Project E-educatie van opvoedingsvaardigheden voor gezondheid, leefstijl en risicogedrag
Eindverslag
BVR d.d. 16/12/2011
Projectuitvoerder: Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw Gustave Schildknechtstraat 9 1020 Brussel Tel.: 02 422 49 49 Fax: 02 422 49 59 www.vigez.be Contactpersoon: Linda De Boeck, directeur
[email protected] Olaf Moens, senior stafmedewerker
[email protected] Projectmedewerker: Lies Racquet, Projectmedewerker Gezond opvoeden
[email protected]
2
Inhoudstafel
1. Inleiding ............................................................................................................ 4 2. Inhoudelijke ontwikkeling ................................................................................ 4 2.1. Gezondheidsprobleem bij kinderen en jongeren..................................................... 4 2.2. Het gezin als setting voor gezondheidspromotie .................................................... 4 2.3. Beschermende factoren binnen het gezin.............................................................. 5 2.4. Opvoedingsonzekerheid beantwoord, met een website .......................................... 7 2.5. Structuur website .............................................................................................. 8 3. Ontwikkelingsproces ....................................................................................... 10 3.1. Stuurgroep ....................................................................................................... 10 3.2. Testing bij eindgebruikers en intermediairs ......................................................... 10 4. Evaluatie ......................................................................................................... 11 4.1. Productevaluatie ............................................................................................... 11 4.2. Effectevaluatie.................................................................................................. 11 5. Implementatie ................................................................................................ 12 5.1. Pilootimplementatie bij lancering ........................................................................ 12 5.2. Ruime implementatie ........................................................................................ 13
3
1. Inleiding www.gezondopvoeden.be is een website waarop ouders terecht kunnen met hun opvoedingsvragen over voeding, beweging en sedentair gedrag en over tabak, alcohol en cannabis en die hen geschikt, aangepast en betrouwbaar advies geeft. Met de ontwikkeling van de website werken we mee aan de realisatie van de Vlaamse Actieplannen (2009-2015) voor voeding en beweging en tabak, alcohol en drugs. In de actieplannen worden gezondheidsdoelstellingen geformuleerd om gezonde leefstijl in de leefomgeving van kinderen en jongeren (0-18 jaar) te bevorderen en risicogedrag m.b.t. het gebruik van tabak, alcohol en drugs bij deze jonge doelgroep terug te dringen. Voor alle thema’s wordt het gezin en de ondersteuning van ouders aangehaald als belangrijke prioriteit alsook het ondersteunen van belangrijke intermediairs zoals welzijns- en gezondheidswerkers en diensten voor opvoedingsondersteuning in hun dagelijkse contacten met ouders en gezinnen. Vanuit zelfeducatie versterkt de website het zelfbewustzijn en zelfvertrouwen van de ouder en brengt het de ouder inzichten en opvoedingsvaardigheden bij voor wat betreft de thema’s van de projectoproep.
2. Inhoudelijke ontwikkeling In dit deel van het eindrapport geven we een beknopte samenvatting van de uitgebreide literatuurstudies die als wetenschappelijke onderbouwing van de website uitgeschreven werden. Zij dienden als basis voor de inhoudelijke en structurele uitbouw van de website. 2.1. Gezondheidsprobleem bij kinderen en jongeren Evenwichtig eten, voldoende bewegen en beperken van sedentariteit, tabak, alcohol en druggebruik zijn essentiële onderdelen van een gezonde levensstijl, die op latere leeftijd het ontstaan van bepaalde ziekten voorkomen, zoals overgewicht, hart- en vaatziekten, bepaalde vormen van kanker, levercirrose of lage rugpijnen. Diverse studies op vlak van voeding, beweging en sedentariteit tonen aan dat reeds op jonge leeftijd ongezonde gewoonten aanwezig zijn. Ook het gebruik van tabak, alcohol en drugs doet op jonge leeftijd zijn intrede. Ongezonde eetgewoonten, te weinig beweging en middelengebruik zijn risico’s die in de kinder- en tienerjaren geïnstalleerd worden. Deze levensfasen zijn dan ook cruciaal voor een gezonde levensstijl met evenwichtige voedingsgewoonten en voldoende beweging en voor het beperken van risicogedrag. 2.2. Het gezin als setting voor gezondheidspromotie Onderstaande tekst is gebaseerd op een uitgebreide literatuurstudie, uitgeschreven in document: Literatuurstudie: Gezondheidspromotie en opvoedingsondersteuning. (Bijlage 1)
In het beperken van gezondheidsschade door tabak, alcohol, drugs en sedentariteit, en het bevorderen van gezondheidswinst door gezonde voeding en beweging bij kinderen en jongeren spelen aan aantal specifieke aspecten en processen zich duidelijk af binnen het sociaal subsysteem gezin (Novilla, 2006). Uit de literatuur m.b.t. gezondheidspromotie leren we dat het gezin een belangrijke setting is in het ontwikkelen van een gezonde leefstijl (Remy, 2001). In het gezin wordt gezond gedrag
4
aangeleerd en onderhouden. Kinderen leren binnen hun gezin de belangrijke strategieën in de omgang met hun omgeving, waaronder ook gezondheids-gerelateerde gewoontes. (Soubhi en Potvin (2000), Novilla, (2006)). Zoals in de meeste literatuur over de invloed van thuisomgeving op de leefstijl van kinderen, zien we de ouders als centrale aanspreekpersonen. Het gezin en de ouders hebben een grote invloed op de ideeën van kinderen over voeding en eten en op hun voedingsgedrag en dit tot in de late adolescentie en zelfs tot in de jongvolwassenheid. (Maes, et al. (2001),Patrick (2005), Gross (2010), West, (2007)). Ouders kunnen de mate van fysieke activiteit en het sedentair gedrag van hun kinderen beïnvloeden (Smith, 2010; Coppin, 2010). Het opvoedingsklimaat in het gezin heeft ook effect op het gebruik van tabak, alcohol en cannabis van jongeren en ouders en families hebben een kritieke rol in het beschermen van hun kinderen tegen gebruik (Kumpfer, Alvaro & Whiteside, 2003). Gezonde leefstijl bij kinderen en jongeren wordt beïnvloed door persoonlijk, sociale en omgevingsfactoren. Interventies gericht op gezondheidspromotie richten zich best op het veranderingen van variabelen binnen al deze categorieën. (Sallis, 2000; Frelier, 2007, Hinkley, 2008). Het aanspreken van ouders binnen de thuisomgeving is één mogelijke interventie, naast een setting-gerichte aanpak binnen bijvoorbeeld de school, als tweede belangrijke sociale omgeving waar kinderen en jongeren gezonde gewoontes kunnen leren. Het ondersteunen van gezinnen met betrekking tot het ontwikkelen van een gezonde leefstijl past binnen een multi-disciplinaire aanpak, binnen de verschillende settings. 2.3. Beschermende factoren binnen het gezin Onderstaande tekst is gebaseerd op een uitgebreide literatuurstudie, uitgeschreven in documenten: Literatuurstudie: Voeding en beweging en opvoeding (Bijlage 2) Literatuurstudie: Tabak, alcohol en drugs en opvoeding (Bijlage 3)
-
De uitdaging lag vooral hierin om de determinanten voor gezonde leefstijl binnen het gezin adequaat te identificeren, rekening houdende met de verschillende interacties die er plaatsvinden tussen het gezin en verschillende sociale settings, zoals de school, de gemeenschap, de werkomgeving, …. Ook voor kinderen en jongeren blijkt het gekende ASE-model als sociaal-cognitief model gecombineerd met een sociaal-ecologische benadering die inzet op aanpassingen van de fysieke omgeving om gezonde keuzes meer voor de hand liggend te maken, een goede verklaring te bieden voor het al of niet (willen) stellen van gezond gedrag. Een interventiemix aan maatregelen van educatie, facilitatie, pleitbezorging en zorg die we kennen uit andere gezondheids-bevorderende acties, is dus ook de juiste inzet om dit gedrag te beïnvloeden. In de literatuur lezen we hoe deze interventie-strategieën vertaald kunnen worden naar de dagelijkse opvoedings- en gezinssituatie. Voor een gezonde leefstijl van een kind is in de eerste plaats een goede relatie met zijn ouders belangrijk. In een goede ‘leefstijlspecifieke’ opvoeding zijn de ouders warm en betrokken, stellen zij duidelijk regels en grenzen en houden ze toezicht. Deze stijl van opvoeden is de democratische of “autoritatieve” opvoedingsstijl (Dossier NJI, O’Connor, 2009). Een autoritatieve opvoeding is een opvoedingsstijl die zowel betrokken, begripvol en accepterend als controlerend, veeleisend en gezaghebbend is tegenover het kind. Deze stijl van opvoeden 5
stelt redelijke grenzen, geeft uitleg, toont begrip en doet al deze dingen met gezag. Deze factoren in combinatie met ouders die zorgen voor een gezonde omgeving en die zelf het goede voorbeeld geven, vergroten de kans dat kinderen gezonde keuzes maken aanzienlijk. Open communicatie en warm opvoedingsklimaat In een open opvoedingsklimaat, de eerste pijler van een autoritatieve opvoedingsstijl, waar voldoende ruimte is voor open communicatie en het bouwen aan een warme, betrokken relatie tussen ouders en kinderen bouwen kinderen een aanzienlijke dosis zelfvertrouwen op om steeds zelfstandiger gezonde keuzes te leren maken. Een open communicatie is veel meer dan kinderen informeren over de voordelen van een gezonde leefstijl en de risico’s van een sedentaire leefstijl of het gebruik van tabak, cannabis en overmatig alcohol. Een open communicatie draagt bij tot een positieve ouder-kind-relatie (met o.a. positieve aandacht en prijzen, meer inlevingsvermogen naar het kind toe, ouderlijke steun, ouderlijke betrokkenheid, niveau en kwaliteit van communicatie, …) wat als belangrijke protectieve factor geldt in het nastreven van een gezond leefstijl en het voorkomen van risicogedrag. Disciplinering In een autoritatieve opvoedingsstijl stellen ouders ook duidelijke regels en afspraken voorop, weliswaar met aandacht voor en acceptatie van het kind. Ouderlijke “monitoring” of opvolging van het eet-en beweegpatroon van hun kinderen leidt tot positieve effecten bij de kinderen. Ouders die gepaste grenzen stellen (bv. m.b.t. het structureren van maaltijden, televisiekijken) en deze consequent opvolgen, hebben gezondere kinderen. Te strikte controlerende praktijken, dwang en vooropstellen van beloningen hebben echter een tegengesteld effect. Zowel te strenge disciplinaire praktijken en excessieve (fysieke) straffen als te weinig regels en te lakse straffen zijn ook voorspellers van middelengebruik. In de opvoeding dient een evenwicht gevonden te worden tussen te strenge en te lakse regelstelling met betrekking tot gebruik van tabak, alcohol en cannabis.
Modeling Zowel wat betreft het stimuleren van gezonde gewoontes (gezond eten en voldoende bewegen) als het beperken van ongezonde gewoontes (een sedentaire leefstijl en middelengebruik), moeten ouders bewust gemaakt worden van hun voorbeeldfunctie. Door zelf gezond te eten en voldoende te bewegen, maar nog meer door dit ook samen te doen met de kinderen, wordt een gezonde leefstijl als normaal overgenomen door de kinderen. Ouders kunnen goede rolmodellen zijn wat betreft middelengebruik en langs de andere kant kan een kind dat de ouders ziet roken of drinken dat gedrag overnemen. Beschikbaarheid en toegankelijkheid Ouders kunnen door (structurele) ingrepen te doen in de directe fysieke omgeving van het kind (in en om het huis), de omgeving zo inrichten dat gezond gedrag wordt uitgelokt en/of gefaciliteerd.
6
Kennis Om een gezonde leefstijl na te streven is het belangrijk op de hoogte te zijn van de aanbevelingen die vanuit voorlichtingsmodellen vooropgesteld worden om gezondheidsvoordelen te ondervinden van een gezond eet-en beweegpatroon. Ouders die op de hoogte zijn van de risico’s van middelengebruik bij kinderen, kunnen hun kinderen gezonder opvoeden. Echter voor alle gezondheidsthema’s geldt dat een uitgebreide expertise van de ouders over alle thema’s niet noodzakelijk is. 2.4. Opvoedingsonzekerheid beantwoord, met een website Onderstaande tekst is gebaseerd op een uitgebreide literatuurstudie, uitgeschreven in document: Literatuurstudie: Gezondheidspromotie en opvoedingsondersteuning. (Bijlage 1)
Vanuit een veranderde samenleving, met een gewijzigde gezins- en opvoedingscultuur, sterkere invloeden vanuit de media en een nooit gekend keuze-aanbod op verschillende vlakken voelen veel ouders zich onzeker in hun rol als opvoeder, niet in het minst wat betreft de gezondheidsthema’s van dit project. Deze onzekerheid wordt (mede)ingegeven door het niet bekend zijn met de preventieve mogelijkheden als ouder en een tekort aan vaardigheden om in te grijpen. Zo denken ouders bijvoorbeeld onterecht dat ze weinig invloed kunnen uitoefenen op vlak van risicogedrag bij adolescenten. Om ouders te ondersteunen in hun rol als opvoeder m.b.t. de gezondheid van hun kind zijn drie elementen centraal: a) het overtuigen dat ouders een invloed kunnen hebben op de gezondheid van kinderen en jongeren b) een betere kennis van de gezondheidsaanbevelingen voor voeding, beweging en middelengebruik en c) het versterken van de nodige opvoedingsvaardigheden en zelfwerkzaamheid van ouders m.b.t. een gezonde leefstijl en risicogedrag. Ouders zien zichzelf soms niet meer competent in de opvoeding en onderschatten hun invloed. Via opvoedings-ondersteunende initiatieven zoals gezondopvoeden.be willen we ouders ‘empoweren’ in hun rol als opvoeder en hen (terug) doen geloven dat hun invloed op de gezonde leefstijl van hun kinderen groter is dan ze denken. Wanneer ze hiervan overtuigd zijn, reiken wij hen de meest effectieve opvoedingsstrategieën aan en geven wij hen de kans hier in zekere mate mee te oefenen (via interactieve testjes en doe-opdrachten) of te leren van andere ouders in gelijkaardige situaties (door het bekijken van filmpjes). Hierbij is het belangrijk dat via opvoedingsondersteuning alle gezinnen bereikt worden (universeel aanbod) en niet enkel gezinnen die uitdrukkelijk vragen of uitgesproken risicokenmerken hebben. We weten immers dat alle gezinnen nu en dan twijfels hebben over de opvoeding en ontwikkeling, ook al hoeft dat niet per se te betekenen dat ze problemen hebben. We beseffen dat het een grote uitdaging is om zo veel mogelijk diverse gezinnen te bereiken en dat het bijvoorbeeld extra inspanningen vraagt t.a.v. bepaalde doelgroepen (lagere SES, vaders,…). Zonder stigmatiserend te werken proberen we ook in te spelen op hun behoeften. Als we ouders uit lage SES-groepen en vaders willen bereiken, dan blijkt een opvoedsite als strategie zeker zinvol. Elke ouder zoekt, afgestemd op de aard en de ernst van de vraag en het zich aangesproken voelend door een professionele dan wel een meer informele benadering, de gepaste ondersteuningsvorm.
7
Heel wat ouders zijn zelf op zoek naar informatie, en zoeken dit vaak op het internet, boeken, tijdschriften, televisie,… veel vaker dan dat ze deelnemen aan oudercursussen of info-avonden. Ze willen immers op een laagdrempelige manier aan hun informatie kunnen geraken. Met het ontwikkelen van een website waar alle ouders terecht kunnen met hun opvoedingsvragen m.b.t. gezonde leefstijl, voeding en beweging en tabak, alcohol en drugs, geloven we dat we sterk inspelen op die behoeften. Om bepaalde (groepen) ouders te bereiken, bijvoorbeeld ouders met lagere SES kunnen intermediairs actief binnen opvoedingsondersteuning en gezinsondersteuning een belangrijke meerwaarde betekenen (zie punt 5, implementatie). 2.5 Structuur website Voor de opbouw van de website is gekozen voor een thema-gerichte insteek. Ouders hebben meestal een specifieke vraag rond een bepaald thema. Algemeen Achter het verkeersbord worden wel de 4 grote beschermende factoren/determinanten (zie punt 2.3) voor gezonde leefstijl binnen het gezin algemeen beschreven, van waaruit interne links naar de thema-dossiers mogelijk zijn.
Indeling op thema Verder worden voor elk thema dezelfde beschermende factoren (zie punt 2.3.) voor gezonde leefstijl binnen het gezin (disciplinering, communicatie, modeling en beschikbaarheid en toegankelijkheid, kennis) vertaald en gedetailleerd uitgewerkt in informatieve teksten en gestoffeerd met zeer concrete voorbeelden, filmpjes, beeldmateriaal, zelftests en doeopdrachten voor thuis.
8
Het menu voor ‘gezonde voeding’ ziet er dan bijvoorbeeld als volgt uit.
Indeling op leeftijd of aanwezigheid experimenteergedrag Het extra item per thema onder de titel “Tips” is een makkelijke toegang naar de meest belangrijke tips i.f.v. de leeftijd van de kinderen (voor wat betreft voeding, beweging en sedentair gedrag) en i.f.v. het al of niet reeds aanwezig zijn van experimenteergedrag (voor de thema’s tabak, alcohol en cannabis). Deze aanpassing is er gekomen na input van de focusgroepen. Het biedt ouders de mogelijkheid om ook op maat van de leeftijd van hun kind toegang te vinden tot de meest relevante tips. De tips zijn een verwijzing naar andere bestaande pagina’s, maar worden weergegeven in de vorm van ‘lijstjes’, wat ook minder talige ouders, die niet graag onmiddellijk geconfronteerd worden met lange teksten, een snelle toegang kan bieden naar de meeste relevante informatie. Bij het verder openen van een titel in het menu krijgt de bezoeker de gevraagde informatie, meestal in eerste instantie in tekstvorm.
Submenu: indeling op werkvorm Het linker zij-menu (in de blauwe balk) geeft waar mogelijk extra beeldmateriaal, filmpjes, testjes of externe links naar andere websites, folders, ... De tekstpagina’s worden op deze manier rijkelijk geïllustreerd en verder geduid. Met de verscheidenheid aan (interactieve) werkvormen spelen we ook in op de behoeften van verschillende ouders. Het beeldmateriaal is bijvoorbeeld voor sommige lager opgeleide ouders
9
makkelijker toegankelijk dan de teksten. Hoger opgeleiden appreciëren de uitgebreide informatie die ze in de teksten kunnen lezen. Uit de focusgroepen voor de productinformatie leren we dat afwisseling ouders langer op de website hield en uitnodigde om de website uitgebreid te verkennen. De rangschikking in het zij-menu wordt soms aangepast i.f.v. de logica. Bepaalde testjes bijvoorbeeld zijn zinvoller om deze eerst te doen omdat ze ouders aanmoedigen zelf na te denken over een bepaalde situatie. Na het invullen van de test worden ze dan doorverwezen naar de juiste informatie. In dat geval is het testje de eerste subpagina die opent bij aanklikken van een titel in het hoofdmenu. Zoekfunctie en sitemap De website heeft ook een zoekfunctie en een uitgewerkte sitemap om gericht zoeken te vergemakkelijken.
3. Ontwikkelinsproces 3.1. Stuurgroep Bij de ontwikkeling van de website en het uittekenen van de basisstructuur gebeurde in samenwerking met een brede groep experten op vlak van de inhouden, de methodologie of de doelgroep. De lijst van met stuurgroepleden kan geraadpleegd worden in bijlage 4.
Deze stuurgroep kwam 4 keer samen gedurende de projectperiode en gaf naargelang beschikbare expertise inhoudelijke input en/of feedback op de belangrijke fases in het project, met name: de verschillende literatuurstudies die wetenschappelijke onderbouwing vormen van het project de opbouw van de structuur van de website de uitwerking in informatieve teksten en interactieve tools op maat van de ouders de bekendmaking en bredere implementatie de evaluatie van de website. Van elke stuurgroepvergadering werd een agenda en een verslag gemaakt. De verslagen van de stuurgroepvergaderingen zijn te lezen in bijlage 5.
3.2. Testing bij eindgebruikers en intermediairs Een testversie van de website werd voor de lancering ook voorgelegd aan de einddoelgroep en groepen van intermediairs. Zij konden de website beoordelen op de toegankelijkheid van de website qua structuur en vormgeving en op de bruikbaarheid van de inhouden. Aan de hand van de ingevulde vragenlijsten en de focusgesprekken die we met de groepen hadden, werden bijsturingen gedaan die de website gebruiksvriendelijker moeten maken. Een uitgebreider verslag van de conclusies uit de focusgroepen is te lezen in het evaluatierapport van dit project. (zie bijlage 7)
10
4. Evaluatie De evaluatie van de methodiek bestaat uit een productevaluatie van de website bij een steekproef van ouders en intermediairs en een effectevaluatie van de website door bevraging van de bezoekers van de website, een implementatiegraadmeting en een evaluatie van de infosessies voor intermediairs. Voor een uitgebreide beschrijving van het evaluatie-opzet verwijzen we naar het uitgeschreven evaluatieplan (bijlage 6). Een uitgebreid evaluatierapport met resultaten en conclusies van de product- en effectevaluatie wordt in een apart document meegestuurd met dit eindrapport.
De belangrijkste conclusies zijn: 4.1. Productevaluatie Uit de vragenlijsten en focusgroepen in het kader van de productevaluatie nemen we mee dat de website qua uitstraling, inhouden, opbouw en structuur positief gewaardeerd wordt door zowel ouders als intermediairs. De website sluit nauw aan bij de verwachtingen en bezoekers appreciëren dat opvoeding voor verschillende gezondheidsthema’s uitgebreid en diepgaand aan bod komen op 1 centrale website. De website wordt ervaren als een schat aan informatie, nog meer door de veelheid een externe links die eraan gekoppeld worden. De teksten zijn soms lang, maar worden vlot gelezen. Voor wie liever minder leest, zijn de filmpjes, het beeldmateriaal en de interactieve testjes en boeiende en welkome afwisseling. De verscheidenheid aan werkvormen hebben menig ouder en intermediair uitgenodigd om langer op de website te vertoeven en meerder pagina’s/thema’s te verkennen. 4.2. Effectevaluatie Ondanks de beperking van de effectevaluatie (afname kort na de lancering van de website en een zeer korte periode tussen pre- en posttest), kunnen we toch een aantal positieve effecten vaststellen bij ouders en intermediairs die de website bezochten. In de eerste plaats kunnen we vaststellen dat van bij aanvang 80% van de bezoekers ouders zijn, de doelgroep voor wie de website in eerste instantie is bedoeld. Met 20% vaders en 30% ouders met hoogste diploma secundair onderwijs, menen we te mogen zeggen dat we de bijzondere doelgroepen die we beoogden, ook degelijk bereikten. Ouders kregen via een pre- en postmeting vragen over de inschatting van hun rol als opvoeder rond gezondheidsthema’s, hun kennis over opvoedingsvaardigheden met betrekking tot gezonde leefstijl en de mate waarin ze zichzelf in staat achten deze ook toe te passen. Op bijna alle variabelen zien we kleine, doch significante verschillen tussen de pre-meting en de post-meting. Uitermate positief is ook dat 93% van de ouders de website opnieuw zal bezoeken als ze concrete vragen hebben, en dat 84% de website ook aan andere ouders zal aanraden. Bij de professionelen zien we eerder een licht significante daling van de inschatting van de rol als ouder op gezonde voeding, beweging en zitgedrag. Professionelen twijfelen bij de postmeting ook iets meer over hun eigen kennis met betrekking tot opvoeding en voorkomen van roken, drinken en cannabisgebruik en hun eigen vaardigheden om ouders te ondersteunen bij opvoedingsvragen bij alle gezondheidsthema’s.
11
We kunnen deze tendensen verklaren door het fenomeen dat professionelen tot een grotere bewustwording komen, wat zeker ook een belangrijke effect is. Zij tonen in elk geval een grote intentie om zich verder via de website te informeren in de toekomst om ouders beter te kunnen ondersteunen bij opvoedingsvragen over gezondheidsthema’s in het algemeen, of voor specifieke thema’s in het bijzonder. Zij vinden de website meer dan de moeite waard om hem ook bij collega’s aan te raden.
5. Implementatie Tijdens de projectperiode was een pilootimplementatie voorzien met een beperkte lancering van de website en een aantal infosessies over het gebruik van de website bij intermediairs opvoedingsondersteuning, gezondheids- en preventiewerkers. Een implementatieplan voor Vlaanderen werd opgesteld in het project. Het doel van de implementatie is dat ouders de website leren kennen via de pers (bij lancering), google, doorverwijzing via andere belangrijke websites en organisaties voor gezinnen en dat belangrijke intermediairs de website kennen, ouders ernaar doorverwijzen en de website eventueel gebruiken in hun (begeleidings-)contacten met ouders.
Een uitgebreide beschrijving van de geplande implementatie-acties is te lezen in het implementatieplan van het project. (Bijlage 7) 5.1. Pilootimplementatie bij lancering De lancering van de website op 19 december 2013 werd aangekondigd via een persbericht gericht naar de algemene pers en meer gespecialiseerde pers op vlak van gezondheid en opvoeding. Het bericht werd zeer goed opgepikt (zowel online als in een aantal week- en maandbladen) wat leidde tot een groot aantal bezoekers in de startperiode. (Zie ook het evaluatierapport voor een uitgebreide info m.b.t. implementatiegraadmeting) Een uitgebreid en beknopt persbericht, beiden verspreid vanaf 19 december 2013, kan je vinden in bijlage 8.
Zo zagen we advertenties en korte artikels verschijnen in o.a. Goed Gevoel, Klasse voor ouders, Psychologie Magazine en online op Demorgen.be, Deredactie.be, Bodytalk.be, Deknack.be, Destandaard.be, Hln.be, Klassevoorouders.be, goedgevoel.be,…. In De Bond (tweewekelijkse krant van de Gezinsbond), Kerk en Leven en Botsing verscheen een uitgebreider artikel over de website of 1 van de thema’s. De dag van de lancering was er ook een kort radio-interview op ‘Q-music’. Een overzicht van een aantal publicaties vind je in bijlage 9.
Ook Vlaamse en lokale partners werkzaam binnen de domeinen van gezondheidspromotie en opvoedingsondersteuning, werden actief aangeschreven en namen de bekendmaking van de website ter harte in o.a. nieuwsbrieven en op hun website. Uit de gegevens van Google Analytics leiden we af dat zij belangrijke doorverwijzers (kunnen) zijn. Bezoekers komen vaak op de website via doorverwijzing van o.a. de website van Kind en Gezin, Druglijn, Groeimee.be, Opvoedingswinkels, de Logo’s (Lokaal Gezondheidsoverleg), …. Maar ook lokale besturen, scholen, CLB’s, CAW’s of individuele zorgverstrekkers plaatsen een nieuwsbericht of een link op hun website en verwijzen ouders door naar www.gezondopvoeden.be.
12
5.2. Ruime implementatie Hoewel ouders rechtstreeks toegang hebben tot de website, zijn we er ons van bewust dat intermediairs belangrijke tussenpersoon zijn om ouders bekend te maken met de website, niet in het bijzonder naar de meest kwetsbare ouders. Ondersteunende materialen Er werd ondersteunend materiaal (infofiche, affiches en kaartjes, websitebanner: zie bijlage 10) ontwikkeld om de website verder bekend te maken bij intermediairs en ouders. De materialen worden verdeeld onder de Logo’s die instaan voor een lokale verspreiding bij relevante partners. Zij beschikken hier voor over een begeleidende brief met tips en richtlijnen. (Bijlage 10) Actieve bekendmaking bij lokale organisaties Via de Logo’s (Lokaal Gezondheidsoverleg) worden de materialen lokaal verspreid naar de lokale actoren opvoedingsondersteuning via o.a. de Huizen van het Kind (waar Kind en Gezin, Jeugddienst, OCMW, CAW, basiseducatie, … lokale netwerken rond gezinnen vormen om samen opvoedingsondersteuning aan te bieden), lokale ambtenaren bevoegd voor jeugdwerk, gezinsbeleid of welzijn, maar ook in bibliotheken en culturele centra. Doel is de verspreiding te doen op die plaatsen waar ouders vaak komen. De Week van de Opvoeding die liep van 16 tot 23 mei 2014 en in het teken stond van ‘Opvoeding in beweging’ werd in meerdere regio’s en gemeentes aangegrepen om de website onder de aandacht te brengen van intermediairs en ouders. De wederzijdse vermelding op de websites van Gezonde gemeente en van Week van de Opvoeding heeft hier uiteraard ook toe bijgedragen. De Logo’s beschikken ook over een powerpoint-presentatie om de website voor te stellen op de lokale overlegstructuren. (bijlage 11) Gerichte bekendmaking bij welzijnsorganisaties Relevante Vlaamse organisaties (VAD, Expoo, Eetexpert, Vereniging Psychologen, Vereniging diëtisten, eerstelijnszorg, vrouwenverenigingen, Vlaams ouderenraad, …) werden actief en gericht gecontacteerd om te bekijken hoe zij de website bekend kunnen maken bij hun lokale netwerken en bij ouders. Koepelorganisaties worden (op maat) aangeschreven en gecontacteerd om de website via nieuwsbrieven en/of een link op hun eigen website verder bekend te maken bij hun achterban en hun leden aan te moedigen gebruik te maken van de materialen op hun website (banner), in bijvoorbeeld wachtruimtes (affiches) of in persoonlijke contacten met ouders (kaartjes). Hiertoe werden nog een aantal aangepast artikels voor nieuwsbrieven aangeleverd op maat van de doelgroep. Bijvoorbeeld voor het Netwerk Duurzame Mobiliteit (met focus op actieve verplaatsingen en duurzaamheid) en voor de Vlaamse Ouderenraad (gericht naar de doelgroep van grootouders die vaak ook voor een deel mee instaan voor de opvoeding van de kleinkinderen). Gezond opvoeden binnen andere VIGeZ-methodieken De website wordt als methodiek ook mee opgenomen in andere bestaande methodieken van het VIGeZ waar een doorverwijzing en communicatie naar ouders zinvol kan zijn, dit bijvoorbeeld bij Fruit op School, Rookvrije klassen en Vlaanderen stopt met roken. Ook op type-brieven voor ouders voor o.a. de projecten Rookvrije klassen en Tutti Frutti komen verwijzingen naar de website Gezondopvoeden.be. Voor de settingswebsites Gezonde School en Gezonde Gemeente werden actiefiches gemaakt hoe Gezondopvoeden.be kan mee genomen worden in gezondheidsprojecten binnen scholen 13
of lokale besturen. Gezondopvoeden.be werd ook opgenomen in de eerste nieuwsbrieven van Gezonde School (maart 2014) en Gezonde Gemeente (juni 2014). Via Gezonde Gemeente worden ook teksten aangeleverd zodat lokale besturen een artikel kunnen plaatsen in hun gemeentebladen indien gewenst. Vormingen voor intermediairs Er werden infosessies georganiseerd voor de Logo’s en voor preventiewerkers van de CGG’s om hen te informeren over de website. Zij zullen de website pro-actief, maar ook op vraag van lokale organisaties, mee bekende maken. De Logo’s maken o.a. aan de hand van de powerpoint (zie eerder) de website bekend bij hun CLB-netwerken. De preventiewerkers werken eerder op maat en op vraag van organisaties, maar zullen ook dan gezondopvoeden.be in hun aanbod op nemen indien relevant. Voor intermediairs werden er een aantal vormingsmomenten georganiseerd waar de belangrijke principes van gezond opvoeden aan bod komen, als ook de toepassing ervan, en het gebruik van de website in hun dagelijkse werking vanuit de basismodellen van opvoedingsondersteuning als laagdrempelige en vraag-gestuurde ondersteuning van ouders. Tijdens de projectperiode werden nog vier vormingen aangeboden binnen het vaste VIGeZaanbod (Brussel, Leuven, Gent en Hasselt). De evaluatie van de vormingen werd mee opgenomen in het evaluatieplan. Verder werd ook reeds enkele vormingen op vraag aangeboden op een studiedag georganiseerd door de Provincie Vlaams Brabant, dienst Onderwijs en voor de jongerenmodule van de opleiding Gezinswetenschappen aan het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen.
Eigen initiatief van partners Alle hierboven vernoemde acties leiden er niet alleen toe dat meer en meer ouders en intermediairs Gezondopvoeden.be leren kennen, maar ook dat partners de Logo’s of VIGeZ ook op eigen initiatief contacteren of actie ondernemen om de website verder te verspreiden. We hebben geen zicht op al deze acties maar kunnen wel een aantal voorbeelden aanhalen: Een medewerker van een lokaal bestuur nam zelf contact op om kaartjes en affiches te kunnen verspreiden tijdens de week van de opvoeding. Een CLB-medewerker die deelneemt aan de vorming, vertelt dat ze vanaf volgend schooljaar de website zullen vermelden onderaan de brieven die na een consult van een kind bij het CLB meegegeven wordt aan de ouders. Een CLB-medewerker neemt, na het volgen van een vorming, contact met VIGeZ (doorverwezen naar Logo). Zij voegen bij elke brief die na een consult van de kinderen plaatsvindt een brochure of folder mee rond een relevant thema. Voor de leerlingen van het vijfde leerjaar willen ze de kaartjes van Gezond Opvoeden meesturen. De website wordt kort als varia-punt voorgesteld op een vergadering van de Vlaamse Ouderenraad, wat leidt tot de vraag om een bericht op maat te maken voor de Nieuwsbrief en eventueel een artikel voor het tijdschrift ‘Actief’. De vereniging van psychologen wordt gecontacteerd om ook via hun nieuwsbrief en website de gezondopvoeden.be bekend te maken bij hun leden. Zij bekijken de mogelijkheden om materiaal te verspreiden op hun vormingsdagen voor zelfstandige psychologen. 14
Een medewerker van de Gezinsbond volgt de vorming. Er zullen verder afspraken gemaakt worden hoe ze de Gezondopvoeden.be een plaats kunnen geven op hun eigen website, maar vooral ook hoe ze gespreksleiders van oudergroepen en Bijtanken@home de website als ondersteunende methodiek kunnen leren kennen, eventueel aan de hand van een vorming op maat. …..
15
16
Bijlagen
17
Bijlage 1: Literatuurstudie: gezondheidspromotie en opvoedingsondersteuning Bijlage 2: Literatuurstudie: voeding en beweging en opvoeding Bijlage 3: Literatuurstudie: tabak, alcohol en drugs en opvoeding Bijlage 4: Samenstelling stuurgroep project Gezond Opvoeden Bijlage 5: Stuurgroep verslagen Bijlage 6: Evaluatieplan Project e-educatie Gezinnen Bijlage 7: Communicatie- en implementatieplan Bijlage 8: Persberichten Bijlage 10: Promotiemateriaal gezondopvoeden.be Bijlage 11: Powerpoint voor Logo’s om website voor te stellen bij partners
18
Bijlage 1: literatuurstudie
Literatuurstudie: Gezondheidspromotie en opvoedingsondersteuning Lies Racquet, Vigez augustus 2012
Uit hun actieplannen en doelstellingen blijken gezondheidspromotie en opvoedingsondersteuning beleidsdomeinen te zijn die elkaar zoeken. Voorliggende tekst is een basisdocument ter verantwoording van de uitwerking van een methodiek, nl een website voor ouders rond opvoedingsvaardigheden voor gezonde leefstijl en risicogedrag, die aan deze toenaderingspoging tegemoet wil komen. In een eerste deel geven we samengevat de doelstellingen en strategieën m.b.t. opvoedingsondersteuning, ouders en gezinnen uit de Actieplannen rond voeding en beweging en Tabak, Alcohol en Drugs voor 2009-2015. We gaan ook kort in op de doelstellingen van de Preventieve Gezinsondersteuning die vanuit Kind en Gezin ontwikkeld wordt. We lichten in een volgend deel de gekende modellen rond opvoedingsondersteuning toe die een bijdrage kunnen leveren bij het ontwikkelen van een methodiek voor ouders met opvoedingsvragen rond voeding, beweging, tabak, drugs en alcohol. Opvoedingsondersteuning heeft verschillende functies en situeert zich op het continuüm van de gewone opvoedingssituatie tot de problematische opvoedingssituaties. We geven graag een overzicht mee van de functies die we willen invullen m.b.t. gezondheidspromotie met de ouders als doelgroep. We verantwoorden onze keuze om een aanbod te doen naar de ruime doelgroep van alle ouders met “gewone” opvoedingsvragen rond VB en TAD. In een laatste deel zoomen we in op “online opvoedingsondersteuning” als methodiek, ook hier uiteraard met de focus op opvoedingsondersteuning en gezondheidspromotie. 1.
Twee beleidsdomeinen
1.1. Gezondheid (Uit Vlaams Actieplan voeding en beweging 2009-2015) Voeding en beweging Strategie 2: gezond bewegen en evenwichtiger eten in de leefomgeving van kinderen en jongeren (0-18j) Prioriteit 4: Ondersteunen van ouders, gezinnen en diensten voor opvoedingsondersteuning (Uit Vlaams actieplan tabak, alcohol en drugs 2009-2015 Tabak, alcohol en drugs Doelstelling: daling van het aantal gebruikers en een vermindering van de schade als gevolg van middelengebruik. Streefdoel is dat men kan voorkomen dat jongeren beginnen te roken, alcohol te gebruiken of drugs te nemen of dat men de beginleeftijd kan uitstellen en dat verantwoordelijk gedrag bevorderd wordt. Beleidsvisie: Vlaanderen kiest voor een integrale aanpak: het gelijktijdig invoeren van een reeks elkaar ondersteunende maatregelen waarvan de effectiviteit bewezen is Strategie: integrale beleidsvisie moet in de praktijk gebracht worden binnen verschillende sectoren en bij de verschillende doelgroepen, waaronder gezinnen
19
1.2.
Preventieve gezinsondersteuning (Uit Begeleidend schrijven van minister Jo Vandeurzen bij de nota ‘Krijtlijnen voor de uitbouw van een versterkte preventieve gezinsondersteuning’. 29/10/2010 en Conceptnota decreet Preventieve gezinsondersteuning) Alle ouders stellen zich wel eens vragen over: • de ontwikkeling van hun kind • de gezondheid van hun kind • de opvoeding van hun kind - Geïntegreerde aanpak van deze vragen - Verwijzing naar de gezondheidsdoelstellingen 2009-2015 - Verschuiving van medische problematieken, van voorkomen van acute infectiepathologie, naar o.a. gezondheidsbedreigingen bij het kind en zijn ouders zoals overgewicht en obesitas. Rol voor preventieve zorg en grotere nood aan opvoedingsondersteuning, o.a. door veranderde maatschappelijke context en gezinscontext.
2.
Het gezin als setting voor gezondheidspromotie via opvoedingsondersteuning.
2.1.
Een kans….
Uit de literatuur m.b.t. gezondheidspromotie leren we dat het gezin een belangrijke setting is in het ontwikkelen van een gezonde leefstijl (Remy, 2001). In het gezin wordt gezond gedrag aangeleerd en onderhouden. Kinderen leren binnen hun gezin de belangrijke strategieën in de omgang met hun omgeving, waaronder ook gezondheids-gerelateerde gewoontes. (Soubhi en Potvin (2000), Novilla, (2006)). Zoals in de meeste literatuur over de invloed van thuisomgeving op de leefstijl van kinderen, zien we de ouders als centrale aanspreekpersonen. We gaan echter niet voorbij aan de grote diversiteit binnen gezinnen naar omvang, samenstelling, etnische achtergrond, voorgeschiedenis, leeftijden, taakverdeling van de ouders, opvatting over opvoeding,…. We nemen niet het “standaardgezin” als norm. (Behoefte aan…, 2009). Het gezin en de ouders hebben een grote invloed op de ideeën van kinderen over voeding en eten en op hun voedingsgedrag en dit tot in de late adolescentie en zelfs tot in de jongvolwassenheid. (Maes, et al. (2001),Patrick (2005), Gross (2010), West, (2007)) Ouders kunnen de mate van fysieke activiteit en het sedentair gedrag van hun kinderen beïnvloeden (Smith, 2010; Coppin, 2010). Sociale steun van de ouders is één van de belangrijkste beïnvloedende factoren om jongeren aan te zetten tot fysieke activiteit, en dit zowel instrumenteel (ter beschikking stellen van materiaal, mogelijkheden, zorgen voor vervoer,…) als conditioneel (samen activiteiten doen en aanmoedigen en stimuleren) (Beets, 2010). Ook in de recente literatuur m.b.t. overgewicht bij kinderen lezen we dat behandelingen te veel op het kind zelf gericht zijn, en dat juist de ouder in de begeleiding van deze kinderen vergeten partner is. (Golan, 1998 en 2004). Het opvoedingsklimaat in het gezin heeft ook effect op het TAD-gedrag van jongeren en ouders en families hebben een kritieke rol in het beschermen van hun kinderen tegen gebruik (Kumpfer, Alvaro & Whiteside, 2003). 20
Onderzoek toont aan dat opvoedingsondersteuning effectief is bij het terugdringen van overgewicht en het bevorderen van een evenwichtig eetgedrag en voldoende beweging (Kitzman-Ulrich, 2010; O’Connor, 2009; Ostbye, 2011; Berry, 2004; Rudolf, 2009; Ventura, 2008), en ook om middelengebruik te beperken (Petrie, 2007, Lochman, 2002; Kumpfer, 2003). Werkzame elementen zijn de aandacht voor een autoritatieve opvoedingsstijl (Sleddens, 2011; Gerards, 2011; Pearson, 2010; Lohaus, 2009; Petrie, 2007), en een focus op vaardigheden, zelfvertrouwen en zelfwerkzaamheid (Ventura, 2008; Hart, 2003; Petrie, 2007; Lochman, 2002; Kumpfer, 2003). 2.2.
