PROJECT M1 - SPECIAL PROJECTS > DESIGN BUILD FINANCE MAINTAIN – DBFM < ONTWERP VAN DE OPLOSSING
- DEFINITIEF -
Vakcode:
Special Projects – 7CS15
Datum:
22 juni 2007
Auteurs:
Ing. R.J.C.M. Dingemans Ing. J.J.P. van der Lee Ing. R.A.W. Wiersma
Controleur: Ir. F.J.M. van Gassel
0590322 0597336 0600276
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ............................................................................................................................................... 2 1. Inleiding ...................................................................................................................................................... 3 2. Samenvatting knelpunten analyse .............................................................................................................. 4 3. Proces ontwerpvraagstuk ........................................................................................................................... 5 4. Morfologische methode............................................................................................................................... 6 5. Uitleg elementen ......................................................................................................................................... 7 6. Het morfologische schema ........................................................................................................................15 7. Uitleg gekozen concepten..........................................................................................................................16 7.1 Inleiding...............................................................................................................................................16 7.2 Vanuit de opdrachtgever .....................................................................................................................16 7.3 Vanuit de opdrachtnemer....................................................................................................................17 7.4 Vanuit de financieringspartij ................................................................................................................18 7.5 Vanuit de onderhoudspartij .................................................................................................................19 8. Beslissingsmatrix .......................................................................................................................................20 9. Uitleg beslissingsmatrix .............................................................................................................................21 9.1 Waarderingstabel ................................................................................................................................21 9.2 Punten toekenning van de waarderingtabel ........................................................................................21 10. Invulling beslissingsmatrix .......................................................................................................................21 11. Reflectie op oplossing..............................................................................................................................22 12. Bronnenlijst ..............................................................................................................................................23 Bijlagenrapport...............................................................................................................................................24 Bijlage 1 ....................................................................................................................................................25 Bijlage 2 ....................................................................................................................................................26 Bijlage 3 ....................................................................................................................................................27
2
1. Inleiding Het project M1 Special Projects (7CS15) aan de Technische Universiteit Eindhoven heeft als doel deskundige te worden op het gebied van complexe projecten. Meer specifiek gaat het hierbij om het kunnen analyseren van een probleem en het kunnen toepassen van methoden en technieken op dit probleem. In het project wordt gebruik gemaakt van een bouwcase zodat er in de juiste context gewerkt wordt aan de competenties van dit project. Op basis van de knelpuntenanalyse is een kernknelpunt aangewezen waarvoor een plan van oplossing is opgesteld. Vervolgens wordt aan de hand van het plan van oplossing het ontwerp van de oplossing geformuleerd. Het ontwerp van de oplossing is de uitwerking van het plan van oplossing waarin de ontwerpmethode centraal staat. Dit ligt hier voor u.
3
2. Samenvatting knelpunten analyse Uit zowel de literatuurstudie als de interviews met een overheidinstantie en een adviesbureau zijn er vele aspecten binnen de problematiek rondom DBFM duidelijk geworden. De overheidsinstanties hebben ons ook een bevestiging gegeven van de problemen en aandachtspunten die uit de literatuurstudie naar voren kwamen. Aan de hand van deze problemen en aandachtspunten hebben wij een 15-tal knelpunten opgesteld. Deze knelpunten geven goed weer wat er speelt rondom DBFM. De knelpunten zijn een combinatie van een aantal aspecten op verscheidene vlakken. Zo komt er in de knelpunten terug de karakteristieke elementen finance en maintain. Verder komen de verschijnselen gebrek aan ervaring en benodigde scope terug in de knelpunten. Elk knelpunt is getoetst aan de GROTICK beheersaspecten. De knelpunten zijn vervolgens met de Porras methode verwerkt. Uit de Porras methode volgde de oorzaakgevolg relaties tussen de verschillende knelpunten. In de bijlagen 1 en 2 zijn het overzicht van de knelpunten analyse en de visualisatie daarvan opgenomen. Door middel van de Porras methode komen we tot de volgende oorzaak gevolg relatie: er zijn twee hoofd oorzaken aan te wijzen volgens de Porras methode namelijk: De veranderlijkheid van de maatschappij, maatschappelijke druk en bestuurlijke besluitvorming. En de tweede oorzaak is het gebrek aan ervaring met betrekking tot life-cycle contractering. Opgemerkt moet worden dat er buiten deze oorzaken en gevolgen nog enkele knelpunten als dominant aangemerkt moeten worden. Een suboorzaak komt er uit het model naar voren die aanzienlijk aandeel heeft met betrekking tot ander knelpunten, deze luidt dat voor toepassing van DBFM in Maastricht meer ervaring met DBFM nodig. De gevolgen die voortkomen uit deze twee hoofdoorzaken en suboorzaak zijn de volgende: Het projectbureau A2 Maastricht moet veel expertise bezitten om alle activiteiten te kunnen ondervangen, wat mede leidt tot hoge kosten voor projectorganisatie. Er is ook sprake van een lange voorbereidingstijd. Als laatste is het voor de overheid niet gewenst om de gebruikerstermijn van binnenstedelijke gebieden voor 30 jaar vast te leggen en wil de markt alleen tegen hoge kosten risico’s dragen. Het doorlopen van de Porras methode heeft dus een aantal knelpunten voortgebracht alsmede de oorzaakgevolg relaties van deze knelpunten.
