Programma van toetsing Versie 1.1 Con Amore B.V.
Programma van toetsing
Inleiding In samenwerking met onderwijskundige experts hebben we een nieuw programma van toetsing ontworpen. We zijn afgestapt van twee grote eindexamens, niet alleen omdat deze 'momentopnames' veel stress met zich meebrengen maar daarnaast ook een incompleet beeld geven van de competenties van studenten. Het nieuwe programma van toetsing is gevarieerder en bevat naast kennistoetsen ook beoordelingen van casus-presentaties in de klas. Hierdoor komen diverse Hbo-competenties beter aan bod. Voorbeelden van deze Hbo-competenties zijn: Kennis en inzicht De student heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Toepassing kennis en inzicht De student is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen in het vakgebied. Oordeelsvorming De student is in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Communicatie De student is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. Leervaardigheden
De student bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Het Programma van toetsing Het programma van toetsing bij Con Amore bestaat nu uit drie onderdelen • Open boek toetsing • Beoordeling casuspresentatie (formatief) • Kennistoetsen (summatief) Open boek toetsing Aan de hand van de PLATO-eindtermen heeft Con Amore ruim 1500 studievragen geformuleerd, waarbij een duidelijk onderscheid wordt gemaakt (door gekleurde vragen) tussen hoofd- en bijzaken. Tot de hoofdzaken behoren alle onderwerpen die in de PLATO-eindtermen worden gewaardeerd met beheers niveau 3 of 4, evenals belangrijke en veelvoorkomende ziektebeelden met hun alarmsymptomen, medischethische problemen en de grenzen van het van het eigen vakgebied van de therapeut. Tot de bijzaken behoren anatomie, fysiologie en andere onderwerpen in het geheel van de gezondheidszorg zoals genoemd in de PLATO-eindtermen, met beheers niveau 1 of 2. Voorafgaand aan iedere les dient de student alle bij die les horende studie-vragen adequaat te hebben beantwoord. Pas wanneer alle vragen zijn beantwoord, ontvangt de student de juiste antwoorden van de docent om deze zelf te kunnen vergelijken met zijn eigen antwoorden, waardoor een eerste herhaling van de lesstof optreedt. Tevens is dit voorwaarde om tot de les te worden toegelaten en aan de kennistoets te kunnen deelnemen: wanneer de student de studievragen niet adequaat heeft beantwoord, wordt hij/zij niet toegelaten tot de les, kan geen toets maken en dus ook geen diploma verwerven. Door deze werkwijze komen de studenten terdege voorbereid in de les, waardoor de docent zich vooral kan richten op verdere verdieping en praktische toepassing van het reeds geleerde. Beoordeling casuspresentaties (formatief) In elke les staan een zestal levensechte patiëntencasussen uit de praktijk centraal, waarin hoofdzaken en alarmsymptomen van de betreffende lesstof aan bod komen. Studenten bestuderen en bespreken elke casus steeds in wisselende tweetallen. Hierdoor leren zij niet alleen met collega’s
van diverse disciplines samenwerken, maar oefenen zij ook in de diverse vormen van HBO-competenties, zoals beschreven in de Dublin Descriptoren. Na de voorbereiding presenteert een tweetal studenten de casus voor de klas. De casuspresentatie wordt beoordeeld volgens een schema, zie onderaan deze pagina. In de casuspresentatie laat de student zien theoretische kennis en inzicht te kunnen vertalen naar een reële setting. De student oefent om zijn kennis en inzichten te onderwijzen aan zijn medestudenten, een uitgelezen manier om zichzelf de lesstof verder eigen te maken. De casuspresentatie stelt de docent in staat om niet alleen het kennisniveau over de onderhavige lesstof te toetsen, maar ook die van voorgaande lessen. De casuspresentatie leent zich ook bij uitstek om na te gaan of de therapeut alarmsymptomen herkent en adequaat kan reageren. Tevens kan de groei en ontwikkeling van een therapeut gevolgd worden ten aanzien van zijn professionele attitude en vaardigheden. De therapeut leert op deze manier ook te communiceren met een arts (zijn docent!) in de medische taal, zijn zienswijze te beargumenteren en relevante aspecten over de betreffende patiënt op adequate wijze over te brengen. Gemiddeld presenteert elke student 4 casussen gedurende de opleiding en volgt uiteraard alle casuspresentaties van zijn collegastudenten.
Kennistoetsen (summatief) Aan het eind van elke lesdag is er een kennistoets over de lesstof van die dag. De toetsvragen worden samengesteld uit de studievragen betreffende de hoofdzaken en de alarmsymptomen. De open vragen worden echter merendeels vervangen door meerkeuzevragen of stellingen (waar/onwaar). Elke toets bevat gemiddeld 30 vragen, geclusterd in groepjes van 3. De toets wordt klassikaal nagekeken, waardoor de student zich bewust wordt wat hij goed of foutief heeft geantwoord. Zo is de toets tevens een samenvatting en een extra herhaling van relevante lesstof. In totaal zijn er 11 toetsen (de dag van het bezoek aan de snijzaal is er geen toets) en krijgt student ongeveer 330 toetsvragen. Het gemiddelde van de toetsen dient 5.5 of hoger te zijn. Bij een onvoldoende gemiddelde
heeft de student het recht op herkansing van de onvoldoende gemaakte toetsen Beoordelingsformulier Casus-Presentatie Datum : Naam student : Naam docent : Beoordelingscriteria Casusuitwerking: O / V / G / E (= onvoldoende, voldoende, goed, excellent) 1. De student illustreert dat hij/zij het niveau van medische basiskennis m.b.t. de casus beheerst en kan verantwoorden. Onderdelen hiervan zijn: • Samenvatten casus • Uitdiepen anamnese • Herkennen alarmsymptomen • Opstellen differentiaal diagnose • Benoemen onderzoeksmogelijkheden • Actieplan: reguliere behandelingsmogelijkheden, evt. spoeddoorverwijzing.
Casuspresentatie 2. Tijdens de casuspresentatie kan de student, in gesprek met de docent, nieuwe kennis en inzichten toepassen en oplossend werken. 3. De student laat in de casuspresentatie zien te kunnen evalueren, concluderen en beargumenteren op basis van gemaakte keuzes. Reflectie op het geheel aan competenties, gericht op professionele ontwikkeling 4. Stelt zich open voor feedback met de bedoeling ervan te leren. 5. Heeft een goed en reëel beeld van eigen competentie-niveau en herkent de leermomenten van de casuspresentatie. 6. Bepaalt en houdt koers met betrekking tot eigen ontwikkeling. 7. Geeft op basis van goede argumenten zijn / haar ontwikkeling aan en hoe hij/zij zijn/haar professionele toekomst ziet. 8. Reflecteert op beroepsmatige dilemma’s. Cesuur: Om voor een voldoende beoordeling in aanmerking te komen
moeten minimaal 5 criteria met een voldoende zijn beoordeeld (nr 1. moet altijd met een voldoende zijn beoordeeld). Hier altijd feedback of ................ ............. ................ .............. ................ ..............
feedforward geven: ..................................... ..................................... .....................................
Behaald / Niet Behaald
Handtekening docent: