Verdedigingslinies
ProfielWerkstuk De uitvoering van het Nederlandse verdediging in mei 1940, succes of mislukking?
Kazematten Kornwerderzand Museum 2012 Ramon Besseling Raymon van Os Jan Overtoom
V6A V6B V5C
Datum
21-12-2012
1
INHOUD Hoofdstuk 1 Het verdedigingsplan……………………………………………………………………………………………………………………………………….….blz.5 § 1.1 Geschiedenis van het verdedigingsplan…………………………………………………………………………………………………………………………..blz.5 § 1.2 Keuzes en doelstellingen…………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.6 § 1.3 Verdedigingsplan mei 1940 boven de Grote rivieren………………………………………………………………………………………………………blz.8 §1.4 Verdedigingsplan mei 1940 onder de rivieren………………………………………………………………………………………………………………blz.10 §1.5 Conclusie……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.12 Hoofdstuk 2 Inlichtingen………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.13 §2.1 Belangrijke inlichtingen en gebeurtenissen voor mei 1940…………………………………………………………………………………………..blz.13 §2.2 Belangrijkste inlichtingen vanaf 1 mei tot 14 mei………………………………………………………………………………………………………….blz.14 §2.3 Houding tegenover inlichtingen…………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.16 §2.4 Verzoek om hulp naar de Franse en Engelse legerleiding……………………………………………………………………………………………….blz.16 §2.5 Conclusie Inlichtingen…………………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.16 Hoofdstuk 3 De voorbereidingen……………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.17 §3.1 De 10 jaar voor 1940............................................................................................................................................................blz.17 §3.2 Voorbereidingen Mobilisatie………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.17 §3.3 Mobilisatie……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..blz.18 §3.4 De Luchtverdediging………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.19 §3.5 Uitrusting…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…blz.20 §3.6 Staat van Beleg……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.20 §3.7 Marine…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….…….blz.21 §3.8 De bouw van stellingen………………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.21 §3.9 De laatste voorbereidingen…………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.22 §3.10 Conclusie De voorbereidingen………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.23 Hoofdstuk 4 De Meidagen………………………………………………………………………………………………………………………………………….…………blz.24 §4.1 10 Mei 1940……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….….blz.24 §4.2 11 Mei…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………...blz.28 §4.3 12 Mei……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.30 §4.4 13 Mei……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.33 §4.5 14 Mei………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.35 2
§4.6 De strijd om Zeeland…………………………………………………………………………………………………………………………………………….………..blz.40 §4.7 Successen en mislukkingen tijdens de meidagen van 1940…………………………………………………………………………………………….blz.41 Hoofdstuk 5 Praktijkonderzoek………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.43 §5.1 De Kazematten……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.43 §5.2 De middelen van het Leger…………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.43 §5.3 De Veteranen Vertellen………………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.45 §5.4 Conclusie ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.46 Hoofdstuk 6 Conclusie……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.47 §6.1 Herhaling deelconclusies………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz. 47 §6.2 Conclusie……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz. 49 Literatuurlijst………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….blz.50 Bijlage 1…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.51 Bijlage 2…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.52 Bijlage 3…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.53 Bijlage 4 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.54 Bijlage 5 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.55 Bijlage 6…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………blz.56
3
INLEIDING Wij, Ramon Besseling, Jan Overtoom en Raymon van Os, hebben als onderwerp de meidagen van 1940 gekozen. Wij hebben dit onderwerp gekozen omdat wij alle drie grote interesse hebben in de Tweede Wereldoorlog. Over de Tweede Wereldoorlog is veel geschreven, maar weinig over de meidagen. Daarom wilden wij onderzoek doen naar deze meidagen. Onze hoofdvraag luidt: “De uitvoering van het Nederlandse verdedigingsplan in mei 1940. Succes of mislukking?” Wij hebben vier deelvragen gesteld. Deze zijn: 1. 2. 3. 4.
Was het Nederlandse verdedigingsplan in mei 1940 in theorie een goed plan? Wat deed het hoofdkwartier met de inlichtingen voor en tijdens de meidagen van 1940? Hoe verliepen de voorbereidingen en de mobilisatie vóór 10 mei 1940? Hoe verliepen de meidagen van 1940?
Wij hebben een literatuuronderzoek en een praktijkonderzoek gedaan. Het literatuuronderzoek bevat het grootste deel van het onderzoek. De reden hiervoor is dat er weinig meer over is van de verdedigingswerken. Het literatuuronderzoek is bedoeld om een goed beeld te krijgen van de gebeurtenissen voor en tijdens de inval. Na deze informatie te hebben genoteerd, zijn we begonnen met het onderzoek. Door het literatuuronderzoek konden we enkele conclusies trekken over het Nederlandse verdedigingsplan, de inlichtingen, de voorbereidingen en de meidagen van 1940. Na elk hoofdstuk ziet u dan ook de conclusies die getrokken zijn op basis van de informatie in het hoofdstuk. Dit vullen we aan door het praktijkonderzoek. In het praktijkonderzoek komen onze bevindingen van ons bezoek aan de kazematten, de bunkers op de Afsluitdijk, een analyse van de militaire middelen en een analyse van filmmateriaal. Uit het filmmateriaal hebben we onder andere de motivatie en eigen ervaringen van soldaten kunnen halen. Ons werkstuk bestaat uit zes hoofdstukken, die elk uit een aantal paragrafen bestaan. Hoofdstuk één gaat over het Nederlandse verdedigingsplan in mei 1940 en het tot stand komen van dit plan. Wij beschrijven eerst de geschiedenis van het verdedigingsplan, gevolgd door de keuzes die het opperbevel moest maken en wat de doelstellingen waren, daarna komt het verdedigingsplan boven de grote rivieren en als laatste paragraaf het verdedigingsplan onder de grote rivieren. Het tweede hoofdstuk gaat over de inlichtingen tijdens en voor de inval. De eerste paragraaf gaat over de inlichtingen en gebeurtenissen die voor mei 1940 plaatsvonden. De tweede paragraaf gaat over berichten van 1 mei 1940 tot 14 mei 1940 die het algemeen hoofdkwartier ontving, de paragraaf is opgedeeld uit kopjes die elk belangrijke inlichtingen per dag beschrijft. De derde paragraaf gaat over de houding van de Nederlandse generale staf tegenover de inlichtingen. De vierde paragraaf gaat over de verzoeken voor hulp die naar respectievelijk Engeland en Frankrijk gestuurd werden. Het derde hoofdstuk gaat over de voorbereidingen. De eerste paragraaf beschrijft de eerste tien jaar voor 1940 en alle kosten die bij de mobilisatie gemoeid werden. De tweede paragraaf is over de voorbereidingen die getroffen zijn voor de mobilisatie. De derde paragraaf licht de lezer in over mobilisatie en alles wat daar mee te maken had. De vierde paragraaf benoemd alle voorbereidingen die getroffen waren tegen vijandelijke vliegtuig-aanvallen. De vijfde paragraaf gaat over de uitrusting van de Nederlandse soldaat. De zesde paragraaf gaat over de staat van beleg. De zevende paragraaf gaat over de marine, de achtste paragraaf over de bouw van de stellingen en de laatste, en waarschijnlijk belangrijkste, paragraaf gaat over de laatste dagen voor Nederland aangevallen werd. Het vierde hoofdstuk geeft een beschrijving per dag van de oorlog wat er gebeurde, de paragraafs-onderwerpen gaan over de dagen 10 tot en met 14 mei 1940 en de laatste paragraaf gaat over de strijd in Zeeland. In het vijfde hoofdstuk staat ons praktijk onderzoek. Elk hoofdstuk heeft een eigen deelconclusie, behalve de hoofdstukken 6, want hoofdstuk 6 is de conclusie. Na de samenvatting komt onze literatuurlijst en een aantal bijlagen. 4
HOOFDSTUK 1 HET VERDEDIGINGSPLAN § 1.1 GESCHIEDENIS VAN HET VERDEDIGINGSPLAN Nederland kende 2 verschillende verdedigingsplannen. De Oude en de Nieuwe. De oude was een verdedigingsplan in de tijd dat Nederland nog niet bestond maar “de Republiek der Zeven Nederlanden” heette. Het verdedigingsplan van toen was verdeeld over de zeven gewesten. Dat wil zeggen, dat elke gewest een eigen verdedigingsplan had. De steden hadden een eigen schutterij en een burgerwacht. Het leger van de Nederlanden gezamenlijk heette het Staatse leger. Dit omdat de Staten Generaal het Staatse leger betaalde en inzette. Deze verdedigingsplannen werden echter in de 19de eeuw gewijzigd door de nieuwe manier van vechten. Zo konden forten niet meer op tegen de nieuwe kanonnen. Ook moest er een nieuw verdedigingsplan komen voor de hele Nederlanden, omdat Nederland na de overheersing van Napoleon een eenheidsstaat was geworden. In het nieuwe verdedigingsplan kwam het plan om de belangrijkste steden te voorzien van een ring van forten. Hierdoor ontstond er een Hoofdverdediging rond het hart des lands, de Hollandse Waterlinie. Deze linie liep van de Zuiderzee om Utrecht naar de Waal bij Gorkum (Gorinchem). De grote rivieren ten zuiden van het hart des lands verdedigden tegen een aanval uit het Zuiden. Daarnaast kreeg Amsterdam een eigen verdediging, die de Stelling van Amsterdam werd genoemd. Om de rest van het land te verdedigen kwam er een plan om de vijand te hinderen. De eerste hindernis zou langs de IJssel komen te liggen. De functie van deze hindernis was om de Waterlinie de tijd te geven om haar inundaties vol te laten lopen. Door de inundaties vol te laten lopen ontstaat Vesting Holland . De tweede functie was om Nederland niet zomaar onder de voet te laten lopen. Het veldleger kon Vesting Holland pas innemen wanneer de vijand een grote overmacht had en deze niet meer te stuiten was. De Zuidelijke Provincies kregen daarnaast enkele extra verdedigingslinies om daar te verdedigen. In deze tijd hadden de Noordelijke provincies geen nationale verdedigingsplannen. Maar er ontstond een probleem. Toen men besloot om de Afsluitdijk te bouwen, werd de dijk een achteringang voor Vesting Holland. Om dit te voorkomen ging het leger in 1916 akkoord met de dijk. De voorwaarde was om 2 verdedigingslinies op de Dijk te bouwen en die kwamen er ook. Ze dienden ter bescherming van Vesting Holland en de Stelling Den Helder. Hierdoor was het idee van Vesting Holland niet aangetast.1
Nieuwe Hollandse Waterlinie
1
Geschiedenis van de verdedigingswerken, stichting Kornwerderzand, blz. 3-4 5
§ 1.2 KEUZES EN DOELSTELLINGEN Op 6 februari nam Winkelman de functie van Opperbevelhebber van het leger op zich. Dit zou gevolgen hebben voor het verdedigingsplan dat zou worden gebruikt tijdens de Duitse inval in mei 1940. De generaal stond voor verschillende keuzes en kreeg daarnaast ook doelstellingen mee van de regering.
DOELSTELLINGEN: We zullen nu de doelstellingen behandelen die Generaal Winkelman en zijn voorganger Reynders moesten zien te halen. Er waren drie doelstellingen: 1. Wanneer er een aanval op Nederland komt, zal de verdediging in de eerste plaats gericht zijn op de verdediging van het hart des land. In de rest van het land zal de voortgang van de Vijand gehinderd moeten worden. 2. Wanneer een buitenlandse mogelijkheid door Nederland wil marcheren, zal het Nederlandse leger de opmars actief tegenwerken, als de veiligheid van het hart des lands niet in gevaar komen 3. Wanneer er een schending van de Neutraliteit heeft voorgedaan, moet het leger alles doen om tot samenwerking met een buitenlandse mogelijkheid te komen. Deze doelstellingen kwamen van de Nederlandse Regering. Het opperbevel van de Nederlandse Strijdkrachten moest hun verdediging op deze doelstellingen baseren en uitwerken. Generaal Winkelman moest daarvoor nieuwe keuzes maken in de landsverdediging. 2 KEUZES Wanneer een Inval in Nederland plaats vond, moest het hart van het land verdedigd worden. Hiervoor waren verschillende opties beschikbaar. Generaal Winkelman kon kiezen uit 2 Linies: De Grebbelinie of het Oostfront van Vesting Holland. Generaal Winkelman had zijn voorkeur liggen op het Oostfront van de Stelling van Holland. De argumenten die hij daarvoor had waren, dat de stellingen veilig waren voor een effectieve aanval van de vijandelijke artillerie door de brede inundatie die voor de stellingen lagen en de stelling was vele malen korter dan de Grebbelinie.