4
3. Proces ontwerpvraagstuk Het kernknelpunt dat uit de knelpuntenanalyse kwam was dat de samenwerking tussen de verschillende disciplines complex is. Om hiervoor een oplossing te bedenken hebben wij een probleemstelling geformuleerd. Deze luidt: Hoe kan de opdrachtgever door middel van het contract sturing geven aan de samenwerking tussen de partijen? Dit is nogal een ingewikkelde probleemstelling voor een dergelijk omvangrijk contract als DBFM. Na overleg met dhr. Van Gassel zijn wij tot de morfologische ontwerpmethode gekomen. Er is gekozen voor een ander knelpunt dan eerder gekozen. Het plan van oplossing is hierop aangepast. Naar aanleiding van het gesprek en de gekozen ontwerpmethoden hebben we gekozen voor het kernknelpunt ‘Het ontbreken van standaardcontract, DBFM is nog steeds in ontwikkeling’. Hiervoor hebben wij elementen opgesteld welke representatief zijn voor DBFM en waarop varianten verzonnen kunnen worden. Omdat de probleemstelling door middel van de morfologische methode op te lossen, hebben wij de concepten ontwikkeld op de meest gunstige situatie vanuit 4 verschillende oogpunten, namelijk de opdrachtgever, de opdrachtnemer, de financieringspartij en de onderhoudspartij. Als resultaat levert dit een aantal keuzes op in het contract waardoor de ideale situatie van een bepaald oogpunt (de concepten) behaald wordt. Het resultaat vertelt dus meer dan in de probleemstelling wordt opgenomen. Er wordt in het morfologische schema kort antwoord gegeven op de gestelde deelvragen. In combinatie met de toelichting geeft deze methode een duidelijk inzicht in de sturing en handvatten van de opdrachtgever.
5
4. Morfologische methode Door middel van een morfologisch schema wordt er geprobeerd een antwoord te krijgen op de vraagstelling en eisen. Een morfologisch overzicht is een middel dat de verschillende mogelijkheden weergeeft waarop een ontwerp gerealiseerd kan worden. Het morfologische schema kent een aantal, dat vervolgens uiteengezet worden in de verticale kolom. Per element worden er een aantal varianten opgesteld. Vervolgens wordt er voor een concept, per element een keuze gemaakt. De keuzes vormen samen een ideale lijn. Wanneer er een ander concept gekozen wordt leidt dit tot andere keuzes en dus een andere ideale variant. Voor onze probleemstelling, zullen wij aan de hand van onderdelen die opgenomen zijn in een DBFMcontract de contractelementen in de verticale kolom formuleren. Deze onderdelen zullen representatief zijn voor een DBFM-contract. In de horizontale richting zullen de varianten beschreven worden, welke de contractelementen kunnen hebben. De gevonden varianten worden in het schema opgenomen. De elementen worden vervolgens met elkaar verbonden in verticale richting om zo per concept een optimale invulling te genereren. Hierbij valt te denken aan het oogpunt van de opdrachtgever en de deelnemende partijen. In bijlage 3 staat een overzicht van deze elementen en zijn varianten. Op deze manier komen we tot een aantal contractontwerpen . Uiteindelijk is door het opstellen van een beslissingsmatrix het beste contract ontwerp gekozen.
6
5. Uitleg elementen Bij het maken van de keuze voor aanbesteding via een DBFM-contract zijn er elementen die afgewogen moeten worden. Deze elementen staan voor de belangrijkste kenmerken van een DBFM-contract. Deze elementen bevatten verschillende varianten. Deze varianten worden zo duidelijk mogelijk beschreven in dit hoofdstuk. Element 1 – Planfase Dit element weegt af of het gunstiger is wanneer consortia al gedurende de planfase bij het project betrokken worden. Er moet dus een afweging gemaakt worden of het gunstig is de tracéprocedure onderdeel van het DBFM contract te maken. Door de tracéprocedure onderdeel van het contract te laten zijn, wordt al in zeer vroeg stadium inspraak van de marktpartijen mogelijk gemaakt. Hierdoor wordt de lifecycle benadering gedurende het hele project geïmplementeerd. Nadeel van het vervlechten van het tracébesluit met het DBFM contract is dat het tracébesluit een inspraakgevoelige procedure is, waardoor de uitkomst onbekend is. Het is dus erg lastig om contractueel via outputspecificaties het project te beschrijven. Element 2 – Communicatie opdrachtgever Communicatie is bij de contractvorm DBFM waarschijnlijk een van de belangrijkste factoren. De samenkomst van verschillende vakdisciplines die vereist is om tot een contract te komen vergt veel overleg en afstemming. Niet alleen communicatie tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer is belangrijk maar ook de interne communicatie binnen deze partij. Omdat communicatie essentieel is, weegt element 2 af in hoeverre de communicatie gestructureerd moet worden. Er kan gekozen worden voor een gespecialiseerd projectmanagementbureau dat zorgdraagt voor efficiënte communicatie binnen en vanuit de opdrachtgever. Ook kan er gekozen worden voor een intern onderdeel in de organisatie die specifiek de verantwoordelijkheid krijgt voor efficiënte en duidelijke communicatie. Tenslotte kan gesteld worden dat men uitgaat van de kracht en professionaliteit van de opdrachtgever, waardoor er niets specifiek voor communicatie georganiseerd zou moeten worden.
