Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
De basis van het Programma van Eisen m.b.t. leren in de Kinderopvangorganisaties is het
principe dat de Beroepspraktijkvorming (BPV) een volwassen positie heeft in de opleiding:
De BPV is het hart van de opleiding, de theorie wordt om de praktijk heen gebouwd. Onderstaande invulling kan leiden tot acties bij de
verschillende instellingen. Dit programma van Eisen is vooral verwoord voor de BOL-studenten.
Afspraken op vlak van Instroom, Werving & Selectie Voordat aan de opleiding wordt begonnen 1
Informatieprocedure: Vertegenwoordigers uit de branche en onderwijsinstellingen maken gezamenlijk afspraken over
a. Promotionele activiteiten en voorlichting VMBO / Speciaal Onderwijs / MBO. □
Voorlichting geven op de scholen:
Initiatief ligt bij de scholen via de praktijkopleiders. □
Verzorgen van oriënterende ochtenden:
Initiatief ligt bij de scholen via de praktijkopleiders. Hierbij worden de leerlingen uitgenodigd in de kinderopvang.
De scholen vragen deze aan bij de praktijkopleiders met name vanuit de sector Zorg en Welzijn. Deze sector heeft de meeste binding met
dit werkveld. Deze stages worden gerealiseerd bij de PSZ en de BSO, bij sommige instellingen ook in de reguliere opvang.
Maatschappelijk stages worden incidenteel toegestaan, met name
binnen de peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang. Echter niet structureel.
□
Gastlessen en workshops:
In leerjaar 1 van het MBO worden door de kinderopvang gastlessen en workshops verzorgd. □
Participeren aan de Opendag:
De kinderopvang neemt op verzoek van Gilde Opleidingen deel aan de Opendag. □
Toegang tot de websites van de verschillende instellingen voor KOV en Calibris:
Hier kunnen de studenten informatie vinden over de verschillende
instellingen en oa ook over de stagemogelijkheden en de inhoud van de Kwalificatiedossiers. Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
1 van 11
Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
Over al deze onderwerpen vindt regelmatig overleg plaats tussen de scholen en kinderopvang, zo ook bij Gilde Opleidingen tijdens de werkveldoverleggen.
b. Het verstrekken van informatie over het toekomstperspectief.
Dit is een verantwoordelijkheid van zowel de opleiding als ook van de kinderopvang. Bij vragen hierover kunnen deze partijen dan een reëel beeld geven van de huidige situatie.
c. EVC-procedures.
Voor de BBL-opleiding kunnen studenten een EVC-traject doorlopen. Gilde Opleidingen heeft een door de BKK erkend EVC-bureau. Het resultaat van
deze EVC-procedure is een ervaringscertificaat. De kosten hiervan kunnen op dit moment via de BKK worden teruggevraagd.
Aanmelding en selectie voor de opleiding 2
De onderwijsinstelling voert een intakegesprek, waarin de volgende onderwerpen aan de orde komen:
a. de motivatie voor de opleiding b. een beeld van het werkveld
c. de verwachtingen die de aspirant student heeft van en na de opleiding
d. lichamelijke beperkingen, die het werken in de kinderopvangorganisaties in de weg staan
e. overige: respect tonen voor omgangsvormen, enthousiasme en flexibiliteit, een representatief, verzorgd uiterlijk en creativiteit en andere
f.
beroepshoudingsaspecten.
afspraken over minimale beheersing van de Nederlandse taal.
g. De onderwijsinstelling geeft opleidingsadvies aan de student, rekening
houdend met (on)mogelijkheden en wensen van de student en de situatie op de arbeidsmarkt.
Bij Gilde Opleidingen vindt geen intake plaats voor de toelating tot de opleiding PW aan het einde van leerjaar 1, maar wel een intake voor de toelating tot een van de SAW-opleidingen bij de start van leerjaar 1.
Zolang er geen discriminerende selectiecriteria zijn voor dit werkveld, is er geen sprake van een intake. Indien de student kan worden toegelaten tot leerjaar 1, zal hij in leerjaar 1 moeten laten zien, dat hij geschikt is voor een SAW-opleiding. Met een
positief advies van de trajectbegeleider kan hij dan deelnemen aan de loting voor de toelating tot de opleiding PW3 of 4.
Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
2 van 11
Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
In leerjaar 1 komen tijdens de oriëntatie/werkveldervaring de genoemde onderwerpen aan de orde.
a.-b.-c. de motivatie, beeld van het werkveld, verwachtingen
De student wordt hierin op school begeleid en hierop voorbereid. De studenten zijn gedurende leerjaar 1 uitgebreid bezig met opdrachten
(leerprestaties) om werkveld, doelgroepen, instellingen te leren kennen en
zodoende hun verwachtingen reëel te maken. Tijdens voortgangsgesprekken wordt hier ook bij stil gestaan, temeer daar de student gedurende leerjaar 1
een definitieve keuze maakt voor een van de opleidingen. De verwachtingen en eisen die aan de student worden gesteld, zullen in de loop van zijn opleiding toenemen en groter worden.
d. lichamelijke beperkingen.
In de profielschets dient de student zijn beperkingen te vermelden. Soms
blijken deze pas tijdens de stages in het werkveld. Het is belangrijk dat deze student een reëel voortgangsadvies krijgt, gebaseerd op de ervaringen tijdens de stage en (ervaringen) tijdens de opleiding. Hij zal zelf moeten ervaren hoe de beperking het werken in deze sector (nadelig) beïnvloedt.
e. overige: respect tonen voor omgangsvormen, enthousiasme en flexibiliteit, een
representatief, verzorgd uiterlijk en creativiteit en andere beroepshoudingsaspecten. Tijdens de voorbereiding voor de BPV worden deze punten op school besproken.
Tijdens het kennismakingsgesprek wordt de student geïnformeerd en
ontvangt hij de aan hem gestelde eisen mondeling en/of schriftelijk. Deze zijn gebaseerd op de beroepscode Kinderopvang.
f. Afspraken
Eindniveau van Nederlands is vastgesteld door het ministerie.
Voor Nederlands is voor niveau 3 2F vereist en voor niveau 4 3F.
Zo zijn er ook eisen voor rekenen en daarnaast voor niveau 4 ook voor Engels. Bij de intake wordt een inschatting gemaakt of de student dit eindniveau in de gestelde opleidingstijd moet kunnen halen.
Voor BOL-studenten is een VMBO-diploma of een niveau 3 diploma, de
wettelijke norm om iemand toe te laten op de opleiding. Voor BBL-studenten geldt dat Nederlands, Engels en rekenen ingeschat worden door
vooropleiding, eventuele intake door vakdocenten of instaptoetsen. Het aantal stageplaatsen in leerjaar 2 en dus het aantal studenten dat wordt ingeloot, is afhankelijk van de situatie op de arbeidsmarkt.
Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
3 van 11
Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
De student ontvangt voor de toelating tot de opleiding een advies, dat rekening houdt met zijn wensen en met zijn competenties en inzet, maar zonder
discriminerende selectiecriteria heeft dit uiteindelijk geen consequenties. 3
Aanmelding en selectie voor de leerwerkplek (BOL): a. Volgens een vastgestelde procedure informeren het ROC en de leerbedrijven
elkaar en maken afspraken over het aantal studenten per leerniveau per jaar. Hierbij wordt:
□ □
ingespeeld op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt.
rekening gehouden met de begeleidingscapaciteit van de leerwerkplekken.
b. De student volgt het BPV-kennismakingsproces van het leerbedrijf.
c. De leerbedrijven maken afspraken over een uniforme werkwijze in het BPVkennismakingsproces.
d. De onderwijsinstelling geeft informatie over de inhoud en sturing aan het BPV-kennismakingsproces van de student.
a. Volgens een vastgestelde procedure informeren het ROC en de leerbedrijven
elkaar en maken afspraken over het aantal studenten per leerniveau per jaar. Hierbij wordt: □ □
ingespeeld op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt.
rekening gehouden met de begeleidingscapaciteit van de leerwerkplekken.
Dit geschiedt tijdens werkveldoverleggen en in individuele overleggen met instellingen. De begeleidingscapaciteit is onderwerp van gesprek tijdens de vierjaarlijkse hererkenningsgesprekken.