…. Maar ook een uitdaging
Novilla (2006) stelt dat het gezin traditioneel de eerste en één van de belangrijkste settings is waarbinnen aandacht is voor de gezondheid en het welzijn van de kinderen. De functie van het gezin is een integratie van voeden, zorgen, beschermen en (aan)leren, en daarom een belangrijke ingangspoort en focus voor gezondheidspromotie. De uitdaging ligt evenwel hierin om de determinanten voor gezonde leefstijl binnen het gezin adequaat te identificeren, rekening houdende met de verschillende interacties die er plaatsvinden tussen het gezin en verschillende sociale settings, zoals de school, de gemeenschap, de werkomgeving, …. Het ondersteunen van gezinnen met betrekking tot het ontwikkelen van een gezonde leefstijl past binnen een multi-disciplinaire aanpak, binnen de verschillende settings. Gezonde leefstijl bij kinderen en jongeren wordt beïnvloed door persoonlijk, sociale en omgevingsfactoren. Interventies gericht op gezondheidspromotie richten zich best op het veranderingen van variabelen binnen al deze categorieën. (Sallis, 2000; Frelier, 2007, Hinkley, 2008). Het aanspreken van ouders binnen de thuisomgeving is één mogelijke interventie. Novilla roept tegelijkertijd ook op om bij het ontwikkelen van beleid en programma’s gericht op ouders en gezinnen ook de complexiteit voor ogen te houden dat elk gezin andere behoeften heeft en andere hulpmiddelen nodig heeft, afhankelijk bijvoorbeeld van de ontwikkelingsfase waarbinnen het gezin zich bevindt. Gezinnen kunnen ook een grote diversiteit vertonen naar omvang, samenstelling, voorgeschiedenis, etnische achtergrond, opvattingen over opvoeding, ….. (E-quality, 2009). 2.3.
Opvoedingsondersteuning: modellen
De bedenkingen van Novilla m.b.t. gezinnen en gezondheidspromotie sluiten aan bij enkele praktijktheorieën die we kennen rond opvoedingsondersteuning. Het transactioneel ontwikkelingsmodel bekijkt opvoeding als een menselijke interactie, waaraan ouders en kind gezamenlijk vorm geven. De ontwikkeling en opvoeding van kinderen is een dynamisch proces tussen kind, ouder en omgeving met een voortdurende wisselwerking tussen verschillende beïnvloedende factoren. Individuele verschillen tussen kinderen (temperamentverschillen, aanleg, gezondheid, intellectuele vermogens,…), tussen ouders (opvoedingsstijl, flexibiliteit, intellectuele vermogens, opvoedingservaring,…) en verschillen in omgevingsfactoren (sociaal-economische status, stress-gevende situaties, steun van familie, buren,….) beïnvloeden de opvoedingssituatie. Op alle vlakken spelen beschermende en risicofactoren een rol. Een evenwicht tussen draaglast en draagkracht is van essentieel belang voor de kwaliteit van de opvoeding en daarmee voor de gezondheid en het welzijn van de kinderen en de ouders. Soms is het evenwicht verstoord en zijn opvoedingsondersteunende interventies nodig. Die kunnen gericht zijn op het vergroten van de draagkracht of het verminderen van
21
de draaglast. Opvoedingsondersteuning kan een vorm van primaire preventie zijn door voordat de balans wankelt in te spelen op het positief omgaan met kinderen en ouders preventief te ondersteunen in de opvoeding van hun kinderen. (Prinsen, 2002, Burggraaf-Huiskes, 2011) Het Levensloopmodel gaat ervan uit dat de ontwikkeling van baby tot volwassene getypeerd kan worden als een proces van opeenvolgende taken en opgaven die volbracht moeten worden. (Riksen-Walraven, 1989, In: Bakker, 1998, Prinsen, 2002, Burggraaf-Huiskes, 2011). De ontwikkelingstaken zijn een soort pedagogische vraag waar een pedagogisch aanbod aan beantwoordt. Belangrijke ontwikkelingstaken zijn de autonomie-ontwikkeling (0-3j), het omgaan met leeftijdsgenoten (basisschoolleeftijd) en de vorming van de identiteit (adolescentie). (Bakker, 1998). Voor het realiseren van deze taken hebben kinderen ondersteuning nodig. Door responsieve reacties van mensen uit hun omgeving bouwen kinderen zelfvertrouwen op en leren ze vertrouwen op anderen, ze ontwikkelen een “werkmodel” over zichzelf en de ander. Voor kinderen zijn ouders de belangrijkste ondersteuners. Het zijn deze processen tussen ouder en kind die nu net binnen de opvoeding naar een gezonde leefstijl ook zo belangrijk blijken (cfr, Literatuurstudie Heel wat in Huis en Literatuurstudie Gezin en gezonde leefstijl, beiden ook opgesteld in het kader van dit project). Echter, eveneens vanuit het levensloopmodel nemen we mee dat ook ouders ontwikkelingstaken hebben. Een positief werkmodel stimuleert competent ouderschap. Ouders hebben naast “ouder zijn” echter ook andere ontwikkelingsopgaven, soms problemen, die druk kunnen leggen op de opvoeding. In onze adviezen naar ouders moeten we rekening houden met deze andere factoren die een gezin beïnvloeden. Het samen beschouwen van deze modellen brengt ons bij de basis van wat opvoedingsondersteuning kan betekenen, nl. via het zoeken naar beschermende factoren de draagkracht van de ouders vergroten: “Empowerment”. Door het vergroten van de draagkracht van de ouders, weten zij de opvoedingsvragen en –problemen waarmee ze geconfronteerd worden beter te hanteren. (Prinsen, 2002) Via het geven van info, het aanreiken van advies rond opvoedingsvaardigheden, het bieden van steun specifiek geconcretiseerd naar voeding en beweging, en naar tabak, drugs en alcohol willen we ook hier ouders “tools” aanreiken om hun draagkracht te vergroten. Zie (verder) voor de uitwerking van deze functies van opvoedingsondersteuning. Om te werken aan de onzekerheid in opvoeding m.b.t een gezonde leefstijl en risicogedrag is een proces van bewustwording van de eigen rol en mogelijkheden en van het versterken van de opvoedingsvaardigheden aan de orde (Novilla, 2006, Buijzen, 2010). Hoe we concreet willen inspelen op dat bewustwordingsproces en welke concrete vaardigheden we ouders willen aanreiken, wordt verder uitgediept in twee ander nota’s, nl. Literatuurstudie TAD en Opvoedingsondersteuning en Literatuurstudie voeding en beweging en opvoedingsondersteuning. 3.
Gezondheidspromotie via opvoedingsondersteuning voor ouders
3.1.
Antwoord op opvoedingsonzekerheid m.b.t. gezondheidsthema’s
Bijna alle ouders hebben op één of ander moment in de opvoeding van hun kinderen behoefte aan steun bij min of meer belastende opvoedingskwesties. De meest gestelde vragen gaan over “als moeilijk ervaren” gedrag, waaronder eetproblemen. Ook gezondheid , gezonde
22
leefstijl in het algemeen en risicogedrag zijn items waarrond ouders wel eens onzeker zijn. (Behoefte aan… (2009), Prinsen et al. (2002), Petermeijer (2008)). Ouders hebben vaak een duidelijke mening over wat ze normaal of toelaatbaar vinden als het gaat om gezonde leefstijl. Ze zijn echter niet altijd overtuigd dat ze deze normen kunnen overbrengen op hun kind (dossier NJI). Anderzijds stelde men vast dat het met de voedingsgewoonten van kinderen vanaf de leeftijd van 2 jaar niet altijd zo goed gesteld is. (Lenaers, 2002 en Huybrenchts, 2008, beiden in: Vandeurzen, 2010) Veel ouders hebben behoefte aan praten over zorgen rond de opvoeding en zoeken en vinden deze vorm van ondersteuning veelal in eigen kring: bij de partner, familie, vrienden of andere ouders in de directe omgeving. (E-Quality, 2009). Door een toegenomen individualisering van onze maatschappij is de nood aan opvoedingsondersteuning groter geworden. (Prinsen et al., 2002; Plantin, 2009). Ouders die behoefte hebben aan professionele steun, willen vooral laagdrempelig advies. Ouders hebben echter niet alleen nood aan opvoedingsondersteuning vanuit een groeiende opvoedingsonzekerheid. Nederlandse ouders bijvoorbeeld worden door Rispens (1996, in: Petermeijer, 2008) omschreven als “opvoedingsoptimisten”, die ervan overtuigd zijn dat hun handelen invloed heeft op de ontwikkeling van hun kinderen. Ze gaan dus actief op zoek naar informatie, niet uit onzekerheid, maar uit interesse. Het doel van het project is om ouders van kinderen en jongeren informatie en pedagogische tips aan te reiken die aansluiten bij hun opvoedingsvragen over gezonde voeding en beweging en tabak, alcohol en drugs terecht komen en die hen een geschikt, aangepast en betrouwbaar advies geven.
6. Voeding en beweging (Uit literatuurstudie Voeding en Beweging en Opvoedingsondersteuning) In tegenstelling tot wat we in andere onderzoeken vonden, schrijft Bastiaans et al (2012) dat ouders meestal geen duidelijke vraag stellen naar ondersteuning op het gebied van attitude en kennis m.b.t. gezonde voeding en beweging. Toch stellen ook zij dat voorlichting nuttig kan zijn. Hoewel veel ouders immers positief staan t.o.v. gezonde voeding en beweging, onderschatten ze de risico’s van een bovengemiddeld gewicht van hun kinderen. Ouders spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van overgewicht bij hun kinderen. Ook ouders die voldoende kennis hebben over voeding en beweging, handelen soms ineffectief. Ouders van kinderen met overgewicht twijfelen vaak aan hun vermogen er iets aan te kunnen doen. Toch willen zij wel ondersteuning bij het veranderen van hun opvoedingsstijl. Ze hanteren een permissieve stijl en willen effectiever leren opvoeden. Ze willen leren hoe ze hun opvoedingsgedrag vooral ten aanzien van grenzen stellen en ritmevorming kunnen veranderen. (Bastiaans, 2012) Opvoedingsondersteuning vanuit empowermentprincipes sluit hier volgens Bastiaan et al. (2012) perfect bij aan. Sommige ouders hebben moeite met ingrijpen m.b.t. de eetgewoontes van hun kinderen, omdat ze willen voorkomen dat de kinderen te veel belast zouden worden met het idee dat ze dik zouden zijn. Ondersteuning van deze ouders zou dan betekenen ze te helpen met het oplossen van deze dilemma’s. (Bastiaans, 2012)
23
3.1.2. Tabak, alcohol en drugs (Uit Literatuurstudie Tabak, Alcohol en Drugs en Opvoedingsondersteuning) Het opvoedingsklimaat heeft effect op het TAD-gedrag van jongeren en ouders en families hebben een kritieke rol in het beschermen van hun kinderen tegen gebruik (Kumpfer, Alvaro & Whiteside, 2003). Het probleem is dat ouders dit soms zelf niet inzien en daardoor ineffectieve strategieën toepassen of te weinig aandacht hebben voor hun mogelijke invloed (Kumpfer, Alvaro & Whiteside, 2003). Het is belangrijk dat ouders weten hoe ze het meest effectief kunnen zijn in het opvoeden van hun kinderen. Daarbij moeten ze in eerste instantie beseffen dat ze zelf erg grote invloed (kunnen) uitoefenen op hun kinderen. Ouders denken meer en meer dat opvoedingstaken hen uit de handen worden genomen door onderwijsinstellingen, peers en vooral de media. Ouders zien zichzelf soms niet meer competent in de opvoeding en onderschatten hun invloed. 3.2.
Opvoedingsondersteuning als preventief aanbod voor ALLE ouders
Als we bovengenoemde vaststellingen meenemen in de ontwikkeling van onze methodiek rond gezondheidspromotie via opvoedingsondersteuning weten we dat we kunnen aansluiten bij de verwachtingen die geformuleerd worden in de ‘Krijtlijnen voor de uitbouw van een versterkte preventieve gezinsondersteuning’ (Vandeurzen, 2010). Naast de bezorgdheid die uitgaat naar een toename van kinderen met overgewicht en obesitas, lezen we in de krijtlijnen ook dat opvoeden in de meeste gezinnen een positief gebeuren is, dat ouders zich af en toe wel eens zorgen maken, maar daarom nog geen grote problemen hebben met de opvoeding van de kinderen. In 3.1. en 3.2. tonen we dat dit ook zeker aan de orde is wat thema’s als gezonde leefstijl, voeding en beweging en tabak, alcohol en drugs betreft. Toch staat daar tegenover dat ook vanuit deze krijtlijnen de behoefte aan opvoedingsondersteuning zowel vanuit wetenschappelijke hoek als vanuit het praktijkveld onderkend wordt. Het is belangrijk dat alle gezinnen bereikt worden (universeel aanbod) en niet enkel gezinnen die uitdrukkelijk vragen of uitgesproken risico-kenmerken hebben. We weten immers dat alle gezinnen nu en dan twijfels hebben over de opvoeding en ontwikkeling, ook al hoeft dat niet persé te betekenen dat ze problemen hebben. (Vandemeulebroecke & Colpin, 2002, in:Vandeurzen, 2010, p. 10) We beseffen dat het een grote uitdaging is om zo veel mogelijk diverse gezinnen te bereiken en dat het bijvoorbeeld extra inspanningen vraagt t.a.v. bepaalde doelgroepen (lagere SES, allochtonen, vaders,…). Zonder stigmatiserend te werken proberen we ook in te spelen op hun behoeften. (Zie 4.2.) Als we ouders uit lage SES-groepen en vaders willen bereiken, dan blijkt een opvoedsite als strategie zeker zinvol. (Koks, 2008; Plantin, 2009; Sarkadi, 2005) Elke ouder zoekt, afgestemd op de aard en de ernst van de vraag en het zich aangesproken voelend door een professionele dan wel een meer informele benadering, de gepaste ondersteuningsvorm (zie o.a. Belmans en van Bellen 2003, De Neve, 2002, Nijsten en Pels, 2002; Peeters en Hermanns, 1993; Vermust, 2002, allen in: Vandeurzen, 2010). Ouders zijn in de eerste plaats op zoek naar informatie, en zoeken dit vaak op het internet, boeken, tijdschriften, televisie,… veel vaker dan dat ze deelnemen aan oudercursussen of infoavonden (Ouders en hun behoefte …., 2006). Ze willen immers op een laagdrempelige manier aan hun informatie kunnen geraken. Het is belangrijk dat echt rekening gehouden wordt met de beleving van de ouders. Hun bezorgdheden moeten serieus genomen worden zonder ze te problematiseren. Opvoedingsondersteuning wordt best aangereikt vanuit een positieve toon:
24
meestal gaat het goed en het is normaal als ouders af en toe vragen hebben. Verder is het ook een streven om rekening te houden met de diversiteit aan gezinnen en dus ook aan opvoedingsvragen. Daarom is het belangrijk om een veelzijdig en wijd verspreid aanbod van opvoedingsondersteuning te voorzien (Woordhead, Hames en Thomas, 2005, In: Vandeurzen, 2010, p. 6) Met het ontwikkelen van een website waar alle ouders terecht kunnen met hun opvoedingsvragen m.b.t. gezonde leefstijl, voeding en beweging en tabak, alcohol en drugs, geloven we dat we sterk inspelen op de behoeften zowel binnen de gezondheidspromotie (Actieplannen TAD en VB) als binnen opvoedingsondersteuning (Conceptnota Preventieve gezinsondersteuning). We richten ons juist op dit brede publiek, vanuit een zeer preventief oogpunt. 4.
Methodiek: E-educatie bij opvoedingsondersteuning
4.1.
Online zelfeducatie
- “Online zelfeducatie” is “het bieden van informatie, advies en ondersteuning via het internet op het gebied van zorg, welzijn en educatie in de vorm van preventie, behandeling en (na)zorg en gericht op het vergroten van de zelfwerkzaamheid van de client, het verbeteren van de toegankelijkheid van de hulp en van de toeleiding naar face-to-face hulp” (E-hulp, 2007). Als bijzondere vorm van zelfeducatie blijkt een online aanbod heel wat voordelen te hebben. Het succes van zelfhulpmaterialen is vooral toe te schrijven aan het feit ze gebruikt kunnen worden wanneer men wil. Men is niet gebonden aan afspraken met professionelen. Alles kan binnen de privé-sfeer, zonder dat iemand op de hoogte hoeft te zijn (Levrau, 2007). De voordelen van zelfeducatie worden nog versterkt door het online aanbod. Het bereik en de vele mogelijkheden voor informatie, interactie, feedback en sociale steun maken van e-educatie een krachtig instrument voor hulpverlening en advies. Vooral de mogelijkheid om anoniem informatie te krijgen, al dan niet op maat, samen met de hoge toegankelijkheid (24 op 24, verlaagt voor velen de drempel om zich kwetsbaar op te stellen. E-educatie draagt zo bij tot de democratisering van hulpverlening en preventie (Christensen et al., 2002; Wangberg, 2007; Plantin, 2009). Bovendien kan via internet aan een groot aantal gebruikers dezelfde, betrouwbare informatie worden gegeven, ook naar moeilijker bereikbare groepen (lage SES, vaders,…) (Plantin, 2009) 4.2.
Opvoedingsondersteuning via het internet
Ook online opvoedingsondersteuning heeft de laatste jaren een belangrijke plaats ingenomen binnen het totale aanbod van opvoedingsondersteuning (Bernhard, 2004; Petermeijer, 2008; Koks, E.E.A., 2008; Plantin, 2009; Buurggraaf-Huiskes, 2011). Het internet schept ook naar ouders verschillende mogelijkheden. Het sluit aan bij hun behoefte aan laagdrempelige informatie en advies. Ook Petermeijer haalt de voordelen aan van de anonimiteit, 24 op 24- bereikbaarheid en het feit dat mensen de deur niet uit moeten. Dit zijn belangrijke voordelen voor ouders met opvoedingsvragen aangezien de helft van hen deze niet bespreekt met derden buiten het gezin (Equality, 2009; Burggraaf-Huiskes, 2011). Ook voor moeders die vandaag meer geïsoleerd leven (bijvoorbeeld door de geboorte van een kind, de opvoeding van de kinderen), en minder ervaring opdoen met het opvoeden van 25
kinderen in hun eigen sociale netwerk, is het internet een manier om toch informatie, advies en sociale steun op formele (via professionelen) en informele (via andere ouders op o.a. fora) manier te bekomen (Drentea, 2005; Bernhard, 2004; Plantin, 2009). We spelen in op de ontwikkelingen dat ook het internet een rol kan spelen in de ondersteuning van ouders, en maken een website om een ruim publiek te bereiken, ook ouders die anders moeilijker bij opvoedings-ondersteunende activiteiten betrokken kunnen worden. Vooral de combinatie gezondheid-opvoeding is een belangrijke factor bij ouders om informatie te zoeken op het internet. Ouders die zich zorgen maken over de gezondheid van hun kinderen bezoeken frequent het internet. Ook hier zijn ze dan vooral op zoek naar erkenning en sociale steun. (Koks, 2008; Plantin, 2009) Met de informatie en de adviezen op de website willen we een antwoord geven op de opvoedingsvragen die ouders hebben m.b.t. het gezond opvoeden van hun kinderen. 75 % van de ouders die een opvoedsite bezoeken, gaan evenwel ook nog te rade bij andere personen of instellingen: familie, vrienden, buren, leerkracht, kinderopvang, arts, opvoedingsadviseur,…. Of ze maken gebruik van andere media: tijdschriften, boeken, televisie,… Specifieke informatie m.b.t. een bepaald thema (gezonde leefstijl) en de pedagogische aanpak krijgen moeders liefst van professionelen, sociale steun zoeken ze eerder bij andere ouders (Bernhardt, 2004) Gebruik van het internet komt dus naast gebruik van andere formele en informele bronnen (Petermeijer, 2008; Plantin, 2009). Vooral jongere vrouwen die voor het eerst moeder worden bezoeken het internet. Vrouwen die al wat ouder zijn bij de geboorte van hun eerste kind, of ouders van oudere kinderen consulteren het internet meestal pas in tweede instantie, na het lezen van boeken of direct contact met een arts o.d. (Plantin, 2009) Ouders die opvoedsites bezoeken zijn volgens het onderzoek van Petermeijer (2008) vooral op zoek naar informatie en instrumentele steun. Toch blijkt dat ouders ook zoeken naar (gepersonaliseerd) advies. (Behoefte aan…, 2009; Scholte, M., 2006, Plantin, 2009). Vele opvoedsite hebben dan ook een vraagbaak of geven antwoorden op vragen van ouders via e-mail. Deze onlineadvisering heeft een eigen dynamiek en werkwijze. Het is niet altijd makkelijk een concreet beeld te krijgen van de situatie, de beleving van de ouders en de factoren die het probleem beïnvloeden, omdat er op chatmomenten na geen directe informatie-uitwisseling is. Een hulpmiddel kan zijn om met een soort “digitaal format” te werken waarin ouders hun vraag kunnen formuleren, wat een minimum aan relevante informatie kan opleveren om het advies zo goed mogelijk te laten aansluiten. Prettig voor ouders is wel dat het antwoord op het scherm staat en herlezen kan worden. Antwoorden uit mailcontacten kunnen nadien door de adviseurs ook gebruikt worden in rubrieken met veel gestelde vragen e.d. De mogelijkheden voor advies op maat via het internet zijn toch enigszins beperkt, gezien het niet echt mogelijk is samen met de ouders een plan van aanpak te ontwikkelen. (Burggraaf-Huiskes, 2011) In Nederland kennen we o.a. Ouders Online en J/M Ouders. Vlaamse ouders kunnen terecht op de website van Kind en Gezin, Groei Mee of OudersNet.be. De druk-bezochte, Britse “Netmums”-site biedt ook een typisch voorbeeld van een virtuele wereld voor moeders waar ouders informatie kunnen opdoen, ook via allerlei links, ervaringen van andere ouders kunnen vinden en sociaal contact kunnen zoeken met andere ouders. (Plantin, 2009)
26
Vele websites, ook deze rond opvoeding en gezondheid maken gebruik van een forum waar ouders met elkaar in gesprek kunnen gaan. Deze fora spelen in op de behoefte van ouders naar sociale steun en een luisterend oor bij andere ouders. Deze steun kunnen ze ook vinden in verhalen en getuigenissen van andere ouders op deze websites. (Plantin, 2009) Ondanks de positieve appreciatie van vele ouders, vooral moeders, voor fora op opvoed- en gezondheidssites, wijst Han (2001) erop dat ouders ook nadelen aankaarten. Discussies gaan vaak off-topic, er ontstaat negatieve berichtgeving met negatieve emoties tot gevolg, verhalen worden verteld in ellenlange e-mails, ouders twijfelen over de geloofwaardigheid van bepaalde informatie, en het vermeende sociale contact kan echte nabijheid niet vervangen (Han, 2001; Plantin, 2009) Ouders geven de voorkeur aan een makkelijk toegankelijk site, boven meer “academische” (lees: vaktechnische) sites m.b.t. bijvoorbeeld gezondheid van kinderen. (Plantin, 2009) Anderzijds stellen ouders zich, terecht, kritisch op t.a.v. de geloofwaardigheid van wat ze op het internet lezen. Ze hebben het meeste vertrouwen in sites afkomstig van officiële organisaties, met een professionele lay-out, een vlotte schrijfstijl en een goede bronvermelding en doorverwijzing naar andere sites. (Bernhard, 2004; Plantin, 2009) Ondanks het feit dat in de praktijk het “about us”-deel van de website zelden geconsulteerd wordt, geven ouders aan de ze belang hechten aan de geloofwaardigheid van een website. Ze willen weten wie of wat er achter de website zit (Wint er iemand geld bij?), wat de originele bron van de informatie is (Komt de info van een te betrouwen organisatie?) en gaan vergelijken met de inhouden op andere websites. (Bernhard, 2004; Plantin, 2009) Wanneer er over opvoedingsondersteuning gesproken wordt , wordt deze altijd opgedeeld in een aantal functies: informatie en voorlichting, praktisch pedagogische en instrumentele steun, emotionele steun, sociale steun en zelfhulp bevorderen, signalering, vroegtijdige intensieve, laagdrempelige hulp (Koussemaker en Timmers-Huigens, 1985, www.Expoo.be). Met het bieden van informatie, instrumentele en sociale steun en het geven van adviezen kunnen we met een website vele van die functies vervullen. Op deze functies zullen we dan ook vooral inzetten via het gebruik van diverse werkvormen: video’s, vragenlijsten, zelftestjes, stellingen, verhalen van ouders en deskundigen,… om ook op dat gebied in te spelen op de verschillende behoeftes van ouders. Ouders zijn immers ook niet langer tevreden met pure descriptieve informatie, maar willen ook “experience-based” informatie, kennis gebaseerd op de ervaringen van anderen in gelijkaardige situaties (Plantin, 2009). Hoewel de meeste onderzoeken tonen dat internet nog steeds het meest bezocht wordt door de hogere SES-groepen, (Koks, 2008; Plantin, 2009), vond Plantin toch ook onderzoeken die geen “digital divide” kunnen aantonen wat betreft de bezoekers van een opvoedsite en dat sommige sites zeer frequent bezocht worden ook door lagere SES-groepen met een beperkt sociaal netwerk. Dit kan verklaard worden door de grotere beschikbaarheid van computers en toegankelijkheid van internet in zowat alle Europese landen. We weten wel dat hogeropgeleiden andere criteria stellen bij het zoeken en het beoordelen van online informatie. Hoger opgeleiden leggen meer de nadruk op de functionaliteit, de relevantie en de betrouwbaarheid. Voor lager opgeleiden is vooral gebruiksvriendelijke formulering en de leesbaarheid een erg belangrijke factor (Koks, 2008; Plantin 2009). Internet kan voor lager opgeleiden vooral ook een sociale steunbron zijn, een bron om sociale contacten op te bouwen. We streven ernaar een website te maken waarin ook op het vlak van sociale status een zo ruim mogelijk publiek aansluiting vindt, zowel qua inhoud als qua vorm.
27
Opvoedsite worden het meest bezocht door jonge, “midden-klasse” moeders. Het zijn zij die het meest op zoek gaan naar informatie rond gezondheid en opvoeding. Dit weerspiegelt ook hun “off-line” gedrag. Moeders zijn zowiezo het meest bezig met de gezondheid en de opvoeding van de kinderen (Koks, 2008; Sarkadi, 2005; Plantin, 2009). Toch staan ook vaders positief t.o.v. informatie m.b.t. de opvoeding van hun kinderen die ze kunnen vinden op het internet. Het is een manier om vaders meer bij de opvoeding te betrekken (Fletcher, 2008). Opnieuw Plantin (2009) refereert naar een onderzoek waarin vaders actief betrokken worden in een opvoed-programma gebaseerd op internetgebruik. De vaders kregen toegang tot een virtuele bibliotheek met literatuur over kinderen en opvoeding, konden deelnemen aan een forum en konden vragen stellen via e-mail. De deelnemende vaders waren positief, zowel wat betreft hun toegenomen kennis als het vertrouwen in hun opvoedingsvaardigheden. Deze vaststelling nemen we graag mee, omdat vaders vaak heel moeilijk te betrekken zijn in opvoedingscursussen e.d. Het vraagt wel extra aandacht om een site ook toegankelijk te maken voor vaders; ze ervaren nog te vaak dat sites te veel focussen op het moederschap en fora gedomineerd worden door moeders.
Referenties -
Bakker, I., Bakker, K., van Dijke, A. & Terpstra, L. (1998). Ontwikkelingsstimulering en Opvoedingsondersteuning in perspectief. Nederlands instituut voor zorg en welzijn, Utrecht.
-
Bastiaans, A.J.C., Baerveldt, C. & Jansen, J. (2012). Opvoedingsondersteuning bij de preventie en aanpak van overgewicht: de rol van opvoedstijlen. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, Jaargang 90, 3.
-
Beets, M.W., Cardinal, B.J. & Alderman, B.L. (2010). Parental support and the physical activity-related behaviours of youth: a review. In: Health ducation and behavior, 37 (5).
-
Behoefte aan opvoedingsondersteuning, Factsheet 2009, Equality, www.e-quality.nl.
-
Bernhardt, J.M & Felter, E.M. (2004). Online Pediatric Information Seeking Among Mothers of Young Children: Results From a Qualitative Study Using Focus Groups. J Med Internet Res. 2004 Jan-Mar; 6(1): e7.
-
Burggraaf-Huiskes, M. (2011). Opvoedingsondersteuning als bijzondere vorm van preventie. Uitgeverij Coutinho. Bussum.
-
Copin, E. (2010). De invloed van de thuisomgeving op fysieke activiteit en overgewicht bij kinderen uit het lager onderwijs. Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Gezondheidsvoorlichting en Bevordering. Promotor: Prof. Dr. G. Cardon. Universiteit Gent, Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen.
-
Concepttekst Organisatie van de preventieve gezinsondersteuning, opgehaald augustus 2012 van: http://www.huizenvanhetkind.be/hk/Decreet/
-
Drentea, P. & Moren-Cross, J.L. (2005). Social capital and social support on the web: the cas of an internet mother site. Sociology of health and illness, 27 (7). 920-943.
28
-
Fletcher, R.; Vimpani, G.; Russell, G. & Keatinge, D. (2008). The evaluation of tailored and web-based information for new fathers. Child: Care, Health and development. Volume 34, 4, 439-446.
-
Golan, M.; Fainaru, M. & Weizman, A. (1998). Role of 29ehavior modification in the treatment of childhood obesity with the parents as the exclusive agents of change. International Journal of Obesity and Related Metabolic Disorders : Journal of the International Association for the Study of Obesity [1998, 22(12):1217-1224]
-
Golan, M. & Crow, S. (2004). Parents are key players in the prevention and treatment of weight-related problems. Nutrition News, Vol. 62, No. 1, 39-50.
-
Gross, S.M., Davenport Pollock, E. & Braun, B. (2010). Family Influences: Key to fruit and vegetable consumption among Fourth- and fifth-grade students. Journal of Nutrition education and behavior. Vol. 42, Nr 4, p. 235-241.
-
Han, H.R. & Belcher, A.E. (2001). Computer-mediated support group use among parents of children with cancer- an exploratory study. Computer Nurs, 19 (1), p. 27-33.
-
Hinkley, T.; Crawford, D., Salmon, J.; Okely, A.D. & Hesketh, K. (2008). Preschool Children and Physical Activity: A Review of Correlates. Volume 34, 5, pp. 435-441.
-
Koks, E.E.A., 2008. Opvoedingsondersteuning via het internet: achtergrondkenmerken van de gebruikers en de beoordeling van de websites. Masterscriptie Opvoedingsondersteuning. Pedagogische en onderwijskundige wetenschappen. Universiteit Antwerpen.
-
Kumpfer, K.L., & Alvarado, R. (2003). Family-Strengthening Approaches for the Prevention of Youth Problem Behaviors.
-
Maes, L, De Bourdeaudhuij, I. & Vanhauweraert, E. (2001). Promotie van gezonde en evenwichtige voeding. In: Stevens, V. & Van den Broucke, S., Gezondheidspromotie 2001. 10 Jaar gezondheidspromotie in Vlaanderen. Garant, Leuven-Apeldoorn.
-
Website www.nji.nl, Nederlands Jeugdinstituut, Dossier opvoedingsondersteuning.
-
Novilla, M., Barnes, M., et al. (2006). Public Health Perspectives on the Family: An Ecological Approach to Promoting Health in the Family and Community. In: Family & community health, 29(1).
-
Ouders en hun behoefte aan opvoedingsondersteuning. Factsheet mei 2006, NIZW, Jeugd.
-
Patrick, H., Nicklas, T.A., Hughes, S.O? & Morales, M. (2005). The benefits of authoritative feeding style: caregiver feeding styles and the children’s food consumption patterns. Appetite. 44 (2), p. 243-249.
-
Patrick, H. & Nicklas, T.A. (2005). A review of family and social determinants of children’s eating patterns and diet quality. Journal of the American College of Nutrition, Vol. 24, No. 2, 83—92.
-
Petermeijer, S.C.M., 2008. Online opvoedingsondersteuning. Een onderzoek naar de redenen van ouders om opvoedsites te bezoeken, de voorkeur voor bepaalde onderdelen en de beoordeling van dit soort websites. Masterscriptie Opvoedingsondersteuning, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit Amsterdam.
29
-
Plantin, L. and K. Daneback (2009). “Parenthood, information and support on the internet. A literature review of research on parents and professionals online.” BMC Family Practice 10(34).
-
Prinsen, B., Verhegge, K. & Ten Thije, I. (2002). Met ouders samen. Opvoedingsondersteuning in de preventieve zorg in Nederland en Vlaanderen. Nederlands instituut voor zorg en welzijn, Utrecht.
-
Remy, D. & Timmermans, H. (2001). Gezondheidspromotie in de thuisomgeving. In: Stevens, V. & Van den Broucke, S., Gezondheidspromotie 2001. 10 Jaar gezondheidspromotie in Vlaanderen. Garant, Leuven-Apeldoorn.
-
Sallis, J.F., Prochaska, J.J. & Taylor, W.C. (2000). A review of correlates of physical activity of children and adolescents. Medicine & science in sports & exercise, vol 32, No. 5, pp. 963-975.
-
Sarkadi, A. & Bamberg, S. (2005). Socially unbiased parenting support on the internet: a cross sectional study of users of a large Swedish parenting website. In: Child care health development, 31,1.
-
Smith, J.B., Grunseit, A., Hardy, L.L., King, L., Wolfenden, L. & Milat, A. (2010). Parental influences on child physical activity and screen viewing time: a population based study. BMC Public Health.
-
Soubhi, H. & Potvin, L. (2000). Homes and Families as Health Promotion Settings. In: Poland, B.D., Green, L.W. & Rootman, I., Settings for Health Promotion, Linking Theory and Practice. Sage Publications, California.
-
Vandeurzen, J. (2010). Begeleidend schrijven bij de nota “Krijtlijnen voor de uitbouw van een versterkte preventieve gezinsondersteuning.”
-
Vlaams actieplan tabak, alcohol en drugs 2009-2015, http://www.zorg-engezondheid.be/Beleid/Gezondheidsdoelstellingen/Vlaams-actieplan-tabak,-alcohol-endrugs-2009-2015/
-
Vlaams Actieplan voeding en beweging 2009-2015, http://www.zorg-engezondheid.be/Beleid/Gezondheidsdoelstellingen/Vlaams-actieplan-voeding-en-beweging2009---2015/
-
Wangberg, S.C., Andreassen, H.K., Prokosch, H.U., Santana, S.M.V., Sorensen ,T. & Chronaki, C.E. (2007). Relation between Internet use, Socio-economic status (SES), social 30ehavio and subjective health. Health Promotion International, Vol 23, NO. 1, 70-77.
-
West, F. (2007). Lifestyle Triple P. Helping Parents Raise Healthy Children. School of Psychology, The University of Queensland, Brisbane.
30
Bijlage 2
Literatuurstudie: Voeding en beweging en Opvoeding Lies Racquet, Vigez September 2012
In de nota “Gezondheidspromotie en opvoedingsondersteuning “ lichten we toe dat het gezin een belangrijke setting is in het ontwikkelen van een gezonde leefstijl. In het gezin wordt gezond gedrag aangeleerd en onderhouden. Kinderen en jongeren leren binnen hun gezin de belangrijke strategieën in de omgang met hun omgeving, waaronder ook gezondheidsgerelateerde gewoontes. (Soubhi en Potvin, 2000; Novilla, 2006; Smith, 2010) . We verantwoorden in de nota waarom we denken via opvoedingsondersteuning en specifiek via een website rond opvoedingsvaardigheden met betrekking tot gezond leefstijl een bijdrage te kunnen leveren tot het bereiken van de gezondheidsdoelstellingen uit de Actieplannen 20092015 voor Voeding en Beweging en Tabak, drugs en alcohol. Het is een balanceren tussen het inspelen op vragen van ouders m.b.t. deze thema’s en het sensibiliseren van ouders en gezinnen. We willen ouders bewust maken van hun rol die ze kunnen spelen in het “gezond opvoeden” van hun kinderen. Door het geven van informatie en het aanreiken van concrete opvoedingsvaardigheden m.b.t. gezonde leefstijl hopen we hun zelfvertrouwen te vergroten en empowerend te werken. Het ontwikkelen van een gezonde leefstijl bij kinderen hangt af van veel verschillende factoren. Beweeggedrag maar ook de voorkeur voor bepaalde voeding en het ontwikkelen van een eetpatroon zijn deels genetisch bepaald, maar ook psychologische factoren, interpersoonlijke invloeden, omgevingsfactoren en maatschappelijke factoren spelen een rol (Beets, 2010; Scaglione, 2011). Een ecologische benadering houdt rekening met kind-kenmerken (leeftijd, gender, mogelijkheden,…) (zie bij deel 2, inleidende tekst en 3.2.), kenmerken van de familiale omgeving (gezinsinkomen, gezinssamenstelling, opleiding,…) (zie deel 3) en omgevingskenmerken (school, buurt, media, …) (Davison, 2005). De belangrijkste invloeden op het sport-en beweeggedrag, het sedentair gedrag en op het eetpatroon kunnen echter wel door de ouders uitgeoefend worden, gezien de meeste kinderen/jongeren ruim 18 jaar zeer nauw samenleven met hun ouders (Davison, 2005, Beets, 2010). De socialisatie van gezondheid-gerelateerd gedrag gebeurt binnen het gezin, waar de opvattingen, attitudes en het gedrag van ouders het gedrag van kinderen sterk beïnvloeden (Pugliese, 2007; Gustafson, 2006). Ouders kunnen kinderen faciliteren, enthousiasmeren en aansporen om actief te worden en te blijven. Ze kunnen het goede voorbeeld geven door zelf te sporten of er zelf een actieve leefstijl op na te houden of door grenzen te stellen aan sedentaire activiteiten en ook daar het goede voorbeeld te geven. (Frelier, 2007; Gustafson, 2006; Salmon, 2005). Jonge kinderen zijn makkelijker beïnvloedbaar en ouders hebben in deze leeftijdsfase een hoge mate van controle over de omgeving en ervaringen van kinderen (Anzman, 2010). De effecten van opvoeding dragen bij tot een actieve leefstijl ook op volwassen leeftijd (Beets, 2010).
31
We zijn in de literatuur op zoek gegaan naar “wat werkt”, naar de beschermende factoren binnen opvoeding en binnen de context van het gezin die kunnen leiden tot een gezonde leefstijl van de kinderen en andere gezinsleden. In deze nota gaan we dieper in op deze beschermende factoren wat betreft voeding en beweging. Voor Tabak, alcohol en drugs verwijzen we naar een nota die in samenwerking met VAD werd opgesteld, “Literatuurstudie: Tabak, alcohol en drugs en opvoeding”. 1. Opvoedingsstijlen en voeding en beweging 1.1.
Algemene opvoedingsstijlen
-
Voor een gezonde leefstijl van een kind is in de eerste plaats een goede relatie met zijn ouders belangrijk. In een goede ‘leefstijlspecifieke’ opvoeding zijn de ouders warm en betrokken, stellen zij duidelijk regels en grenzen en houden ze toezicht. Deze stijl van opvoeden is de democratische of “autoritatieve” opvoedingsstijl (Dossier NJI, O’Connor, 2009). Permissieve, verwaarlozende, maar ook restrictieve opvoedingsstijlen zijn risicofactoren voor obesitas, terwijl een gezaghebbende, autoritatieve opvoedingsstijl juist beschermend werkt (Boere-Boonekamp, 2008). Wanneer je kinderen meer groente, fruit en melkproducten wil doen eten, zal je aanpak vooral gericht moeten zijn op het doen toenemen van het autoritatieve (op)voedingsgedrag van de ouders (Patrick, 2005).
-
De ouders van kinderen die over het algemeen weinig regels stellen (permissieve opvoedingsstijl), blijken meer risico te lopen op overgewicht (Bastiaans, 2012) en drinken meer frisdranken (Rosenkranz, 2008). Deze ouders zijn warm en sensitief, maar hebben weinig verwachtingen over zelfcontrole en discipline bij hun kinderen. Ouders die een autoritaire opvoedingsstijl hanteren controleren sterk, maar zijn verder weinig betrokken op hun kinderen. Deze ouders bepalen strikt het eet- en beweegpatroon van hun kinderen. Door hun gebrek aan ouderlijke betrokkenheid wordt er weinig gepraat over deze onderwerpen in het gezin. Kinderen blijken daardoor slechter in staat te zijn hun eigen eetgedrag te reguleren en verliezen hun plezier in bewegen. De meest gunstige stijl is de autoritatieve opvoedingsstijl. Deze ouders zijn betrokken, stellen duidelijke grenzen, gebruiken positieve bekrachtigers en opvolgstrategieën, zorgen voor een gezond voedselaanbod en ondersteunen kinderen bij het bepalen van het soort en hoeveelheid voedsel. Op deze manier leren kinderen verantwoorde keuzes maken m.b.t. hun voeding. (Golan, 2004; Bastiaans, 2012; Arrendo, 2006; van der Horst, 2007) Kinderen van ouders met een autoritatieve opvoedingsstijl weten meer over en eten meer fruit (Rosenkranz; 2008).
-
Bastiaans et al. (2012) stellen een verband vast tussen de opvoedingsstijl en de aard van de gewenste ondersteuning. Permissieve ouders hebben nood aan het verbeteren van hun opvoedingsvaardigheden. Autoritatieve ouders zijn vaker geholpen met voorlichting, bv. over de risico’s van bovengemiddeld gewicht.
-
Het is dus zinvol bij het ondersteunen van ouders hun opvoedingsstijl in kaart te brengen en de juiste ondersteuning hierop af te stemmen.
32
1.2.
Voedingsstijlen (Feeding Styles)
-
Patrick en Nicklas (2005) spreken in analogie met de algemene opvoedingsstijlen over drie voedingsstijlen (feeding styles). “Voedingsstijl” representeert de aanpak van de ouder m.b.t. het behouden of veranderen van eetgedrag van het kind. Bij de autoritatieve voedingsstijl bepalen ouders welke voeding aangeboden wordt, en de kinderen bepalen welke dingen ze hiervan eten. Een té autoritaire aanpak leidt eerder tot minder eten van groenten fruit. (Patrick en Nicklas, 2005)
-
Ouders die er zelf ongezondere voedingsgewoontes op nahouden, die zelf minder groenten en fruit eten of ouders die zelf kampen met gewichtsproblemen en zelf moeite hebben om hun voedingsgedrag te controleren, zijn meer geneigd dwingende strategieën te gebruiken naar hun kinderen. Ze willen overgewicht bij hun kinderen voorkomen. Deze controlerende (op)voedingsstijl zal echter eerder leiden tot problematische eetgewoontes en overgewicht. (Golan, 2004) Deze kinderen leren zelf niet om gezonde keuzes te maken.
