VMBO Basisberoepsgericht Cohort: 2014 - 2016
Programma van toetsing en afsluiting
Het Westeraam Auditorium 6 6661 TZ Elst www.hetwesteraam.nl
Voorwoord Beste examenkandidaten, ouders en verzorgers, Voor jullie ligt het eindexamenreglement van Het Westeraam. Een zeer belangrijk document omdat hierin alle regels en afspraken staan die betrekking hebben op het schoolexamen. Hoewel je pas in klas drie zit, begint het schoolexamen dit jaar al. Dat betekent dat cijfers die je dit jaar haalt in veel gevallen meetellen voor de cijfers die volgend jaar op je einddiploma komen te staan. In dit reglement staat precies hoe dat bij de verschillende vakken werkt. Dit document is geldig voor de leerlingen die in 2014 in klas drie zitten en die dus in 2016 examen zullen doen. Officieel heet dat: Cohort 2014, examen 2016 Wat staat er zoal in dit reglement:
Over welke stof gaan de verschillende toetsen. Op welk moment in het jaar worden de toetsen gehouden Wat voor een soort toets is het en hoe lang duurt de toets. Hoe wordt bij ieder vak het eindcijfer bepaald. Wat kun je doen als je het ergens echt niet mee eens bent
Een heel belangrijk boekje dus, wat je goed moet bekijken en bewaren. Als je toch nog vragen hebt, informeer dan in eerste instantie bij je vakdocent. Deze zal je graag te woord staan. Ook kun je algemene aanvullende informatie inwinnen bij de secretaris van de examencommissie, de heer D.M. Jansma. Namens alle medewerkers van Het Westeraam wens ik jullie veel succes bij de voorbereidingen op het schoolexamen en het landelijk eindexamen. Gert Munters, Directeur
1
Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................................................................. 1 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................................................... 2 Inleiding ...................................................................................................................................................................................... 3 Aardrijkskunde ........................................................................................................................................................................... 4 Biologie....................................................................................................................................................................................... 9 Cultureel Kunstzinnige vorming ............................................................................................................................................... 17 Economie.................................................................................................................................................................................. 19 Engels ....................................................................................................................................................................................... 25 Groen breed ............................................................................................................................................................................. 31 Handel en administratie ........................................................................................................................................................... 36 Lichamelijke opvoeding ............................................................................................................................................................ 42 Maatschappijleer 1 ................................................................................................................................................................... 48 Nederlands ............................................................................................................................................................................... 51 Rekenvaardigheden.................................................................................................................................................................. 55 Wiskunde.................................................................................................................................................................................. 59 Zorg en welzijn breed ............................................................................................................................................................... 65 Reglementen ............................................................................................................................................................................ 71 Quadraam reglement .......................................................................................................................................................... 71 Westeraam reglement......................................................................................................................................................... 71
2
Inleiding Het belang van het PTA In dit PTA (Plan van Toetsing en Afsluiting) wordt van elk vak beschreven op welke manier de toetsing plaatsvindt en hoe de resultaten van de verschillende toetsen worden verwerkt tot 1 eindcijfer: het SE (schoolexamen) cijfer. Het SE-cijfer vormt de helft van het eindcijfer zoals dat op de cijferlijst bij het diploma komt te staan. De andere helft wordt bepaald door het CE (Centraal Eindexamen).
Algemene uitgangspunten Omdat het SE-cijfer zo belangrijk is, vindt Het Westeraam het van het grootste belang dat dat cijfer op een goede en zorgvuldige manier tot stand komt. Al in leerjaar 3 beginnen we met PTA-toetsen. Op die manier bouwt de leerling in de loop van 2 jaar het SE-cijfer op. Tegelijkertijd vormen de toetsen uit het PTA een belangrijke voorbereiding op het Centraal Examen. Deze toetsen moeten dus zeker niet te gemakkelijk zijn, ze moeten over een flink stuk stof gaan en in de meeste gevallen duren ze langer dan in de onderbouw de gewoonte is (2 lesuren).
De opbouw van het PTA 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8.
Het Westeraam heeft in de bovenbouw 7 tentamenweken: 4 in leerjaar 3 en 3 in leerjaar 4. De PTA-toetsen vinden bijna allemaal in deze tentamenweken plaats. Elk examenvak heeft tenminste 7 PTA-toetsen. De meeste PTA-toetsen hebben een lengte van 100 minuten. Alle PTA-toetsen tellen mee voor de bepaling van het SE-cijfer. Alle cijfers van de PTA-toetsen zijn zichtbaar in Magister Elk tentamen telt 1 keer, of 2 keer, of 3 keer mee ten opzichte van andere tentamens. Bij de meeste vakken zijn er behalve de PTA-toetsen, ook nog repetities, overhoringen, inleveropdrachten etc. Het kan zo zijn dat het gemiddelde van al die resultaten meetelt als een extra PTA-cijfer, dat kan bij het ene vak wel zijn, maar bij een ander vak niet. Per vak kun je zien hoe dat zit. Voor de vakken LO en CKV en ook voor praktijkonderdelen, gelden meestal andere afspraken. Ook die zie je in dit boekje.
Op de bladzijden die hierna volgen krijg je per vak een overzicht van alle toetsen, die je voor je schoolexamen moet afleggen.
3
Aardrijkskunde Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je drie tentamens die elk 1 keer tellen. Het gemiddelde van deze cijfers is het cijfer wat je overgang bepaalt. De tentamencijfers komen in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens in leerjaar 3 afgetoetst. In juni 2015 mag je één schriftelijk tentamen herkansen van de onderdelen Arm en rijk of Bronnen van energie of Grenzen en identiteit.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4. 5.
Boeken. Tekstboek leren, werkboek doornemen. Aantekeningen Begrippenlijst Topografie Examentraining maken op Geo-online.nl
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Arm en rijk a. Tijdstip toets: 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan aangeven bij welke banen die met het onderwerp te maken hebben, aardrijkskunde handig is en of dat werk bij je past. Je kunt aangeven wat het belang van aardrijkskunde is in de maatschappij. Hoofdstuk vaardigheden tekstboek. o Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. o Je kan een aantal vakvaardigheden toepassen die bijdragen tot de ontwikkeling van het eigen leervermogen. Bij het bestuderen van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken kan je daarom: verschillende typen aardrijkskundige vragen herkennen en formuleren; aardrijkskundige werkwijzen toepassen; gebruik maken van verschillende soorten kaarten en kaartvaardigheden, luchtfoto’s en satellietbeelden; informatie ordenen, analyseren en daarover conclusies trekken. een standpunt innemen en beargumenteren Je kan verschillen tussen meer en minder welvarende wijken en voorstellen voor verbetering van de woon- en leefomstandigheden in je eigen omgeving beschrijven. Je kan de bevolkingsontwikkeling en het ruimtegebruik in Nederland beschrijven en verklaren. Je kan de bevolkingsontwikkeling en het ruimtegebruik in een gebied buiten Europa beschrijven en verklaren.
4
2.
Bronnen van energie a. Tijdstip toets: 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan aangeven bij welke banen die met het onderwerp te maken hebben, aardrijkskunde handig is en of dat werk bij je past. Je kunt aangeven wat het belang van aardrijkskunde is in de maatschappij. Hoofdstuk vaardigheden tekstboek. o Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. o Je kan een aantal vakvaardigheden toepassen die bijdragen tot de ontwikkeling van het eigen leervermogen. Bij het bestuderen van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken kan je daarom: verschillende typen aardrijkskundige vragen herkennen en formuleren; aardrijkskundige werkwijzen toepassen; gebruik maken van verschillende soorten kaarten en kaartvaardigheden, luchtfoto’s en satellietbeelden; informatie ordenen, analyseren en daarover conclusies trekken. een standpunt innemen en beargumenteren Je kan het gebruik van energie in je eigen omgeving beschrijven en verklaren en maatregelen voor een duurzamer gebruik van energie en de effecten ervan beschrijven. Je kan het gebruik van energie en de gevolgen ervan voor Nederland beschrijven en verklaren en maatregelen voor een duurzamer energiegebruik en de effecten ervan beschrijven. Je kan het gebruik van energie en de gevolgen ervan in een gebied buiten Europa beschrijven en verklaren en maatregelen voor een duurzamer gebruik van energie en de effecten ervan beschrijven.
3.
Grenzen en identiteit a. Tijdstip toets: 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan aangeven bij welke banen die met het onderwerp te maken hebben, aardrijkskunde handig is en of dat werk bij je past. Je kunt aangeven wat het belang van aardrijkskunde is in de maatschappij. Hoofdstuk vaardigheden bladzijde 50 tot met 53 tekstboek. o Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. o Je kan een aantal vakvaardigheden toepassen die bijdragen tot de ontwikkeling van het eigen leervermogen. Bij het bestuderen van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken kan je daarom: verschillende typen aardrijkskundige vragen herkennen en formuleren; aardrijkskundige werkwijzen toepassen; gebruik maken van verschillende soorten kaarten en kaartvaardigheden, luchtfoto’s en satellietbeelden; informatie ordenen, analyseren en daarover conclusies trekken. een standpunt innemen en beargumenteren Je kan verschillende soorten grenzen in je eigen omgeving beschrijven en verklaren en verbanden leggen met identiteit. Je kan verschillen in regionale identiteit en de manier waarmee men daarmee omgaat in Nederland beschrijven en verklaren. Je kan territoriale conflicten in een gebied buiten Europa en verklaren en verbanden leggen met grondstoffen en culturele verschillen.
5
4.
Onderzoek a. Wanneer: 2015 b. Wat moet je doen: eenvoudig aardrijkskundig onderzoek van beperkte omvang in de eigen omgeving uitvoeren over thematieken die aansluiten bij de inhouden van de (school) exameneenheden. Je maakt hiertoe per onderwerp een werkstuk. Het werkstuk bestaat dus uit 6 onderwerpen. Deze leveren elk 1,5 punt op. Daarnaast krijg je 1 punt voor de totale verzorging. c. Wat moet je kunnen Je kan aangeven bij welke banen die met het onderwerp te maken hebben, aardrijkskunde handig is en of dat werk bij je past. Je kunt aangeven wat het belang van aardrijkskunde is in de maatschappij. Hoofdstuk vaardigheden bladzijde 50 tot met 53 tekstboek. o Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. o Je kan een aantal vakvaardigheden toepassen die bijdragen tot de ontwikkeling van het eigen leervermogen. Bij het bestuderen van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken kan je daarom: verschillende typen aardrijkskundige vragen herkennen en formuleren; aardrijkskundige werkwijzen toepassen; gebruik maken van verschillende soorten kaarten en kaartvaardigheden, luchtfoto’s en satellietbeelden; informatie ordenen, analyseren en daarover conclusies trekken. eenvoudig aardrijkskundig onderzoek van beperkte omvang in de eigen omgeving uitvoeren over thematieken die aansluiten bij de onderwerpen: arm en rijk, bronnen van energie, grenzen en identiteit, water, bevolking en ruimte, weer en klimaat. Een standpunt innemen en beargumenteren
Leerjaar 4 Algemene informatie: De schoolexamencijfers of tentamencijfers uit leerjaar 3 zijn meegenomen naar leerjaar 4 en tellen daar elk 1 keer mee In leerjaar 4 krijg je nog drie tentamens en deze tellen elk 2 keer mee. De tentamencijfers komen in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 3 en 4 afgetoetst. In april 2016 mag je één schriftelijk tentamen herkansen van de onderdelen Water of Bevolking en ruimte of Weer en klimaat. Je schoolexamencijfer is een gewogen gemiddelde van de schoolexamencijfers uit leerjaar 3 en 4.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4. 5.
Boeken. Tekstboek leren, werkboek doornemen. Aantekeningen Begrippenlijst Topografie Examentraining maken op Geo-online.nl
6
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 5.
6.
Water a. b. c.
Tijdstip toets: 2015 Duur: 100 minuten Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan aangeven bij welke banen die met het onderwerp te maken hebben, aardrijkskunde handig is en of dat werk bij je past. Je kunt aangeven wat het belang van aardrijkskunde is in de maatschappij. Hoofdstuk vaardigheden bladzijde 50 tot met 53 tekstboek. o Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. o Je kan een aantal vakvaardigheden toepassen die bijdragen tot de ontwikkeling van het eigen leervermogen. Bij het bestuderen van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken kan je daarom: verschillende typen aardrijkskundige vragen herkennen en formuleren; aardrijkskundige werkwijzen toepassen; gebruik maken van verschillende soorten kaarten en kaartvaardigheden, luchtfoto’s en satellietbeelden; informatie ordenen, analyseren en daarover conclusies trekken. Een standpunt innemen en beargumenteren Je kan het gebruik van water in je eigen omgeving beschrijven en verklaren en maatregelen voor duurzamer gebruik van water beschrijven. Je kan de herkomst, het voorkomen, de kwaliteit en het gebruik van water in Nederland beschrijven en verklaren en maatregelen voor een duurzamer gebruik van water en de effecten ervan beschrijven. Je kan de herkomst, het voorkomen, de kwaliteit en het gebruik van water in een gebied buiten Europa beschrijven en verklaren en maatregelen voor een duurzamer gebruik van water en de effecten ervan beschrijven.
Bevolking en ruimte a. Tijdstip toets: 2016 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan aangeven bij welke banen die met het onderwerp te maken hebben, aardrijkskunde handig is en of dat werk bij je past. Je kunt aangeven wat het belang van aardrijkskunde is in de maatschappij. Hoofdstuk vaardigheden bladzijde 50 tot met 53 tekstboek. o Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. o Je kan een aantal vakvaardigheden toepassen die bijdragen tot de ontwikkeling van het eigen leervermogen. Bij het bestuderen van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken kan je daarom: verschillende typen aardrijkskundige vragen herkennen en formuleren; aardrijkskundige werkwijzen toepassen; gebruik maken van verschillende soorten kaarten en kaartvaardigheden, luchtfoto’s en satellietbeelden; informatie ordenen, analyseren en daarover conclusies trekken. Een standpunt innemen en beargumenteren Je kan de bevolkingsontwikkeling en het ruimtegebruik in je eigen omgeving beschrijven en verklaren. Je kan de bevolkingsontwikkeling en het ruimtegebruik in Nederland beschrijven en verklaren.
De kandidaat kan de bevolkingsontwikkeling en het ruimtegebruik in gebied buiten Europa beschrijven en verklaren.
7
7.
Weer en klimaat a. Tijdstip toets: 2016 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan aangeven bij welke banen die met het onderwerp te maken hebben, aardrijkskunde handig is en of dat werk bij je past. Je kunt aangeven wat het belang van aardrijkskunde is in de maatschappij. Hoofdstuk vaardigheden bladzijde 50 tot met 53 tekstboek. o Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. o Je kan een aantal vakvaardigheden toepassen die bijdragen tot de ontwikkeling van het eigen leervermogen. Bij het bestuderen van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken kan je daarom: verschillende typen aardrijkskundige vragen herkennen en formuleren; aardrijkskundige werkwijzen toepassen; gebruik maken van verschillende soorten kaarten en kaartvaardigheden, luchtfoto’s en satellietbeelden; informatie ordenen, analyseren en daarover conclusies trekken. Een standpunt innemen en beargumenteren Je kan het weer en klimaat in je eigen omgeving beschrijven en verklaren. Je kan weer en klimaat van Nederland beschrijven en verklaren. Je kan weer en klimaat in een gebied buiten Europa beschrijven en verklaren.
Aardrijkskunde in schema Leerjaar
Afnameperiode
Onderdeel
Hoofdstuk
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) SE
Gewicht
3
2014
1
Arm en rijk
3
2015
2
Bronnen van energie
SE
1
3
2015
3
Grenzen en identiteit
SE
1
3
2015
4
Onderzoek
SE
1
4
2015
5
Water
SE/CSE
2
4
2016
6
Bevolking en ruimte
SE/CSE
2
4
2016
7
Weer en klimaat
SE/CSE
2
8
1
Cijfer
Biologie Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens en een practicumopdracht die elk 1 keer tellen. Het gemiddelde van deze cijfers is het cijfer dat je overgang bepaalt. De tentamencijfers komen in Magister. Naast je tentamens krijg je ook toetsen per thema. Deze cijfers komen in Magister en zijn zichtbaar als inzetcijfers. Zij geven dus aan of je werkt of niet en vormen een indicatie of je je tentamen kunt halen. Het gemiddelde van deze cijfers staat ook op je rapport. De schoolexamencijfers bepalen echter je overgang. Het schoolexamencijfer biologie is opgebouwd uit de behaalde tentamencijfers van leerjaar 3 en leerjaar 4. De tentamens uit leerjaar 3 en 4 zijn examenonderwerpen. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens in leerjaar 3 afgetoetst. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Vakspecifieke opmerkingen Tekeningen maak je op ongelinieerd papier. Grafieken worden getekend met potlood. Bij de tentamens en het examen mag / moet je de volgende hulpmiddelen gebruiken: 1. 2. 3. 4.
Geo -driehoek Rekenmachine Potlood, gum, puntenslijper Nederlands woordenboek
Wat moet ik doen en leren voor elke toets 1. 2. 3. 4. 5.
Boeken: tekstboek en werkboek leren Aantekeningen Oefenen op www.biologiepagina.nl Examentrainingen De leervaardigheden in het vak biologie toepassen
Leervaardigheden in het vak biologie Je kan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8.
biologisch bronnenmateriaal begrijpend lezen en hierbij feiten en meningen onderscheiden in: foldermateriaal, studieboeken, naslagwerken, cd-rom/internet, bijsluiters, kranten/tijdschriften informatie uit biologisch bronnenmateriaal verwerven, selecteren, verwerken en bewerken: tabellenboek, gegevensbank, gebruiksaanwijzing, tekeningen, schema's, diagrammen, tabellen, beeldmateriaal eigen gedachten mondeling en schriftelijk formuleren over biologische onderwerpen: vaktaal functioneel gebruiken, relaties leggen tussen vakinhoudelijke begrippen en contexten waarin deze begrippen functioneel zijn. basisrekenvaardigheden binnen biologie toepassen: schatten en afronden, efficiënt rekenen, rekenregels gebruiken, verhoudingstabellen rekenen met grootheden en eenheden: eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven veilig, zinvol en doelmatig gebruik maken van stoffen, materialen, organismen, (meet)instrumenten, apparaten en software zonder schade te berokkenen aan organismen en milieu biologische begripskennis opbouwen, uitgaande van aanwezige denkbeelden: onjuiste denkbeelden bijstellen of vervangen, verbanden leggen tussen begrippen, leren door te doen, leren door te ontdekken, verschillende organisatieniveaus: cel weefsel orgaan orgaanstelsel organisme ecosysteem. specifieke hulpmiddelen gebruiken zoals loep, microscoop, indicatoren (jodium en kalkwater) en determineertabel
9
9.
eenvoudige opdrachten en eenvoudig onderzoek waarin de actieve en praktische zelfwerkzaamheid op de voorgrond staat, voorbereiden, uitvoeren en de resultaten vastleggen en evalueren: bij een biologisch schoolpracticum en/of veldpracticum een biologische probleemstelling herkennen en specificeren een biologisch probleem herleiden tot een onderzoeksvraag verwachtingen formuleren relevante waarnemingen verrichten en gegevens verzamelen conclusies trekken op grond van verzamelde gegevens oplossing, onderzoek en conclusies evalueren 10. gegevens verwerken in een verslaggeving naar aanleiding van een bezoek aan een instelling waar levensprocessen een belangrijke rol spelen 11. een studie van een zelf gekozen biologisch onderwerp uitvoeren en in een verslaggeving verwerken. 12. ICT-hulpmiddelen en gangbare software gebruiken om te schrijven, te rekenen, informatie te verzamelen, te bewerken en te presenteren en toetsen te maken
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Organen en cellen a. Tijdstip tentamen: oktober 2013 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt de levenskenmerken benoemen. Je kunt de delen waaruit een weefsel, orgaan of orgaanstelsel is opgebouwd benoemen en in afbeeldingen of modellen aanwijzen en functie(s) van deze delen beschrijven: Je kunt van een plantaardige- en dierlijke cel de delen benoemen met hun kenmerken en functies. Je kunt een biologisch onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beoordelen. Je kunt werken met een microscoop, de onderdelen benoemen en een preparaat en een tekening maken volgens de tekenregels.
2.
Ordening a. Tijdstip tentamen: oktober 2013 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt de organismen indelen in vier rijken en hun kenmerken benoemen. Je kunt omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren en wat een populatie is. Je kunt beschrijven welke functie bacteriën en schimmels hebben voor de mens Je kunt een determinatietabel van organismen lezen en gebruiken
3.
Voortplanting en ontwikkeling a. Tijdstip tentamen: januari 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt de celdeling en de speciale celdeling beschrijven. Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een man en een vrouw noemen met hun functies en kenmerken Je kunt beschrijven hoe de voortplanting van mensen verloopt: o primaire en secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw en de man o verloop van de menstruatiecyclus o bouw en functie van een eicel en een zaadcel o processen tijdens de zwangerschap o ligging en functies van vruchtvliezen, vruchtwater, navelstreng en placenta (moederkoek) o het verloop van zwangerschap en geboorte met indalen, ontsluiting met weeën, uitdrijving met persweeën en nageboorte o vormen en functie van prenataal onderzoek met name echoscopie, vruchtwaterpunctie en vlokkentest Je kunt de werking van voorbehoedmiddelen beschrijven:
10
4.