Leerbedrijven dienen hun actuele aanbod aan leerplaatsen via ‘mijn Calibris’ kenbaar te maken in het bedrijvenregister
De procedure van inventarisatie en aanvraag stageplaatsen is jaarlijks onderwerp van gesprek tussen het ROC en de instellingen. Zie de bijgevoegde bijlagen: □ □ □
Procedure inventarisatie en aanvraag stageplaatsen (bijlage 5). Kennismakingsprocedure (bijlagen 2 en 3).
Stappenplan Aanname, Plaatsings- en Kennismakingsprocedure stagiaire in de kinderopvang (bijlage 6).
b. De onderwijsinstelling geeft informatie over de inhoud en sturing aan het BPVkennismakingsproces van de student (zie bijlage 1: Kennismakingsprocedure Kinderopvang Gilde Opleidingen).
Hierover worden afspraken gemaakt tijdens de werkveldoverleggen en in individuele overleggen met de instellingen. De voorbereiding op school geschiedt conform bijlage 7 “Voorbereidend stageonderwijs”
De student volgt het BPV-kennismakingsproces van het leerbedrijf. Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
4 van 11
Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
Zie bijlage 2: Voorbeeld Kennismakingsprocedure leerbedrijf. 3a Aanmelding en selectie voor de leerwerkplek (BBL):
Bij BBL-studenten vindt de selectie en aanmelding plaats door de werkgever.
4
Voorwaarden waaraan voldaan moet worden, voordat de student start met de BPV
vanaf het 2e leerjaar.
a. Elke student heeft een basismodule gevolgd in sociale vaardigheden,
gesprekstechnieken, opbouwen vertrouwensrelatie, assertiviteit en feedback. De student heeft zich indien mogelijk georiënteerd in het uitvoeren van de dagelijkse opvang. □
Belangrijke voorwaarde: het beschikbaar zijn van voldoende stageplaatsen
voor leerjaar 1 in de Kinderopvang.
b. Elke student heeft een portfolio, waarin duidelijk omschreven is wat de student al kan en wat de student nog moet leren. □
Hiervoor kan de profielschets gebruikt worden, die de student meebrengt naar het kennismakingsgesprek.
c. De student volgt het aantal uren zoals vermeld op de POK en verdeeld binnen de werktijden van het leerbedrijf. □
De student heeft recht op de vrije dagen cq. vakantiedagen van Gilde Opleidingen. Het opnemen van deze uren / dagen geschiedt echter alleen in goed overleg met het leerbedrijf.
d. De student volgt de gedragsregels van het leerbedrijf. □
Hij ontvangt deze tijdens het kennismakingsgesprek mondeling of schriftelijk van de praktijkopleider.
e. Het leerbedrijf is binnen 6 weken na aanvang van de BPV-periode in het bezit van een BPV-overeenkomst (POK). □ f.
Streven is binnen 3 weken.
De student is voor aanvang van de BPV in het bezit van een Verklaring
Omtrent Gedrag (VOG), of heeft in ieder geval een aanvraag ingediend en deze overlegd. Tevens zal hij een kopie van zijn ID moeten overleggen □
Zie bijlage 3: Procedure VOG aanvraag.
g. De student informeert de werkbegeleider op de leerwerkplek bij aanvang van de BPV-periode over de stand van zaken van zijn of haar BPV-opdrachten, dmv van zijn of haar profielschets en kennismakingsbrief. □ □
Zie bijlage 2: Voorbeeld Kennismakingsprocedure leerbedrijf Zie bijlage 4: Profielschets.
Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
5 van 11
Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
Afstemming werkveld onderwijs tijdens de BPV 5
Voorwaarden tijdens de BPV-periode
a. De student wordt gedurende het curriculum zo veel mogelijk breed ingezet in de kinderopvangorganisaties, zodat hij/zij kennismaakt met het werken in de branche in al zijn facetten, zowel qua doelgroepen (0-12) als wat betreft neventaken.
b. De vertegenwoordiger vanuit het werkveld die zitting heeft in de
klankbordgroep van Gilde Opleidingen, bewaakt of er tijdens de opleiding voldoende aandacht is voor: □
oefening van sociale vaardigheden, waardoor een basisniveau bij studenten aanwezig geacht mag worden voor aanvang van de BPVperiode.
□
basiskennis van pedagogiek, op basis waarvan in relatie tot de
ontwikkelingsfasen van het kind, de student adequate creatieve werkvormen toepast. □
theoretische basiskennis, waardoor de praktijkopdrachten uitgevoerd kunnen worden.
Praktijkopdrachten en theorielessen worden zoveel mogelijk op elkaar
afgestemd: de opleiding streeft naar meer vraaggestuurd werken (i.p.v
aanbodgestuurd). Dit is echter een langzaam stap-voor-stap-proces. De afstemming is vooral gericht op de ontwikkelingsfasen van het kind en op de creatieve ontwikkeling van de student
c. De vertegenwoordiger vanuit het werkveld die zitting heeft in de
klankbordgroep van Gilde Opleidingen, zoekt in samenwerking met de aanwezigen in de werkveldoverleggen afstemming over de
opleidingsstructuur van de opleidingsrichtingen, waaronder de plaats en de omvang van de BPV.
Gilde Opleidingen stemt het schoolrooster zoveel mogelijk af op de praktijk, d.w.z. stagiaires zijn zoveel mogelijk aanwezig in de
instelling, op druk bezochte dagen in de kinderopvanginstellingen (maandag, dinsdag en donderdag)
d. De student wordt in de loop van het curriculum steeds meer zelf
verantwoordelijk voor zijn/haar leerproces. De student toont initiatief en heeft een open en gemotiveerde leerhouding. Dit zal gaan van begeleiden, naar geleiden, naar zelfstandigheid.
De student moet tijdens de opleiding groei laten zien. Dit is onderdeel van het voortgangsgesprek van leerbegeleider, werkbegeleider en
Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
6 van 11
Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
student tijdens de stage. Dit vormt een onderdeel van het
beoordelingssysteem en wordt besproken tijdens de Integrale Beoordelingsmomenten (IBM).
e. De onderwijsinstelling en het werkveld corrigeren en evalueren gedurende de opleiding, de verslagen van de student ook op Nederlands taalgebruik, zodanig dat dit positief stimulerend werkt voor de student.
De werkbegeleider beoordeelt de verslagen niet alleen op de
beroepsinhoud, maar ook op Nederlands en koppelt dit terug naar de f.
student.
De werkbegeleiders weten wat de rol- taakverdeling is van student, de werkbegeleider, de praktijkopleider en de leerbegeleider BPV (van de
onderwijsinstelling), conform de richtlijnen van Calibris. De werkbegeleiders zijn toegerust om de praktijkopdrachten te begeleiden.
Het stagebeleid van Gilde Opleidingen, omvat een profielschets en een taakomschrijving van de stagebegeleiding door de werkbegeleider en de praktijkopleider binnen de instelling. Zo ook een profielschets en taakomschrijving van de leerbegeleider van Gilde Opleidingen. Dit beleidsdocument is in ontwikkeling. Het is noodzakelijk hierover overeenstemming te vinden.
g. Voordat de BPV-periode start, heeft Gilde Opleidingen aan de instellingen
meegedeeld hoe vaak, hoeveel en met welke inhoud er contactmomenten zijn.
Op indicatie en verzoek van de instelling en ook van Gilde Opleidingen,
kunnen er tussentijdse contactmomenten plaatsvinden. Dit kan telefonisch
en/of via mail gebeuren. Er kunnen ook extra gesprekken gepland worden. h. De werkbegeleider en de leerbegeleider BPV houden zich aan de procedure voor de tussentijdse beoordeling.
Deze procedure staat beschreven in de examenprocedure van Gilde
i.
Opleidingen.
De begeleiding door de leerbegeleider BPV, betreffende de opdrachten in de BPV-periode, gebeurt zoveel mogelijk op een eenduidige manier.
Begeleiding door de leerbegeleider BPV, betreffende de opdrachten in
de stage, gebeurt zoveel mogelijk op een eenduidige manier. Dit wordt op de opleiding met elkaar afgestemd in het kernteam PW. Gilde
Opleidingen heeft een inspanningsverplichting, om te zorgen voor een uniforme benadering door de leerbegeleider.
Borging hiervan vindt plaats door scholing en door controle, evaluatie en gesprekken in het kernteam en tijdens de BPV in de instelling.
Eenduidigheid is gewenst qua begeleiding en beoordeling door de
Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
7 van 11
Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
werkbegeleiders en tussen werkbegeleiders en leerbegeleiders. Dit is een groeimodel. j.
Gilde Opleidingen en vertegenwoordigers van de leerbedrijven, blijven
middels reguliere overleggen, in afstemming en in ontwikkeling. Groot Overleg, Overleg Kleine Instellingen regio Weert-Roermond, Overleg Kleine instellingen Venlo-Venray. Het Grote Overleg vindt 3x per jaar plaats. Het overleg met de Kleine Instellingen vindt 2 keer per jaar plaats.
k. Vakkrachten uit de praktijk krijgen de gelegenheid gastlessen op school te geven.
l.
Zie onderdeel 1 van dit programma van eisen.
Docenten stellen zich op de hoogte van de reële werksituaties d.m.v. stages in het werkveld.
Deze docentenstages vinden jaarlijks plaats en worden via het BPV-
bureau in december-januari aangevraagd bij de instellingen. Streven is, dat alle leerbegeleiders BPV in 4 jaar tijd 40 uur stagelopen in het werkveld.
De BPV-instrumenten, opdrachten, toetsen en examineren 6
BPV-opdrachten:
De BPV-opdrachten worden gemaakt op basis van het materiaal van het
Consortium, waarbij de vertegenwoordigers van de leerbedrijven feedback geven.
De Beroepsprestatie is zowel sturend voor de praktijk, de lessen op school, als voor de examinering. Een Beroepsprestatie wordt alleen dan positief beoordeeld, wanneer niet alleen de kennis en de vaardigheden
worden aangetoond, maar ook de beroepshouding voldoende is. Zowel leerbegeleider als werkbegeleider nemen deze 3 facetten mee in hun beoordeling.
De klankbordgroep geeft feedback op de inhoud en beoordeling van de beroepsprestaties. Gilde Opleidingen koppelt dit terug naar het Consortium 7
BPV-begeleiding en -beoordeling
De BPV-begeleiding en -beoordeling vindt plaats in de driehoek onderwijs, werkveld, student.
Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
8 van 11
Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
Er wordt gestreefd naar het betrekken van de werkvelden bij de kwalificerende assessmentgesprekken
Zie bijlage 8: Examineringsproces kernactiviteitenmodel sector zorg en welzijn, update november 2011
8
Het beoordelen van de BPV-periode
De student kan geen diploma halen, wanneer de beoordeling van haar/zijn
beroepshouding onvoldoende blijkt. In dat geval zullen namelijk de vereiste competenties binnen een Beroepsprestatie niet afgetekend worden.
Onderwijsinstelling en leerbedrijven onderzoeken de mogelijkheid om
afspraken te maken over een procedure, om vast te stellen of iemand geschikt is voor het vak op basis van beroepshouding, waarbij bij aangetoonde
ongeschiktheid een negatief bindend studieadvies gegeven kan worden. Een student moet voortgang laten zien tijdens de Integrale
Beoordelingsmomenten 2 x per jaar (IBM). Als Beroepsprestaties niet
volgens verwachting worden behaald, volgt een (voorlopig ) negatief
studieadvies. Beroepshouding maakt deel uit van beoordeling tijdens IBM en maakt deel uit van beoordeling Beroepsprestaties. De beroepshouding is een geïntegreerd onderdeel in alle
Beroepsprestaties (werkprocessen en competenties). Een student kan een Beroepsprestatie alleen behalen, als de werkprocessen en competenties in totaliteit als aangetoond beoordeeld worden
9
Het werkveld heeft een actieve rol in het summatieve examenprogramma. (eindbeoordeling)
Het kwalificerende examenprogramma bestaat uit een mix van methoden. De actieve rol van de praktijkinstelling, bestaat in het kwalificerende
examenprogramma, uit het beoordelen van de competenties, in de context van de Beroepsprestatie(s) en het mede beoordelen van kwalificerende
bewijsstukken. Hierbij worden beoordelingslijsten gehanteerd. De procedure
van registratie en examinering is beschreven en vastgelegd in een document. Zie bijlage 8: Examineringsproces kernactiviteitenmodel sector zorg en welzijn, update november 2011
Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
9 van 11
Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
Afspraken over de randvoorwaarden 10 Ondersteuning van de werkbegeleiders en praktijkopleiders in het competentiegericht opleiden.
