Project Zorg voor beter
Sociale participatie Amsterdam Nieuw West
Judith Klaasse en Hanneke Eeken HVO Querido 2009
1
Inhoudsopgave
Pagina 3 5 8 9
Inleiding Procesbeschrijving Bijeenkomsten en contacten Conclusie en aanbevelingen
Bijlagen: Pagina 10 14 15
Landelijke meetresultaten PDSA formulier Netwerkcirkel
2
Project sociale participatie in samenwerking met het Trimbos instituut 2007-2008 BWW-Nieuw West
Inleiding De Rijswijk en BBW-Nieuw West zijn gevraagd om mee te werken aan het project Zorg voor beter van het Trimbos instituut. Het Zorg voor beter project zoals het Trimbos instituut het omschrijft: “Mensen met psychiatrische problemen of verstandelijke of lichamelijke beperkingen verkeren vaak in een sociaal isolement. Velen van hen vinden moeilijk aansluiting bij anderen en blijven wat sociale participatie betreft achter bij andere burgers. Zij lopen een hoger risico om buitengesloten te worden. Een goed sociaal netwerk geeft meer kwaliteit van leven. Bovendien kan zo’n netwerk helpen om problemen beter de baas te zijn, of om te relativeren. Het Verbetertraject Sociale participatie biedt organisaties in de geestelijke gezondheidszorg, de maatschappelijke opvang en de verstandelijk gehandicaptensector gerichte ondersteuning bij het vergroten van de sociale participatie van hun cliënten. Door deel te nemen aan het Verbetertraject Sociale participatie leren deelnemers hoe zij het sociaal isolement onder hun cliënten helpen verminderen. U werkt samen met cliënten aan een blijvend netwerk van contacten dat niet alleen de eenzaamheid bestrijdt, maar cliënten ook in een betere relatie brengt met anderen in de samenleving”. Een 13 tal instellingen door het hele land inclusief HVO-Querido hebben in samenwerking met het Trimbos-instituut stil gestaan bij dit onderwerp en onderzocht wat mensen nodig hebben om een sterker netwerk te ontwikkelen en minder een gevoel van eenzaamheid te ervaren. Vanuit de startfase zou bij de Rijswijk het accent liggen op familiecontacten en in BBW-Nieuw West zijn wij ons gaan richten op de cliënt en zijn/ haar wijk. Zo zijn we begonnen aan dit project onder leiding van Jan Jumelet. De medewerkers van de Rijswijk zijn Ton Jeup en Gina de Wit. Steffie Lavalette kwartiermaker van de afdeling dagbesteding en een tweetal cliënten uit de CCR.Chris Wolfrat en Frans van den Bos, namen deel aan
3
onze gezamenlijke bijeenkomsten en uitstapjes naar het Trimbos-instituut in Utrecht. Regelmatig zijn we als volledige projectgroep samen gekomen en ook als subgroep hebben we regelmatig bijeenkomsten gehad met Jan Jumelet. Participeren is niet altijd even gemakkelijk. We stelden de vragen: hoe participeer je en hoe verklein je het gevoel van eenzaamheid, wat werkt en wat niet? Met deze vragen hebben wij ons het afgelopen jaar bezig gehouden We hebben onderzocht hoe groot de eenzaamheid is binnen ons cliënten bestand. Vijf cliënten waren bereid om mee te werken aan het project. Deze cliënten gaven aan dat ze graag wilden werken aan een verbetering in hun participatie, of meer binding met de buurt. Wat ons voornamelijk is bijgebleven is dat het belangrijk is om de doelen klein te houden. De uitdaging is er achter te komen wat de wens van de mens is en vandaar uit met creativiteit een goede aansluiting te vinden. Ook zijn we geïnspireerd geraakt om buiten de kaders te gaan kijken. Elk klein succesverhaal van één individu was een overwinning op zich. Naar mate het project vorderde is gebleken dat ons doel al meer het vergroten van sociale participatie werd voor al onze cliënten in plaats van alleen die vijf die in eerste instantie mee deden. Door het team bij het project te betrekken en meer om ons heen te gaan kijken probeerden we dit te bereiken. Het contact loopt af met het Trimbos instituut. Maar dit wil niet zeggen dat het project afgelopen is. We zijn ons er namelijk bewust van geworden dat het een proces is wat net is aangewakkerd en wat vervolgd kan worden, mits het de aandacht krijgt en de juiste benadering van de medewerkers.