Regeling a. Tijdstip tentamen maart 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt de delen van het zenuwstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen, en functie(s) en werking beschrijven: Je kunt uitleggen dat prikkels uit de omgeving door zintuigen omgezet worden in impulsen die naar het centrale zenuwstelsel geleid worden, waardoor waarneming kan plaatsvinden Je kunt hormoonklieren noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functies beschrijven Je kunt uitleggen wat er kan gebeuren, bij overmatig gebruik van, alcohol en medicijnen, en bij gebruik van tabak en drugs.
5.
Zintuiglijke waarneming a. Tijdstip tentamen maart 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt ervaringen/waarnemingen van zintuig-practicumproeven in biologische termen weergeven. Je kunt delen en omringende delen van de gehoororganen, van de ogen en zintuigelementen in huid, neus en tong in afbeeldingen aanwijzen en functie en werking ervan beschrijven Je kunt uitleggen dat prikkels uit de omgeving door zintuigen omgezet worden in impulsen die naar het centrale zenuwstelsel geleid worden, waardoor waarneming kan plaatsvinden Je kunt de samenstellende delen van de huid en het onderhuids bindweefsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven
6.
Stevigheid en beweging a. Tijdstip tentamen juni 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt in een afbeelding van het skelet de beenderen benoemen Je kunt de functies van het skelet noemen, zowel voor in- en uitwendig skelet. Je kunt de pijp- en platte beenderen onderscheiden en de kenmerken ervan noemen Je kunt kenmerken van kraakbeenweefsel en beenweefsel noemen, beschrijven en hoe de samenstelling ervan verandert tijdens het leven Je kunt de vier manieren waarop beenderen met elkaar verbonden zijn onderscheiden Je kunt de drie typen gewrichten onderscheiden en de delen van een gewricht noemen met hun functies Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven Je kunt het belang van een goede lichaamshouding aangeven Je kunt enkele sportblessures beschrijven wat er aan de hand is en hoe deze blessures moeten worden voorkomen
7.
Practicum Je kunt zintuig-practicumproeven uitvoeren en de waarnemingen in biologische termen weergeven.
11
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, wat je begonnen bent, in leerjaar 4 af te ronden krijg je nog drie tentamens en een practicumopdracht die elk 1 keer tellen. De tentamencijfers komen in Magister. Naast je tentamens krijg je ook toetsen per thema. Deze cijfers komen in Magister en zijn zichtbaar als inzetcijfers. Zij geven dus aan of je werkt of niet en vormen een indicatie of je je tentamen kunt halen. De schoolexamencijfers of tentamencijfers uit leerjaar 3 zijn meegenomen naar leerjaar 4 en tellen daar elk 1 keer mee Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 4 afgetoetst. In april mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen en het practicum zijn uitgesloten van herkansing. Je schoolexamencijfers is een gewogen gemiddelde van de schoolexamencijfers uit leerjaar 3 en 4.
Vakspecifieke opmerkingen Tekeningen maak je op ongelinieerd papier. Grafieken worden getekend met potlood. Bij de tentamens en het examen mag / moet je de volgende hulpmiddelen gebruiken: 1. 2. 3. 4.
Geo -driehoek Rekenmachine Potlood, gum, puntenslijper Nederlands woordenboek
Wat moet ik doen en leren voor elke toets 1. 2. 3. 4. 5.
Boeken: tekstboek en werkboek leren Aantekeningen Oefenen op www.biologiepagina.nl Examentrainingen De leervaardigheden in het vak biologie toepassen
Leervaardigheden in het vak biologie Je kan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9.
biologisch bronnenmateriaal begrijpend lezen en hierbij feiten en meningen onderscheiden in: foldermateriaal, studieboeken, naslagwerken, cd-rom/internet, bijsluiters, kranten/tijdschriften informatie uit biologisch bronnenmateriaal verwerven, selecteren, verwerken en bewerken: tabellenboek, gegevensbank, gebruiksaanwijzing, tekeningen, schema's, diagrammen, tabellen, beeldmateriaal eigen gedachten mondeling en schriftelijk formuleren over biologische onderwerpen: vaktaal functioneel gebruiken, relaties leggen tussen vakinhoudelijke begrippen en contexten waarin deze begrippen functioneel zijn. basisrekenvaardigheden binnen biologie toepassen: schatten en afronden, efficiënt rekenen, rekenregels gebruiken, verhoudingstabellen rekenen met grootheden en eenheden: eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven veilig, zinvol en doelmatig gebruik maken van stoffen, materialen, organismen, (meet)instrumenten, apparaten en software zonder schade te berokkenen aan organismen en milieu biologische begripskennis opbouwen, uitgaande van aanwezige denkbeelden: onjuiste denkbeelden bijstellen of vervangen, verbanden leggen tussen begrippen, leren door te doen, leren door te ontdekken, verschillende organisatieniveaus: cel weefsel orgaan orgaanstelsel organisme ecosysteem. specifieke hulpmiddelen gebruiken zoals loep, microscoop, indicatoren (jodium en kalkwater) en determineertabel eenvoudige opdrachten en eenvoudig onderzoek waarin de actieve en praktische zelfwerkzaamheid op de voorgrond staat, voorbereiden, uitvoeren en de resultaten vastleggen en evalueren: bij een biologisch schoolpracticum en/of veldpracticum een biologische probleemstelling herkennen en specificeren
12
een biologisch probleem herleiden tot een onderzoeksvraag verwachtingen formuleren relevante waarnemingen verrichten en gegevens verzamelen conclusies trekken op grond van verzamelde gegevens oplossing, onderzoek en conclusies evalueren 10. gegevens verwerken in een verslaggeving naar aanleiding van een bezoek aan een instelling waar levensprocessen een belangrijke rol spelen 11. een studie van een zelf gekozen biologisch onderwerp uitvoeren en in een verslaggeving verwerken. 1. ICT-hulpmiddelen en gangbare software gebruiken om te schrijven, te rekenen, informatie te verzamelen, te bewerken en te presenteren en toetsen te maken
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 8.
Stofwisseling a. Tijdstip tentamen: oktober 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kunt de werking van enzymen beschrijven. Je kunt het proces fotosynthese beschrijven en de voorwaarden opnoemen. je kunt de assimilatie bij planten beschrijven. je kunt het proces verbranding bij organismen beschrijven. je kunt factoren noemen die van invloed zijn op de grondstofwisseling en op de verbranding in organismen Je kunt het proces stofwisseling omschrijven
9.
Planten a. Tijdstip tentamen: oktober 2014 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: je kunt de delen waaruit zaadplanten zijn opgebouwd benoemen, hun functie(s) beschrijven en aangeven welke delen van planten voedingsmiddelen en/of grondstoffen leveren voor de mens je kunt kenmerken van bloemen met windbestuiving en van bloemen met insectenbestuiving,
10. Ecologie a. Tijdstip tentamen: januari 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: je kunt benoemen welke relaties er zijn tussen organismen bij de energiestromen in een ecosysteem: planten- en diersoorten noemen die een voedselketen of voedelweb vormen in een beschreven ecosysteem producenten, consumenten en reducenten onderscheiden je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische- en abiotische factoren je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven( individu, populatie, levensgemeenschap, ecosysteem ) je kunt de functie en aanpassing beschrijven van de poten van teengangers, hoefgangers en zoolgangers Je kunt de functie van zwemvliezen bij watervogels, de functie van lange poten en gedeeltelijke zwemvliezen bij steltlopers en de functie van klauwen bij roofvogels je kunt beschrijven, bij zoogdieren, de vorm en de functie van plooikiezen (bij planteneters), knipkiezen (bij vleeseters) en knobbelkiezen (bij alleseters) je kent de functie van bepaalde snavelvormen je kunt verbanden aangeven tussen vorm, bouw en leefwijze van organismen en de omgeving waarin deze organismen leven, en aangeven hoe planten en dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving: aanpassing aan droge, natte, hete en koude omstandigheden
13
11. Mens en milieu a. Tijdstip tentamen: januari 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen je kunt zes manieren noemen waarop de mens afhankelijk is van het milieu ( voedsel, zuurstof, water, energie, grondstoffen, recreatie ) je kunt de voornaamste oorzaken en gevolgen van de milieuproblemen noemen je kunt manieren noemen waarop een optimale productie van voedsel kan worden verkregen Je kunt de kenmerken van chemische en biologische bestrijding noemen. je kunt de verschillen noemen in de wijze van voedselproductie in de gangbare- en biologische landbouw. je kunt de belangrijkste energiebronnen noemen: fossiele brandstoffen, kernenergie, duurzame energie ( zonne –energie, windenergie, waterkracht, biomassa, biobrandstoffen ) je kunt omschrijven de oorzaken en gevolgen van het broeikaseffect. je kunt oorzaken en gevolgen van verzuring noemen. je kunt omschrijven het begrip vermesting, zelfreinigend vermogen van water, waterbloei je kunt oorzaken en gevolgen van vervuild water met chemische afvalstoffen noemen je kunt oorzaken en gevolgen van aantasting van de bodem door bodemvervuiling, ontbossing en verdroging noemen je kunt de methoden en kenmerken van afvalverwerking noemen
12. Voeding en vertering a. Tijdstip tentamen: januari 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij de voedselproductie en bij voedselbederf. je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd ( invriezen, pasteuriseren, steriliseren, natuurlijk conserveermiddelen, kunstmatige conserveermiddelen, additieven) je kunt de functie van het verteringsstelsel beschrijven: je kunt de delen van het verteringsstelsel en de delen die met dit stelsel samenwerken, noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking ervan beschrijven: je kunt voedingsstoffen en hun functie(s) voor het lichaam noemen en de relatie ervan met voedingsadviezen toelichten je kunt uitleggen wat er kan gebeuren bij ondervoeding, bij overmatig gebruik van voedsel, alcohol en medicijnen, en bij gebruik van tabak en drugs je kunt bij planten- en vleeseters de relatie tussen het soort voedsel en de lengte van het darmkanaal
13. Gaswisseling a. Tijdstip tentamen: maart 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen je kunt beschrijven hoe de gaswisseling plaatsvindt bij de verschillende diergroepen je kunt delen van het ademhalingsstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven
14. Transport a. Tijdstip tentamen: maart 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen je kunt lymfevaten, bloedvaten en delen van het hart noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking beschrijven, met inbegrip van enkele macroscopische details en problemen met de bloedsomloop je kunt de bloeddruk, bouw van de wand, aan- of afwezigheid van kleppen en samenstelling van het bloed in deze vaten beschrijven je kunt van bloed, lymfe en weefselvloeistof van de mens de samenstellende delen noemen en de functie van de delen beschrijven
14
15. Opslag, uitscheiding en bescherming a. Tijdstip tentamen: april 2015 b. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen je kunt lever en nieren met urineleiders, urineblaas en urinebuis noemen, in afbeeldingen aanwijzen en de functie ervan noemen, de bouw en werking van de nier beschrijven en beschrijven dat omzetting van afvalstoffen en niet-bruikbare stoffen in de lever plaatsvindt en dat deze daarna uitgescheiden worden je kunt antigenen onderscheiden die de vorming van antistoffen tot gevolg hebben je kunt de aanwezigheid van antistoffen in verband brengen met een besmetting. je kunt de aanwezigheid van antistoffen in verband brengen met een besmetting van mens of (landbouwhuis)dier. je kunt aangeven hoe de bescherming van het lichaam kunstmatig kan worden verhoogd.
je kunt de samenstellende delen van de huid en het onderhuids bindweefsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven.
16. Practicum Je kunt zintuig-practicumproeven uitvoeren en de waarnemingen in biologische termen weergeven.
15
Biologie in schema Leerjaar
Tentamenweek
thema
Sept/okt
Onder deel 1
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) SE/CE
Gewicht
3 3
Tentamenweek 1
1 en 2
Organen, cellen en Ordening Voortplanting en ontwikkeling Voortplanting en ontwikkeling Regeling
SE/CE
1
3
Nov/dec
3
SE/CE
0.15
3
Tentamenweek 2
3
SE/CE
1
3
Febr
4
SE/CE
0.15
3
Tentamenweek 3
4 en 5
SE/CE
1
6
Regeling Zintuiglijke waarneming Stevigheid
3
Mei
SE/CE
0.15
3
Tentamenweek 4
6
Stevigheid en beweging
SE/CE
1
4
Sept
1
Stofwisseling
SE/VE
0.15
4
Tentamenweek 1
1 en 2
SE/CE
1
4
Nov
3
Stofwisseling en Planten en Practicum Ecologie
SE/CE
0.15
4
Tentamenweek 2
1
Febr
Ecologie en Mens en milieu en Voeding en vertering Gaswisseling
SE/CE
4
3 en 4 en 5 6
SE/CE
0.15
4
Tentamenweek 3
6 en 7 en 8
Gaswisseling en Transport en Opslag, uitscheiding en bescherming
SE/CE
1
Organen en cellen
16
0.15
Cijfer
Cultureel Kunstzinnige vorming Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 volg je het vak CKV (culturele kunstzinnige vorming). Je sluit het examenprogramma af in leerjaar 3 met een eindcijfer die minimaal voldoende is. Bij het vak CKV maak je kennis met culturele uitingen zoals beeldende kunst, film, fotografie, dans, muziek, theater en architectuur. Je leert dat kunst en cultuur dichterbij is dan je denkt en dat doen we door te werken met een CKV-boek “Tumult” en door praktische opdrachten. Daarnaast bezoek je culturele activiteiten en leg je dat vast in een werkstuk of verslag. CKV werkt met vijf themablokken en PO’s. Deze worden beoordeeld met een cijfer. Het gemiddelde cijfer op je rapport moet een voldoende zijn. Is dit niet het geval dan gaan we kijken of je recht hebt op een extra opdracht. Bij onvoldoende resultaat is er geen overgang mogelijk naar leerjaar 4. Het eindcijfer in leerjaar drie moet minimaal voldoende zijn om het schoolexamen CKV te behalen. Het behaalde eindcijfer wordt omgezet op het eindrapport en cijferlijst eindexamen naar een letter: lager dan een 5,5 is een O (onvoldoende) 5,5 tot 7,5 is een V (voldoende) en een 7,5 of hoger is een G (goed). De themablokken zijn: Inleiding in de kunst, Verhaal, Compositie, Techniek en Waarde van kunst. Wat moet ik doen voor elk themablok:
Werken in het boek Tumult Een praktische opdracht maken. En/of een culturele activiteit bezoeken en verwerken in een praktische opdracht.
De themablokken gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Inleiding Tumult: Wat is kunst? a. Maken Tumult-boek: blz. 1 t/m 10 b. PO: Maak een cultureel beeldcollage. c. Duur: 6 lessen d. Inleveren: week 42 (oktober) e. Wat je moet kennen en kunnen na afloop van deze periode: Je kan het verschil benoemen tussen kunst en cultuur. Je kan je culturele identiteit vertalen in beelden. Je kunt de culturele identiteit van een wereldstad verwerken in een werkstuk.
2.
Tumult: “Verhaal” a. Maken Tumult-boek: blz. 13 t/m 28 b. PO: een film bespreken in een werkstuk (bioscoopbezoek of film in de klas). c. Duur: 6 lessen d. Inleveren: week 47 (november) e. Wat je moet kennen en kunnen na afloop van deze periode: Je kunt de opbouw van een verhaal benoemen. Je kunt aangeven welke elementen van belang zijn voor het maken van een film. Je kunt het geleerde verwerken in een filmbespreking.
3.
Tumult: “Compositie” a. Maken Tumult: blz. 31 t/m 46 b. PO: Ontwerp een poster (thema dans of muziek). c. Deelnemen aan de workshops “Video & muziekmix”. d. Duur: 8 lessen e. Inleveren: week 7 (februari) Je kunt verschillende composities benoemen en herkennen Je kunt met lijnperspectief een tekening maken
17
Je kunt een affiche ontwerpen met tekst en beeld Je kunt het geleerde verwerken in een filmclip met muziek
4.
Tumult: “Techniek” a. Maken Tumult blz. 49 t/m 65 b. Deelnemen aan workshop Breakdance (evt. vervangende opdracht Dansstijlen)
5.
Tumult: “Waarde” a. Maken Tumult blz. 69 t/m 86 b. PO: ontwerpopdracht c. Duur 8 lessen d. Inleveren week 24 (juni)
CKV in schema Leerjaar
Hoofdstuk
Onderdeel
3
Inleiding
1
Culturele identiteit Collage
2
3
Opdracht (PO)
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) PO
Gewicht
PO
2
PO
2
PO
4
e
HA
2
e
HA
2
PO
4
e
3
Verhaal
3
3
Compositie
4
1 Cult. Activiteit: Londen/Wereldstad Tumult verhaal: e 2 Cult activiteit: filmverslag Affiche muziek/dans
5
3 Cult. Activiteit: Filmproject 4 Cult. Activiteit: workshop Breakdance Ontwerpopdracht
3 3
Techniek
4
4
Waarde
5
18
4
Cijfer
Economie Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamencijfers. Het gemiddelde van deze cijfers is het cijfer wat je overgang bepaalt. De tentamencijfers komen in Magister. Voor een tentamen wordt je geacht het werkboek voor de toetsen In orde te hebben. De schoolexamencijfers of tentamencijfers gaan mee naar leerjaar 4 en tellen daar elk 1 keer mee. In leerjaar 4 krijg je nog drie tentamens en deze tellen elk 3 keer mee. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet weten en kunnen. In juni/juli mag je één schriftelijk tentamen herkansen.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3.
Leerwerkboek A en/of B doornemen. Aantekeningen. Begrippenlijst.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Hoofdstuk 1 Hoe ga je met geld om? (Consumptie) Hoofdstuk 2 Kan ik pinnen? (Consumptie) a. Tijdstip toets: november b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je weten en kunnen tijdens het tentamen: Hoofdstuk 1 Hoe ga je met geld om? Je weet welke drie inkomensvormen er zijn. Je weet dat er inkomensverschillen zijn en je begrijpt het begrip koopkracht. Je weet welke soorten behoeften er zijn en je kunt een prioriteitenlijstje maken. Je weet wat consumentengedrag en koopgedrag zijn. Je weet wat reclame is en onderkent daarbij doelgroepen. Je weet wat een budgetplan is en je kunt onderscheid maken tussen de drie verschillende soorten uitgaven. Je weet wat het Nibud inhoud. Je weet wat sparen is en wat lenen is. Vaardigheden economisch rekenen. o Je kunt procent rekenen: van bedrag naar procenten. o Je kunt bedragen omrekenen van bedragen per maand, naar bedragen per week en andersom. o Je kunt een financieel budgetplan maken. o Je kunt van een lening uitrekenen wat je extra betaalt? o Je kunt uitrekenen de benzineprijs per kilometer en per periode.
19
Hoofdstuk 2 Kan ik pinnen? Je weet welke drie geldfuncties er zijn. Je weet het verschil tussen directe en indirecte ruil. Je weet op welke manieren je kunt betalen . Je weet het verschil tussen chartaal en giraal geld. Je weet het verschil tussen een positief en een negatief banksaldo. Je kent de drie verschillende spaarmotieven en kunt ze benoemen. Je kent de leenmotieven en kunt ze benoemen. Je kent de verschillende vormen van consumptief geld lenen. Vaardigheden economisch rekenen. o Je kunt afronden. o Je kunt het saldo bepalen van een bankrekening en daarbij aangeven of het een tekort of een overschot is. o Je kunt de vergoeding voor spaargeld (rente) berekenen. o Je kunt de kosten van een krediet uitrekenen. 2.
Hoofdstuk 3 Weet wat je koopt? (Consumptie) Hoofdstuk 4 Wat is het milieu jou waard? (Milieu) a. Tijdstip toets: januari b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je weten en kunnen tijdens het tentamen: Hoofdstuk 3 Weet wat je koopt? Je weet wat consumer power (consumentenmacht) is. Je weet wat een keurmerk is. Je weet wat consumentenorganisaties zijn en wat zij doen. Bij een vergelijkend warenonderzoek kun je testoordelen lezen en aangeven wat beste koop of voordelige keus is. Je weet wat het verschil is tussen commerciële, merk-, sluik-, en ideële reclame. Je weet wat marketing is. Je weet wat een deugdelijk product inhoud. Je weet wat de wet productaansprakelijkheid en de Warenwet inhouden. Hoofdstuk 4 Wat is het milieu jou waard? (Milieu) Je weet wat het consumptiepatroon inhoudt. Je kent de drie groepen van de milieuproblemen. Je weet wat economische groei is. Je weet wat het gevolg is van economische groei en wat hieruit ontstaat. Je weet wat de overheid doet om het energieverbruik te verminderen. Je weet wat natuurlijke grondstoffen zijn en de gevolgen van het gebruik hiervan. Je weet wat maatschappelijke kosten zijn. Je weet hoe de overheid milieuvriendelijk gedrag probeert te ontwikkelen. Je weet wat hergebruiken (recyclen) is en je weet wat de verwijderingsbijdrage inhoud. Je weet wat subsidies zijn en je kunt aangeven waarom de overheid subsidies verstrekt. Je weet wat de consument kan doen voor het milieu. Je weet wat duurzame energie en afvalscheiding is..