inundatie
2
Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 29, blz. 54
6
Generaal Winkelman onderzocht beide stellingen in de maand van februari 1940 met de auto en vanuit de lucht. Hij verklaarde dat de Grebbelinie de beste linie was om te verdedigen. De argumenten waren als volgt: Ondanks dat de bredere inundaties van het Oostfront van Vesting Holland beter waren dan die van de Grebbelinie had deze zwakke plekken, bij bijvoorbeeld Utrecht. Het bestaan van vliegtuigen zorgde ervoor dat stellingen zouden worden gebombardeerd. Vesting Holland was daar echter niet op gebouwd. De Grebbelinie bood betere camouflage tegen de vijanden waardoor de verplaatsing van troepen en opstellingen van munitiedepots en levensmiddelendepots beter geplaatst konden worden dan aan het Oostfront van Vesting van Holland. Het Oostfront van Stelling Holland gaf de vijand de gelegenheid voor een gedekte legering aan de overkant van de inundaties. De Grebbelinie lag op de Utrechtse heuvelrug, Uit de linie kon je het hele voorterrein overkijken De Grebbelinie zou een groter deel van het land verdedigen dan het Oostfront van Vesting Holland De Grebbelinie bood meer tactische mogelijkheden. Een keuze om het Oostfront van Vesting Holland betekende een gehele hergroepering van het leger richting de Kust Om deze redenen heeft Generaal Winkelman de Grebbelinie als Hoofdverdediging aangewezen. Daarnaast maakte Generaal Winkelman een beslissing over een hardnekkige verdediging van de Peel- en Raamstelling die als verlenging van de Grebbelinie werd gezien. De linie had veel voordelen. Zo zou een groter deel van het land verdedigd worden en konden Franse troepen optrekken om deze linie te versterken. Er waren slechts een paar redenen die deze linie overbodig maakten. De linie liep bij de Belgische grens niet over in een Belgische linie. Hij stopte daar. De dichtstbijzijnde Belgische linie lag 40 km verderop. De Duitsers konden om die redenen om de linie heen trekken en de linie van achteren aanvallen. Bovendien was de linie te lang waardoor de linie te zwak bezet werd. Generaal Winkelman heeft daarop besloten dat het derde legerkorps en de Lichte Divisie zouden plaatsnemen in deze linie. Bij een aanval zouden deze troepen zich terugtrekken naar het Zuidfront van Vesting Holland. Dit werd pas bij een aanval gedaan omdat het anders leek dat Nederland zich aan het voorbereiden was tegen een aanval en dat zou hun neutraliteitspolitiek geen goed doen. Het derde Legerkorps en de Lichte divisie stonden daar al langere tijd opgesteld. Naast deze keuzes moest Generaal Winkelman nog één belangrijke keuze maken: De nieuwe verdeling van de troepen. Winkelman paste het beleid van zijn Voorganger aan, aan het nieuwe verdedigingsplan waar de voorgenoemde stellingen een grote rol in speelden. In de Grebbelinie kwam de hoofdverdediging en daarvoor moesten de militaire onderdelen zich verplaatsen ten gunste van deze stelling. Voor het aantreden van Winkelman was het Oostfront van Vesting Holland de hoofdverdediging en was de verdeling van troepen daarop gericht. 3 Het Resultaat van deze nieuwe verdeling kunt u lezen in de volgende 2 paragrafen.
De Grebbelinie
3
Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59, hoofdstuk IV, De nieuwe opzet,, blz. 99-100 7
§ 1.3 VERDEDIGINGSPLAN MEI 1940 BOVEN DE GROTE RIVIEREN In mei 1940 had generaal Winkelman het volgende plan qua verdediging van de Nederlandse provincies ten noorden van de grote rivieren. Dit deel van het verdedigingsplan heeft betrekking op de volgende provincies: Friesland, Groningen, Drenthe, Gelderland, Overijssel, Utrecht, Zuid- en Noord-Holland. FRIESLAND, GRONINGEN, DRENTHE. In het verdedigingsplan werd in het Noorden de nadruk gelegd op de verdediging van de Afsluitdijk. Bij de grens had het Nederlandse grenswachters die zouden uitkijken naar Duitse soldaten. In Groningen en Drenthe was er een vertragingslinie gebouwd, van Dollard tot aan Meppel. Deze linie zou de vijand tegen houden zodat de Nederlandse troepen achter deze linie zich terug konden trekken over de Afsluitdijk. Wanneer deze verdedigingslinie zou worden doorbroken zouden alle legereenheden in de provincies Drenthe, Friesland en Groningen zich terug trekken over de Afsluitdijk. De troepen zouden tijdens de inval bruggen moeten vernielen en obstakels voor de Duitsers opstellen. 4 Voor de Afsluitdijk lag een tweede linie om de kop van de Afsluitdijk te beschermen en terugtrekkende troepen te beschermen, de Wonsstelling. Deze stelling was negen kilometer lang en liep via Zurich, Gooium, Hajum en Wons naar Makkum. Deze besond uit loopgraven, schuilplaatsen en eenvoudige versterkingen van aarde en hout. Voor de Wonstelling zouden de weilanden vol met water worden gezet. Als de troepen zich uit Drenthe, Groningen en Friesland hadden teruggetrokken, en de stelling van Wons, de Wonsstelling niet meer te houden was, zouden de troepen zich terug trekken over de Afsluitdijk. De ingang van de Afsluitdijk werd bewaakt door de enige echte verdediginglinie van het Noorden: Kornwerderzand. Deze linie had tot doel de vijand tegen te houden om NoordHolland binnen te trekken. De linie zou klaar gemaakt worden in de tijd dat de vijand door Groningen, Friesland en Drenthe marcheerde. Het schootsveld moest worden verbeterd door de gebouwen voor de linie af te breken. In deze beschikbare tijd moesten de Nederlandse soldaten de linie klaarmaken door mijnen neer te leggen en tankversperringen op te stellen. Nadat de Nederlanders zouden zijn teruggetrokken over de Afsluitdijk zou de brug over het vaarkanaal ondoorgankelijk worden gemaakt door hem te laten exploderen, zodat de Afsluitdijk los was gekomen van Friesland. 5 In Friesland, Drenthe en Groningen waren 7 bataljons actief. De Wonsstelling en Kornwerderzand werden bezet als onderdeel van de Stelling van Den Helder door troepen van de 5 Bataljons die daar gelegerd waren.6 OVERIJSSEL EN GELDERLAND TEN NOORDEN VAN DE RIJN In Overijssel en Gelderland bevonden zich 10 bataljons. 8 van deze bataljons zouden de IJssel verdedigen. Dat zouden ze doen door de linie van betonnen kazematten die op een lijn van 100 km langs de IJssel lagen. De rest van de bataljons zouden de Duitsers moeten vertragen. Samen met de troepen die in Drenthe de Duitsers zouden vertragen. Ook zouden er troepen uit Drenthe komen als men achtte dat de vertraging in Overijssel en Gelderland meer nut had dan de vertraging in Friesland en Groningen.7
4
Geschiedenis van de verdedigingswerken, stichting Kornwerderzand, blz. 14-15-16-17 Geschiedenis van de verdedigingswerken, stichting Kornwerderzand, blz. 14-15-16-17 6 Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59, blz. 101 7 Enquêtecommissie, 1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59, blz. 101 5
8
NOORD-HOLLAND EN ZUID-HOLLAND Noord Holland kende de belangrijkste en laatste verdediginglinie van Nederland: “De Stelling van Amsterdam.” Deze stelling was bedoeld om de Hoofdstad te verdedigen en de regering en koningshuis tot het laatst te beschermen. Deze stelling zou worden ingenomen als Vesting Holland zou vallen en Nederland zou verder vechten8. Daarnaast had je in Noord- Holland de stelling van Den Helder. Deze stelling is al ter sprake gekomen in het stukje van Friesland-Groningen. Hierin waren 5 bataljons gelegerd en zij beschermden de Marinebasis en de Waddeneilanden. Nadat de Afsluitdijk was gebouwd kreeg zij de taak van de bescherming van de Dijk erbij. 910 Daarnaast behoort de Stelling van Amsterdam tot de stelling van Holland. Deze stelling bestaat het Zuid-Holland en het zuidelijke Deel van Noord-Holland tot de Noordelijkste stellingen van de Stelling van Amsterdam. De stelling moet het Hart des Land verdedigen. De stelling van Holland werd onderverdeeld in 3 delen: Westfront, Zuidfront en Oostfront. Het Oostfront van de stelling van Holland zou als terugvallinie worden gebruikt als de Grebbelinie werd doorbroken (zie Utrecht).Voor het Oostfront van de stelling van Holland zou het land onder water worden gezet. Uit veiligheidsoverwegingen zaten hier 19 bataljons en 18 batterijen(artillerie). Het Zuidfront van Vesting Holland was niet direct onder aanval van het Duitse leger als de Duitsers zouden aanvallen. Voordat de Duitsers deze linie konden bereiken moesten ze eerst langs de Peel en Raamstelling in Noord-Brabant. De bezetting zou in het begin dus niet sterk hoeven zijn, desnoods om parachutisten tegen te gaan. Wanneer een Duitse aanval zou plaatsvinden zouden delen van het 1ste Legerkorps de linie gaan versterken met een regiment en een afdeling van hun artillerie. Bij het Westfront stonden degelijk ook troepen. Niet tegen de Duitsers, maar tegen de Engelsen. IJmuiden en Hoek van Holland waren belangrijke punten en daar was dan ook kustgeschut geïnstalleerd en er waren mijnenvelden aangelegd. Als er een aanval vanaf zee kwam verwachtte men troepen van het Oostfront van de stelling Holland,Gelderland en Overijssel te halen voor een versterking van het leger tegen een vijand van zee. De troepen die als reserve overbleven werden in Vesting Holland geplaatst voor het handhaven van de orde in de stelling en de locale verdediging. Hieronder bevond zich ook de Koloniale Reserve11 UTRECHT In Utrecht, vanaf de Zuiderzee tot aan de Rijn, lag een stelling die de Hoofdverdediging van de Nederlandse strijdkrachten zou worden: de Valleistelling, ook wel de Grebbelinie genoemd.12 De Grebbelinie zou hardnekkige weerstand tegen de Duitse strijdkrachten moeten bieden. De linie beschermde het hart des Lands en Utrecht tegen een aanval uit het Oosten. De linie werd zwaar bezet door 44 bataljons en 52 batterijen13. De linie werd bij een aanval direct klaargemaakt voor een aanval. Voor de linie zou er water worden gepompt zodat de Duitsers niet snel met tanks bij de linie konden komen. Op 3 plekken zouden plaatsen zijn waar de vijand over kon lopen, bij de Grebbeberg, Amersfoort en Veenendaal. Hier zaten veel troepen om die Duitse troepen tegen te houden. 14 Wanneer de linie zou worden doorbroken zouden de troepen zich terug trekken naar het Oostfront van de stelling van Holland. De verdediging zou hier verdergaan met reserves en de troepen uit de Grebbelinie. 15
8
Forteiland Pampus,(geen datum) informatiebordjes aan de muren, Muiden. * Enquêtecommissie, 1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59, blz. 101 10 Stichting Kornwerderzand, informatiebronnen uit het Kazemattenmuseum, Kornwerderzand, Bezoekerscentrum/ Kazemat XIV 11 Enquêtecommissie, 1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59, blz. 101 * = (Niet opgenomen in logboek, bezoek was niet in teken van PWS) 12 Star Busmann, C.W., De Bange Miedagen van ’40 ( Partworks and encyclopedia of World War II), Rotterdam, Lekturama 13 Enquêtecommissie, 1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ‘s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59, blz. 101 14 Star Busmann, C.W., De Bange Miedagen van ’40 ( Partworks and encyclopedia of World War II), Rotterdam, Lekturama 15 Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59, blz. 101 9 9
§ 1.4
VERDEDIGINGSPLAN MEI 1940 ONDER DE RIVIEREN
In mei 1940 had generaal Winkelman het volgende plan qua verdediging van de Nederlandse provincies ten zuiden van de grote rivieren. Dit deel van het verdedigingsplan heeft betrekking op de volgende provincies: Limburg, NoordBrabant en Zeeland. Ook wordt er in deze paragraaf aandacht besteed aan de geallieerde verdedigingsplannen voor deze provincies. LIMBURG Limburg zou door 2 linies worden verdedigd. Ten eerste zouden er troepen aan de grens liggen. Zij moesten meteen terugtrekken bij een Duitse aanval. Deze soldaten kon men dus beschouwen als waarschuwende voorposten. De 2e linie zou uit de Maaslinie bestaan. Dit zou het zwaartepunt van de verdediging van Limburg zijn. De Maaslinie zou van de plaats Mook (Noord-Limburg) tot en met Maastricht lopen. De Maaslinie moest de Duitsers vertragen zonder zware wapens of reserves. De Nederlandse soldaten zouden de Duitsers vertragen door de bruggen over de Maas te laten exploderen. In Zuid-Limburg zou er een andere situatie zijn dan langs de rest van de Maaslinie. Hier zouden de soldaten de Maas achter zich hebben. Achter het Julianakanaal was er een linie van kazematten gebouwd. Voor deze linie zouden troepen liggen die vernieling moesten aanrichten. In Maastricht zou een bataljon reservetroepen liggen. Er zouden 5 bataljons gelegerd zijn in Zuid-Limburg. De Peel-Raamstelling zou weinig invloed op Limburg hebben, al loopt deze linie deels door Limburg. Dit komt doordat deze langs de grens van Limburg en Noord-Brabant liep. Dus zou Limburg al grotendeels veroverd zijn voordat de Duitsers bij de Peel-Raamstelling komen. Limburg zelf zou wel belangrijk zijn voor de Peel-Raamstelling. Dit kwam doordat de troepen in de Maaslinie de Duitsers zo lang mogelijk moesten vertragen, zodat de Peel-Raamstelling zich goed kon voorbereiden.16