7
Element 3 – Communicatie opdrachtnemer De afweging die in element 2 gemaakt wordt voor de opdrachtgever moet ook gemaakt worden voor de opdrachtnemer. Vaak is de opdrachtnemer een consortium waarin verschillende partijen deelnemen. Hier vraagt de interne communicatie dus ook extra aandacht. Ook bij element 3 kan de keuze gemaakt worden voor een gespecialiseerd projectmanagementbureau dat zorgdraagt voor efficiënte communicatie binnen en vanuit de opdrachtnemer. Ook kan er gekozen worden voor een intern onderdeel in de organisatie die specifiek de verantwoordelijkheid krijgt voor efficiënte en duidelijke communicatie. Tenslotte kan ook voor de opdrachtnemer gesteld worden dat men uitgaat van de kracht en professionaliteit van de partijen in het consortium, waardoor er niets specifiek voor communicatie georganiseerd zou moeten worden. Element 4 – Concurrentie gerichte dialoog Bij aanbesteding via een DBFM-contract worden marktpartijen uitgenodigd inspraak te geven in het project. Hierbij gaat het vooral om het ontwikkelen van ideeën ten aanzien van het project, op basis van de ervaring en innovatie van de marktpartijen. De opdrachtgever moet een afweging maken met welk type en welk aantal bedrijven zij deze dialoog wil aangaan. Zij doet dit door toelatingseisen te stellen aan de bedrijven die deelnemen. Afgewogen moet worden in hoeverre deze toelatingseisen marktpartijen de mogelijkheid moeten geven om deel te nemen. Wil de opdrachtgever met veel partijen deze dialoog aangaan, dan moet zij beperkte toelatingseisen stellen. Wil zij een zeer selectief haar partijen kiezen, dan moeten de toelatingseisen hoog zijn. Element 5 – Outputspecificaties Een van de krachten van het DBFM contract is dat gebruik gemaakt wordt van de kennis en innovatiekracht van de markt. De outputspecificaties worden opgesteld door de opdrachtgever om te beschrijven wat de opdrachtgever wil, zonder te beschrijven hóé hij dat wil. Hoe meer gedetailleerd deze outputspecificaties worden opgesteld, hoe minder vrijheid de opdrachtnemer heeft bij het ontwerp. Wanneer outputspecificaties te gedetailleerd worden geschreven gaat de innovatiekracht verloren. Wanneer outputspecificaties te weinig gedetailleerd worden beschreven, bestaat de kans dat de opdrachtgever niet krijgt wat hij wil.
8
Element 6 – Aanbesteding Aanbesteding van een DBFM-contract gaat via voorselectie. Het is belangrijk af te wegen hoeveel partijen worden uitgenodigd om mee te doen aan de aanbesteding. Wettelijk is vastgesteld in hoeverre de plannen van de marktpartijen gedetailleerd moeten zijn op moment van aanbesteding. Dit is afhankelijk van het aantal partijen. Tot 3 partijen mag de opdrachtgever redelijk gedetailleerde plannen verwachten. Bij 4 partijen of meer zullen de plannen slechts op grote lijnen zijn uitgewerkt. Anderzijds is het zo dat hoe meer partijen de opdrachtgever uitnodigt, hoe meer inzichten zij krijgt. Er moet dus een balans gezocht worden tussen detailniveau van de plannen en het aantal plannen. Element 7 - Kosten focus Bij het element kosten focus wordt er gekeken waar de aandacht op gericht wordt. Er zijn twee mogelijkheden; kosten aanschaf en kosten onderhoud. Bij kosten aanschaf moet men denken aan het ontwerp en bouw. Bij kosten onderhoud wordt er gefocust op ontwerp en onderhoud. Element 8 - Verkrijgen vergunningen DBFM is de contractvorm waarbij het risico gedragen word door degene die het beste in staat is het te dragen. Dit is een van de krachten van DBFM. Zo wordt er ook gedacht over de verkrijging van de vergunningen. En er is nog een eigenschap van DBFM die van invloed is op verkrijgen van vergunningen. Namelijk het handsoff karakter van de opdrachtgever. Dit zal er voor zorgen dat de uiteindelijke uitwerkingen en aanvragen beter beschreven en opgesteld kunnen worden door de opdrachtnemer. Dit is omdat de opdrachtgever geen kennis meer heeft van het project. Echter de opdrachtgever is toch ook gebaat bij het slagen van het project en deze is vaak ook verschaffer van vergunningen. Er zijn drie bestuurslagen, waar de opdrachtgever er dus vaak één van is. De opdrachtgever is dus gemachtigd tot het uitgeven van de vergunning. Vandaar dat er een optie is waarbij het verkrijgen van vergunningen bij de opdrachtgever ligt. Element 9 - Intellectuele eigendomsrechten Aan intellectuele eigendomsrechten, afgekort IER, ligt ten grondslag dat nog niet veel DBFM contracten zijn gesloten, laat staan uitgevoerd en uitgediend. Het zou dus goed kunnen dat de lifecycle benadering kan leiden tot noemenswaardige vindingen. Ook het werken met outputspecificaties i.p.v. traditionele bestekken
9
geeft vrijheid voor innovatieve oplossingen. Bovengenoemde redenen kunnen leiden tot vindingen die voor toekomstige projecten waarde kunnen opleveren. De vindingen zullen uiteraard een financieel gewin kunnen opleveren. De opdrachtgever ondersteunt, door de manier van aanbesteden met DBFM en door bepaalde risicodragingen, deze vindingen. De opdrachtnemer zal vaak de vinder zijn van de ideeën. De vraag rijst nu wie dan de vruchten mag plukken van deze vindingen. Overheden en overheidsinstanties zijn vaak niet capabel om dergelijke vindingen uit te werken en tot een succes te maken of zij geven er geen prioriteit aan. De opdrachtgever kan natuurlijk wel meedelen in de financiële voordelen die gehaald worden uit een vinding. Dergelijke vindingen worden vaak vormgegeven in patenten en/of octrooien. Daarin kunnen deze rechten dan gedeeld vastgelegd worden. Element 10 - Technische bekwaamheid opdrachtnemer Dit is een element die in verband staat met het aantal partijen. Voor de opdrachtgever zou dit betekenen dat de dialogen met dezelfde middelen tot meer diepgang kunnen leiden. De kosten die gemaakt moeten worden bij de concurrentie gerichte dialoog worden verminderd. Ook de discussie die momenteel heerst over al dan niet gedeeltelijk verstrekken van een onkostenvergoeding voor de afvallende partijen, spreekt voor een