20
3.
Hoofdstuk 5 Wie regelt dat? (Overheid) Hoofdstuk 6 Wat maak je me nou? (Arbeid en Productie) a. Tijdstip toets: April b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Hoofdstuk 5 Wie regelt dat? Je weet kent de drie verschillende overheidslagen. Je weet wat de collectieve en de particuliere sector zijn. Je weet wat subsidies en accijns zijn. Je weet wat de rijksbegroting en de daarbij horende miljoenennota zijn. Je kent de rijksinkomsten. Je kent enkele gemeentelijke inkomsten. Je kent enkele rijks- en gemeentelijke uitgaven. Je weet het verschil tussen actieven en niet-actieven. Je weet wat het sociaal minimum inhoud. Je weet wat sociale zekerheid inhoud. Je weet wat het verschil is tussen volksverzekeringen en werknemersverzekeringen en je kent enkele voorbeelden. Hoofdstuk 6 Wat maak je me nou? (Arbeid en Productie) Je weet wat de productieweg is. Je weet wat toegevoegde waarde inhoudt. Je weet wat produceren is en je kent het verschil tussen productie in ruime en productie in enge zin. Je kent de drie productiefactoren en je kunt enkele voorbeelden hiervan geven. Je weet wat het verschil is tussen formele en informele productie. Je weet hoe de nettowinst wordt berekend. Je weet en kan aangeven wat de winkelprijs inhoud. Je weet wat technologische ontwikkelingen betekenen. Bij productie kan je het verschil aangeven de begrippen mechanisatie en automatisering. Je weet wat arbeidsproductiviteit is. Je weet wat het nationaal product en het inkomen per hoofd van de bevolking zijn. Je kunt beredeneren dat economische groei milieuschade veroorzaakt. Je weet wat maatschappelijke kosten en opbrengsten zijn. Vaardigheid economisch rekenen: o Je kunt de toegevoegde waarde uitrekenen. o Je kunt de winstberekening van een bedrijf volledig toepassen. o Je kunt de arbeidsproductiviteit berekenen.
4.
Hoofdstuk 1 t/m 6 a. Tijdstip toets: juni b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens je tentamen: Zie de inhoud van H1 t/m 6 bij toets 1,2 en 3 va leerjaar 3
21
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, wat je begonnen bent, in leerjaar 4 af te ronden krijg je nog drie tentamens die elk 3 keer tellen. Dit omdat het gaat om examenonderwerpen. De tentamencijfers komen in Magister. De schoolexamencijfers of tentamencijfers uit leerjaar 3 zijn meegenomen naar leerjaar 4 en tellen daar elk 1 keer mee Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Voor een tentamen wordt je geacht het werkboek voor de toetsen In orde te hebben In april mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Je schoolexamencijfers is een gewogen gemiddelde van de schoolexamencijfers uit leerjaar 3 en 4.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3.
Boeken. Tekstboek leren, werkboek doornemen. Aantekeningen Begrippenlijst
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 5.
Hoofdstuk 7 Consumeren maar? (Consumptie) Hoofdstuk 8 Werken, hoe werkt dat? (Arbeid en productie) d. Tijdstip toets: November e. Duur: 100 minuten f. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Hoofdstuk 7 Consumeren maar? Je kent de drie inkomensvormen. Je weet wat koopkracht is en weet wanneer deze daalt of stijgt. Je kent het verschil van basis- en overige behoeften. Je weet wat een prioriteitenlijst is. Je kent de 3 verschillende soorten uitgaven. Je weet wat budgetteren is en je kunt deze met gegevens invullen. Je weet wat consumentengedrag is. Je weet wat productaansprakelijkheid is. Je kent de 3 functies van geld. Je kent de leenmotieven en kunt deze onderscheiden. Je kent de spaarmotieven en kunt deze onderscheiden. Je weet wat marketing is en kent de 4 P-s. Je kent het verschil tussen commerciële en ideële reclame. Je weet wat consumentenmacht is. Je weet wat een vergelijkend warenonderzoek is en kunt deze uitleggen. Hoofdstuk rekenvaardigheden o Je kunt een nieuw saldo van een bankrekening uitrekenen. o Je kunt kosten van een lening berekenen.
22
Hoofdstuk 8 Werken, hoe werkt dat? Je weet wat een werknemer en werkgever is en je kent hun rechten en plichten. Je weet wat een arbeidsovereenkomst is en kent de verschillende overeenkomsten. Je kent de verschillende arbeidsvoorwaarden. Je weet wat een collectieve Arbeidsovereenkomst is. Je weet wat de wet minimumloon is en kunt deze toepassen. Je kent de verschillende proeftijden. Je weet wat de arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) inhouden. Je kent de 4 verschillende werksectoren. Je onderscheid het verschil tussen leidinggeven en uitvoeren. Je weet wat het verschil is tussen betaald en onbetaald werk is en wat flexibel werk inhoudt. Je weet het verschil tussen ongeschoold en geschoold werk. Je weet hoe inkomensverschillen ontstaan.
Je weet wat omscholing en bijscholing is. 6.
Hoofdstuk 9 Geen werk, wat nu? (Arbeid en productie) Hoofdstuk 10 Waar komt dat vandaan? (internationale ontwikkelingen) a. Tijdstip toets: Januari b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Hoofdstuk 9 Geen werk, wat nu? Je weet wat de arbeidsmarkt is. Je weet wat werkgelegenheid inhoudt. Je weet wat de beroepsbevolking is. Je weet wie bij de geregistreerde werkloosheid behoord Je weet wat werkloosheid voor de overheid financieel betekend Je weet wat de sociale en economische gevolgen zijn van werkloosheid. Je weet wat verborgen werkloosheid is. Je weet en kunt onderscheiden wat conjuncturele en structurele werkloosheid zijn, Je weet wat regionale – en seizoenswerkloosheid is, Je weet wat de overheid kan doen om de werkloosheid te verminderen. Je kent het UWV en haar taken. Hoofdstuk 10 Waar komt dat vandaan? Je weet het verschil tussen import en export. Je weet waarom Nederland importeert. Je kunt de importwaarde en de exportwaarde berekenen. Je weet wat een open economie betekent en wat de internationale concurrentiepositie inhoud. Je weet wat de handelsbalans is en je kunt berekenen of er evenwicht is. Je weet wat vrijhandel is. Van protectionisme kun je drie manieren aangeven. Je weet wat de EU is en wat haar belangrijkste doelen zijn. Je weet wat de EMU is en je weet dit betekent voor de eurolanden.
23
7.
Hoofdstuk 11 Ben jij ook afhankelijk? (Internationale Ontwikkelingen) Hoofdstuk 12 Examentraining (Consumptie/Arbeid en productie/internationale ontwikkelingen) a. Tijdstip toets: Maart b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Hoofdstuk 11 Ben jij ook afhankelijk? Je weet wat ontwikkelingslanden zijn. Je weet wat de kenmerken van ontwikkelingslanden zijn. Je weet van de inkomensverschillen in de ontwikkelingslanden. Je kan aangeven en beoordelen wat welvaart is. Je weet wat de oorzaken van onderontwikkeling is. Je weet wat de gevolgen zijn van onderontwikkeling en de welvaartsverschillen tussen landen. Je weet wat de vicieuze cirkel van ontwikkelingslanden betekent en je kunt aangeven wat de schuldenproblematiek met zich mee brengt. Je weet wat monocultuur is. Je kent het probleem van de lage wereldmarktprijzen. Je weet wat structurele - en noodhulp is. Je weet wat Fair Trade is. Hoofdstuk 12 Examentraining
Zie alle punten bij de vermelde hoofdstukken van tentamen 1 t/m 6
Economie in schema Leerjaar
Tentamenweek
3
november
3
Hoofdstuk
Gewicht
1/2
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) SE
januari
3/4
SE
1
3
april
5/6
SE
1
3
Juni
1 t/m 6
SE
1
4
november
7/8
SE
3
4
Januari
9 / 10
SE
3
4
Maart
11/12
SE
3
24
1
Cijfer
Engels Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens (1x weging 1 en 3x weging 2) en zeven kleinere toetsen waarvan het gemiddelde ook wordt meegenomen in je schoolexamencijfer. Het gemiddelde van al deze cijfers bepaalt je overgang naar leerjaar 4. In leerjaar 4 krijg je drie tentamens (weging 2) en zes kleinere toetsen waarvan het gemiddelde ook meetelt voor het schoolexamencijfer. Bij elk PTA onderdeel is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. In juni mag je één schriftelijk tentamen (weging 2) herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Wat moet ik voorbereiden, doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4.
Gebruik je boeken! Tekstboek: woorden, zinnen en grammatica leren, werkboek: oefeningen doornemen. Aantekeningen (bijvoorbeeld m.b.t. grammatica) doornemen en leren. Bij schrijfvaardigheidstoetsen: zorg dat je je woordenboeken bij je hebt! Wanneer er staat dat je woorden en zinnen moet ‘kennen en kunnen’, wordt hiermee bedoeld dat je de woorden en zinnen kunt verstaan, uitspreken, lezen en schrijven; daarnaast ken je de betekenis N-E en E-N uit je hoofd.
De tentamens/toetsen gaan over onderstaande onderwerpen:
1. PTA 1: Toets ‘Basiskennis Grammatica&Idioom’ a. Wanneer: Tentamenweek 1 b. Duur van de toets: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt het boekje, wat je van je docent hebt ontvangen, geleerd Je weet hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid tegenwoordige tijd moet zetten. Je kent de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd van de onregelmatige werkwoorden (30 meest gebruikt) Je kent en herkent de voegwoorden en voorzetsels en kunt ze plaatsen in een Engelse zin Je kunt een goedlopende Engelse zin maken (zinsbouw) Je kent de betekenis van de woorden “some en any” en kunt ze toepassen Je kent de betekenis van de woorden “then en than” en kunt ze toepassen Je hebt de woorden uit de bijgevoegde woordenlijst geleerd (N-E en E-N) en kunt deze vertalen en in een zin plaatsen 2. PTA 2: Tentamen Kijk- en Luistervaardigheid a. Wanneer: Tentamenweek 2 b. Duur van de toets: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt, terwijl je luistert en/of kijkt naar een tv-, video- of geluidsopname, de belangrijkste punten vinden in korte, duidelijke en eenvoudige boodschappen en aankondigingen. Hierbij horen vragen die je tijdens het luisteren (en in de korte pauzes tussen de fragmenten) kunt beantwoorden. Je kunt de voorspelbare en relevante informatie vinden en begrijpen in de fragmenten die je te horen en te zien krijgt. Je kunt, tijdens het luisteren, de waarschijnlijke betekenis van woorden afleiden uit de context en de hierbij behorende vragen (meerkeuze of open) beantwoorden.
25
3. PTA 3: Tentamen Lees- en Schrijfvaardigheid a. Wanneer: Tentamenweek 3 b. Duur van de toets: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt korte, standaard mededelingen begrijpen, je kunt voorgedrukte kaarten begrijpen met standaard boodschappen, je kunt dingen opzoeken in of kiezen uit een lijst, je kunt eenvoudige informatie op een poster, mededelingenbord of folder lezen, je kunt jezelf een idee vormen van de inhoud van een korte tekst, in het bijzonder als die visueel ondersteund is. Je kunt in korte informatieve teksten informatie over personen en plaatsen begrijpen en je kunt eenvoudige en korte instructies begrijpen. Je kunt bovenstaande informatie verwerken in een eenvoudig sms-je, email of briefkaart. 4. PTA 4: Tentamen Spreekvaardigheid (‘Mondeling’) a. Wanneer: Tentamenweek 4 b. Duur van de toets: 15-20 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om jouw woonomgeving en de mensen die je kent, te beschrijven. Je kunt eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om te beschrijven wat je in een boek hebt gelezen of in een film hebt gezien. Je kunt daarbij de inhoud beschrijven, de hoofdpersonen en de plaats van handeling. Je kunt jouw mening geven en onderbouwen aan de hand van voorbeelden.
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, waarmee je in leerjaar 3 gestart bent, in leerjaar 4 af te ronden krijg je nog drie tentamens die elk 2 keer tellen. Daarnaast krijg je nog zes kleinere toetsen waarvan het gemiddelde ook meetelt voor het schoolexamencijfer. Bij elk PTA onderdeel is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. In april mag je één schriftelijk tentamen (met weging 2) herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Wat moet ik doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4.
Gebruik je boeken! Tekstboek: woorden, zinnen en grammatica leren, werkboek: oefeningen doornemen. Aantekeningen (bijvoorbeeld m.b.t. grammatica) doornemen en leren. Bij schrijfvaardigheidstoetsen: zorg dat je je woordenboeken bij je hebt! Wanneer er staat dat je woorden en zinnen moet ‘kennen en kunnen’, wordt hiermee bedoeld dat je de woorden en zinnen kunt verstaan, uitspreken, lezen en schrijven; daarnaast ken je de betekenis N-E en E-N uit je hoofd.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen:
5.
PTA 5: Toets Spreekvaardigheid (‘Mondeling’) a. Wanneer: tentamenweek 5 b. Duur van de toets: 15-20 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om jouw woonomgeving en de mensen die je kent, te beschrijven. Je kunt een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen jouw familie en andere mensen, leefomstandigheden, jouw opleiding en jouw huidige of meest recente baan te beschrijven. Je kunt een korte presentatie geven over een vooraf gekozen en voorbereid onderwerp.
26
6.
PTA 6: Tentamen Kijk- en Luistervaardigheid d. Wanneer: Tentamenweek 6 e. Duur van de toets: 100 minuten f. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt, terwijl je luistert en/of kijkt naar een tv-, video- of geluidsopname, de belangrijkste punten vinden in korte, duidelijke en eenvoudige boodschappen en aankondigingen. Hierbij horen vragen die je tijdens het luisteren (en in de korte pauzes tussen de fragmenten) kunt beantwoorden. Je kunt de voorspelbare en relevante informatie vinden en begrijpen in de fragmenten die je te horen en te zien krijgt. Je kunt, tijdens het luisteren, de waarschijnlijke betekenis van woorden afleiden uit de context en de hierbij behorende vragen (meerkeuze of open) beantwoorden.
7.
PTA 7: Tentamen Lees- en Schrijfvaardigheid a. Wanneer: Tentamenweek 7 b. Duur van de toets: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een korte, eenvoudige brief, e-mail of fax begrijpen en je kunt korte, eenvoudige standaardbrieven of circulaires begrijpen. Je kunt eenvoudige informatie op een poster, mededelingenbord of folder lezen en specifieke informatie vinden en begrijpen in eenvoudig, alledaags materiaal. Je kunt eenvoudige advertenties met weinig afkortingen begrijpen. Je kunt specifieke informatie begrijpen in eenvoudige teksten en de hoofdlijn onderscheiden van eenvoudige teksten in een tijdschrift, krant of op een website. Je kunt korte, beschrijvende teksten over vertrouwde onderwerpen begrijpen. Je kunt eenvoudige, goed gestructureerde instructies begrijpen.
8.
PTA 8: Proefwerk Scene 1 (Go For It 3) a. Wanneer: Periode 1 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Woordjes en zinnen zoals in Scene 1 (Unit 1-3) Taalafspraken (TB p60 ev) Verleden tijd (1.1) en onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd (1.2). Lezen: je kunt teksten van het niveau zoals aangeboden in Scene 1 lezen en begrijpen Schrijven: je kunt eenvoudige chat- of emailberichten schrijven
9.
PTA 8: Proefwerk Scene 2 (Go For It 3) a. Wanneer: Periode 1 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Woordjes en zinnen zoals in Scene 2 (Unit 4-6) Taalafspraken (TB p60 ev) Bijwoorden (2.1) Lezen: je kunt teksten van het niveau zoals aangeboden in Scene 2 lezen en begrijpen Schrijven: je kunt een eenvoudige aankondiging schrijven
10. PTA 8: Proefwerk Scene 3 (Go For It 3) a. Wanneer: Periode 2 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Woordjes en zinnen zoals in Scene 3 (Unit 7-8) Taalafspraken (TB p60 ev) Vragen en ontkennen in verleden tijd (3.1) Lezen: je kunt teksten van het niveau zoals aangeboden in Scene 3 lezen en begrijpen
Schrijven: je kunt een eenvoudig formulier invullen
27
11. PTA 8: Toets Leesboekje a. Wanneer: Periode 2 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen:
Je hebt het leesboekje gelezen, de opdrachten bij het leesboekje gemaakt en nagekeken en de hieruit voortvloeiende samenvatting van het verhaal geleerd.
Je kunt de vragen over het verhaal beantwoorden, zowel meerkeuze vragen als open vragen en daarnaast ook beknopte antwoorden op eigen mening vragen formuleren in eenvoudig Engels.
12. PTA 8: Proefwerk Scene 4 (Go For It 3) a. Wanneer: Periode 3 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Woordjes en zinnen zoals in Scene 4 (Unit 10-12) Taalafspraken (TB p60 ev) Voltooide tijd (4.1), Have you ever…? (4.2), Who, which (4.3) Lezen: je kunt teksten van het niveau zoals aangeboden in Scene 1 lezen en begrijpen Schrijven: je kunt eenvoudige brieven of emailberichten schrijven 13. PTA 8: Toets Schrijfvaardigheid a. Wanneer: Periode 3 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een korte, eenvoudige email, sms-je of ansichtkaart schrijven, bijvoorbeeld voor het zenden van vakantiegroeten. Je kunt op formulieren eenvoudige vragen over jezelf invullen, bijvoorbeeld je naam, nationaliteit en adres noteren op een hotelinschrijvingsformulier. 14. PTA 8: Proefwerk Scene 5 (Go For It 3) a. Wanneer: Periode 4 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Woordjes en zinnen zoals in Scene 5 (Unit 13-15) Taalafspraken (TB p60 ev) Groot-groter-grootst (5.1), Toekomende tijd (5.2) Lezen: je kunt teksten van het niveau zoals aangeboden in Scene 1 lezen en begrijpen Schrijven: je kunt Engelse uitdrukkingen gebruiken in brieven of emailberichten
15. PTA 8: Proefwerk Scene 1 (Go For It 4) a. Wanneer: periode 5 b. Duur van de toets: 45 minuten d. Wat moet je kennen en kunnen: Woordjes en zinnen zoals in Scene 1 (Unit 1-3) Taalafspraken (TB p76 ev) Verleden tijd (1.1), Verleden tijd met used to (1.2) en onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd (1.3). Lezen: je kunt teksten van het niveau zoals aangeboden in Scene 1 lezen en begrijpen Schrijven: je kunt korte verslagen schrijven
28
16. PTA 8: Toets Leesvaardigheid a. Wanneer: periode 5 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een korte, eenvoudige brief, e-mail of fax begrijpen en je kunt korte, eenvoudige standaardbrieven of circulaires begrijpen. Je kunt eenvoudige informatie op een poster, mededelingenbord of folder lezen en specifieke informatie vinden en begrijpen in eenvoudig, alledaags materiaal. Je kunt eenvoudige advertenties met weinig afkortingen begrijpen. Je kunt specifieke informatie begrijpen in eenvoudige teksten en de hoofdlijn onderscheiden van eenvoudige teksten in een tijdschrift, krant of op een website. Je kunt korte, beschrijvende teksten over vertrouwde onderwerpen begrijpen. Je kunt eenvoudige, goed gestructureerde instructies begrijpen. 17. PTA 8: Proefwerk Scene 2 (Go For It 4) a. Wanneer: Periode 6 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Woordjes en zinnen zoals in Scene 2 (Unit 4-6) Taalafspraken (TB p76 ev) Bezit (2.1), toekomende tijd (2.2) Lezen: je kunt teksten van het niveau zoals aangeboden in Scene 2 lezen en begrijpen Schrijven: je kunt een emailbericht schrijven 18. PTA 8: Toets Leesboekje a. Wanneer: Periode 6 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je hebt het leesboekje gelezen, de opdrachten bij het leesboekje gemaakt en nagekeken en de hieruit voortvloeiende samenvatting van het verhaal geleerd. Je kunt de vragen over het verhaal beantwoorden, zowel meerkeuze vragen als open vragen en daarnaast ook beknopte antwoorden op eigen mening vragen formuleren in eenvoudig Engels. 19. PTA 8: Toets Schrijfvaardigheid a. Wanneer: Periode 7 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een korte, eenvoudige ansichtkaart schrijven, bijvoorbeeld voor het zenden van vakantiegroeten. Je kunt op standaardformulieren persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld je naam, nationaliteit en adres noteren op een hotelinschrijvingsformulier. Je kunt korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven en je kunt een zeer eenvoudige persoonlijke brief of email schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken. 20. PTA 8: Toets Examentaal a. Wanneer: Periode 7 b. Duur van de toets: 45 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de vaak in examens gebruikte uitdrukkingen, zegswijzen en verbindingswoorden uit het boekje “Examentaal” uit je hoofd. Je kunt de betekenis ervan geven en je kunt deze uitdrukkingen, zegswijzen en verbindingswoorden op een juiste manier toepassen.