Judith Klaasse en Hanneke Eeken
4
Procesbeschrijving
Puntsgewijs is hieronder beschreven wat de ontwikkelingen van afgelopen jaar binnen ons project zijn geweest. 1. Vragenlijsten. Door middel van een vragenlijst hebben we onderzoek gedaan naar de belangstelling onder onze cliënten om mee te werken aan het project. Alle medewerkers hebben deze lijsten laten invullen door hun cliënten. Er waren een aantal mensen bereid mee te doen. We hebben er hier 5 van uitgekozen. 2. Netwerkcirkels Met deze mensen hebben we een netwerkcirkel in kaart gebracht; het sociale netwerk inzichtelijk gemaakt met behulp van netwerkcirkels en eenzaamheidslijsten. Deze hebben we doorgestuurd naar het Trimbos instituut en zij hebben dit vastgelegd in cijfers. Zie bijlage bladzijde 15 3. PDSA Aan de hand van Plan Do Study Act (PDSA) hebben we al onze acties en plannen omschreven en concreet gemaakt. Hierdoor werden we gedwongen om na te denken over in welke stappen we iets aan gingen pakken, maar ook wat we zouden doen als iets niet werkte. Dit laatste is erg waardevol gebleken. Zie bijlage bladzijde 14
4. Individuele klanten Met onze individuele klanten hebben we doelen vast gesteld die mogelijk hun eenzaamheid zouden doen afnemen. We hebben veelal de activiteiten uitgebreid. Het vereiste creativiteit en een open houding van de begeleider om er samen met de klant achter te komen wat de mogelijkheden zijn. Om een voorbeeld te geven, een klant vertelt in een gesprek dat hij boodschappen wilde doen voor een buurman die deze dienst afwees. De uitdaging was om een buurtgenoot te zoeken die er wel gebruik van wilde maken. Dicht bij huis, gebruik maken van de kwaliteit van de klant en nog iets betekenen voor de maatschappij ook. Vanuit deze situatie is het mogelijk om de klant in de buurt te participeren en zich mogelijk minder eenzaam te voelen. En ook bij dit voorbeeld; van het één kan het ander komen. Nieuwe vrienden maken kan nooit een doel op zichzelf zijn, maar door middel van een actie waar de klant zich aan vast kan houden kan er wel mogelijk een contact uit voort vloeien. 5. Teambespreking We hebben het onderwerp besproken in ons team en het blijkt dat ons team redelijk actief is in het begeleiden van cliënten naar dagbesteding en het vergroten van het netwerk. We merken wel op dat het aanbod van activiteiten voornamelijk binnen de GGZ plaats vindt. We hebben
5
gebrainstormd over het reguliere aanbod en over mogelijkheden buiten de kaders (bijvoorbeeld de hond uitlaten van de buren). Wanneer we denken aan integratie in de buurt zou een aandachtsfunctionaris hier goed bij aansluiten om ons te profileren en om zich continu bezig te houden met netwerken. Ook willen we dit jaar met het team een visie ontwikkelen over familiecontacten binnen de beschermde woonvorm. We hebben gemerkt dat het ‘naar binnen’ halen binnen Noordzijde van familie of een activiteitbegeleider een aansporing kan zijn om de stap naar buiten te maken. Zo denken we dat door mensen binnen noordzijde uit te nodigen, o.a. familie, dit de stap kan verkleinen om het contact met anderen aan te houden of uit te breiden. We hebben een plattegrond opgehangen in de gang van ons kantoor in Osdorp met de vraag of alle medewerkers de activiteiten die buiten de GGZ vallen te noteren. Op deze manier willen we elkaar op de hoogte brengen van nieuwe interessante activiteiten binnen het reguliere aanbod om elkaar daarin te inspireren. Tot nu toe werkt het nog niet optimaal. We moeten dit nog met elkaar evalueren. 6. Vraag en aanbod Omdat cliënten het soms moeilijk vinden om alleen naar een activiteit te gaan, bedachten we een ander bord met contactadvertenties. We proberen hiermee onze klanten met elkaar in contact te brengen. Een succesverhaal is het contact dat een bewoner van Noordzijde inmiddels heeft met een ambulante klant. Ze bouwen een vriendschap op en voelen zich al minder eenzaam. Het blijkt namelijk ook dat als mensen met elkaar iets ondernemen dat ze het als minder angstig ervaren. Ook kunnen cliënten die op zoek zijn naar iemand om zich nuttig voor te kunnen maken en cliënten die ergens hulp bij nodig hebben elkaar vinden. 