De verdedigingslinies in Limburg
16
http://www.maaslinie-mei1940.nl/ en boek: Amersfoort, H van, Mei 1940 strijd op Nederlands grondgebied, blz. 66-103 en Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, Bijlage 59, blz. 98,101
10
NOORD-BRABANT Noord-Brabant zou zeer belangrijk zijn voor de geallieerden en Nederland. Samen met Limburg vormden zij een gebied waardoor de Duitsers vanaf de Rijn, door Limburg en Noord-Brabant naar België en Noord-Frankrijk kunnen. Bovendien kunnen de Fransen en de Belgen via Limburg en Noord-Brabant naar het Rijnland en het Roergebied gaan. De belangrijkste verdedigingslinie voor Noord-Brabant is de Peel-Raamstelling. Deze stelling ligt achter de Maaslinie en loopt van Grave naar de Belgische grens bij Weert. De Peel-Raamstelling zou een weerstandslinie zijn en moest de Duitsers dus tegenhouden. De Peel-Raamstelling zou bezet zijn door 15 bataljons zonder artillerie. De meeste bataljons zouden uit de Peeldivisie komen. Achter de PeelRaamstelling zouden het IIIe legerkorps en de Lichte Divisie liggen. Het IIIe legerkorps zou bij ’s Hertogenbosch liggen en de Lichte Divisie zou bij Eindhoven liggen. Het IIIe legerkorps zou niet alleen vanuit deze positie gebruikt kunnen worden bij een aanval uit het oosten, maar het kon ook gebruikt worden wanneer Nederland werd aangevallen vanuit het zuiden. Deze moesten de schijn opwekken dat zij in Noord-Brabant de Duitsers zouden aanvallen. In de nacht van de eerste- op de tweede oorlogsdag zou de Lichte Divisie naar het Ie legerkorps gaan, die tussen Hoek van Holland en Haarlem gelegerd zou zijn, en samen zouden zij een strategische reserve vormen. Het IIIe legerkorps moest naar de Lingestelling. Daardoor zouden de Duitsers, nadat zij door de Maaslinie waren gebroken, tegenover een verspreide Peeldivisie staan. Door de zwakke bezetting van de Peel-Raamstelling zou de Peeldivisie zoveel mogelijk tijd moeten rekken, zodat de Fransen, als zij ons hielpen, meer tijd hadden om naar Nederland te komen. Er zouden 16 bataljons in de Peel-Raamstelling liggen, 8 bataljons van de Peeldivisie, 6 bataljons van het IIIe Legerkorps, 1 bataljon van 29 Regiment Infanterie en 1 bataljon van Grensbataljon Jagers. Niet alleen de PeelRaamstelling zou belangrijk zijn, maar ook de bruggen van Moerdijk en Keizersveer zouden belangrijk zijn, omdat de Lichte Divisie, als Nederland aangevallen zou worden, via deze bruggen naar Vesting Holland moest. Daarom zouden er troepen liggen voor en achter de bruggen, er was een batterij luchtdoelartillerie gelegerd, er zou een kazemat met politietroepen op de bruggen liggen. Ook zou het 6e Grensbataljon, als er een Duitse aanval kwam, vanaf Breda naar de bruggen gaan. Naast de bruggen van Moerdijk en Keizersveer, waren de bruggen over het Maas-Waalkanaal ook van belang. Er warenacht bruggen die belangrijk waren als de Duitsers Nederland gingen aanvallen. Dit omdat deze bruggen de tweede toegang vormden tot Noord-Brabant. Daarom zou het Maas-Waalkanaal verdedigd worden door 2 bataljons en zouden zij beschikken over 80 kazematten met mitrailleurs die langs de hele lengte van het kanaal stonden. 17 ZEELAND Zeeland was ook een belangrijke provincie voor de geallieerden, maar dan vanwege een andere reden. Ten eerste zou Groot-Brittannië Zeeland kunnen gebruiken om troepen naar Nederland te brengen door middel van landingen op de Zeeuwse kust. Ten tweede zou men door de verdediging van Zeeland de haven van Antwerpen kunnen afsluiten of de haven openen. De verdediging van Zeeland moest zich op de kust en op het oosten richten. Dit kwam doordat Zeeland bij een aanval van Groot-Brittannië of Frankrijk in de eerste linie lag en bij een aanval van Duitsland in de tweede linie lag. In Zeeland zouden 8 bataljons en 3 artilleriebatterijen zijn gelegerd, die hardnekkig weerstand zouden moeten bieden bij een aanval op Nederland. De verdediging van Zeeland bij een aanval uit het oosten zou plaats vinden in verschillende stellingen. Deze zouden in het smalle gedeelte van Zuid-Beveland liggen. De belangrijkste stelling zou de Zanddijkstelling bij Hansweert zijn. Deze stelling zou gedekt worden door inundaties. Ook de Bathstelling en rond de stad Tholen zouden er inundaties plaats vinden. De Bathstelling zou bij het dorpje Bath aan het Schelde-Rijnkanaal liggen. Dit ligt bij de grens met België en bij de grens van Zeeland en NoordBrabant.18
17
http://www.zuidfront-holland1940.nl/ en boek: Amersfoort, H. van, Mei 1940 strijd op Nederlands grondgebied, blz. 66-103 en Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, Bijlage 59, blz. 96, 100, 101, 105 18 Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, Bijlage 27, blz. 51 Bijlage 59, blz., 96, 97, 101, 103 en boek: Amersfoort, H. van, Mei 1940 strijd op Nederlands grondgebied, blz. 66-103 11
FRANSE EN BRITSE PLANNEN Ook de Fransen hadden samen met de Britten een plan gemaakt hoe zij een eventuele Duitse opmars door Nederland en België konden stoppen. De Franse opperbevelhebber, generaal Gamelin, had plan D, ook wel plan Dyle genaamd, ontwikkeld. In dit plan zouden Britse en Franse troepen België binnen trekken, als dit land werd aangevallen. Zij zouden dan oprukken naar het midden van België om de Duitsers daar tegen te houden, want Gamelin dacht dat het zwaartepunt van de Duitse aanval, net als in de Eerste Wereldoorlog, op Vlaanderen gericht was. Een onderdeel van Plan Dyle was Plan Breda. Het 7e Armée zou op de eerste oorlogsdag via Antwerpen naar Nederland gaan. Eerst zouden er 2 gemotoriseerde divisies en 1 lichte tankdivisie naar Nederland gaan. Later zouden er nog 3 divisies naar Nederland gestuurd worden. Er waren twee redenen voor plan Breda. Ten eerste konden de Fransen op die manier het Nederlandse leger helpen. Ten tweede konden de Fransen op die manier gedeelten van Walcheren en Zuid-Beveland bezetten.19 §1.5 CONCLUSIE Wij kunnen concluderen dat het verdedigingsplan dat op 10 mei 1940 van
kracht ging, in theorie een goed verdedigingplan was. Alle provincies hadden een doel in de verdediging. Ook werden de belangrijkste gebieden verdedigd door een linie die hardnekkige weerstand moest en kon bieden. De vertragingstactiek was een goed idee om de verdedigers in de weerstandslinie tijd te geven. Het gebruik van inundaties was slim, maar er kleefden wel een aantal risico’s aan, waardoor de inundaties overbodig konden zijn. Er waren ook een paar punten in het verdedigingsplan die slecht waren of waar geen rekening gehouden mee was. De zwakke verdediging van de belangrijke provincies Limburg en Noord-Brabant kon men als een groot nadeel zien van het plan, waardoor het hele verdedigingsplan kon mislukken. Daarnaast was er weinig rekening gehouden met een parachutistenaanval. Alleen rond Den Haag zou een parachutistenaanval opgevangen kunnen worden. Alles te samen was het een goed plan in theorie.
Nederlandse stellingen op 9 mei 1940
19
Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945, Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf, Bijlage 24, blz. 46 (het zijn citaten uit “Memoires over de tweede wereldoorlog”, deel II, van Winston Churchill en boek: Amersfoort, H. van, Mei 1940 strijd op Nederlands grondgebied, blz. 66-103
12
HOOFDSTUK 2 DE INLICHTINGEN Tegenwoordig is de inlichtingendienst de AIVD, maar ten tijde van de inval in Nederland was het de GSIII. De GSIII heeft een kwalijke rol gespeeld bij de inval in Nederland. §2.1 BELANGRIJKE INLICHTINGEN EN GEBEURTENISSEN VOOR MEI 1940. Op 9 november raakte een Nederlandse geheim agent, Dirk Klop, betrokken bij een operatie van de Engelse geheime dienst. Zij werden in een hinderlaag gelokt net over de grens bij Venlo. Na een vuurgevecht werd Dirk Klop met zijn Engelse collega’s gevangen genomen. In een Duits douanekantoor ontdekten de Duitsers dat Klop een Nederlander was. Hierdoor had Nederland zijn neutraliteit geschonden. De Duitsers gebruikten dit als argument om Nederland binnen te vallen. Op 10 januari 1940 moest een Duits gevechtsvliegtuig van het type ME-108, een noodlanding maken bij de plaats Kwaadmechelen. Nabijgelegen Belgische troepen renden snel naar de plek waar het vliegtuig landde. Toen zij daar aankwamen zagen zij een zeer zenuwachtige man in grijs uniform. Achter een heg zagen zij rookpluimen, daar was de andere man aan het proberen documenten te verbranden. De Belgische soldaten pakten de man achter de heg vast en doofden de vlammen. De piloot, majoor Hoenmann, was door het slechte weer de richting kwijt geraakt en moest door een gebrek aan brandstof landen. Zijn passagier was majoor Reinberger. In de commandopost probeerde Reinberger nog de papieren te verbranden, maar de Belgische kapitein Roderique kon de papieren op tijd uit het vuur halen. Daarna probeerde Reinberger de revolver van Roderique te pakken, maar dat mislukte. Toen stootte Reinberger een paar keer met zijn hoofd tegen de muur en zei: “Voor mij is het afgelopen. Dit vergeven ze me nooit. Toen ik uw revolver probeerde te grijpen was dat om mezelf voor de kop te schieten.” Het document dat de Duitsers probeerden te verbranden was Operatie Fall Gelb, het Duitse aanvalsplan op het Westen. Het plan begon als volgt:20
“Het Duitse leger in het westen zal de aanval beginnen tussen de Noordzee en de Moezel, met sterke steun van de luchtmacht, boven het grondgebied van België en Luxemburg, met als doel…..zoveel mogelijk belangrijke eenheden van het Franse leger en zijn…..De forten van Luik en…..ingesloten….Verder is het de bedoeling het grondgebied van Nederland te bezetten met uitzondering van Vesting Holland enz.….” Bron: Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, ( Partworks and encyclopedia of World War II), Rotterdam, Lekturama, blz. 82 Br Deels verbrande papieren van operatie Fall Gelb
Bron: De Bange Meidagen van ‘40, auteur: C.W. Star Busmann, blz. 82
20
Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, ( Partworks and encyclopedia of World War II), Rotterdam, Lekturama, blz. 82 en http://www.georg-elser-arbeitskreis.de/texts/graaff.htm 13
§2.2 BELANGRIJKSTE INLICHTINGEN VANAF 1 MEI TOT 14 MEI. Op 1 mei 1940 kwam er een brief binnen over het feit dat er veel Duitsers logeerden in het Grebbegebied. Onder de Duitse toeristen was ook een Duitse officier. Deze officier was de chef van de staf van het invallende Duitse leger. De officier logeerde 14 dagen in Veenendaal, van waar hij de Nederlandse stellingen kon bevestigen. Dit kon plaats vinden, omdat de militaire autoriteiten geen maatregelen mochten en konden nemen. Hierdoor konden de Duitsers onze stellingen goed bekijken. Op 9 mei 1940 gaf het Algemeen Hoofdkwartier de opdracht om de bruggen ten oosten van de Maas op te blazen. Bovendien stond er een opdracht in om kleine objecten te vernietigen. Ook zonden ze een bericht uit waarin ze om extra paraatheid vroegen Uit Brabant kwam een bericht binnen dat de Peel-Raamstelling volledig bemand was. De hindernissen waren allemaal opgeworpen . Later kwam er een melding binnen dat 20 mensen gekleed in Nederlandse politie-uniformen een aanval hadden gedaan op een demontageploeg. 21 10 MEI Op 10 mei vroegen de Engelsen om de luchthavens Waalhaven, Ypenburg en Valkenburg te mogen bombarderen. Later kwam er een verzoek binnen van de GSIII om dat verzoek van de Engelsen niet te honoreren, omdat daar Nederlandse troepen gestationeerd waren. Daarnaast kreeg de leiderleiding in de denacht van 9 en 10 mei veel verwarde berichten van soldaten die meldingen deden over parachutisten in vesting Holland. Ook kregen ze de melding dat Valkenburg was verloren. Er kwamen rond 7.00 meer meldingen binnen met de teksten zoals, de brug is verloren, de Duitsers zijn over de IJssel. Zo kwamen er steeds meer inlichtingen binnen over aanvallen, heroveringen en veroveringen gedurende de meidagen. Ook meldden de Fransen dat ze niet op tijd konden komen helpen met de verdediging van Nederland. Ze zouden nog wel België en Zeeland kunnen verdedigen, zodat Nederland niet vanuit het zuiden aangevallen kon worden. Bovendien kwamen er berichten binnen dat er valse berichten verstuurd werden om de Nederlanders af te leiden. 22 11 MEI Op 11 mei kwamen er berichten binnen vanuit Rotterdam. Daar waren zware gevechten en de troepen waren vermoeid. Bovendien kregen ze bericht dat de lichte divisie Alblasserdam had bereikt, maar later kreeg men bericht dat zij zwaar gebombardeerd waren en dat men zich terugtrok. Er kwamen ook valse berichten binnen, waaronder het bericht dat de Waalhaven was heroverd. Dit bleek later niet te kloppen. Ten zuiden van Den Haag kwamen tegenstrijdige berichten binnen. De opperbevelhebber ging daarom zelf informatie halen bij de commandant van Vesting Holland. Hij kreeg te horen dat Delft in brand stond, dat de bevolking was gevlucht en dat de Duitsers de stad vanuit 3 richtingen aanvielen. Dit bericht bleek later ook niet waar te zijn.