29
Engels in schema Leerjaar
Tentamenweek
Onderdeel
3
Tentamenweek 1 Tentamenweek 2 Tentamenweek 3 Tentamenweek 4 Tentamenweek 5 Tentamenweek 6 Tentamenweek 7
PTA1
3 3 3 4 4 4 3+4
PTA2 PTA3 PTA4 PTA5 PTA6 PTA7 PTA8
Hoofdstuk Tentamen ‘Basiskennis Grammatica & Idioom’ Tentamen Kijk- en Luistervaardigheid Tentamen Lees- en Schrijfvaardigheid Tentamen Spreekvaardigheid Tentamen Spreekvaardigheid Tentamen Kijk- en Luistervaardigheid Tentamen Lees- en Schrijfvaardigheid Gemiddelde van 13 toetsen
30
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) SE
Gewicht
SE
2
SE
2
SE
2
SE
2
SE (CSE)
2
SE (CSE)
2
SE
1
1
Cijfer
Groen breed Leerjaar 3 Algemene informatie Het schoolexamen bestaat uit 7 thema’s, in leerjaar 3 waarvoor elk een theorietoets en een praktijktoets wordt afgenomen. Elke toets telt een keer mee (weging 1). Het gemiddelde van deze cijfers is bepalend voor de overgang. Alle cijfers zijn zichtbaar in Magister. Aan het eind van het jaar mag je één schriftelijke toets herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Voor alle thema’s is een leerarrangement geschreven met opdrachten tijdens de BPO dagen. BPO staat voor beroeps praktijk oriëntatie die op een bedrijf of instelling wordt ingevuld. De aanwezigheid hier is verplicht en wordt gecontroleerd middels een urenstaat. Aan het eind van een thema moet het aantal BPO uren als voldoende zijn beoordeeld door de docent.
Wat moet ik doen en leren voor elk thema: 1. 2. 3. 4. 5.
Boeken. Tekstboek leren, werkboek doornemen. Aantekeningen Inhoud Leerarrangementen BPO opdrachten BPO uren voldoende
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Theorie LA1 en LA2 worden getoetst in November 2014! Park Lingezegen a. Tijdstip theorietoets: September 2014 Duur: 50 min. (kolom 8) b. Tijdstip praktijktoets: September 2014 Duur: 100 min (kolom 8) c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/4 Landschap en omgeving o Jij kan natuurbeschermingsmaatregelen toepassen. LB/K/5 Ecosystemen o Jij kan milieumaatregelen nemen om negatieve gevolgen voor het milieu te beperken. LB/K/6 Groei en ontwikkeling 1 o Jij kan generatieve en vegetatieve vermeerdering toepassen. o Jij kan voorbeelden geven waaruit blijkt dat kruising en selectie in de loop van de tijd kunnen leiden tot het ontstaan van nieuwe rassen en soorten. LB/K/8 Dierlijke voeding en verzorging o Jij kan dieren verantwoord voeren en verzorgen en daarbij kennis toepassen van: diersoorten en rassen; voedermiddelen; gezondheidskenmerken van dieren. LB/K/10 Verzorgen en onderhouden o Jij kan verschillende productiemiddelen onderhouden. o Jij kan de basale verzorgingshandelingen voor planten en dieren uitvoeren. LB/K/15 Polytechniek o Jij kan diverse verbinding- en bevestigingstechnieken uitvoeren. o Jij kan op een veilige wijze onderhoudswerkzaamheden aan een installatie uitvoeren. o Jij kan de belangrijkste motorensystemen en hun werking noemen. o Jij kan de belangrijkste aandrijfsystemen en -technieken noemen. o Jij kan kan meet-, regel- en schakeltechnieken toepassen.
31
2.
3.
4.
5.
Dier en plezier a. Tijdstip tentamen: November 2014 Duur: 100 min. b. Tijdstip praktijktoets: November 2014 Duur: 100 min c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/8 Dierlijke voeding en verzorging o Jij kan dieren verantwoord voeren en verzorgen en daarbij kennis toepassen van: diersoorten en rassen; voedermiddelen; gezondheidskenmerken van dieren. LB/K/10 Verzorgen en onderhouden o Jij kan verschillende productiemiddelen onderhouden. o Jij kan de basale verzorgingshandelingen voor planten en dieren uitvoeren. Theorie LA3 en La4 worden getoetst in Januari 2015! Verantwoord werken a. Tijdstip theorietoets: December 2014 Duur: 50 min. (kolom 8) b. Tijdstip praktijktoets: December 2014 Duur: 100 min (kolom 8) c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/10 Verzorgen en onderhouden o Jij kan verschillende productiemiddelen onderhouden. o Jij kan de basale verzorgingshandelingen voor planten en dieren uitvoeren. LB/K/17 Kwaliteitszorg o Jij kan kwaliteitseisen toepassen en instrumenten hanteren voor kwaliteitsverbetering. o Jij kent kwaliteitsinstanties, hun werkwijze en de regels waaraan ze uitvoering geven om de kwaliteit te borgen. Wie niet sterk is…. a. Tijdstip tentamen: Januari 2015 Duur: 100 min. b. Tijdstip praktijktoets: Januari 2015 Duur: 100 min c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/15 Polytechniek o Jij kan diverse verbinding- en bevestigingstechnieken uitvoeren. o Jij kan toegestane werkzaamheden aan de nutsinstallaties in woning en bedrijf uitvoeren. o Jij kan de werking van een motor/motorsysteem herkennen. o Jij kan onderdelen van een aandrijfsysteem herkennen. o Jij kan toepassingen van hydrauliek en pneumatiek herkennen. o Jij kan toepassingen van meet-, schakel-, en regeltechniek herkennen. Theorie LA5 en LA6 worden getoetst in April 2015! Gek op bloemen a. Tijdstip theorietoets: Maart 2015 Duur: 50 min. (kolom 8) b. Tijdstip praktijktoets: Maart 2015 Duur: 100 min (kolom 8) c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/14 Werken in een winkel o Jij kan een presentatie verzorgen. o Jij kan een begroting maken van de kosten van een opdracht. o Jij kan een BTW berekening maken. o Jij kan artikelen verkoop klaar maken. o Jij kan onder begeleiding een bloemwerk samenstellen en het product verzorgen. o Jij kan ondergronden voor een bloemwerk samenstellen met dode materialen. o Jij kan de opslag van goederen uitvoeren en inventariseren. o Jij kan ontvangst van goederen uitvoeren. o Jij kan een afrekensysteem/kassa
32
6.
Deal or no deal a. Tijdstip tentamen: April 2015 Duur: 100 min. b. Tijdstip praktijktoets: April 2015 Duur: 100 min c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/11 Handel o Jij kan de belangrijkste functies van de handel herkennen. o Jij kan ondernemingen naar structuur en sectoren indelen. o Jij kan de bedrijfsomvang herkennen. o Jij kan verschillende verkoopsystemen herkennen. o Jij kan de algemene eisen die gesteld worden aan het personeel herkennen. LB/K/12 Bedrijfsuitvoering en organisatie o Jij kan bedrijfstypes (in de groene sector) herkennen. o Jij kan globaal omschrijven wat bedrijfsdoelstellingen zijn.
7.
Outdoor a. b. c.
design Tijdstip tentamen: Juni 2015 Duur: 50 min. Tijdstip praktijktoets: Juni 2015 Duur: 100 min Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/3 Ruimte o Jij kan een (tuin)tekening voorstellingen van objecten en van hun plaats in de ruimte of het platte vlak maken en interpreteren. o Jij kan schattingen en metingen doen van hoeken, lengten, oppervlakten van objecten in de ruimte. o Jij kan bij tekenen, berekenen en redeneren gebruik maken van instrumenten en apparaten. LB/K/7 Groei en ontwikkeling 2 o Jij kan de noodzaak en de gevolgen van het gebruik van organische en anorganische meststoffen herkennen. o Jij kan organische en anorganische meststoffen toepassen. o Jij kan met behulp van een computerprogramma de resultaten van een eenvoudig (grond)onderzoek herkennen. o Jij kan eindbeelden van struik- en boombeplantingen herkennen. o Jij kan voorwaarden voor standplaatsen van bomen en houtige gewassen herkennen.
Leerjaar 4 Algemene informatie: Het schoolexamen bestaat uit 7 thema’s, in leerjaar 3 waarvoor elk een theorietoets en een praktijktoets wordt afgenomen. Elke toets telt een keer mee (weging 1). Het gemiddelde van deze cijfers is bepalend voor de overgang. Alle cijfers zijn zichtbaar in Magister. Aan het eind van het jaar mag je één schriftelijke toets herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Voor alle thema’s is een leerarrangement geschreven met opdrachten tijdens de BPO dagen. BPO staat voor beroeps praktijk oriëntatie die op een bedrijf of instelling wordt ingevuld. De aanwezigheid hier is verplicht en wordt gecontroleerd middels een urenstaat. Aan het eind van een thema moet het aantal BPO uren als voldoende zijn beoordeeld door de docent.
33
Wat moet ik doen en leren voor elk thema: 1. 2. 3. 4. 5.
Boeken. Tekstboek leren, werkboek doornemen. Aantekeningen Inhoud Leerarrangementen BPO opdrachten BPO uren voldoende
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 8
9
Theorie LA8 en LA9 worden getoetst in November 2015! Goede grond a. Tijdstip theorietoets: September 2015 Duur: 50 min. (kolom 8) b. Tijdstip praktijktoets: September 2015 Duur: 100 min (kolom 8) c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/5 Ecosystemen o Jij kan milieubewust omgaan met middelen en afval bij de bereiding van humane voeding. LB/K/7 Groei en ontwikkeling 2 o Jij kan de noodzaak en de gevolgen van het gebruik van organische en anorganische meststoffen herkennen. o Jij kan organische en anorganische meststoffen toepassen. o Jij kan met behulp van een computerprogramma de resultaten van een eenvoudig (grond)onderzoek herkennen. o Jij kan eindbeelden van struik- en boombeplantingen herkennen. o Jij kan Voorwaarden voor standplaatsen van bomen en houtige gewassen herkennen. Steeds nieuwe rasssen a. Tijdstip tentamen: November 2015 Duur: 100 min. b. Tijdstip praktijktoets: November 2015 Duur: 100 min c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/4 Landschap en omgeving o Jij kan maatregelen en effecten herkennen met als doel bescherming van natuur en landschap. o Jij kan de ontwikkeling van openluchtrecreatie en toerisme in Nederland en het buitenland noemen. o Jij kan de processen van schaalvergroting en intensivering in de landbouw en de gevolgen daarvan voor landschap en milieu herkennen. LB/K/5 Ecosystemen o Jij kan milieubewust omgaan met middelen en afval bij de bereiding van Humane voeding. LB/K/6 Groei en ontwikkeling 1 o Jij kan generatieve en vegetatieve vermeerdering herkennen en toepassen. o Jij kan het teeltmedium onderhouden aanpassen aan de eisen van de teelt.
Theorie LA10 en LA11 worden getoetst in Januari 2016! 10 Werken in de winkel a. Tijdstip theorietoets: December 2015 Duur: 50 min. (kolom 8) b. Tijdstip praktijktoets: December 2015 Duur: 100 min (kolom 8) c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/14 Werken in een winkel o Jij kan een winkelpresentatie verzorgen. o Jij kan een BTW berekening maken. o Jij kan artikelen verkoopklaar maken. o Jij kan onder begeleiding een bloemwerk samenstellen en het product verzorgen. o Jij kan ondergronden voor een bloemwerk samenstellen met dode materialen. o Jij kan de opslag van goederen uitvoeren en inventariseren.
34
o
Jij kan een afrekensysteem/kassa gebruiken.
11 Klantgericht handelen a. Tijdstip tentamen: Januari 2016 Duur: 100 min. b. Tijdstip praktijktoets: Januari 2016 Duur: 100 min c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/13 Klantgericht handelen o Jij kan omgangsvormen volgens algemeen geldende normen in acht nemen. o Jij kan op correcte wijze klanten ontvangen. o Jij kan consumentengedrag uitleggen. o Jij kan een verkoop/adviesgesprek voeren. o Jij kan inzicht in verkoopgesprekken tonen. o Jij kan een klant informatie geven over de service. o Jij kan de meest voorkomende handelingen m.b.t. het telefoneren uitvoeren en sociaalvaardig telefoneren. 12 Lekker en gezond a. Tijdstip theorietoets: Maart 2016 Duur: 50 min. b. Tijdstip praktijktoets: Maart 2016 Duur: 100 min c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: LB/K/9 Humane voeding o Jij kan op aangegeven manier producten voor voeding vervaardigen met aanwezige apparatuur. o Jij kan het belang van de aanwezigheid van micro-organismen bij voedselbereiding herkennen. o Jij kan conserveringswijzen van voeding herkennen en voeding conserveren. o Jij kan onder begeleiding door een andere bereidingswijze van producten laten zien dat er kwaliteitsverschillen ontstaan. o Jij kan met behulp van een computerprogramma een gezonde maaltijd samenstellen. o Jij kan de belangrijkste voedingsstoffen herkennen die het voedingspatroon van mensen beïnvloeden. LB/K/17 Kwaliteitszorg o Jij kan het begrip kwaliteit bij de bereiding van producten en het aanbieden van diensten herkennen en toepassen. o Jij kan instanties herkennen die zich bezighouden met de controle van de verwerking, verkoop en kwaliteit van producten. o Jij kan instrumenten hanteren, handelingen verrichten die tijdens het productieproces tot verbetering van de kwaliteit leiden.
Landbouw breed in schema Leerjaar
Tentamenweek
Thema
Hoofdstuk
3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4
September 2013 November 2013 December 2013 Januari 2014 Maart 2014 April 2014 Juni 2014 September 2014 November 2014 December 2014 Januari 2015 Maart 2015 April 2015
1 1+2 3 3+4 5 5+6 7 8 8+9 10 10+11 12
Park Lingezegen Dier en plezier Verantwoord werken Wie niet sterk is.. Gek op bloemen Deal or no deal Outdoor design Goede grond Steeds nieuwe rassen Werken in de winkel Klantgericht handelen Lekker en gezond Examenstof “examenblad.nl”
35
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSPE) SE en praktijk SE en praktijk SE en praktijk SE en praktijk SE en praktijk SE en praktijk SE en praktijk SE en praktijk SE en praktijk SE en praktijk SE en praktijk SE en praktijk CSPE
Gewicht Kolom 8 1 Kolom 8 1 Kolom 8 1 1 Kolom 8 1 Kolom 8 1 1
Cijfer
Handel en administratie Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens die elk 1 keer tellen. Naast je tentamens krijg je praktische opdrachten (ook wel integratieve opdrachten genoemd) en digitale of schriftelijke toetsen per onderdeel of onderwerp. Deze cijfers komen ook in Magister. Het gemiddelde van al deze cijfers tellen als één tentamencijfer mee. De tussentijdse cijfers van deze onderdelen geven dus aan of je voldoende leert en werkt of niet en vormen een indicatie of je je tentamen kunt halen. Je wordt tijdens het uitvoeren van alle opdrachten naast het eindresultaat tevens beoordeeld op onderdelen als kunnen presenteren, kunnen samenwerken met elkaar, je gedrag, werkhouding en inzet. Het gemiddelde van alle tentamen cijfers is het cijfer wat je overgang voor handel en administratie naar leerjaar 4 bepaalt.
Wat moet ik doen, lezen, voldoende oefenen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Onderdelen en de praktijkoefeningen per box onderdeel uit LINK2 die bij het bepaalde tentamen horen. De digitale onderwerpen die daarbij per box staan uitgelegd in LINK2. Eventuele door docent uitgedeelde reader en overige oefenmateriaal en extra gekregen informatie. Serieuze uitvoering van alle opgedragen praktijkopdrachten en oefeningen door de docent. Eigen gemaakte of opgegeven aantekeningen. Begrippenlijst. Bedrijfseconomisch rekenen. Examentraining maken via examenblad.nl of cito.nl
Om je tentamens voldoende af te kunnen sluiten, is het een absolute voorwaarde om te kunnen werken met het Office pakket (Word, Excel, PowerPoint en eventueel Publisher) De schoolexamencijfers of tentamencijfers gaan mee naar leerjaar 4. In leerjaar 4 krijg je nog drie tentamens en deze tellen elk ook 1 keer mee. In juni mag je één tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Overal waarbij staat vermeld dat je iets moet kennen of kunnen geldt dat je de theorie daarvan moet weten, verbanden tussen bepaalde zaken kunnen zien, dat je de daarbij horende ICT vaardigheden beheerst, eventuele benodigde berekeningen (al dan niet met de software van de computer) moet kunnen maken, benodigde gegevens moet kunnen opzoeken, selecteren en het gevraagde moet kunnen maken, presenteren, etc. Voor zover iets niet duidelijk genoeg is beschreven kan voordat het tentamen wordt gemaakt, worden overlegd met een van de docenten handel administratie om te bepalen wat je moet kennen en kunnen voor ieder tentamen.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Leerling als consument, toekomst van de leerling, werken op de receptie, financiële feiten a. Tijdstip toets: November 2014 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Het werkveld economie; onderdelen EC, EC02 en EC03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je kennen of kunnen: Bijbaantjes; Consumententests; Een moodboard maken; Sparen of lenen?; Prijsbewustheid; Solliciteren; Een sollicitatiegesprek voeren; Een sollicitatiebrief schrijven met aandacht voor de tekstopmaak; Eisen m.b.t. opleiding en vaardigheden voor een bepaalde functie Deze vragen komen aan bod: Wat zijn mijn inkomsten en uitgaven? Waaraan geef ik mijn geld uit? Waar loop ik tegenaan in mijn rol als consument? Welke eisen kunnen aan een bepaalde functie worden gesteld? Je moet als sollicitant een sollicitatiebrief kunnen schrijven en een sollicitatiegesprek kunnen voeren. In de rol van werkgever moet je een vacature kunnen maken waarin je een baan aanbiedt en leer je als werkgever een sollicitatiegesprek te voeren en mag je bepalen welke sollicitant je aanneemt.
36
Receptie en balie; onderdelen RB en RB02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je kennen of kunnen: Op welke manier hoor je bezoekers te ontvangen; Hoe moet je collega’s ziekmelden; Ingekomen post, uitgaande en interne post kunnen verwerken en registreren; Speciale poststukken ontvangen of versturen; Poststukken (o.a. bankafschrift, offerte, factuur e.d.) herkennen; Hoe zit een organisatieschema in elkaar; Secretariële informatiebronnen en sjablonen gebruiken; Zakelijke telefoongesprekken voeren, telefoon notitie invullen en het telefonische alfabet gebruiken. Financiële administratie; onderdelen FA en FA02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Boekingsstukken herkennen; Wat is BTW? Soorten BTW kennen en berekenen; Procentsommen maken; Bedrijfseconomische berekeningen kunnen maken.
2.
Werken in een bedrijf, service verlenen en informatie verschaffen, financiële feiten a. Tijdstip toets: Januari 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Kantoorwerk; KA en KA02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Bedrijfscultuur, organisatieschema en huisstijl; Diavoorstelling en presentatie maken en afdrukken; Presenteren; Werkoverleg houden; Veilig een staand beroep uitoefenen; Veilig en gezond werken; Veilig iets zwaars verplaatsen; Veilig omgaan met gevaarlijke stoffen; Veilig werken met de computer. Receptie en balie; onderdelen RB03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Digitale registratie van klachten en het afhandelen daarvan; Service verlenen en het registreren daarvan; Gedragsregels voor personeel; Omgaan met boze klanten en klachten afhandelen; Sjablonen gebruiken; Plattegronden lezen; Zakelijke telefoongesprekken voeren, telefoon notitie invullen en het telefonische alfabet gebruiken; Uitgaande brievenpost verwerken; Stroomschema’s voor procedures. Financiële administratie; onderdelen FA02 Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Boekingsstukken herkennen; Wat is BTW? Soorten BTW kennen en berekenen; Procentsommen maken; Bedrijfseconomische berekeningen kunnen maken.
3.
Goederenontvangst, bestellen, eenvoudige jaarrekening a. Tijdstip toets: april 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Inkoop- en verkoopadministratie; IV en IV02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Artikelbestand gebruiken; Betalingsvoorwaarden; Bijkomende kosten; Contact met leveranciers; Euro omrekenen naar vreemd geld; Goederenontvangst verwerken op de afdeling Inkoop; Inkoopfactuur controleren; Factuurbedrag berekenen; Factuur; Wat is btw? Btw berekenen; Rekenen met procenten; Inkooporder plaatsen; Order; Orderbedrag; Leveranciersbestand gebruiken; Leveringsvoorwaarden; Offerte; Offertebedrag; Offerte aanvragen; Orderbevestiging; Orderbevestiging controleren; Pakbon; Prijs per eenheid; Sjablonen gebruiken; Systemen van factureren; Uitgaande brievenbuspost verwerken; Vreemde valuta; Vreemd geld omrekenen naar euro; Zakelijk telefoongesprek voeren.