1.3.
“Trust” paradigma- “Control” paradigma
-
Satter (in: Golan, 2004) maakt een onderscheid tussen een aanpak voor voeding gebaseerd op controle en een aanpak gebaseerd op vertrouwen. Zij promoot een gedeelde verantwoordelijkheid tussen ouders en kinderen, waarbij ouders zorgen voor een gezond aanbod en een ondersteunende context, en het kind bepaalt hoeveel het eet. Kinderen moeten zelf de signalen herkennen wanneer ze voldoende gegeten hebben om tot een juiste energiebalans te komen. Kinderen moeten een zekere mate van zelf-controle ontwikkelen.
-
Ook een te grote controle door de ouders op het beweeggedrag en –patroon heeft een negatief effect, omdat het de autonomie-ontwikkeling van de jongere in de weg staat. (Ornelas, 2007).
2. Opvoedingsvaardigheden m.b.t. voeding en beweging Dat ouders belangrijk zijn in de ontwikkeling van een gezonde leefstijl voor voeding en beweging bij hun kinderen, is reeds duidelijk. Een positief gezinsklimaat en een autoritatieve opvoedingsstijl kunnen daartoe bijdragen (Golan, 2004). Hoewel we ouders zeker verder op weg willen helpen om aan een algemeen positief opvoedingsklimaat te werken binnen hun gezin, willen we vooral op zoek gaan naar de concrete werkzame elementen binnen een “gezonde opvoeding”. We zijn in de literatuur op zoek gegaan naar die factoren in de opvoeding van ouders naar hun kinderen die hun effectiviteit bewezen hebben en zullen die op een website vertalen in concrete adviezen en vaardigheden voor ouders. We volgen als basis de vier aspecten van opvoeding die Davison (2005) beschrijft in het ecologisch model, nl. kennis en overtuigingen, modeling, beschikbaarheid en toegankelijkheid en gedragsbeïnvloeding (shaping).
33
We vullen deze vier aspecten aan met een in de literatuur eveneens vaak terugkerende topic, nl. communicatie over voeding, beweging, sedentair gedrag en het omgaan met media m.b.t. deze thema’s. 2.1.
Doelgroep
In de eerste plaats richten we ons voor de thema’s voeding en beweging op ouders van peuters/kleuters en lagere schoolkinderen. In de literatuur worden zeer uiteenlopende leeftijdsgroepen onder de loep genomen. Daarom houden we ons hier aan deze ruime indeling. Gezien het moto “Jonge geleerd, is oud gedaan” zowel voor voedingsgewoontes als voor een actieve leefstijl blijkt op te gaan, willen we ouders van deze groep kinderen vooral aanspreken. In de tekst spreken we dan over (jonge) kinderen. (Beets, 2010) Ouders kunnen het bewegingsgedrag van hun kinderen sterk beïnvloeden door modeling (through role-modeling), directe betrokkenheid en samen sporten en bewegen. Hoewel de basisschoolleeftijd ideale leeftijd geldt voor de directe betrokkenheid van ouders, kan men wel stellen dat deze invloed kan doorspelen tot voorbij de adolescentie (Beets, 2010). De pubertijd wordt beschouwd als een overgangsfase, waarin de interesses van jongeren verschuiven en ze meer zelf gaan bepalen wat ze doen. Vrienden spelen hierin ook een rol. (Schols,M. et al, 2010; Beets, 2010) Onderzoek wijst uit dat de deelname aan sport en fysieke activiteiten drastisch afneemt vanaf de (vroege) adolescentie. Toch hebben gezonde eet- en beweeggewoontes van de ouders een positief effect, ook op de leefstijl van adolescenten. De effecten zijn deels toe te schrijven aan het goede voorbeeld dat zo getoond wordt, maar ook door veranderingen in de thuisomgeving, zoals het meer beschikbaar zijn van gezonde voeding, die maken dat jongeren zelf ook gezondere keuzes zullen maken. (Bauer, 2011) Onderzoek toont aan dat ouders ook een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van het eetgedrag van adolescenten (van der Horst, 2007). Bevindingen uit onderzoek naar de determinanten voor fysieke activiteit bij jongeren toont aan dat bijvoorbeeld omgevingsfactoren (nabijheid van sportinfrastructuur) belangrijker worden. Toch mogen we stellen dat ook sociale ondersteuning, van leeftijdsgenoten maar ook nog steeds van de ouders een positief effect heeft. (Pugliese, 2007; Bauer, 2011) Opgroeien in een gezin met sterke gezinscohesie, een open communicatie en waar ouders betrokken zijn werkt stimulerend, ook voor adolescenten (Ornelas, 2007). Vooral wanneer ouders of leeftijdsgenoten regelmatig komen kijken naar sportactiviteiten heeft dit volgens Duncan (2002) een effect op de sportdeelname. Deze vorm van emotionele steun blijkt dus belangrijker te worden bij adolescenten dan de instrumentele steun. Pugliese (2007) verwijst echter naar verschillende onderzoeken waar zowel bij jongere kinderen als bij adolescenten positieve samenhang gevonden wordt tussen hun niveau van fysieke activiteit en aanmoedigingen door de ouders, positief rolmodel en instrumentele steun door de ouders. Volgens hen zou modeling minder invloed hebben in de vroege adolescentie dan bij jonge kinderen en adolescenten. 2.2.
Kennis verwerven
Om een gezonde leefstijl na te streven is het belangrijk op de hoogte te zijn van de aanbevelingen die vanuit voorlichtingsmodellen vooropgesteld worden om gezondheidsvoordelen te ondervinden van een gezond eet-en beweegpatroon.
34
Zowel voor voeding als beweging en sedentair gedrag zijn gezondheidsaanbevelingen opgesteld. -
Het is nodig dat ouders zich bewust zijn van de aanbevelingen rond gezonde voeding, waarbij de Actieve Voedingsdriehoek een zinvol instrument is. De kennis van moeders over gezonde voeding en het belang dat ze hechten aan ziektepreventie is positief geassocieerd met fruit- en groentenconsumptie van haar kinderen en negatief geassocieerd met de totale energie- en vetopname. (Golan, 2004) Er is echter ook onderzoek dat aantoont dat ondanks een goed kennis van de ouders, zich dit niet weerspiegelt in het eetpatroon van de kinderen. Ze gebruiken andere regels voor zichzelf en voor hun kinderen. (Davison, 2005) Kennis van de ouders over voeding is dus slecht één van de factoren die een rol spelen bij de ontwikkeling van het eetpatroon van kinderen.
-
Onderzoek toont aan dat de waarde die ouders hechten aan fysieke activiteit en het geloof dat ze hebben in de mogelijkheden van hun kinderen, indirecte voorspellers zijn voor de mate waarin hun kinderen fysiek actief zijn. Ouders die het belangrijk vinden dat hun kinderen actief zijn, zullen hen meer aanmoedigen en steunen, wat een positief effect heeft op het beweeggedrag van kinderen. (zie 2.3.) (Davison, 2005)
-
Fysieke inactiviteit mag niet verward worden met sedentariteit of zittend gedrag. Kinderen zijn vaak te sedentair doordat het aantal uren TV-kijken, computeren, gamen, … de maximum aanbevolen 1 à 2 uur ver overschrijdt. (Coppin, 2010) Uit onderzoek blijkt echter dat ouders meer bezorgd zijn om de inhoud van wat hun kinderen via allerlei media te zien krijgen, dan de totale tijd die ze spenderen aan ‘schermkijken’. Hun aanpak en bezorgdheid m.b.t. media-gebruik bij hun kinderen, heeft daardoor ook geen effect op de tijd die kinderen aan deze sedentaire activiteiten besteden. (Davison, 2005) Oders moeten zich bewust worden dat te veel tv en video kijken, computeren en gamen, leiden tot overmatig sedentair gedrag met risico’s tot overgewicht en de algemene gezondheid.
2.3.
Modeling
Een gezonde opvoeding wat betreft voeding en beweging begint bij ouders die het goede voorbeeld geven. Ouders hebben invloed op het welzijn van hun kinderen door zelf gezond te eten en voldoende te bewegen en zo het goede voorbeeld te geven. Het welzijn van hun kind is persoonlijk relevant voor de ouders. Dit gegeven wordt gebruikt om ouders zelf ook aan te zetten gezond te eten en te bewegen. (Factsheet voorbeeldgedrag ouders 2011) Wanneer ouders zelf teveel of ongezond eten en weinig bewegen, is dit van invloed op het eet-, beweeg- en sedentair gedrag van het kind. (Davison, 2005; Bastiaans, 2012) Modeling wordt opgedeeld in twee aspecten. Ouders kunnen door hun eigen gedrag (gezond eten, veel bewegen en weinig sedentair gedrag) het gedrag van kinderen indirect beïnvloeden. Ouders kunnen het voorbeeld zijn door wat ze zelf eten en bewegen, maar ook door hoe ze eetmomenten structureren en door kookactiviteiten en beweegactiviteiten in te passen in de dagelijkse structuur van het gezin, en bijvoorbeeld televisiekijken te vervangen door ander vormen van ontspanning. Meer expliciete modeling vindt plaats wanneer ouders en kinderen de activiteiten ook samen uitoefenen. (Davison, 2005)
35
2.2.1. Voorbeeldgedrag -
Voor eten geldt dat ouders invloed hebben op de ontwikkeling van voorkeuren en het eetgedrag, doordat ze bepaalde voedingsmiddelen beschikbaar stellen en omdat ze een voorbeeld zijn (Savage 2007). Ouders (volgens sommige studies vooral moeders) kunnen (Scaglione, 2011) een voorbeeld zijn op vlak van eetstructuur/eetmomenten, hun voorkeuren voor bepaalde voeding, en bijvoorbeeld waar er gegeten wordt in huis (Golan, 2004; Davison, 2005).
-
Een positief rolmodel is zelfs een betere aanpak om de eetgewoontes van kinderen te verbeteren dan strikte voedingscontrole (Scaglioni, 2008).
-
Patrick en Nicklas (2005) refereren naar een heel aantal studies die een gelijkenis aantonen tussen ouders en kinderen qua voedsel-acceptatie en –voorkeuren en het willen proberen van nieuwe voedingsmiddelen. Zo proberen kinderen bijvoorbeeld makkelijker ongekende voeding wanneer ze dit zien eten door een volwassene, en zullen ze makkelijker eten wanneer ze hun moeder zien eten dan wanneer ze een vreemde zien eten (Golan, 2004).
-
Ook voor beweging lijkt voorbeeldgedrag een belangrijkste stimulerende factor te zijn om kinderen en jongeren aan te zetten tot voldoende beweging. Actieve ouders hebben doorgaans kinderen en jongeren die ook meer actief zijn. Ouders zijn door zelf veel te bewegen niet enkel het goede voorbeeld voor hun kinderen, maar actieve ouders zullen hun kinderen vaak ook meer ondersteunen in hun deelname aan fysieke activiteiten, in de vorm van emotionele steun en ouderlijke aanmoedigingen (zie ….) en logistiek steun (transport, materiaal,…., in het Engels “Instrumental support”) (zie …) (Davison, 2005; o’Connor, 2009; Drummond, 2010, Beets, 2010)
-
Kinderen blijken vaker aan sport en beweging te doen wanneer één van beide ouders dat ook doet (Golan, 2004; Beets, 2010; Coppin, 2010). De positieve invloed van het beweeggedrag van ouders is groter bij meisjes dan bij jongens. Zowel het sportgedrag van de vaders als dat van de moeders heeft invloed. Het sportgedrag van moeders blijkt een grotere invloed te hebben dan dat van vaders, wat Schols (2010) in verband brengt met het feit dat de opvoeding voor het grootste deel in handen ligt van de moeders. Vaders zouden alleen het beweeggedrag van jongens beïnvloeden (Frelier, 2007). Ook is vastgesteld dat vaders in de praktijk via hun beweeggedrag vaker het voorbeeld geven dan moeders (Frelier, 2007). De bevindingen echter rond gender, zowel van ouders als kinderen zijn met betrekking tot dit thema zeer inconsistent (Coppin, 2010). We mogen echter gerust stellen dat algemene ouderlijke betrokkenheid een positief effect heeft op kinderen, ook op kinderen met risico tot overgewicht (Beets, 2010).
-
Behalve door zelf te sporten kunnen ouders ook het goede voorbeeld geven met een actieve leefstijl, geconcretiseerd binnen de 4 bewegingscontexten: actieve verplaatsingen (bv. samen met kind naar school), thuis (zelf gebruik maken van spel en sportmateriaal, tuinieren en kinderen daartoe stimuleren), vrije tijd en op het werk. (Ferlier, 2007) Belangrijker dan de samenstelling van het gezin en de SES van de ouders, lijken de voorbeelden en stimulansen die de kinderen thuis krijgen. (Ferlier & Janssens, 2007).
36
-
In analogie met de andere twee thema’s, blijkt dat kinderen ook meer tijd spenderen aan sedentaire bezigheden (televisie kijken, video, gamen, computer) wanneer hun ouders fervente televisiekijkers zijn of in het algemeen fysiek inactief zijn. (Davison, 2005) Het voorbeeldgedrag van ouders en de gewoontes in het gezin m.b.t. televisie kijken hebben een invloed op sedentaire gedrag van kinderen (Salmon, 2005).
2.2.2. “Samen doen” Samen eten, koken, bewegen of televisie kijken zien we als meer expliciete vormen van modeling. -
Leden van families waar vaker samen gegeten wordt, tonen vaker een gelijklopend voedingspatroon, onafhankelijk van hun genetische band. Onderzoek wijst uit dat wanneer ouders samen eten met hun kinderen, zorgen voor een goede sfeer en zelf gepast eetgedrag tonen, de kinderen zelf ook een beter eetpatroon hebben, ook bij adolescenten. (Golan, 2004; Rosenkranz, 2008) Kinderen willen immers hetzelfde eten dan wat mama en papa eten. Ouders zijn een belangrijk rolmodel in het proeven van nieuwe voedingsmiddelen. De voorkeur van kinderen voor bepaalde voeding is gerelateerd aan de ouderlijke voorkeuren. Dit heeft uiteraard deels te maken met het feit dat ouders vaker die zaken in huis halen die ze zelf verkiezen en eten. (Patrick en Nicklas, 2005). Samen de maaltijd delen heeft bovendien niet alleen invloed op het eetgedrag van de kinderen, maar heeft ook een sociale waarde. (Davison, 2005).
-
Davison (2005) schrijft ook dat samen groenten telen en samen koken, de kans doet toenemen dat kinderen en sterkere voorkeur ontwikkelen voor deze voeding. Kinderen betrekken bij het plannen van het menu en het bereiden van maaltijden verbetert de consumptie van groenten en fruit (Gross, 2010).
-
Door meer uithuiswerkende moeders die minder tijd hebben om te koken, zijn kinderen vaker en jonger verantwoordelijk voor wat ze eten. (Golan, 2004) De gezamenlijke gezinsmaaltijd, en meteen ook de sociale context waarbinnen positieve eetgewoontes aangeleerd worden, vervalt steeds vaker. Kinderen eten vandaag vaker alleen. De gezelligheid van een eetmoment en de kansen om als ouder het goede voorbeeld te geven gaan verloren.
-
Ook adolescenten zullen een gezonder voedingspatroon hebben als ze vaker met het gezin samen eten. Ze eten meer groenten en fruit, gebruiken meer melkproducten en slaan minder vaak het ontbijt over. Een te grote vrijheid en zelfstandigheid op dit vlak raadt Golan (2004) dus zeker niet aan.
-
Ouders die zelf actief zijn zullen ook sneller hun kinderen betrekken bij die fysieke activiteiten en bijvoorbeeld familie-uitstappen maken die ook (deels fysiek) actief zijn. Samen bewegen en actieve familie-activiteiten hebben op zich ook weer een positieve impact op de mate waarin de kinderen fysiek actief zijn. (Davison, 2005)
-
Vaders zullen eerder hun eigen actieve leefstijl bewust inzetten om hun kinderen tot sport en beweging te motiveren. Vaders doen vaker fysieke spel-en sportactiviteiten met hun kinderen. Dat vaders nog steeds meestal primaire kostwinner zijn in een gezin, en dus enkel in het weekend tijd hebben voor de kinderen, zet wel enige restricties op hun 37
intenties. (Beets, 2010) Toch blijkt de directe betrokkenheid van vaders tijdens weekend het algemene activiteitsniveau van jongens te verhogen. -
Sedentair gedrag van ouders leidt meer sedentair gedrag bij kinderen. Naast het onafhankelijk kijkgedrag van ouders en kinderen, is ook hier een meer expliciete vorm van modeling te onderscheiden. Ouders en kinderen kunnen samen televisiekijken als vrijetijdsbesteding. Naar het effect hiervan op de tijd die kinderen spenderen aan televisie kijken is weinig onderzoek gedaan. Men gaat ervan uit dat ouders die samen met de kinderen tv kijken, zelf ook veel tv kijken en dat tv kijken een belangrijke gezamenlijke activiteit is in deze gezinnen. De tijd die kinderen voor de tv doorbrengen en dus het risico op overgewicht is bij deze kinderen groter. (Davison, 2005)
2.4.
Beschikbaarheid en toegankelijkheid
2.3.1. Een gevarieerd aanbod -
De voorkeur van kinderen voor groenten en fruit wordt bepaald door de beschikbaarheid en voldoende variatie hieraan. (Rosenkranz, 2008; Golan, 2004; Savage, 2011) Ouders bepalen in sterke mate wat ze in huis halen, de manier waarop eten bereid wordt en de keuze van eventuele eetgelegenheden buitenshuis. (Golan, 2004) Ouders zijn verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van bijvoorbeeld fruit en groenten, zowel bij hoofdmaaltijden, bij snacks als in de lunchbox (Gross, 2010). Zowel kinderen als adolescenten zullen meer groenten en fruit eten wanneer ze in huis beschikbaar zijn. Niet alleen de beschikbaarheid van voeding is belangrijk, maar ook de manier waarop ze aangeboden worden, de toegankelijkheid speelt een rol. Groenten en fruit bijvoorbeeld moeten op een goed bereikbare plaats liggen en liefst aangeboden worden in toegankelijke porties (gesneden). (Patrick en Nicklas, 2005; Davison, 2005)
-
Ook deze vaststelling verklaart de gelijkenissen tussen de eetgewoontes en smaakvoorkeuren van ouders en kinderen. Ouders kopen immers het meest wat ze zelf graag eten waardoor kinderen eerder die dingen ter beschikking hebben. (Golan, 2004)
-
Blanchette en Brug (in: Rosenkranz, 2008) vonden dat, naast smaakvoorkeur, de beschikbaarheid en toegankelijkheid van fruit en groenten de factoren zijn die het meest positief gerelateerd zijn met de consumptie van groeten en fruit.
-
De fysieke omgeving en specifieke kleine objecten daarbinnen hebben een invloed op het eten van kinderen. De kamer zelf en de sfeer, servies en bestek, doosjes en ook het uitzicht, de structuur en porties van het eten zelf kunnen het consumptie-patroon wijzigen. (Rosenkranz, 2008). Geliefde voedingsmiddelen in grotere kommen, borden, grotere porties… leiden tot het eten van grotere hoeveelheden (Patrick en Nicklas, 2005; Savage, 2011). Structurele ingrepen van de omgeving: kleinere borden, vergroten van de bereikbaarheid van fruit en groenten, bewaren van ongezonde voeding op moeilijker bereikbare plaatsen en buiten het zicht, beperken van de opslagruimte voor voeding, tafel vrijhouden van rommel en enkel dekken voor de maaltijd,…
-
Directe hulp van ouders en ouders die de mogelijkheden scheppen tot sportdeelname en beweging maken dat kinderen en jongeren een actievere leefstijl zullen ontwikkelen. Inschrijven in een sportclub, sportlessen betalen, voorzien in de nodige uitrusting, kinderen
38
ook naar deze activiteiten begeleiden (transport naar sport- of speelterrein) stimuleren kinderen tot beweging. (Davison, 2005; Golan, 2004; Pugliese, 2007) Deze tastbare, logistieke steun door ouders is van een niet te onderschatten waarde voor de sport- en bewegingsdeelname van kinderen en jongeren (o’Connor, 2009; Drummond, 2010; Beets, 2010) De kansen die kinderen thuis krijgen om fysiek actief te zijn spelen eveneens een rol in de beïnvloeding van de totale hoeveelheid fysieke activiteit. Vooral de externe thuisomgeving, de aanwezigheid van een tuin, is een sterke predictor voor meer activiteit. Als er geen tuin is, is de perceptie van de ouders inzake veiligheid van de omgeving doorslaggevend. Een doodlopende straat wordt bijvoorbeeld als veiliger gepercipieerd en leidt dus tot een hogere mate van fysieke activiteit bij de kinderen. Er kunnen geen conclusies getrokken worden over de invloed van de aanwezigheid van voorziening in de interne thuisomgeving op de mate van fysieke activiteit van kinderen. (Coppin, 2010)
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat heel wat gezinnen met kinderen en jongeren zowel beschikken over tv, video, computer als games. Naast de mogelijkheden tot sedentaire bezigheden thuis in het algemeen, blijken veel kinderen en jongeren bovendien toegang te hebben tot media op hun eigen slaapkamer. Deze kinderen blijken vooral daar tv te kijken, zonder monitoring van de ouders en blijken dan ook meer te kijken dan kinderen en jongeren zonder tv op de kamer. (Davison, 2005) -
Naast het indirect beperken van sedentariteit bij kinderen en jongeren door het niet ter beschikking hebben van bijvoorbeeld TV, kunnen ouders ook meer direct grenzen stellen aan het kijkgedrag. Ouders blijken vaker grenzen te stellen m.b.t. het type programma’s die kinderen mogen kijken, dan m.b.t. de tijd die ze spenderen voor TV. Dit laatste doen ze nog eerder bij jonge adolescenten (8-16j) dan bij jongere kinderen (3-7j). Wanneer grenzen gesteld worden aan de kijktijd, blijken kinderen nochtans minder tv te kijken en dus minder sedentair gedrag te stellen. (Davison, 2005; Salmon, 2005)
2.3.2. Voedselacceptatie en –voorkeuren Zoals in punt 2.1. aangetoond zullen kinderen makkelijker nieuwe voedingsmiddelen proeven wanneer ze hun ouders dat ook zien doen. Toch vonden we in de literatuur nog een aantal interessante inzichten die we willen meenemen m.b.t. de ontwikkeling van smaakvoorkeuren bij kinderen. -
Om smaken te leren kennen is het aanbieden, “visual exposure” alleen niet voldoende. Jonge kinderen, die nog erg toegankelijk zijn om nieuwe smaken te leren kennen, moeten gestimuleerd worden om herhaaldelijk te proeven om ook de smaak te gaan appreciëren. (Cooke, 2007) Belangrijk is dan wel de duur en timing in de gaten te houden. Wanneer een bepaald product te snel na mekaar, te lang wordt aangeboden, treedt monotonie en verzadiging op en juist een weerstand tegen die bepaalde voeding. Onderzoek wijst uit dat ouders die gevraagd worden een bepaalde groente herhaaldelijk aan hun kind aan te bieden meer succes boeken dan ouders die informatie krijgen over het belang van 5 stukken groenten en fruit per dag. (Nadeel is dat het aantal aanbiedingen die nodig zijn, vaak hoger ligt dan wat de ouders bereid zijn te proberen). Deze manier om het eten te stimuleren wordt zowel door ouders als door de kinderen als positief ervaren.
39
-
Ouders spelen een belangrijke invloed in de smaakontwikkeling van kinderen. (Scaglione, 2008). Herhaaldelijk contact van kinderen met bepaalde voedingsmiddelen, zal ertoe leiden dat kinderen voedingsmiddelen lekkerder zullen vinden (Rosenkranz, 2008).
-
Naast de voorkeur voor een zoete smaak, wordt de voorkeur van kinderen vooral bepaald door de mate waarin ze ermee vertrouwd zijn. Hoe meer ze een ongekend product proeven (10 tot 16 keer), hoe meer ze het gaan appreciëren. Dit besef is erg belangrijk voor ouders, gezien zij het vaak na een twee-tal pogingen al opgeven. (Savage, 2007). Bovendien blijkt dat kinderen hun eetpatroon sterk geassocieerd is met hun smaakvoorkeuren. (Cooke, 2007). Het laten ervaren van een grote variatie aan smaken in de vroege kindertijd is dus erg bepalend voor het ontwikkelen van een gevarieerd smaak- en eetpatroon.
-
Benadering van nieuwe voedingsmiddelen gaat altijd via een combinatie van “neophilia” (interesse) en “neophobia” (angst) voor het nieuwe. Neophobia is natuurlijke beschermingsreflex. Neophobia is beperkt in de baby- en peutertijd wanneer de keuze over voeding gemaakt wordt door de verzorgers/ouders. Neophobia neemt vooral toe vanaf 2 jaar, wanneer de leefwereld van het kind verruimt, hij zelf op ontdekking gaat en zelf meer bepaalt wat hij wel en niet zal eten. Deze reacties van neobhobia zijn eerder voorbijgaand van aard en het effect van neophobia kan beperkt worden door herhaaldelijk te blijven aanbieden en te proeven. (Savage, 2007; Cooke, 2007)
-
Ook Patrick en Nicklas (2005) wijzen erop dat de vroege kinderleeftijd de aangewezen periode is om kinderen voldoende en herhaaldelijk een grote variatie aan groenten en fruit aan te bieden. Vanaf de leeftijd van 3-4 jaar wordt eten bij kinderen meer en meer bepaald door de signalen die ze hierover opvangen uit hun omgeving. Het smaakpatroon en de voorkeuren die een kind op jonge leeftijd ontwikkelt blijven relatief stabiel en bepalen de voedingskeuze in het latere leven.
2.4.
Disciplinering en gedragsbeïnvloeding
Davison (2005) spreekt in zijn model van “shaping” als de mogelijkheden die ouders hebben m.b.t. het belonen en straffen van en met voeding, beweging en sedentair gedrag. Wij spreken in dit deel liever over “disciplinering en gedragsbeïnvloeding”, en hebben het dan over afspraken maken en regels stellen, belonen en straffen. Ouderlijke “monitoring” of opvolging van het eet-en beweegpatroon van hun kinderen leidt tot positieve effecten bij de kinderen. Ouders die gepaste grenzen stellen (vb m.b.t. het structureren van maaltijden, televisiekijken) en deze consequent opvolgen, hebben gezondere kinderen. Te strikte controlerende praktijken, dwang en vooropstellen van beloningen hebben echter een tegengesteld effect. (Arredondo, 2006; Scaglione, 2011)
2.4.1. Aanmoedigen, belonen en straffen -
Ouders kunnen een hele reeks strategieën gebruiken die te maken hebben met belonen en straffen van én met voeding. Over het algemeen hebben ze eerder een negatief effect. (Davison, 2005) Eten gebruiken als beloning voor positief gedrag leidt tot voedingsproblemen bij kinderen. Kinderen van ouders die deze beloningstechnieken toepassen hebben een hogere, regelmatige suikerconsumptie (Rosenkranz, 2008; Savage, 2011). In de preventie van overgewicht bij kinderen worden ouders afgeraden om goed gedrag te belonen met eten (Ritchie, 2005). Lager opgeleide moeders en moeders met een lager
40
inkomen zijn eerder geneigd goed gedrag van kinderen op deze manier te belonen. Obese moeders doen dit niet vaker dan niet-obese moeders. Ouders belonen soms ook hun kinderen als ze flink groenten of andere gezonde voeding eten, in de hoop dat ze dit meer zullen gaan eten. Onderzoek heeft echter aangetoond dat kinderen echter juist een aversie voor deze voeding gaan ontwikkelen (Savage, 2011). Hoe meer ouders kinderen belonen om bepaalde voeding te eten, hoe minder de kinderen geneigd zijn deze dingen effectief te eten (Patrick en Nicklas, 2005). Kinderen die gedwongen worden tot het eten van bepaalde zaken en tot het leegeten van hun bord, krijgen een negatief gevoel over eten en leren niet sensitief te zijn voor de psychologische signalen wanneer ze voldaan zijn. (Rosenkranz, 2008). Ouderlijke aanmoedigingen en verbale bekrachtiging zijn anderzijds positief gerelateerd met het eten van groenten en fruit (Rosenkranz, 2008). -
Ouders hoeven niet altijd zelf actief te sporten of te bewegen. Ouderlijke belangstelling, steun en aanmoedigingen zijn nog sterker geassocieerd met de mate van fysieke activiteit van kinderen (Gustafson, 2006; Beets, 2010; Smith, 2010). Zij bevorderen dat kinderen een positief beeld ontwikkelen van de eigen fysieke mogelijkheden en dat stimuleert tot meer sport en beweging. Ouders die zelf sporten zijn wel meer geneigd hun kinderen bij hun sportbeoefening te ondersteunen en aan te moedigen. (Golan, 2004; Frelier, 2007; Gustafson, 2006) Aandacht en aanmoediging kunnen evenwel ook contraproductieve effecten teweeg brengen. Bijvoorbeeld kunnen aanwijzingen die ouders geven controlerend werken. Ook de verwachtingen die ouders hebben moeten min of meer in overeenstemming zijn met de mogelijkheden die het kind ervaart . (Frelier, 2007)
-
Vele ouders zullen toegeven dat ze tv-kijken of gamen als beloning of straf gebruiken bij goed of slecht gedrag van de kinderen. Onderzoek toont echter aan dat het reguleren van de toegang tot sedentaire activiteiten als beloning, zal de aantrekkelijkheid en de positieve waarde van dit soort activiteiten en dus de voorkeur van kinderen ervoor vooral vergroten. (Davison, 2005)
2.4.2. Grenzen stellen en afspraken maken Ook wat betreft het maken van afspraken en het opstellen van regels is het niet altijd zo makkelijk wanneer het thema’s als voeding en beweging betreft. -
Het strikt beperken van de toegang tot of het verbieden van bepaalde voeding brengt juist een vergrootte interesse van kinderen voor deze voeding teweeg. Patrick en Nicklas (2005) en Savage (2011) vinden dat wanneer ouders hun kinderen bepaalde voeding verbieden, de kinderen hierop juist gefixeerd raken en “de verboden voeding” juist nog meer zullen eten, ook al zijn ze voldaan. Het dwingen tot eten of strikt verbieden van bepaalde voeding, strenge opvoedingspraktijken die vooral bij jongere kinderen worden toegepast, werken eerder averechts. (van der Horst, 2007) Zowel het te strikt verbieden van te veel of bepaalde soorten eten bij kinderen die neigen naar overgewicht, als het dwingen tot eten bij eerder te magere kinderen zijn af te raden (Golan, 2004). Men stelt zelfs dat strikte controle en restrictieve opvoedingsstrategieën leiden tot een positieve energiebalans en een hoger BMI (Body Mass Index), het staat ook de
41
ontwikkeling van zelfregulerende strategieën bij kinderen in de weg (Golan, 2004). Ook in de preventie van overgewicht raad men aan om geen al te excessieve restrictie op voeding te leggen. (Ritchie, 2005) -
Wel duidelijk is de noodzaak aan een goed structureren van de eetmomenten en het eetpatroon van kinderen. Ouders zijn verantwoordelijk om het eetpatroon te regelen. Zij bepalen wanneer er gegeten wordt. Ook andere structurele aspecten kunnen ouders bepalen: enkel eten in de eetkamer, enkel zittend, uit een aangepast bord, enkel wanneer er niets anders gedaan wordt en wanneer men honger heeft. (Golan 1998) Deze regels raadt men vooral aan bij obese kinderen om tot een wijziging in het eetpatroon te komen, maar kunnen zeker ook in een algemene, positieve leefstijlopvoeding meegenomen worden.
Hoe ouder kinderen worden, hoe belangrijker deze factor wordt en hoe meer ouders er baat bij hebben goede afspraken hierover te maken. Bij adolescenten vindt men dat een “restrictieve” aanpak effectief is in een gezonde opvoeding, maar het zou dan vooral gaan om het duidelijk formuleren van regels m.b.t. de momenten waarop en de hoeveelheden van bepaalde voeding mag geconsumeerd worden (van der Horst, 2007). Afspraken m.b.t. het samen eten van de maaltijden schept goede mogelijkheden om het eetgedrag van kinderen en jongeren te beïnvloeden. Jongeren die vaker thuis eten hebben betere eetgewoontes, zullen minder snel ontbijt overslaan, eten meer groenten, fruit en zuivel. (Rosenkranz, 2008; Patrick en Nicklas, 2005) -
Ook de televisie, computer en spelconsole hebben een belangrijke plaats verworven in onze samenleving en in het leven van jonge kinderen en tieners. Veel kinderen en jongeren besteden dan ook veel te veel tijd aan deze sedentaire activiteiten, wat een verhoogd risico op overgewicht teweeg brengt (Golan, 2004; Patrick en Nicklas, 2005) Ouders kunnen in zekere mate een actieve leefstijl bij hun kinderen “afdwingen”, bijvoorbeeld door grenzen te stellen aan de tijd die kinderen besteden aan televisiekijken en computeren en hen zo tot een alternatieve, meer actieve tijdsbesteding aanmoedigen. (Frelier, 2007) TV op de eigen kamer en het ontbreken van grenzen voor het tijdstip en de duur van TV- kijken zijn voospellers van overgewicht op de kinderleeftijd. Kinderen kijken TV op momenten dat ouders geen tijd hebben. Ouders moeten daarom worden begeleid in het vinden van andere activiteiten die hun kinderen zelfstandig kunnen uitvoeren. Veel ouders vinden eten met een peuter aan tafel lastig en leiden hun kind af met speelgoed en tv-kijken, waardoor er een ongunstige conditionering van gedrag ontstaat. (Boere-Boonekamp, 2008)
2.5. Communicatieve vaardigheden
2.5.1. Geven van informatie -
In de literatuur en aanbevelingen lezen we weinig of en hoe je met kinderen en jongeren kan praten over gezonde voeding en beweging en over het effect van het geven van informatie. Scaglioni (2008) haalt kort aan dat het geven van te veel informatie over voedingswaarde aan kinderen eerder een negatief effect heeft.
-
Praten over afspraken en regels die binnen het gezin gelden (zie 2.4.) en het belang van gezond eten en bewegen zijn wel zinvol. Het is belangrijk dat kinderen uitleg krijgen waarom ouders belang hechten aan bepaalde regels rond voeding en beweging. 42
Hoe ouder kinderen worden, hoe meer vragen ze zullen stellen en hoe meer onderhandelstrategieën eraan te pas zullen komen. (Voedingscentrum, 2011)
2.5.2. Opvoeden tot weerbare consument Waar we wel meer over vonden is de rol die de reclame en media spelen in het gezondheidsgedrag van kinderen en jongeren en hoe ouders hier mee kunnen omgaan. De leefstijl en voedingsgewoonten van kinderen zijn de laatste decennia erg veranderd als gevolg van het veranderde sociale en culturele klimaat. De huidige socio-economische omgeving stimuleert de consumptie van energierijke voeding en ontmoedigt een actief beweegpatroon. Contradictorisch genoeg leeft er ook een slankheidsideaal. Kinderen en adolescenten krijgen dus zeer veel tegenstrijdige boodschappen op vlak van voeding, beweging en gewicht. (Golan, 2004) In een democratisch gezinsklimaat mogen veel jongeren bovendien ook (voor een deel) vrij beschikken over zakgeld en blijken dit frequent te besteden aan snoep en snacks. (Golan, 2004) Het weze duidelijk dat het zinvol is kinderen op jonge leeftijd bewust te maken van een gezonde leefstijl en te stimuleren tot kritisch bekijken van bijvoorbeeld reclame en andere boodschappen m.b.t. voeding en leefstijl. Naast het zuiver negatieve effect van het feit dat kinderen die veel tv kijken minder bewegen, blijkt dat deze kinderen ook frequente consumenten zijn van fastfood, snoep, chips en pizza’s en minder groenten en fruit eten. Dit wordt nog versterkt door het grote aanbod aan voedingsreclame dat deze kinderen te zien krijgen. (Golan, 2004; Patrick en Nicklas, 2005) Kinderen zijn een zeer aantrekkelijke doelgroep voor adverteerders. Ook voor reclame van voeding. Kinderen die meer reclame zien, ontwikkelen vaker ongezonde eetgewoontenen hebben op lange termijn meer kans op overgewicht. Kinderen ontwikkelen gedurende hun kindertijd reclame-en consumentenvaardigheden. Deze ontwikkeling speelt zich vooral af in de context van het gezin. Voeding is het meest geadverteerde product op (Kinder)televisie, met dominantie van gesuikerde producten en fastfood. Kinderen die meer blootgesteld worden aan deze reclame houden meer van deze producten, zullen er vaker achter vragen bij hun ouders en ze ook vaker consumeren (Rosenkranz, 2008; Patrick en Nicklas, 2005; Vereecken, 2006). Hoewel kinderen vaak al heel wat in te brengen hebben over de gezinsaankopen en ouders vaak onzeker zijn, kunnen ouders toch hier ook de kans aangrijpen om opvoedend bezig te zijn. De uiteindelijke aankoop wordt toch meestal door hen gedaan. Door met kinderen te praten over de commercie en consumentengedrag en duidelijke regels te stellen kunnen ouders de macht van de commercie en de reclame indammen. Ouders kunnen opvoedstrategieën gebruiken die enerzijds betrekking hebben op de commerciële boodschap en anderzijds op het consumentengedrag. De twee soorten strategieën zijn volgens Buijzen (2010) ook nog onder te verdelen in een controlerende stijl (gericht op afscherming en regels) en een communicatieve stijl (gericht op uitleg en overleg). Wat voedingsreclame betreft blijken zowel reclame- als gedragsgerichte communicatiestrategieën succesvol. Controlerende strategieën kunnen wel werken tot een jaar of acht, maar deze aanpak perkt de zelfcontrole bij kinderen in. Wanneer kinderen ouder worden en hun eigen dieet meer en meer zelf in handen hebben, is het belangrijk dat ze de voedingsgerelateerde kennis hebben opgedaan om met die verantwoordelijkheid zelfstandig om te gaan (Buijzen, 2010)
43
Communicatieve strategieën hebben wel pas effect bij kinderen vanaf een jaar of vijf. Jongere kinderen beschikken niet over de nodige informatieverwerkingsstrategieën. (Buijzen, 2010) Wanneer bij jongere kinderen regels worden opgelegd, is het echter ook al belangrijk uitleg te geven bij deze regels. Gezien het effect van reclame meer opgaat voor ongezonde (gesuikerde, zoute en vette) voeding en niet bijvoorbeeld voor bruin brood, fruit en groenten, veronderstelt Vereecken (2006) eerder dat beiden, vaker TV-kijken en ongezonder eten uiting zijn van een bepaalde leefstijl en beïnvloed worden door dezelfde onderliggende factoren, nl een meer permissieve opvoedingsstijl met minder regels zowel qua voeding als qua tv-kijken.
2.5.3. Zelfbeeld -
-
Golan (2004) beschrijft ook hoe familie een belangrijke impact heeft op de tevredenheid van een kind over zijn/haar lichaam. Moeders die zelf diëten of ontevreden zijn over hun eigen gewicht zullen dit weerspiegelen in hun opvoeding, vaak via hun manier van communiceren. Onderzoek toont ook aan dat anorexia vaak gepaard gaat met problematische communicatiepatronen in gezinnen. Families waar anorexia voorkomt worden vaak gekenmerkt door een overbeschermende, rigide houding en kennen een minder open communicatie. In deze gezinnen wordt vooral belang gehecht aan goede prestaties en succes en worden zelfexpressie en zelfstandigheid minder gestimuleerd. - Beweging: verheerlijking van atleten/atletisch lichaam gevoel: ik kan het
3. Bijzonderheden Ondersteuning door de ouders en de gezinsomgeving spelen een belangrijke rol in de mate waarin kinderen deelnemen aan fysieke activiteiten. Ouders ondervinden echter ook soms een aantal belemmeringen. De kosten verbonden aan deze activiteiten, kansen tot deelname en problemen met transport zijn de belangrijkste struikelblokken die ouders rapporteren en dan vooral bij ouders met een lager inkomen en ouders die in meer landelijk gebied wonen. Hoe meer hindernissen ouders aangeven, des te minder tijd kinderen spenderen aan georganiseerde activiteiten. Er is echter gaan verband met de deelname aan nietgeorganiseerde activiteiten. (Smith, 2010) Bij promotie van fysieke activiteit dienst dus belang gehecht te worden aan hoe gezinnen efficiënter en goedkoper fysieke activiteiten kunnen inlassen in hun dagelijkse leven, zoals te voet of per fiets naar school gaan, en “vrij spel” in de direct omgeving (Brockman, 2009). 3.1. Ouder- en gezinsfactoren Sociaal-economische status Hoewel we merken dat het risico tot obesitas groter is bij kinderen en jongeren uit gezinnen met een lagere socio-economische status en een lager gezinsinkomen, krijgen we weinig zicht op hoe de financiële situatie en scholing van de ouders de familiale omgeving, de opvoedingsvaardigheden en zo het risico op kinderen vergroot. (Davison, 2005) Volgende verklaringen worden gesuggereerd: meer aanwezigheid van energierijke voeding (goedkoper) en minder fruit (duurder), minder financiële middelen voor aankoop van sportmateriaal en
44
inschrijving in georganiseerde club, langere werktijden en een grotere afhankelijkheid van TV als veilige vrije tijdsbesteding, minder tijd om met het gezin aan een gezonde leefstijl te werken, meer gebruik van kant-en-klaar-voeding, minder kennis over voeding, minder sociale steun. -
Hoe ouders hun kinderen benaderen op vlak van voeding, hangt volgens Savage (2011) af van de doelen die ze stellen op vlak van voeding en gezondheid. Deze doelen zijn cultureel en socio-economisch bepaald. Zo is overgewicht bijvoorbeeld, zeker bij jonge kinderen, voor sommige ouders geen gezondheidsrisico, maar juist een teken dat het een gezonde baby is en tevens een teken van goed ouderschap. Uitgaande van zulke waarden, interpreteren moeders vaak het huilen van een baby als honger. (Davison, 2005)
Culturele, socio-economische en psychologische factoren beïnvloeden de perceptie van een “gezond gewicht”. Ouders met een lager inkomen zien hun kinderen met overgewicht vaak niet als dusdanig. Het opleidingsniveau van de moeder wordt gevonden als positieve geassocieerde factor met de mate van stimuleren van gezonde voeding en fysieke activiteit. Het aantal uren dat een moeder werkt is dan weer negatief geassocieerd met het “monitoren” en stimuleren van gezonde voeding en beweging. Werkende ouders moeten de zorg over de kinderen deels aan anderen overlaten, en lijken minder strikt in hun aanpak gedurende de beperkte tijd die ze met hun kinderen kunnen spenderen. (Gubbels, 2011) -
Men stelt vast dat de sociaal-economische status van de ouders ook doorwerkt in het sport-en beweeggedrag van de kinderen. Kosten worden door ouders met een lagere SES vaker als belemmerende factor aangegeven (Smith, 2010; Brockman, 2009). Toch lezen we in de literatuur dat kosten niet de enige en zelfs niet de doorslaggevende factor zijn in de mate waarin kinderen fysieke activiteiten uitoefenen. Belangrijker zijn verschillen in leefstijl, met name de voorbeelden en stimulansen die de kinderen thuis krijgen. (Frelier, 2007)
Ouders uit alle SES groepen stimuleren hun kinderen tot beweegactiviteiten. De aanpak verschilt wel. Kinderen uit hogere en midden-klasse gezinnen krijgen vooral logistieke en financiële steun van hun ouders, hebben ouders die het goede rolmodel zijn en die samen met hun kinderen sporten. Ouders met een lagere SES beperken hun invloed tot verbale aanmoedigingen en eisen. Deze laatste aanpak stimuleert de intrinsieke motivatie bij de kinderen om te sporten niet. (Brockman, 2009) Mensen met een hogere opleiding hechten meer waarde aan georganiseerde sport. Een verklaring die hiervoor gegeven wordt is dat zij bewustere keuzes maken en dat zij gemiddeld genomen in hun dagelijks leven aan minder beweging zouden toekomen. (Frelier, 2007) Ook Brockman (2009) stelt vast dat kinderen uit hogere SES-gezinnen meer deelnamen aan georganiseerde sport en kinderen uit lagere SES-gezinnen meer komen tot ongeorganiseerde activiteiten en “vrij spel” met vrienden. Smith (2010) stelt in een onderzoek vast dat, terwijl ouders uit lagere SES-groepen meer barrières en een lager gevoel van zelfwerkzaamheid rapporteren om hun kinderen tot fysieke activiteit aan te sporen, barrières en niveau van zelfwerkzaamheid gerelateerd zijn aan de sportdeelname van de kinderen, ongeacht het familie-inkomen. Hij onderschrijft dan ook het belang van interventies op psychologische, sociale en economische factoren om de mogelijkheden van ouders beïnvloeden, voor álle socio-economische klassen. -
Naast de directe relatie tussen gezonde leefstijl en sociaal-economische status in gezinnen, blijkt dat gezinnen met een lager inkomen vaak ook minder wonen in buurten waar fysieke
45
activiteit gepromoot wordt, als ook waar zij toegang hebben tot de meest gevarieerde, kwaliteitsvolle voedingsaanbod van grote winkels. (Davison, 2005) Afwijkend gewicht of eetpatroon bij moeder -
Moeders hebben doorgaans meer invloed op het eetgedrag van kinderen dan vaders, omdat ze meer tijd spenderen met de kinderen. Wanneer moeders zelf erg begaan zijn met hun gewicht en voeding zullen zij een meer restrictieve aanpak hanteren naar het eetpatroon van hun dochters, met het risico op problematisch eetgedrag bij de dochter. (Scaglioni, 2008) Gezinssamenstelling
-
Ferlier (2007) kon geen significante verschillen vinden tussen éénouder- en tweeoudergezinnen wat sport en beweging van de kinderen betreft. Kinderen uit éénoudergezinnen scoren even hoog op de beweegschaal en zijn even vaak lid van een sportclub dan kinderen die opgroeien in tweeoudergezinnen. In zijn review verwijst Gustafson (2006) naar een studie die vond dat jongens in één-ouder-gezinnen actiever zijn dan in twee-ouder-gezinnen, wat verklaard kan worden door het feit dat ze minder kunnen rekenen op ouders voor vervoer e.d. Toch moeten we er rekening mee houden dat single ouders het vaak moeilijk hebben, zowel financieel als qua tijd (Drummond, (2010). Zij ervaren ook minder sociale steun, voorbeeld van de partner (Davison, 2005)
-
Over het algemeen stelt men ook vast dat kinderen met twee actieve ouders zelf actievere zijn dan kinderen met één actieve ouder. Deze laatste zijn echter nog opmerkelijk actiever dan kinderen van wie geen van beide ouders actief is (Gustafson, 2006).
-
Naast de ouders kunnen ook broertjes en zusjes als rolmodel fungeren bij het beoefenen van sport en beweging. Ook zij kunnen als voorbeeld dienen. Ze zijn niet alleen rolmodel, maar zijn binnen sport- en beweegactiviteiten ook een speelkameraad, wat het belang van het sociale karakter van sport en beweging aankaart. (Frelier, 2007)
3.2. Kindfactoren
Leeftijd
(zie bij 2.1.)
Gender
-
Het wordt algemeen aangenomen dat ouders een verschillende voeding- en beweegomgeving creëren voor meisjes dan voor jongens. Onderzoek ondersteunt die bewering echter niet. Er zijn geen verschillen in familie-omgeving naar meisjes en jongens, wel reageren meisjes en jongens anders op de opvoeding door de ouders. Meisjes zijn responsiever voor de opvoedingsinspanningen dan jongens. Ze volgen meer de restricties op voeding op, met als gevolg een toegenomen “snoepgedrag” wanneer de restricties wegvallen, ze genieten meer van de steun van hun ouders bij fysieke activiteiten. (Davison, 2005)
-
Veel van de besproken literatuur behandelt de invloed van de thuisomgeving op het eetgedrag van kinderen en jongeren ongeacht het geslacht. Haerens et al. (2008) wijzen op een aantal verschillen tussen jongens en meisjes m.b.t. de opvoeding en eetgedrag. Geslacht zou volgens dit onderzoek naar het effect van beschikbaarheid van gezonde en ongezonde voeding, huisregels m.b.t. eten en tv-kijken op vetinname,
46
fruitconsumptie en frisdrankgebruik een belangrijke factor zijn binnen interventies. De auteurs wijzen echter zelf op de enorme complexiteit hiervan. -
Onderzoek naar gendereffecten en de invloed van vaders/moeders op het beweeggedrag van meisjes/ jongens zijn verschillend van aard. Sommige studies bekijken de invloed van ouders op enerzijds jongens, anderzijds meisjes. Andere studies bestuderen de relatie vader-zoon en moeder-dochter. Hoewel Gustafson (2006) concludeert dat jongens over het algemeen actiever zijn en dit zou komen door meer ouderlijke steun, en moeders meer invloed hebben op het beweeggedrag van hun dochters en vaders meer invloed hebben op hun zonen, wijst hij toch op de inconsistentie in de onderzoeksresultaten. Voorkeuren en mogelijkheden van de kinderen
-
De voorkeuren en mogelijkheden van de kinderen zelf zullen de aanpak van de ouders ook in zekere mate bepalen. Onderzoek toont dat ouders hun aankopen en wat ze koken laten afhangen van de voorkeur en de vraag van de kinderen. Ouders zullen bijvoorbeeld hun pogingen bepaalde voeding aan te bieden na drie weigeringen staken. Op een gelijkaardige manier zullen ouders kinderen minder aanmoedigen tot fysieke activiteiten wanneer kinderen er geen interesse voor tonen. Ouders gaan kinderen die reeds actiever zijn en hier ook goed in zijn, juist meer aanmoedigen (Davison, 2005) Overgewicht bij kinderen
-
De meeste studies zijn het eens over restricties van ongezonde voeding, monitoring van het eetgedrag en het stimuleren van gezonde voeding bij jonge kinderen. De tegenstrijdigheden die Gubbels et al. (2011) toch soms vinden, kunnen zij vooral toeschrijven aan karakteristieken en de eetstijl bij het kind. Kinderen met eerder ongunstige karakteristieken (hogere BMI, hongerig, veel eten, kieskeurige eters,…) zijn nog meer gebaad bij een positieve, stimulerende aanpak, eerder dan dat er strikte grenzen en controle opgelegd worden. De auteurs waarschuwen dat vooral bij de preventie van overgewicht via opvoeding door de ouders de individuele kind-kenmerken ook cruciaal zijn.
-
Tegenstrijdig aan bovenstaande bevindingen, blijkt dat moeders juist vaak restrictievere strategieën gaan toepassen wanneer ze hun kind als te zwaar ervaren. (Scaglioni, 2008) Ook Davison (2005) vindt dat ouders zowel qua voeding als beweging strenger gaan optreden bij kinderen met overgewicht. Ondanks de goede bedoelingen van deze ouders, hebben hun inspanningen eerder het tegengesteld effect, omdat het doel van bijvoorbeeld fysieke activiteiten ligt op gewichtsverlies en niet op het beleven van plezier.
-
Ook voor de behandeling van obese kinderen geldt dat deze meer kans op slagen heeft wanneer ouders nauw betrokken worden. Programma’s gebaseerd op gedragsmodificatie, gedragstherapie en probleemoplossend werken kennen het meest succes als ouders en kinderen hier samen aan deelnemen. (Berry, 2004) Deze programma’s impliceren een intensieve en geïndividualiseerde aanpak, en vallen buiten de mogelijkheden van een website waar de nadruk ligt op preventie.
47
SAMENGEVAT: Socialisatie van gezondheid-gerelateerd gedrag gebeurt in belangrijke mate binnen het gezin, waar de opvattingen, attitudes en het gedrag van ouders het gedrag van kinderen sterk beïnvloeden. Ouders kunnen best een autoritatieve opvoedingsstijl hanteren wanneer ze hun kinderen gezond willen opvoeden. Deze ouders zijn betrokken, warm, sensitief, maar door duidelijke grenzen, open communicatie en positieve opvolgstrategieën stellen zij ook verwachtingen met betrekking tot de zelfcontrole en discipline van hun kinderen. Een aanpak gebaseerd op vertrouwen zal meer resultaat opleveren dan een te strikte controle door de ouders. Vertrouwen dat kinderen zelf gezonde keuzes kunnen leren maken. Ouders voorzien in een gezond aanbod en een ondersteunende context. Concreet kunnen we dit omzetten in een aantal concrete pedagogische vaardigheden en adviezen met betrekking tot de thema’s voeding en beweging/sedentair gedrag. Kennis en overtuigingen: Om een gezonde leefstijl bij hun kinderen aan te moedigen is het belangrijk dat ouders in zekere mate op de hoogte zijn van de aanbevelingen die vanuit voorlichtingsmodellen voorgesteld worden om gezondheidsvoordeel te ondervinden van een gezond eet-en beweegpatroon. Ouders die het belang kennen van gezonde voeding en voldoende beweging, die ook kennis hebben van voedingsaanbevelingen en die het risico kennen van overdreven sedentair gedrag, hebben een positieve invloed op het eet- en beweegpatroon van de kinderen. Op de website trachten we de kennis te beperken tot de basis, maar zullen we wel voorzien in de nodige links naar andere kanalen waar ouders de nodige achtergrondinformatie zullen vinden. Modeling: voorbeeld gedrag en samen eten en bewegen Een gezonde opvoeding wat betreft voeding en beweging begint bij ouders die het goede voorbeeld geven. Wanneer kinderen zien dat hun ouders zelf gezond eten en genieten van het uitproberen van nieuwe smaken, zullen ze dat gedrag nabootsen. Ook het eten op vaste momenten i.p.v. de hele dag door knabbelen, het eten aan tafel,… zijn gezonde eetgewoontes die kinderen in grote mate leren door modeling. Explicieter nog dan het goede voorbeeld te geven kunnen ouders ook samen met kinderen de maaltijden plannen, voorbereiden, koken en samen eten. Impliciet voorbeeldgedrag en samen koken, boodschappen doen,… zullen misschien eerder jongere kinderen aanspreken. Naar hun ouders richten we ons op de website ook inde eerste plaats, omdat goede eet-en beweeggewoontes geleerd op jonge leeftijd doorleven in de adolescentie en zelfs de volwassenheid. Samen tafelen, minstens een aantal keer per week, heeft echter ook bij adolescenten een positieve invloed op de eetgewoontes en tevens een sterke sociale waarde. Ouders die zelf veel bewegen en sporten blijken ook actievere kinderen te hebben. Ze zijn door zelf te bewegen niet alleen het goede voorbeeld, maar actieve ouders moedigen hun kinderen meestal ook meer aan om zelf ook actief te zijn. Bovendien zullen in gezinnen met actieve ouders vaker uitstappen en activiteiten gepland worden waar beweging deel van uit
48
maakt. Ook het samen sporten en bewegen werkt stimulerend voor de kinderen. Vooral vaders doen meer fysieke spel- en sportactiviteiten met hun kinderen, terwijl we anderzijds onderzoeksresultaten vonden die een groter effect zien van moeders bij dochters en vaders bij hun zonen. De bevindingen zijn hier echter niet altijd eenduidig. Gezien 1 actieve ouder nog steeds veel positiever is dan geen, zullen we ouders in het algemeen aanmoedigen om regelmatig samen te sporten of te bewegen met de kinderen en de suggesties zo gevarieerd mogelijk houden, rekening houdend met de eventuele verschillen qua geslacht, maar ook met de mogelijkheden binnen elk gezin. Zoals actieve ouders meestal actievere kinderen hebben, zo zien we dat kinderen meer tijd spenderen aan sedentaire activiteiten (TV, computer, games) wanneer hun ouders dit ook doen. Hoewel het voor jonge kinderen leerrijk kan zijn dat ouders samen met hen tv kijken, blijken ouders zich dan meer zorgen te maken over de inhoud van programma’s dan over de totale schermtijd. Ook dit laatste heeft echter een invloed op het (latere) kijkgedrag van kinderen en jongeren. Beschikbaarheid en toegankelijkheid Hoe meer variatie aan gezonde voeding er in huis is, hoe meer kinderen en jongeren hier ook zullen van eten en er zullen van gaan houden. Niet alleen een gezond aanbod is effectief, ook de manier waarop het ter beschikking gesteld wordt, voorbeeld versneden fruit, leuke potjes en bestek e.d., aangepaste porties,…. Speelt een rol. Om een ruime smaakvoorkeur te ontwikkelen is bij jonge kinderen ‘visual exposure’ meestal niet voldoende. De voorkeur voor een bepaalde smaak wordt bij kinderen sterk bepaald door de mate waarin ze ermee vertrouwd zijn en het hen dus herhaaldelijk wordt aangeboden. Kinderen moeten gestimuleerd worden om te proeven, om zo eventueel een vorm van neophobia (angst voor het nieuwe als natuurlijke beschermingsreflex) te overwinnen. Op vlak van beweging kan beschikbaarheid en toegankelijkheid vertaald worden in de directe hulp (logistieke steun) die kinderen en jongeren van ouders kunnen krijgen door het beschikbaar stellen van materiaal om te sporten, het betalen van lidgelden, het begeleiden naar een speelpleintje of het transport naar de sportclub. Deze vorm van steun is van grote waarde. Vooral ook factoren in de externe thuisomgeving (aanwezigheid van een tuin) is een belangrijke predictor voor de mate waarin kinderen voldoende bewegen. Heeft een gezin geen tuin, dan is de veiligheidsperceptie van ouders voor de buurt, ook nog belangrijk. Vinden ze dat hun kinderen veilig op straat of op een pleintje kunnen gaan spelen? Sedentair gedrag van kinderen is enorm toegenomen door de grote beschikbaarheid van zowel tv, video, computer als games in huis en zelfs op de kinderkamer. Ouders kunnen zowel indirect invloed hebben door bijvoorbeeld geen tv toe te laten op de kamer, als ook meer indirect door grenzen te stellen aan het kijkgedrag. Disciplinering en gedragsbeïnvloeding Ouders kunnen het gedrag van kinderen beïnvloeden door het gebruik van straffen en belonen en op vlak van voeding en beweging/sedentair gedrag zijn vele strategieën mogelijk, vaak hebben ze echter het tegenovergestelde dan het beoogde effect. Positief gedrag wordt in vele gevallen beloond met bijvoorbeeld voeding (vaak een snoepje) en /of (extra) tijd om Tv te kijken of te gamen/computeren. Omgekeerd wordt negatief gedrag gestraft door het niet krijgen van die privileges en soms ook door het niet mogen gaan sporten. Gedrag reguleren met dit soort beloningen of straffen, heeft een negatieve invloed op de aantrekkingskracht of weerstand voor die soort beloning/activiteiten/voeding.
49
Kinderen worden anderzijds ook vaak beloond wanneer ze flink gegeten hebben, wanneer ze hun bord leeggegeten hebben. Beloningen lokken echter eerder aversie uit voor de voeding waarvan ouders zo graag willen dat kinderen ze eten. Kinderen die gedwongen worden om bepaalde zaken te eten of om het bord leeg te eten, krijgen eerder een negatief gevoel over eten en leren bovendien niet sensitief te zijn voor de psychologische signalen wanneer ze voldaan zijn. Aanmoedigingen en verbale bekrachtiging zijn anderzijds wel positief gerelateerd met het eten van bijvoorbeeld groenten en fruit. Ook voor beweging geldt dat ouderlijke steun, belangstelling en aanmoedigen een sterke vorm van emotionele steun zijn die positieve effecten hebben op de mate van fysieke activiteit van kinderen. De aanmoedigen zijn liefst wel positief, niet controlerend en in overeenstemming met de mogelijkheden van het kind. Naast het toepassen van straffen en beloningen kunnen ouders het gedrag van kinderen en jongeren ook beïnvloeden door het maken van goede afspraken en het opstellen van regels. Regels die restricties of verbod leggen op bepaalde voedingsmiddelen zijn eerder af te raden. De regels en afspraken kunnen beter gaan over het structureren van het maaltijdpatroon, waar en wanneer er gegeten wordt. Ook bij adolescenten zijn afspraken rond wanneer er samen gegeten wordt nog zeer effectief. Op vlak van beweging kunnen afspraken gaan over wanneer er tv gekeken mag worden, welke ontspanning op welk moment is toegestaan (bv. ontspanning na school is buiten spelen en niet voor TV liggen). Communicatie Tot slot kunnen ouders ook via communicatie invloed hebben op het eet- en beweeggedrag van kinderen. Zonder een te sterke nadruk te leggen op bijvoorbeeld informatie rond voedingswaarde, is het wel zinvol van tijd tot tijd te praten over het belang van gezonde voeding en voldoende beweging. Ook het praten over regels, het maken van afspraken zijn positieve vormen van communicatie. Via communicatieve strategieën kunnen ouders ook de toegenomen invloed van de reclame en media m.b.t. voeding en beweging counteren. Kinderen kunnen van hun ouders een kritische houding leren aannemen t.a.v. de bedriegende reclame, het slankheidsideaal dat in onze huidige maatschappij leeft of de verheerlijking van topsport en atleten. Ouders kunnen in het omgaan met reclame een invloed uitoefenen op hun kinderen door te praten over de commercie (communicatieve strategieën), maar ook door hun eigen consumentengedrag (gericht op afscherming en regels). Toch is het ook aangewezen om bij iets ouders kinderen dan ook weer het consumentengedrag en de regels met tekst en uitleg te voorzien.
Referenties -
Anzman, S.L., Rollins, B.Y. & Birch, L.L. (2010). Parental influences on children’s early eating environments and obesity risk: implications for prevention. Pediatric Review. In: International Journal of Obesity, 34, 1116-1124.
-
Arrendo, E.M., Elder, J.P., Ayala, N.C., Baquero, B. & Duerksen, S. (2006). Is parenting style related to children’s healthy eating and physical activity in Latino Families? In: Health education research, vol. 21, No. 6, 862-871.
-
Bauer, K.W., Neumark-Sztainer, D., Fulkerson, J.A., Hannan, P.J. & Story, M. (2011). Family correlates of adolescent girls’ physical activity, television use, dietary intake, weight,
50
and body composition. International Journal of behavioural nutrition and physical activity, 8:25. -
Beets, M.W., Cardinal, B.J. & Alderman, B.L. (2010). Parental social support and the physical activity-related behaviors of youth: a review. In: Health Education & Behavior, 37(5), 620-644.
-
Cooke, L. 2007. The importance of exposure for healthy eating in chilpdhood: a review. Journal of Human Nutrition and Dietetics. Vol. 20, p. 294-301.
-
Coppin, E. (2009-2010). De invloed van de thuisomgeving op fysieke activiteit en overgewicht bij kinderen uit het lager odnerwijs. Universiteit Gent, Faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen. Masterproef.
-
Davison, K.K. & Campbell, K. (2005). Opportunities to prevent obesity in children within families: an ecological approach. In: Crawford, D. & Jeffrey, R.W., Obesity prevention and public health, University Press, Oxford.
-
Drummond, MJN, Drummond, C.E., Dollman, J. & Abery, L. (2010). Physical activity from early childhood to adolescence: a literature review of issues and interventions in disadvantaged populations. Journal of Student Wellbeing. Vol. 4(2), 17–31.
-
Duncan, S.C., Duncan, T.E & Strycker, L.A. (2002). Sources and types of social support in youth physical activity. National institute of child health and human development. Oregon.
-
Factsheet Programma Voorbeeldgedrag ouders 2011, Voedingscentrum en Nederlands Instituut Sport en bewegen.
-
Frelier, M. & Janssens, J. (2007). Wat beweegt kinderen? Een onderzoek naar het sporten beweeggedrag van kinderen. Nicis Institute, Den Haag.
-
Golan, M. & Crow, S. (2004). Parents are key players in the prevention and treatment of weight-related problems. Nutrition News, Vol. 62, No. 1, 39-50.
-
Gross, S.M., Davenport Pollock, E. & Braun, B. (2010). Family Influences: Key to fruit and vegetable consumption among Fourth- and fifth-grade students. Journal of Nutrition education and behavior. Vol. 42, Nr 4, p. 235-241.
-
Gubbels, J.S., Kremers, S., Stafleu, A., de Vries, S., Goldbohm, R.A., Dagnelie, P.C., de Vries, N.K., van Buuren, S. & Thijs, C. (2011). Association between parenting practices and children’s dietry intake, activity behavior and development of body mass index: the Koala Birth Cohort Study. International journal of behavioral nutrition and physical activity, 8, 18.
-
Gustafson, S.L. & Rhodes, R.E. (2006). Parental correlates of physical activity in children and early adolescents. Review Article. Sports medicain, 36 (1): 79-97.
-
Haerens, L., Craeynest, M., Deforche, B., Maes, L., Cardon, G. & De Bourdeaudhuij, I. (2008). The contribution of psychosocial and home environment factors in explaining eating behavior in adolescents. European Journal of Clinical Nutrition, 62, 51-59.
-
Neven, L., Vanhauweraert, E. & Morren, K. (2012). Bewust eten. Kiezen, kopen en klaarmaken. Acco, Leuven/Den Haag.
51
-
O’Connor, T.M., Jago, MPHR & Baranowski, T. (2009). Engaging parents to increase youth physical activity. A systematic review. American journal of preventive medicine, 37 (2). P. 141-149.
-
Ornelas, I.J., Perreira, K.M. & Ayala, G.X. (2007). Parental influences on adolescent physical activity: a longitudinal study. International journal of behavioural nutrition and physical activity. 4:3.
-
Patrick, H., Nicklas, T.A., Hughes, S.O? & Morales, M. (2005). The benefits of authoritative feeding style: caregiver feeding styles and the children’s food consumption patterns. Appetite. 44 (2), p. 243-249.
-
Patrick, H. & Nicklas, T.A. (2005). A review of family and social determinants of children’s eating patterns and diet quality. Journal of the American College of Nutrition, Vol. 24, No. 2, 83—92.
-
Pugliese, J. & Tinsley, B. (2007). Parental socialization of child and adolescent physical activity: a meta-analysis. Journal of family psychologu, Vol. 21, No. 3, 331-343.
-
Rosenkranz, R.R. & Dzewaltowski, D.A. (2008). A model of the home food environmentpertaining te childhood obesity. Nutricion Reviews.
-
Salmon, J.; Timperio, A.; Telford, A.; Carver, A. & Crawford, D. (2005). Association of family environment with children’s television viewing and with low level of physical activity. Obesity Research, vol. 13, nr. 11, p. 1939-1951.
-
Savage, J.S., Fisher, J.O. & Birch, L.L. (2007). Parental influence on eating behavior. The journal of Law, Medicin & Ethics, 35 (1), 22-34.
-
Scaglioni,S., Salvioni, M. & Galimberti, C. (2008). Influences of parental attitudes in the development of children eating behavior. British Journal of nutrition, 99.
-
Scaglione, S., Arrizza, C., Vecchi, F. & Tedeschi, S. (2011). Determinants of children’s eating behavior. American Journal of clinical Nutrition, 94, 6.
-
Schols, M., van Weert, C. en de Haan, J. (2010). Doet voorbeeld volgen? Gelijkenis in de vrijetijdsbesteding van kinderen en hun ouders. Sociaal en cultureel rapport.
-
Smith, B.J., Grunseit, A., Hardy, L.L., King, L., Wolfenden, L. & Milat, A. (2010). Parental influences on child physical activity and screen viewing time: a population based study. BMC Public Health, 10:593.
-
Van der Horst, K., Kremers, S., Ferreira, I., Singh, A., Oenema, A. & Brug, J. (2007). Perceived parenting style and practices and the 52ehavior52t52 of sugar-sweetened beverages by adolescents. Health Education Research, Vol. 22, no. 2, 295-304.
-
Vanhauwaert, E. (2012). DE actieve voedingsdriehoek. Acco, Leuven/Den Haag.
-
Voedingscentrum. (2011). Alles over gezond eten en bewegen met kinderen van 4-18 jaar. Stichting Voedingscentrum Nederland, Den Haag. 1ste druk.
52
Bijlage 3
LITERATUURSTUDIE: Tabak, alcohol en drugs en opvoeding Voor:
- ‘HEEL WAT IN HUIS’, project VAD - E-educatie, project Vigez Basistekst door Hanna Peeters, VAD In samenwerking met Lies Racquet, Vigez, voor thema Tabak
53
INHOUDSTAFEL Inleiding 1. Vorm project 2. Uiteindelijke doel en tussendoel 2.1 Opvoedingsklimaat 2.2 Gezinsgerichte preventie – Opvoedingsklimaat – TAD-gebruik 3. Deeldoelen preventie (beschermende- en risicofactoren) 3.1 Risico- en beschermende factoren 3.2 Opvoedingsstijlen 3.3 De ‘heilige’ DRIE: ouder-kind-relatie, supervisie en communicatie 3.3.1 Ouder-kind-relatie A. Positieve relatie B. Gezinsactiviteiten 3.3.2 Supervisie en monitoring A. Supervisie en monitoring B. Discipline 3.3.3 Communicatie A. Open communicatie B. Houding en attitude C. Modeling/voorbeeldfunctie 3.4 Individuele factoren 3.4.1 Kindfactoren 3.4.2 Ouder/gezinsfactoren 3.5 Peer-invloeden 3.6 Focus op middelen? 3.7 Gender 3.7.1 Algemeen 3.7.2 Communicatie 3.7.3 Verklaringen 3.7.4 Gebruik ouders 3.7.5 Opvoedingsstijlen 3.7.6 Redenen gebruik meisjes 3.7.7 Preventieprogramma’s voor meisjes 3.8 ‘Nieuwe’ gezinsvormen 4. Referentielijst
54
LITERATUURSTUDIE: Tabak, alcohol en drugs en opvoeding Voor: - ‘HEEL WAT IN HUIS’, project VAD - E-educatie, project Vigez
INLEIDING De focus van deze literatuurstudie, is ‘gezinsgerichte preventie’. Er werd gezocht naar wat werkt en wat bewezen is qua inhoud om aan bod te komen op een ouderavond ter preventie van middelengebruik bij jongeren. Om te beginnen kaderen we de preventie-interventie binnen enkele contextuele factoren. We willen de doelen bereiken door te werken met een ouderavond, laagdrempeligheid voorop te stellen, kwetsbare doelgroepen te bereiken, op een interactieve manier tewerk te gaan, getrainde trainers in te schakelen, enz. Deze omkadering wordt besproken in hoofdstuk 1. De concrete inhoud en de concrete aspecten die aan bod komen op de ouderavonden, beogen een ruimere wijziging in het opvoedingsklimaat en de opvoedingsaanpak van ouders. Indien het opvoedingsklimaat positief is en de opvoedingsaanpak effectief, kan de algemene doelstelling – het middelengebruik van adolescenten voorkomen of verminderen – bereikt worden. Deze opbouw wordt kort toegelicht in hoofdstuk 2. Dan komen we bij het grootste en belangrijkste hoofdstuk van dit document: de deeldoelen in de gezinsgerichte preventie (protectieve- en risicofactoren). Hier wordt gezocht naar de thema’s, kennis, vaardigheden en attitudes bij ouders, die het best aandacht krijgen om effect te hebben op het TAD-gebruik van jongeren. (hoofdstuk 3)
De opbouw van deze tekst wordt visueel voorgesteld in onderstaand schema.
55
HEEL WAT IN HUIS preventie Gezinsgerichte
Ouderavond
Cultuurgevoelig
Getrainde trainer Actief betrekken
Geen (of minder of later) TADgebruik bij Beginnen met 1? Of met 3? Of met 5?adolescenten Voorstel 5 – 3 -2 -1 -6 of 5 1 2 3 6 Tussendoel Uiteindelijke doel
Doelen van gezinsgerichte preventie
Positief gezinsklimaat
(beschermende- en risico-factoren)
Laagdrempelig Interactief Wetenschappelijk onderbouwd
Effectieve opvoeding
Kwetsbare groepen Jongeren: 10-15 j.
Positieve ouder-kindrelatie
Toezicht en opvolging (discipline)
Open communicatie (van gezinswaarden)
Praktijken/methodieken/oefeningen tijdens preventie-interventie
56
1. Vorm (kader rondom) -
Het is bewezen dat gezinsgerichte preventieprogramma’s die zich richten op ouderlijke vaardigheidstraining en het verbeteren van het gezinsfunctioneren, het meest effectief zijn in de preventie van TAD-gebruik bij jongeren (Griffin & Botvin, 2010). Werken met jongeren alleen heeft slechts een kleine impact tegenover het werken met de ouders of gezinnen aan middelenpreventie (Kumpfer, Alvaro & Whiteside, 2003, Harakeh et al, 2004).
-
Verschillende auteurs en studies stellen vast dat het belangrijk is om de ouders te betrekken wanneer men preventief wil werken aan het TAD-gebruik van adolescenten (Petrie, Bunn & Byrne, 2005; Griffin & Botvin, 2010; Kumpfer, Alvaro & Whiteside, 2003; De Vos, Hofman, et al., 2000; De Bles, 2011; Koning, Van den Eijnden, et al., 2010). De nadruk dient in gezinsgerichte programma’s te liggen op actieve ouderlijke betrokkenheid en het ontwikkelen van vaardigheden die te maken hebben met sociale competentie, zelfregulatie en opvoeding (Petrie, Bunn & Byrne, 2005).
-
Daarbij heeft het actief en interactief betrekken van de ouders nog meer bewezen effect. Petrie, J., Bunn, F., & Byrne, G. (2005) vinden bewijs voor een activiteiten-gebaseerd programma met onder andere groepsoefeningen. Kumpfer, Alvaro en Whiteside (2003) zien ook dat interactieve gezinsprogramma’s voor het trainen van vaardigheden de meest effectieve preventieprogramma’s zijn. Interactieve lesgeefmethodes voor gedragsverandering behoren volgens hen tot de hoofdinhoud van effectieve interventie. Daarbij is het belangrijk dat het programma niet bestaat uit eenrichtingsverkeer en geen gebruik maken van didactische lesgeefmethoden puur gericht op kennisoverdracht.
-
Programma’s moeten gevoelig zijn voor de noden van ouders om hen te kunnen motiveren (Petrie, Bunn & Byrne, 2005). Ook daar moeten we rekening mee houden in de opzet van ons project. Griffin en Botvin (2010) wijzen erop dat het over het algemeen moeilijk is om ouders te doen participeren. Zeker ouders van jongeren met een verhoogd risico. Ook De Vos, Hofman et al. (2000) zien problemen bij het werven van ouders. Volgens hen is het belangrijk om hen via verschillende kanalen te proberen bereiken en zekere beloningen en voordelen te voorzien.
In de good practice ‘Preparing for the Drug Free Years’ (zie hoofdstuk 5): wordt dit meer concreet gemaakt (De Vos, Hofman et al., 2000): Voor werving was het belangrijk om ‘gerespecteerde en vertrouwde’ mensen uit de gemeenschap van de ouders in te schakelen. Daarnaast werden ook voordelen zoals maaltijden en transport voorzien. Wat daarnaast vast staat is dat methoden voor het betrekken van moeilijk bereikbare families opgenomen moeten worden in het project, willen we doelen op een effectieve interventie (Kumpfer, Alvaro & Whiteside, 2003). -
Samenhangend met het bereiken van ouders, is het bereiken van vaders een extra aandachtspunt. Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A. (2005) zien dat vooral jongens een wens hebben naar communicatie met hun vaders. Het lijkt echter moeilijk om vader te betrekken in projecten die hun communicatieve vaardigheden kunnen verhogen. Het zijn vooral moeders die deelnemen aan initiatieven voor opvoedingsondersteuning. Wanneer beide ouders worden betrokken blijken moeders vooral nieuwe vaardigheden te leren in de context van gezinsinteracties. Vaders hebben na het programma een verbeterde communicatie bij probleemoplossingsituaties (Velleman, R., Templeton, L. & Copello, 2005).
-
Een volgend puntje is het tijdstip van de interventie. In het project ‘Heel wat in huis’ worden ouders betrokken van jongeren tussen de 10 en 15 jaar oud. Dit lijkt een geschikt moment om te werken aan preventie. Onder andere Petrie, Bunn & Byrne, 2005 vinden bijvoorbeeld dat interventie best gebeurt bij de overgang van de basis- naar de secundaire school. De vroege adolescentie blijkt bijvoorbeeld de leeftijdsfase waarin men een enorme toename vaststelt van het percentage jongeren dat zijn eerste sigaret probeert (Huver et al. (2006). Cleveland, M., Feinberg, M., Greenberg, M. (2010) zien dat de beschermende functie van het gezin vooral impact op 11-jarigen. Nadien heeft ook de school stijgende invloed, maar tot de
57
leeftijd van 15 jaar hebben protectieve gezinsfactoren de grootste invloed op de jongeren. Gezinsfactoren hebben aldus de meeste invloed in de kindertijd en de vroege adolescentie. Later daalt deze invloed en stijgt die van peers.
-
De trainers die de ouderavonden geven, zullen eerst deelnemen aan de train-de-trainercursus van VAD. De Vos, A., Hofman, K, et al. (2000) halen aan dat een voorbereidende training belangrijk is. De good practice ‘Strengthening Families Programme’ (zie Hoofdstuk 5) heeft de effectiviteit daarvan bewezen.
-
Een belangrijk aandachtspunt is dat de preventieve interventie cultuurgevoelig moet zijn. De Vos, A., Hofman, K, et al. (2000) beschrijven de good practice ‘Safe Haven’ (zie Hoodfstuk 5) waarin een cultuurspecifieke aanpak zorgt voor meer betrokkenheid van het cultuurspecifiek publiek dat wordt beoogd. Zulk programma maakt gebruik van aangepast materiaal. Naast de betrokkenheid werden ook positieve effecten gevonden op het TADgebruik. Ook in de richtlijn voor opvoedingsondersteuning van het JGZ (2011) wordt gevonden dat kennis van de culturele achtergrond wenselijk is en het verstaan van de taal het contact vergemakkelijkt. Blokland (2010) beschrijft dat ouders met een niet-westerse achtergrond zich vaker zorgen maken over het stellen van regels en grenzen in de opvoeding, over ongehoorzaamheid en gedragsproblemen van hun kind(eren). Dit hangt samen met de context waarin ouders hun kind moeten opvoeden: het opvoeden in twee culturen, mogelijke achterstelling, meer gezondheidsproblemen en meer armoede. Zij zoeken veelal opvoedtips en hebben behoefte aan vertrouwen. Degene die hen te woord staat hoeft niet per se dezelfde culturele achtergrond te hebben. Erg belangrijk vinden deze ouders het om in hun opvattingen en privacy gerespecteerd te worden. Een cultuursensitieve benadering van ouders met een niet westerse achtergrond, wordt bepleit.1 Mogelijke knelpunten in de opvoedingsondersteuning aan ouders met een niet-westerse achtergrond zijn de taalproblemen, het minder snel willen delen van privéproblemen met buitenstaanders, schaamte, een druk bestaan met veel verplichtingen, weerstand vanuit de man of de familie of de angst om naar een plaats te gaan waar de ouders zich niet bekend voelen. (van den Berg, 2005, 2006, in: Blokland, 2010)
-
Preventieprogramma’s worden het best afgestemd op de situatie in de lokale gemeenschap (De Vos, Hofman, et al., 2000). Daarom is het in ons geval belangrijk de pilootregio’s mee het verloop van het project te laten uitbouwen en de inhoud – in hoeverre mogelijk – mee vorm te laten geven. Specifieke noden en mogelijkheden binnen de lokale gemeenschap, kunnen zo aangewend worden.
In het algemeen kunnen we nog enkele belangrijke principes of eigenschappen op een rijtje zetten die deel uitmaken van gezinsgerichte preventieprogramma’s met bewezen effectiviteit (De Vos, A., Hofman, K, et al., 2000; Jeugdgezondheidszorg, 2011; Small, 2010): 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
inhoudelijk gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, veelomvattende benadering (verschillende factoren betrekken), aangepast aan ontwikkelingsniveau van ouder en kind, sensitief tav cultuur, relevant met betrekking tot de sociaal-culturele achtergrond van de doelgroep, voldoende dosering en follow-up2, interactieve onderwijstechnieken, training voor uitvoerders, assessment en kwaliteitsverzekering: goed gedocumenteerd, continu verfijnd en uitkomsten geëvalueerd
1
Cultuur-sensitief betekent dat het kind centraal staat en de professional kennis over en sensitiviteit voor etnische verschillen hebben, zodat, binnen de bestaande kaders, zorg op maat wordt geboden. 2 In ons project beogen we dit niet, omdat we kiezen voor laagdrempeligheid. 1 ouderavond kan meerdere ouders over de streep trekken dan een langdurig traject. Aan zulk traject zullen op het einde enkel de meest gemotiveerde (niet de meest kwetsbare) ouders overblijven. 58
9. 10. 11. 12.
gebruikt verschillende lesmethodes verschaft mogelijkheden voor positieve relaties tussen participanten actieve leertechnieken (actief ouders betrekken, nieuwe vaardigheden oefenen) Relevantie van programma: participanten zijn klaar voor verandering, wordt op het juiste moment aangeboden (adolescenten in overgangsfase)
Daarnaast kunnen we enkele wensen en opvattingen van ouders ivm opvoedingsondersteuning in het algemeen op een rijtje zetten, zoals beschreven door de Jeugdgezondheidszorg (2011). Het is waardevol om daarmee – voor zover mogelijk – rekening te houden in de opzet. Voor ouders is het belangrijk: 1. Iemand te treffen, waarin ze vertrouwen (kunnen) stellen 2. Zonder een afspraak binnen te kunnen komen (fysiek of virtueel) voor hulp of advies op tijden die passen in het gezinsritme 3. (Over alle opvoedonderwerpen te mogen praten) 4. In eerste instantie meer een luisterend oor, een steunende schouder en in tweede instantie advies en hulp bij hun probleem 5. Bekend zijn met de locatie waar ze die professional kunnen treffen (CB, peuterspeelzaal, school) 6. Een professional die luistert, de ouders serieus neemt en niet betuttelt 7. Professionals die oog hebben voor de cultuur van de ouders en de weg naar goede hulp goed kennen 8. Dat er in eerste instantie geen registratie plaats vindt (niet teveel papierwerk) 9. (Een interactieve website zonder dat die het persoonlijke gesprek zal kunnen vervangen. Internet biedt weliswaar veel informatie, maar ouders vinden hier lang niet altijd hun weg.)
59
2. Uiteindelijke doel en tussendoel Het uiteindelijke doel van ‘Heel wat in huis’ is om TAD-gebruik bij jongeren tussen 10 en 15 jaar te voorkomen (of in te perken). De weg waarlangs wij dat uiteindelijke doel willen bereiken is via de ouders van de uiteindelijke doelgroep. Gebruik is altijd ingebed in de sociale context (oorzaken: MMM) (Cleveland, Feinberg & Greenberg, 2010) en gezinsprocessen hebben effecten op gebruik. Ouders zijn aldus een centrale figuur in de preventie van TAD-gebruik bij jongeren (zie Hoofdstuk.1).
2.1 Opvoedingsklimaat ‘Sterke families’, een positief gezinsklimaat en effectieve opvoeding(svaardigheden) zijn kritiek voor het zelfvertrouwen van het kind en de preventie van jongerenproblemen waaronder drug- en alcoholgebruik (Kumpfer & Alvarado, 2003; De Vos et al., 2000). Daemen, Van der vorst en Engels (2006) beschrijven opvoedingsklimaat als volgt: de mate van betrokkenheid en autoriteit die ouders tonen aan hun kinderen. In een gezond opvoedingsklimaat bestaat er een duidelijke differentiatie tussen ouder en kind en zijn er duidelijke grenzen en structuren. Kwaliteit van opvoeding is erg belangrijk omdat de opvoeding onder meer invloed heeft op het psychologisch welzijn, de levensstress en de sociale steun bij het voorspellen van algemeen antisociaal gedrag, zoals middelengebruik (Velleman, Templeton & Copello, 2005). Gezinsfactoren zoals een chaotische huisomgeving, inefficiënte opvoeding en gebrek aan wederzijdse gehechtheid zijn cruciale risico-indicatoren.