21
Enquêttecommisie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 12, blz. 22 Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 30, blz. 55 Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 33, blz. 61 22
Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 69, blz. 106-108 14
De territoriaal bevelhebber van Noord-Brabant berichtte dat de terugtocht achter de Zuid-Willemsvaart goed was verlopen. De commandant van Stelling van Den Helder meldde dat de Duitsers de westkust van Friesland hadden bereikt en dat een aanval op de Wonsstelling de volgende dag werd verwacht. 12 MEI De opperbevelhebber kreeg vanuit Rotterdam weer tegenstrijdige berichten. Veel onjuiste berichten bemoeilijkten de bevelvoering. Er kwamen ongunstige berichten binnen vanuit de Grebbelinie. De tegenaanval was mislukt en de Duitsers hadden een klein deel van de linie veroverd. Het goede nieuws was dat het IIIe Legerkorps en brigade B. hun stellingen ten noorden van Linge en Waal hadden ingenomen. De Lichte Divisie meldde dat zij bij Papendrecht over de Merwede waren gegaan en dat men rond Dordrecht terrein won. Later berichtte men dat zij werden teruggedrongen. De berichten van de Lichte Divisie die naar het hoofdkwartier waren gestuurd, waren niet duidelijk. Echter, het stond vast dat men daar een nederlaag leed. Uit Noord-Brabant kwam goed nieuws dat Franse pantserwagens Vught hadden bereikt. Ook kwam er een onjuist bericht binnen dat de Duitsers zich terugtrokken uit Vught.
13 MEI De commandant van het Veldleger berichtte die morgen dat de Duitsers bij de Grebbelinie tot staan werden gebracht en dat hij een tegenaanval zou inzetten met verse troepen. De commandant van Stelling van Den Helder vroeg aan het hoofdkwartier om luchtafweergeschut als steun voor Kornwerderzand. ’s Avonds laat kreeg de opperbevelhebber het bericht dat de Engelse militaire missie was aangekomen, maar dat zij geen troepen hadden meegenomen. Rond middennacht werd bericht dat ook het hoofd van de Franse militaire missie Den Haag had bereikt. 14 MEI Het hoofdkwartier kreeg die morgen een mooi bericht van de commandant van het Veldleger. Hij meldde dat hij succesvol was teruggetrokken uit de Grebbelinie. Er kwamen ook berichten binnen dat de Duitsers van plan waren om het IJsselmeer over te steken. De berichten werden niet gecontroleerd, maar men hield wel rekening er mee dat zij juist waren. Om 10.35 uur kwam een zeer belangrijk bericht binnen dat de Duitsers aan de commandant van Rotterdam een ultimatum hadden gegeven. Rond drie uur kwam Overste Wilson bij de opperbevelhebber om te melden dat Rotterdam gebombardeerd was. Even later kreeg het hoofdkwartier een ultimatum, waarop zij binnen twee uur moesten antwoorden.23
23
Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59, blz. 106-113 15
§2.3 HOUDING TEGENOVER INLICHTINGEN De houding van het Algemeen Hoofdkwartier was tijdens de voorbereidingen niet goed. Toen Nederland op 12 januari operatie Fall Gelb in handen kreeg van de Belgen, reageerde opperbevelhebber generaal Reynders niet. Hij geloofde niet dat dit het Duitse aanvalsplan was. Na de zoveelste melding van Sas, de agent in Berlijn, dat Duitsland Nederland ging aanvallen, dachten verschillende autoriteiten onder generaal Winkelman dat dit weer een vals alarm was. Desalniettemin schroefden ze wel de bewaking op en zonden ze een telegram waarin stond dat er extra waakzaamheid nodig was. Tijdens 9 mei kwamen er veel inlichtingen binnen over veel geluid en verplaatsingen van Duitse troepen aan de andere kant van de grens. Tijdens de eerste uren van de inval dacht de dienstdoende de opperbevelhebber, de plaatsvervanger voor Generaal Winkelman gedurende de nacht, er aan om de volgende dag pas zijn bevindingen te rapporteren aan Generaal Winkelman.24 Tijdens de meidagen werden alle inlichtingen wel serieus genomen. Het algemeen hoofdkwartier kreeg een melding van schietende burgers in verschillende steden. De Opperbevelhebber bleef echter rustig en richtte zich op de belangrijke dingen, zoals het terugveroveren van de Moerdijkbruggen en Dordrecht. 25 §2.4 VERZOEK OM HULP NAAR DE FRANSE EN ENGELSE LEGERLEIDING Er waren ook berichten naar Frankrijk en Engeland gestuurd. De berichten naar Frankrijk werden door de Franse legerleiding slecht uitgevoerd. De berichten naar de Engelse legerleiding werden door admiraal Furstner verkeerd begrepen. Furstner wist niet precies wat er van hem verwacht werd. Hij zou een divisie moeten sturen naar Zeeland. Ondanks het feit dat hij niet erg geholpen heeft met de verdediging van Nederland was hij wel belangrijk, want hij zorgde er wel voor dat alle boten een evacuatieplan hadden en ook dat ze een sein kregen om te laten zien dat ze Engels waren. Zonder die maatregelen was het waarschijnlijk niet mogelijk geweest om het prinselijk gezin en de regering het land uit te krijgen.26 §2.5 CONCLUSIE INLICHTINGEN Er was voor en tijdens de oorlog veel correspondentie over alles wat te maken had met wat er gebeurde, het was alleen niet genoeg. Er waren veel berichten die de legerleiding niet kreeg, te laat doorgestuurd werden of verkeerde informatie bevatten. Ook heeft een kleine misstap van de geheime dienst, de GSIII, Hitler een reden gegeven om aan te vallen. Nederland had namelijk door die actie zijn neutraliteit geschonden. Dat het Nederlandse opperbevel niet reageerde op de plannen van operatie Fall Gelb, die de Belgen in handen kregen, kan men als een blunder beschouwen. Wij concluderen dat Nederland betere kansen zou hebben gehad als de inlichtingen beter doorgeseind waren geweest of correcte informatie bevatte, want dan had de centrale commandopost meer kansen gehad om beslissing te maken die uiteindelijk er voor hadden kunnen zorgen dat Nederland langer stand had gehouden.
24 Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, ( Partworks and encyclopedia of World War II), Rotterdam, Lekturama, blz. 38-39, Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 69, blz. 134 25 Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59, blz. 109 26 Boek: Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akedemie van wetenschappen Afd. Letterkunde. Nieuwe reeks – deel 32 – No. 7 Gecontroleerd met: boek:mededelingen van de sectie militaire geschiedenis deel 15 blz. 105-143(geen auteur, het is een bundeling van mededelingen allemaal met een verschillende schrijver, het is gebundeld door Herman Amersfoort) 16
HOOFDSTUK 3 DE VOORBEREIDINGEN Op 29 Augustus mobiliseerde Nederland zijn leger onder het toenemende geweld van Duitsland in Europa. Enkele dagen later zouden, door de Duitse inval in Polen, Engeland en Frankrijk de oorlog verklaren aan Duitsland en ook mobiliseren. De Nederlandse mobilisatie was snel afgerond. Echter, er moest nog veel gebeuren om Nederland klaar te maken voor een oorlog. §3.1 DE 10 JAAR VOOR 1940 De 10 jaar voor de oorlog leefde Nederland in de overtuiging dat Nederland nooit meer in oorlog zou komen. Ondanks de spanningen in Duitsland zag Nederland niet in dat Duitsland Nederland kon binnenvallen. Ter vergelijking pakken we de uitgaven aan Defensie. In 1930 waren de uitgaven aan het leger 87 miljoen gulden. In de jaren daarna loopt het terug naar 79 miljoen gulden. In 1936 krijgt Nederland in de gaten dat Duitsland andere bedoelingen hebben, want Duitsland laat hun leger Rijnland intrekken, het gebied in Duitsland dat gedemilitariseerd was. Nederland schroeft hierdoor hun uitgaven aan het leger weer op. Dat loopt in 1938 op tot 152 miljoen gulden en in 1939 tot 262 miljoen gulden. De bezuinigingen kwamen vooral door veel protesten van Nederlanders. We zouden neutraal blijven en de oorlog zou buiten onze grenzen plaatsvinden, als er al één kwam. In 1930 waren er dan ook 2,5 miljoen Nederlandse handtekeningen tegen het leger. Dat is behoorlijk veel als je kijkt naar de bevolking toen der tijd, dat waren er 9 miljoen. Ook was de machtsovername van Hitler in 1933 geen groot nieuws in Nederland. Het nieuws werd naar de achtergrond gedwongen door het nieuws over de muiterij op kruiser “De Zeven Provinciën. Ook in de jaren daarna keken de Nederlanders weinig naar de gebeurtenissen in Duitsland. 27 §3.2 VOORBEREIDINGEN MOBILISATIE Op 30 Augustus werd de algemene Mobilisatie uitgeroepen. De legerleiding had toen het werkelijke leger al lang gemobiliseerd. Op 7 april werden namelijk telegrammen verzonden die meldden dat bepaalde gevechtseenheden van grens, kust- en luchtverdediging hun posities moesten innemen. Op 23 augustus werd een waarschuwingspamflet door Nederland verzonden. Op 24 augustus werd er een pamflet rondgestuurd dat meldde dat er op 25 augustus een voormobilisatie was. Op 28 augustus 1939 werd uiteindelijk het pamflet in Nederland rondgestuurd die de Algemene Mobilisatie verkondigde waarbij 29 augustus 1939 de eerste mobilisatiedag was.28 Voor de mobilisatie was een concreet plan nodig. Het opperbevel had voor die dagen een dienstrooster voor de treinen veranderd zodat de soldaten op hun bestemming konden komen. Nederland zou hierdoor enkele dagen op zijn kop liggen, want het normale dienstrooster van de treinen zou pas weer enkele dagen later ingaan.29
Soldaten verzameld in de kazerne
27
Star Busmann, C.W., De Bange Miedagen van ’40 ( Partworks and encyclopedia of World War II), Rotterdam, Lekturama, blz. 27-28 28 Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 14, blz. 24 29 Star Busmann, C.W., De Bange Meidagen van ’40 ( Partworks and encyclopedy of World War II), Rotterdam, Lekturama, blz. 31 17
§3.3 MOBILISATIE
Weer zijn onze troepen, ter bescherming opgeroepen van ’t volk, hier de tanden. Zij willen geven, hun leven voor hen die achterbleven. Hoe zwaar het valt, de humor wordt Nooit vergald. En in een lange overvolle trein Die hen zal brengen, waar ze moeten zijn, zingen zij een vrolijk lied, Wij zijn niet bang, wij treuren niet, Dan breekt de tijd van scheiden aan. Manhaftig slikken zij en pinken een traan.
Nog vlug en groet, daar gaat de trein uit volle borst klinkt dit refrein: Wij gaan mobiliseren. Beducht tegen elk gevaar. Niets kan ons deeren, geen offer is ons te zwaar. Vader, moeder, onz’ vrouwen trots op ons Regeeringsbeleid. Allen zijn zij vol vertrouwen op Nederlandsch Neutraliteit. Tekst: J. Marcus Melodie: Ganzenmarsch
Sprakel, Anke en Hans, 2006, ‘Blitzkrieg’halte Kornwerderzand, Bedum, Profiel Uitgever, blz. 41
Op 29 augustus kwam de Mobilisatie op gang. Duizenden mannen gingen richting hun bestemming. De grootschalige mobilisatie was op 3 september grotendeels voltooid. Tijdens de mobilisatie zijn alle opgeroepen dienstplichtigen af- of goedgekeurd, geregistreerd en ingedeeld. Ook moesten zij worden voorzien van een complete militaire uitrusting. Daarnaast moest het leger voor 250.000 soldaten voedsel en drinken inkopen. De legerleiding vorderde hiernaast nog allerlei gebouwen in om de soldaten onder te brengen of bouwde in een rap tempo barrakken op. De mobilisatie verliep natuurlijk niet vlekkeloos, zo waren er te weinig verrekijkers, stafkaarten, ouderwetse kaarten uit de jaren 20. Voor de uitrusting werd gauw nog in gewone winkels spullen gekocht. 30 Het legerde vorderde daarnaast nog vele voertuigen voor het leger. Ze hadden in totaal 28.000 fietsen, 7000 auto’s, 33.000 paarden nodig. Dit gebeurde in twee vorderingsronden. Dat was eigenlijk niet de bedoeling, maar de eerste vorderingsronde bracht te weinig voertuigen op. Deze moesten toen nog legergroen worden geverfd. Het leger had ook nog eens 10.000 wapens nodig. Het leger was in het interbellum enigszins meegegaan met hun tijd31. Het leger bezat hierdoor ook al enkele moderne transportmiddelen zoals tientallen pantservoertuigen en motoren. In de maanden na de mobilisatiedag, oefenden de soldaten weinig. Ze moesten voornamelijk de verwaarloosde verdedigingswerking vernieuwen en opruimen. Daarnaast werden de opruimingen en de versterkingen beperkt door de SPAD, die voor het eerste keer in het parlement zaten. De SPAD wilde dat de arbeiders en de soldaten meer ontspanning kregen32. In de opvangplaatsen kregen de soldaten rust en ontspanning. Er leefden ook soldaten in boerderijen en schuren. Toen de winter kwam, kon dit natuurlijk niet meer. De koeien gingen de stallen in waarin de soldaten verbleven33.