37
4.
Magazijn; onderdelen MA en MA02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Artikelen opslaan; Derving; Hygiëne; Hygiënisch omgaan met bederfelijke artikelen; Levering in ontvangst nemen; Maatregelen om derving in het magazijn te voorkomen; Magazijn; Milieuzorg; Ontvangen artikelen verwerken; Opslagsysteem toepassen; Pakbon; Veilig iets zwaars verplaatsen; Vervoer en vervoersdocumenten; Vrachtbrief. Financiële administratie; onderdeel FA03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Balans; Balans opstellen; Bezittingen; Schulden; Eigen vermogen; Hoe bereken je het eigen vermogen? Brutowinst en nettowinst berekenen; Brutowinst; Nettowinst; Btw-tarieven; Btw in de boekhouding; Crediteuren; Debiteuren; Duurzaam productiemiddel; Inzicht in financiële feiten; Jaarrekening; Omzet; Soorten inkopen; Verandering van schuld; Wat zijn bedrijfskosten? Winst-en-verliesrekening.
Administratief werk, elk product een juiste plek en eenvoudige jaarrekening a. Wanneer: juni 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Kantoor; KA03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Document afdrukken; Factuur; Offerte; Offerteaanvraag; Order; Orderbevestiging; Sjablonen gebruiken; Tabel maken; Tabel opmaken en indelen; Tekst opmaken; Alinea opmaken; Tekst controleren; Tekst verplaatsen en kopiëren; Tekst zoeken en vervangen; Veilig werken met de pc; Zakelijke brief maken. Presentatie en promotie; onderdelen PP en PP02. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Assortimentsindeling; Soorten winkelcentra; Verzorgingsgebied; Winkelinrichting; Diefstalpreventie in de winkelinrichting; Compositie; Plattegrond lezen; Marketingmix; P van plaats; P van prijs; P van product; P van prijs; Btw berekenen; Rekenen met procenten; Prijs-/tekstkaarten maken; Prijs/tekstkaarten maken; Promotiemateriaal in de winkel; Schappen aanvullen; Stellingindeling; Schapindeling; Artikelpresentatie; Huisstijl; Lay-out; Lettertypen; Siertekst maken; Tekst opmaken; Alinea opmaken; Tekstvak maken. Financiële administratie; onderdeel FA03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Balans; Balans (begin en eind) kunnen lezen en/of opstellen; Bezittingen; Schulden; Eigen vermogen; Hoe bereken je het eigen vermogen? Brutowinst en nettowinst berekenen; Brutowinst; Nettowinst; Btw-tarieven ; Btw in de boekhouding; Crediteuren; Debiteuren; Duurzaam productiemiddel; Inzicht in financiële feiten; Jaarrekening opstellen; Omzet; Soorten inkopen; Verandering van schuld; Wat zijn bedrijfskosten? Winst-en-verliesrekening. Verder is dit een EINDTOETS van leerjaar 3 waarin alle onderwerpen worden herhaald. Jouw kennis van alle onderwerpen uit leerjaar 3 worden met behulp van meerkeuzevragen getoetst.
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, wat je begonnen bent in leerjaar 3 af te ronden, krijg je nog drie tentamens en een tentamencijfer opgebouwd uit een aantal andere toetsen en opdrachten die als één tentamencijfer telt. De tentamencijfers komen in Magister. Je wordt tijdens het uitvoeren van alle opdrachten naast het eindresultaat tevens beoordeeld op onderdelen als kunnen presenteren, kunnen samenwerken met elkaar, je gedrag, werkhouding en inzet. Het gemiddelde van alle tentamen cijfers is het cijfer wat je schoolexamencijfer bepaalt.
Wat moet ik doen, lezen, voldoende oefenen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4. 5.
Onderdelen en de praktijkoefeningen per box onderdeel uit LINK2 die bij het bepaalde tentamen horen. De digitale onderwerpen die daarbij per box staan uitgelegd in LINK2. Eventuele door docent uitgedeelde reader en overige oefenmateriaal en extra gekregen informatie. Serieuze uitvoering van alle opgedragen praktijkopdrachten en oefeningen door de docent. Eigen gemaakte of opgegeven aantekeningen.
38
6. 7. 8.
Begrippenlijst. Bedrijfseconomisch rekenen. Examentraining maken via examenblad.nl of cito.nl
Om je tentamens voldoende af te kunnen sluiten, is het een absolute voorwaarde om te kunnen werken met het Office pakket (Word, Excel, PowerPoint en eventueel Publisher) In leerjaar 4 krijg je nog drie tentamens en deze tellen elk 1 keer mee. Naast je tentamens krijg je praktische opdrachten (ook wel integratieve opdrachten genoemd) en digitale of schriftelijke toetsen per onderdeel of onderwerp. Deze cijfers komen ook in Magister. Het gemiddelde van al deze cijfers tellen als één tentamencijfer mee. De schoolexamencijfers of tentamencijfers uit leerjaar 3 zijn meegenomen naar leerjaar 4 en tellen daar elk 1 keer mee Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 4 afgetoetst. In april mag je één tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 5.
Een mooie etalage, inkopen, verkoopadministratie ondersteunen, werken in de boekhouding a. Tijdstip toets: november 2015 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Inkoop- en verkoopadministratie; onderdelen IV03 en IV04. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Vreemd geld omrekenen naar euro; Euro omrekenen naar vreemd geld; Artikelbestanden e.d. gebruiken en gegevens daarin kunnen opzoeken; Werken met betalingsvoorwaarden; Bijkomende kosten kunnen verwerken; Contact met klanten; Klantenbestand gebruiken; Leveringsvoorwaarden; Offerte; Offerte aanvragen; Offertebedrag; Offertes beoordelen; Offerte uitbrengen; Order; Orderbedrag; Orderbevestiging opstellen en versturen; Orderbevestiging; Opdracht tot uitlevering geven; Pakbon; Prijs per eenheid; Wat is btw? Sjablonen gebruiken; Systemen van factureren; Telefoonnotitie invullen; Uitgaande brievenbuspost verwerken; Verkoopfactuur opstellen en versturen; Factuur; Factuurbedrag berekenen; Btw berekenen; Rekenen met procenten; Verkooporder verwerken; Zakelijk telefoongesprek voeren; Besteleenheid; Contact met leveranciers; Prijs per eenheid; Service; Zakelijk telefoongesprek voeren. Presentatie en promotie; onderdeel PP03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Compositie; Doelgroep; Draperen; Etalage; Folders etaleren; Marketingmix; Ophangen aan nylondraad; Winkelformule. Financiële administratie; onderdelen FA04. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Boekhouding; Boekingsstempel lezen; Brutowinst terugvinden in de boekhouding; Btw terugvinden in de boekhouding; Gecodeerd bankafschrift verwerken; Gecodeerd intern boekingsstuk verwerken; Gecodeerd kasbewijs verwerken; Gecodeerde inkoopfactuur verwerken; Gecodeerde kostenfactuur verwerken; Gecodeerde privéboekingen verwerken; Gecodeerde stortings- en opnamebewijzen verwerken; Gecodeerd stortingsbewijzen verwerken; Gecodeerde opnamebewijzen verwerken; Opname en storting (Geld onderweg); Gecodeerde verkoopfactuur verwerken; Grootboekrekeningen; Hulprekening van het eigen vermogen; Inkoopwaarde van de verkopen terugvinden in de boekhouding; Kolommenbalans; Kosten terugvinden in de boekhouding; Nettowinst terugvinden in de boekhouding; Omzet terugvinden in de boekhouding; Periode afsluiten; Rekening van bezit; Rekening van schuld; Rubrieken in grootboekrekeningen; Een grootboek openen; Eenendertig boekingsstukken verwerken in het grootboek; Een kolommenbalans, winst-en-verliesrekening en eindbalans maken; Een financiële samenvatting maken.
6.
Marktonderzoek, goederenverzending en voorraadbeheer, eenvoudige boekhouding a. Tijdstip toets: Januari 2016 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen:
39
7.
Presentatie en promotie; onderdeel PP06. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Aankooponderzoek; Enquêteren; Grafiek maken in Excel; Grafieken; Klantenherkomstonderzoek; Rekenen met verhoudingen; Tabel lezen; Tekst controleren; Tekst opmaken; Tekst verplaatsen en kopiëren; Werkblad maken. Magazijn; MA03 en MA04. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Bestellingen klaarzetten; Bestellingen verpakken; Derving; Hygiëne; Hygiënisch omgaan met bederfelijke artikelen; Maatregelen om derving in het magazijn te voorkomen; Magazijn; Milieuzorg; Pakbon invullen; Pakbon; Pakbon invullen; Sjablonen gebruiken; Veilig iets zwaars verplaatsen; Vervoer en vervoersdocumenten; Vrachtbrief invullen; Vrachtbrief; Zending klaarmaken voor vervoer; Onderwerpen; Derving; Intern bestelformulier; Interne bestellingen plaatsen; Maatregelen om derving in het magazijn te voorkomen; Magazijn; opslagsysteem toepassen; Schoonmaken in een bedrijf; Sjablonen gebruiken; Voorraad tellen; Voorraadtekorten signaleren en te bestellen aantal artikelen bepalen. Financiële administratie; onderdeel FA05. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Boekhouding; Grootboekrekening; Hulprekening van het eigen vermogen; Rekening van bezit; Rekening van schuld; Opname en storting (Geld onderweg); Periode afsluiten; Kolommenbalans; Bankafschrift verwerken; Kostenfactuur verwerken; Inkoopfactuur verwerken; Verkoopfactuur verwerken; Intern boekingsstuk verwerken. een grootboek openen; Eenendertig boekingsstukken verwerken in het grootboek; Een kolommenbalans, winst-en-verliesrekening en eindbalans maken (digitaal en/of schriftelijk); Een financiële samenvatting maken; Kasbewijs verwerken; Privéboekingen verwerken; Stortings- en opnamebewijzen verwerken; Inkoopwaarde van de verkopen terugvinden in de boekhouding; Brutowinst terugvinden in de boekhouding; Btw terugvinden in de boekhouding; Kosten terugvinden in de boekhouding; Nettowinst terugvinden in de boekhouding; Omzet terugvinden in de boekhouding.
Kassa, verkopen A tot Z, boekhouding coderen a. Tijdstip toets: Maart 2016 b. Duur: 100 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Verkopen; VK, VK02 en VK03. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen: Bijzondere kassahandelingen; Artikel retour boeken; Een fout op de kassabon herstellen; Gegevens opzoeken; Btw-bon handmatig maken; Btw berekenen; Rekenen met procenten; Diefstalpreventie; Diefstalpreventie bij de kassa; Diefstalpreventie door personeel; Huisregels; Functies van een geautomatiseerd kassasysteem; Garantiebewijs invullen; Kas opmaken; Kasverschil verwerken; X-bon en Z-bon; Kassarol vervangen; Kassawerkplek; Kassawerkplek in orde maken; Kassa aan- en uitzetten; Storten en afromen; Geldlade in orde maken; Klachten afhandelen; Opvallend klantengedrag herkennen; Standaard kassahandelingen; Afhandelen van winkeldiefstal; Omgaan met een boze klant; Artikelkennis; Consumenteninformatie op levensmiddelen; Etiketten in kleding; Feedback; Garantiebewijs invullen; Inpakken; Service door winkelpersoneel; Verkoopgesprekken. Financiële administratie; onderdeel FA06. Deze onderwerpen komen bij het tentamen aan bod en moet je naast algemene rekenvaardigheden kennen of kunnen; Soorten bedrijfskosten; Soorten bezittingen; Soorten schulden; Afschrijven; Rubrieken in de grootboekrekening; Coderen van boekingsstukken; Gecodeerde boekingsstukken verwerken in het grootboek; Bankafschrift coderen; Inkoopfactuur coderen; Inkoop van voorraad en inventaris coderen; Inkoop van duurzame productiemiddel coderen; Intern boekingsstuk coderen; Voorraadboeking coderen; Afschrijving coderen; Kasbewijs coderen; Contante verkoop en inkoop coderen; Privéboekingen coderen; Z-bon coderen; Kostenfactuur coderen; Stortings- en opnamebewijzen coderen; Verkoopfactuur coderen; Crediteurenadministratie; Crediteurenadministratie bijhouden; Debiteurenadministratie; Debiteurenadministratie bijhouden; Periode afsluiten; Kolommenbalans; Veranderingen in het eigen vermogen; Vreemd geld omrekenen naar euro.
40
Handel administratie in schema Leer jaar 3
Tentamenweek November 2014
Onder deel 1
3
Januari 2014
3
Hoofdstuk
Boxen
Gewicht
Leerling als consument, toekomst van de leerling, werken op de receptie, financiële feiten
SE
1
2
Werken in een bedrijf, service verlenen en informatie verschaffen, financiële feiten
SE
1
april 2015
3
SE
1
3
Juni 2015
4
Goederenontvangst, bestellen en eenvoudige jaarrekening Administratief werk, elk product een juiste plek en eenvoudige jaarrekening
SE
1
4
November 2015
5
Een mooie etalage, inkopen, verkoopadministratie ondersteunen, werken in de boekhouding
SE/CSE
1
4
Januari 2016
6
Marktonderzoek, goederenverzending en voorraadbeheer, eenvoudige boekhouding
SE/CSE
1
4
Maart 2016
7
Kassa, verkopen A tot Z, boekhouding coderen
SE/CSE
1
3/4
September 2014 tot april 2016
8
Alle praktijkopdrachten en handelingsdelen uit leerjaar 3 en 4
SE
1
41
Cijfer
Lichamelijke opvoeding Leerjaar 3&4 Algemene informatie: Het vak Sport en Bewegen kent uitsluitend een schoolexamen. Het schoolexamen heeft de vorm van een examendossier. Het examendossier bevat:
Een overzicht van de afgelegde toetsen en uitgevoerde opdrachten.
Een overzicht van de behaalde resultaten en vorderingen. e
e
Het examendossier wordt verspreid over het 3 en 4 leerjaar opgebouwd. Aan het vak Sport en Bewegen wordt geen cijfer toegekend. Het moet naar behoren worden afgesloten. De examinator stelt aan de hand van een beoordeling vast of het vak voldoende afgesloten is. Rekening houdend met de mogelijkheden van de leerling kan naast de beoordeling voldoende ook de waardering goed worden toegekend. Dat bij de beoordeling wordt uitgegaan van de mogelijkheden van de leerling, betekent dat er rekening dient te worden gehouden met eventuele (fysieke) beperkingen van leerlingen.
Wat moet ik kunnen en wat moet ik doen voor elke onderdeel: Hoofdgroepen Als onderdelen van het schoolexamen Sport en Bewegen worden de volgende onderdelen getoetst: 1.
De algemene vaardigheden;
2.
de motorische vaardigheden;
3.
rollen en houding;
4.
het leren over bewegen.
Het schoolexamen bevat dus 4 hoofdgroepen, die elk met minimaal een voldoende moet worden afgesloten. Onderlinge compensatie van voldoende en onvoldoende cijfers tussen de 4 hoofdgroepen is niet mogelijk.
De onderdelen gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
De algemene vaardigheden
De leerling kan op verantwoorde en perspectiefrijke wijze en met plezier in bewegende en regelende rollen deelnemen aan de bewegingscultuur, en kan aangeven in hoeverre hij daaraan ook in de toekomst kan en wil deelnemen. De leerling kan bewegingssituaties kiezen, arrangeren en begeleiden, voor zichzelf maar vooral voor anderen.
Deze vaardigheden worden getoetst in de vorm van praktische opdrachten. Deze opdrachten worden op een nader te bepalen tijdstip uitgereikt aan de leerlingen. De opdrachten moeten worden gemaakt buiten of binnen de lessen sport en bewegen. De leerlingen krijgen de gelegenheid om materialen en andere hulpmiddelen te gebruiken bij het ontwerpen van bijvoorbeeld lessen die aan de eigen klas moet worden gegeven. De docent reikt de opdracht op tijd uit, verteld de leerlingen wat de eisen zijn en bepaald ook wanneer de opdracht moet zijn afgerond door de leerlingen.
42
2.
De motorische vaardigheden
De leerling kan deelnemen aan een variëteit aan bewegingsactiviteiten, waarbij het gaat om: verbreding (leren van nieuwe activiteiten) en verdieping (qua niveau, taken en contexten) van bewegingsactiviteiten die in de basisvorming zijn aangeboden. In elk geval uit het activiteitengebied spelen een slag- en loopspel, twee doelspelen en een terugslagspel.. Spelen: De leerling kan deelnemen aan minimaal één doelspel, één terugslagspel en één slag- en loopspel, waarbij het gaat om verdieping van het niveau van deelname voor wat betreft complexiteit van het bewegen, diversiteit in taken en in contexten en het afstemmen van het eigen bewegen op dat van anderen. Turnen: De leerling kan deelnemen aan meerdere turnactiviteiten binnen twee van de volgende deelgebieden: springen, zwaaien, acrobatiek, balanceren en klimmen, waarbij het gaat om verdieping van het niveau van deelnemen, individueel en samen. Bewegen op muziek: De leerling kan twee dansen van minimaal zestien muzikale lengtes uitvoeren binnen één of meerdere deelgebieden van bewegen op muziek, waarbij het gaat om verdieping ten aanzien van veranderingen van tijd en ruimte, opeenvolging van verbindingen en veranderingen van opstelling en positie van de dansers ten opzichte van elkaar. Atletiek: De leerling kan deelnemen aan minimaal één looponderdeel, één werponderdeel en één springonderdeel, waar- bij het steeds gaat om verdieping van de juiste afstemming van de constituerende elementen (timing, richting, snelheid, afstand) ten opzichte van elkaar. Zelfverdedigingsspelen: De leerling kan deelnemen aan minimaal één zelfverdedigingsspel, in partij- en/of demonstratievorm, waarbij het gaat om verdieping van de eigen aanvallende initiatieven en het goed reageren op initiatieven van de partner.
Deze vaardigheden worden tijdens de lessen geoefend en getoetst. De vaardigheden staan precies beschreven bij de Specifieke en inhoudelijke planning van het examenjaar 2012/ 2013 voor het vak Sport en Bewegen. Alle losstaande motorische vaardigheden moet een voldoende afgesloten te worden. 3.
Rollen/ houding en gedrag
De leerling kan (samen met anderen) ondersteunende en leidinggevende rollen in bewegingssituaties vervullen, waarbij het gaat om: - bewegingssituaties inrichten, op gang brengen en op gang houden - minimaal twee door de leerling te kiezen rollen van instructeur, coach/begeleider, scheidsrechter/jurylid en organisator. De leerling kan op basis van eigen ervaring met en inzicht in de betekenis van sport en bewegen voor de (beleving van) gezondheid in brede zin verantwoord omgaan met belasting en risico’s in bewegingssituaties, en een trainingsprogramma opstellen dat past bij de eigen mogelijkheden. De leerling kan op grond van inzicht in de kenmerken van het aanbod en in de eigen wensen en mogelijkheden ten aanzien van sportdeelname een bewuste keuze maken uit het aanbod aan sport en bewegen in de samenleving. Regelen in de rol van beweger: De leerling kan er in bewegingssituaties medeverantwoordelijkheid voor dragen dat bewegingssituaties zelfstandig en veilig ontworpen en ingericht worden, op gang gebracht, op gang gehouden en beëindigd worden en indien wenselijk worden aangepast aan de kenmerken en de wensen van de deelnemers. Regelen in de rol van begeleider: De leerling kan bij bewegingsactiviteiten van een groep deelnemers de rollen van instructeur, coach/begeleider, scheidsrechter/spelleider en jurylid vervullen. Regelen in de rol van organisator: De leerling kan in binnen- of buitenschools verband een bewegingsactiviteit (helpen) voorbereiden, organiseren, evalueren en daarvan verslag doen, waarbij de gekozen organisatievorm moet passen bij de (context van de) bewegingsactiviteit. Bewegen en welzijn: De leerling kan verklaren welke betekenis sport en bewegen heeft voor de gezondheid in ruime zin, ook in relatie tot andere persoonsgebonden en maatschappelijke gezondheid beïnvloedende factoren. Toekomstoriëntatie: De leerling kan op basis van eigen ervaring met werkzaamheden in het werkveld sport en bewegen een bewuste keuze maken voor de eigen (toekomstige) rol in dat werkveld.
43
Binnen de lessen sport en bewegen wordt er van de leerlingen een bepaalde rol/ houding verwacht, de belangrijkste rolverwachting (welke subjectief toetsbaar zijn) zijn: scheidrechter, coach, hulpverlener en lesgever. Dit zal betekenen dat van de leerling verwacht wordt dat ze bijna constant actief zijn in de lessen sport en bewegen. Niet alleen als deelnemer aan het sporten (eigen bedrevenheid) maar ook als coach, hulpverlener, scheidsrechter enz. Hierbij wordt de mate van zelfstandigheid steeds groter, de docent wordt steeds meer begeleider binnen de lessen dan lesgever. Het gedrag in de lessituatie wordt gemeten/ bekeken op de volgende punten; 1.
inzet; Bereidheid tot bewegen, hoe hard werk ik er voor.