7. De buurt verkennen We zijn de buurt Slotermeer/Geuzenveld ingegaan met als doel te onderzoeken wat er in de buurt te doen is. Hieruit kwam meteen een bruikbaar contact. We liepen een buurtservicepunt binnen en maakten contact met een buurtmedewerker die ook probeert de mensen in de buurt te leren kennen en met elkaar in contact te brengen. Ze hebben er een ruimte die we mogen gebruiken. We leerden hieruit dat het ‘zomaar’ ergens op afstappen werkt, van het één komt het ander. 8. Andere buurtcontacten We komen er achter dat de wijken in Amsterdam meerdere initiatieven kennen zoals het Wijkweb. Dit is een internetsite voor de wijk en die door de wijkbewoners zelf wordt beheerd. Elk stadsdeel heeft een wijkweb coördinator die op het stadsdeel werkt en mogelijkheden faciliteert voor activiteiten die de wijkbewoners zelf bedenken. Het contact is gelegd en er wordt gekeken of er een samenwerking kan ontstaan. Inmiddels is het ook duidelijk dat wijkweb in een woonhuis
6
wordt gevestigd midden in onze wijk. Hier wordt koffie geschonken en er worden cursussen gegeven. 9. Cliëntencommissie ambulant Binnen het beschermd wonen kennen we al jaren een cliëntencommissie. We zijn bezig om ook een commissie te vormen die de ambulante klanten vertegenwoordigd. We zijn net gestart en denken aan het maken van een krantje voor de ambulante cliënten. Vraag en aanbod, informatie, enz. Het idee is om een of meerdere pagina’s in de bestaande nieuwsbrief te maken, met als redactie de bewonerscommissie, zowel ambulante als beschermd wonen cliënten kunnen hieraan meewerken. We hebben al veel ideeën voor deze pagina’s. 10. Rehabilitatie(cursus) De rehabilitatie cursus is gestart buiten het project “sociale participatie”om, maar het gebruiken van deze methodiek kan helpen om de sociale participatie van de cliënt te versterken. De verantwoordelijkheid bij de cliënt laten die geprikkeld wordt om vooruit te gaan door middel van een samenwerking met de begeleider. Aansluiten bij de cliënt, stap voor stap, uitgaan van de kwaliteiten van de klant, dichtbij huis, buiten de kaders enz. De persoon die deze cursus geeft is Ingrid van het Hof en ze gaat het komende jaar een paar keer deelnemen aan onze cliëntbesprekingen om de methodiek nog meer te ondersteunen. Bij rehabilitatie denken we ook aan het gebruiken van de sterke punten van een persoon, wat ook ervaringsdeskundigheid kan zijn. Zo is een ambulante cliënt begonnen als betaalde kracht achter onze receptie voor 1 dag per week. Binnen de stichting hebben we gemerkt dat het inzetten van cliënten nog in de kinderschoenen staat, maar dat er wel ingezet wordt op een uitbreiding hiervan door het starten van een TOED-opleiding en het open staan voor ideeën rondom het onderwerp ervaringsdeskundigheid. Op Noordzijde zijn er bijeenkomsten met de bewoners en Ingrid georganiseerd om te praten over de verhuizing en werkgroepjes te vormen, de bewoners mogen zelf beslissingen nemen en worden actief in het meewerken en meedenken over naderende verhuizing.
7
Bijeenkomsten en contacten In totaal zijn er drie bijeenkomsten geweest in Utrecht waarbij het Trimbos instituut informatie heeft gegeven, begeleiding heeft gegeven, bemiddeling heeft verzorgd tussen verschillende instanties in Nederland, gegevens verzameld en omgezet in meetresultaten. Hier kwamen alle andere projectgroepen uit het land bij elkaar en hebben we evaringen uitgewisseld en ideeën opgedaan We hebben ook congressen bezocht betreffende dit onderwerp zoals rehabilatiecongressen, participatiemarkt. Er is contact geweest met iemand van de GGZ Alkmaar die ook aanwezig was bij de dag georganiseerd door HVO Querido over dagactiviteiten. Hierdoor kregen we informatie over de netwerktafel die daar is opgezet. Ook hebben we met RIBW KAM contact gehad over de daar pas opgezette bemiddelingsbureau voor cliënten, er is daar iemand aangenomen om zich hiermee bezig te houden. Verder is er contact geweest met iemand van wijkweb en steunpunt wonen. Door deze contacten en bijeenkomsten hebben we gemerkt dat we door netwerken op ideeën komen en er samengewerkt kan worden, er zijn meer mensen bezig met onze doelgroep en het zelfde doel.