30
Sprakel, Anke en Hans, 2006, ‘Blitzkrieg’halte Kornwerderzand, Bedum, Profiel Uitgever, blz. 41
31
Star Busmann, C.W., De Bange Meidagen van ’40 ( Partworks and encyclopedy of World War II), Rotterdam, Lekturama, blz 32 Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 47 blz. 80 32
33
Sprakel, Anke en Hans, 2006, ‘Blitzkrieg’halte Kornwerderzand, Bedum, Profiel Uitgever, blz. 41 18
De winter was in 1939-1940 erg koud34. Er is zelfs een Elfstedentocht gereden waarbij op sommige plekken het ijs 43,1 cm dik was35. De soldaten kregen een nieuwe schuilplaats voor de rest van de winter. Deze omstandigheden waren natuurlijk geen pretje voor de soldaten. Daarnaast was hun motivatie laag. In 1931 hadden 2,5 miljoen mensen handtekeningen gezet bij een actie tegen het leger36. Een deel van de mensen die hun handtekening had gezet, zat nu zelf in het leger. Ook het vooruitzicht, dat Nederland neutraal zou blijven, deed de motivatie van de soldaten geen goed, want ze zouden toch geen oorlog voeren, maar lagen wel in het hooi in de schuren.37 Maar nu even naar de bezigheden van soldaten in 1939 en 1940. De soldaten waren grotendeels aan het werk in de verdedigingswerken. Daarnaast waren er soldaten die de wacht hielden, Deze waren vooral langs de landsgrenzen opgesteld. De verbetering van de verdedigingslinies waren topprioriteit van het opperbevel. Er werd wel geoefend, maar niet veel. Veel soldaten hadden in mei 1940 slechts tientallen schoten gelost op een bordje38. Daarnaast werd de oefentijd voor soldaten van 5 en een halve maand, verlengt naar 11 maanden.39 Volgens de verslagen van de soldaten was het leven in die tijd vooral saai. Je deed voornamelijk saai werk , zoals op wacht staan. De soldaten hadden gelukkig veel plezier met de optredens van mede soldaten of toneelspelers. Op de Afsluitdijk hadden troepen zo een eigen kantine gebouwd en daar optredens gegeven.40 §3.4 DE LUCHTVERDEDIGING. Op 9 september 1939 begon het leger met dagelijkse vluchten van 2 vliegtuigen over het land vanaf Enkhuizen via Den Oever naar Ameland. Ook werden er 2 vliegtuigen ingezet vanaf Schiphol die richting de westelijke grens vlogen van de Nederlandse Wateren. Deze vluchten zouden vanaf 2 uur voor zonsopgang tot 2 uur na zonsopgang plaatsvinden. Buiten deze uren, stonden er 2 vliegtuigen op Schiphol en 2 vliegtuigen op het vliegveld in Bergen klaar om na een telefonische order op te stijgen. De vliegtuigen waren tijdens de vluchten niet uitgerust met bommen.41’ De luchtverdediging is tijdens de periode van september 1938 –maart 1940 verbeterd. In september 1938 bestond de luchtafweer uit ongeveer 18 batterijen. Daarvan waren 14 batterijen nog niet bruikbaar. Er was namelijk geen vuurleiding aanwezig of deze was defect. In maart 1940 waren deze luchtafweer batterijen vergroot tot 128 en er waren nog 26 in aanbouw. Daarnaast waren er meer vliegtuigen gekomen. In september 1938 waren er 45 vliegtuigen, waarvan 20 moderne. In maart 1940 waren er 129 vliegtuigen, waarvan 62 moderne vliegtuigen.42
Oerlikon was de Nederlandse luchtafweergeschut
34
Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 48, blz. 83 35 Sprakel, Anke en Hans, 2006, ‘Blitzkrieg’halte Kornwerderzand, Bedum, Profiel Uitgever, blz. 84-85 36 Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 47 blz. 80 37 Star Busmann, C.W., De Bange Meidagen van ’40 ( Partworks and encyclopedy of World War II), Rotterdam, Lekturama, blz. 28 38 Sprakel, Anke en Hans, 2006, ‘Blitzkrieg’halte Kornwerderzand, Bedum, Profiel Uitgever, blz. 41 39 Mei 1940, De strijd op Nederlands grondgebied 40 Sprakel, Anke en Hans, 2006, ‘Blitzkrieg’halte Kornwerderzand, Bedum, Profiel Uitgever, blz. 41 41 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 51, blz. 86 42 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 54 blz. 89 19
De luchtafweer moest vanaf September 1939 paraat zijn op luchtschendingen. Zij moesten ook in de nacht of bij mist paraat staan. Zij mochten op onzichtbare vliegtuigen schieten die het Nederlandse luchtruim schonden. Dit omdat Nederland wou tonen dat zij Luchtschendingen niet accepteerde43. Op 10 april kregen de luchtafweerdiensten te horen dat ze niet meer mochten vuren op vliegtuigen, die niet zichtbaar waren. De luchtafweer zonder zoeklichten hoefde niet meer de gehele dag paraat te staan. Zij moesten vanaf 1 uur voor zonsopgang en 1 uur na zonsopgang paraat staan.44 Dit omdat het vuren weinig effect had en veel munitie zou kosten45 §3.5 UITRUSTING. Het feit dat de soldaten weinig oefenden, had te maken met het achterstallig onderhoud van de verdedigingswerken, maar ook met het feit dat men zuinig was met de voorraden. Nederland had namelijk een tekort aan munitie, daarnaast had Nederland door bezuiniging ook nog niet alle materieel tot beschikking. We vergelijken nu een Duitse divisie met een Nederlandse Divisie in mei 1940. De Duitsers hadden betere wapens per divisie. Een divisie van Duitsland bevatte namelijk 81 machinepistolen, 85 lichte en 45 zware mitrailleurs. De Nederlandse divisie hadden 108 lichte en 36 zware mitrailleurs. Daarnaast waren de Nederlandse inkopers nog bezig met allerlei wapens te bestellen of wachtten ze op de wapens. 46 De uitrusting van een Nederlandse soldaat bestond naast de wapens uit een helm uit 1934, een gasmasker, ransel gevuld met onderkleding, reserveschoenen, toiletgerei, verbandpakje en een overjas. Daarnaast hadden ze aan hun koppel patroontassen, een veldfles en soms een trommel voor munitie van een Lewis-mitrailleur. De Nederlandse soldaat had een Oostenrijks geweer, model “95”. Dit pistool moest je om de 5 schoten herladen. Andere wapens van een Nederlandse Militair waren de stormdolk, pistolen, klewang of een officierszwaard,47 §3.6 STAAT VAN BELEG Om de Landsverdediging te verbeteren werd er vanaf augustus gewerkt aan het versterken van bestaande stellingen. Dat was de bedoeling ten minste, maar daarvoor had het opperbevel bepaalde bevoegdheden nodig. De Regering was echter niet bereid om al deze bevoegdheden toe te zeggen. Het opperbevel van het leger vroeg aan de regering om de “Staat van Beleg”uit te roepen. Deze afkondiging gaf het opperbevel van het leger de bevoegdheden om de plannen uit te voeren. Het opperbevel van het leger bleef doordringen en de Regering was in augustus bereid om de “Staat van Oorlog” uit te roepen voor het hele land, op voorwaarde dat het leger zich bezighield met het opruimen van bestaande stellingen en als ze toestemming vroegen aan de Regering voor het veranderen van terreinen, het in gebruik nemen van terreinen en als ze een betaling regelden voor inlichtingen en al het werk wat er verzet moest worden. De “Staat van Oorlog”werd op 1 september 1939 ingevoerd.²² In september 1939 bleek dat de gebieden waarin de stellingen lagen niet goed beschermd waren tegen spionage. De legerleiding had de mogelijkheid niet om mensen het gebied te ontzeggen. Deze bevoegdheid had de legerleiding wel in een situatie waarin de “Staat van Beleg” was afgekondigd. De legerleiding vroeg daarom om de Staat van Beleg in gebieden waarin het leger aanwezig was om de stellingen te versterken. In oktober ging de Regering hiermee akkoord en op 1 November 1939 werd de Staat van Beleg voor de Grebbelinie, het Oostfront van Vesting Holland, kuststelling en de Peel-Raamstelling uitgeroepen.
43
Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 54 blz. 90 44 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 56 blz. 93 45 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 55 blz. 92 46 C. Cramer/Brink, ergens in Nederland, blz. 22 47 C. Cramer/Brink, ergens in Nederland, blz. 22 20
Op 19 april 1940 werd uiteindelijk voor het hele land de Staat van Beleg afgekondigd. In de tijd tussen 1 november 1939 en 19 april 1940 werd er verschillende keren aangedrongen tot uitbreiding van de Staat van Beleg . In November was er een vraag naar uitbreiding vanwege de Novemberdreiging. Hierbij werd de Staat van Beleg uitgebreid naar de Grensgebieden. 48 §3.7 MARINE De Nederlandse marine was tijdens de mobilisatie ook actief. De marine legde mijnen in het water en nam verschillende boten in beslag om de verdediging van Nederland te versterken. De boten waren vooral vissersboten. De boten konden als blokkade worden ingezet.49 §3.8 DE BOUW VAN STELLINGEN De Stellingbouw ging kort na de mobilisatie echt van start. Het was al direct duidelijk dat het leger een inhaalslag moest maken met andere legers. Het was dan ook van belang dat er tijdens de bouw, het vernieuwen en versterken van de stellingen en vestigingen geen staking mocht plaatsvinden. Een belangrijk punt in de verdediging van het Nederlands leger was een toekomstig gemaaltje aan de Rijn. Dit gemaal zou de Grebbelinie voorzien van de extra bescherming door middel van inundaties. Naast alle plannen was het leger erg afhankelijk van de beslissingen die er werden genomen. De plannen van de Commandanten van stellingen moesten worden goedgekeurd en voorzien van geld. Daarnaast moest het binnen de bevoegdheden blijven van het leger. Dit zorgde vooral voor veel vertraging. Het leger kon echter geen vertraging gebruiken (zoals in de paragraaf hiervoor beschreven) en daarom ging het leger door met bouwen.50 Het leger had veel te doen in korte tijd. Na jaren verwaarlozing van het Nederlandse leger en de Landsverdediging moest nu een inhaalslag worden gemaakt van tientallen jaren. Normaal zou dat enkele jaren duren. Het Nederlandse Opperbevel zag in dat het die tijd niet had en ze probeerde zoveel mogelijk in te halen. We beginnen met de Grebbelinie. In September 1938 werd er al besloten tot verbetering van de linie. Bij dit besluit was er gewezen op inundatiemogelijkheden. Tot voor de mobilisatie was het werk echter weinig opgeschoten51, zodat na de mobilisatie de soldaten en burgerarbeiders tot in mei 1940 bezig waren met bouwen. In Januari 1940 had de Grebbelinie al een verhoogde weerstand gekregen. De Inundaties waren klaar, de opruimingen rond de linie waren voltooid, een aaneengesloten frontwal en de gemaakte verdedigingswerken waren af. De linie was echter nog niet af. Generaal Winkelman besloot om de Grebbelinie als Hoofdlinie aan te wijzen. De linie moest heringedeeld worden. Depots werden verlegd en er kwam extra plaats voor extra mannen. Na de beslissing moesten er ook betonschuilplaatsen komen. De inrichting moest ook nog gedaan worden52. De linie mocht af zijn, er stonden nog nergens wapens en munitie53 klaar. Ook duurde het nog enkele maanden totdat het motorgemaal, die het Zuiden van inundaties zou voorzien, af was54 .
48
Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 8 blz. 13 49 Kazematten museum Kornwerderzand, informatiebordje kazemat 12. 50 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 47 blz. 80 51 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 46 blz. 79 52 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 14, blz. 24 53 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 46, blz. 79 54
Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 14, blz. 24 21
Bij de Stelling van Den Helder was het meeste werk al volbracht. De Stelling op de Afsluitdijk was al voor de mobilisatie af. Na de mobilisatie en net voor de oorlog zijn bij de Stellingen voorzorgmaatregelen genomen, zoals het verbreden van de schootsafstand55. In de Wonstelling, de stelling voor de Afsluitdijk, waren de soldaten vaak bezig met het versterken van de linie. De linie werd verstevigd met aarde en hout.56 In augustus 1939 was Vesting Holland nog onvoorbereid op de oorlog. De Opperbevelhebber heeft de leiding van de Vesting aan het werk gezet. Toen het versterkingplan was opgesteld en alles was goedgekeurd, kwamen de verdedigingsopstellingen snel uit de grond. Daarnaast werd er weinig gedaan in de stellingen van de vesting. Dat vond de opperbevelhebber prettig omdat oorlog voeren tegenwoordig niet meer per vesting werd gevoerd, maar per linie.57 De Peel-Raamstelling was op zich al sterk genoeg. Ze werd tijdens de mobilisatie versterkt met kazematten. De versterking werden ter verdediging opgesteld, maar er werd verder niet veel aan gedaan omdat de linie niet hardnekkig zou worden verdedigd. 58 §3.9 DE LAATSTE VOORBEREIDINGEN 7 MEI Op 7 mei ontving Nederland de mededeling dat een Duitse aanval binnenkort zou beginnen. Generaal Winkelman heeft toen in overleg met de Minister van Defensie een order gegeven om alle verloven in te trekken en enkele voorbereidingen te treffen. De voorbereiding betroffen: De voorbereiding om het 3de legerkorps en de lichte divisie bij een aanval terug te trekken, regimenten werden verplaatst naar strategische plaatsen, de luchtafweer werd paraat gemaakt, de vliegvelden kregen meer bescherming door het 1ste legerkorps en pantservoertuigen en luchtafweer, het onbruikbaar maken van vliegvelden die door luchtstrijdmachten niet werden gebruikt, voorbereidingen voor het versperren van doorgangen, het verdekt opstellen van vliegtuigen buiten vliegvelden. Daarnaast mochten buitenlanders niet meer met het vliegtuig landden in het hart des lands. Ook werden de kustgrens- en luchtafweertroepen opgeroepen om meer paraat te staan.59 De troepencommandanten zorgden ervoor dat de bevelen werden uitgevoerd. De voorbereidingen op versperringen werden genomen. Bij bruggen werden explosieven aangebracht. Versperringen werden langs de weg klaargezet. Ook zorgden de commandanten ervoor ,door middel van militaire vrachtwagens, dat vliegtuigen niet konden landen op Nederlandse gebieden en terreinen. 60
55
Stichting Kornwerderzand, “Kornwerderzand, Geschiedenis van de verdedigingswerken”, blz. 16 Stichting Kornwerderzand, “Kornwerderzand, Geschiedenis van de verdedigingswerken”,16 57 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 45 blz. 78. 58 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59. blz. 100 59 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 67 blz. 135 60 Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59 blz. 105 56
22
8 MEI Op 8 mei kwamen de soldaten die verlof hadden terug bij hun afdeling nadat op 7 mei de verloven waren ingetrokken. Daarnaast werden de munitiedepots en andere voorraaddepots verplaatst. Voor de rest waren er geen voorvallen geweest.61 9 MEI In de avond van 9 mei ontving het algemeen hoofdkwartier een melding waarin stond dat de Duitse aanval zeker op 10 mei zou plaatsvinden. Er is s´avonds een telegram verzonden om de troepen tot extra waakzaamheid te bevelen. Daarnaast bleven er in de nacht van 9 en 10 mei veel werknemers op het Algemeen hoofdkwartier aanwezig om tegenacties uit te kunnen voeren bij een mogelijke Duitse inval op 10 mei. 62 §3.10 CONCLUSIE DE VOORBEREIDINGEN Tijdens de jaren voor de oorlog had Nederland zijn leger verwaarloosd. Dit was natuurlijk de reden waarom Nederland in 1939 met man en macht probeerde om de Nederlandse verdediging weer op een hoog niveau te brengen. Echter ging dit ten koste van de geoefendheid van de soldaten. Tijdens de voorbereidingen werd er namelijk veel tijd gestoken in de verdedigingswerken. De verdedigingswerken waren daardoor in mei 1940 gevechtswaardig, maar nog niet klaar. Het probleem zat hem nu echter in de geoefendheid van de soldaten. Sommige soldaten hadden maar enkele keren met een geweer geschoten. Wanneer de soldaten dan tegen over de vijand kwam te staan, hadden ze weinig ervaring. Uit een film uit het praktijk onderzoek weten we dat een deel van de Duitse soldaten net de Poolse en de Noorse veldtocht achter de rug hadden. Genoeg ervaring aan Duitse zijde dus. Ook hadden de Duitsers per divisie meer en betere wapens dan de Nederlandse troepen. De voorbereidingen verliepen daarnaast erg traag, uitgezonderd van de algemene mobilisatie in augustus 1939. De opperbevelhebber van het leger had veel moeite om bevoegdheden te krijgen van de regering om in bepaalde gebieden de verdedigingswerken op te knappen. Daarnaast moesten ze goedkeuring krijgen voor de begrotingen om de plannen per gebied uit te voeren. Deze bureaucratie werkte in het nadeel van een land dat in korte tijd zijn verdediging zo grondig wil versterken. Dat nam niet weg dat sommige linies wel degelijk sterk waren. Het Nederlandse leger had niet genoeg middelen. Daarnaast bezaten ze oude kanonnen en hadden ze te weinig munitie. Het Nederlandse leger was echter goed op weg om de luchtverdediging te verbeteren. Het was in mei 1939 een stuk beter dan in september 1938. Jammer genoeg waren er toen nog veel luchtafweerdiensten in opbouw. De paraatheid van troepen tijdens de voorbereidingen gingen, in tegenstelling met de stellingbouw, gesmeerd. De troepen langs de grens deden hun rondes goed en er stonden overal troepen paraat of op de uitkijk. Ook de luchtverdediging stond 24 uur per dag paraat. Daarnaast voldeed Nederland gedurende de voorbereidingen aan zijn neutraliteitsverplichtingen door de marine en de kustwacht voor te laten bereiden. Ook werd er aan linies gewerkt die richting het Zuiden lagen. In de laatste dagen voor de meidagen was het leger goed bezig. De uiterste voorzorgmaatregelen werden genomen. Van de troepen werd er verwacht dat ze extra alert zouden zijn. De troepen waren dat dan ook aan het begin van de meidagen.
61
Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 59 blz. 105 62
Enquêtecommissie,1949, Regeringsbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 67 blz. 135 23
HOOFDSTUK 4 DE MEIDAGEN VAN 1940 §4.1 10 MEI 1940
“Elf minuten over half drie, de tijd werd nauwkeurig opgeteekend, hoorde de ter redactie achtergebleven redacteur van verre schieten. Het geluid kwam vermoedelijk van de kant van Vaals en was, naar den klank te oordeelen, afkomstig van licht geschut. Ongeveer vijf minuten later klonk het ronken van vliegtuigmotoren. Het kwam van vrij verren afstand en naderde voorlopig niet. De nachtredacteur boog zich uit het raam, om te kijken wat er gaande was. Ook voor andere vensters verschenen gezichten, en nieuwsgierige stemmen vroegen elkander, nog zonder bezorgdheid, inlichtingen. Een motorrijwiel met mannen van de militaire politie reed met groote snelheid voorbij. Twee agenten van de Maastrichtsche politie kwamen door de straat. Zij vroegen den nachtredacteur of er nieuws was. Hij kon slechts antwoorden, dat, voor zoover hij wist, er niets bijzonders gaande was. Wisten de agenten wellicht wat de schieten beduidde? ‘Er is groot alarm’, luidde het verrassende antwoord, ‘doch verder is ons niets bekend’. Tien minuten later kwamen het ronken der vliegtuigmotoren naderbij. De portier in het hoofdgebouw van de ‘Limburger Koerier’, die juist was opgestaan om het gas voor de zetmachines aan te steken, kwam op de redactie waarschuwen. De nachtredacteur kroop met hem door een zolderraampje op een plat dak. Achttien vliegtuigen kruisten op dat oogenblik boven Maastricht. Niemand dacht nog aan een aanval, welke tegen ons land gericht was. De opmerking werd gemaakt: ‘Die vliegtuigen zijn op weg naar Engeland.’ Korten voor vieren verscheen een der andere redacteuren, die eigenlijk eerst om vijf uur behoefde te verschijnen, doch door het schieten en de vliegtuigen ontijdig uit den slaap was gewekt. Omstreeks vier uur kwam ook het grootste deel van het zetterijpersoneel het gebouw binnen, om met het dagelijksche werk te beginnen. Er werd onderling over gesproken, wat er toch gaande kon zijn, toen wij van ons bijkantoor te Venlo werden opgebeld. Dit telefoontje verschafte eindelijk zekerheid. Een zenuwachtige stem, die over de woorden struikelde, vertelde dat in Venlo Duitsche troepen op de Markt stonden. Op de ongeloovige vraag van den nachtredacteur, of de spreker het slachtoffer van een nachtmerrie was, luidde het antwoord: ‘Ik heb door de gordijnen gekeken. Ik kan ze uit mijn raam zien.’ Later belde ook Heerlen opnieuw op met de mededeeling, dat de Duitsche troepen ook daar waren binnengetrokken.” Citaat van Maastrichtse journalist op 10 mei 1940, bron: boek: De meidagen van ’40 auteur: Bert Bakker, blz. 71-72
Op 10 mei 1940, om 01.36 uur werd het Nederlandse luchtruim geschonden door golven van Duitse vliegtuigen die de grens overschreden tussen de Waddeneilanden en het zuiden van Overijssel. Deze vliegtuigen vlogen richting het westen en verdwenen boven de Noordzee. De meeste mensen dachten, net als de journalisten in het bovenstaande citaat, dat de vliegtuigen Engeland gingen aanvallen. Echter, de Duitsers keerden boven de Noordzee en zij kwamen rond 4.00 uur terug en zij bombardeerden de vliegvelden Bergen, Schiphol, Valkenburg, Ypenburg, Glize-Rijen, Waalhaven, De Kooy in Den Helder, de Mok en de Alexanderkazerne. De vliegvelden De Vlijt, De Kooy in Hilversum, Soesterberg, Haamstede en Souburg werden door jagers aangevallen. Veel vliegtuigen werden op de grond vernietigd, want zij stonden netjes bij elkaar opgelijnd63. Op Schiphol stonden de Nederlandse militaire vliegtuigen onbemand aan de grond. De Duitsers konden de kazerne dichtbij Schiphol vernietigen, maar misten 17 van de 18 vliegtuigen. De brandweer probeerde de enorme vuurzee te blussen, maar stopte met blussen toen enkele brandweerlieden dodelijk werden getroffen door bomscherven. De KLM-vliegtuigen waren makkelijke doelwitten, omdat deze vliegtuigen oranje gekleurd waren en goed zichtbaar waren vanuit de lucht64.
63 64
Boek: Postma, T., “Vermetele vliegende Hollanders”, blz. 76-77 Hoore, C. van, Noord-Hollands Dagblad, 30-08-2012 24
Na de bombardementen volgden de luchtlandingstroepen van de Duitsers. De Duitsers hoopten Den Haag en de vliegvelden rond Den Haag te veroveren, waardoor Nederland zich snel zou moeten overgeven. Echter, de parachutisten werden in de polders van Zuid-Holland tegengehouden. Tweederde van alle Duitse transportvliegtuigen werden op 10 mei vernietigd. Het lukte de Duitse parachutisten niet om Den Haag en de vliegvelden van Den Haag te veroveren en ze moesten het bekopen met veel verliezen. Langs de stranden tussen Hoek van Holland en Wassenaar landden er ook Duitse troepen, maar deze werden tegengehouden door Nederlandse troepen en konden zo Den Haag niet bereiken. Terwijl de Duitsers de Nederlandse vliegvelden in Vesting Holland bombardeerden en hun parachutisten neerlieten, staken sterke Duitse eenheden de grens over. In het zuiden wilden de Duitsers zo snel mogelijk de Maasbruggen in handen krijgen. Daarom stuurden de Duitsers 6 divisies om de Nederlanders te verslaan. Ondanks de Duitse overmacht en de verrassing bliezen de Nederlanders bij Maastricht de St. Servaesbrug en de Wilhleminabrug op. Dit was een grote tegenslag voor de Duitsers. Een aantal bruggen kregen de Duitsers onbeschadigd in handen. Op een aantal plaatsen hadden de Duitse soldaten uniformen van de Nederlandse marechaussee aangetrokken. Op deze manier konden zij een aantal bruggen veroveren. Deze truc lukte niet overal. Bij Venlo bijvoorbeeld lukte het een Nederlandse sergeant net op tijd de spoorbrug op te blazen. Achttien Duitse soldaten gingen mee de lucht in. Tien van hen gingen dood door de explosie en een Duitse pantsertrein, die de brug over moest, werd door het opblazen van de brug tegengehouden. Bij Gennep lukte het de Duitsers wel om de spoorbrug onbeschadigd in handen te krijgen. De spoorbrug bij Gennep was het belangrijkste onderdeel van de Peel-Raamstelling. Er waren explosieven aangebracht die de brug konden opblazen bij een Duitse aanval. Het opblazen van de brug ging mis. De Duitsers kregen de brug in handen, doordat een aantal van hen marechaussee uniformen aan hadden en door 3 NSB’ers geholpen werden. Hierdoor reed rond 4 uur ’s ochtends een Duitse pantsertrein, gevolgd door een goederentrein met een bataljon infanterie over de brug. De trein stopte bij het dorp Zeeland, waar de Duitse infanteristen uitstapten. Echter, het eerste slachtoffer van de oorlog was de Duitse pantsertrein, want ondertussen hadden de Nederlanders versperringen tussen de rails aangebracht. Na het rangeren en tijdens het terugrijden naar Duitsland raakte de trein uit de rails en de wagons vielen van de spoordijk. De Duitsers veroverden twee kazematten aan de zuidkant van het spoor. Aan de noordkant van het spoor raakten de Duitsers in een zwaar vuurgevecht met de Nederlandse soldaten. Op andere plekken in de buurt van Gennep hielden de Nederlanders de Duitsers wel tegen. De Nederlanders gebruikten artillerie uit 1880 om de Duitsers uit Zeeland te verdrijven. Het keukenpersoneel vocht bij het dorp Vonkel zelfs mee. Aangezien de Duitsers zo snel mogelijk naar Moerdijk moesten, riepen zij de hulp in van de Luftwaffe. Om 18:40 werden de Nederlandse stellingen rond Mill gebombardeerd65. Het grootste verlies van de eerste oorlogsdag was het verliezen van de Moerdijkbruggen. De soldaten die rond de brug waren gestationeerd, waren niet paraat. Dit kwam doordat luitenant generaal Van Andel, commandant van de Vesting Holland, het niet noodzakelijk vond om de bewaking op te voeren. Hij dacht dat de Moerdijkbruggen in de tweede gevechtslinie lagen en dat het een dag duurde voordat de eerste troepen kwamen. Hij had geen rekening gehouden met parachutisten en stond dus raar te kijken toen deze naar beneden kwamen. Een deel van de Nederlandse soldaten had geen munitie en de explosieven waren nog niet in de brug aangebracht. Er landden vier compagnieën rond de bruggen en deze wisten de bruggen makkelijk te veroveren. Een sergeant van de politietroepen deed nog een wanhopige poging om de explosieven aan te sluiten en de bruggen te laten exploderen. Door het verlies kon de Lichte Divisie niet naar Vesting Holland en had Vesting Holland geen aansluiting met de Fransen66.