2.
zelfstandigheid; Zelfstandig werken
3.
werkhouding;
Rekening houden met anderen.
Houden aan spelregels.
Leiding geven en leiding accepteren.
Omgang met materialen.
Deze vaardigheden worden aan het einde van elke periode door de docent beoordeeld in een Goed - Voldoende - Twijfel of Onvoldoende. 4.
Het leren over bewegen
Dit onderdeel bevat 1.
een theoretische toets welke in het derde leerjaar wordt afgenomen en afgerond.
2.
een werkstuk welke in het vierde leerjaar moet worden gemaakt en afgerond.
4.1.1. De toets zal uit de volgende onderdelen bestaan: -
Bewegen en samenleving
-
Bewegen en gezondheid
-
Bewegen en regelen; spelregelkennis.
4.1.2. De toets is voldoende afgesloten bij: minimaal 55% score van het totaal aantal punten. De toets is goed afgesloten bij: minimaal 75% score van het totaal aantal punten. 4.2.1. Het werkstuk zal gaan over een onderdeel uit de domeinen: bewegen en samenleving of bewegen en gezondheid. Het werkstuk zal aan de volgende beoordelingscriteria moeten voldoen, waarbij 55 punten een voldoende is:
Lay-out Voorwoord Originaliteit Nawoord/ reflectie Inhoud Totaal
10 punten 10 punten 10 punten 20 punten 50 punten 100 punten
44
Voldoende of onvoldoende Voor het behalen van een voldoende voor de onderdelen zijn bovendien eisen gesteld met betrekking tot o.a. deelname aan de lessen. Er is een aanwezigheidsverplichting van 100%. Dus ook als iemand dusdanig geblesseerd is dat hij/ zij niet mee kan doen aan de lessen sport en bewegen is de leerling wel aanwezig en wordt hij/ zij ingezet in een andere taak bijvoorbeeld die van scheidsrechter, coach, observator, lesverslag maken enz. Bij het behalen van onvoldoendes, cijfers lager dan een 5,5 voor een onderdeel dan krijgt deze de gelegenheid het onderdeel binnen een nader af te spreken tijd in te halen en opnieuw te laten beoordelen. Dit kan door een schriftelijke of praktische opdracht uit te voeren en te laten beoordelen. Herkansingen en ontheffingen Geldend voor algemene vaardigheden en voor rollen/ houding en gedrag: Bij het halen van een onvoldoende, cijfer lager dan een 5.5, voor dit onderdeel dan word je in de gelegenheid gesteld om op een nader af te spreken tijdstip dit in te halen en opnieuw te laten beoordelen. Dit kan door een schriftelijke (werkstuk) of een praktische opdracht uit te voeren en te laten beoordelen. Geldend voor motorische vaardigheden: Hiervoor zijn na de uiteindelijke beoordeling geen aparte herkansingen mogelijk. De eindbeoordeling is dus een afsluitmoment. Bij ziekte/ blessure en/ of afwezigheid kan in overleg de gemiste onderdelen ingehaald worden op een door de docent bepaald tijdstip. Ontheffing: In bijzondere gevallen zoals langdurige blessure of ziekte kan er dispensatie volgen in de vorm van extra opdrachten. Dit zal in samenspraak met de schooldirectie gebeuren. Een medische verklaring is hierbij verplicht.
45
Schema Leerjaar 3 ONDERDEEL
o
BEOORDELING
WEGING
o
o
1
x
1
o
1/2/3/4
DELEN
o MT Arabier
1
x
1
o Ringenzwaaien
2
x
1
o Handstandoverslag
3
x
1
o Basketbal
2
x
1
o Voetbal
4
x
1
3
x
1
o kogelstoten
4
x
1
o 12 min. Loop
1
x
1
3
x
1
4
x
1
o Shuttle-run test
4
x
1
o Conditiecircuit
2
X
1
o Les- leiding geven
3
X
1
X
1
TURNEN
DOELSPELEN
TERUGSLAGSPELEN o Volleybal
o
HANDELINGS
SLAG EN LOOPSPEL o Softbal
o
PERIODE
ATLETIEK
ZELFVERDEDIGING o o
Boksen
BEWEGEN OP MUZIEK o Eigen dans
o
OVERIGE ONDERDELEN
o Scheidsrechteren
1/ 2- 4
o Sportdag: survival
1
X
1
o Sportdag: alternatief
4
X
1
o Theorie toets
4
x
1
Extra notitie: De leerling moet voor alle onderdelen een voldoende scoren om te hebben voldaan aan de eindtermen van het plan van toetsing en afsluiting sport en bewegen voor het VMBO.
46
Schema Leerjaar 4 ONDERDEEL
o
BEOORDELING
WEGING
o
o
1
x
1
o
1/2/3
DELEN
o Salto
2
x
1
o Radslag
1
x
1
o Basketbal
2
X
1
o Uni-hockey
1
X
1
o Voetbal
3
x
1
3
x
1
o Verspringen
3
x
1
o 12 min. Loop
1
x
1
2
x
1
TURNEN
DOELSPELEN
TERUGSLAGSPELEN o Badminton
o
HANDELINGS
SLAG EN LOOPSPEL o Softbal
o
PERIODE
ATLETIEK
ZELFVERDEDIGING o o
Boksen
OVERIGE ONDERDELEN o Sportoriëntatie
3
x
1
0 wandklimmen
3
x
1
o ass. Sportdag OB
1-2-3
x
1
o Sportdag basketbal
2
x
1
o werkstuk
3
x
1
Extra notitie: De leerling moet voor alle onderdelen een voldoende scoren om te hebben voldaan aan de eindtermen van het schoolexamen sport en bewegen voor het VMBO.
47
Maatschappijleer 1 Het examendossier voor maatschappijleer 1 bestaat uit 7 toetsen. Het gemiddelde cijfer van deze toetsen telt mee voor de overgang van leerjaar 3 naar 4. Maatschappijleer 1 wordt tijdens het schoolexamen afgerond. Dat wil zeggen dat er geen schriftelijk examen in wordt gedaan maar het cijfer telt wel mee in de slaag zak regeling van het eindexamen. Hieronder staat in een schema welke toetsen er zijn en hoe zwaar ze meetellen. In juni mag je één van de toetsen herkansen. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kunnen en kennen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 3 afgetoetst.
Wat moet ik leren voor elke toets 1. 2. 3.
Boeken Tekstwerkboek thema’s vmbo 2014 – 2015 uitgeverij Essener Aantekeningen. Begrippenlijst en samenvatting gemaakt in (tekst)werkboek.
PTA 1 bestaat uit de volgende hoofdstuk: 2 Jongeren. a. Tijdstip toets: oktober 2014 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o beschrijven hoe een mens zich ontwikkelt tot lid van de samenleving o uitleggen dat mensen bij een subcultuur (willen) horen en dat elke subcultuur invloed heeft op het gedrag o de rol van onderwijs beschrijven in de ontwikkeling van een mens als lid van de samenleving.
PTA 2 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 3 Politiek a. Tijdstip toets: november 2014 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o vormen van macht herkennen o beschrijven hoe regels het samenleven van mensen mogelijk maken o beschrijven welke mogelijkheden burgers hebben om invloed uit te oefenen op de politiek, en kenmerken van een parlementaire democratie noemen.
48
PTA 3 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 4 Multiculturele samenleving a. Tijdstip toets: december 2014 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o beschrijven hoe een mens zich ontwikkelt tot lid van de samenleving o uitleggen dat mensen bij een subcultuur (willen) horen en dat elke subcultuur invloed heeft op het gedrag o de rol van onderwijs beschrijven in de ontwikkeling van een mens als lid van de samenleving. PTA 4 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 5 Media a. Tijdstip toets: januari 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o beschrijven hoe mensen bij het vormen van hun meningen beïnvloed worden door selectie van informatie o uitingen van vooroordelen en beeldvorming ten aanzien van mannen en vrouwen in de samenleving herkennen en benoemen o voorbeelden noemen van vooroordelen en discriminatie, beschrijven hoe deze ontstaan en aangeven wat er tegen te doen is o van een bepaald sociaal probleem beschrijven hoe de beeldvorming erover tot stand komt/gekomen is. PTA 5 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 6 Werk a. Tijdstip toets: februari 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o met voorbeelden beschrijven wat sociale verschillen zijn en hoe die veroorzaakt worden, en beschrijven hoe de plaats van een mens op de maatschappelijke ladder kan veranderen o voorbeelden geven van belangen van mensen in een bepaalde maatschappelijke positie en van conflicten die daarmee samenhangen o maatregelen van de overheid ten aanzien van sociale ongelijkheid noemen.
49
PTA 6 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 7 Criminaliteit a. Tijdstip toets: april 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o vormen van macht en machtsmiddelen herkennen, beschrijven en verklaren o beschrijven en uitleggen hoe regels het samenleven van mensen mogelijk maken o beschrijven en uitleggen welke mogelijkheden burgers hebben om invloed uit te oefenen op de politiek, en kenmerken van een parlementaire democratie noemen, herkennen en toelichten. PTA 7 bestaat uit het volgende hoofdstuk: 8 Relaties a. Tijdstip toets: juni 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan je oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van maatschappijleer in de maatschappij. Je kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. Je kan met betrekking tot een maatschappelijk vraagstuk: o principes en procedures van de benaderingswijze van het vak maatschappijleer toepassen o een standpunt innemen en hier argumenten voor geven. Je kan: o beschrijven hoe mensen bij het vormen van hun meningen beïnvloed worden door selectie van informatie o uitingen van vooroordelen en beeldvorming ten aanzien van mannen en vrouwen in de samenleving herkennen en benoemen o voorbeelden noemen van vooroordelen en discriminatie, beschrijven hoe deze ontstaan en aangeven wat er tegen te doen is o van een bepaald sociaal probleem beschrijven hoe de beeldvorming erover tot stand komt/gekomen is.
Maatschappijleer in schema Leerjaar
Afnameperiode
3
Sep/okt 2014
PTA Onderdeel 1
3
november 2014
2
3
december 2014
3
3
Januari 2015
3
Hoofdstuk
Schoolexamen (SE) of Eindexamen (CSE) SE
Gewicht
Politiek
SE
1
SE
1
4
Multiculturele samenleving Media
SE
1
Februari 2015
5
Werk
SE
1
3
April 2015
6
Criminaliteit
SE
1
3
Juni 2015
7
Relaties
SE
1
Jongeren
50
1
Cijfer
Nederlands Leerjaar 3 Algemene informatie Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens die elk 2 keer tellen. Naast je tentamens krijg je (in PTA8) ook toetsen per deelvaardigheid zoals grammatica, woordenschat, spelling en fictie. Dit gemiddelde cijfer voor deelvaardigheden telt 1 keer. In leerjaar 4 krijg je nog drie tentamens die elk 2 keer meetellen. Daarnaast blijf je toetsen maken per deelvaardigheid. De cijfers die je daarvoor haalt, komen bij het cijfer voor deelvaardigheden dat je in leerjaar 3 hebt behaald. Het gewicht van dat gemiddelde cijfer blijft 1. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
De tentamens gaan over de volgende onderwerpen Tentamen 1: lees- en schrijfvaardigheid 1 (zakelijke brief) a. b. c.
Tijdstip toets: november 2014 Duur: 90 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit blok 1 t/m 3 waarin de volgende begrippen staan vermeld en worden uitgelegd: Beeld en opmaak, manieren van lezen, tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm, publiek, kernzin, alineaopbouw, inleiding, middenstuk, slot, hoofdgedachte, hoofd -en bijzaken.
Je kunt bij verschillende teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met deze theorie.
Je kent de theorie bij het onderdeel “Schrijf Vaardig” uit blok 1 t/m 3. Daarin staan de volgende (schrijf)onderwerpen met uitleg over vorm en inhoud: Maken van een flyer, schrijven van een informatieve tekst en een zakelijke brief.
Je kunt deze teksten schrijven aan de hand van een opdracht met aandachtspunten voor inhoud, goede spelling en passend taalgebruik.
Tentamen 2: lees- en schrijfvaardigheid 2 (ingezonden stuk) a. b. c.
Tijdstip toets: januari 2015 Duur: 90 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit de blokken 1 t/m 5 waarin de volgende begrippen staan vermeld en worden uitgelegd. Beeld en opmaak, manieren van lezen, tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm, publiek, kernzin, alineaopbouw, inleiding, middenstuk, slot, hoofdgedachte, hoofd -en bijzaken; tabel en schema; tekstverbanden, signaalwoorden; meerkeuzevragen en open vragen; citeren; feit, mening en argument; objectief en subjectief. Je kent het verschil tussen citeren of iets zeggen in eigen woorden. Je kent de regels voor citeren en kunt deze toepassen Je kent het begrip “alineaverband” en de verschillende alineaverbanden. Je kent het begrip “signaalwoord”. Je kent de verschillende signaalwoorden die horen bij de verschillende alineaverbanden. Je kunt aan een signaalwoord zien van welk alineaverband er sprake is. Je kunt bij verschillende teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met deze theorie. Je kent de theorie bij het onderdeel “Schrijf Vaardig” uit blok 4 t/m 6. Daarin staan de volgende (schrijf)onderwerpen met uitleg over vorm en inhoud. Formulier invullen, vragenformulier maken, ingezonden stuk schrijven; recensie schrijven.
51
Je kunt deze teksten schrijven aan de hand van een opdracht met aandachtspunten voor inhoud, goede spelling en passend taalgebruik
Tentamen 3: kijk- en luistervaardig a. b. c.
Tijdstip toets: april 2015 Duur: 100 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Je kunt een kijk- en luisterprogramma in hoofdzaak begrijpen en deze hoofdzaak, samen met een aantal details, onthouden om er achteraf vragen over te beantwoorden Je kunt een situatie in bijvoorbeeld een speelfilm herkennen en laten zien dat je begrijpt hoe de personen in die film tegenover elkaar staan en van welke relaties en gevoelens er bij deze personen sprake is. Je kunt luister- en kijkmanieren gebruiken voor zoekend en intensief luisteren Je kunt het doel van de makers van een programma weergeven Je kunt het hoofdonderwerp, de hoofdgedachte en/of de belangrijkste elementen uit een programma weergeven Je kunt een instructie navertellen en/of uitvoeren
Tentamen 4: lees- en schrijfvaardig 3 (artikel) a. b. c.
Tijdstip toets: juni 2015 Duur: 90 minuten Wat moet je kennen en kunnen: Herhaling van de theorie van de tentamens leesvaardig 1 en 2 (in je boek: Leesvaardig blok 1 t/m 5). Je kent de tekstsoort “Artikel” (informatieve tekst, Schrijfvaardig blok 2) Je kent de opbouw van een artikel. Je kunt een artikel schrijven aan de hand van een opdracht met aandachtspunten voor inhoud, correcte spelling en passend taalgebruik
leerjaar 4 Algemene informatie: In leerjaar 4 krijg je nog drie tentamens die elk 2 keer meetellen. Daarnaast blijf je toetsen maken per deelvaardigheid. De cijfers die je daarvoor haalt, komen bij het cijfer voor deelvaardigheden dat je in leerjaar 3 hebt behaald. Het gewicht van dat gemiddelde cijfer blijft 1. Daarnaast werk je in leerjaar 4 aan het handelingsdeel ‘Communicatie’. Dat deel bestaat uit de module ‘Spreken en gesprekken voeren.’ In april mag je één van de drie schriftelijke tentamens herkansen. Alle andere toetsen en het handelingsdeel zijn uitgesloten van herkansing.
De tentamens gaan over de volgende onderwerpen Tentamen 5: leesvaardigheid (theorie en teksten) a. Tijdstip toets: oktober/november 2015 b. Duur: 90 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waarin de volgende begrippen staan vermeld en worden uitgelegd: Beeld en opmaak, manieren van lezen, tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm, publiek, kernzin, alineaopbouw, inleiding, middenstuk, slot, hoofdgedachte, hoofd -en bijzaken; tabel en schema; verwijswoorden; tekstverbanden, signaalwoorden; meerkeuzevragen en open vragen; citeren; feit, mening en argument; objectief en subjectief. Je kunt bij aangeboden teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met bovenstaande theorie en begrippen.
52
Tentamen 6: lees- en schrijfvaardigheid 4 a. Tijdstip toets: januari 2016 b. Duur: 90 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waarin de volgende begrippen worden uitgelegd: Tekstverbanden en signaalwoorden; beeld en opmaak; tekstopbouw; verwijswoorden; citeren of in eigen woorden; tekstdoelen, tekstsoort en tekstvorm; hoofdgedachte, onderwerp; publiek leesmanieren; feit, mening en argument; objectief en subjectief; hoofdzaak en bijzaken. Je kunt bij aangeboden teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met bovenstaande theorie en begrippen. Je kent de theorie bij het onderdeel “Schrijf Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waar bij de volgende (schrijf)onderwerpen de vorm en inhoud worden uitgelegd: Zakelijke e-mail; zakelijke brief; sollicitatiebrief, CV, formulier invullen, mening gevende tekst schrijven Je kunt deze schrijfproducten maken aan de hand van een opdracht met aandachtspunten en daarbij de regels voor spelling, leestekens en taalgebruik correct toepassen. Tentamen 7: lees- en schrijfvaardigheid 5 a. Tijdstip toets: maart 2016 b. Duur: 90 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen: Je kent de theorie bij het onderdeel “Lees Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waarin de volgende begrippen worden uitgelegd: Tekstverbanden en signaalwoorden; beeld en opmaak; tekstopbouw; verwijswoorden; citeren of in eigen woorden; tekstdoelen, tekstsoort en tekstvorm; hoofdgedachte, onderwerp; publiek leesmanieren; feit, mening en argument; objectief en subjectief; hoofdzaak en bijzaken. Je kunt bij aangeboden teksten de vragen beantwoorden die te maken hebben met bovenstaande theorie en begrippen. Je kent de theorie bij het onderdeel “Schrijf Vaardig” uit de blokken 1 t/m 4 waar bij de volgende (schrijf)onderwerpen de vorm en inhoud worden uitgelegd: Zakelijke e-mail; zakelijke brief; sollicitatiebrief, CV, formulier invullen, mening gevende tekst schrijven Je kunt deze schrijfproducten maken aan de hand van een opdracht met aandachtspunten en daarbij de regels voor spelling, leestekens en taalgebruik correct toepassen. Handelingsdeel Communicatie Spreken en gesprekken voeren Presenteren, argumenteren, structureren, luisteren en reageren a. Tijdstip: tussen november en maart b. Wat moet je kennen en kunnen Je kent het belang van de inzet van oogcontact met je publiek, een goede lichaamshouding tijdens een presentatie, goed stemgebruik. Je weet hoe je met goed stemgebruik je presentatie kunt ondersteunen. Je past deze kennis toe bij je presentatie. Je kent het begrip “argument”. Je kunt een argument bedenken bij een eigen stelling. Je kent het belang van uitleg van en voorbeeld bij je argument. Je kent het begrip structuur in een presentatie en houd je daaraan. Je kunt een gestructureerde presentatie voorbereiden en uitvoeren. Je kent het belang van goed luisteren in een gesprek of naar een presentatie. Je kunt hetgeen je gehoord hebt gebruiken bij de voorbereiding op je reactie of vraag. Je kunt je oordeel over andermans presentatie beargumenteren en motiveren. Je kunt de ander een verbeterpunt en een pluspunt meegeven na zijn of haar presentatie. Kennis en praktijk van mening en argumenten kun je inzetten in een (motivatie)gesprek, bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek.
53
*8j Themadossier Voor de basisberoepsgerichte leerweg bestaande uit de onderdelen : 1. Verslagen 2 boekverslagen (fictie):één in leerjaar 3 en één in leerjaar 4 1 filmverslag (fictie) in leerjaar 3 1 kijkverslag (documentaire) einde leerjaar 3 1 zakelijke tekst over je thema leerjaar 4 2. Mondeling examen (leerjaar 4) Je dossier moet eerst inhoudelijk goedgekeurd zijn. Het mondeling examen wordt beoordeeld als examen mondelinge taalvaardigheid: ‘gesprekken voeren’(niveau 2F). Meer uitleg over dit examen krijg je in de les (in leerjaar 4).