snelle inkrimping van het aantal partijen. De kansen voor de bieder op het werk worden ook groter naar mate er hoge toetsingseisen zijn, en het gevolg is dat er minder partijen deelnemen. Verder is het voor alle consortia gunstig dat ze weten tegen een degelijke en waardige concurrent te moeten opnemen. Element 11 - Aanpassing outputspecificaties Het element ‘aanpassing outputspecificaties’ betreft de volgende situatie. In hoeverre moet de opdrachtgever, na contract close, nog mogelijkheid hebben te kunnen sturen of veranderen. De keuze die hier te maken is bestaat uit mogelijk en niet mogelijk. Wanneer mogelijk zal de opdrachtgever in overleg kunnen veranderingen kunnen doorvoeren. Wanneer niet mogelijk is het werkelijk handsoff principe van toepassing. Element 12 - Financiële tegemoetkoming of vergoeding Er zijn drie soorten vergoeding; de gebruikersvergoeding, de beschikbaarheidvergoeding en de gemengde vergoeding. De beschikbaarheidvergoeding is een zeer veilige variant. Beide partijen weten hun financiële gevolgen. De gebruikersvergoeding, en beperkt ook de gemengde vergoeding, hebben een onzekerheid en
10
dus risico in zich. Het voordeel van de gebruikersvergoeding is dat er een trigger ontstaat om zoveel mogelijk rendement te behalen. In principe dus een bonus systeem. Echter voor de opdrachtnemer of opdrachtgever zal het een tegenvaller worden en dus automatisch een meevaller voor de andere partij. Dat het voor de een tegenvalt met als consequentie voor andere contractpartij een meevaller is het gevolg van werkelijk aantal gebruikers tegenover geschatte gebruikers. Gezien de schatting uit het verleden en de gelopen schades is de beschikbaarheidvergoeding een veilige keuze. Verkeersprognoses hebben een bepaalde onzekerheid die moeilijk in te schatten is. Het gemengde vergoedingssysteem heeft toch een voor DBFM belangrijk element, een extra stimulans voor ontwerp bouw en onderhoud. Element 13 - Rol van de financier De private financiering in een DBFM-contract is onderscheidend ten opzichte van andere innovatieve contracten. De financier speelt hierin een belangrijke rol. Deze financiering kan hierbij het verschil maken tussen het slagen of niet slagen van een project. In de overweging in het morfologische schema van dit project hebben wij hierbij de varianten financier, deelnemer en eigen vermogen aannemer onderscheiden. Met de term financier wordt de bank bedoeld die geld ter beschikking stelt, als een soort lening, aan het consortium om het project te financieren. Deze financier is niet direct betrokken bij het project. Hij zal zijn geld verdienen door middel van rente. De bank / financier heeft hierbij minder controle op zijn geld en het consortium is hoofdelijk aansprakelijk voor het terug betalen van het geleende geld. De deelnemer is de bank die in het consortium zit. Deze zal direct invloed uit kunnen oefenen op het proces en de contractvorming. Op deze manier kan hij geld verdienen door middel van rendement op het project. Hij zal meedelen in de winst van het project maar ook moeten betalen in het verlies ervan. De bank is in deze vorm ook zelf verantwoordelijk voor winst en verlies en het niet slagen van het project. Hij treedt hierbij op als investeerder in het project. Het eigen vermogen van de aannemer kan ook als financieel middel gelden in een consortium. Hierbij zijn de risico’s vele malen groter voor de aannemer dan in de twee bovengenoemde gevallen. Voor zijn eigen vermogen moet de aannemer een duidelijke risico-analyse maken om er zo zeker van te zijn dat hij zijn geld terug ziet. Want wanneer dit niet geval is, kan de aannemer failliet verklaard worden. De aannemer zal bij winst in het project direct het rendement ontvangen van deze winst, maar bij verlies wordt hij direct aansprakelijk.
11
Element 14 - Duur van het contract De varianten in dit element zijn redelijk logisch te beredeneren. De varianten van de looptijd van het contract zijn kort (15 jaar), beneden gemiddeld (20 jaar), bovengemiddeld (25 jaar) en lang (30 jaar). De verschillende varianten hebben effect op zaken als de tijd waarin de investering terug wordt verdiend, de onderhoudsmaatregelen die genomen dienen te worden en de tijdsduur waarin de overheid van het onderhoud kan afzien. Element 15 - Aanpassing onderhoudsvoorwaarden De aanpassing van de onderhoudsvoorwaarden is een verandering in het contract die op lange termijn positief of negatief effect kan hebben op het onderhoud. De varianten die hierbij opgesteld kunnen worden zijn mogelijk of niet mogelijk. De onderhoudsvoorwaarden van een DBFM-contract zijn de frequentie, gebruik, het aantal af te sluiten rijstroken en na te streven kwaliteit van de weg. Deze worden door de opdrachtgever voorgeschreven om zo controle te behouden op het onderhoud. Deze zijn vaak opgenomen in de outputspecificaties en gelden voor de opdrachtgever als zeer waardevol. Het is namelijk één van de handvatten die de opdrachtgever heeft om het contract nog te sturen in de looptijd. Wanneer in het contract wordt opgenomen dat de onderhoudsvoorwaarden veranderd kunnen worden dan kan de opdrachtgever later invloed uitoefenen op veranderende omstandigheden. Voor de opdrachtnemer kan dit negatief uitpakken omdat deze zich heeft ingesteld op een bepaalde situatie. Element 16 - Onderhoud Welke partij verantwoordelijk is voor het onderhoud van de weg of het gebied, lijkt logisch voor een DBFMcontract. De M staat namelijk voor maintain en dat is dan een taak voor het consortium. Maar het is de vraag wat zou voor de verschillende partijen in het proces het meest voordeligste zijn. Vandaar dat wij de overweging tussen het wel of niet toewijzen van het onderhoud aan het consortium als keuze hebben gelaten. Het onderhoud is laatste deel van het contract, ná de bouw. Hierbij is één partij verantwoordelijk voor de instandhouding van de kwaliteit van de weg of het gebied. In een traditioneel contract is dit voornamelijk een taak voor de overheid.