Gevechten op de Moerdijkbrug
65 Boek: Liempt, A. van, De Oorlog, blz. 52-61 en boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40 blz. 41-46( Partworks and encyclopedy of World War II), Rotterdam, Lekturama 66 Boek: Bakker,B., De meidagen van ’40, Daamen N.V. Den Haag, blz. 99-100 25
Ook op het eiland van Dordrecht landden er troepen, maar daar ontstond een onoverzichtelijke situatie. De toestand werd onhoudbaar door het tekortschieten van de Overste Mussert. Hij beval bijvoorbeeld een bataljon wielrijders om de Dordtse Zeehaven te heroveren. Er waren net troepen aangekomen, die na een zwaar gevecht met parachutisten op de grote betonweg tussen Willemsdorp en Dordrecht, tot de Zeehaven wisten te komen. Tegen deze troepen begon de commandant van de wielrijders de aanval. De wielrijders openden het vuur op eigen troepen. Na enige tijd merkte het bataljon pas dat het eigen troepen waren. De troepen hadden zich weer verzameld en gingen naar Dordrecht. Het bataljon wielrijders bleef in verwarring achter en net voordat zij weg gingen kwam er weer een colonne Nederlanders aan. De bataljonscommandant is met zijn officieren naar de colonne gegaan, omdat zij dachten dat het weer Nederlandse troepen waren. Bij de groep aangekomen kwamen er Duitse parachutisten achter de dijk vandaan. Zij hadden de Nederlandse troepen als gevangenen gebruikt om de wielrijders in de val te lokken. De commandant was boos, maar de Duitse Hauptmann zei: “Der Zweck heiligt die Mittel.” Dit betekent het doel heiligt het middel.67 Rotterdam was een strijdtoneel geworden. Duitse infanteristen werden met watervliegtuigen op de Nieuwe Maas bij het Noorder Eiland gebracht. Met rubberbootjes ging zij aan wal. De Duitsers kregen de Willemsbrug en de rechter Maasoever in handen. Bij het Maasstation kwamen er ook Duitsers aan wal en zij rukten op naar de Boompjes, waar de grote bruggen over de Nieuwe Maas lagen. De Duitse troepen werden versterkt met parachutisten die boven Feyenoord waren geland. Om 7.00 uur was er een hevig vuurgevecht aan de Boompjes tussen Nederlanders en Duitsers. Om 9.00 uur waren de Nederlanders tot het Witte Huis op de hoek van het Bolwerk en de Geldersekade gekomen. Mariniers installeerden twee machinegeweren op het Witte Huis, vanaf waar zij de toegang tot de Maasbruggen beheersten. ’s Middags hadden de Duitsers Rotterdam-Zuid in handen. De Duitsers waren rond het noordelijke hoofd van de Willemsbrug in de knel gekomen doordat zij van twee kanten werden aangevallen. ’s Avonds werd er op de rechter Maasoever alleen nog rond de Duits watervliegtuig in Rotterdam Willemsbrug gevochten. Een deel van het Franse leger dat Nederland moest helpen, kwam op 10 mei al in Breskens, Terneuzen en Perkpolder aan. Bij deze plaatsen was de Westerschelde makkelijk over te steken. Pantserwagens, motorfietsen en soldaten staken de Westerschelde over. De Franse commandant meldde zich bij de commandant van Zeeland, Schout-bijNacht H.J. van der Stad, in Middelburg. De Franse commandant vestigde zijn commandopost in Middelburg68. De verkeersbrug en de spoorbrug bij Nijmegen werden net op tijd opgeblazen. Ondanks de vernietiging van de bruggen ontruimde het Nederlandse leger de Overbetuwe. Er waren drie pantsertreinen die de Gelderse IJssel over moesten steken om naar de Grebbe-linie te gaan. Echter, door het opblazen van alle bruggen over de Gelderse IJssel kon het plan niet doorgaan. In Overijssel was er weinig verzet, doordat de IJssel-linie te zwak was bezet. Op 10 mei waren de Duitse troepen al tot Renkum, een dorp tussen Wageningen en Arnhem, gekomen. Maar bij Zutphen boden de Nederlandse soldaten wel hevig verzet. Zij bezorgden de Duitsers enig oponthoud. Hierdoor konden de Duitsers pas ’s middags de rivier oversteken69.
67
Boek: Bakker, B., De meidagen van ’40, Daamen N.V. Den Haag, blz. 100-102 Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40 (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 48 69 Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 44 68
26
De aanval op de noordelijke provincies werd uitgevoerd over drie aanvalsgroepen: Noord, Midden en Zuid. Aanvalsgroep Noord ging bij Nieuwe Schans de grens over en rukte op naar Groningen. Ondertussen reed er een pantsertrein over het spoor Nieuwe Schans-Groningen in de richting van Winschoten. Aanvalsgroep Midden overschreed de grens ten noorden van Assen en ging in de richting van Assen en Beilen. Het ene deel van aanvalsgroep Zuid ging tussen Emmen en Coevorden de grens over en richting Steenwijk. Het andere deel van de aanvalsgroep ging ten zuiden van Coevorden de grens over en ging richting Meppel.70 Toen brak de eerste oorlogsnacht aan. In het zuiden waren de Duitsers door de Maas-linie gekomen. De PeelRaamstelling werd ontruimd en de troepen moesten zich terugtrekken naar de Zuid-Willemsvaart. De troepen lieten bijna al het materieel achter. Een verkenningsgroep van de Fransen, die naar Breda moesten, kwamen pas ’s avonds in Zundert, een Nederlands dorp aan de Belgische grens, aan. De verkenningstroepen konden niet verder, doordat de Nederlanders versperringen hadden aangebracht. Op de Veluwe waren de Duitsers tot het Apeldoorns-Dierense Kanaal gekomen. In Vesting Holland vochten geïsoleerde Duitse eenheden bij Den Haag, Delft, Rotterdam, Dordrecht en Moerdijk. In het noorden waren de Duitsers tot de lijn Adorp-Assen-Meppel gekomen. Alhoewel de Duitsers geen weerstand hadden, moesten zij stoppen. Dit kwam doordat zij een tocht van 120 km. hadden gehad en dat de paarden moesten rusten. De pantsertrein die naar Harlingen moest om Kornwerderzand aan te vallen, kwam niet verder dan Winschoten. Daar stond de spoorbrug over het Buiskooldiep open en reed de locomotief met twee wagons het water in. Hierdoor kon de spoorbrug niet meer dicht.71
Parachutisten worden gedropt
70
Boek: Topper, J, De Wonsstelling, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, blz. 83 Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 44 en 46 en Boek: Topper, J., De Wonsstelling, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, blz. 84-85 71
27
§4.2 11 MEI De tweede oorlogsdag brak aan. De Duitsers hadden op de eerste dag al een aardig gebied veroverd, maar de Nederlanders boden meer weerstand dan de Duitsers hadden verwacht. Echter, de Duitsers hadden de totale heerschappij in de lucht. Bij Helmond eindigden de gevechten op 11 mei. Dit kwam doordat de Duitsers gedreigd hadden om de stad te bombarderen en een aantal belangrijke burgers te executeren. Door de overgave van Helmond was er weinig over van de verdediging van de Zuid-Willemsvaart. De gevechten rond het dorp Mill stopten in de ochtend. De Nederlandse troepen waren verzwakt door de luchtaanvallen van de vorige dag. De troepen hadden geen luchtafweergeschut bij zich en waren dus kansloos tegen de vliegtuigen. Zij gaven zich één voor één over en om 9.15 uur hadden de Duitsers het dorp pas veroverd. De Nederlanders hadden rond Mill 32 soldaten en 9 burgers verloren en de Duitsers hadden wel 500 soldaten verloren. Noord-Brabant lag open voor de Duitsers en de Duitse tanks reden zo snel als zij konden naar Moerdijk, om via Moerdijk naar Rotterdam te gaan. Moerdijk bereikten zij de volgende dag. In Zeeland en in het westen van Noord-Brabant was een deel van het Franse leger gekomen. De Fransen moesten via landweggetjes naar Breda en Tilburg, omdat de grote wegen waren versperd. In de middag kreeg het gemeentebestuur van Breda de opdracht van de Franse generaal om de inwoners te evacueren. De Fransen wilden Breda zo lang mogelijk houden en verwachtten dat de Duitsers Breda zouden bombarderen en beschieten. Daarom wilden de Fransen dat de bevolking weg ging72. In het midden van het land bereikten de Duitse troepen de Grebbelinie. In de vroege ochtend viel het regiment SSStandarte ‘Der Führer’ het voorpostgebied van de Grebbelinie aan. In het noordelijke deel vluchtten de Nederlandse soldaten naar Kruiponder. Majoor Voiggt, de commandant van het voorpostgebied, kon geen artilleriesteun vragen, doordat de veldtelefoons waren uitgevallen door Duitse artillerie. De Nederlandse dienstplichten waren amateurs vergeleken met de goed getrainde, ervaren SS-soldaten. Er waren Nederlandse soldaten die zwaar verzet boden aan de SS’ers, maar de meeste soldaten gaven zich over of vluchtten naar de Grebbeberg. Door deze vluchtelingenstroom kwamen er allerlei geruchten die het moraal van de soldaten op de Grebbeberg ondermijnde. Om half vijf ’s morgens veroverden de Duitsers de commandopost van majoor Voigt en namen hem gevangen. Aan het einde van de middag was het hele voorpostgebied in Duitse handen. Generaal Harberts gaf de opdracht aan een reservebataljon in Rhenen om het voorpostengebied in de avond te veroveren door een stormaanval. Ondertussen werd de Grebbeberg sinds de eerste oorlogsdag constant bestookt. Zelfs Ouwehands Dierenpark in Rhenen werd beschoten. Ook het reservebataljon dat de tegenaanval moest uitvoeren, lag onder vuur. Toen zij de Grebbeberg over waren, zag de commandant dat de brug over de Grebbe opgeblazen was. Daarom ging hij met zijn soldaten maar weer terug naar Rhenen.73 In Rotterdam lukte het de Nederlandse troepen om langzaam maar zeker het gebied dat zij op 10 mei hadden verloren weer te heroveren. De Nederlanders veroverden het Maashotel. De Duitsers werden voor de toegang van de Willemsbrug weggemaaid. De mariniers vochten voorwaarts. De Duitsers zaten alleen nog in het gebouw van de Nationale Levensverzekering Bank. Het Maashotel werd door een mortier, die van het Noorder Eiland werd afgeschoten, geraakt en vloog in de brand. De vlammen sloegen over op andere gebouwen en Nederlandse burgers en soldaten moesten vluchten voor de brand. Ook de Duitse soldaten moesten weg als zij niet geroosterd wilden worden. De Nederlandse kracht was aardig gegroeid. Tegen de avond werd het Rotterdamse front versterkt met 1400 soldaten. De Duitse situatie werd zorgelijk, want Oberstleutnant von Choltitz kreeg te horen dat het twee weken zal duren voordat de Duitse pantsereenheden Rotterdam zouden bereiken. Von Choltitz hield dit bericht
72 Boek: Liempt, A. van, De Oorlog, blz. 52-61 en boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40 (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 46-49 73 Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 52-53 28