a. Werkbegeleiders hebben minimaal een cursus ‘competentiegericht
opleiden’,’methodische werkbegeleiding’, ‘begeleiden en beoordelen’ en/of ‘coachen voor werkbegeleiders in de praktijk’ gevolgd;
b. Tussen deelnemende organisaties vinden praktijkbijeenkomsten plaats, met als doel, waar mogelijk, de BPV op éénduidige wijze in te vullen.
c. Het organiseren van het inzetten van vakbekwame gekwalificeerde assessoren, die regionaal breed erkend worden.
d. Inhoudelijke ondersteuning vanuit het onderwijs, door het regelmatig organiseren van informatieve werkveldbijeenkomsten.
Inhoudelijke punten lesprogramma: Inbedding Pedagogisch Kader 11 Bij het afstemmen van het inhoudelijk lesprogramma c.q. inrichten van het curriculum, staat het inbedden van het Pedagogisch Kader centraal.
a. De leerbedrijven vragen voor de pedagogisch medewerker op niveau 3, om
een stevige een brede basisopleiding. Voor de pedagogisch medewerker op
niveau 4, zal er een meer verdiepende opleiding moeten zijn, waarin ruimte is voor het toeleggen op gespecialiseerde begeleiding en op basis van regie
voeren. Eventueel verdere verdieping kan plaatsvinden in de vrije ruimte.
b. In beide curricula moet de student daarom voldoende tijd en ruimte geboden worden, om het werken in de kinderopvang in de volle breedte en diepte te
behandelen. Dit houdt in dat de student al vroeg in de opleiding zich richt op
het werken in de kinderopvang en direct ingedeeld wordt op het niveau dat bij hem of haar past.
De student heeft kennis van:
c. Pedagogische visies en toepassingen van methodieken en kennis en waar mogelijk toepassing van het Pedagogisch Kader (0-4 jaar; 5-12 jaar): http://www.pedagogenplatform.nl/index.php/pedagogisch-kader
d. Ontwikkelingspsychologie van 0-12 jarigen gedurende alle leerjaren. De student kan:
e. Observeren, interpreteren en rapporteren. Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
10 van 11
Programma van Eisen d.d. 24 januari 2012
f.
Thematisch werken, waarbij de student rekening leert houden met de leeftijd van het kind.
g. methodisch handelen.
De student op niveau 4 specialiseert en verdiept zich in
h. Bijvoorbeeld de ondersteuning van kinderen met lichte gedragsproblematiek i.
of ontwikkelingsachterstanden (gespecialiseerde begeleiding).
Bijvoorbeeld het opstellen van pedagogische werkplannen of werken met taalstimuleringsprogramma’s (regievoeren).
12 Aanvullende wensenlijst wat betreft aandachtspunten curriculum en invulling van de 20% vrije ruimte
a. Taalstimuleringsprogramma’s in het kader van de Wet Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE)
b. Communicatietraining, vooral ook: communiceren met ouders. Zit in Beroepsprestatie o.a. Samen opvoeden.
c. Verdieping in stromingen, in relatie tot het pedagogisch beleid van de verschillende leerbedrijven.
d. EHBO en werken met protocollen (calamiteiten).
e. Elementen van de opleidingen Sport-en-bewegen en Sociaal-cultureel-werk,
f.
modulair aanbieden als toevoeging ten bate van de BSO. ‘Protocol vermoeden kindermishandeling’
g. Ergonomie (gezond werken; tillen, bukken, reiken).
Dit is geïntegreerd in de lessen verzorgende vaardigheden en dmv gastlessen gericht op kinderopvang ( theorie op school, oefenen in de praktijk).
Bijlage 1 Convenant Kinderopvang en Onderwijs: Competentiegericht opleiden in de Kinderopvangorganisaties in de regio Noord- en Midden-Limburg 2010-2013
11 van 11