8
Conclusie en aanbevelingen Na een jaar intensief met dit onderwerp bezig zijn geweest hebben we een aantal aanbevelingen op papier gezet.
1. Doorzetten van de rehabilitatietraining. Dit adviseren wij voor heel de stichting. Visie gericht op de kwaliteiten die een mens heeft en naar het gezonde deel van de mens kijken. In deze training willen we dan aandacht voor het stuk participatie in de buurt en vergroten van netwerk. Hoe doe je dit en wat kunnen we hier nog over leren? Ingrid van het Hof deelt mede in de cliëntbesprekingen om te methodiek te waarborgen. 2. Een kwartiermaker/ medewerker participatie of dagbesteding (aandachtsfunctionaris) binnen het team voor Amsterdam West, die de buurt kent, bruggen kan bouwen, activiteiten buiten de GGZ opzoekt, contacten in de buurt legt, medewerkers inspireert, kortom die ons proces voort kan zetten. Hier zijn uren voor nodig, ten minste 2 dagen per week. Wij zijn begonnen met dit proces, maar zien de noodzaak in van meer tijd of een nieuwe functie. 3. Voortzetting van het vormen van de cliëntencommissie ambulant. 4. Tijd creëren om het krantje te maken, vergaderingen bij te wonen met de commissie, ruimte om dit te doen, uiteindelijk het overdragen aan cliënten en of een werknemer. Geld voor de cliënten die meedoen in de commissie en faciliteiten om dit alles mogelijk te maken. 5. Het onderwerp terug laten komen in vergaderingen. Visie ontwikkelen over sociale participatie binnen het team. Zoals: Hoe gaan we familie betrekken bij beschermd wonen en begeleid wonen?
Ten slotte We vonden het leuk om te zien dat er vooruitgang werd geboekt, wanneer je aandacht besteedt aan sociale participatie. We zijn heel benieuwd nu we het pad betreden van de sociale participatie wat we allemaal tegen kunnen komen. Wanneer je je routine loslaat en nieuwe wegen durft in te slaan kom je tot ontdekkingen en mogelijkheden die je eerder niet voor mogelijk hebt kunnen houden.
Bijlagen: 3 9
november 2008
Eindresultaten Verbetertraject Sociale Participatie Doelen 1. Verbetering sociale netwerk van cliënten 2. Cliënten hebben meer het gevoel erbij te horen of ervaren minder eenzaamheid
Meten Uitkomsten meten vormt een belangrijk onderdeel van Zorg voor Beter. In het Verbetertraject Sociale Participatie (SPAR) meten we of mensen een groter of beter netwerk hebben gekregen en (daardoor) meer het gevoel hebben gekregen dat ze ‘erbij horen’. Het meten heeft op drie manieren plaatsgevonden: 1) kwantitatief: netwerkvragenlijst en eenzaamheidsschaal; 2) kwalitatief: de netwerkcirkel en individuele verhalen; 3) volgen van het proces. Dit rapport is beperkt tot het kwantitatieve meten. Dertien van de veertien deelnemende teams hebben gegevens over de beginmeting ingeleverd (zie rapport “Tussenresultaten”). Negen teams hebben een nameting ingeleverd. In dit rapport beschrijven we de (voorlopige) eindresultaten.