2.2 Gezinsgerichte preventie – opvoedingsklimaat – TAD-gebruik Via de opvoeding willen we werken aan wijzigingen in het gedrag en de houding van jongeren tav middelengebruik. Kumpfer en Alvarado (2003) stellen dat: “Effective parenting is the most powerful way to reduce adolescent problem behaviors.”(p.?) Zoals gezegd (Hoofdstuk 1) is het werken via opvoeding en de ouders een goede manier in de preventie van gebruik. Small (2010) toont aan dat preventieprogramma’s voor gezinnen jongerenproblemen kunnen verminderen. Opvoedcursussen voor ouders hebben volgens verschillende studies bewezen effect in het verminderen van middelengebruik bij kinderen (Cuijpers, 2003; Petrie, Bunn & Byrne, 2005). Koning, Van den Eijnden, et al. (2010) vonden bijvoorbeeld dat een ouderinterventie houdingen ten aanzien van alcohol wijzigde, via het stellen van ouderlijke regels. Maatregelen buiten de gezinscontext om hebben niet altijd het gewenste effect. Een voorbeeld daarvan is dat ondanks diverse vormen van rookbeleid (verhogen van de tabaksprijzen, regels rond reclame en verbod om tabak te verkopen aan minderjarigen) het aantal rokende jongeren hoog blijft. Ouders hebben o.a. met hun eigen rookgedrag veel invloed op het roken van hun kinderen. Preventieprogramma’s moeten daarom zeker ook gericht zijn op de bewustmaking van ouders (zie 3.3.3. C. Voorbeeldfunctie) (Loureiro et al (2006), Harakeh, et al (2004)). Het opvoedingsklimaat heeft effect op het TAD-gedrag van jongeren en ouders en families hebben een kritieke rol in het beschermen van hun kinderen tegen gebruik (Kumpfer, Alvaro & Whiteside, 2003). Het probleem is dat ouders dit soms zelf niet inzien en daardoor ineffectieve strategieën toepassen of te weinig aandacht hebben voor hun mogelijke invloed. “Parents have more impact on their children’s health behaviors and substance use than previously thought”. (p. 1763, Kumpfer, Alvaro & Whiteside, 2003). Het is belangrijk dat ouders weten hoe ze het meest effectief kunnen zijn in het opvoeden van hun kinderen. Daarbij moeten ze in eerste instantie beseffen dat ze zelf erg grote invloed (kunnen) uitoefenen op hun kinderen. Ouders denken meer en meer dat opvoedingstaken hen uit de handen worden genomen door onderwijsinstellingen, peers en vooral de media. Ouders zien zichzelf soms niet meer competent in de opvoeding en onderschatten hun invloed. -
-
Uit het Nederlandse onderzoek van Verdurmen, et al. (2008) halen we dat 56% van de door hen bevraagde ouders denkt dat zij kunnen voorkomen dat hun kind veel gaat gebruiken. Toch denkt bijgevolg 44% van niet. Ouders onderschatten dus hun mogelijke positieve invloed op het TAD-gebruik van hun adolescente kinderen. Langs de andere kant onderschatten ouders ook de mogelijke negatieve invloed die ze kunnen uitoefenen op hun kinderen. Zo denkt slechts 23% dat als ze een goed voorbeeld willen zijn voor hun opgroeiende jeugd, ze beter geen alcohol drinken in hun bijzijn. 77%
60
-
denkt dat het drinken in bijzijn van hun kinderen geen belang heeft en los staat van zichzelf als voorbeeld. Verdurmen, et al. (2008) stellen in hun Nederlands onderzoek over TAD-specifieke opvoeding, vast dat ouders vaak geen correcte kennis hebben over het middelengebruik van hun kinderen. Ouders onderschatten dikwijls de hoeveelheid die wordt geconsumeerd. Dit geldt zowel voor tabak, alcohol en drugs. Ook de risico’s worden verkeerd ingeschat. Dit is voornamelijk het geval bij alcoholgebruik. De kennis van ouders over het middelengebruik van hun kinderen moet verhogen en daar kunnen gezinsgerichte preventieprogramma’s hun steentje aan bijdragen.
Ouders dienen zich bewust te zijn van hun preventieve mogelijkheden wat betreft het middelengebruik van hun kinderen. Een belangrijke taak voor ons preventieproject is om ouders terug hun verantwoordelijkheid te geven in verband met TAD-specifiek opvoeden. Van Der vorst, Engels en Burk (2010) benadrukken bijvoorbeeld dat preventiewerkers moeten focussen op het bewustmaken van ouders over hun rol in het uitstellen van de beginleeftijd van het consumeren van alcohol. Kumpfer, Alvaro en Whiteside (2003) benadrukken dat kinderen nood hebben aan leiding en positieve rolmodelling door hun ouders. Eén van de belangrijkste bevindingen is dat wanneer ouders vertrouwen hebben in het feit dat ze effectief invloed kunnen hebben op het rookgedrag van hun jongeren, de kinderen inderdaad minder geneigd zijn om te beginnen roken (Engels & Willemsen (2004)). Jongeren appreciëren het ook als hun ouders dit doen: -
-
-
Jongeren geven zelf aan dat ze duidelijke regels van de ouders rond het gebruik van tabak aanvaarden; ze moeten bij voorkeur wel op een niet bestraffende manier overgebracht worden (Nilsson et al. (2009)). Jongeren staan positief tegenover acties die hun ouders ondernemen om hen te overtuigen niet te gaan roken, door zelf niet te roken, en door hun kinderen niet toe te laten om te roken. Zakgeld ontnemen vinden jongeren zelf geen goede aanpak tegen roken.
Om de effecten van rookpreventie door de ouders goed in te schatten is het belangrijk dat zowel met het perspectief van de ouders als met dat van de adolescenten rekening wordt gehouden (Engels en Willemsen (2004) en Harakeh et al. (2005)). Er bestaan verschillen in de rapportage door ouders en adolescenten. Zowel ouders als adolescenten denken dat ouders wel een invloed hebben op het rookgedrag van adolescenten. Moeders staan positiever t.o.v. de communicatie die ze hebben over roken dan de adolescenten en de vaders. Adolescenten percipiëren een strengere ouderlijke monitoring en de aanwezigheid van huisregels dan hun ouders doen (Engels & Willemsen (2004)). Adolescenten denken bijvoorbeeld dat ouders negatief zullen reageren (straffen en boos worden) als ze ontdekken dat hun kinderen roken. Ouders denken dat ze in dat geval positiever zullen reageren met een probleem-oplossende en constructieve aanpak (Harakeh et al. (2005)).
De vraag is nu hoe we de factoren die belangrijk zijn voor het opvoedingsklimaat, kunnen omzetten in inhouden die aan bod moeten komen op onze oudermomenten. Op zich klinkt het werken aan een positief gezinsklimaat en effectieve opvoeding, redelijk vaag. We dienen de factoren concreet te vertalen naar preventie en in meer grijpbare concepten om te zetten. Die concepten krijgen de vorm van risicofactoren en beschermende factoren en worden in het volgende hoofdstuk als deeldoelen van de preventie-interventie uiteen gezet. We gaan telkens na wat werkt en wat bewezen effectiviteit heeft.
61
3. Deeldoelen preventie (beschermende- en risicofactoren) In dit hoofdstuk zoomen we in op de concrete inhoud van de vorming: wat geven we mee op de ouderavonden? Welke factoren hebben bewezen effectiviteit en komen best aan bod?
3.1 Risico- en beschermende factoren Preventie is erop gericht de beschermende factoren te verhogen en de risicofactoren in te perken. (Griffin & Botvin, 2010). De meest effectieve programma’s zijn gericht op risico- en protectieve factoren op individueel, familiaal en/of gemeenschapsniveau. In gezinsgerichte preventieprogramma’s is het belangrijk dat ouders informatie krijgen over risicofactoren en beschermende factoren van het gezinsklimaat die te maken hebben met TAD-gebruik (Cuijpers, 2003). Daarnaast moeten veerkrachtigheid en beschermende factoren binnen het gezin versterkt worden en gezinsgerelateerde risicofactoren verminderd (De Vos, Hofman , et al., 2000; Velleman, Templeton, & Copello, 2005). Als intermediaire doelstellingen heeft het volgens De Vos, Hofman et al. (2000) effect om ons te richten op: het verbeteren van opvoedingsvaardigheden en gezinsmanagement bij ouders, het verbeteren van inter-persoonlijke en persoonlijke vaardigheden in het kind en het aanleren van prosociale vaardigheden. -
-
Kumpfer en Alvarado (2003) zien een positieve gezinsomgeving (positieve ouder-kind relatie, ouderlijk toezicht, consistente discipline, communicatie over familiewaarden) als de grootste protectieve factor en de grootste reden voor jongeren om niet aan delinquent of ongezond gedrag te doen, zoals middelengebruik. De grootste risicofactoren zijn volgens hen familiaal conflict, gemis aan ouder-kindbonding, disorganisatie, ineffectieve opvoeding, stressoren, ouderlijke depressie. Deze moeten in preventie aldus aangewend en ingeperkt worden.
De algemene opvoeding, zoals steun en controle, is een belangrijke factor bij het rookgedrag van adolescenten. Volgens Harakeh et al. (2004) zijn rookspecifieke opvoedingsstrategieën nog belangrijker. Rookspecifieke opvoedingsstrategieën zoals regels over roken in huis, praten over de gezondheidsrisico’s van roken, praten over verslavende kenmerken van tabak en aandacht voor roken op school hebben een gunstige invloed op roken bij jongeren (Huver et al (2006), Nilsson et al (2009)). -
Bij jongere adolescenten hebben deze strategieën een direct effect op hun rookgedrag. Bij oudere adolescenten veranderen ook hun ideeën en houding t.o.v. roken, en zo ook hun rookgedrag (Huver, Engels & de Vries (2006).
Een studie van Chassin et al (2005) onderzoekt de complexe samenhang tussen algemene en rookspecifieke opvoeding. Beiden hebben een uniek, samenhangend effect op het rookgedrag van jongeren. Preventie enkel gericht op rookspecifieke opvoedingsvaardigheden, wat volgens de auteurs eenvoudiger zou zijn, volstaat niet. Het is ook wenselijk om verandering na te streven in de algemene ondersteuning en gedragscontrole door ouders. Ook Otten (2007) toont aan dat algemene opvoeding de rookspecifieke opvoeding kan versterken. Steun en controle zijn de basiskarakteristieken van een algemene opvoeding waarin rookspecifieke opvoeding, zoals communicatie kan gedijen (zie ook 3.2.).
3.2 Opvoedingsstijlen Zowel controle als ondersteuning door ouders spelen een grote rol in de ontwikkeling van alcoholgebruik bij jongeren. Deze twee factoren kunnen gecombineerd worden in de 4 opvoedingsstijlen: autoritair (streng controleren, weinig steun, oudergericht), autoritatief of democratisch (veel controle, veel steun, kindgericht), permissief (weinig controle, veel steun, kindgericht), onverschillig (weinig controle, weinig steun, oudergericht). (oa. Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R., 2006) Uit onderzoek blijkt dat de democratische opvoedingsstijl zorgt voor minder opstandig gedrag en een hoger ontwikkelingsniveau bij kinderen. Kinderen met autoritatieve ouders zijn psychosociaal
62
competent en vertonen weinig probleemgedrag. (De Vos, A., Hofman, K, et al., 2000; Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R., 2006). Opvoedingsstijlen en gedragingen zoals warmte, communicatie en disciplinaire praktijken voorspellen belangrijke mediators zoals academisch presteren en psychosociale aanpassing. (Newman, K., Harrison, L., Dashiff, C., Davies, S., 2008) - Engels (2004) stelt dat als ouders hun kinderen ondersteunen en controleren (autoritatieve opvoedingsstijl), zonder dat ze psychologische, manipulatieve controle gebruiken, hun kinderen een kleiner risico lopen om te gaan roken dan wanneer hun ouders dat niet doen.
Jongeren met autoritaire ouders zijn gehoorzaam aan hun ouders, maar hebben een lager zelfbeeld. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R., 2006).
Kinderen die opgroeien in autoritatieve en autoritaire gezinnen vertonen in het algemeen minder probleemgedrag. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R., 2006).
Kinderen met permissieve ouders hebben veel zelfvertrouwen, maar vertonen een hogere mate van middelengebruik. Er is vooral een samenhang tussen de permissieve opvoedingsstijl van vaders en de intensiteit van gebruik. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R., 2006).
De combinatie van weinig steun en weinig strikte regels is typerend voor een onverschillige opvoedingsstijl. Roken komt meer voor bij jongeren die opgroeien bij ouders met een onverschillige opvoedingsstijl (Chassin, 2005). Er is in deze gezinnen een gebrekkige communicatie van de ouderlijke normen. Deze stijl draagt ook bij tot probleemdrinken en hangt sterk samen met de intensiteit en frequentie van het drinken van alcohol en probleemdrinken. Weinig ervaren steun zorgt voor matig of slecht ontwikkelde veerkracht tegen invloeden van peers. Het geven van ouderlijke steun speelt een belangrijke rol bij de socialisatie van jongeren door te zorgen voor meer zelfvertrouwen en het ontwikkelen van positieve persoonlijke karakteristieken. (De Bles, J., 2011) Kinderen van onverschillige huishoudens zijn minder psychosociaal competent en vertonen meer psychologische en gedragsmatige problemen. Ze zijn ook meer vatbaar voor drugsgebruik. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R. (2006)
Zowel de permissieve als de onverschillige stijl hangen samen met probleemgedrag, waaronder middelengebruik. Jongeren in deze klimaten ervaren een gebrekkige controle en een gebrek aan regels. Daardoor krijgen ze te veel vrijheid en zijn ze meer vatbaar voor drugsgebruik. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R., 2006).
Ouders hebben er belang bij te begrijpen hoe hun kind hen waarneemt. Hoewel de perceptie van het kind over de opvoedingsstijl niet helemaal klopt met wat de ouders denken/bedoelen, het blijkt wel een heel goede voorspeller van middelengebruik. (Newman, K., Harrison, L., Dashiff, C., Davies, S., 2008).
Wanneer de dimensies van opvoedingsstijlen apart worden bekeken, blijkt dat vooral strikte controle van de ouders een invloed heeft op de attitude en normen van jongeren, hun zelfwerkzaamheid en de intentie om niet te roken. In een klimaat van strikte controle , gekarakteriseerd door duidelijke grenzen en monitoring door ouders, blijken de sociale normen over roken van ouders ook explicieter gesteld te worden. De normen worden geïnternaliseerd bij de jongeren. Psychologische controle en manipulatie door ouders heeft echter een negatieve invloed op het zelfwaardegevoel en de zelfwerkzaamheid van jongeren en zal een direct negatief effect hebben op het rookgedrag van jongeren (Huver, R.M.E., Engels, R.C.M.E., Van Breukelen, G. & de Vries, H. 2007) Je bedoelt dan dat ze meer gaan roken? Of vlugger beginnen met roken?
Adolescenten van ouders met een onverschillige opvoedingsstijl zijn het meest geneigd om te beginnen roken (Chassin, L. et al. (2005).
63
3.3 De ‘heilige’ DRIE: Ouder-kind-relatie, supervisie en communicatie. Een 10-tal studies halen dezelfde drie beschermende factoren aan in het werken met ouders aan preventie van middelengebruik bij jongeren (ook in andere studies worden 1 of 2 van deze drie uitgediept). Deze drie worden op verschillende manieren verwoord, maar doelen op dezelfde essentiële inhouden. Onder meer Kumpfer, Alvaro en Whiteside (2003); Kumpfer en Alvarado (2003); De Vos, Hofman, et al. (2000); Petrie, Bunn en Byrne (2005); Griffin en Botvin (2010); Ryan, Jorm, et al. (2011); Velleman, Templeton en Copello (2005); De Bles (2011); Kumpfer en Johnson (2007), besluiten dat effectieve preventieprogramma’s bestaan uit de volgende 3 ouderlijke beschermende factoren ofprocessen: 1. Positieve ouder-kind relatie (aantal conflict, gehechtheid, ouderlijke steun, ouderlijke betrokkenheid, niveau en kwaliteit van communicatie, …) 2. Ouderlijke opvolging en supervisie en consistente positieve disciplinering (grenzen stellen, ouderlijke discipline, regels over alcohol, ouderlijke controle, …)
3. Open communicatiepatronen binnen het gezin ook over ouderlijke attitudes en waarden wat betreft middelengebruik (gezonde gezinswaarden en verwachtingen, ouderlijke modellering, voorziening van alcohol in huis, alcoholspecifieke communicatie, ouderlijke afkeuren van drinken, …)
Daarbij stellen Velleman, Templeton, en Copello, (2005) nog dat de effecten van deze relationele aspecten van het gezin (cohesie, discipline, communicatie) een grotere invloed hebben op middelengerelateerd gedrag dan bestaande structurele aspecten (één-oudergezin, grootte gezin, geboortevolgorde van kinderen, …). We gaan nu één voor één deze drie factoren belichten (3.2, 3.3, 3.4). Er komen telkens ook enkele gerelateerde factoren aan bod. Nadien worden aandachtpunten of factoren buiten deze drie omschreven (3.5 – 3.10).
3.3.1 Ouder-Kind-relatie A.
Positieve relatie
Kumpfer, Alvaro en Whiteside (2003) en Griffin en Botvin (2010) tonen dat buitensporig hoge familiale conflicten, een slechte ouder-kind-gehechtheid en lage bonding grote risicofactoren zijn en internaliserend en externaliserend gedrag waaronder middelengebruik voorspellen. Petrie, Bunn en Byrne (2005) geven als voorbeeld dat het uitdrukken van ouderlijk afprijzen (zich negatief uiten tov het kind) een voorspellende factor is van roken bij kinderen. Een positieve relatie tussen ouder en kind (met oa. Positieve aandacht en prijzen, meer inlevingsvermogen naar het kind toe, ouderlijke steun, ouderlijke betrokkenheid, niveau en kwaliteit van communicatie, …) is een erg belangrijk protectieve factor (De Vos, Hofman, et al., 2000; Ryan, Jorm, et al. (2011). De relatie met het kind vormt de basis voor preventie. Wederzijds goed contact biedt een vangnet waarop men kan terugvallen. Door hieraan te werken in preventie wordt het volgende bereikt: minder aantal gezinsconflicten, verbeterde gezinsrelatie en gezinsomgeving, meer tijd die ouders en kind samen doorbrengen, verbeterde plannings- en organisatievaardigheden. In gezinsgerichte preventieprogramma’s moet de focus liggen op het voorzien van ouders met vaardigheden zoals manieren om te verzorgen en een goede relatie te smeden (Griffin, & Botvin, 2010; Van Reybrouck, & Van Hende, 2008). Kumpfer, Alvaro, en Whiteside, (2003) geven een concreet voorbeeld in preventie: ouders leren om therapeutisch kinderspel mee te spelen, verbetert de ouder-kind-gehechtheid.
Bewezen effecten van preventie gericht op een positieve ouder-kind-relatie:
64
-
De nabijheid van ouder-kinder band: ontmoedigt druggebruik direct en ook indirect door haar impact op de keuze voor niet-gebruikende vrienden. De band heeft effect op het al dan niet leiden van experimenteel gebruik tot problemen. Kinderen die op hun ouders willen lijken en een hoog niveau van gezinssamenwerking zijn belangrijk voor het positieve gezinsklimaat. Gezinsbonding heeft een klein maar significant direct en indirect effect op de frequentie en hoeveelheid alcohol. Hogere hoeveelheden van gezinscohesie verlaten het moment van het eerste gebruik van TAD en verlaten de leeftijd waarop de jongere frequent tabak gaat gebruiken. (Velleman, Templeton & Copello, 2005)
-
Een hoge mate van steun en monitoring binnen het gezin zorgt voor voldoende zelfvertrouwen en veerkracht bij de gezinsleden (De Bles, 2011)
-
Steun heeft een preventief effect. Adolescenten gaan minder drinken wanneer ze zich gewaardeerd, geaccepteerd en geliefd voelen. Positieve en ondersteunende ouder-kindrelaties zijn essentieel voor de positieve ontwikkeling van het kind. Deze relaties hebben een positief effect, zelfs wanneer ouders hevig drinken (De Bles, 2011).
-
Volgende factoren hebben een beschermend effect: Ouders die informatie en steun zoeken ten voordele van hun kinderen, ouders die het opnemen voor hun kinderen en kinderen helpen met het ontwikkelen van hun dromen en doelen in het leven. (Kumpfer, Alvaro, & Whiteside, 2003)
-
Er is een directe relatie tussen gezinsfunctioneren, ouderlijk roken en adolescent tabakgebruik. Een sterke ouder-kind-relatie heeft een beschermende invloed op het roken van adolescenten, gegeven dat de ouders zelf niet roken (Nilsson et al. (2009)). Een positieve ouder-kind-binding en ouderlijke belangstelling hebben een beschermende invloed op het rookgedrag van jongeren (Harakeh (2004) en Nilsson ( 2009).
-
Lage gezinscohesie, ouders die niet genoeg invloed hebben om hun kinderen te controleren, lage moederlijke steun en een negatieve zelfperceptie zijn voorspellers van middelengebruik. (Velleman, Templeton & Copello, 2005) De kwaliteit van de ouder-kind relatie stelt het eerste alcoholgebruik uit en zorgt voor verminderde hoeveelheden alcoholconsumptie op latere leeftijd. (Ryan, Jorm & Lubman, 2010).
-
Meer specifiek: Gezinsconflict heeft geen aangewezen associaties met alchoholgebruik van adolescenten. Ouderlijke steun heeft geen associatie met beginnen drinken, maar wel met lagere aantallen van later alcoholgebruik. Ouderlijke betrokkenheid is geassocieerd met het uitstellen van het eerste contact met alcohol, maar heeft geen assocociatie met het niveau van het later alcoholgebruik. (Ryan, Jorm & Lubman, 2010).
-
Uit een overzicht van studies tussen 1996 en 2007 (Newman, Harrison, Dashiff, Davies, 2008) halen we dat een autoritatief huishouden een hogere bescherming biedt en zorgt voor minder risicogedragingen. Ouderlijke gedragingen zoals warmte, communicatie en goede disciplinaire praktijken voorspellen belangrijke mediators van middelengebruik zoals academische prestatie en psychosociale aanpassing.
-
Binding aan het gezin kan problemen voorkomen. Binding aan het gezin kan versterkt worden door het zorgen voor kansen tot gezinsbijeenkomst, het ontwikkelen van vaardigheden en beloning geven bij positieve gezinsbetrokkenheid. (De Vos, Hofman, et al., 2000).
-
De samenhang tussen steun van ouders en het rookgedrag van adolescenten verloopt via communicatie. Zowel ouders als jongeren ervaren dat steun van ouders ook leidt tot een goede, constructieve, respectvollere manier van communiceren over roken, wat weer gerelateerd is aan een kleinere kans om te roken (zie 3.3.3. A) (Harakeh (2009)).
65
B.
Familieactiviteiten
Het niet delen van positieve vrijetijdsactiviteiten vormt een omgevingsrisicofactor (Kumpfer, Alvaro, & Whiteside, 2003). -
-
De meest effectieve programma’s focussen op het ontwikkelen van strategieën om adolescenten te betrekken in familieactiviteiten (Petrie, Bunn, & Byrne, 2005) Het plannen van leuke familieactiviteiten verhoogt de versterkende waarde van ouders zodat ze effectiever kunnen zijn in hun discipline. (Kumpfer, Alvaro, & Whiteside, 2003). Het stimuleren van betrokkenheid in gezinactiviteiten en beslissingen heeft bewezen effect.(De Vos., Hofman et al., 2000). De band tussen ouder en kind verbeteren en gelegenheden creëren tot leuke activiteiten samen, hebben een positief effect op de vaardigheid van kinderen om te weigeren als iemand alcohol, cannabis of sigaretten aanbiedt en stimuleren een negatieve houding tov cannabisgebruik. (De Vos., Hofman et al., 2000).
3.3.2 Supervisie en monitoring A.
Monitoring en supervisie
Onder monitoring verstaan we dat ouders weten waar hun adolescente kinderen zijn en de activiteiten van hun kinderen opvolgen. Monitoring en toezicht vormen beschermende factoren: -
Lage ouderlijke monitoring zorgt voor internaliserend en externaliserend probleemgedrag waaronder middelengebruik. (Griffin, K.W., & Botvin, G.J., 2010; Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O., 2003). Weinig tijd spenderen aan supervisie en het controleren van activiteiten en vrienden van kinderen vormt een omgevingsrisicofactor, (Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O., 2003; Petrie, J., Bunn, F., & Byrne, G., 2005; Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A., 2005)
-
Lage ouderlijke supervisie en monitoring is een voorspeller van roken bij meisjes en verhoogt drinken en probleemgedrag bij jongens. (Petrie, J., Bunn, F., & Byrne, G., 2005).
-
Jongeren die meer tijd spenderen met hun familie roken minder en hebben minder drugs geprobeerd. (Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A., 2005)
-
Ouderlijk toezicht en monitoren van kinderen kan het begin van middelengebruik voorkomen en uitstellen. Uitstel van het begin kan op zijn beurt het risico inperken op meer serieuze betrokkenheid. (Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A., 2005)
-
Hogere niveaus van monitoring beschermen kinderen tegen misbruik, zelfs bij peers die gebruiken. Monitoren moedigt ook jongens aan die gebruiken om hun gebruik te minderen en meisjes die aan het experimenteren zijn om ermee te stoppen. (Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A., 2005)
-
Ouderlijke toezicht is geassocieerd met zowel het later beginnen met alcoholgebruik, als het consumeren van lagere hoeveelheden alcohol. (Ryan, S., Jorm, A., Lubman, D., 2010)
-
De relatie tussen middelengebruik met vrienden en individueel middelengebruik wordt gemodereerd door ouderlijke monitoring- regels en de context van de peer-activiteit. De relatie tussen co-gebruik met vrienden en individueel gebruik was sterker wanneer het niveau van ouderlijke monitoring laag was en wanneer vrienden meer tijd samen doorbrachten ‘op straat’. Dit wijst op het belang van het gebruik van regels door ouders om
66
adolescenten te controleren wat betreft middelengebruik. (Kiesner, J., Poulin, F., Dishion, T., 2010). Slechte ouderlijke controle zorgt dus voor een verhoogde kans dat jongeren contacten opbouwen met peers die gebruiken. (Kiesner, J., Poulin, F., Dishion, T., 2010) -
In preventieprogramma’s is het werken met ouders om controlerende praktijken te ontwikkelen, belangrijk. Grenzenbepaling, positief opvolgen, controle uitvoeren op schoolvorderingen en peerrelaties managen zijn items die aan bod moeten komen. Het is noodzakelijk om specifiek te focussen op managing en interveniëren in de activiteiten van de adolescent en het gedrag bij vrienden. In het leren structureren van grenzen voor jeugdgedrag, moeten ouders specifiek focussen op het wie, het wat en het waar van peerrelaties. (Kiesner, J., Poulin, F., Dishion, T., 2010)
-
In gezinsgerichte preventie is het belangrijk om specifieke ouderlijke vaardigheden te trainen, zoals manieren om het gedrag van adolescenten te monitoren. (Griffin, K.W., & Botvin, G.J., 2010)
-
In verschillende studies over de invloed van ouderlijke vaardigheden op het rookgedrag van adolescenten wordt een onderscheid gemaakt tussen gedragscontrole (controle over de activiteiten van hun adolescenten en waar ze uithangen) en psychologische controle (mate van psychologische en manipulatieve strategieën om het gedrag van hun adolescenten te controleren). O.a. Huver et al (2007) en Harakeh et al (2004, 2009) stellen in deze studies veel tegenstrijdigheden vast, maar concluderen zelf dat ouderlijke controle effectief is in het voorkomen van roken bij adolescenten op voorwaarde dat zij geen manipulatieve, onderdrukkende controle uitoefenen.
-
Wanneer ouders positieve interesse tonen in de bezigheden en activiteiten van hun kind, zal dit de kans dat het kind begint te roken doen afnemen, omwille van de reflectie m.b.t. roken die deze interesse oproept bij de jongere. Door de interesse van hun ouders zijn jongeren immers zelfbewuster en zullen ze minder vatbaar zijn voor de druk van leeftijdsgenoten die roken (Harakeh, Z. et al 2004).
B.
Discipline
Zowel te strenge disciplinaire praktijken en excessieve (fysieke) straffen als te weinig regels en te lakse straffen zijn voorspellers van internaliserend en externaliserend probleemgedrag waaronder middelengebruik. (Griffin, K.W., & Botvin, G.J., 2010; Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O., 2003). In de opvoeding dient een evenwicht gevonden te worden tussen te strenge en te lakse regelstelling. Als te nauwe grenzen worden opgesteld worden de jongere ervaringen bespaard en is de opgroeiende jongere niet opgewassen tegen moeilijkheden in het leven. Wanneer aan de andere hand geen grenzen worden gehanteerd, dreigt de jongere handelingsonbekwaam te worden. Er komen dan beslissingen in de handen van de jongere te liggen, die hij eigenlijk nog niet aankan. (Folder: Jongeren en druggebruik: een leidraad voor ouders). Er heerst nog steeds een twijfel bij ouders over het nut van het verbieden van kleine hoeveelheden alcohol3. Hiermee geven ze een belangrijk deel van hun invloed weg. Sterke en consequente grensstelling en positieve disciplineringmethoden spelen een beschermende rol (Griffin, K.W., & Botvin, G.J., 2010; Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O., 2003; De Vos, A., Hofman, K, et al., 2000).
-
Regels verhogen de drempel om te gebruiken. (Van Reybrouck, & Van Hende, 2008).
3
Slechts een kwart van de bevraagde ouders in het onderzoek van Verdurmen, Smit, Van Dorsselaer, Monshouwer, & Schulten (2008), hebben bijvoorbeeld een ‘niet drinken’-afspraak met hun kind onder 16 jaar. 67
-
Duidelijke afspraken over niet in huis roken doen het rookgedrag bij jongeren afnemen (Huver et al (2006), Nilsson et al (2009)).
-
Disciplineringstechnieken aanleren verhoogt positief gedrag, familiale gehechtheid en positieve ouder-kind-gevoelens. (Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O., 2003) Ouderlijke discipline, regels over alcohol en ouderlijke controle zijn opvoedingsvariabelen die invloed hebben op het uitstellen van het beginnen consumeren van alcohol bij adolescenten en het verminderen van alcoholgebruik (Ryan, S.M., Jorm, A.F., et al., 2011).
-
Bij het opstellen van regels is het altijd belangrijk op zoek te gaan naar een compromis tussen beide partijen (ouders vs. Adolescent). Als dat niet mogelijk is, mag je als ouder zelf de grens trekken.
-
Grenzen moeten altijd duidelijk zijn alsook de gevolgen van overtreding ervan. Duidelijk geformuleerde regels creëren een veilig gevoel van voorspelbaarheid. Het is belangrijk dat beide ouders de regels overleggen, ook wanneer ze gescheiden zijn en dat de opvoeders een duidelijk standpunt innemen. (Folder: Jongeren en druggebruik: een leidraad voor ouders; Van Reybrouck, T., & Van Hende, F., 2008).
-
Strenge regels hebben een sterk negatief verband met alcoholgebruik. Dit effect is sterker voor kinderen die een lage mate van steun ervaren. Alcoholspecifieke regels zijn effectiever als het gaat om het preventief voorkomen van beginnen drinken. Ze zijn minder effectief voor het verminderen van drinken in de midden –en late adolescentie. De invloed van ouders neemt af wanneer adolescenten ouder worden. (De Bles, 2011). Het is dus belangrijk om in de vroege adolescentie gebruik te voorkomen.
-
Straffen en boos worden zijn eerder ineffectief om om te gaan met rookgedrag van jongeren, net als negeren van het gedrag (Engels & Willemsen (2004)). Strikte straffen m.b.t. roken door ouders die zelf roken kunnen zelfs het rookgedrag bij jongeren doen toenemen (Nilsson et al. (2009).
-
Het is bijgevolg nodig om in gezinsgerichte preventie specifieke ouderlijke vaardigheden te trainen zoals het maken van familieregels (Griffin, K.W., & Botvin, G.J., 2010). Voorbeelden van zulke afspraken zijn: niet drinken als je met de fiets rijdt en alleen tijdens het weekend drinken. (Botsing: Drugs & co. Nummer 7, winter 2000-2001 b)
-
Een effectieve ouderinterventie doelt op het veranderen van restrictieve ouderlijke regels en attitudes over alcoholgebruik van kinderen (Koning, I., Van den Eijnden, R., et al., 2010).
-
Het opstellen van een “niet-roken-overeenkomst” met jongeren (soort contract tot welke leeftijd zeker niet gerookt mag worden met daaraan beloning gekoppeld als jongere dit volhoudt) of het belonen van niet roken heeft geen preventief effect op het beginnen met roken door de jongeren (den Exter Blokland et al. (2009), Huver et al. (2006)). Het heeft enkel een beperkt effect bij jongeren die reeds roken, om hun gedrag bij te sturen (den Exter Blokland et al. (2009)).
3.3.3 Communicatie A. Open communicatie Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O. (2003) stellen dat weinig effectieve communicatie een omgevingsrisicofactor is en Griffin, K.W., & Botvin, G.J. (2010) tonen dat een open communicatiepatroon met kinderen een beschermende rol heeft tegen middelengebruik. Open
68
communicatie is belangrijk voor een goed gezinsfunctioneren en kan problemen voorkomen. De beste communicatiestrategieën moedigen open familiale interacties aan. Algemene communicatie -
Een laag niveau van communicatie tussen ouder en kind, onduidelijke en slecht gecommuniceerde verwachtingen van kindgedrag, te strenge of inconsistente discipline en hoge levels van negatieve interactie of gezinsconflict zijn predictief voor een verhoogd risico op middelengebruik, delinquentie en gedragsstoornissen. Negatieve uitingen zoals schelden en kritiek door de moeder zijn negatief: hoe meer, hoe waarschijnlijker dat de adolescent gebruik begint of voortzet. Omgekeerd kunnen regelmatige communicatie van ouderlijke warmte en affectie, steun voor de competenties van het kind, presentatie van duidelijke prosociale verwachtingen, monitoren van kinderen en consistente en gematigde discipline probleemgedrag voorkomen. (Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A., 2005)
-
Communicatie in een sfeer van openheid en wederzijds respect, is belangrijk voor het versterken van de zelfwaarde van jongeren. Het gevoel hebben gehoord te worden is essentieel voor de ontwikkeling van een positief zelfwaardegevoel. Als ouder moet je ook leren luisteren naar je kind. Het gaat zich beter begrepen voelen en dat versterkt het zelfbeeld. In de communicatie moet onder ander aandacht zijn voor de totale persoon zonder dat hij daar iets speciaal voor hoeft te doen. Er moet erkenning zijn voor wat iemand doet en erkenning voor wie iemand is (Van Reybrouck, T., & Van Hende, F., 2008).
-
Volwassenen vragen zelden aan de kinderen zelf wat ze willen in termen van informatie of manier van communicatie. (Van Reybrouck, T., & Van Hende, F., 2008).
-
In gezinsgerichte preventieprogramma’s moet er een focus zijn op specifieke ouderlijke vaardigheden zoals het communiceren met kinderen (Griffin, K.W., & Botvin, G.J., 2010). Een concrete actie daartoe is gezinnen aanmoedigen regelmatig gezinsmeetings te hebben. Dat verhoogt de gezinscommunicatie over verwachtingen omtrent prestaties en gevolgen van gedrag. Zulke focus op het verbeteren van (proactieve) communicatie heeft bewezen effect. (Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O., 2003). De Vos, A., Hofman, K, et al., 2000).
Middelenspecifieke communicatie en communicatie van regels Ook communicatie binnen het gezin over drugs en attitudes tov drugs zijn belangrijk. -
50% van de kinderen uit het onderzoek van Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A. (2005) wil liever dat hun ouders de hoofdbron zijn van hun leren over drugs. Een gebrek aan effectieve communicatie wordt misschien verergerd door het gebrek aan vertrouwen bij ouders over hun kennis.
-
Een gesprek komt nooit te vroeg. Door tussendoor even te babbelen over hoe het kind gebruik ervaart, over een gebeurtenis op tv of in de omgeving of over de motivatie om te gebruiken, leer je de tiener beter kennen. Als jongeren voelen dat er naar hen geluisterd wordt, staan ze makkelijker open voor concrete afspraken. Openheid is dus erg belangrijk.(Botsing: Drugs & co. Nummer 7, winter 2000-2001)
-
Duidelijke communicatieboodschappen over verwachtingen van gedrag, duidelijke regels, duidelijke gevolgen van gedrag en disciplineringsmethoden helpen het gedrag van kinderen verbeteren. (De Vos, A., Hofman, K, et al., 2000)
-
Gebruik van strenge regels over alcohol en goede communicatie daarvan zijn de belangrijkste instrumenten van alcoholspecifieke opvoeding. (De Bles, 2011)
69
-
Het effect van communicatie over alcohol op alcoholgebruik hangt af van de mate van monitoring binnen het gezin. Het effect is sterker voor kinderen die een lage mate van monitoring ervaren. (De Bles, 2011)
-
In alcoholspecifieke opvoeding is de kwaliteit van communicatie belangrijker dan de frequentie van de communicatie. Goede kwaliteit kan zorgen voor een open sfeer met de mogelijkheid tot het delen van gevoelens en het aankaarten van moeilijke onderwerpen. Zulke communicatie kan beschermen tegen betrokkenheid met alcohol. Na goede kwalitatieve gesprekken over alcohol hebben jongeren meer kennis over de negatieve effecten van gebruik. (De Bles, 2011)
-
In preventie moet aandacht zijn voor de wijze waarop opvoeders normen en regels kunnen uitdragen en communiceren. Op die manier kunnen opvoeders de invloed die zij uitoefenen op het alcoholgebruik van hun kind effectiever inzetten. (Verdurmen, E. Smit, S. Van Dorsselaer, K. Monshouwer, & I. Schulten (2008).
-
Veel programma’s ter preventie van alcohol bepleiten conversaties over alcohol tussen ouders en kinderen omdat verbale communicatie de meest directe manier is voor ouders om hun gedachten, regels en bezorgdheden over alcohol te uiten: alcoholspecifieke communicatie (Van der Vorst, H., Burk, W., Engels, R., 2010). Maar hieromtrent zijn inconsistente bevindingen gevonden. Sommige studies vinden dat hoge frequentie van alcoholspecifieke communicatie alcoholgebruik in de adolescentie voorspelt. Dit zou vooral zo zijn bij adolescente mannen die redelijk tot zwaar drinken. (Van der Vorst, H., Burk, W., Engels, R, 2010) Andere studies vonden dan weer dat een kwaliteitsvolle communicatie gelinkt is aan lagere hoeveelheden alcohol. Toch dienen preventieprogramma’s steeds voorzichtig te zijn met het promoten van alcoholspecifieke communicatie.
-
Ook voor roken heeft de frequentie van communicatie, praten over toestemming om te roken, de kostprijs van roken en over vrienden die roken eerder een negatief effect. (Huver, Engels & de Vries (2006)).
-
Ouders die te vaak (frequentie van de communicatie) over roken praten met hun jongeren, zonder de kwaliteit van de communicatie in acht te nemen, doen hier eerder kwaad dan goed mee (Harakeh et al. (2009), den Exter Blokland et al. (2009)). Het blijkt dat ouders meer gaan praten wanneer hun kinderen al roken. De timing van de communicatie m.b.t. roken is echter belangrijk en moet dus begonnen worden voordat jongeren gaan experimenteren (Harakeh et al. 2005).
-
Voor roken geldt dat communiceren op een goede, respectvolle manier (kwaliteit van de communicatie) gerelateerd is aan minder roken van adolescenten (Harakeh et al. (2009), den Exter Blokland et al. (2009)). Communicatiepatronen gebaseerd op wederzijds respect en gelijkheid helpen om het starten met roken door adolescenten te voorkomen (Otten et al. 2007).
-
De communicatie met betrekking tot roken moet tijdig begonnen worden, voordat de jongeren gaan experimenteren (Harakeh et al. 2005).
-
Het praten van ouders met hun kinderen en hen laten weten dat ze teleurgesteld zouden zijn en het vervelend zouden vinden, blijkt een effectieve manier om te voorkomen dat adolescenten gaan roken (Engels, R.C.M.E., & Willemsen, M. (2004)).
70
-
Ook praten over de gezondheidsrisico’s van roken en over de verslavende kenmerken van tabak hebben een gunstige invloed op roken bij jongeren (Huver, R.M.E., Engels, R.C.M.E. & de Vries, H. (2006).
B. Houding en attitude Verdurmen, E. Smit, S. Van Dorsselaer, K. Monshouwer, & I. Schulten (2008) vinden in hun studie dat 4% van de bevraagde ouders het ‘soms’, ‘waarschijnlijk’ of ‘zeker goed’ vindt dat hun kind door de week alcohol drinkt. 35% vindt het goed dat hun kind in het weekend alcohol drinkt, 37% vindt het goed dat hun kind alcohol drinkt op een feestje. Het meest tolerant staan ouders tov het drinken van een glas alcohol thuis in het bijzijn van de ouders (44%). Eén op de vijf ouders (21%) vindt het (min of meer) acceptabel dat een kind onder de 16 jaar af en toe roken uitprobeert. Tweederde van de ouders vindt af en toe roken onder de 16 jaar schadelijk. Dagelijks roken vinden bijna alle ouders schadelijk en wordt slechts door 4% acceptabel bevonden. De meeste kinderen mogen thuis niet roken, hoewel dat voor de jongeren zelf niet altijd duidelijk is. -
De blootstelling aan positieve houdingen en verwachtingen wat betreft middelengebruik (Griffin, K.W., & Botvin, G.J., 2010) en een gebrek aan het delen van pro-sociale familiale waarden (Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O., 2003) zijn risicofactoren voor middelengebruik. Peer invloed is de hoofdreden voor negatief gedrag van jongeren, maar ouderlijke afkeuring van alcohol en druggebruik is de eerste reden om niet te gebruiken (Kumpfer, K.L., & Alvarado, R., 2003; De Vos, A., Hofman, K, et al., 2000).