12
Element 17 - Beheer Het element beheer is wat meer genuanceerder dan het element onderhoud. Het beheer is voor elke snelweg in Nederland voorbehouden aan de overheid. Zij sturen vanuit verschillende verkeerscentrales de matrixborden, de file bestrijding en de hulpdiensten. In hoeverre is het wenselijk (en rendabel) voor het consortium om dit beheer over te nemen van de overheid. Kunnen zij hiermee voordelen halen? De varianten die dan ook opgesteld zijn, zijn dat het beheer voor rekening komt voor de opdrachtgever of het consortium. Het kan zijn dat het consortium met de combinatie van beheer en onderhoud schaalvoordelen kan behalen uit een wegvak. Vandaar dat deze keuze gesteld is. Element 18 - Overmacht De overmachtsituaties die kunnen voorkomen in een bouw- en onderhoudsproces zijn moeilijk te beheersen. Vandaar dat dit een moeilijk onderwerp is. De opdrachtgever is bij traditionele contracten altijd verantwoordelijk voor overmachtsituaties. Voor een DBFM-contract is het mogelijk om het consortium mede aansprakelijk te maken voor overmachtsituaties. Als varianten zijn opgesteld, overmacht is een risico geheel voor de opdrachtgever, overmacht is een risico voor de opdrachtgever en een prikkel voor de opdrachtnemer en als laatste dat overmacht een gedeeld risico is voor zowel opdrachtgever als opdrachtnemer. Wanneer de opdrachtgever geheel aansprakelijk is, verandert er niets aan de situatie ten opzichte van een traditioneel contract. De opdrachtgever is altijd verantwoordelijk voor een overmachtsituatie en zal dus opdraaien voor de gevolgen. In de situatie waarbij de opdrachtgever verantwoordelijk is en de opdrachtnemer geprikkeld wordt, kan worden gesteld dat de opdrachtgever de opdrachtnemer zoveel mogelijk stimuleert om de gevolgen van een overmachtsituatie te verminderen. Dit leidt uiteraard tot mindere gevolgen en minder risico’s. Hiermee kan geld en tijd bespaard worden. De opdrachtgever en opdrachtnemer zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de overmachtsituaties. In dit geval zal de opdrachtnemer de risico’s tegen een hoog bedrag verzekeren en dat zal doorgerekend worden in de prijs voor het contract.
13
Element 19 - Interventierecht voor de opdrachtgever Het interventierecht van de opdrachtgever is de mogelijkheid (juridisch vastgelegd) van de opdrachtgever om in te grijpen in het project wanneer een situatie uit de hand dreigt te lopen. Hierbij kan de opdrachtgever één of meer partij(en) vervangen in het project. Dit recht is een laatste noodgreep in een conflict. De mogelijkheden voor een interventierecht zijn dat de opdrachtgever uitgebreide, beperkte of geen clausules opneemt in het contract. Met uitgebreide clausules worden vele situaties bedoeld. Hierbij zijn vele mogelijke situaties bedenkbaar en deze zijn beschreven in dit recht. De vele situaties bieden de opdrachtgever veel mogelijkheden. De beperkte clausules zijn een tussenstap tussen uitgebreid en geen clausules. Minder situaties dan bij uitgebreid. Wanneer er geen clausules opgenomen zijn, dan bestaat er voor de opdrachtgever alleen de mogelijkheid om het contract te ontbinden.
14
6. Het morfologische schema Hieronder staat het ingevulde morfologische schema weergegeven met de vier concepten erin getekend. De uitleg wordt gegeven in hoofdstuk 7.