Deelnemers Tabel 1
Aantal deelnemers
Team / instelling GGZ NML Gemeente Bladel (MSS) De Geestgronden RIBW ZWWF Bouman GGZ GGNet HVO Querido JellinekMentrum Lentis RIBW Zwolle RADAR Syndion GGZ Buitenamstel Totaal 13 teams
Voormeting aantal deelnemers 6 19 10 15 22 8 10 5 10 6 4 59 19 193
Nameting aantal deelnemers* 6 19 4 10 10 1 7 4 20 81
*Vier teams zijn nog niet toegekomen aan het afnemen van de nameting
Figuur 1
Sekseverdeling
SPAR-groep
57,5 %
42,5 %
57 %
42 %
10
Sociaal netwerk Tabel 2
Percentage cliënten waarvoor aantal netwerkleden of frequentie van contact is veranderd t.o.v. voormeting
Indicator
SPAR-groep
%
Aantal netwerkleden
Omhoog
39
Gelijk gebleven
34
Omlaag
27
Omhoog
63
Gelijk gebleven
11
Omlaag
26
Frequentie contacten
Figuur 2
Verdeling netwerkleden van SPAR-groep naar soort relatie
Voormeting
Nameting
4% 4%
5%
2%
4% 2%
familie
5%
33%
professional vriend of vriendin
4% 40%
12%
kennis
14%
anders collega buren 17%
15%
20%
partner
19%
Figuur 3
Percentage mensen met meer dan maandelijks contact met tenminste één familielid, vriend(in)/ kennis of buurman
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Familieleden Vrienden of kennissen Buren
Gemiddelde SPAR groep SPAR groep Nederlander* voormeting nameting *Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (2004)
11
Eenzaamheid Figuur 4
Mate van eenzaamheid SPAR-groep in vergelijking tot normgroep in percentages*
Voormeting SPAR-groep Nederlandse bevolking*
Nameting SPAR-groep 21%
20%
24%
10%
24%
20%
70% 55%
56%
Niet eenzaam (score 0,1 of 2) Matig eenzaam (score 3 t/m 8) Sterk tot zeer sterk eenzaam (score 9 t/m 11)
*Bron: Van Tilburg en De Jong Gierveld, 2007
Tabel 3
Verandering van eenzaamheidsniveau in percentages
Verandering van eenzaamheidsniveau?
SPAR-groep (N=81)
Percentage cliënten dat nu tot Positieve stap een andere categorie behoort Gelijk gebleven (niet, matig, sterk of zeer sterk eenzaam) Negatieve stap
Tabel 4
% 28,4 63,0 8,6
‘Hamvraag’: is er iets ten positieve veranderd op het vlak van sociale contacten voor de betrokkene zelf?
Positieve verandering?
SPAR-groep (N=77)
%
Percentage cliënten voor wie iets ten positieve is veranderd op het vlak van sociale contacten
Ja
74
Nee
26
12
Conclusies Negen van de dertien teams hebben eind oktober 2008 tezamen voor 81 cliënten een voor- en een nameting verricht. Conclusies met betrekking tot de hele SPAR-groep: Bijna 40% van deze cliënten heeft er één of meer netwerkleden bij gekregen ten opzichte van de startsituatie. Tweederde van de cliënten heeft vaker contact met hun netwerkleden dan bij de voormeting. De aard van het netwerk over de hele groep gezien is niet veel veranderd in vergelijking tot de startsituatie. Het aantal cliënten dat meer dan maandelijks contact heeft met kennissen of vrienden is toegenomen (van 61% naar 73%) in het verbeterjaar. Ruim een kwart van de cliënten voelt zich duidelijk minder eenzaam ten tijde van de nameting dan ten tijde van de voormeting. Driekwart van alle cliënten heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt, hoe klein ook. Kortom, verrassend veel deelnemende cliënten hebben daadwerkelijk iets gehad aan dit verbetertraject; de metingen maken dat goed zichtbaar. Door SPAR is hun perspectief op ‘erbij horen’ vergroot.
Samenstelling:A. Hendriksen-Favier, H. Michon en kernteam Contact:
[email protected]
13
Pdsa-formulier (ter ondersteuning van de uitvoering van verbeterideeën) Verbeterteam: nieuw west PDSA-eigenaar: hanneke Datum afronding: Subdoel: PLAN Welk verbeteridee wil je uitproberen?
Welk resultaat hoop je te bereiken?
DO Wat doe je om het idee te testen? Hoe vaak, hoe lang?
Wat ga je vooraf meten en hoe?
STUDY Wat zijn de (meet)resultaten?
Wat valt op? Wat leer je?
ACT Ga je een nieuwe PDSA starten voor dit verbeteridee? Ga je het resultaat verspreiden? Hoe?
14
15