-
Een afkeurende houding is een beschermende factor voor gebruik en de mening van de ouders doet er wel degelijk toe in de beslissing om al dan niet drugs te gebruiken. Het verbodene is misschien wel aantrekkelijk, maar waar duidelijk is dat ouders het middelengebruik afkeuren, blijft het overtreden van de regel niet zonder betekenis. (Van Reybrouck, T., & Van Hende, F., 2008).
-
Als ouders een duidelijke, negatieve attitude hebben tegen roken van adolescenten, zijn de kinderen minder geneigd om te beginnen roken. (Engels & Willemsen (2004)). Een afkeurende houding over roken heeft bovendien evenveel effect bij rokende als bij nietrokende ouders (Sargent & Dalton (2001)).
-
Uit onderzoek weten we dat het afkeuren van ouders van cannabis zorgt voor minder cannabisgebruik bij jongeren (slechts 5.4% jongeren proberen het). Jongeren van ouders die minder tonen dat ze cannabis afkeuren, gaan het veel meer proberen (30%). Preventieprogramma’s moeten focussen op het promoten van een minder permissieve houding tov middelengebruik. (Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A., 2005)
C. Modeling/voorbeeldfunctie Griffin, K.W., & Botvin, G.J. (2010) beschrijven de rol van sociale leerprocessen. Ze vinden dat modeling van middelengebruik door belangrijke anderen en het positief afbeelden van middelengebruik kritieke negatieve sociale beïnvloeding uitoefenen. Ouders kunnen goede rolmodellen zijn en langs de andere kant kan een kind dat de ouders ziet roken of drinken dat gedrag overnemen. -
Ouderlijke modellering heeft invloed op het uitstellen van beginnen drinken bij adolescenten en het verminderen van alcoholgebruik (Ryan, S.M., Jorm, A.F., et al., 2011).
-
Rokende ouders hebben een grotere kans dat hun kinderen later ook zullen roken. (Harakeh et al. 2004). Adolescenten zullen significant meer roken wanneer hun ouders roken. De invloed van het rookgedrag van de ouders op de beslissing van jongeren om te gaan roken kan verklaard worden doordat ouders als rolmodel fungeren voor hun kinderen, omdat ze makkelijker toegang hebben tot rookmateriaal of doordat hun waarschuwingen over de negatieve gevolgen van tabak minder geloofwaardig zijn. (Loureiro, Sanz-de-Galdeano & Vuri (2006)).
71
-
De factor ‘ouders die roken’ is gerelateerd aan experimenteren van jongens met roken. Een moeder die rookt is gelinkt aan roken bij meisjes. (Forney et al. In: Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A., 2005)
-
De literatuur leert ons dat een negatieve houding t.o.v. roken en sterke opvoedingsvaardigheden dit negatief effect kunnen minimaliseren (zie 3.4.2. en 3.4.3.B
-
De eerste stap op weg naar het beginnen roken zou zelfs al gezet worden in de kindertijd en dit proces zou voor een deel op gang gebracht worden door het rookgedrag van de ouders. Men zag kinderen in het spel het rookgedrag van o.a. ouders imiteren en dit opvallend meer bij kinderen van rokende ouders. (de Leeuw, R.N.H, Engels, R.C.M.E & Scholte, R.H.J (2009). (zie ook 1) Vanuit hun onderzoek naar imitatie-rook-gedrag van zeer jonge kinderen houden de Leeuw, Engels & Scholte (2009) een pleidooi om bij het ontwikkelen van rookpreventieprogramma’s zich ook te richten op ouders van jonge kinderen en dit ruimer dan op het verminderen van meeroken. Hoewel ze misschien nog lang niet aan roken toe zijn, hebben kinderen, zeker van rokende ouders, vaak al duidelijke ideeën over roken. Het is van belang opvoeders hierop te wijzen, niet alleen om meeroken te voorkomen maar ook om imitatie in de toekomst tegen te gaan.
-
Ouderlijke modellering is geassocieerd met een verlate eerste consumptie en met minder hoeveelheden alcohol later in de adolescentie. Drinkgedrag van ouders is geassocieerd met vroeg beginnen met drinken bij adolescenten en is een voorspeller van later gebruik. (Ryan, S., Jorm, A., Lubman, D., 2010).
-
Middelengebruik bij ouders en attitudes over gebruik en gedrag hebben zowel gebruikspecifieke effecten als algemene. Gebruik op een vroege leeftijd bij de adolescent, hangt samen met ouders die minder waarschuwen voor gebruik, moeders die gebruiken en vaders met een positieve houding tov het middel. Van belang is dat ouders opgeleid worden over hun eigen gedrag in het beïnvloeden van druggebruik bij jonge mensen (Andrews et al. In: Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A., 2005)
Thuis drinken Volgens Van der Vorst, H., Engels, R., Burk, W. (2010) is er een nieuwe tendens aan de gang, namelijk toezicht houden op het drinken van kinderen in huis. Ouders worden in die tendens aangeraden met hun kroost thuis te drinken als ze in het begin van de adolescentie zitten, opdat ze het drinkgedrag van hun kinderen kunnen socialiseren. -
Thuis drinken kan sommige voordelige effecten hebben, zoals een lager risico op dronkenschap.
-
Thuis drinken heeft echter vooral negatieve uitkomsten. Kinderen die thuis mogen drinken beginnen vroeger te drinken en hebben een hoger risico op probleemdrinken en misbruik in hun later leven. (Van der Vorst, H., Engels, R., Burk, W., 2010; Ryan, S., Jorm, A., Lubman, D., 2010) Vroeger beginnen met drinken is trouwens de sterkste predictor van toekomstig alcoholgebruik. (Van der Vorst, H., Engels, R., Burk, W., 2010) Het thuis drinken leidt ook tot drinken in andere settings, op feestjes, … Jongeren die helemaal niet thuis drinken, drinken later minder thuis én minder op feestjes.
Het beste is – en daar focussen preventieprogramma’s ook best op – om kinderen te verbieden om alcohol te drinken, thuis en buiten op een vroege leeftijd. Hoe meer alcohol oudere en jongere adolescenten drinken in een bar of bij vrienden, hoe meer ze zullen drinken op deze plekken en thuis in de toekomst. (Van der Vorst, Engels, Burk, 2010)
72
Als ouders zelf gebruiken Kumpfer en Johnson (2007) vonden bewijs dat preventieprogramma’s die niet gemaakt zijn voor kinderen van verslaafde ouders toch ook voor hen effectief kunnen zijn. Dit geldt wanneer hun inhoud effectiviteit heeft bewezen voor het verminderen van risicofactoren van hun gebruik en het gebruik bij kinderen. -
Ouders aanmoedigen – die roken of niet – om roken-gerelateerde problemen te bespreken met hun kinderen in een constructieve en respectvolle manier, is interessant als interventiestrategie om roken te voorkomen. (Harakeh, Scholte, Rutger, Engels, 2005).
-
Harakeh, Z. Scholte R.H.J., De Vries, H. en Engels, R.C.M.E. (2005) onderzochten de relatie tussen rookspecifieke opvoedingsstrategieën, rookgedrag van de ouders en rookgedrag van adolescenten en stelden vast dat kinderen met ouders die rookspecifieke opvoedingsstrategieën hanteren minder risico lopen om te gaan roken, zelfs als ouders zelf roken. Dat wat ouders doen (hun eigen rookgedrag) is dus volgens dit onderzoek niet noodzakelijk belangrijker dan wat ouders zeggen (rookspecifieke opvoedingsstrategieën). Door de band zien we dat rokende ouders minder bezig zijn met tabakspreventie omdat ze bang zijn voor de tegenstrijdige boodschap die ze hun kinderen geven (Harakeh, Z. et al. 2005) Hoewel de positieve opvoedingseffecten van stoppen met roken door de ouders niet onderschat mogen worden, moeten ook rokende ouders gestimuleerd worden om rookspecifieke opvoedingsstrategieën te hanteren (Engels, (2004)).
-
Rokende ouders moeten ondersteund worden om die aanpak ook vol te houden wanneer hun adolescenten ouder worden (“ninth grade” of 14-15 jaar), omdat we zien dat dan hun opvoeding m.b.t. roken verzwakt (Pennanen M. et al (2011)).
-
In de sociale leertheorie zien we dat ouders doorheen sociale bekrachtiging kunnen fungeren als rolmodel. Ze hebben ook indirect invloed door verschillende verwachtingen te stellen tav hun kinderen. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, 2006)
-
Alcoholgebruik van vaders heeft directe invloed op het drinkgedrag van oudere jongens en jongere meisjes. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, 2006)
-
Duidelijke regels zijn effectief ook als de ouders zelf drinken. Vier op vijf ouders in het onderzoek van Verdurmen, E. Smit, S. Van Dorsselaer, K. Monshouwer, & I. Schulten, (2008) denkt dat ouders alcohol kunnen verbieden, ook als ze zelf drinken. Een vijfde van de bevraagde ouders vindt dus dat ouders alcohol niet kunnen verbieden als zelf drinkt. Er is echter bewijs dat dit wel effectief is. Ook bij roken is het belangrijk een afkeurende houding aan te nemen tov tabak, ook wanneer je als ouder zelf rookt. (Verdurmen, E. Smit, S. Van Dorsselaer, K. Monshouwer, & I. Schulten, 2008)
3.4 Individuele factoren 3.4.1. Kindfactoren Jongeren met psychologische karakteristieken zoals een laag zelfwaardegevoel, lage assertiviteit, lage zelfcontrole over het eigen gedrag en lage persoonlijke en sociale vaardigheden, zijn meer vatbaar voor invloeden die druggebruik promoten. (Griffin, K.W., & Botvin, G.J., 2010) Jongeren met een groter gevoel van eigenwaarde staan sterker omdat ze zich minder afhankelijk voelen van de goedkeuring van anderen. Hun keuzes worden zo minder snel door anderen bepaald. -
Het is belangrijk kinderen te stimuleren tot zelfstandigheid, opdat ze op latere leeftijd meer op kritische en verantwoorde manier met dingen kunnen omgaan. Kinderen moeten voelen dat ze een thuis hebben. Dat helpt jongeren om experimenten geen al te belangrijke plaats in het leven te geven. (Folder: Jongeren en druggebruik: een leidraad voor ouders) Verantwoordelijkheid geven aan het kind is belangrijk om het te laten weten en voelen dat het zelf impact heeft op zaken. Mee beslissingen laten nemen en verantwoordelijkheid krijgen
73
verhoogt de betrokkenheid. Men moet zoeken naar een evenwicht tussen begrenzen en verantwoordelijkheid geven. Verantwoordelijkheid geven biedt immers niet automatisch de garantie dat ze het ook al aankunnen. Langs de andere kant houdt weinig verantwoordelijkheid het risico in dat ze het nooit kunnen leren. (Van Reybrouck, T., & Van Hende, F., 2008) -
Van Reybrouck, T., & Van Hende, F. (2008) verwoorden mooi dat preventie zich afspeelt in het dagelijkse ontmoeten tussen mensen. Ouders moeten aandacht hebben voor wat goed gaat en zo een positieve spiraal creëren. Ze tonen bijvoorbeeld best interesse in iets wat het kind heeft meegemaakt, zijn aanwezig als de kinderen moet sporten, doen leuke dingen samen,…
-
Griffin, K.W., & Botvin, G.J. (2010) tonen dat Social resistance skills training voor jongeren bewezen effectiviteit heeft. Het bewustzijn van sociale invloeden wordt verhoogd, jongeren kunnen beter situaties herkennen en vermijden en beter op druk reageren. Dit is niet wat wij gaan uitvoeren, maar we kunnen deze factoren wel onrechtstreeks trachten te beïnvloeden via de ouders. Griffin, K.W., & Botvin, G.J. (2010) tonen dat in gezinsgerichte preventie ook kan gewerkt worden aan het ontwikkelen van prosociale vaardigheden en sociale verweringsvaardigheden bij kinderen en manieren om agressief en antisociaal gedrag bij kinderen te verminderen.
-
Andere kindgerichte doelen van het preventieprogramma kunnen liggen in het verbeteren van communicatievaardigheden, omgaan met druk van leeftijdsgenoten, herkennen van gevoelens, vermeerderen van kennis over alcohol en drugs, verbeteren van omgaan met boosheid en kritiek, ouderlijke verzoeken sneller opvolgen, verbeteren van zelfvertrouwen, verminderen van agressief en problematisch gedrag, verminderen van de intentie tot toekomstig middelengebruik, versterking van sociale competentie (communicatieve vaardigheden, relaties met leeftijdsgenoten, self-efficacy en assertiviteit) en bevordering van attitudes tegen middelengebruik. Ook deze doelen kunnen we indirect proberen bereiken via een programma gericht op de ouders. (De Vos, A., Hofman, K, et al., 2000)
3.4.2. Ouder/gezinsfactoren Een familiegeschiedenis van alcohol- of drugsgebruik is een risicofactor. Kinderen van gebruikende familie zijn benadeeld door twee verschillende sets van risicofactoren: genetische factoren en minder goede gezinsrelaties. Ze zijn meer kwetsbaar voor slechtere ouderlijke vaardigheden en fysiek en seksueel misbruik. (Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O., 2003) Ouders beïnvloeden hun kinderen door hun eigen rookgedrag op twee manieren: (1) door genetische factoren en (2) doordat kinderen het gedrag van de ouders nabootsen (de Leeuw, N.H. et al., 2008). -
Hoe lager het schoolniveau, hoe meer ouders af en toe cannabis gebruiken schadelijk vinden. Hoe hoger het schoolniveau hoe minder ouders denken cannabisgebruik van kind te kunnen beïnvloeden. Verdurmen, E. Smit, S. Van Dorsselaer, K. Monshouwer, & I. Schulten (2008).
-
Gezinsgerichte preventie kan effect hebben op ouderfactoren (De Vos, A., Hofman, K, et al., 2000) Ouders leren beter omgaan met het gedrag van hun kind (child management): belonen van gewenst gedrag, hanteren van gepaste en consistente discipline.
-
De ouderworkshop binnen de good practice ‘Dare 74ehav you’ richt zich op de volgende factoren: vaardigheden trainen; verbeteren van gevoel van competentie en zelfvertrouwen, bevorderen van interne locus of control, beslissingen maken en effectief redeneren, effectieve opvoedingsstrategieën, communicatievaardigheden, effectieve stresshantering, realistische ontwikkelingsnormen en sociale steun. (De Vos, A., Hofman, K, et al., 2000).
74
3.5 Peer-invloeden Peer invloed is de hoofdreden voor negatief gedrag bij jongeren, maar ouderlijke afkeuring van tabak, alcohol- en druggebruik is een zeer belangrijke reden om niet te gebruiken (Kumpfer, K.L., & Alvarado, R. (2003). -
Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A. (2005) vinden dat het totaal effect van gezinsbanden half zo groot is als dat van peerinvloed. Maar ze wijzen er op dat de familie een belangrijke rol heeft in het in staat stellen van de jongeren om hun peers te selecteren. De keuze voor goede of slechte peers kan ook beïnvloed worden door het zelfwaardegevoel van de jongere.
-
De invloed van ouders is het sterkst bij het voorspellen van het begin van cannabisgebruik.
-
Jongeren met een betere relatie met hun ouders worden minder beïnvloed door peers die gebruiken.
-
Ouders kunnen de lange termijn doelen en waarden van hun kinderen beïnvloeden. Onderzoek toont dat na twee jaar de vrienden de meeste invloed hebben op roken. Na tien jaar zijn de moeders die roken echter een betere voorspeller van dagelijks roken bij jongeren. (Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A., 2005)
-
Wanneer beide ouders het roken duidelijk afkeuren, verzwakt dit het effect van het roken door peers. De afkeurende houding van ouders lijkt jongeren weerbaarder te maken t.o.v. peers (Sagent & Dalton (2001)).
-
Peers worden in de adolescentie steeds belangrijker en peer-invloeden worden vaak gezien als de eerste factor die het rookgedrag van jongeren bepaalt. Wanneer ouders echter op een respectvolle en constructieve manier praten over tabak-gerelateerde thema’s beïnvloedt dat de kinderen in de keuze van hun vrienden. Ze zullen eerder kiezen voor niet-rokende vrienden en daardoor zelf niet roken. Zo heeft een kwalitatief hoge manier van communiceren over tabak zowel een direct als een indirect effect op het rookgedrag van jongeren (de Leeuw et al. (2008)). (zie ook 3.4.1.B.)
-
Steun en goedkeuring van peers verhogen de kans op roken meer bij meisjes dan bij jongens (Lambert et al. (2001-2002)).
3.6 Focus op middelen? Petrie, J., Bunn, F., & Byrne, G. (2005) duiden op bewijs dat een focus op het ontwikkelen van strategieën om adolescenten te betrekken in familieactiviteiten, het onderhouden van goede familiebanden en conflicthantering in preventieprogramma’s betere uitkomsten geeft dan louter te focussen op middelen en middelenmisbruik. Van Reybrouck, T., & Van Hende, F. (2008) vinden dat aandacht hebben voor een goede verstandhouding meer preventieve invloed heeft dan af en toe een gesprek over drugs. Preventieprogramma’s hoeven dus niet drugspecifiek te zijn. Griffin, K.W., & Botvin, G.J. (2010) halen aan dat het wel nodig is om inaccurate percepties te corrigeren. Ouders hebben verkeerde kennis, onderschatten gebruik en onderschatten de gevolgen ervan. (Verdurmen, E. Smit, S. Van Dorsselaer, K. Monshouwer, & I. Schulten, 2008): -
4% van de ouders die in het Nederlands (!) onderzoek werden betrokken, denkt bijvoorbeeld dat hun kind ooit cannabis heeft gebruikt. Dat cijfer ligt aanzienlijk lager dan wat door de scholieren zelf wordt aangehaald, namelijk 13%. Slechts een derde van de ouders lijkt op de hoogte van het gebruik.
75
-
80% van de bevraagde Nederlandse ouders, vindt af en toe cannabis onder 16 jaar schadelijk. Dat daalt met de leeftijd. 1.5% vindt het acceptabel dat jongeren onder 16 cannabis gebruiken.
-
Bevindingen bevestigen het beeld dat ouders tolerant staan tov beginnend alcoholgebruik. Ze hebben weinig zicht en grip op het ontwikkelend gebruik. Daarom is het belangrijk om de relatie tussen beginnend alcoholgebruik en zich ontwikkelend alcoholprobleem te verduidelijken in preventie. (Verdurmen, E. Smit, S. Van Dorsselaer, K. Monshouwer, & I. Schulten, 2008)
-
Ryan, Jorm, et al. (2011). Vinden dat alcoholspecifieke strategieën zoals het spreken over de gevaren van alcohol en regels over het verbieden van gebruik belangrijk zijn. Maar ze vinden het ook essentieel dat ouders investeren in de kwaliteit van de relatie als ze de introductie aan alcohol willen uitstellen en de hoeveelheid alcoholgebruik willen beïnvloeden.
3.7 Gender 3.7.1 Algemeen Een positieve familieomgeving (positieve ouder-kind relatie, ouderlijk toezicht, consistente discipline, communicatie over familiewaarden) is zoals gezegd de grootste reden voor jongeren om niet aan delinquent of ongezond gedrag te doen. Deze protectieve factoren zijn nóg duidelijker voor jongeren uit minderheden en meisjes. Er is een verschil tussen het effect op meisjes en jongens: ouderlijke houdingen of familiewaarden over drugs spelen een grotere rol in het beschermen van meisjes tegen misbruik van tabak, alcohol of cannabis. Familie bonding en supervisie hebben grotere impact op de keuze van meisjes voor middelengebruik of voor niet-gebruikende vrienden. De gemeenschap en omgeving hebben een grotere invloed op jongens dan op meisjes. (Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O., 2003; Kumpfer, K.L., & Alvarado, R., 2003; Kumpfer, K., Johnson, J., 2007; Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J., 2008) -
Kiesner, J., Poulin, F., Dishion, T. (2010) vinden dat wanneer ze gebruiken, de aanwezigheid van peers belangrijker is voor jongens dan voor meisjes. Ouderlijke regels beperken het individueel gebruik enkel bij meisjes, niet bij jongens. Meisjes zijn misschien gevoeliger voor opvoedingsstrategieën dan jongens, toch op een jongere leeftijd. Meisjes worden ook meer beïnvloed door relatieproblemen, gezinsrelaties, gezins- en peer normen, gezinssupervisie en discipline.
-
Meisjes worden iets minder beïnvloed door hun schoolse en gemeenschapsomgeving dan jongens. Meisjes zijn meer afgestemd op en afhankelijk van een positieve relatie met hun ouders en vrienden om hun zelfwaarde te bepalen. (Kumpfer, Smith, Summerhays, 2008)
-
Ouderlijke houdingen tov gebruik hebben een grotere impact op meisjes. Als de ouderlijke supervisie hoog is, ontwikkelen meisjes minder gebruik dan jongens.
-
Omdat de cluster ‘gezinsomgeving’ sterker is voor meisjes dan voor jongens, moeten gezinsgerelateerde risico- en protectieve factoren zeker aan bod komen in het opstellen van preventieprogramma’s voor meisjes. (Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J, 2008).
-
Als ouders met hun kinderen communiceren over niet-gebruik en over drugsnormen, gaan adolescenten minder waarschijnlijk gebruiken. Dat geldt zowel voor jongens als voor meisjes. Maar ouderlijke attitudes en normen hebben toch een grotere impact op meisjes en peergebruik heeft een grotere impact op jongens.
76
-
Meisjes gebruiken minder illegale drugs als ze warme, dichte relaties hebben met hun ouders en verzorgers. Dit is een kritieke beschermende factor (Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J., 2008)
-
Er is weinig informatie over gendersensitieve preventiebenaderingen en nog weinig geweten over etiologische factoren mbt gender. (Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J., 2008)
-
Een uitgebreide literatuurstudie over jongeren, gender en roken kan niet eenduidig aantonen dat er een verschil is qua gender op vlak van beïnvloedende factoren als ouderlijke supervisie en rookgedrag van ouders. Wat betreft familieconflicten, ouderlijke vijandigheid of hechting kunnen duidelijk geen gender-verschillen vastgesteld worden (Lambert et al. (2001-2002).
3.7.2 Communicatie R. Vet, & R. Van den Eijnden (2007) zetten de resultaten van twee Nederlandse metingen omtrent alcoholgebruik van jongeren uiteen. Ze constateren volgende gendergerelateerde bevindingen: -
-
De frequentie van communicatie met de moeder hangt samen met het aantal glazen dat jongeren drinken. Zowel op hetzelfde tijdstip als twee jaar later. De frequentie van communicatie met vaders hangt enkel samen met het aantal glazen van het kind op hetzelfde moment. 2 jaar later werd geen verband gevonden. Kwaliteit communicatie: zowel nu als over twee jaar is er een negatief verband tussen de kwaliteit van communicatie door de moeder en het aantal glazen bij de jongere. Dit verband geldt niet voor vaders. Dus de kwaliteit van hun communicatie hangt niet samen met het aantal glazen alcohol de jongere drinkt.
Conclusie: Betere kwaliteit van communicatie over alcoholgebruik door de moeder hangt samen met het drinken van minder glazen alcohol door het kind twee jaar later. De frequentie van communicatie speelt blijkbaar geen rol. -
Verdurmen, E. Smit, S. Van Dorsselaer, K. Monshouwer, & I. Schulten (2008). Vinden dat ongeveer evenveel ouders een afspraak hebben met hun zoon als met hun dochter. Bij 16jarigen is er een significant verschil tussen jongens (30%) en meisjes (15%). Gemiddeld hebben ouders vaker een afspraak met hun zoon dan met hun dochter. De afspraak geldt meestal tot 16 jaar.
-
Ouders praten vaker met meisjes over alcoholgebruik dan met jongens. De kwaliteit van de gesprekken is hoger bij meisjes dan bij jongens. Jongens drinken echter meer glazen per week.. (R. Vet, & R. Van den Eijnden, 2007)
Moeder- en vadercommunicatie met adolescenten over TAD-gebruik varieert qua middel en qua gender. (Luk, J.W., Farhat, T, et al., 2009: zij voerden onderzoek naar verschillen in communicatie tussen moeder en vader wat betreft TAD): -
-
-
Over het algemeen verschillen vaders en moeder niet echt van mekaar in de manier waarop zij hun jongeren bewust proberen te maken rond roken (Engels, R.C.M.E., & Willemsen, M. (2004)). Bij zonen: vader communicatie werkt beschermend tegen cannabis en moedercommunicatie beschermend tegen roken. Bij dochters: noch vader noch moedercommunicatie werkt beschermend tegen middelengebruik. Ook Van der Vorst, H., Burk, W., Engels, R. (2010) vonden deze vaststelling. Ouderlijke controle en ouderlijke emotionele steun zijn sterker gerelateerd aan gebruik bij meisjes dan bij jongens. Moeders communiceren meer open met hun kinderen. Meisjes praten vaker minder graag met hun vader over problemen. Meisjes en jongens voelen zich comfortabel in het spreken tegen moeder over problemen. Ook Van der Vorst, H., Burk, W., Engels, R. (2010) vonden dat adolescenten meer praten met moeder dan met vader, ook over alcohol. Vooral meisjes zien moeder als meer begripvol en ontvankelijk dan vaders.
77
-
Samenvattend: Vader communicatie was niet protectief tegen roken bij de zoon of dochter. Moeder communicatie was protectief tegen roken bij zonen maar niet bij dochters.
-
Nochtans vindt men vaak geen verschil in het effect van de opvoeding van moeders ten opzichte van vaders op houding tot roken en rookgedrag van adolescenten, meisjes of jongens (Huver, 2007, Harakeh, 2005). Huver et al (2007) zoeken een mogelijke verklaring in het feit dat in onze Westerse samenleving ouders meer overleggen over opvoedingsstrategieën en er daardoor ook een grotere overeenstemming en akkoord is. Vader en moeder communicatie waren niet protectief tegen alcohol. Vader communicatie was protectief tegen cannabis door zonen maar niet door dochters. Er is geen steun dat interpersoonlijke en familiale factoren zoals ouder-kind communicatie goed zijn voor meisjes maar niet voor jongens.
-
-
Van der Vorst, H., Burk, W., Engels, R. (2010) vonden daarbij dat voor redelijk tot zwaar drinkende jongens, alcoholgebruik minder communicatie over alcohol voorspelt, wat op zijn beurt zwaarder drinken bij jongens voorspelt.
Ouder-kind communicatie is een protectieve factor voor gebruik. Hogere frequentie en kwaliteit van de algemene ouder kind communicatie is negatief geassocieerd met gebruik. Luk, J.W., Farhat, T, et al. (2009) vinden dat er genderspecifiek programma’s voor vrouwen nodig zijn. De focus daarvan moet liggen op het versterking van familie bonding, communicatie en toezicht (dé drie factoren). Daarnaast moet er echter ook aandacht zijn voor de cruciale rol van het lichaamsbeeld, depressie en sociale assertiviteit. Deze factoren spelen een belangrijke rol in middelengebruik en meisjes zijn er extra kwetsbaar voor. (Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J., 2008) Middelengebruik bij adolescente meisjes is dramatisch gestegen sinds 1992. Protectieve gezinsfactoren hebben meer invloed op meisjes. De meest effectieve programma’s focussen op gezinnen en doelen op gezinsbonding, toezicht en communicatie. Recente genderspecifieke preventieprogramma’s met positieve resultaten richten zich op stress, depressie, sociale assertiviteit en lichaamsbeeld. Gezinsfactoren zoals ouder kind gehechtheid en supervisie bleken een grotere invloed te hebben op meisjes dan op jongens. Zelfcontroletraining of regulatie en de omgeving hebben grotere invloed op jongens als wegen naar het gebruik. (Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J., 2008)
3.7.3 Verklaringen We kunnen nu de vraag stellen naar de verklaringen van gender-verschillen bij communicatie. -
-
-
Ouders variëren misschien de inhoud van hun communicatie naar hun zoons en dochters door gender stereotyperingen over middelengebruik en de risico’s daarop. (Luk, J.W., Farhat, T, et al. (2009) Ouders schatten het voorkomen van middelengebruik misschien verkeerd in. Ze onderschatten het voorkomen van risicogedrag eerder bij dochters dan bij zoons. Daarom gaan ze misschien meer communiceren met zoons over gebruik. (Luk, J.W., Farhat, T, et al., 2009) Als de zoon drinkt nemen ouders hun controle af en gaan zichzelf emotioneel verwijderen van hun kind. Ze vinden het moeilijk om met gebruik om te gaan, vooral met zonen. Misschien is dat de reden van minder communicatie? (Van der Vorst, H., Burk, W., Engels, R., 2010)
3.7.4 Gebruik ouders -
-
-
Het overnemen van rookgedrag over de generaties gebeurt vooral tussen ouders en kinderen van hetzelfde geslacht. Jongens zullen vooral roken wanneer hun vader rookt, rokende moeders zullen vooral invloed hebben op de keuzes van meisjes om te gaan roken (Loureiro, M.L, Sanz-de-Galdeano, A. & Vuri, D. (2006)). Alcoholgebruik door de vader (frequentie en intensiteit) is positief gerelateerd aan alcoholgebruik door het kind. Dat geldt ook voor problematisch gebruik van vaders. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R., 2006). Alcoholgebruik door de moeder (frequentie en intensiteit) is positief gerelateerd aan alcoholgebruik door het kind. Maar er is geen relatie tussen probleemdrinken door de moeder de probleemdrinken door het kind.
78
3.7.5 Opvoedingsstijlen -
-
-
-
Een onverschillige opvoedingsstijl bij moeders zorgt voor meer problematisch drankgebruik en intensiever alcoholgebruik door adolescenten dan bij moeders die autoritatief of autoritair opvoeden. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R. (2006) Een permissieve moeder zorgt voor meer problematisch alcoholgebruik in vergelijking met kinderen van autoritatieve of autoritaire moeders. Als de ouder van hetzelfde geslacht een permissieve opvoedingsstijl hanteert, is dit direct gerelateerd aan impulsiviteit bij de jongere. De perceptie van een autoritaire vader levert enkel neuroticisme op bij jongens en niet bij meisjes. (Luk, J.W., Farhat, T, et al., 2009) Onverschillige vaders zorgen voor meer problematisch gedrag en een hogere intensiteit en frequentie van gebruik. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R., 2006) Alcoholgebruik hangt sterker samen met een onverschillige opvoedingsstijl, dan met een autoritaire of autoritatieve stijl van moeders. Adolescenten van onverschillige vaders hebben meer en vaker problemen. (Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R. (2006) In vergelijking met adolescenten met onverschillige en permissieve moeders, drinken adolescenten van autoritaire moeders minder en hebben ze minder problemen.
Een hoge mate van controle van beide ouders speelt een belangrijk rol in de consumptie van adolescenten. Ouderlijke controle is sterker gerelateerd aan middelengebruik bij meisjes dan bij jongens. Choquet, M., Hassler, C. et al. (2007) Er is een omgekeerde U-relatie tussen controle en gebruik voor jongens. Jongens die nooit controle ervaren, hebben een lagere consumptie dan jongens die ‘zelden’ controle ervaren. Choquet, M., Hassler, C. et al. (2007)
3.7.6 Redenen gebruik meisjes Het historisch patroon van weinig aandacht voor middelengebruik en andere problemen bij meisjes en vrouwen is aan het veranderen. Er is een grote stijging in middelengebruik bij meisjes. (Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J., 2008). De redenen zijn veelvuldig, complex en gevarieerd. Er zijn verscheidene vrouwelijke etiologische patronen van middelengebruik.
Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J.(2008) sommen enkele mogelijke oorzaken op: -
-
herbenoemen van plaats in de maatschappij, minder stereotypering qua sekserol bij opvoeding en ontwikkeling, ouders met meer lakse attitudes over druggebruik, meer seksueel misbruik van jonge meisjes, meer afbeeldingen van gewelddadige vrouwen en geweld tegen vrouwen in de media, verhoogde nadruk op het bereiken van het ‘dun-ideaal’: Relaxte attitude van jongerencultuur tov middelen en het dunne-lichaamsideaal. Mediaberichten die drugs normaliseren hebben meer effect op meisjes. Om te voldoen aan dunne normen, doen meisjes aan zelfmedicatie. Heel dikwijls is er comorbiditeit tussen middelengebruik en de psychiatrische conditie ‘eetstoornis’ (in 90% van de gevallen). Eetstoornissen voorspellen het begin van gebruik en de aanwezigheid van een eetstoornis versnelt problemen gerelateerd aan gebruik. Er is ook hoge comorbiditeit tussen gebruik en depressie bij meisjes. Andere unieke risicofactoren bij meisjes: tienerzwangerschap, tienermoederschap, problemen met vroeger starten van puberteit. Meisjes met leermoeilijkheden, lage academische prestaties, gebrek aan ouderlijke monitoring en nabijheid en een depressieve mood hebben een verhoogd risico op associatie met oudere antisociale mannen. Die factoren kunnen bijdragen aan een verhoogd risico op gebruik, delinquentie, ..
3.7.7 Preventieprogramma’s voor meisjes Er zijn weinig programma’s die begin van gebruik of gebruik bij meisjes effectief verminderen. Een kritiek onderdeel van de programma’s is om jongere adolescenten te beogen. Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J.(2008) noemen nog drie overkoepelende elementen: 1. meisjes sociale weerstandsvaardigheden leren om aan druk te kunnen weerstaan. 2. belang om negatieve sociale invloeden te verminderen, netwerk prosociale peers versterken.
79
3. aanleren van echte hoeveelheden van gebruik om foutieve perceptie bij te stellen. Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J., 2008) benoemen ook twee veelbelovende genderspecifieke programma’s. Het gaat om etnische aanpassingen van de good practice SFP. (zie Hoofdstuk 5), namelijk: Iowa SFP en Preparing for the drug-free years. Het succes van beide programma’s komt onder andere door de aanpassing aan de noden van meisjes. Beide programma’s focussen op het verbeteren van gezinsrelaties en dan vooral de moeder-dochterrelatie. Wat ontbreekt in het sociaal ecologisch model zijn kritieke risicofactoren voor druggebruik bij meisjes: depressie en gebrek aan sociale vaardigheden, meer internaliserende symptomen, meer coverte agressie en gedragingen. (Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J., 2008) Gezinsgerichte programma’s zijn misschien meer gendergeschikt voor meisjes omdat ze focussen op de drie factoren en deze meer impact hebben op meisjes dan jongens. (Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J., 2008) Er is echter onvoldoende onderzoek dat dat bewijst. We weten niet of meer genderspecifieke evidence-based programma’s betere uitkomsten zouden geven voor meisjes. Er is zeker nood aan meisjesspecifieke effectieve preventie-interventies om probleemgedragingen samen te benaderen: overlap van gebruik, delinquentie en eetstoornissen.
7. ‘Nieuwe’ gezinsvormen In ons preventieprogramma kan het belangrijk worden om in te spelen op actuele gezinsvormen. Familiestructuren zijn erg divers geworden en dat heeft gevolgen voor onder meer de opvoedingsstijlen en in het verlengde daarvan middelengebruik. Choquet, M., Hassler, C. et al. (2007) vinden een negatieve relatie tussen ouderlijke controle en middelengebruik. De relatie geldt voor intacte families, eenoudergezinnen en hersamengestelde gezinnen. Choquet, M., Hassler, C. et al. (2007) vinden dat hersamengestelde gezinnen minder ouderlijke controle en minder ouderlijke emotionele steun tonen. In eenoudergezinnen is de controle zoals in intacte gezinnen en de steun zoals in hersamengestelde gezinnen. Alcohol was niet gerelateerd aan gezinsstructuur. Pennanen, M. et al (2011) hebben kunnen vaststellen dat alleenstaande ouders er wel kunnen in slagen een rookspecifieke opvoeding na te streven, maar dat het voor deze ouders moeilijker blijkt vol te houden wanneer hun adolescenten ouder worden. Voorzichtigheid dient aangewend te worden met betrekking tot conclusies hieromtrent. Het is niet duidelijk of de effecten vooral te maken hebben met het feit dat alleenstaande ouders zelf ook meer roken, of met het feit dat het moeilijker is de steunende, respectvolle en controlerende opvoedingsvaardigheden vol te houden. Emotionele steun is belangrijker voor meisjes dan voor jongens. Het nooit ervaren van emotionele steun zorgt voor een hoger risico voor gebruik bij meisjes uit eenoudergezinnen, en tabakgebruik bij meisjes in hersamengestelde gezinnen. Verklaring: meisjes zijn meer familiegeoriënteerd en jongens zijn meer peer-georienteerd. (Choquet, M., Hassler, C. et al., 2007) Controle en steun lijken minder systematisch samen te hangen bij jongens in hersamengestelde en eenoudergezinnen. (Choquet, M., Hassler, C. et al., 2007) Wat de structuur van het gezin ook is, er is altijd nood aan systematische ouderlijke controle.
80
4. REFERENTIELIJST Cuijpers, P. (2003). Genotmiddelengebruik.
De
Effecten
van
Preventieve
Interventies
Gericht
Op
Botsing: Drugs & co. Nummer 7, winter 2000-2001 Chassin, L., Presson, C.C., Rose, J., Sherman, S.J., Davis, M.J. & Gonzalez, J.L. (2005). Parenting style and smoking-specific parenting practices as predictors of adolescent smoking onset. Journal of Pediatric Psychology 30(4), p.333-344. Choquet, M., Hassler, C. et al. (2007). Perceived parenting styles and tobacco, alcohol and cannabis use among French adolescents: gender and family structure differentials. Alcohol & alcoholism. Cleveland, M., Feinberg, M., Greenberg, M. (2010). Protective families in high- and low-risk environments: implications for adolescent substance use. J Youth Adolescence Concept_JGZ_richtlijn_opvoedingsondersteuning_versie_11 Daemen, C., Van der vorst, H., Engels, R. (2006). Opvoedingsstijlen, ouderlijk alcoholgebruik en alcoholgebruik van adolescenten: een longitudinale studie. Pedagogiek De Bles, J. (2011). Alcoholspecifieke opvoeding en alcoholgebruik onder adolescenten: moderatie van steun en monitoring. Thesis Den Exter Blokland, E.A.W., Engels, R.C., Harakeh, Z., Hale, W.W. & Meeuws, W. (2009). If parents establish a No-Smoking Agreement with their offspring, does this prevent adolescent from smoking? Findings from three Dutch studies. Health education and behavior, vol 36 (4): 759-776. De Leeuw, R.N.H, Engels, R.C.M.E & Scholte, R.H.J (2009). Jong geleerd, oud gedaan? Roken van ouders en gespeeld rookgedrag van jonge kinderen. Tijdschrift voor orthopedagogiek, 48, p. 471-482. De Leeuw, R.N.H., Scholte, R.H.J, Harakeh, Z., van Leeuwe, J.F.J & Engels, R.C.M.E., 2008. Parental smoking-specific communication, adolescents’ smoking behavior ald friendship selection. Youth adolescence, 37, p. 1229-1241. De Vos, A., Hofman, K, et al. (2000). Effectieve Verslavingspreventie. Op school, in het gezin en in de wijk. Engels, R.C.M.E., & Willemsen, M. (2004).Communication about smoking in Dutch families: associations between anti-smoking socialization and adolescent smoking-related cognitions. Health Education Research, vol. 19, No 3, p. 227-238. Griffin, K.W., & Botvin, G.J. (2010). Evidence-Based Interventions for Preventing Substance Use Disorders in Adolescents. Harakeh, Z. Scholte R.H.J., De Vries, H. en Engels, R.C.M.E., (2004). De relatie tussen rookspecifieke opvoedingsstrategieën en rookgedrag van adolescenten. IVO Bulletin, jaargang 7, nummer 5, p. 13-16/ Harakeh, Z., Scholte, R.H.J., Vermulst, A., de Vries, H. en Engels, R.C.M.E. (2009). De relatie tussen het rookgedrag van ouders, hun opvoeding en het rookgedrag van hun adolescenten. Kind en adolescent. Jaargang 30, nr. 4, p. 243-259.
81
Harakeh, Z., Scholte, R.H.J., Vermulst, A, de Vries, H & Engels, R.C.M.E. (2004). Parental factors and adolescents’ smoking behavior: an extension of The theory of planned behavior. Preventive medicine 39, p. 951-961. Harakeh, Z., Scholte, R, Rutger, H., Engels, R. (2005). Parental rules and communication: their association with adolescent smoking. Addiction. Huver, R.M.E., Engels, R.C.M.E. & de Vires, H. (2006). Are anti-smoking parenting practices related to 82ehavior82t smoking cognitions and behavior? Health education research, vol. 21 no. 1, p. 66-77. Huver, R.M.E, Engels, R.C.M.E., Van Breukelen, G, & De Vries, H. (2007). Parenting style and adolescent smoking cognitions and 82ehavior. Psychology and Health, 22 (5), 575-593. Jongeren en druggebruik: een leidraad voor ouders. Kiesner, J., Poulin, F., Dishion, T. (2010). Adolescent substance use with friends: moderating and mediating effects of parental monitoring and peer activity contexts. Merrill Palmer Koning, I., Van den Eijnden, R., et al. (2010). Why target early adolescents and parents in alcohol prevention? The mediating effects of self-control, rules and attitudes about alcohol use. Addiction. Kumpfer, K.L., & Alvarado, R. (2003). Family-Strengthening Approaches for the Prevention of Youth Problem Behaviors. Kumpfer, K.L., Alvaro, R, & Whiteside, H.O. (2003). Family-Based Interventions for Substance Use and Misuse Prevention; Kumpfer, K., Johnson, J. (2007). Strengthening family interventions for the prevention of substance abuse in children of addicted parents. Kumpfer, K., Smith, P., Summerhays, J.(2008) A wakeup call to the prevention field: are prevention programs for substance use effective for girls? Substance use & misuse. Lambert, M., Hublet, A., Verduyckt, Maes, L; & Van den Broecke, S., 2001-2002. Gender differences in smoking in Young people. Flemish Institute for Health Promotion, Brussels, Belgium. Loureiro, M.L, Sanz-de-Galdeano, A. & Vuri, D. (2006).Smoking Habits: Like father, like son, like mother, like daughter. Institute for the study of labor, DP No. 2279. Luk, J.W., Farhat, T, et al. (2009). Parent-child Communication and Substance use Among Adolescents: Do Father and Mother Communication Play a Different Role For Sons and Daughters? Newman, K., Harrison, L., Dashiff, C., Davies, S. (2008). Relationships between parenting styles and risk behaviors in adolescent health: an integrative literature review. Rev Latino-am Enfermagem. Nilsson, M, Weinehall, L., Bergström, E., Stenlund, H. & Janlert, U. (2009). Adolescent’s perceptions and expectations of parental action on children’s smoking and snus use; national cross sectional data from three decades. BMC Public health, Vol. 9.
