PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING VAK : : Maatschappijleer 2 KLAS: : 3 NIVEAU : BASIS STUDIEJAAR : 2015-‐‑2016 P C B KENNEN Periode Code bron Wat moet de leerling kennen ? en van de (Kennis) datum toets SE 1 17 aug-‐‑ 2 nov
T1 T2
H1 H2
Normen, waarden, ongeschreven regels, geschreven regels, criminaliteit, delict, wetboek van strafrecht, wegensverkeerswet, opiumwet, hechtenis, VOG, zware criminaliteit, georganisserde criminaliteit, veelvoorkomende criminaliteit. Sociaal probleem, kenmerken maatschappelijk probleem, materiele en immateriele gevolgen, rechtsstaat, politiestatistieken, slachtofferenquetes, eigenrichting, normvervaging
METHODE : Essener Criminaliteit druk 4 CONTACTUREN PER WEEK 3 X 50 MINUTEN PER WEEK EINDCIJFER KLAS 3 TELT 2 ALS BEGINCIJFER KLAS 4 KUNNEN Wat moet de leerling kunnen ? (Vaardigheden) Ik kan uitleggen dat het logisch is dat er eerst waarden zijn en dat vanuit waarden, normen ontstaan. Ik kan voorbeelden van normen noemen, op school maar ook thuis. Ik weet wie mij normen aanleert en kan voorbeelden noemen. Ik begrijp dat Nederland een rechtstaat is en dat ik als burger rechten en plichten heb maar dat de overheid dat ook heeft. Ik kan uitleggen dat een recht iets is dat je mag en een plicht iets is dat je moet. Ik weet het verschil tussen een misdrijf en een overtreding te benoemen. Ik kan de kenmerken opnoemen van maatschappelijke problemen, ik weet het verschil te benoemen tussen materiele en immateriele gevolgen, ik kan verschillende onderzoeken en statistieken lezen en begrijpen.
K
V
Kerndoel Vorm Eind-‐‑ van termen de toets
ML2 /K/ 8 ML2 /K/ 8
ST ST
D
W
H
Duur van de toets
Wegin g van de toets
Her kans baar
50 50
1 1
nee Nee
T3
SE 2 6 nov-‐‑ 11 jan
T4 T5
H3 oorzaken criminaliteit, maatschappelijke positie, etnische afkomst, geslacht, leeftijd, recidivist, individuele oorzaken, maatschappelijk oorzaken, gelegenheidsmotief, H1 Alle begrippen, aantekeningen, vragen tm en antwoorden Essener Criminaliteit H H3 1 tm H3. H4 Nederland rechtsstaat, rechtshandhaving, kenmerken rechtsstaat, belangrijke wetten grondwet, onafhankelijke rechterlijk macht, grondrechten, scheiding van machten, trias politica, wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.Knelpunten rechtsstaat, veiligheid, privacy, ongelijke behandeling, klassenjustitie, oorzaken ongelijke behandeling.
Ik kan uitleggen waarom iemand ML2 crimineel wordt. Ik kan vanuit bronnen /K/ verklaren wat redenen kunnen zijn om 8 crimineel te worden. Ik weet een onderscheidt te maken tussen de maatschappelijk positie en individuele oorzaken.
Ik kan de begrippen en opgaven begrijpen en toepassen in een grote toets van H1 tm H3. Ik kan uitleggen wat een rechtsstaat is. Ik kan de verschillende kenmerken van een rechtsstaat opnoemen. Ik ken enkele belangrijke grondrechten. Ik weet de reden van de gescheiden machten en kan deze ook herkennen. Ik weet de trias politica toe te passen vanuit afbeeldingen en bronnen. Ik kan de verschillende machten ook nader verklaren.Ik weet waar knelpunten zitten in de rechtsstaat. Ik kan de verschillende oorzaken benoemen van ongelijke behandeling
Ml2 /K/ 8 Ml2 /K/ 8
ST
50
1
Nee
100 50
2 1
Nee Nee
ST ST
T6
SE 3 15 jan-‐‑ 21 ma
T7
H5 H5: Strafrecht, uitgangspunten strafrecht, overmacht, ontoerekeningsvatbaar, jeugdstrafrecht, ondertoezichtstelling, de verschillende rechten van een verdachte, verhoor, voorlopige hechtenis, Huis van Bewaring, rechten en belangen.