Nederlands in schema Leerjaar
Afnameperiode
3
november 2014
PTAonderdeel 1
3
januari 2015
2
3
april 2015
3
3
juni 2015
4
4
okt/nov 2015
5
4
januari 2016
6
4
maart 2016
7
3/4
doorlopend
8
3/4
H
Vaardigheid Lees- en schrijfvaardigheid 1 (Zakelijke brief) Lees- en schrijfvaardigheid 2 (Ingezonden stuk) Kijken en luisteren Lees- en schrijfvaardigheid 3 (Artikel) Leesvaardigheid Lees- en schrijfvaardigheid 4 Lees- en schrijfvaardigheid 5 Deelvaardigheden 8a Leesvaardig 8b Grammatica en Spelling 1 (blok 1-3) 8c Taal 1 (blok 1-3) 8d Grammatica en Spelling 2 (blok 4-6) 8e Taal 2 (blok 4-6) 8f Schrijfvaardig: portfolio studie/beroep -------------------------------8g Taal 3 (blok 1-2) 8h Grammatica en Spelling 3 (blok 1-4) 8i Taal 4 (blok 3-4) 8j Themadossier* Handelingsdeel Communicatie
54
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) SE
Gewicht
SE
2
SE
2
SE
2
SE/CSE
2
SE/CSE
2
SE/CSE
2
SE
1
Cijfer
2
(0,1 per deeltoets)
SE
0
OVG
Rekenvaardigheden Leerjaar 3 Dit vak bereid je voor op de landelijke rekentoets in leerjaar 4. Voor je rapportcijfer in leerjaar 3 krijg je zes proefwerken die elk 1 keer meetellen. Het gemiddelde van deze cijfers is het cijfer wat je overgang bepaalt. Alle cijfers komen in Magister. In leerjaar 4 komen, naast de cijfers uit leerjaar 3, nog drie proefwerken die elk 1 keer meetellen. Het lopende gemiddelde van deze cijfers geeft aan wat je waarschijnlijk voor de landelijke rekentoets zult halen. De cijfers zelf tellen niet mee bij de landelijke rekentoets. Alle cijfers komen wel in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de proefwerken in leerjaar 3 afgetoetst.
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4.
uit het oefenboek moet je de stukjes theorie, voorbeelden, samenvattingen en gemaakte opdrachten goed bestuderen. eventuele aantekeningen bestuderen. Test jezelf en eventueel nog de extra oefening uit je oefenboek maken. toetsopdrachten uit je oefenboek.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
voorbereiden op proefwerken en landelijke rekentoets. leren rekenvaardigheden toepassen uit het referentiekader 2F die betrekking hebben op de domeinen Getallen, Verhoudingen, Meten & meetkunde en Verbanden. leren structuren en verbanden opsporen in voor jou herkenbare situaties en verbanden leggen met rekenkundige begrippen, en daarbij: a. rekenkundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes. b. communiceren door middel van adequaat (rekenkundig) taalgebruik.
De proefwerken gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Getallen en bewerkingen (Hoofdstuk 1) a. Tijdstip proefwerk: ± september. b. Duur: 45 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt werken met hele getallen, en daarbij: o ordenen, schatten en rekenen. o optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. o rekenen met machten en wortels.
2.
Breuken en decimale getallen (Hoofdstuk 2) a. Tijdstip proefwerk: ± november. b. Duur: 45 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt werken met breuken en decimale getallen, en daarbij: o ordenen, schatten en rekenen. o optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. o afronden.
55
3.
Rekenen (Hoofdstuk 3) a. Tijdstip proefwerk: ± december. b. Duur: 45 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: o handig rekenen bij optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. o schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden. o verstandig afronden. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
4.
Verhoudingen (Hoofdstuk 4) a. Tijdstip proefwerk: ± januari. b. Duur: 45 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt werken met verhoudingen, en daarbij: o schatten en rekenen. o werken met verhoudingstabellen. o schatten en rekenen met schaal. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
5.
Procenten (Hoofdstuk 5) a. Tijdstip proefwerk: ± maart. b. Duur: 45 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt werken met procenten, en daarbij: o schatten en rekenen. o wisselen tussen procenten, breuken en verhoudingen. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
6.
Meten (Hoofdstuk 6) a. Tijdstip proefwerk: ± april. b. Duur: 45 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan efficiënt werken met gangbare maten en grootheden, en daarbij: o schatten en rekenen met lengte en oppervlakte. o schatten en rekenen met inhoud. o schatten en rekenen met gewicht. o schatten en rekenen met tijd. o schatten en rekenen met andere maten en samengestelde eenheden. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
56
Leerjaar 4 Algemene informatie: Dit vak bereid je, na leerjaar 3, verder voor op de landelijke rekentoets in leerjaar 4. Om deze voorbereiding af te ronden krijg je nog drie proefwerken die elk 1 keer tellen. Het lopende gemiddelde van de zes cijfers van leerjaar 3 en de drie cijfers uit leerjaar 4 geeft aan wat je waarschijnlijk voor de landelijke rekentoets zult halen. De cijfers zelf tellen niet mee bij de landelijke rekentoets en ook niet voor je examen. Alle cijfers komen wel in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de toetsen in leerjaar 4 afgetoetst.
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4. 5.
uit het oefenboek moet je de stukjes theorie, voorbeelden, samenvattingen en gemaakte opdrachten goed bestuderen. eventuele aantekeningen bestuderen. Test jezelf en eventueel nog de extra oefening uit je oefenboek maken. toetsopdrachten uit je oefenboek. voor de landelijke rekentoets de samenvattingen bestuderen en maken, en de Oefentoets 2F maken.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
voorbereiden op proefwerken en landelijke rekentoets. leren rekenvaardigheden toepassen uit het referentiekader 2F die betrekking hebben op de domeinen Getallen, Verhoudingen, Meten & meetkunde en Verbanden. leren structuren en verbanden opsporen in voor jou herkenbare situaties en verbindingen leggen met rekenkundige begrippen, en daarbij: a. rekenkundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes. b. communiceren door middel van adequaat (rekenkundig) taalgebruik.
De proefwerken gaan over onderstaande onderwerpen: 7.
Meetkunde (Hoofdstuk 7) a. Tijdstip proefwerk: ± september. b. Duur: 45 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o werken, tekenen en rekenen met vlakke figuren. o werken, tekenen en rekenen met ruimtelijke figuren. o werken met en tekenen van uitslagen, aanzichten en doorsneden. o werken met en tekenen van routes. o werken en rekenen met bouwtekeningen en meetinstrumenten. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
8.
Informatie verwerken (Hoofdstuk 8) a. Tijdstip proefwerk: ± november. b. Duur: 45 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij: o gebruik maken van beeld-, staaf- en cirkeldiagram. o gebruik maken van frequentietabel en gemiddelde. o hiervoor genoemde gegevens combineren. o op basis van de verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
57
9.
Formules en grafieken (Hoofdstuk 9) a. Tijdstip proefwerk: ± januari. b. Duur: 45 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en (woord)formules hanteren bij verschillende typen verbanden. o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
De landelijke rekentoets: a. b. c.
Tijdstip landelijke rekentoets: ± maart. Duur: 90 minuten. Wat moet je kennen en kunnen tijdens de landelijke rekentoets: Je kan rekenvaardigheden toepassen uit het referentiekader 2F die betrekking hebben op de domeinen Getallen, Verhoudingen, Meten & meetkunde en Verbanden. (Zie de afzonderlijke hoofdstukken hiervoor.) o hierbij op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
Rekenvaardigheden in schema Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE)
Gewicht
Getallen en bewerkingen (H 1)
SE
1
2
Breuken en decimale getallen (H 2)
SE
1
± december
3
Rekenen (H 3)
SE
1
3
± januari
4
Verhoudingen (H 4)
SE
1
3
± maart
5
Procenten (H 5)
SE
1
3
± april
6
Meten (H 6)
SE
1
4
± september
7
Meetkunde (H 7)
SE
1
4
± november
8
Informatie verwerken (H 8)
SE
1
4
± januari
9
Formules en grafieken (H 9)
SE
1
4
± maart
SE/CSE
-
Leerjaar
Tijdstip
Onderdeel Hoofdstuk
3
± september
1
3
± november
3
Landelijke rekentoets
58
Cijfer
Wiskunde Leerjaar 3 Algemene informatie: Voor je schoolexamen in leerjaar 3 krijg je vier tentamens die elk 1 keer meetellen. Daarnaast krijg je verdeeld over het jaar nog elf proefwerken, die elk 1 keer meetellen en waarvan het gemiddelde ook als één ‘tentamen’cijfer meetelt. Het gemiddelde van deze vijf ‘tentamen’cijfers is het cijfer wat je overgang bepaalt. Alle cijfers komen in Magister. In leerjaar 4 komen, naast de cijfers uit leerjaar 3, nog drie tentamens die elk 3 keer meetellen. Ook krijg je een GWA (Geïntegreerde Wiskundige Activiteit) dat 3 keer meetelt bij de proefwerkcijfers van leerjaar 3. Het gemiddelde van deze acht ‘tentamen’cijfers is het cijfer wat je schoolexamencijfer bepaalt. Alle cijfers komen in Magister. Daarnaast krijg je in leerjaar 4 nog een opdracht “Oriëntatie op Leren en Werken” die als voldoende moet worden afgesloten. Ook deze beoordeling komt in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de proefwerken en tentamens in leerjaar 3 afgetoetst. In juni mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing.
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3.
uit het leerboek moet je de stukjes aanpak, theorie, voorbeelden, samenvattingen en gemaakte opdrachten goed doornemen. eventuele aantekeningen. Test jezelf en eventueel nog de oefenopdrachten uit je werkboek maken.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
voorbereiden op proefwerken, tentamens en examen. leren basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. leren structuren en verbanden opsporen in voor jou herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen, en daarbij: a. wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes. b. communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik. c. adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen.
Proefwerken over de afzonderlijke hoofdstukken: d. e. f.
Gedurende het schooljaar krijg je na elk hoofdstuk een proefwerk over het betreffende hoofdstuk. Zo’n proefwerk dient als voorbereiding op het tentamen later dat jaar. Duur proefwerken: 45 minuten. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het proefwerk: Je kan de lesstof van het hoofdstuk toepassen in nieuwe opgaven.
59
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 1.
Plaatsbepalen (Hoofdstuk 1) Grafieken (Hoofdstuk 2) Rekenen (Hoofdstuk 3) a. Tijdstip tentamen: ± november. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden. geschikte wiskundige modellen gebruiken. Je kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: o schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden. o op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
2.
Verhoudingen en procenten (Hoofdstuk 4) Kijken en redeneren (Hoofdstuk 5) Statistiek (Hoofdstuk 6) a. Tijdstip tentamen: januari. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: o schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden. o op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij: o statistische representatievormen en een graaf hanteren. o op basis van de verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken.
60
3.
Omtrek en oppervlakte (Hoofdstuk 7) Werken met formules (Hoofdstuk 8) Schattend rekenen (Hoofdstuk 9) a. Tijdstip tentamen: april. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken. Je kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: o schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden. o op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
4.
Inhoud (Hoofdstuk 10) Formules en terugrekenen (Hoofdstuk 11) a. Tijdstip tentamen: juni. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en woordformules hanteren, in het bijzonder bij lineaire verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken.
61
Leerjaar 4 Algemene informatie: Om je schoolexamen, wat je in leerjaar 3 begonnen bent, in leerjaar 4 af te ronden krijg je, naast de cijfers van leerjaar 3, nog drie tentamens die elk 3 keer meetellen. Daarnaast krijg je een GWA (Geïntegreerde Wiskundige Activiteit) dat 3 keer meetelt bij de proefwerken van leerjaar 3. Je schoolexamencijfers is het gemiddelde van de hiervoor genoemde ‘tentamen’cijfers van leerjaar 3 en 4. Alle cijfers komen in Magister. In april mag je één schriftelijk tentamen herkansen. Alle andere toetsen zijn uitgesloten van herkansing. Daarnaast krijg je nog een opdracht “Oriëntatie op Leren en Werken” die als voldoende moet worden afgesloten. Ook deze beoordeling komt in Magister. Bij elk onderwerp is aangegeven wat je daarvoor moet kennen en kunnen. Hoe je moet leren staat hieronder. De kennis en vaardigheden die je opdoet worden tijdens de tentamens en andere opdrachten in leerjaar 4 afgetoetst.
Wat moet je doen en leren voor elke toets: 1. 2. 3. 4.
uit het leerboek moet je de stukjes aanpak, theorie, voorbeelden, samenvattingen en gemaakte opdrachten goed doornemen. eventuele aantekeningen. Test jezelf en eventueel nog de oefenopdrachten uit je werkboek maken. Examentraining uit je boek of www.examenblad.nl.
Wat doe je in de lessen: 1. 2. 3.
voorbereiden op tentamens en examen. leren basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. leren structuren en verbanden opsporen in voor jou herkenbare situaties en verbindingen leggen met wiskundige begrippen, en daarbij: a. wiskundige technieken kiezen en gebruiken om problemen op te lossen, waaronder basisalgoritmen en standaardmethodes. b. communiceren door middel van adequaat (wiskundig) taalgebruik. c. adequate onderzoeks- en redeneerstrategieën toepassen.
Oriëntatie op Leren en Werken (OLW):
Tijdstip inleveren opdrachten en presentatie: ± november t/m ± januari. Duur: afhankelijk van eigen inbreng. Wat moet je kennen en kunnen voor de opdrachten en presentatie: Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o je oriënteren op het belang van wiskunde voor de eigen loopbaan en voor je functioneren in de maatschappij. o een relatie leggen tussen wiskundige kennis en vaardigheden en de beroepspraktijk.
Geïntegreerde Wiskundige Activiteit (GWA)
Tijdstip inleveren werkstuk: ± februari. Duur: afhankelijk van eigen werktempo, vaardigheid en kennis. Wat moet je kennen en kunnen voor het werkstuk: Je kan problemen in alledaagse situaties vertalen naar wiskundige problemen, en daarbij: o de vaardigheden bij alle andere onderdelen geïntegreerd gebruiken. o conclusies trekken die relevant zijn voor de bewuste probleemsituatie.
62
De tentamens gaan over onderstaande onderwerpen: 5.
Maten omrekenen (Hoofdstuk 1) Hoeken en symmetrie (Hoofdstuk 2) Formules (Hoofdstuk 3) a. Tijdstip tentamen: ± november. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: o schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden. o op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken. Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en woordformules hanteren bij verschillende typen verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken.
6.
Statistiek (Hoofdstuk 4) Omtrek, oppervlakte en inhoud (Hoofdstuk 5) Rekenen (Hoofdstuk 6) a. Tijdstip tentamen: ± januari. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan informatie verzamelen, weergeven en analyseren met behulp van grafische voorstellingen, en daarbij: o statistische representatievormen en een graaf hanteren. o op basis van de verwerkte informatie verwachtingen uitspreken en conclusies trekken. Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan efficiënt rekenen en cijfermatige gegevens kritisch beoordelen, en daarbij: o schatten en rekenen met gangbare maten en grootheden. o op een verstandige manier de rekenmachine gebruiken.
7.
Meten en kijken (Hoofdstuk 7) Grafieken (Hoofdstuk 8) a. Tijdstip tentamen: ± maart. b. Duur: 100 minuten. c. Wat moet je kennen en kunnen tijdens het tentamen: Je kan voorstellingen maken, onderzoeken en interpreteren van objecten en hun plaats in de ruimte, en daarbij: o redeneren over meetkundige figuren en deze tekenen. o afmetingen meten, schatten en berekenen. o meetkundige begrippen, instrumenten en apparaten hanteren. Je kan problemen oplossen waarin verbanden tussen variabelen een rol spelen, en daarbij: o tabellen, grafieken en woordformules hanteren bij verschillende typen verbanden. o geschikte wiskundige modellen gebruiken.
63
Wiskunde in schema Leerjaar
Tijdstip
Onderdeel Hoofdstuk
3
november
1
3
januari
2
3
april
3
3
juni
4
3
gedurende het hele schooljaar
4
± februari
4
± november
4
± november t/m ± januari
4
± januari
4
± maart
5
Plaatsbepalen (H 1) Grafieken (H 2) Rekenen (H 3) Verhoudingen en procenten (H 4) Kijken en redeneren (H 5) Statistiek (H 6) Omtrek en oppervlakte (H 7) Werken met formules (H 8) Schattend rekenen (H 9) Inhoud (H 10) Formules en terugrekenen (H 11) Afzonderlijke proefwerken over H 1 t/m H 11 Geïntegreerde Wiskundige Activiteit (GWA) Maten omrekenen (H 1) Hoeken en symmetrie (H 2) Formules (H 3)
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE)
Gewicht
SE
1
SE
1
SE
1
SE
1
SE 1 SE SE/CSE
3
Oriëntatie op Leren en Werken (OLW)
SE
moet voldoende zijn
6
Statistiek (H 4) Omtrek, oppervlakte en inhoud (H 5) Rekenen (H 6)
SE/CSE
3
7
Meten en kijken (H 7) Grafieken (H 8)
SE/CSE
3
Eind schoolexamencijfer = totaal leerjaar 3 + 4 gedeeld door 14
64
Cijfer
Zorg en welzijn breed Leerjaar 3 Algemene informatie Voor je schoolexamen in leerjaar 3 worden er 7 onderwerpen behandelt. Elk onderwerp wordt afgesloten met twee cijfers. Een cijfer voor het tentamen en een cijfer voor het gemiddelde van de weekopdrachten. Deze weekopdrachten hebben betrekking op het onderwerp of algemene examenonderdelen. Beide cijfers tellen 1 keer mee. Als er in de tentamenweek meerdere onderwerpen worden getoetst, worden de gemiddelden van de tentamens en de weekopdrachten in Magister gezet. Je loopt stage/BPO. Voor de BPO’s krijg je een beoordeling van Zorg en welzijn. Je maakt op je stage alle opdrachten e en verwerkt die in een stageverslag. Het gemiddelde van de stageverslagen telt in het 3 leerjaar 4 keer mee. De BPO’s worden beoordeeld op de volgende punten: Beoordeling stagebegeleider Beoordeling opdrachten/ stageverslag Beoordeling school In juni 2015 mag je 1 onderwerk (LA) herkansen van het derde jaar. Het hoogste cijfer telt
Bij elk onderwerp is hieronder aangegeven wat je moet kennen en kunnen. 1.
2.
Introductie werkveld Zorg en Welzijn a. Tijdstip tentamen: Oktober 2014 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen bij dit onderwerp? Werkveldoriëntatie: o Je kent de verschillende werkvelden, beroepen en opleidingen binnen de sector Zorg en Welzijn en Uiterlijke verzorging o Je kent de verschillende taken van de beroepsbeoefenaars binnen de sector en het benodigde opleidingsniveau. Zorgtaken: o Je kent het verschil tussen lichamelijk verzorgende taken, huishoudelijke taken en begeleidende taken. o Je kunt de verschillende niveaus en plaatsen van zorg bepalen. o Je kent de verschillende manieren waarop zorg wordt betaald in de Nederlandse samenleving. Sociale en communicatieve vaardigheden: o Je kent verschillende vormen van communicatie en het belang hiervan. o Je kunt jezelf correct presenteren. o Je kent de regels van gespreksvoering. o Je kunt omgaan met kritiek, waardering en gevoelens o Je kunt benoemen wat hoort bij een goede beroepshouding Kinderen 1 a. Tijdstip tentamen: november 2014 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen bij dit onderwerp? Je kunt de lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling beschrijven van baby’s, peuters, kleuters en schoolkinderen. Je kunt beschrijven welke verzorging een baby nodig heeft en enkele taken hiervan uitvoeren. Je kunt factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling benoemen. Je kunt verschillende soorten speelgoed beschrijven voor verschillende leeftijdsgroepen en het belang voor de ontwikkeling hiervan. Je Je kan verschillende opvoedingsstijlen en middelen die gebruikt worden bij de opvoeding beschrijven. Je kent de problemen die er kunnen ontstaan bij de opvoeding en welke hulpinstanties er hierbij zijn.
65
3.
Voeding 1 a. Tijdstip tentamen: februari 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen bij dit onderwerp? Je kunt het belang van voeding voor de mens benoemen en weet welke factoren van belang zijn bij de hoeveelheid voeding die je nodig hebt. Je kunt de schijf van vijf uitleggen en toepassen bij het samenstellen van een verantwoorde maaltijd. Je kunt rekenen met de voedingsmiddelentabel en hieruit afleiden of een voedingsmiddel past bij een bepaald voedingspatroon. Je kunt beschrijven welke voedingsstoffen er zijn, welke functie ze hebben in het lichaam en in welke voedingsmiddelen ze voorkomen. Je kent de factoren die bepalend zijn voor het voedingsgedrag van mensen en weet welke nadelen hieraan verbonden kunnen zijn of ziekten hierbij een rol spelen. Je kent de verschillende voeding voor verschillende leeftijdsgroepen en weet welke alternatieve voedingspatronen er zijn. Je kunt uitleggen welke vormen van conserveren er zijn en het belang hiervan bij voedselbereiding en verwerking.
4.
Kinderen 2 a. Tijdstip tentamen: februari 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen bij dit onderwerp? Je kunt de lichamelijke, geestelijke en sociale veranderingen bij een puber beschrijven en duidelijke voorbeelden geven van deze veranderingen. Je kan de invloeden op de ontwikkeling van een puber beschrijven en verklaren. Je kent de verschillende leefvormen en de voor- en nadelen die daarbij horen. Je kan uitleggen hoe een verslaving ontstaat, wat de gevolgen van een verslaving kunnen zijn en welke instanties voor hulpverlening er zijn.
5.