Legenda:
Tabel 1: Overzicht van het ingevulde morfologische schema
15
7. Uitleg gekozen concepten 7.1 Inleiding Om het morfologische schema (zie tabel 1, vorige hoofdstuk) goed te doorlopen, hebben wij een aantal oogpunten opgesteld van waaruit wij de morfologische methode bekijken. Deze oogpunten zijn: de opdrachtgever,
de
opdrachtnemer,
de
deelnemende
financieringspartij
en
de
deelnemende
onderhoudspartij. Deze eerste twee partijen zijn de duidelijke deelnemers in het proces, aan beide kanten van het contract. De deelnemende financieringspartij en de deelnemende onderhoudspartij in het consortium maken het onderscheid tussen andere innovatieve samenwerkingsvormen. 7.2 Vanuit de opdrachtgever De opdrachtgever heeft er voordeel bij om het consortium te betrekken in de Tracéwetprocedure omdat deze belangrijke en innovatieve inzichten heeft in het besluitvormingsproces waar de opdrachtgever voordeel mee kan behalen. De opdrachtgever moet de communicatie in eigen hand houden. Hierdoor wordt het proces directer beheerst en de opdrachtgever is uitstekend in staat om deze communicatie te regelen. Vanwege dezelfde redenen heeft de opdrachtgever er voordeel bij wanneer het consortium de communicatie in eigen hand neemt. De toelatingseisen voor de concurrentiegerichte dialoog moeten redelijk zijn, vindt de opdrachtgever omdat hierdoor een redelijk aantal partijen kans hebben om deel te nemen terwijl ze toch aan een gedegen toetsing worden onderworpen. Hierdoor heeft de opdrachtgever een aantal partijen waarmee zijn in dialoog gaan terwijl zij toch van goede kwaliteit zijn. De opdrachtgever heeft er voordeel bij wanneer de outputspecificaties redelijk gedetailleerd zijn omdat hiermee de wensen goed geformuleerd zijn terwijl de ruimte open blijft voor innovatieve ideeën. Wanneer te veel gedetailleerd wordt, verdwijnt deze ruimte. De opdrachtgever wil drie partijen betrekken in de voorbereiding van het contract om zo minder tijd te verliezen aan de concurrentiegerichte dialoog. Meer partijen kost meer tijd en geld en het is niet duidelijk of meerdere partijen meer en innovatieve ideeën opleveren. De focus moet liggen op het onderhoudskosten en niet op de aanlegkosten. Dit is erg logisch voor een DBFM-contract. Het verkrijgen van de vergunningen moet de taak worden voor de partij die dit het beste kan dragen. Hierdoor ontstaat een verdeling in het element vergunningen, dus beide partijen zijn verantwoordelijk.
16
De intellectuele eigendomsrechten moeten in het bezit van beide partijen komen om zo beide partijen de mogelijkheid te bieden om innovatieve ideeën vaker toe te passen. Dit leidt in latere projecten voor betere concepten en dus een tijd- en kostenbesparing. Het moet mogelijk zijn voor de opdrachtgever om de outputspecificaties te wijzigen in het proces. Dit lijkt niet realistisch omdat de outputspecificaties in principe niet aangepast mogen worden tijdens het bouwproces. Maar het zou wel wenselijk zijn voor de opdrachtgever om zo later sturing te geven. De beschikbaarheidvergoeding is de meest gunstige situatie voor de opdrachtgever omdat dit een prestatiecontract is. Er worden geen boetes uitgedeeld bij goede prestatie. Het consortium wordt gemotiveerd om de prestatie hoog te houden. De onzekerheid die verkeersprognoses over deze termijn in zich hebben zijn bij dit vergoedingstype niet inbegrepen. Een investeerder is voor de opdrachtgever gunstig omdat deze een soort van waakhondfunctie in het consortium speelt. Daardoor worden risico’s beter afgewogen en bestaat er minder kan op het mislukken van het project. Daarbij past een bovengemiddelde looptijd van het contract. Hierdoor is de opdrachtgever een langere tijd af van het onderhoud van de weg / gebied. Dit is het doel van het project maar naar onze mening is 30 jaar weer te lang. Op termijn moeten de onderhoudsvoorwaarden aangepast kunnen worden. Dit moet in de trant van veranderende maatschappij. Deze eisen veranderingen in de onderhoudstermijn. Dit onderhoud moet in handen komen van het consortium. Maar het beheer (controle op filevorming en dergelijke) moet, zoals nu ook al, in handen blijven van de opdrachtgever. Het zou niet rendabel zijn voor het consortium om een verkeerscentrale te bouwen voor een bepaald (klein) gebied. Overmacht wordt een taak van de opdrachtgever en een prikkel voor de opdrachtnemer om zo de risico’s toch proberen te verminderen. Het blijft te allen tijde een zaak van de opdrachtgever. Dit zullen zij dan ook wel op zich moeten nemen. Het interventierecht dient uitgebreide clausules te bieden om de opdrachtgever een mogelijkheid te bieden om op het project in te grijpen wanneer er zaken fout lopen. 7.3 Vanuit de opdrachtnemer De opdrachtnemer heeft voordeel bij de vervlechting van de besluitvormingsprocedure met het Tracébesluit omdat hij hiermee invloed kan uitoefenen op het besluitvormingsproces. Dit kan voordelen hebben voor een latere bieding. De opdrachtnemer wil een gespecialiseerd communicatiebureau in de onderhandelingen en het verdere proces om zo één aanspreekpunt te hebben. Hiermee zullen informatiestromen duidelijk gestructureerd zijn. Zelf zal hij de communicatie binnen zijn organisatie willen regelen omdat hem dit veel geld en tijd bespaart. De communicatie zal dan gebeuren door de personen die er het meeste verstand van hebben.