82
Otten, R., Engels, R.C.M.E. & van den Eijnden, R.J.J.M. (2007). General parenting, antismoking socialization and smoking onset. Health Education Research, Oxford University Press, nov. 27. ????? (roken 3) Otten, R., Harakeh, Z., Vermulst A.A., Vand en Eijnden, R.J. & Engels, R.C. 2007. Frequency and quality of parental communication as antescedents of adolescent smoking cognitions and smoking onset. Psychology of Addictive Behaviors, Vol 21(1), p. 1-12. Ryan, S.M., Jorm, A.F., et al. (2011). Parenting Strategies for Reducing Adolscent Alcohol Use: A Delphi Consensus Study. Ryan, S., Jorm, A., Lubman, D. (2010). Parenting factors associated with reduced adolescent alcohol use: a systematic review of longitudinal studies. Aust N Z J Psychiatry Pennenman, M., Vertiainen, E. & Haukkala, A. (2011). The role of family factors and school achievement in the progression of adolescent te regular smoking. Oxford University Press, Health Education research, November 2. Petrie, J., Bunn, F., & Byrne, G. (2005). Parenting Programmes for Preventing Tobacco, Alcohol or Drugs Misuse in children <18: A Systematic Review. Small, S. (2010). Family-based prevention programs. Van der Vorst, H., Burk, W., Engels, R. (2010). The role of parental alcohol-specific communication in early adolescents’ alcohol use. Drug and alcohol dependence. Van der Vorst, H., Engels, R., Burk, W. (2010). Do parents and best friends influence the normative increase in adolescents’ alcohol use at home and outside the home? Behavioral Science Institute. Van Reybrouck, T., & Van Hende, F. (2008). Mijn kind en drugs: antwoorden voor ouders. Velleman, R., Templeton, L. & Copello, A. (2005) The role of the family in preventing and intervening with substance use and misuse: a comprehensive review of family interventions, with a focus on Young people. Drug and alcohol review. J. Verdurmen, E. Smit, S. Van Dorsselaer, K. Monshouwer, & I. Schulten (2008). Ouders over alcohol-, roken- en drugspecifieke opvoeding 2007. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek ouders. R. Vet, & R. Van den Eijnden (2007). Het gebruik van alcohol door jongeren en de rol van ouders: Resultaten van twee metingen. IVO: Rotterdam Sagent, J.D. & Dalton, M. (2001). Does parental disapproval of smoking prevent adolescents from becoming established smokers? Pediatrics. Vol. 108, No. 6, p. 1256-1262. What works in parenting support: A review of the international evidence. 2004
83
Bijlage 4: Samenstelling stuurgroep project Gezond Opvoeden Organisatie
Contactpersoon E-mail
Familiehulp
Dhr. Marc Koninckx Yves Debbaut
Kind en Gezin De Gezinsbond
[email protected] [email protected]
Mevr. Ils Verlaenen (ma, di en do) VAD Hanna Peeters Ilse Bernaerts Inge Baeten Ugent Ilse De Bourdeauduij Sara De Lepeleere Greet Cardon Expoo Nele Travers Opvoedingswinkels Chantal Francot Huis der gezinnen Sigrid Arents
[email protected]
CKG-OpvoedingsO
Karin Roels
[email protected]
Veronique De Vries Vandereyken Ciska, voeding en beweging Pieter Metsu
[email protected]
Logo’s
VIGeZ
CGG Vaderinstituut Provincie Vlaams Brabant Eetexpert
Frieda Van Assche, Tabak Ragnar
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
An L
[email protected]
Stefaan
[email protected]
Olaf
[email protected]
Lies
[email protected]
Steven Van der Auwera Jan Van Baelen Myriam Philips
[email protected]
Sophie Pollock
[email protected]
[email protected] [email protected]
84
Bijlage 5: Stuurgroep verslagen
VERSLAG Stuurgroep projecten opvoedingsvaardigheden en Datum gezondheid 28/08/2012 Aanwezig Greet Cardon (UGent), Cisca Vandereyken (Logo Gezond+), Sarah Vanden Avenne (Kind en Gezin), Nele Travers (Expoo), Sara De Lepeleere (UGent), Frieda Van Assche (Logo Brussel), Marc Koninckx (familiehulp), Hanna Peeters (VAD), Ilse Bernaert (VAD), An Lebacq (Vigez), Olaf Moens (Vigez), Lies Racquet (Vigez) Verontschuldigd Ilse De Bourdeaudhuij (UGent), Chantal Francot (Opvoedingswinkel Brussel), Inge Baeten (VAD), Karin Roels (CKG), Yves Debbaut (Kind en gezin), Gezinsbond, Ragnar Van Acker (Vigez), Erika Vanhauwaert (Vigez) en Stefaan Hendrickx (Vigez) Verslaggever Lies Racquet Onderwerp Stand van zaken projecten en brainstorm website Agenda: 1. Voorstelling 2. Algemene situering van de projecten 3. Stand van zaken project E-educatie gezinnen van Vigez 4. Literatuurstudie Opvoedingsondersteuning en Voeding en Beweging, Tabak, Alcohol en drugs: belangrijkste bevindingen 5. Concept en structuur website: brainstorm 6. Stand van zaken project video en online-feedback opvoedingsvaardigheden voor voeding, beweging en sedentair gedrag, Sara De Lepeleere, UGent 7. Rondvraag
1. Voorstelling Korte kennismakingsronde van de leden van de stuurgroep 2. Algemene situering van de projecten Korte voorstelling van drie gelijklopende projecten voor gezinnen. A.
E-educatie van opvoedingsvaardigheden voor gezondheid, leefstijl en risicogedrag
Doel: ontwikkelen van website voor ouders met opvoedingsvragen over gezonde voeding, beweging en sedentair gedrag en tabak, alcohol en drug. Project uitgevoerd door VIGeZ, i.s.m. VAD en UGent
85
B.
Online-video-interventie bij ouders voor promotie gezonde voeding en beweging en verminderen sedentair gedrag bij lagere schoolkinderen
Doel: ontwikkeling, effect- en procesevaluatie van een methodiek voor ouders van lagere schoolkinderen (6 tot 12 jarigen) om via videomateriaal en online feedback vaardigheden aan te leren voor het bekomen van gezondheidswinst door het verhogen van gezonde voeding en beweging en het verminderen van sedentair gedrag via het gezin. De video’s worden ter beschikking gesteld voor het Project E-educatie gezinnen van VIGeZ en kunnen gebruikt worden voor ouderavonden, info-avonden, vormingen,… door intermediairs. Project uitgevoerd door UGent, ism Vigez. Deze twee projecten worden in deze stuurgroep besproken. VAD is ook nog trekker van een aanverwant project, Heel wat in huis. C.
Heel wat in huis:
Doel: Opvoedingsondersteuning rond tabak, alcohol en drugs via interactieve vormingen voor ouders. Groepsgericht vormingsaanbod gericht naar ouders van jongeren tussen 10 en 15 jaar, opgebouwd rond de methodiek van video-interactiebegeleiding. Het visuele materiaal wordt ter beschikking gesteld op diverse websites, o.a. project E-educatie VIGeZ/VAD, www.druglijn.be Project uitgevoerd door VAD, i.s.m. VIGeZ, evaluatie UGent
3. Stand van zaken project E-educatie gezinnen van Vigez -
-
Voor het verloop en de planning van het project: zie bijlage 1, fasering project E-educatie. De literatuurstudies rond inhouden zijn zo goed als afgerond. (Zie teksten die vooraf doorgestuurd werden. Definitieve, herwerkte versie in bijlage) De teksten zijn bedoeld als interne werkdocumenten als basis voor de inhouden van de website. Zijn geen op zich staande artikels ter publicatie o.d. Eerste ideeën rond structuur en concept website liggen vandaag voor voor feedback en verdere brainstorm.
4. Literatuurstudie Opvoedingsondersteuning en Voeding en Beweging, Tabak, Alcohol en drugs: belangrijkste bevindingen Zie Power Point in bijlage Feedback -
Belangrijke noot: de literatuurstudies zijn teksten geschreven als basis voor de inhoud van de website. Er wordt een opmerking gemaakt dat te vaak geschreven wordt vanuit wat ouders zouden “moeten” doen. Nogal betuttelend en legt druk op ouders. Mag niet de sfeer zijn op de website. De opmerking is terecht. We zijn ons hiervan zeker bewust. Tips en aanbevelingen op de website zullen positief en vanuit een vertrouwen in de competenties van de ouders geformuleerd worden.
86
-
Opmerking van Sarah (Kind en Gezin) i.v.m. samen tv-kijken: onderscheid maken qua leeftijd. Samen kijken wordt zeker aanbevolen voor jonge kinderen (kleuters). Voor dit project belangrijk mee te nemen dat ouders van lagere schoolkinderen meer bezorgd zijn om
Inhoud van wat kinderen kijken, dan om de tijd die ze eraan spenderen, wat leidt tot weinig grenzen qua totale schermtijd en dus meer sedentair gedrag. -
VAD: boodschap moet zijn: bijvoorbeeld binnen sedentair gedrag: “gamen” is op zich niet slecht. Positieve ervan kunnen aanhalen + wel belangrijk grenzen te kunnen aangeven als ouder.
-
Opdeling qua leeftijd moet zeker nog verder bekeken worden voor heel de website (zie ook verder bij ontwikkeling van de structuur). Info moet tijdig gefilterd worden naar leeftijd. Anders haken ouders af bij ongepast advies. Algemeen kunnen we drie grote subgroepen behouden: jonge kind (2 tot 5 jaar), kind (6-11jaar) en jongere (1218jaar).
-
Voor TAD lijkt een opdeling op basis van kind-ervaringen (gebruik-niet gebruik) relevanter (VAD).
5. Concept en structuur website: brainstorm Eerste voorstel structuur website: zie Powerpoint in bijlage Mogelijke toegangen tot de website 5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
Via keuzemenu Via concrete vraag van de ouder Vraagbaak Forum
8. Keuzemenu: - Keuze om via 5 grote thema’s en eventueel het centrale thema doorheen de website te surfen. Het is nog afwegen of en hoe we het centrale thema “gezond opvoeden” apart behandelen. Zijn er vragen die ouders zich in het algemeen kunnen stellen, ongeacht het thema? Of komen ouders altijd met een specifieke, concrete vraag? Het is ook niet erg wanneer info op een site af en toe overlapt op verschillende pagina’s. Niet alle bezoekers doorlopen alles. Centrale onderwerp “Gezond opvoeden” kan ook toegelicht worden in een inleidende tekst op de homepage (met eventueel toch iets uitgebreidere info achterliggend): vb. ouders spelen wel degelijk een rol m.b.t. gezondheid/gezond opvoeden van hun kinderen, door het goede voorbeeld te geven, open maar ook kritisch te communiceren, disciplinering. Zeker hier zullen we als het meer algemeen wordt doorverwijzen naar o.a. Groei mee. -
In introductie-tekst op homepage moet ook ergens te lezen staan wat je wel/niet mag verwachten van de website/ de doelen.
-
Binnen elk thema: onderverdeling tussen wat we ouders als achtergrondinfo willen meegeven (bv. beperkte info vanuit aanbevelingen voeding en beweging, risico’s van
87
middelengebruik, cijfers rond gebruik van jongeren (ook hoeveel jongeren NIET roken, bijvoorbeeld) en wat ouders kunnen doen in de omgang met hun kinderen (opvoedingsvaardigheden). Misschien niet zo goed om dat zo expliciet op te splitsen. Wel de achterliggende info geven, maar niet in een apart menu-luik. Ouders zullen er misschien niet zo snel naartoe gaan als het duidelijk is dat er een stuk “sensibilisering” in zit. Eerder een soort lijst waar de achterliggende delen van “weten” en “doen” onder mekaar/ naast mekaar komen en pop-ups met weetjes/praktische tips. Werken met kleuren kan wel het onderscheid aangeven. -
-
Opletten met lange lijsten tips. Opmerking van Greet (UGent): tijdig opsplitsing maken naar leeftijdscategorieën. Ouders haken anders af. Zoeken naar impliciete of expliciete structuur. Is nog een complexe denkoefening hoe en waar we dat doen. Voor TAD geeft Ilse (VAD) aan dat we misschien eerder moeten denken aan een opsplitsing naar ervaring van de jongere (kind gebruikt of gebruikt niet). TIP: Eventueel werken met icoontjes die aangeeft welke info voor welke doelgroep van toepassing is. Opm. Marc (Familiehulp): belangrijk dat je niet verdwaalt in de website.
9. Via concrete vraag van de ouder - Vanaf de eerste pagina en op alle achterliggende pagina’s is er een balk waar ouders een persoonlijke vraag kunnen stellen. Werkt op trefwoorden. Om te vermijden dat ouders te veel ongewenste info krijgen, zouden we met een filter op de vijf thema’s/ of eventueel combinatie van thema’s (vb TAD, middelengebruik algemeen) werken.
10. Vraagbaak - Literatuur toont aan dat online opvoedingsondersteuning/zelfhulp vaak werkt met de mogelijkheid tot het stellen van vragen via e-mail. - We willen deze optie overwegen maar luisteren naar de ervaring van VAD en Expoo (Groeimee) omdat we beseffen dat dit geen lichte taak is om dit op te volgen. Je hebt ervaren mensen nodig om de vragen accuraat te beantwoorden, die hiervoor ook vrijgesteld zijn. Vraagt specifieke vaardigheden naar vraagverheldering en emoties en gevoeligheden van ouder die de vraag stelt (bv. onzekerheid). - We toetsen ook de mogelijkheden naar samenwerking af. Moet zeker nog verder bekeken worden. - Er zal wel moeten nagedacht worden hoe we afbakenen. Veel vragen rond: Is dit gezond? Mag mijn kind dit eten?... is eigenlijk niet doel van onze website. Nadruk op opvoedingsvaardigheden. Vragen moeten wel beantwoord worden. Doorverwijzen. Maar dan is ook grote kennis van informatiebronnen/organisaties/ander websites,… nodig. - Voordeel is ook wel, zeker met een website die in het begin nog groeimogelijkheden heeft dat vragen en antwoorden uit de vraagbaak verder verwerkt kunnen werden in de basiswebsite of via FAQ.
88
11. Forum - Hoewel we uit de literatuur ook halen dat ouders steun zoeken bij mekaar via het internet, een sociaal netwerk willen opbouwen, zijn we toch eerder voorzichtig en zouden we liever niet kiezen voor een forum. -
Praktisch gezien vraagt dit ook een zeer intensieve opvolging.
-
Forum liever niet op een website van een Expertisecentrum. Mensen zijn op zoek naar betrouwbaar advies. Op Fora komen nogal eens “onwaarheden” te staan. Als je
-
dan als “expert” zou tussenkomen, ga je ook voorbij aan het doel/de kracht van een forum.
Nog een algemene opmerking i.v.m. website: Belangrijk te zorgen dat de website via “google”-trefwoorden zeer vindbaar is. Dit moet zeker meegenomen worden in onderhandelingen met de webbouwer 6. Stand van zaken project video en online-feedback opvoedingsvaardigheden voor voeding, beweging en sedentair gedrag, Sara De Lepeleere, UGent -
Sara (UGent) geeft stand van zaken van het project (zie PPt in bijlage) Voor de effect -en procesevaluatie van de methodiek zal UGent 300 gezinnen met lagere schoolkinderen nodig hebben. Dat is een hele uitdaging. Zij vragen of ze eventueel dan ook beroep kunnen doen op de stuurgroep voor het zoeken van gezinnen. Lijkt geen probleem te zijn.
-
Belangrijk om voor de drie projecten vanuit een gemeenschappelijke theoretische basis te vertrekken. Stuurgroep moet hier consensus over hebben. Belangrijk ook om toe te leiden via intermediairs, gezinshelpers, opvoedingswinkels,…
7. Rondvraag Marc (Familiehulp) brengt ter sprake dat hij wel een kans ziet om de website via “zorgenden” (7000 - 8000 in Vlaanderen) tot bij ouders te krijgen. Komen dagelijks in de gezinnen. Zijn meestal zelf niet zo hoog geschoold, maar hebben wel vertrouwensrelatie met de mensen. Belangrijk om mee te nemen naar implementatie en vorming voor intermediairs. 8. Volgende stuurgroepvergadering Dinsdag 15/01/’13 om 10 uur op Vigez
89
VERSLAG Stuurgroep projecten opvoedingsvaardigheden en Datum gezondheid 15 januari 2013 Aanwezig Sara De Lepeleere (UGent), Hanna Peeters (VAD), Inge Baeten (VAD), Nele Travers (Expoo), Cisca Vandereyken (Logo Gezond+), Frieda Van Assche (Logo Brussel), Marc Koninckx (familiehulp), Steven Vander Auwera (CGG Brussel), Jan Van Baelen (Vaderinstituut), An Lebacq (Vigez), Olaf Moens (Vigez), Stefaan Hendrickx (Vigez),Lies Racquet (Vigez) Verontschuldigd Ilse De Bourdeaudhuij (UGent), Greet Cardon (UGent), Chantal Francot (Opvoedingswinkel Brussel), Ilse Bernaert (VAD), Karin Roels (CKG), Yves Debbaut (Kind en gezin), Gezinsbond, Myriam Philips (Provincie Vlaams Brabant), Ragnar Van Acker (Vigez), Verslaggever Lies Racquet Onderwerp Stand van zaken projecten en brainstorm website Agenda: 1. Stand van zaken project VIGeZ. Overzicht van de inhoudelijke invulling (thema’s voeding, beweging en algemeen gezond opvoeden) voor de website a.d.h.v. mindmaps (zie bijlage). Feedbackronde 2. Planning verder verloop project van september 2012 tot oktober 2013 (zie bijlage). - Algemeen - Stand van zaken afspraken met webbouwer - Uitwerking van en feedback op de teksten - Organisatie van testpanels en focusgroepen 3. Stand van zaken project UGent. Illustratie met video’s. 4. Planning verder verloop project UGent. 5. Evaluatieplan : Voorstelling. 6. Implementatieplan: Hoe kunnen we de ouders bereiken met de website? Welke kanalen? Brainstorm 7. Varia - Datum volgende stuurgroep - ….
We beginnen de vergadering met een korte kennismakingsronde, gezien we ook enkele nieuwe leden verwelkomen: Steven Vander Auwera (CGG Brussel) en Jan Van Baelen (Vaderinstituut)
Stand van zaken project e-educatie (Vigez) -
Structuur van de website zoals die er vandaag ligt, toegelicht a.d.h.v. korte PPT: de stuurgroep heeft weinig opmerkingen m.b..t tot de structuur en de opbouw.
-
Bemerking: Nele (Expoo) stelt voor om de doelgroep (ouders) ook al eens te bevragen over deze structuur. Wachten op feedback is te laat om structuur nog te wijzigen.
90
-
Eventueel nu het voorstel voor de structuur eens voorleggen aan ouders uit eigen netwerk.
-
Gaan we zeker bekijken.
-
Schematische uitwerking van de thematische inhouden.
-
Zien er voor iedereen volledig uit. Voor sommige pagina’s is er eerder veel inhoud, maar schrappen is ook geen optie. Bij het uitschrijven zal blijken of die stukken effectief te lang zijn. Soms staan drie puntjes nu uitgewerkt die uiteindelijk in 1 of 2 zinnen zullen resulteren.
-
Cisca (Logo) had nog enkele aanvullingen. Zal ze via mail doorgeven.
-
Eventuele opmerkingen op de concrete inhouden kunnen nog doorgegeven worden. Liefst zo snel mogelijk.
Er wordt eerder uitgegaan van de sterktes van ouders, ouders die opvoedingssituatie nog aan kunnen. Sommige ouders zullen de website pas bezoeken als ze al heel wat geprobeerd hebben en (even) niet meer de kracht hebben. Wat bieden we deze ouders? De website heeft in de eerste plaats een preventief karakter. We brengen het verhaal zo laagdrempelig vanuit de premisse dat het overal wel eens erg moeilijk loopt, dat situaties soms niet zo makkelijk te hanteren zijn, maar geven de tips mee die wel zouden kunnen werken en proberen mee te geven dat het ook niet altijd makkelijk is. Wanneer ouders bv. Eetsituaties echt niet meer aankunnen, moeten we ook niet verwachten hen met een website te kunnen helpen. Het opvoedprobleem is dan misschien ruimer? We zullen zeker doorverwijzen naar o.a. Groei mee voor meer info rond opvoeden. Verder is er ook een mogelijkheid om via mail een vraag te stellen. We zullen ook doorverwijzen naar o.a. oudergroepen, opvoedingswinkels, … als ouders geen antwoord op hun vraag gevonden hebben . Opdeling qua leeftijdscategorieën? Optie is genomen om leeftijd niet als insteek van de website te zien. Bij het uitschrijven van de teksten/methodieken zal gewerkt worden met icoontjes per leeftijdsgroep die duidelijk maken voor welke leeftijdscategorie de inhoud bedoeld is. Voor AD merken Inge en Hanne (VAD) terecht op dat eerder opdeling in ervaring met gebruik/experimenteren belangrijk is. Stefaan (VIGeZ) bevestigt dat dit ook voor Tabak geldt. “Wolk” rond kennis: belangrijk uit te zuiveren welke info we aan de ouders meegeven m.b.t. tot de thema’s. Zal vooral ook gaan via koppelingen naar o.a. Druglijn, Vlaanderen stopt met roken, De actieve voedingsdriehoek, 10.000 stappen,…. Voor tabak kunnen we bijvoorbeeld ook doorlinken naar deel voor de jongeren op www.vlaanderenstoptmetroken.be met boodschap: ouders kunnen hier lezen wat wij jongeren vertellen rond roken. Op onze website komt zeker geen deel voor kinderen/jongeren. Maar voor ouders kan het wel interessant zijn te weten wat kinderen/jongeren willen weten (bv. smaak-additieven in sigaretten: als jongeren dit horen, voelen ze zich ergens wat beetgenomen) Steven (CGG) stelt de vraag naar uitbreiding naar bv. thema Internetgebruik en Gamen. Voorlopig niet. Website is afgebakend op de vijf huidige thema’s. Er zijn immers nog thema’s waar ouders zeker en vast vragen kunnen over hebben (tandhygiëne, gsm-straling,…) Wel eventueel mogelijk koppeling te maken naar andere websites (bv. Clicksafe van Childfocus ivm internet en computergebruik) via tab “gerelateerde onderwerpen” od.
91
9. Planning verder verloop project Vigez. -
Algemeen Zie “planning” in bijlage
-
Stand van zaken afspraken webbouwer We hebben een webbouwer gekozen. De keuze is vooral gebaseerd op een tweetal positieve gesprekken. Het bureau heeft ervaring met educatieve websites, hebben onderwijskundigen in huis en denken ook sterk mee naar structurele oplossingen voor de website. Momenteel bekijken wij welke werkvormen en tabs we allemaal nodig zullen hebben en of we per thema een korte vragenlijst kunnen opstellen om ouders reeds wat te sturen naar een aantal items. Zij werken aan een eerste grafisch design.
-
Uitwerking van en feedback op de teksten Uitwerken teksten Voeding en Beweging: nu tot half april Uitwerken teksten TAD en Algemene opvoedingsvaardigheden voor gezondheid: half april tot eind juni. Teksten zullen via mail voorgelegd worden aan de stuurgroep voor feedback. Enkel indien de opmerkingen zeer erg uit mekaar lopen, plannen we rond de zomer nog een stuurgroepvergadering hiervoor.
-
Organisatie van testpanels en focusgroepen (zie ook voorstelling Evaluatieplan in bijlage) Een testversie van de website zal in september-oktober 2013 voorgelegd worden aan focusgroepen van ouders en intermediairs. Voor de werving van ouders kan Nele (Expoo) zeker een oproep lanceren naar partnerorganisaties bezig met Opvoedingsondersteuning (vb inloopteams); We moeten dan een korte briefing doorsturen van wat we verwachten (welke ouders nodig? Wanneer? Waar? Hoe lang zal het duren?). Ook de Logo’s zien wel mogelijkheid om vraag te stellen bij oa CLB’s, wijkgezondheidscentra,… die soms al werken met oudergroepen. De concrete vraag wordt aan alle leden van de stuurgroep doorgestuurd en ieder kijkt binnen eigen organisatie wat mogelijk is.
10. Stand van zaken Project UGent. Illustratie met video. Zie PPT in bijlage Filmpjes Er is afgeweken van eerste opzet om te werken met voorbeeld van “slechte” en “goede” aanpak. Het tonen van een slechte aanpak kan bijvoorbeeld verwarrend zijn, vooral voor lage
92
SES, waardoor men achteraf niet meer goed weet welke manier van reageren nu de goede is. Bovendien is het erg confronterend als je zelf juist altijd doet zoals de “slechte” optie. Video’s zijn soms nog wat braaf, kinderen zijn erg gemakkelijk en luisteren snel. Ook zijn het nu telkens ‘ideale gezinssituaties’ (met een mama én papa). Er werden echter slechts 4 filmpjes getoond. In de overige filmpjes toont het kind soms meer “weerstand”. Verder zijn er ook filmpjes over een één ouder gezin. Ook rekening mee houden dat het pilootversie is. Het zijn geen acteurs. Is nog erg houterig. Ook camerawerk is nog door studenten gedaan. Film-technisch kan er veel om filmpjes dynamischer te maken. Kan er meer met humor gewerkt worden? Van twee filmpjes die we nu gezien hebben (2 en 4) ligt de boodschap (samen bewegen) erg dicht bij mekaar. Filmpjes zullen ook aan ouderpanels voorgelegd worden. Er zal dan geselecteerd worden op relevantie en hoe realistisch filmpjes bij ouders overkomen. Ook qua aanpak volgens theorie (Zelfdeterminatie-theorie of Social Cognitive Theory) zullen meest realistische filmpjes door bevonden door ouders, gekozen worden. Definitieve video’s: van ondertitels voorzien. 11. Planning Project UGent Zie PPT in bijlage Verwachtingen naar stuurgroep: Vooral een rol voor de stuurgroep in de focusgroep voor experten. Hierin zullen dan de geselecteerde pilootvideo’s voor een laatste keer besproken worden alvorens de definitieve scripts te verfilmen (door toneelschool geacteerd). Nog niet mogelijk om nu periode vast te stellen. 12. Evaluatieplan website Vigez: voorstelling Zie bijlage Nele (Expoo) stelt zich de vraag of panelgesprek nog een meerwaarde heeft nadat ouders individueel website verkennen en vragen beantwoorden. Het gaat om een startende website: vragen aan ouders om dingen op te zoeken. Wat doen ze ermee? Tot welke info komen ze? Voldoet dit aan verwachtingen? Werving ouders: zie punt 2: planning. 13. Implementatieplan: brainstorm Jan (Vaderinstituut) stelt vraag of we idee hebben van hoeveel ouders we willen bereiken. Verwijst naar websites die gemaakt zijn en absoluut niet voldoende bezocht worden. We richten ons naar het grote publiek, alle ouders. Een goed implementatieplan en ruime bekendmaking via verschillende kanalen zal belangrijk zijn. We moeten wel rekening houden dat budget hiervoor niet onbeperkt is. Website zal online gaan eind december. We zitten met een moeilijke periode (Eindejaarsperiode).
93
Uit de brainstorm kwamen volgende voorstellen: Naar doelgroep: Website zou bekendgemaakt gemaakt kunnen worden in verschillende publicaties die voor ouders bedoeld zijn (Klasse voor Ouders, Gezinsbond, tijdschriften van mutualiteiten….), ook elektronische nieuwsbrieven (bv. van Mutualiteiten). Verder ook in publieke pers (tijdschriften als Libelle, Goed Gevoel,…). Afstemmen qua data wanneer publicaties uitkomen. Website moet op dat moment effectief online zijn. Deel zal voor de kerstvakantie kunnen, deel erna. Logo Gezond + stuurt vijf maal per jaar een artikel naar de Lokale besturen in hun regio voor publicatie in Gemeentebladen. Lancering website zou thema voor zo een artikel kunnen zijn. (Is dat voor alle Logo’s? ) Dito: Communicatie-platform van de Vlaamse Overheid die nieuwe campagnes, websites,… via een soort persbericht bekend maakt. Flyer/gadget/affiche: voor in wachtkamers Via Koppelingen met andere websites zoals: Groei mee, Kind en Gezin, Druglijn, Gezondheid.be, … Groei mee plaatst maandelijks een inhoudelijk thema op hun website met een artikel. Het is mogelijks wel haalbaar in december artikel te maken rond “Gezond opvoeden”. Website wordt ook hervormd, dus moet nog bekeken worden of het effectief kan. Sociale media: Via fora waar ouders aanwezig zijn Lanceringscampagne via ruime pers/minister/…..? Naar intermediairs: Intermediairs kunnen we vooraf info sturen (ook via nieuwsbrieven? ), maar qua bekendmaking binnen hun werking, via individuele contacten rekenen we dan vooral op de eerste weken na de Kerstvakantie.
Familiehulp: Voorstelling op jaar vieringen (18 X). Programmatie hiervoor wordt wel al vastgelegd in mei/juni. Infosessies voor intermediairs: Worden gepland in januari. Bekijken of we mensen hiervoor naar Brussel vragen of eerder aansluiten bij sectoroverleg, werkgroepen e.d. die o.a. door organisaties van de stuurgroep organiseren voor de intermediairs. 14. Varia Datum volgende stuurgroep:
94
Voorlopig voorstel: 25 juni 2013 om 13.30u. (Eerst nog afstemmen met UGent, juni is examenperiode) Op de agenda: -
Indien nodig feedback-bespreking op de teksten van de website (enkel als feedback gevraagd via mail erg ver uiteen ligt) Feedback-bespreking filmpjes UGent: zal waarschijnlijk al vroeger kunnen.
95
VERSLAG Stuurgroep projecten opvoedingsvaardigheden en Datum gezondheid 5 september 2013 Aanwezig Sara De Lepeleere (UGent), Hanna Peeters (VAD), Inge Baeten (VAD), Nele Travers (Expoo), Pieter Metsu (Logo Gezond+), Frieda Van Assche (Logo Brussel), Marc Koninckx (familiehulp), Yves Debbaut (Kind en gezin), Veronique De Vries (Solidariteit voor het gezin), Valerie Cluydts (CGG Brussel), Jan Van Baelen (Vaderinstituut), An Lebacq (VIGeZ), Olaf Moens (VIGeZ), Lies Racquet (VIGeZ) Verontschuldigd Ilse De Bourdeaudhuij (UGent), Greet Cardon (UGent), Chantal Francot (Opvoedingswinkel Brussel), Ilse Bernaert (VAD), Tom Joos (Gezinsbond), Sigrid Arents (Huis der Gezinnen Brussel), Sophie Pollock (Eetexpert), Myriam Philips (Provincie Vlaams Brabant), Ragnar Van Acker (VIGeZ), Stefaan Hendrickx (VIGeZ) Verslaggever Lies Racquet Onderwerp Stand van zaken projecten en brainstorm website Agenda: 1. Stand van zaken www.gezondopvoeden.be 2. Stand van zaken Productevaluatie: werving van de oudergroepen en groepen praktijkwerkers: verloop en planning. 3. Implementatie-plan 4. Stand van zaken project UGent 5. Varia We beginnen de vergadering met een korte kennismakingsronde. 15. Stand van zaken www.gezondopvoeden.be Korte bespreking over de gekregen feedback op de teksten en de verwerking ervan
Er kwam geen feedback meer op niveau van structuur. Algemene feedback: De teksten zijn over het algemeen wervend, stimulerend geschreven (beetje afhankelijk van thema). Vooral thema beweging is soms wat belerend. We hebben, rekening houdend met deze opmerking, teksten herbekeken. Ook de opmerking om de boodschap steeds positief te formuleren, het stimuleren van een positief stimulerend gezond klimaat binnen dagelijks leven, hebben we ter harte genomen.
Ook regelmatig nog opmerkingen op tekstniveau: De opmerkingen waren niet van dien aard dat teksten totaal boodschap missen of boodschappen op verkeerde plaats stonden Het ging vooral om leesbaarheid/verstaanbaarheid van de boodschap. We hebben deze opmerkingen verwerkt. Bij thema beweging: vooral tips om aanvullingen te doen naar bijvoorbeeld de verschillende bewegingscontexten.
96
Testversie website De testversie van de website is klaar om getoond te worden en aan focusgroepen voorgelegd te worden voor een productevaluatie. Getoond hoe de website eruit ziet a.d.h.v. voorbeelden: - Alcohol: praten over alcohol en grenzen stellen - Voeding: Controle Er is nog even discussie over de volgorde van de woorden in het menu links wanneer een pagina geopend is: info, in beeld, doe de test,…. De meningen zijn verdeeld. Ofwel steeds in dezelfde volgorde. Ofwel in logische volgorde afhankelijk van de betreffende pagina. Soms is het logischer als eerst de info komt en dan de test, soms omgekeerd. Vraag wordt nog voorgelegd in focusgroepen Vraag wordt gesteld of er nog een soort inhoudstafel komt. Komt in de ‘sitemap’. Ter info We maken gebruik van de filmpjes die VAD voor hun oudervorming maakte. De vorming heet niet meer ‘Heel wat in Huis’ maar wordt nu ‘Als kleine kinderen groot worden’.
16. Stand van zaken Produktevaluatie Professionals: We kiezen voor een heterogene groep met medewerkers uit verschillende organisaties (opvoedingswinkel, inloopteam, OCMW, Kind en gezin, CLB, basiseducatie, ….). Daarom contacteerden we 1 regio waar lokaal overleg is rond opvoedingsondersteuning met betrokken partners. Concreet kunnen we naar Regio Mechelen. Contacten gelegd via Opvoedingswinkel Mechelen en Logo Mechelen. Yves Debautt heeft de vraag die ik naar de stuurgroep verstuurde doorgestuurd en kreeg reactie van Impulsgroep Antwerpen. Zij hebben eventueel interesse om mee te werken. Yves stuurt contactgegevens door. Zou goed zijn als we tweede groep hebben. Ouders: We richten ons op bestaande groepen, gezien we na invullen van de vragenlijst ook een groepsgesprek willen organiseren. We leggen contacten via de Ouderkoepels van Ouderverenigingen in scholen. Ook contacten met buurthuis in Leuven die oudergroep hebben. Werving van groepen is nu volop bezig. Partners: Is er mogelijkheid dat partners, medewerkers de website individueel evalueren, zonder focusgroep. Dit kan zeker. CGG doet voorstel om bijvoorbeeld voor te leggen aan intercultureel bemiddelaars. Probleem is hier echter dat de website niet direct aansluit bij de doelgroep. 17. Implementatie-plan Communicatie rond 20/12: lancering: In overleg met de communicatie-verantwoordelijke werd overzicht gemaakt van pers en organisaties die we informeren. De manier waarop (persbericht, artikel, nieuwsbrief,….) wordt individueel bekeken. We hebben reeds volgende lijst opgemaakt:
97
Algemene pers (Libelle mama, Goed Gevoel, …) Vakpers gezinnen: gezinsbond, Kind en Gezin (via communicatiedienst, Huizen van het kind, Opvoedingswinkels, Expoo, Kinderopvang) Klasse voor ouders CLB’s Provinciale steunpunten Opvoedingsondersteuning CAW’s, steunpunt algemeen welzijnswerk Ouderkoepels Partners van de stuurgroep Mutualiteiten Gezond.be Gemeentebesturen: via Logo’s en VVSG ….
Lange-termijn-implementatie: Via vormingen , info-momenten voor intermediairs Onderhouden, vernieuwen van de website Voor ouders: soort postkaart die intermediairs kunnen meegeven Blijven aanbieden in bestaande communicatie van Vigez en partnerorganisaties. Onder de aandacht houden via de reguliere communicatie, via intermediairs, via sociale media,… Facebook? 18. Stand van zaken Project UGent Zie PPT in de bijlage 19. Varia -
Info-/vormingsaanbod voor intermediairs voorjaar 2014? Wat zijn verwachtingen?
Het is moeilijk hier al een concreet antwoord op te geven. Inhoudelijk en organisatorisch hangt alles af van doelgroep. Voor wie is de infosessie? - Volgende vergadering: 13 maar t 13.30u - Voorstelling evaluatierapport en resultaten. - Laatste afspraken voor verder verspreiden van de website
98
99
Bijlage 6
Evaluatieplan Project E-educatie Gezinnen Het project “E-educatie van opvoedingsvaardigheden voor Gezondheid, Leefstijl en Risicogedrag” heeft tot doel een website/portaalsite te ontwikkelen waarop ouders en jongeren met hun opvoedingsvragen over gezonde voeding, beweging, sedentair gedrag en over tabak, alcohol en drugs terecht kunnen en die hen een geschikt, aangepast en betrouwbaar advies geeft. De methodiekontwikkeling gebeurt in samenwerking met een brede groep experten op vlak van de inhouden, de methodologie of de doelgroep. De evaluatie van de methodiek zal bestaan uit een productevaluatie van de website bij een steekproef van ouders en intermediairs en een effectevaluatie van de website door bevraging van de ouders die de website bezoeken, een implementatiegraadmeting en een evaluatie van de infosessies voor intermediairs.
Productevaluatie Voor de productevaluatie zullen we testpanels samenstellen van ouders en intermediairs. Hen zullen we bevragen op de toegankelijkheid van de website qua structuur en vormgeving en op de bruikbaarheid van de inhouden. Timing De productevaluatie en de verwerking van de feedback zullen plaatsvinden in september-oktober 2013, voordat de definitieve versie van de website online gaat eind december 2013. Verloop en inhoud -
-
-
We zullen de testpanels een testversie van de website voorleggen. De oudergroepen zullen we in eerste instantie vragen om de website individueel te bekijken en te beoordelen aan de hand van een korte vragenlijst. Concrete indicatoren voor de bevraging kunnen zijn: toegankelijkheid en overzichtelijkheid, gebruiksvriendelijk navigeren, taalgebruik van de teksten, lay-out, inhouden, keuze en uitwerking van de interactieve werkvormen, relevantie van de voorgestelde links naar andere websites, …. In een tweede deel houden we een panelgesprek met de groepen ouders met aandacht voor dezelfde indicatoren, met focus op vormgeving en structuur. We rekenen op de interactie tussen de beoordeelaars om extra feedback te verwerven. De intermediairs zullen we ook bevragen over de bruikbaarheid van het product voor ouders, voor henzelf als intermediair en ook over de haalbaarheid van het implementatieplan.
100
Werving en samenstelling panels -
-
-
Wat de oudergroepen betreft zullen we groepen samenstellen op basis van volgende variabelen: moeder-vader en lage SES-middenklasse. Zo vormen we vier homogene groepen ouders voor het panelgesprek. We houden er rekening mee dat we, binnen elk panelgesprek, ouders hebben van kinderen uit de verschillende leeftijdscategorieën, volgens de groepen die de website hanteert: jonge kind; kind; jongere . Elke groep zal bestaan uit 8 à 12 ouders. Voor de werving van ouders met lage SES willen we graag samenwerken met het “Vlaams Netwerk waar kansarmen het woord nemen”. Verder willen we bekijken of we ouders kunnen werven via Gezinsbond, Opvoedingswinkel (beide organisaties maken deel uit van de stuurgroep van het project) en eventueel via een school voor secundair onderwijs (voor ouders van jongeren) of via de werkgever. Ook voor de groep intermediairs denken we aan 8 à 12 personen. Deze groep willen we samenstellen met professionelen die deel uitmaken van de organisaties van de stuurgroep, nl. Kind en Gezin, Opvoedingswinkel, Familiehulp en Gezinsbond en in hun functie werken rond opvoedingsondersteuning. Dit zullen niet de leden van de stuurgroep zelf zijn.
Effectevaluatie Via een online vragenlijst zullen we bij de bezoekers van de website de mogelijke effecten m.b.t. attitude en kennis over opvoedingsvaardigheden voor gezondheid, leefstijl en risicogedrag nagaan. Timing Vanaf het online gaan van de website (19/12/13) zal aan de bezoekers gevraagd worden om een kleine enquête in te vullen. Deze vragenlijst zal de eerste 4 weken op de website staan, van 19 december 2013 tot 17 januari 2014. Bezoekers worden gevraagd deze pretest-vragenlijst in te vullen voordat ze de website verkennen. Na 4 weken wordt bij dezelfde ouders een opvolgbevraging gedaan. De posttests zullen verstuurd worden in de periode van 20 januari tot 14 februari 2014. Verloop en inhoud -
Bezoekers van de website worden uitgenodigd om een korte vragenlijst in te vullen. Wanneer zij die invullen maken zij kans op een prijs. Hiervoor zullen zij hun e-mailadres moeten opgeven, wat ons ook mogelijk maakt 3 weken later de opvolgbevraging te doen. We informeren ook dat e-mailadres zal gebruikt worden voor die opvolgbevraging. (Nog bekijken of de prijs enkel verloot wordt onder respondenten die ook effectief aan de post-meting deelnemen??). 4
4
Er wordt voor gekozen niet te werken met een controlegroep bij de effectevaluatie. Het samenstellen van een controlegroep is moeilijk bij de effectevaluatie van een website. Er is te weinig controle op het niet surfen naar deze website bij de controlegroep. Deze controlegroep is daarenboven moeilijk samen te stellen vanwege de te bereiken doelgroepen (lage-hoge SES, verschil in leeftijd van kinderen en verschillende gezinssamenstelling). Het toevoegen van een controlegroep zou enkel het effect van de gekozen methodiek (in dit geval: een website) in vraag stellen. Deze keuze is echter voldoende gebaseerd op evidence bij de ontwikkeling van de methodiek.
