces bij kansarme gezinnen. Leuven/Apeldoorn: Garant. Van Regenmortel, T. (2002). Empowerment en maatzorg: een krachtgerichte psychologische kijk op armoede. Leuven: Acco. Eindverslag project Steungezinnen Tienen
De citaten die in dit document werden opgenomen, komen van mensen die deelnemen aan de werking van Centrum Kauwenberg vzw.
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
31
Met dank aan de Nationale Loterij
32
Eindver sl ag projec t steunge zinnen – Centrum K auwenberg v z w & De L age Drempel v z w
Centrum Kauwenberg vzw, Korte Winkelstraat 1, 2000 Antwerpen 03/232 72 96 | www.kauwenberg.be |
[email protected] De Lage Drempel vzw, Onze-Lieve-Vrouwestraat 43, 2800 Mechelen 015/34 43 77 | www.armoede.be/delagedrempel |
[email protected]
:<EKILD B8LN<E9
MQN