17
Weinig gedetailleerde outputspecificaties bieden de opdrachtnemer de mogelijkheid om zijn innovatieve ideeën nog meer in het plan te krijgen. Wanneer de detaillering toeneemt, worden deze mogelijkheden minder. Het betrekken van drie partijen is het meest gunstig voor de opdrachtnemer omdat hierdoor minder concurrentie ontstaat in de aanbesteding. Ook voor de opdrachtnemer is het gunstig dat beide partijen verantwoordelijk gemaakt worden voor de vergunningen. Hierdoor zal de vergunning aangevraagd worden door de partij die dit het beste kan dragen. De opdrachtnemer wil alle intellectuele eigendomsrechten in zijn bezit houden om zo exclusief met de innovatieve ideeën aan de gang te kunnen. Dit zal de opdrachtnemer een interessante onderhandelingspositie opleveren, want de opdrachtgever wil immers toch gebruik maken van dit idee. Een scherpe technische bekwaamheidstoetsing is interessant voor de opdrachtnemer omdat hij hiermee bewijst dat hij het werk aankan en dus ook minder zorgen heeft over de continuering van het proces. De opdrachtnemer wil niet dat de outputspecificaties gewijzigd kunnen worden omdat de opdrachtgever hiermee de mogelijkheid heeft om het in gang gezette proces te wijzigen. Dit kan nadelige gevolgen hebben. De gemengde vergoeding is het meest gunstig voor de opdrachtnemer omdat de combinatie van beschikbaarheid (prestatie) en gebruikers (kwantiteit) het meest gunstige inkomstenplaatje oplevert. De investeerder die de waakhondfunctie bekleedt is interessant voor de opdrachtnemer omdat deze de risico’s beter af kan wegen dan hijzelf. De investeerder zal beter de financiële middelen kunnen bewaken dan dat de bouwer dat zelf kan. De opdrachtnemer wil zijn geld zo snel mogelijk terug verdienen. Hierdoor is hij gebaat bij een looptijd van 15 jaar. De aanpassing van de onderhoudsvoorwaarden heeft zowel voor de opdrachtgever als ook de opdrachtnemer grote voordelen. Hierdoor wordt er ingespeeld op de veranderingen in de tijd. Overmacht moet een zaak worden voor de opdrachtgever vindt de opdrachtnemer omdat de opdrachtnemer niet graag extra werk op zijn nek wil nemen. Het risico lijkt veel te groot om zelf gedeeltelijk te dragen. Het interventierecht mag geen clausules bevatten waarop de opdrachtgever mag ingrijpen want dit kan zeer nadelig uitvallen voor de opdrachtnemer. Deze kan hierdoor de controle over het project verliezen. 7.4 Vanuit de financieringspartij Bij dit oogpunt zal ik ingaan op het verschil welke deze lijn heeft met het oogpunt van de opdrachtnemer. De lijnen benaderen elkaar erg goed maar toch zijn er een aantal verschillen. Deze zullen hieronder besproken en toegelicht worden.
18
De financieringspartij heef er geen voordeel bij om het Tracébesluit te vervlechten met het besluitvormingsproces. Dit neemt veel extra tijd in beslag en dit kost dan ook veel geld. Puur gezien vanuit de financiële middelen zou dit minder voordeel op kunnen leveren dan er risico’s mee gepaard gaan. De financieringspartij is gebaat bij hoge toelatingseisen voor de concurrentiegerichte dialoog. Hierdoor kan hij ervan uit gaan dat hij in zee gaat met een betrouwbare bouw- en ontwerppartij. Dit zal wat onzekerheid wegnemen bij de financieringspartij omdat deze toetsing vaak streng is. De outputspecificaties moeten redelijk gedetailleerd zijn omdat dit ook weer zekerheid met zich meebrengt. De financieringspartij is niet zozeer gebaat bij innovatieve oplossingen maar meer bij het slagen van het project. Daardoor zullen redelijk gespecificeerde outputspecificaties zekerheid met zich meebrengen en toch nog ruimte laten voor goedkopere en betere oplossingen. Als laatste kan gezien worden dat, wederom gezien vanuit het zekerheidsoogpunt, het veiliger is om beperkte clausules op te nemen in het interventierecht van de opdrachtgever omdat hierdoor de opdrachtgever kan ingrijpen wanneer de bouwer verzuimt in zijn rol. Dit brengt zekerheid met zich mee voor de investeerder. 7.5 Vanuit de onderhoudspartij Bij dit oogpunt zal ik ingaan op het verschil welke deze lijn heeft met het oogpunt van de opdrachtgever. De lijnen benaderen elkaar erg goed maar toch zijn er een aantal verschillen. Deze zullen hieronder besproken en toegelicht worden. Net als bij de financieringspartij is ook de onderhoudspartij gebaat bij hoge toelatingseisen voor de concurrentiegerichte dialoog. Hierdoor komen ze te weten of ze zaken doen met een betrouwbare bouw- en ontwerppartij. Hierbij zijn wij ervan uitgegaan dat de onderhoudspartij een andere is dan de ontwerp- of bouwpartij. De onderhoudspartij is erbij gebaat wanneer er geen clausules in het interventierecht zijn opgenomen omdat vooral zij als onderhoudspartij daarvan de nadelige gevolgen zullen merken. Zij zijn namelijk voor de langste tijd betrokken bij het project. Daarom is het gunstig wanneer de opdrachtgever niet in kan grijpen.
19
8. Beslissingsmatrix Om tot één definitieve keuze te komen voor optimale oplossing voor onze vraagstelling, hebben wij als laatste stap een beslissingmatrix opgesteld. In deze matrix worden de 4 oogpunten uitgezet tegen 4 door ons geformuleerde eisen. Deze eisen zijn opgesteld naar aanleiding van de voordelen die de verschillende deelnemende partijen hebben bij een DBFM-contract. Hierbij valt te onderscheiden dat de opdrachtgever de realisatie graag ziet tegen een goede prijs-kwaliteitverhouding. De opdrachtnemer realiseert het project met continuïteit als doel. De financieringspartij wil een zo optimaal rendement behalen uit het project en de onderhoudspartij wil een duurzaam en onderhoudsvriendelijk ontwerp. Hieronder zijn de eisen beschreven: Eis 1: De opdrachtgever wil de realisatie van het project bewerkstelligen met een goede prijs-kwaliteit verhouding. Eis 2: De opdrachtnemer wil de realisatie van het project bewerkstelligen met continuïteit van zijn bedrijf als doel. Eis 3: De financieringspartij wil een optimaal rendement bereiken uit het project Eis 4: De onderhoudspartij wil een duurzaam en onderhoudsvriendelijk ontwerp in het project zien.