101
-
Er wordt gevraagd naar een aantal identificatiegegevens. Deelnemers moeten aangeven of ze de website bezoeken als ouders of als intermediair. Opnieuw zullen we bij de groep ouders de variabelen vader-moeder en lage-hoge SES onderzoeken. We vragen nu ook naar de leeftijd van de kinderen (volgens de groepen die de website hanteert) en gezinssamenstelling . Van de professionelen willen we weten voor welke organisatie/dienst ze werken en hun functie binnen de organisatie.
-
Ouders worden in de eerste fase, voordat ze de website verkennen (pré-test) bevraagd over hun bewustzijn van hun relevante rol in het gezond opvoeden van hun kinderen, kennis, zelfwerkzaamheid en de intentie tot het toepassen van vaardigheden die ze op de website kunnen ontdekken.
-
In de opvolgbevraging peilen we naast deze vragen ook nog naar eventuele toepassingen en realisaties in de voorbije periode waarin de respondenten een invloed van de website erkennen.
-
Van intermediairs willen we weten of ze de website kunnen gebruiken in hun dagelijkse werking met ouders en gezinnen. Hierbij ligt de klemtoon van de bevraging op de website als werkmiddel (de wijze waarop ze de website hanteren in hun dagelijkse werking) en als deskundigheidsbron (de inhouden die ze als intermediair uit de website zelf gebruiken in hun professioneel functioneren en de link met kennistoename, bewustwording, zelfwerkzaamheid en intenties tot wijziging/invulling van professioneel functioneren).
-
Vigez zal bekijken of een lange termijn opvolging eventueel in zijn reguliere werking kan opgenomen worden voor werkjaar 2015, 2016 of 2017.
Implementatiegraadmeting -
Cijfers van gebruik (aantal hits voor de bekeken pagina’s), opgesplitst naar modules Links en koppelingen met website vanuit andere websites (opvoedingssites, gezondheidssites,…).
Evaluatie info-sessies intermediairs -
Registratie van infosessie aan intermediairs: minimaal 4 trainingen voor intermediairs waarvan telkens minstens één aan: familiehelpers en –ondersteuners, opvoedingsondersteuners, preventiewerkers van CGG’ s en diëtisten en bewegingsconsulenten.
102
-
-
Outputevaluatie van infosessies aan intermediairs: Bevraging van de cursisten op het einde van de infosessie omtrent bruikbaarheid, en intentie tot gebruik van de website in de eigen werking. Omwille van het opzet en de timing kan een opvolgmeting van de infosessies niet voorzien worden binnen het project.
103
Bijlage 7: Communicatie- en implementatieplan
Communicatie- /Implementatieplan Gezondopvoeden.be Maart 2014
Implementatiedoelen -
-
Op 30/06/2014 hebben ouders de website leren kennen via de pers (bij lancering), google, doorverwijzing via andere belangrijke websites en organisaties voor gezinnen. Op 30/06/2014 kennen relevante intermediairs de website, verwijzen ouders ernaar door en kunnen de website eventueel gebruiken in hun (begeleidings-)contacten met ouders.
Product dat zal geïmplemteerd worden www.gezondopvoeden.be is een website waarop ouders van kinderen en jongeren (2 -18 jaar) geschikt, aangepast en betrouwbaar advies kunnen vinden over hun opvoedingsvragen over gezonde voeding, beweging, sedentariteit en over tabak, alcohol en cannabis. Vanuit zelfeducatie versterkt de website het zelfbewustzijn en zelfvertrouwen van de ouder en brengt het de ouder inzichten en opvoedingsvaardigheden bij voor wat betreft de genoemde thema’s. Om te werken aan de onzekerheid in opvoeding m.b.t. een gezonde levensstijl en risicogedrag (zie hoger), is een proces van bewustwording van de eigen rol en mogelijkheden en van het versterken van de opvoedingsvaardigheden geschikt (Novilla, 2006; Buijzen, 2010). Het betreft hier geen statische situatie, maar een niet-lineair ontwikkelingsproces waarbij ouders via een brede waaier van input (eigen opvoedingservaringen, media, collega-ouders, peers, deskundigen, …) in functie van de leeftijd en ontwikkeling van hun kind(eren) expertise verwerven. Onderzoek toont aan dat opvoedingsondersteuning effectief is bij het terugdringen van overgewicht en het bevorderen van een evenwichtig eetgedrag en voldoende beweging (Kitzman-Ulrich, 2010; O’Connor, 2009; Ostbye, 2011; Berry, 2004; Rudolf, 2009; Ventura, 2008), en ook om middelengebruik te beperken (Petrie, 2007, Lochman, 2002; Kumpfer, 2003). Werkzame elementen zijn de aandacht voor een autoritatieve opvoedingsstijl (Sleddens, 2011; Gerards, 2011; Pearson, 2010; Lohaus, 2009; Petrie, 2007), en een focus op vaardigheden, zelfvertrouwen en zelfwerkzaamheid (Ventura, 2008; Hart, 2003; Petrie, 2007; Lochman, 2002; Kumpfer, 2003). Het voorliggend project wil de zelfwerkzaamheid van ouders bevorderen m.b.t. voorbeeldgedrag en communicatie-, keuze- en zorgvaardigheden. Het voorstel zet hiertoe in op zelfeducatie bij ouders omtrent kennis, attitude en vaardigheden via een online aanbod. Initiatieven die uitgaan van zelfzorg, zelfmanagement, zelfeducatie, … worden steeds populairder. Het succes van dergelijke initiatieven heeft voor een groot stuk te maken met het feit dat het materiaal kan gebruikt worden wanneer men wil. De gebruiker is m.a.w. niet gebonden aan afspraken met professionele hulpverleners, maar kan op eender welk moment aan de slag. Daarbij komt dat de stap naar (professionele) begeleiding vaak niet meer hoeft gezet. Alles kan worden gedaan binnen de privé-ruimte zonder dat iemand op de hoogte hoeft te zijn. Dit zijn belangrijke voordelen voor ouders met opvoedingsvragen aangezien de helft van hen deze niet bespreekt met derden buiten het gezin (E-quality, 2009).
104
De voordelen van zelfeducatie worden nog versterkt door een online aanbod. Het grote bereik en de vele mogelijkheden voor informatie, interactie, feedback en sociale steun, maken van e-educatie een zeer krachtig instrument voor hulpverlening en advies (Levrau, 2007). Vooral de mogelijkheid om anoniem informatie te krijgen, al dan niet op maat, samen met de hoge toegankelijkheid (24 op 24), verlaagt voor velen de drempel om zich kwetsbaar op te stellen. E-educatie draagt alzo bij tot de democratisering van hulpverlening en preventie (Christensen et al, 2002). Bovendien kan via internet aan een groot aantal gebruikers dezelfde, betrouwbare informatie worden doorgegeven. Hierdoor is computer-geassisteerde infouitwisseling een stuk goedkoper en efficiënter dan real-life situaties (Levrau, 2007).
Situatie en omgeving Online opvoedingsondersteuning heeft de laatste jaren een belangrijke plaats ingenomen binnen het totale aanbod van opvoedingsondersteuning (Bernhard, 2004; Petermeijer, 2008; Koks, E.E.A., 2008; Plantin, 2009; Buurggraaf-Huiskes, 2011). Het internet schept ook naar ouders verschillende mogelijkheden. Het sluit aan bij hun behoefte aan laagdrempelige informatie en advies. Ook Petermeijer haalt de voordelen aan van de anonimiteit, 24 op 24- bereikbaarheid en het feit dat mensen de deur niet uit moeten. Ook voor moeders die vandaag meer geïsoleerd leven (bijvoorbeeld door de geboorte van een kind, de opvoeding van de kinderen), en minder ervaring opdoen met het opvoeden van kinderen in hun eigen sociale netwerk, is het internet een manier om toch informatie, advies en sociale steun op formele (via professionelen) en informele (via andere ouders op o.a. fora) manier te bekomen (Drentea, 2005; Bernhard, 2004; Plantin, 2009). We spelen in op de ontwikkelingen dat ook het internet een rol kan spelen in de ondersteuning van ouders, en maken een website om een ruim publiek te bereiken, ook ouders die anders moeilijker bij opvoedings-ondersteunende activiteiten betrokken kunnen worden. Vooral de combinatie gezondheid-opvoeding is een belangrijke factor bij ouders om informatie te zoeken op het internet. Ouders die zich zorgen maken over de gezondheid van hun kinderen bezoeken frequent het internet. Ook hier zijn ze dan vooral op zoek naar erkenning en sociale steun. (Koks, 2008; Plantin, 2009) Met de informatie en de adviezen op de website willen we een antwoord geven op de opvoedingsvragen die ouders hebben m.b.t. het gezond opvoeden van hun kinderen. 75 % van de ouders die een opvoedsite bezoeken, gaan evenwel ook nog te rade bij andere personen of instellingen: familie, vrienden, buren, leerkracht, kinderopvang, arts, opvoedingsadviseur,…. Of ze maken gebruik van andere media: tijdschriften, boeken, televisie,… Specifieke informatie m.b.t. een bepaald thema (gezonde leefstijl) en de pedagogische aanpak krijgen moeders liefst van professionelen, sociale steun zoeken ze eerder bij andere ouders (Bernhardt, 2004) Vele websites, ook deze rond opvoeding en gezondheid maken gebruik van een forum waar ouders met elkaar in gesprek kunnen gaan. Deze fora spelen in op de behoefte van ouders naar sociale steun en een luisterend oor bij andere ouders. Deze steun kunnen ze ook vinden in verhalen en getuigenissen van andere ouders op deze websites. (Plantin, 2009) Ondanks de positieve appreciatie van vele ouders, vooral moeders, voor fora op opvoed- en gezondheidssites, wijst Han (2001) erop dat ouders ook nadelen aankaarten. Discussies gaan vaak off-topic, er ontstaat negatieve berichtgeving met negatieve emoties tot gevolg, verhalen worden verteld in ellenlange e-mails, ouders twijfelen over de geloofwaardigheid van bepaalde
105
informatie, en het vermeende sociale contact kan echte nabijheid niet vervangen (Han, 2001; Plantin, 2009) Ouders geven de voorkeur aan een makkelijk toegankelijk site, boven meer “academische” (lees: vaktechnische) sites m.b.t. bijvoorbeeld gezondheid van kinderen. (Plantin, 2009) Anderzijds stellen ouders zich, terecht, kritisch op t.a.v. de geloofwaardigheid van wat ze op het internet lezen. Ze hebben het meeste vertrouwen in sites afkomstig van officiële organisaties, met een professionele lay-out, een vlotte schrijfstijl en een goede bronvermelding en doorverwijzing naar andere sites. (Bernhard, 2004; Plantin, 2009) Ouders hechten belang aan de geloofwaardigheid van een website. Ze willen weten wie of wat er achter de website zit (Wint er iemand geld bij?), wat de originele bron van de informatie is (Komt de info van een te betrouwen organisatie?) en gaan vergelijken met de inhouden op andere websites. (Bernhard, 2004; Plantin, 2009) Wanneer er over opvoedingsondersteuning gesproken wordt , wordt deze altijd opgedeeld in een aantal functies: informatie en voorlichting, praktisch pedagogische en instrumentele steun, emotionele steun, sociale steun en zelfhulp bevorderen, signalering, vroegtijdige intensieve, laagdrempelige hulp (Koussemaker en Timmers-Huigens, 1985, www.Expoo.be). Met het bieden van informatie, instrumentele en sociale steun en het geven van adviezen kunnen we met een website vele van die functies vervullen. Op deze functies hebben we ingezet via het gebruik van diverse werkvormen: video’s, vragenlijsten, zelftestjes, stellingen, verhalen van ouders en deskundigen,… om ook op dat gebied in te spelen op de verschillende behoeftes van ouders. Ouders zijn immers ook niet langer tevreden met pure descriptieve informatie, maar willen ook “experience-based” informatie, kennis gebaseerd op de ervaringen van anderen in gelijkaardige situaties (Plantin, 2009). Hoewel de meeste onderzoeken tonen dat internet nog steeds het meest bezocht wordt door de hogere SES-groepen, (Koks, 2008; Plantin, 2009), vond Plantin toch ook onderzoeken die geen “digital divide” kunnen aantonen wat betreft de bezoekers van een opvoedsite en dat sommige sites zeer frequent bezocht worden ook door lagere SES-groepen met een beperkt sociaal netwerk. Dit kan verklaard worden door de grotere beschikbaarheid van computers en toegankelijkheid van internet in zowat alle Europese landen. We weten wel dat hogeropgeleiden andere criteria stellen bij het zoeken en het beoordelen van online informatie. Hoger opgeleiden leggen meer de nadruk op de functionaliteit, de relevantie en de betrouwbaarheid. Voor lager opgeleiden is vooral gebruiksvriendelijke formulering en de leesbaarheid een erg belangrijke factor (Koks, 2008; PLantin 2009). Internet kan voor lager opgeleiden vooral ook een sociale steunbron zijn, een bron om sociale contacten op te bouwen. We streven ernaar een website te maken waarin ook op het vlak van sociale status een zo ruim mogelijk publiek aansluiting vindt, zowel qua inhoud als qua vorm. Opvoedsite worden het meest bezocht door jonge, “midden-klasse” moeders. Het zijn zij die het meest op zoek gaan naar informatie rond gezondheid en opvoeding. Dit weerspiegelt ook hun “off-line” gedrag. Moeders zijn zowiezo het meest bezig met de gezondheid en de opvoeding van de kinderen (Koks, 2008; Sarkadi, 2005; Plantin, 2009). Toch staan ook vaders positief t.o.v. informatie m.b.t. de opvoeding van hun kinderen die ze kunnen vinden op het internet. Het is een manier om vaders meer bij de opvoeding te betrekken (Fletcher, 2008). Opnieuw Plantin (2009) refereert naar een onderzoek waarin vaders actief betrokken worden in een opvoed-programma gebaseerd op internetgebruik. De vaders kregen toegang tot een virtuele bibliotheek met literatuur over kinderen en opvoeding, konden deelnemen aan een
106
forum en konden vragen stellen via e-mail. De deelnemende vaders waren positief, zowel wat betreft hun toegenomen kennis als het vertrouwen in hun opvoedingsvaardigheden. Deze vaststelling nemen we graag mee, omdat vaders vaak heel moeilijk te betrekken zijn in opvoedingscursussen e.d. Het vraagt wel extra aandacht om een site ook toegankelijk te maken voor vaders; ze ervaren nog te vaak dat sites te veel focussen op het moederschap en fora gedomineerd worden door moeders.
Inventarisatie Actoren Onderstaande partners zijn mogelijk relevant bij de bekendmaking en brede implementatie van gezondopvoeden.be. -
Vlaamse partners Beleidsdomein
Relevante organisaties
Volksgezondheid en welzijn
VIGeZ VAD Kind en Gezin Familiehulp Gezinsbond Eetexpert Welzijnsschakels Wijkgezondheidscentra
-
Opvoeding
Expoo/groeimee.be, VBJK
Ouderkoepels onderwijs
Koogo, Go-Ouders, VCOV
Onderwijs Koepelorganisaties CLB
VCLB, POC GO!,
Lokaal-regionale partners Beleidsdomein
Relevante organisaties
Volksgezondheid en welzijn
Logo’s Preventiewerkers Cgg
Opvoeding
Provinciale steunpunten Opvoedingsondersteuning Huis van het Kind Lokaal Overleg Opvoedingsondersteuning
107
Onderwijs
CLB’s
Implementatie-strategie Korte termijn: (Van 18 december 2013 tot 31 januari 2014)
Lancering van de website op donderdag 19 december 2013. In de eerste periode, december 2013- januari 2014 wordt er vooral ingezet op bekendmaking via: Algemene pers VIGeZ stuurt persbericht op donderdag 19/12. Vooraf wordt contact opgenomen met maand- en weekbladen en eventueel persbericht onder embargo verstuurd: Goed gevoel, Feeling, Libelle, Libelle Mama, Psychologie Magazine, Bodytalk Vakpers gezinnen/organisaties bezig met opvoedingsondersteuning - Gezinsbond: zal vooral in De Bond kunnen: twee-wekelijks krantje - Klasse voor ouders - Kind en Gezin: Via K&G ook naar De Huizen van het Kind - Expoo (voor professionelen): Nieuwsbrief en op Website Groeimee (voor ouders). Via Expoo ook de Opvoedingswinkels, Inloopteams,….(Stuurgroep) - Provinciale steunpunten Opvoedingsondersteuning - CLB’s - Ouderkoepels onderwijs. Vakpers gezondheid/organisaties bezig met gezondheidspromotie - Mutualiteiten: CM/Lib. Mut/Soc.Mut/Onafh.Mut - Domus Medica - Tijdschrift voor Voeding en Diëtetiek - Tabakologen - Gezondheid.be - Weliswaar - VAD: Nieuwsbrief preventie (19/12/2013) en tijdschrift A&D (te verschijnen: 15/03/2014).
Lokale pers (van 18 december 2013 tot juni 2014) -
Nieuwsbrief en magazine ‘Lokaal’: persbericht sturen naar VVSG, VVSG stuurt op zijn beurt door naar de lokale besturen voor gemeentelijke infobladen. Idem voor nieuwsbrieven Logo’s: Logo’s kunnen netwerk informeren via hun nieuwsbrief 108
-
Logo’s sturen persbericht door naar de Lokale besturen voor Gemeentebladen.
Lange Termijn (Van januari 2014 tot 30 juni 2014)
A. Strategie om de website blijvend onder de aandacht te houden van ouders en intermediairs. A.1. Wederzijdse koppeling van www.gezondopvoeden.be en andere sites.
We bekijken met belangrijke partners hoe gezondopvoeden.be op andere sites op permanente basis (niet enkel als nieuwsbericht od) vermeld kan worden, als interessante link, onder specifieke themadossiers,….. We moedigen aan om de online banner met het logo te gebruiken.
A.1.1. Online koppelingen via Algemene Vlaamse websites. Vigez bekijkt mogelijkheden met partners en andere organisaties. We denken zowel aan websites voor ouders zelf als websites voor intermediairs die ook belangrijke doorverwijzers zijn of website als achtergrondinformatie voor hun pedagogisch ondersteunende activiteiten naar ouders kunnen gebruiken. VIGeZ: algemene website, (via actiefiches) op setting-websites gezondeschool.be en gezondegemeente.be en op thema-websites vlaanderenstoptmetroken.be, fruitopschool.be, rookvrijeklasse.be Druglijn: Vanaf ouderluik: doorverwijzing naar Gezondopvoeden.be. gezondopvoeden.be wordt ook meermaals doorverwezen naar de Druglijn.
Van
VAD: Permanente link bij Info voor ouders – Leestip voor ouders. En Ouders – In de kijker. Groeimee.be (Opvoedsite voor ouders): Op relevante pagina’s op gezondopvoeden.be wordt doorverwezen naar dossiers of de ‘stel je vraag-knop’ van Groeimee. Bekijken met Groeimee of ook zij bij de relevante dossiers (Alcoholgebruik, Vrije tijd, Gezonde Voeding, Veilig Internet, Jeugdbeweging, …) doorverwijzen. In samenwerking met Expoo wordt een overkoepelende thema-pagina ‘Gezond opvoeden’ samengesteld voor de website Groeimee.be. Ook van daar zal doorverwezen worden naar gezondopvoeden.be. Expoo: Opname van de website als belangrijke doorverwijzing onder de thema’s in o.a. de encyclopedie over opvoeden. Via Expoo kunnen ook de vormingen voor intermediairs bekend gemaakt worden. Kind en Gezin: Gezondopvoeden.be als permanente link onder de relevante thema’s (vb Opvoeding-Opvoedingsvragen-Eten, Voeding- Eet gezond, Ontwikkeling-SpelenDigitale Kinderwereld): momenteel staat het daar in kader ‘In de kijker’: Blijft dat? Is dat op permanente basis? Mutualiteiten: Gezondopvoeden.be als permanente link onder de relevante thema’s
109
Gezinsbond: …. Die je helpt opvoeden: selectie interessante links. Aanbieden aan gespreksleiders ‘Bijtanken@home’, als achtergrondinformatie, gebruik van filmpjes tijdens gespreksavonden,… Familiehulp Vaderinstituut VBJK VVSG Ouderkoepels onderwijs: VCOV, GO! Ouders, Koogo CLB-koepels: VCLB, POC GO! Welzijnsschakels Steunpunt Algemeen welzijnswerk Federatie Diensten Geestelijke Gezondheidszorg en Vlaamse vereniging voor Geestelijke Gezondheidszorg en (http://www.geestelijkegezondheid.be/opvoeding-de-basis) Vereniging van wijkgezondheidscentra Domus Medica Vereniging voor diëtisten Verenigingen psychologen Steunpunt Jeugdhulp A.1.2. Gezondopvoeden.be wordt als doorverwijs-site vermeld op zo veel mogelijk website van lokale organisaties/afdelingen die gezinnen bereiken. Via koepelorganisaties, logo’s en preventiewerkers CGG: lokale afdelingen aanspreken: -
websites van de Logo’s CLB’s (ouderluik van) schoolwebsites Kinderopvang Opvoedingswinkels Websites van de lokale besturen/ocmw’s in hun regio CAW’s en CGG’s lokale afdelingen Gezinsbond Mutualiteiten: gewesten
A.2. Ondersteunend materiaal voor intermediairs om ouders door te verwijzen en/of website te gebruiken tijdens adviesgesprekken met ouders WAT? 1. Kaartje Opmaak van een soort (post)kaart met vooral verwijzing naar URL-link naar de website en eventueel enkele ‘trigger’-vragen: kan mee gegeven worden met de ouders bij een consultatie bij Kind en Gezin/opvoedingswinkel/CLB/CAW/OCMW/huisarts/diëtist….
110
Na feedback van de stuurgroep wordt gekozen voor 1 kaartje dat vooral als doorverwijzing aan ouders kan gegeven worden en aan ouders kan meegegeven worden als ‘reminder’ van de URL. 2. Affiches: Er worden affiches gemaakt met dezelfde insteek als de kaartjes voor wachtkamers van huisartsen, psychologen, diëtisten. Eventueel ook in consultatiebureaus, opvoedingswinkel, CAW, CLB, ….. Worden aangeboden op vraag (zie verder) 3. Fiche intermediairs met centrale tips (de vijf grote blokken), overzicht van tests, filmpjes,…., als leidraad bij adviesgesprekken. De opmaak van deze fiches is nog onder voorbehoud. Op dit moment (maart 2014) beschikken we nog niet over de filmpjes van UGent rond voeding, beweging en sedentair gedrag. Einde 2014 zullen we deze normaal gezien kunnen opnemen op de website. Pas dan hebben we zicht waar ook deze filmpjes geplaatst kunnen worden. Tegen die tijd kunnen we ook de nood naar een dergelijke fiche bij de intermediair hopelijk beter inschatten. (NOTA: Naast het verspreiden van de ondersteuningsmaterialen via relevante intermediairs, zal VIGeZ de materialen online aanbieden via de website van VIGeZ.) A3. Concrete acties van de verschillende partners (jan-juni 2014): planning VIGeZ -
Uitwerken implementatie-plan (jan- febr ’14) Infosessie voor Logo’s (jan ’14) Onderzoeken implementatiekanalen : (Febr ’14)
Bereik Opvoedpartners (1ste fase: prioritair): -
Afstemmen met Expoo hoe we de opvoedpartners lokaal kunnen bereiken (febr ‘14) Afstemmen met rol van de Logo’s (zie verder).
Bereik individuele zorgverstrekkers (2de fase: vanaf mei-juni 2014)
Nagaan mogelijkheden van bepaalde materialen (bv. Affiches) bij bijvoorbeeld huisartsen, psychologen, diëtisten, …. Via relevante organisaties: Domus Medica, Vereniging voor diëtisten, Vereniging voor psychologen,… (Begin febr ’14) - Hoe informeren? Via mailing beroepsvereningingen - Mogelijkheden onderzoeken naar verspreiding van materialen via de Logo’s Informeren Logo’s over website en implementatie-acties via themagroepen Voeding en Beweging en Tabak (Vanaf eind febr ’14) Informeren Preventiewerkers CGG over website en implementatie-acties (vanaf eind febr ’14) Contacten Vlaamse partners om GezondOpvoeden.be permanent te linken aan eigen website op relevante pagina’s en eigen netwerk hierin ook aan te sturen. (Maart ’14) Ontwikkelen ondersteunende materialen: kaartje, affiches (indien gewenst: zie vragen in de kantlijn), PPT voor Logo’s (en preventiewerkers CGG) (voorstelling van website, structuur en mogelijkheden, hoe gebruiken binnen opvoedingsondersteuning, hoe staat website bijvoorbeeld in verhouding met Groeimee.be,…) ((Maart – april ’14), Fiche voor -
-
111
-
opvoedings- en gezinsondersteuners, intermediairs (onder voorbehoud einde 2014: zie eerder) VIGeZ schrijft beroepsverenigingen (huisartsen, psychologen, diëtisten,….) aan met vraag bekendmaking van de website bij hun individuele leden. Huisartsen, psychologen, diëtisten worden doorverwezen naar hun Logo. Zij kunnen via hun Logo kaartjes en affiches, en eventueel ook de fiche voor intermediairs (onder voorbehoud) aanvragen.
Logo’s en Preventiewerkers CGG’s: 1ste fase: vanaf maart-mei 2014: Naar lokale opvoedpartners: -
Netwerken met lokale opvoedingspartners via o.a. Lokale Besturen, Huis van het Kind, Lokaal overleg Opvoedingsondersteuning, Lokaal overleg Kinderopvang, Provinciale steunpunten Opvoedingsondersteuning.
VIGeZ geeft in themagroepen Voeding en Beweging en Tabak een overzicht van de mogelijke partners die lokaal kunnen aangesproken worden, duiding bij organisatie Huizen van het Kind, … (Info doorgegeven op themagroep Voeding en Beweging (27/2): In maart organiseren de Provinciale Steunpunten Opvoedingsondersteuning info-dagen rond Huizen van het Kind.) -
-
Netwerk informeren via lokale info-sessies over de website en aansturen om website op te nemen in online en gedrukte communicatie naar ouders wanneer opvoeding en gezondheid als thema centraal staat. Actoren opvoedingsondersteuning website leren kennen zodat ze ouders gepast kunnen doorverwijzen en/of delen/filmpjes/tests kunnen gebruiken tijdens individuele begeleidingsmomenten/adviesgesprekken of groepsmomenten met ouders. VIGeZ voorziet hiervoor in een beknopte PPT die de Logo’s kunnen gebruiken. (Kan eventueel vroeger, PPT zal begin maart beschikbaar zijn, maar de materialen pas vanaf eind april) PPT geeft overzicht: Wat is gezondopvoeden.be, voor wie?, Hoe verhoudt gezondopvoeden.be zich tot Groeimee.be (algemene Vlaamse opvoedsite): specificiteit van Gezondopvoeden.be wordt hierin benadrukt. Verspreiden van de ondersteuningsmaterialen via de Logo’s naar de lokale opvoedpartners, via de voorgestelde kanalen (Provinciaal steunpunt Opvoedingsondersteuning, Lokaal overleg Opvoedingsondersteuning, Huis van het kind, …). Dit kan op vraag van de organisatie(s) of pro-actief door het Logo aangeboden worden.
Drie bovengenoemde punten kunnen Logo’s en preventiewerkers CGG ook samen opnemen. Lokaal af te stemmen. -
-
Logo’s: informeren en aansturen van de CLB’s, Kinderopvang, …. voor zover deze geen deel zouden uitmaken van het lokale overleg of het Huis van het Kind. Kan ook met de PPT en het verspreiden van de ondersteuningsmaterialen. CLB’s, kinderopvang, … uitnodigen op infosessie. (vanaf eind april ’14) Preventiewerkers CGG: informeren en aansturen van de CAW’s, CGG’s,…. voor zover deze geen deel zouden uitmaken van het lokale overleg of het Huis van het Kind. Kan ook met de PPT en het verspreiden van de ondersteuningsmaterialen. Preventiewerkers geven eerder consult en advies aan eerstelijnsvoorzieningen en kunnen in hun overleg met die voorzieningen de info over de website meenemen. (vanaf eind april ’14) 112
Eventueel 2de fase vanaf mei 2014: Naar individuele zorgverstrekkers, huisartsen, psychologen, diëtisten,… -
Beroepsgroepen worden geïnformeerd over de website en het bekomen van kaartjes/affiches via hun beroepsverenigingen. Logo’s voorzien in het verspreiden van materialen op aanvraag uit de regio.
Opvoedingspartners (Vlaams) -
-
Zij informeren het netwerk van opvoedpartners om website bekend te maken en verwijzen door naar de Logo’s voor meer info en ondersteuningsmaterialen. B. Deskundigheidsbevordering van intermediairs Infosessie(s) voor Logo-medewerkers: info over structuur van de website, opvoedingsondersteuning en gezondheid, wegwijs doorheen de site (en het voorlopige implementatieplan) (Jan ’14)
-
Info-sessie voor preventiewerkers CGG: info over structuur van de opvoedingsondersteuning en gezondheid, wegwijs doorheen de site implementatieplan (Maart ’14)
website, en het
-
Op Vlaams niveau wordt een vast vormingsaanbod (vorming van een halve dag) aangeboden.
In de periode van het project (verlengd tot eind juni ’14) is er nog voorzien in 4 vormingen voor intermediairs met insteek: opvoeding en gezondheid, structuur en opbouw van de website, doorverwijzing, gebruik van de website in begeleidingen/opvoedingsondersteuning aan ouders, …. (April ’14) In overleg met de Vlaamse partners en de Logo’s wordt een praktische uitwerking (bekendmaking vorming, locatie, … ) gemaakt voor dit aanbod voor gezinsondersteuners, opvoedingsondersteuners, diëtisten en bewegingsconsulenten, Preventiewerkers CGG (zie boven, bij acties Vigez ),…. -
Op lokaal niveau kunnen korte info-sessies gegeven worden door de Logo’s en eventueel Preventiewerkers CGG (eerder info meenemen in advies op vraag van eerste-lijnsvoorzieningen). Zij kunnen hiervoor beschikken over de PPT aangeleverd door VIGeZ. (vanaf april)
-
Na de projectperiode: er wordt na evaluatie van de vormingssessies die tijdens einde project gegeven worden (eerste zes maanden van 2014) met stuurgroep en Logo’s bekeken of er Vlaams of Lokaal in een vast vormingsaanbod moet voorzien worden en in welke vorm dat aangeboden kan worden.
113
Bijlage 8: Persberichten
PERSBERICHT (lang) Brussel, 19 december 2013
Nieuwe website voor ouders met vragen over gezonde opvoeding
Hoe leer ik mijn kind groenten eten? Moet ik mijn kind verplichten om te sporten, ook al vindt hij geen enkele sport leuk? Hoe ga ik als ouder verstandig om met tv- en computertijd? Kan ik mijn kinderen verbieden te roken als ik zelf rook? Wat antwoord ik als mijn dochter van 15 vraagt of ze tijdens het uitgaan alcohol mag drinken? Hoort experimenteren met cannabis er vandaag de dag bij, of moet ik streng optreden?
Ouders kunnen vanaf vandaag met deze opvoedingsvragen over een gezonde leefstijl terecht op www.gezondopvoeden.be. Het is meteen de eerste website in Vlaanderen waar opvoedingsvragen over verschillende gezondheidsthema’s samen aan bod komen. De website is een initiatief van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) in samenwerking met de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) en de Universiteit Gent (UGent), met steun van de Vlaamse overheid. Interactieve tests, doe-opdrachten en herkenbare filmpjes Vragen rond gezondheid, moeilijk eetgedrag, vrije tijd, tv en internet, roken, alcohol en cannabis. Ze komen allemaal voor in top 10-lijstjes van de meest gestelde opvoedingsvragen aan bijvoorbeeld Opvoedingswinkels en de Opvoedingstelefoon. Op www.gezondopvoeden.be vinden ouders van kinderen en jongeren tussen 2 en 18 jaar info en tips terug over hoe ze hun kinderen gezonde leefgewoontes kunnen aanleren. Met behulp van artikels, filmpjes waarin herkenbare discussies tussen ouders en kinderen worden nagespeeld, interactieve tests en doe-opdrachten geeft de website ouders de kans om over concrete situaties na te denken of zelf hun opvoedingsvaardigheden aan te scherpen. “Verschillende gezondheidsthema’s komen uitgebreid aan bod op één website: zowel gezonde voeding, beweging en zitgedrag, als tabak, alcohol en cannabis. Een primeur in Vlaanderen”, aldus Jo Vandeurzen, Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. 24 op 24 uur advies voor iedereen Met deze website komt het VIGeZ tegemoet aan de noden van ouders van vandaag. Niet iedereen wil of kan vragen die met de opvoeding van hun kinderen te maken hebben, bespreken met familie, leerkrachten of vrienden. Meer en meer ouders zoeken daarom hun
114
informatie op het internet. Daar kunnen ze anoniem en op het moment dat ze dat zelf willen op zoek gaan naar zinvolle opvoedingstips. Dit geldt zeker voor vaders: zij geven over het algemeen de voorkeur aan het internet en minder aan infoavonden en opvoedingscursussen. Ouders spelen belangrijke rol in gezonde leefgewoonten van hun kinderen De website wil ouders er ook van bewust maken dat jonge kinderen gezonde eet- en beweeggewoontes thuis in het gezin kunnen leren. En hoewel jongeren vanaf de puberteit meer zelf willen bepalen wat ze doen en eten, vaak onder invloed van vrienden, blijven gewoontes die ze thuis meekrijgen een goede basis. Normen en waarden van ouders geven op lange termijn vaak de doorslag in het maken van gezonde keuzes. Ouders weten vaak wel wat gezond is of wat ze mogen toelaten, maar ze zijn er niet altijd van overtuigd dat ze die normen kunnen overbrengen op hun kroost. Uit een Nederlandse peiling blijkt bijvoorbeeld dat bijna de helft van de ouders denkt dat ze niet kan voorkomen dat hun kinderen zouden roken, cannabis gebruiken of voor hun 16 jaar alcohol drinken. Nochtans geven jongeren zelf aan dat ze de mening van hun ouders en duidelijke regels rond bijvoorbeeld tabak, alcohol en cannabis belangrijk vinden, zolang het op een open en eerlijke manier besproken wordt. Op www.gezondopvoeden.be kunnen ouders op zoek gaan naar de aanpak die hen het beste ligt. Voor meer informatie: Liese Weemaels (Communicatiemanager) Tel.: 02/422.49.30 - 0493/19.99.19
[email protected] Volg ons op Twitter: @VIGeZine Over VIGeZ VIGeZ, het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie, is een erkende partnerorganisatie die het Vlaamse beleid inzake gezondheidsbevordering en ziektepreventie ondersteunt Het Instituut is in de eerste plaats een expertisecentrum dat strategieën, advies, ondersteuning bij implementatie en opleiding aanbiedt aan gezondheidswerkers en professionals die bezig zijn met gezondheidspromotie en ziektepreventie en vervult zo een scharnierfunctie tussen theorie en praktijk.
115
PERSBERICHT: Kort VIGeZ lanceert website voor ouders met opvoedingsvragen over gezonde leefstijl Hoe leer ik mijn kind groenten eten? Hoe stel ik grenzen rond tv kijken of gamen? Wat als mijn zoon of dochter over cannabis begint? Ouders van kinderen en jongeren tussen 2 en 18 jaar kunnen met deze vragen terecht op www.gezondopvoeden.be. Het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ) sloeg de handen in elkaar met de Vereniging voor Alcohol en andere Drugproblemen (VAD) en UGent om de eerste website in Vlaanderen te maken waar opvoedingsvragen over verschillende gezondheidsthema’s (gezonde voeding, beweging en zitgedrag, tabak, alcohol en cannabis) samen aan bod komen. Met behulp van artikels, filmpjes waarin herkenbare discussies tussen ouders en kinderen worden nagespeeld, interactieve tests en doe-opdrachten geeft de website ouders de kans om over concrete situaties na te denken of zelf hun opvoedingsvaardigheden aan te scherpen. www.gezondopvoeden.be
116
Bijlage 9: Gezond opvoeden in de media
Klasse voor ouders, januari 2014
Vrouwen met vaart (KVLV), 3 april 2014
Psychologie Magazine, januari 2014
117
Knack.be/Bodytalk, 19 december 2013
118
119
Klasse.be, 19 december 2013
120
Hln.be, 19 december 2013
121
Goedgevoel.be, 19 december 2013
Demorgen.be, 19 december 2013
122
Artikel De Bond, krantje van de Gezinsbond, januari 2014
123
124
Artikel uit Kerk en Leven, januari 2014
125
Artikel Onafhankelijk ziekenfonds, april 2014
126
Bijlage 10: Ondersteunende materialen om gezond opvoeden bekend te maken bij ouders en intermediairs Kaartjes om mee te geven met ouders
Affiche voor in wachtruimtes
Website-banner
127
128
Bijlage 10: vervolg Brussel, 8 april 2014
Betreft: Promotie-materiaal www.gezondopvoeden.be Beste Logo-medewerker,
Hierbij de promo-kaartjes en affiches die jullie kunnen gebruiken bij de bekendmaking van de website www.gezondopvoeden.be. We kunnen vanuit het projectbudget een beperkt aantal materialen aanbieden, die wij dan ook graag gericht willen verspreiden. Zoals tijdens de infosessies op de themagroepen Voeding en Beweging en Tabak en in het implementatieplan uitgewerkt, willen we in eerste instantie de lokale actoren opvoedingsondersteuning bereiken. We hopen dat jullie lokaal contacten hebben of kunnen opbouwen met die intermediairs die in hun dagelijkse werking regelmatig contacten hebben met (jonge) gezinnen. We denken hierbij zelf aan Opvoedingswinkels en/of -punten, inloopteams, ontmoetingsplaatsen, consultatiebureaus, Kind en Preventie, voor- en naschoolse kinderopvang, Ocmw wachtruimtes, buurtwerk, wijkgezondheidscentra, …. In het kader van het recent (eind 2013) goedgekeurde decreet met betrekking tot Preventieve Gezinsondersteuning zitten deze partners in principe lokaal samen rond de tafel voor de uitbouw van de Huizen van het Kind (http://www.huizenvanhetkind.be/hk/). De lokale ambtenaren bevoegd voor gezinsbeleid (valt vaak onder jeugd- of welzijnsbeleid) of de Provinciale steunpunten Opvoedingsondersteuning (http://www.expoo.be/ondersteuning) zijn het ideale aanspreekpunt om zicht te krijgen op hoe de actoren opvoedingsondersteuning lokaal gesitueerd zijn. Veelal hebben zij overlegmomenten waar jullie wellicht wel de kans krijgen om de website voor te stellen en materiaal aan te bieden. Van 16 tot 23 mei is het in Vlaanderen ‘Week van de opvoeding’, dit jaar met als thema ‘Opvoeding in beweging’. Dit kan een mooie gelegenheid zijn om via de opvoedpartners ouders te bereiken. Initiatiefnemers van de Week zijn lokaal 1 of meerdere van bovenstaande partners. Ook hier zijn de lokale besturen of provinciale steunpunten het kanaal om hier zicht op te krijgen. (Zie ook http://www.gezondegemeente.be/nieuws/thema-van-week-van-deopvoeding-2014-is-opvoeden-in-beweging en http://www.groeimee.be/weekvandeopvoeding)
129
CONCREET: Affiches: De affiches zijn in zeer beperkte oplage gedrukt, en willen we dan ook heel gericht laten aanbieden aan die diensten waar ouders veelvuldig komen en waar bijvoorbeeld wachtruimtes of spreekruimtes zijn waar de affiches een plaats kunnen krijgen. Ook bijvoorbeeld waar ouderen themabijeenkomsten georganiseerd worden, word vaak een info-stand gezet, waar een affiche een plaatsje kan krijgen. Voor de affiches kan bijvoorbeeld ook gedacht worden aan leesruimtes in de bibliotheek of Culturele Centra, de wachtruimte in een ziekenhuis/pediatrie. Kaartjes: Diensten die regelmatig individuele contacten hebben met ouders of ouder- en themabijeenkomsten organiseren willen we de kans geven, wanneer zij ouders willen doorverwijzen naar de website www.gezondopvoeden.be om een kaartje ter herinnering (bv. voor de URL) mee te geven. Aan deze diensten (hierboven opgesomd) kan een pakketje kaarten aangeboden worden i.f.v. de ingeschatte nood. Info-fiche: Via mail hebben jullie ook een info-fiche ontvangen om meer partners (lokale besturen, scholen, ziekenhuizen, ….) te informeren over de website. Op deze info-fiche vindt de intermediair beknopte informatie over de website en een link naar meer informatie en materialen op de VIGeZ-site. Er zijn nog heel wat mogelijke doorverwijzers die wij onmogelijk allemaal pro-actief materiaal kunnen aanbieden. VIGeZ zal o.a. ook via de websites www.gezondeschool.be en www.gezondegemeente.be en via de beroepsverenigingen van Psychologen, diëtisten en huisartsen de website ook nog bekendmaken bij deze intermediairs. De materialen zullen ook online in PDF aangeboden worden op de VIGeZ-site en intermediairs zullen naar de Logo’s doorverwezen worden om materiaal te bestellen (zolang de voorraad strekt). Wanneer de nu aangeboden voorraad materiaal uitgeput is, worden we hiervan graag op de hoogte gebracht. We willen dan bekijken of de Logo’s interesse hebben om materiaal vanuit eigen middelen bij te bestellen en of bestellingen dan samen gedaan kunnen worden. Ik wens jullie veel succes, Lies Racquet Projectmedewerker Gezond Opvoeden 02/422.49.26
Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw G. Schildknechtstraat 9 1020 Brussel Telefoon: 02/422 49 49 Fax: 02/ 422 49 59 Bank: 435-8035011-96 Iban: BE65 4358 0350 1196 BIC: KREDBEBB
[email protected] www.vigez.be
130
Bijlage 11: Powerpoint voor Logo’s om website voor te stellen bij partners
131
132
133
134