Facilitaire dienst a. Tijdstip tentamen: mei 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen bij dit onderwerp? Je kunt beschrijven uit welke onderdelen de facilitaire dienst bestaat en benoemen wat de taken zijn van de dienst binnen de organisatie en van het personeel. Je kent het verschil tussen profit en non-profit organisaties. Je kunt het belang van HACCP beschrijven en kunt benoemen uit welke onderdelen die kan bestaan. Je kunt beschrijven hoe een grootkeuken ingedeeld is en welke apparatuur en materialen hier aanwezig kan zijn. Je kent de verschillende vormen van catering en kunt hier voorbeelden bij benoemen. Je kunt beschrijven wat belangrijk is bij het werken in de horeca, welke werkzaamheden hier bij horen en wat de juiste beroepshouding hierbij is. Je kent de verschillende schoonmaakmiddelen en materialen en kunt ze op de juiste manier toepassen. Je kent de textielcyclus en kunt beschrijven welke technieken, materialen en handelingen verricht worden bij elke stap in de cyclus.
66
6.
Ouderen a. Tijdstip tentamen: mei 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen bij dit onderwerp? Je kunt de lichamelijke, geestelijke en sociale gevolgen beschrijven en herkennen van het ouder worden. Je kent de begrippen vergrijzing en dubbele vergrijzing. Je kunt de hulpverlening aan ouderen beschrijven en welke instanties zich hier mee bezighouden. Je kent het begrip ADL en kunt passende voorbeelden geven in verschillende situaties. Je kunt verschillende ondersteunende handelingen uitvoeren zoals van bed naar stoel verplaatsen, begeleiden bij lopen en aan- en uitkleden. Je kent de verschillende woonvormen van ouderen en de voor- en nadelen hiervan. Je kunt de verschillende wettelijke en maatschappelijke voorzieningen voor ouderen beschrijven.
7.
Sport en activiteiten a. Tijdstip tentamen: juni 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen bij dit onderwerp? Je kent de 5 belangrijkste punten van EHBO en kunt dit toepassen in een praktijksituatie. Je kent de inhoud van een verbanddoos en kunt beschrijven waarvoor de verschillende materialen gebruikt worden. Je kunt verschillende soorten verbanden aanleggen en de daarvoor benodigde materialen pakken. Je kunt de oorzaken en risico’s van overgewicht benoemen en kent de ziekten die hier het gevolg van kunnen zijn. Je kent verschillende mogelijkheden voor het maken van groepen en weet welke kenmerken horen bij een groep. Je kunt het verschil tussen objectief en subjectief toepassen bij het observeren en rapporteren. Je kan een draaiboek maken van een activiteit en hierbij rekening houden met zaken die belangrijk zijn bij de organisatie en evaluatie. Je kent de lichamelijke veranderingen van het ouder worden en kunt hierbij rekening houden bij het organiseren en begeleiden van ouderen bij een activiteit.
Leerjaar 4 Algemene informatie In het vierde jaar worden er 5 onderwerpen behandelt. Elk onderwerp wordt afgesloten met 2 cijfers. Een cijfer voor het tentamen en een cijfer voor het gemiddelde van de weekopdrachten. Beide cijfers tellen 1 keer mee. Als er in de tentamenweek meerdere onderwerpen worden getoetst, worden ook de gemiddelden van de tentamens en de weekopdrachten in Magister gezet. Daarnaast telt het gemiddelde van de twee BPO’s 2 keer mee. De BPO’s worden beoordeeld op de volgende punten: Beoordeling stagebegeleider Beoordeling opdrachten/ stageverslag Beoordeling school In April 2016 mag je 1 onderwerp(LA) herkansen van het vierde jaar. Het hoogste cijfer geldt.
67
Bij elk onderwerp is hieronder aangegeven wat je moet kennen en kunnen. 8.
Jongeren a. Tijdstip tentamen: oktober 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen bij dit onderwerp? Je kunt de lichamelijke, geestelijke, sociale en maatschappelijke gevolgen van verslaving benoemen. Je kent de begrippen verslaving, tolerantie en gewenning en kunt ze gebruiken op de juiste manier. Je kent verschillende vormen van verslaving en hoe daar van af te kicken en middelen die hiervoor gebruikt kunnen worden. Je kent de invloed van alcohol op het lichaam en de gevolgen hiervan in het verkeer. Je kent de verschillende vormen en instanties van jeugdhulpverlening in Nederland en kunt beschrijven wat hun taken zijn. Je kunt verschillende jongerenculturen noemen en herkennen en beschrijven waar ze voor staan. Je kent de term loverboys en kunt beschrijven en herkennen hoe zij te werk gaan. Je kunt hulpverlenende instanties noemen die in te schakelen zijn als het gaat om loverboys. Je kent de betekenis en werkwijze van bureau Halt en kunt beschrijven hoe zij te werk gaan.
9.
Voeding 2 a. Tijdstip tentamen: oktober 2015 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen bij dit onderwerp? Je kunt het belang van voeding voor de mens benoemen en weet welke factoren van belang zijn bij de hoeveelheid voeding die je nodig hebt. Je kunt de schijf van vijf uitleggen en toepassen bij het samenstellen van een verantwoorde maaltijd. Je kunt beschrijven welke voedingsstoffen er zijn, welke functie ze hebben in het lichaam en in welke voedingsmiddelen ze voorkomen. Je kent de factoren die bepalend zijn voor het voedingsgedrag van mensen en weet welke nadelen hieraan verbonden kunnen zijn of ziekten hierbij een rol spelen. Je kent de verschillende voeding voor verschillende leeftijdsgroepen en weet welke alternatieve voedingspatronen er zijn. Je kunt uitleggen welke vormen van conserveren er zijn en het belang hiervan beschrijven bij voedselbereiding en verwerking.
10. Uiterlijke verzorging a. Tijdstip tentamen: januari 2016 b. Duur: 50 minuten c. Wat moet je kennen en kunnen bij dit onderwerp? Je kunt zorg dragen voor een verzorgd uiterlijk: handen en nagels, haren, gezicht, adem, lichaamsgeur en kleding. Je kunt bij een cliënt nagels voorbehandelen, lakken en nabehandelen en hierbij gebruik maken van de juiste materialen, middelen en technieken. Je kunt bij een cliënt een gezichtsreiniging uitvoeren en hierbij de juiste materialen en technieken gebruiken. Je kunt bij een cliënt een dagmake-up aanbrengen volgens de juiste regels en het belang kunnen aangeven van een verantwoorde make-up. Je kunt aspecten noemen die een rol spelen bij de beoordeling van het uiterlijk van iemand en je kunt omschrijven welke gevoelens, meningen en gedragingen hierbij een rol spelen. Je kunt de rol omschrijven die het uiterlijk speelt in de reclame en hier kritisch mee om gaan. Je kunt verschillende opvattingen ten aanzien van lichaamsverzorging en hygiëne omschrijven vanuit levensovertuiging en culturele achtergrond. Je kunt verschillen in de betekenis omschrijven die het uiterlijk heeft in verschillende culturen. Je kunt de functie en bouw van de huid en nagel benoemen.
68
Je kunt de functie en bouw van het haar benoemen. Je kent verschillende haarproblemen en kunt benoemen wat de oorzaak is en wat mogelijke behandelingen zijn. Je kent verschillende kappersmaterialen en middelen en kunt ze op de juiste manier gebruiken. Je kunt het haar van een cliënt wassen en verzorgen en met behulp van een föhn en handen drogen en in model brengen. Je kent verschillende materialen en technieken om haar om te vormen en kan beschrijven hoe dit in zijn werk gaat. Je kent verschillende technieken en producten om het haar te kleuren en te ontkleuren en kent de volgorde van de behandeling. Je kent de behandeling van black hair en kan verschillende technieken beschrijven.
11. a. b. c.
Werk en gezondheid Tijdstip tentamen: januari 2016 Duur: 50 minuten Wat moet je kennen en kunnen voor dit onderwerp? Je kunt economisch bewust omgaan met materialen en middelen. Je voert werkzaamheden op een veilige wijze uit en houd hierbij rekening met o Arbo-risicoherkenning voor gezondheid, veiligheid en welzijn o wettelijke eisen en voorschriften bij het omgaan met materialen en middelen o de functie van de Arbo-wet noemen o de juiste werkhouding kunnen demonstreren bij alle professionele handelingen. Je kent het begrip bedrijfscultuur en kunt een hiërarchie van een arbeidsorganisatie maken en lezen. Je kunt op een systematische wijze werkzaamheden uitvoeren door gebruik te maken van een stappenplan. Je kunt tijdens de werkvoorbereiding en werkuitvoering op eenvoudig niveau berekeningen maken zoals rekenen met inhoudsmaten/gewichten en kunnen rekenen met verhoudingen. Je kunt samenwerken bij het uitvoeren van werkzaamheden en kan: o Taken verdelen o Overleggen o Zich houden aan afspraken o Omgaan met kritiek o Rapporteren Je kunt de begrippen objectief en subjectief omschrijven en toepassen bij het maken van een verslag. Je kunt bewust omgaan met het milieu en kent verschillende keurmerken en logo’s die betrekking hebben op het milieu.
12. a. b. c.
Zorg en Welzijn Breed examentraining Tijdstip tentamen: maart 2016 Duur: 50 minuten Wat moet je kennen en kunnen voor deze toets? Je kunt basale berekeningen maken over gewichten, inhoudsmaten en verhoudingen met gebruik van een rekenmachine.
Bij de examentraining worden verschillende onderdelen van het examenprogramma herhaald en getoetst voor een cijfer. Dit kunnen schriftelijke en praktische toetsen zijn. Het gemiddelde van de cijfers(bij dit onderdeel kunnen het er meer dan 4 zijn) telt 1 keer mee.
69
Zorg en welzijn in schema Leerjaar
Afnameperiode
Onderdeel
3
Oktober 2014
1/2 100 min
3
Januari 2014
3/4 100 min
3
April 2015
5/6 100 min
3
Juni 2015
3
2014-2015
4
Oktober 2015
7 100 min
4
4
4
Januari 2016
Maart 2016
Maart 2016
8/9
10/11
12
Leerarrangementen
Schoolexamen (SE) / Eindexamen (CSE) SE
Gewicht
SE
1
Voeding 1 Kinderen 2 Weekopdrachten
SE
1
SE
1
Facilitaire dienst Ouderen Weekopdrachten
SE
1
SE
1
Sport en activiteiten Weekopdrachten
SE SE
1 1
Gemiddelde 4xBPO
SE
4
Jongeren Voeding 2 Weekopdrachten
SE
1
SE
1
Uiterlijke verzorging Werk en gezondheid Weekopdrachten
SE
1
SE
1
Zorg en Welzijn Breed
SE
1
Weekopdrachten
SE
1
Gemiddelde 2xBPO
SE
2
Introductie werkveld ZW Kinderen 1 Weekopdrachten
70
1
Cijfer
Reglementen Quadraam reglement Zie website www.hetwesteraam.nl kijk in het snelmenu bij examen
Westeraam reglement 1 Aanvulling op het Quadraam examenreglement De kandidaten ontvangen het examenreglement en het reglement voor het Programma van Toetsing en Afsluiting aan het begin van het schoolexamentraject in klas 3. De eindcijfers en/of beoordelingen dienen uiterlijk één week voor het begin van het centraal examen definitief te zijn vastgesteld. De kandidaat tekent voor akkoord op de definitieve cijferlijst en levert deze in bij de examensecretaris. Indien dit door het in gebreke blijven van de kandidaat niet mogelijk is, wordt de kandidaat uitgesloten van het centraal examen. De directeur VMBO stelt vast waar de examenzitting zal plaatsvinden. 2 Doorstroomkwalificatie (overgang van leerjaar 3 naar leerjaar 4) Het uitgangspunt is dat de kandidaat een doorlopend traject van onderwijs volgt en dat bij bevordering naar leerjaar 4 een goede kans bestaat op het behalen van een diploma in de betreffende sector en op het betreffende niveau. Dit besluit wordt door de bevorderingsvergadering genomen. Leidend hierbij zijn de overgangsnormen. Het gemiddelde wordt opgebouwd uit alle cijfers die in leerjaar drie zijn behaald. De overgangsnormen zijn: Bij de overgangsnormering gaan we uit van cijfers tot één cijfer achter de komma. Bevorderd:
Gemiddeld SE-cijfer 6,0 of hoger en maximaal één SE-cijfer tussen de 4,50 en 5,50. Indien het sectorwerkstuk in leerjaar 3 wordt afgesloten, dan moet het eindcijfer tenminste voldoende zijn.
Bespreken:
Het gemiddeld SE-cijfer is 6,0 of hoger met één cijfer tussen 4,0 en 4,50, of Het gemiddelde SE-cijfer ligt tussen 5,5 en 6,0, of Het afgeronde eindcijfer Maatschappijleer-1 is een 5.
Doubleren
Twee of meer SE-cijfers lager dan 5,0, of Een SE-cijfer lager dan 4,0, of Gemiddelde SE cijfer lager dan 5,5, of Het eindcijfer maatschappijleer-1 is een 4 of lager, of Het Sectorwerkstuk is onvoldoende afgesloten.
Algemene voorwaarden: CKV, LO Beroepspraktijkorïentatie (BPO) moeten volledig en voldoende zijn afgesloten. Voor CKV krijgen leerlingen van de betreffende docent een reglement met daarin onder andere eisen die aan verslagen gesteld worden, wat er gebeurd als een leerling een opdracht niet inlevert of te laat enzovoorts Bij bespreken, of in bijzondere gevallen geeft de lerarenvergadering advies, de afdelingsleider doet de definitieve uitspraak.
71
Indien de kandidaat niet toelaatbaar is in leerjaar 4 in de betreffende sector en het niveau zijn er de volgende mogelijkheden:
De kandidaat start opnieuw in leerjaar 3 in dezelfde sector en op hetzelfde niveau. De kandidaat start opnieuw in leerjaar 3 in dezelfde sector en op een ander niveau. De kandidaat start opnieuw in leerjaar 3 in een andere sector en op hetzelfde niveau. De kandidaat start opnieuw in leerjaar 3 in een andere sector en ander niveau. De kandidaat start in leerjaar 4 op een lager niveau. Van theoretisch niveau kan men niet naar gemengd, kader of basis. Er wordt een verdiepingsopdracht aangeboden die aan bepaalde eisen moet voldoen. Indien dit afgerond is vóór de start van het nieuwe schooljaar en het resultaat minimaal voldoende is, wordt de leerling toegelaten in het vierde leerjaar.
3 Absentie Afwezigheid tijdens een tentamen of ander toetsmoment moet vóór aanvang telefonisch door de ouders worden gemeld aan de school. De absentie dient op de dag van terugkomst op school schriftelijk te worden bevestigd door de ouder of verzorger, met de oranje kaart. De kandidaat levert de schriftelijke absentiebevestiging in bij bureau leerlingzaken. Met de docent, waar werk gemist is, wordt vervolgens een afspraak gemaakt om binnen twee weken het gemiste werk in te halen. De gemaakte afspraak wordt in het dossier van de leerling opgeslagen. Wanneer de kandidaat de afspraak niet nakomt en of niet maakt, wordt er melding gemaakt bij de examencommissie. Deze beslist volgens de geldende regelgeving of de kandidaat het werk alsnog mag maken of dat er een andere maatregel genomen moet worden. In alle gevallen van absentie van de kandidaat is het uiteindelijk ter beoordeling van de directeur of de kandidaat de toets mag maken. Bij schriftelijke toetsen kan de kandidaat tot uiterlijk tien minuten na aanvang van de toets in het lokaal worden toegelaten. Daarna wordt de toegang geweigerd en wordt dit gezien als afwezigheid. De kandidaat krijgt geen toetstijdverlenging als hij te laat komt. Voor niet schriftelijke toetsen moet een nieuwe afspraak worden gemaakt. 4 Inhalen en Herkansing Indien een kandidaat recht heeft op het inhalen van een toets, maakt deze een afspraak met zijn docent. Dit wordt op het afsprakenformulier vastgelegd. Deze opdrachten moet in leerjaar 3 voor de overgangsvergadering zijn beoordeeld. In leerjaar 4 moeten zij een week voor tekening van de cijferlijst beoordeeld zijn. De kandidaat heeft recht op één herkansing per vak, per leerjaar. (Enkele vakken en of onderdelen daarvan zijn uitgesloten, zie PTA) De leerling vult voor herkansing van een tentamen samen met de vakdocent een herkansingsverzoek in. De vakdocent voegt het toe aan het dossier van de betreffende leerling. In leerjaar 4 dient de opdracht minimaal 2 weken vóór ondertekening van de cijferlijst bij de betreffende vakdocent ingeleverd zijn. Indien de kandidaat hier niet aan voldoet, wordt hij / zij uitgesloten voor het examen. Herkansen CSE en CSPE Alle basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte kandidaten (dus zowel de kandidaten voor de papieren als de digitale examens BB/KB) hebben het recht op één herkansing van het centrale examen van één algemeen vak. Daarnaast mogen zij het cspe voor het beroepsgerichte vak herkansen, of onderdelen daarvan. Alle andere kandidaten in de leerwegen, gemengde of theoretische leerweg hebben het recht op één herkansing van het centrale examen van één algemeen vak of het cspe, of onderdelen daarvan.
72
5 Uitslag Slaag- en zakregeling vmbo geldend voor leerlingen die vanaf 2012 examen doen. De kandidaat die eindexamen heeft afgelegd en het centraal examen voor alle vakken heeft afgelegd binnen een schooljaar, is geslaagd indien: 1. het gemiddelde cijfer voor de centraal schriftelijke eindexamens een voldoende (5,5 of hoger) is, en 2. alle eindcijfers 6 of hoger zijn, of: a. Er één 5 is en alle overige eindcijfers 6 of hoger zijn, of: b. Er twee vijven zijn of één 4 is en alle overige eindcijfers 6 of hoger zijn en er minimaal één 7 is. Bovendien geldt: c. De vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding zijn beoordeeld als voldoende of goed. d. Voor kandidaten die de gemengde of theoretische leerweg volgen, dat het sectorwerkstuk als ‘voldoende’ of ‘goed’ beoordeeld moet zijn. Extra verzwaring voor kandidaten die in en vanaf 2016 examen doen. Huidige derdejaars 1. 2. 3.
Invoering rekentoets en afgestemd examen Nederlands. De inhoud van Nederlands wordt aangepast aan de nieuwe examens op referentiekaderniveau. De rekentoets wordt verplicht afgenomen, en het cijfer telt mee in de slaagzakregeling. Aanpassing uitslagregel: Eindcijfers Nederlands minimaal een vijf
De kandidaat krijgt per vak een eindcijfer. Dit komt tot stand door het rekenkundig gemiddelde van het SE en CSE cijfer te bepalen. Het cijfer wordt afgekapt op een geheel getal. Hierbij geldt de volgende berekening: 1. Voor alle leerwegen geldt dat het cijfer voor zowel het schoolexamen als het centraal schriftelijk examen één maal wordt meegeteld. Als de uitkomst van de berekening bedoeld in de eerste of tweede volzin geen geheel getal is, wordt afgekapt naar beneden indien de eerste decimaal achter de komma een 4 of lager is en afgerond naar boven indien deze decimaal een 5 of hoger is. 2. Indien in een vak alleen een schoolexamen is gehouden, is het cijfer van het schoolexamen tevens het eindcijfer. Afgekapt op een geheel getal.
De examencommissie stelt de uitslag vast. De uitslag van het examen wordt aan alle kandidaten bekend gemaakt op een door de examencommissie nader te bepalen datum, tijd en plaats. Vóór dit tijdstip wordt er geen enkele mededeling gedaan over de uitslag. Afgewezen kandidaten worden gebeld en verzocht naar school te komen voor het bespreken van een eventueel te maken herexamen. Definitief afgewezen kandidaten worden uitgenodigd voor het bespreken van een vervolgtraject.
73
De examencommissie reikt op grond van de definitieve uitslag aan alle kandidaten een cijferlijst uit waarop, voor zover van toepassing, zijn vermeld: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De cijfers van het schoolexamen en het centraal examen. De eindcijfers van de vakken. De beoordeling van het sectorwerkstuk. De beoordeling van CKV en LO. Welke leerweg en sector is geëxamineerd. De uitslag van het examen.
De directeur reikt op grond van de definitieve uitslag aan elk van de geslaagde kandidaten een diploma uit met daarbij een cijferlijst met daarop de bovenstaande gegevens. 6 Klachtenprocedure Mocht er een klacht zijn rondom schoolexamen en eindexamen dan dient u schriftelijk of per mail de klacht te sturen aan de examencommissie van het Het Westeraam. Deze zal de klacht zo snel mogelijk in behandeling nemen. Tegen de beslissing van de examencommissie kan in beroep worden gegaan. De procedure met betrekking tot meldingen bij de examencommissie wordt in een persoonlijk gesprek uitgelegd. Mocht u na het bezwaar nog steeds een klacht hebben dan kunt u bezwaar maken volgens artikel 30 van het Quadraam reglement. Dit reglement kunt u vinden op www.hetwesteraam.nl Klachten kunnen worden gestuurd aan: Dhr. D.M. Jansma examensecretaris Postbus 187 6660 AD Elst
[email protected]
74