Ik kan uitleggen wat het strafrecht is en de belangrijkste uitgangspunten opnoemen. Ik weet dat er verschillende oorzaken en andere wegingen voor een rechter zijn. Ik weet de leeftijd voor het jeudgdstrafrecht en wat er met kinderen kan gebeuren na een veroordeling.Ik kan de belangrijkste rechten van een verdachte opnoemen en deze toepassen en uitleggen. Ik kan het verloop van aanhouding tot gevang beschrijven en weet hoe lang je mag worden vastgehouden in verschillende situaties. H6 H6: taken politie, bevoegdheden politie, Ik kan de bealngrijkste taken van de grenzen van bevoegdheden, politie herkennen en benoemen vanuit handhaven, preventie, dienstverlening, bronnen. Ik kan de verschilledne taken staande houden, bekeuring, ook uitleggen. Ik weet de betekenissen aanhouden, vasthouden en fouilleren. van de verschillende bevoegdheden rechtsbescherming en van de politie en kan ook de grenzen rechtshandhaving.Officier van Justitie, aangeven waarin de politie zich moet proces verbaal, opsporingsonderzoek, verblijven.Ik weet wat de taken van de seponeren, schikking, Openbaar officier van justitie zijn en kan het Ministerie. proces van opsporingsonderzoek benoemen. Ik weet wat er met een zaak gedaan kan worden; `ik kan de drie vervolgingen benoemen en uitleggen.
Ml2 /K/ 8
ST
50
1
Nee
Ml2 /K/ 8
ST
50
1
nee
T8 SE 4 25 ma-‐‑ 15 juli
T9 T10
H4 tm H6 H7 H8
Ik ken alle begrippen van H4 tm H6 benoemen en verklaren.
Ik kan alle aantekeningen en begrippen toepassen in een grote toets van H4 tm H6. H7 voor de rechter, dagvaarding, .De leerling weet wat een dagvaarding rechtsinstanties, rechtbanken, is en kan de verschillende gerechtshoven,Hoge Raad, rechtsinstanties benoemen.De leerling jurisprudentie,verloop van een weet het verschil tussen de rechtszitting, het vonnis, verschillende rechtbanken en wat de juryrechtspraak. unieke functie hiervan is.de leerling kan de volgorde van de rechtszitting opnoemen en de begrippen verklaren.De leerling weet waar een rechter rekening mee moet houden bij een vonnis en weet een land op te noemen die een juryrechtspraak heeft. H8 Straf. doel van straffen,afschrikking, De leerlingkan verschillende doelen genoegdoening, beveiligen van straffen opnoemen en weet wat de samenleving,heropvoeding, straffen straffen betekenen.De leerlingen weet vroeger,soorten straffen,boete, dat straffen vroeger anders waren dan hechtenis, gevangenisstraf, taakstraf, nu . De leerling kent de soorten bijkomende straffen, maatregelen, straffen en kan deze herkennen uit de voorwaardelijk straf, rol slachtoffer. tekst.De leerling kan een mening recidive, reclassering. onderbouwen over straffen en of deze zinvol zijn.
Ml2 /K/ 8 Ml2 /K/ 8 Ml2 /K/ 8
ST ST ST
100 2
Nee
50 50
Nee Nee
1 1
T11
H7 tm H8
De leerling kent alle bovengenoemde begrippen vanuit essener H 7 tm H8. Ook ken t de leerling de aantekeningen en weet hier gebruik van te maken.
De leerling kent alle bovengenoemde leerdoelen en kan deze toepassen in een grote toets.
Ml2 /K/ 8
ST
100 2
Nee
TOELICHTING OP HET PROGRAMMA VAN TOETS EN AFSLUITING PERIODE: Derde leerjaar heeft vier kwartielen. CODE VAN DE TOETS: Keuze van de docent. BRONNEN Hoofdstuk aanduiding. KENNEN: Wat de leerling moet kennen in deze periode. KUNNEN: Wat de leerling moet kunnen in deze periode. KERNDOELEN/EINDTERMEN: Exameneenheden zoals geformuleerd in het examenprogramma. VORM VAN DE TOETS: ST = Schriftelijke toets, PO = Praktische opdracht, VT= Vaardigheidstoets DUUR VAN DE TOETS: Hoelang de schriftelijke toets duurt. WEGING: Hoeveel keer de toets meetelt in de berekening van het gemiddelde SE-‐‑cijfer. HERKANSBAAR: Hier wordt aangegeven of de toets herkansbaar is. AANVULLENDE OPMERKINGEN BEREKENING EINDCIJFER