20
9. Uitleg beslissingsmatrix 9.1 Waarderingstabel Naar aanleiding van het probleem, doel en vraagstelling zijn er eisen geformuleerd. Deze eisen zijn van belang bij de conclusie en de keuze van het morfologische schema. Voor de uiteindelijke keuze van een contractontwerp maken we gebruik van een waarderingstabel. De eisen zijn daar verwerkt in de verticale kolom. De concepten zijn verwerkt in de horizontale kolom. De beoordeling van de waarderingstabel is een indirect gevolg uit het morfologische schema. In de waarderingstabel worden dus geen keuzes meer gemaakt, maar dit is een gevolg van de keuzes in het morfologische schema. De puntentelling is logisch en gestructureerd van opbouw.
9.2 Punten toekenning van de waarderingtabel De punten toekenning is een cijfermatige toekenning. Elke eis vertegenwoordigt een contractontwerp (contractpartij) . Waar de eis gelijk valt met het contractontwerp scoort deze dan ook het volle aantal punten, te weten 10. Vervolgens wordt er per eis naar de andere elk van de drie contractontwerpen gekeken. Voor elke gemeenschappelijke variant die een contractontwerp heeft, wordt een score behaald van een ½ punt. Dit halve punt vloeit voor uit de 19 standpunten gedeeld door de maximale haalbare score van 10. Omdat de daadwerkelijke waarde iets lager dan een ½ ligt wordt er wanneer nodig afgerond naar boven. De waarderingstabel heeft geleid tot een objectieve beoordeling. Hierbij opgemerkt dat het morfologische schema een bepaalde mate van subjectiviteit waarborgt.
10. Invulling beslissingsmatrix Concept \ Eis A (Opdrachtgever) B (Opdrachtnemer) C (Finance) D (Maintain)
1 10 3 5 9
2 4 10 8 5
3 4 7 10 5
4 7 4 5 10
Totaal 25 24 28 29
Tabel 2: Beslissingsmatrix voor optimale contractvorm
Hieruit kan geconcludeerd worden dat het oogpunt vanuit de onderhoudspartij het meest optimaal is. Deze heeft de beste waardering gekregen uit de opgestelde eisen.
21
11. Reflectie op oplossing Wanneer wij het resultaat van de beslissingsmatrix tegen het licht houden, is dit naar onzes inziens het meest logische resultaat. Het oogpunt vanuit de onderhoudspartij draait namelijk om een langdurig contract, welke gerealiseerd dient te worden door de opdrachtnemer. De opdrachtnemer is hier dus erg bij betrokken. In het morfologische schema valt te concluderen dat de lijn van Maintain (onderhoudspartij) de lijn van de opdrachtgever zeer goed volgt. Het aantal verschillen is miniem. Hierdoor is de lijn van Maintain redelijk gelijk aan die van de opdrachtgever. Vandaar dat de beslissingsmatrix concludeert dat het oogpunt van de onderhoudspartij het meeste optimale resultaat is voor onze vraagstelling. De morfologische methode, welke wij gebruikt hebben voor dit probleem, heeft ná toepassing van de beslissingmatrix bewezen de juiste methode te zijn om inzicht te krijgen in de ideale DBFM-contractvorm. Het morfologisch schema gaf inzicht in vier verschillende oogpunten ten aanzien van het DBFM-contract. Om tot een eenduidige integrale oplossing voor het probleem te komen is door middel van de beslissingsmatrix een objectieve keuze gemaakt voor de beste variant. Deze variant vertegenwoordigt het best de belangen van alle partijen, en kan als basis dienen voor een standaard contract.
22
12. Bronnenlijst Interviews
-
Naam: Dhr. mr. Van Driel
Organisatie: Provincie Noord-Brabant te ‘s-Hertogenbosch Functie: Jurist op het gebied van de contractering van het DBFM-project A59 te ‘s-Hertogenbosch Datum: 2 mei 2007
-
Naam: Mw. mr. Van Gulpen
Organisatie: Kenniscentrum PPS (Ministerie van Financiën) Functie: Jurist op het gebied van de contractering van het DBFM-project 2de Coentunnel te Amsterdam Datum: 10 mei 2007
-
Naam: Mw. mr. Monchen-Liem
Organisatie: AT Osborne te Utrecht Functie: Jurist op het gebied van de contractering van het DBFM-project 2de Coentunnel te Amsterdam Datum: 11 mei 2007 Bronnen
-
Dingemans, van der Lee en Wiersma (2007), Literatuurstudie DBFM, Technische Universiteit Eindhoven;
-
Gassel, ir. F.J.M. van en Schaefer, prof. dr. ir. W.F. (2007) Reader Master projecten Lentesemester 2007, Masteropleiding CME,Technische Universiteit Eindhoven.
23
Bijlagenrapport 1) Schematische relaties knelpuntenanalyse 2) Visualisatie knelpuntenanalyse 3) Overzicht van de contractelementen en zijn varianten
24
Bijlage 1
Schematische relaties knelpuntenanalyse
25
Bijlage 2 Visualisatie knelpuntenanalyse
26
Bijlage 3 Overzicht van de contractelementen en zijn varianten
27