geheim om geen paniek te veroorzaken onder zijn troepen. De tegenstand van de Nederlanders op het noorderhoofd van de Willemsbrug was veel sterker dan verwacht.74 In de noordelijke provincies bleven de Duitsers op de Noordas ’s nachts doorgaan met hun opmars. Terwijl de Duitsers richting de Afsluitdijk gingen, trokken vele Nederlandse divisies zich terug richting of over de Afsluitdijk. Bovendien was men bezig met versterken van de Wonsstelling, het aanleggen van versperringen en het starten van de inundaties. Rond 07.35 uur bereikten gemotoriseerde eenheden Leeuwarden en verkenden het vliegveld. Het vliegveld bleek licht omgeploegd te zijn. De voorhoede, die over Dronrijp, Lutjelollum en Achlum oprukte, kwam rond 11.30 uur vlak voor Arum op een wegversperring. De wegversperring was een gracht die dwars door de weg was gegraven. Burgers werkten er nog aan. Een vooruit geschoven stoottroep kwam te weten dat er geen vijanden waren in Arum. Een groep pantserwagens meldde dat alle wegen naar Pingjum en Zurich versperd waren. Er werden pioniers ingezet om de versperringen op te ruimen. Ondertussen verrichte men ook nieuwe verkenningen, waaruit bleek dat er in Zurich en Gooijum Nederlandse soldaten zaten, maar dat er zich in Witmarsum geen Nederlandse troepen bevonden. Toen er een groep Duitse verkenners te dicht bij de Wonsstelling kwam, werden zij door Nederlanders met zware machinegeweren bestookt en moesten zich terugtrekken. De Middenas ging vanuit het gebied AssenBeilen naar het gebied ten noordoosten van Leeuwarden over de lijn Dokkum-Buitenpost-Drogeham. Een deel van de Zuidas ging via Steenwijk, Heerenveen, Sneek en Bolsward naar de IJsselmeerkust ten zuiden van Makkum. In Makkum zaten Nederlandse troepen. De wegen naar Makkum waren versperd en er waren inundaties uitgevoerd. Daarom was een aanval op Makkum niet of nauwelijks mogelijk. Het andere deel van de Zuidas ging zich vestigen tussen Lemmer en Stavoren. Dit deden de Duitsers als voorbereiding voor de volgende dag. Op 12 mei wilden de Duitsers de Wonsstelling en daarna Kornwederzand aanvallen en het IJsselmeer oversteken.75 De Commandant van de Wonsstelling bemerkte steeds meer vijandelijke activiteiten, wat duidde op de aanval die de volgende dag zou komen. De commandant vroeg om artillerie en luchtsteun, maar dit kon niet geleverd worden. Ook het bevel van de commandant om de goederen- en keukentreinen te laten terugtrekken, werd niet door de detachementcommandant goedgekeurd. Hij deelde aan de Commandant Wonsstelling mee dat er van Situatie Duitse aanval in Friesland aan het eind van een terugtocht geen sprake mocht zijn. Men mocht alleen een terugtocht de 11e mei overwegen wanneer de overmacht te groot bleek. In de middag en avond werden er nog landmijnen gelegd door een detachement pioniers. ’s Avonds besloot de compagniescommandant van de 1e compagnie in Wons dat men naar Makkum zou terugtrekken als de Kop van de Afsluitdijk in Duitse handen kwam, terwijl de compagnie nog in Wons zat. In de hele stelling stond vervoer klaar voor de terugtrekking. Bij Kornwerderzand braken de Nederlandse soldaten het houten hotel en het benzinestation af om het schootsveld van de kannonen te vergroten.76
74 Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 58-61 75 Boek: Topper, J., De Wonsstelling, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, blz. 85-87 76 Boek: Topper, J., De Wonsstelling, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, blz. 87-101 en boek: Stichting Kornwerderzand, Kornwerderzand blz. 15-16 29
§4.3 12 MEI Het was zondag 12 mei. In de nacht van 11 op 12 mei had de Britse R.A.F., Royal Airforce, de Waalhaven bij Rotterdam gebombardeerd. In de ochtend bombardeerde de Duitse Luftwaffe Vlissingen. Hierdoor brak er paniek uit onder de bevolking. Ondertussen waren de eerste gedemoraliseerde troepen in Zeeland aangekomen. Velen hadden geen wapens meer. Zij waren uitgeput. De Nederlandse en Franse troepen die nog niet tegen de Duitsers hadden gevochten waren niet onder de indruk van de gedemoraliseerde troepen. Er leek ook goed nieuws voor het zuiden van Nederland te zijn. Een deel van het Franse 7e leger was in de buurt van Tilburg gekomen. Echter, toen bleek dat de Nederlanders de strijd in dit gebied al hadden opgegeven en de druk van de Duitse soldaten groter werd, trokken zij terug naar Antwerpen. Door de terugtocht van de Fransen was het Nederlandse militaire verzet in Noord-Brabant ingestort.77 In Rotterdam bleven de Nederlanders zwaar verzet bieden. Ondertussen had de technische dienst van de PTT de verbindingen weer in orde. De centrale werd weer bemand, maar de verbindingsmannen hadden hun uniformen voor de veiligheid ingeruild voor burgerkleding. De gevechten aan de Boompjes waren doorgegaan. De brand, die was ontstaan door mortierinslagen, breidde zich uit en de schepen in de Wijnhaven begonnen zelfs te branden. Een grote rookwolk hing boven de stad. De Duitsers brachten machinegeweren in stelling op de ‘Statendam’ om de rechter Maasoever te beschieten. De ‘Statendam’ was het grootste passagiersschip van de Holland Amerika Lijn. De Duitsers kregen, nadat zij de Nederlanders beschoten, tegenvuur van de Nederlanders. Daardoor brak er brand uit op het voorschip. ’s Avonds stond de trots van de Nederlandse passagiersvloot volledig in brand. De Duitse kannonen schoten ’s middags vanaf het Noorder Eiland het Maasstation, het station Delftse Poort, de Marinierskazerne, het Beursstation, het Ooglijdersinstituut en verschillende huizen in brand. Honderden burgers vluchtten de stad uit door de brand. Ook verplaatste kolonel Scharroo zijn hoofdkwartier naar Blijdorp.78 Bij de Grebbeberg ging generaal Harberts poolshoogte nemen. Hij beval kolonel Van Loon om met 100 gevluchte soldaten een tegenaanval uit te voeren. De generaal zei:
“U zegt hun dat ze zullen worden ingezet. U zet hun de mitrailleurs in de rug, zodat ze alleen maar kunnen overwinnen of sneuvelen.” Bron: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama Bron: De bange meidagen van ’40, auteur: C.W. Star Busmann, blz. 54
Gelukkig voor deze soldaten ging de tegenaanval niet door, omdat zij eerst nog wapens moest halen.79 Om 15.00 uur vielen 1500 SS’ers aan. Zij veroverden snel het bastion bij de brug over de Grebbe en drongen via de holle weg tot op de Grebbeberg door. Om 16.00 uur was de frontlijn van 1,5 km in handen van de Duitsers. De Nederlandse majoor Jacometti deed een tegenaanval. Hij was commandant van het 2e bataljon. Jacometti en zijn mannen werden niet alleen door de Duitsers, maar ook door eigen troepen beschoten. Jacometti sneuvelde.
77
Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 46-49 78 Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 61 79 Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 54 30
Er kwam een vluchtelingenstroom van Nederlandse soldaten op gang in de richting van Rhenen. De vluchtelingen werden in Rhenen tegengehouden door de marechaussee onder leiding van kapitein Gelderman. ’s Avonds gingen honderden vluchtelingen naar het viaduct over de spoorlijn Amersfoort-Kesteren. Kapitein Gelderman was bang dat de Duitse troepen met de vluchtelingen zouden komen en dat er dan een totale ineenstorting ontstond. Kapitein Gelderman meldde in zijn rapport:80
“Ik sloot de brug met de aanwezige prikkeldraadruiters en stelde mitrailleurs hierachter op. Met mijn stem hield ik de wilde massa aan de overkant van mijn spoorlijn een kwartier in bedwang… Toen begon een stormloop op het prikkeldraad. De zware mitrailleur openden op mijn bevel het vuur. Ogenblikkelijk week de donkere massa en de weg bleef vrij.” Bron: Bron: De bange meidagen van ’40, auteur: C.W. Star Busmann, blz. 54
Bij de Afsluitdijk naderden zeven Duitse pantserwagens in de vroege ochtend Zurich. Een 3,7 cm. kanon nam de verkenningseenheid onder vuur en schakelde vier pantserwagens uit. De rest trok zich terug naar Pingjum. Rond 7.00 uur werd Duitse lichte artillerie tussen Schraard en Harkezijl verdreven door Nederlands vuur. Een verkenning vanuit Schraard naar Wons werd afgeslagen door mitrailleurvuur. Bij Witmarsum werden later artillerie en motorvoertuigen waargenomen, maar die verdwenen nadat zij waren beschoten door 6-Veld kanon en een PAG (Pantser Afweer Geschut). Het Reitterregiment 1, dat aan het IJsselmeer ten zuiden van Makkum was gelegerd, meldde dat het waterpeil in de vaarten en de geïnundeerde gebieden was gestegen. Hierdoor zou een aanval, gelet op de vrij sterke verdediging, niet uitvoerbaar zijn. Ondertussen voerden Nederlandse vliegtuigen veel verkenningsvluchten uit over het gebied rond de Wonsstelling.81 Vanaf 8.00 uur tot ongeveer 8.30 uur werden er luchtaanvallen uitgevoerd op de Kop van de Afsluitdijk, Kornwerderzand en Wons. De luchtaanvallen werden om het half uur uitgevoerd. Om ongeveer 12.00 uur opende de Duitse artillerie het vuur op de stellingen tussen Gooijum en Haaijum. Omstreeks 13.00 uur ging het 2e en 3e eskadron Radfahrerabteilung 1vanuit Pingjum voorwaarts langs de weg Pingjum-Cornwerd. De Duitsers oefenden veel druk uit op de Nederlandse troepen. De Duitse artillerie schakelde tussen Gooijum en Wons de ene kazemat na de andere uit. De PAG trok zich terug naar de Kop van de Afsluitdijk. De gehele bezetting van Zurich trok zich terug naar de Kop van de Afsluitdijk, waardoor het 1e eskadron van de Radfahrerabteilung 1 de stelling rond Zurich makkelijk kon innemen. De Nederlanders boden zoveel mogelijk weerstand, maar door te weinig munitie en de grote overmacht van de Duitsers braken zij door de Wonsstelling. Veel soldaten vluchtten naar Makkum om daar per schip naar Noord-Holland te gaan. Veertien militairen en een aantal burgers sneuvelen.82
80
Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 54 81 Boek: Topper, J., De Wonsstelling, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, blz. 102-104 82 Boek: Topper, J., De Wonsstelling, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, blz. 104-108 en boek: Stichting Kornwerderzand, Kornwerderzand, blz. 16 31
Nadat de Wonsstelling doorbroken was, stonden de Duitsers voor de Stelling Kornwerderzand. Op 12 mei werd Kornwerderzand ook door vliegtuigen gebombardeerd. Na de bombardementen legden Nederlandse soldaten landmijnen onder de prikkeldraden en tankversperringen. ’s Middags trokken de laatste Nederlandse soldaten zich terug over de dijk. Overbodige auto’s, vrachtauto’s en autobussen werden het water ingereden. Bovendien vernielden de Nederlanders de brug, zodat niemand meer de brug over kon. Duits geschut van het kaliber 7,5 en de beruchte 8,8 cm. werden aan de kop van de dijk opgesteld en rond vijf uur werden de aanvallen heviger. Boven de kazematten cirkelde een verkenningsvliegtuig en de Duitsers bestookten de stelling een uur lang.83
Aanval op Wonsstelling
83
boek: Stichting Kornwerderzand, Kornwerderzand, blz. 16 en 17
32
§4.4 13 MEI Op 13 mei begint de grote uittocht uit Breda. Om ongeveer 10.00 uur gaan de eerste groepen weg. De groepen zullen een lange en gevaarlijke reis maken door Europa. Ik ga het in andere paragrafen meer over deze uittocht hebben.84 Bij de Grebbeberg waren de Nederlanders van plan om een tegenaanval uit te voeren. De Duitsers zouden bij een doorbraak bij Rhenen de overige Nederlandse troepen vanuit het zuiden en van achteren aanvallen. De Nederlanders konden maar op één manier een Duitse doorbraak voorkomen; de Duitsers met een tegenaanval van de Grebbeberg verdrijven. Er werden vier bataljons, waarvan 3 uit het Land van Maas en Waal, gehaald. Om 03.45 uur zouden de Nederlanders uit een zuidoostelijke richting de Duitsers vanuit de flank aanvallen. Op datzelfde tijdstip zou de R.A.F. de Duitsers aanvallen. Echter, de R.A.F. kwam een aantal uur later en de aanval begon pas om 07.00 uur. De troepen die waren aangekomen waren hongerig en moe. Er was geen artilleriesteun en het moreel was laag. Een luitenant zei later het volgende over de aanval:
“Ik persoonlijk voelde onmiddellijk dat dit een catastrofe voor ons moest worden: een troep in de strijd onervaren huisvaders van dertig tot vijfendertig jaar … in te zetten in doodvermoeide toestand na ongeveer twintig uur geen eten te hebben gehad en zonder handgranaten, is een onverantwoordelijke onderneming.” Bron: De bange meidagen van ’40, auteur: C.S. Star Busmann, blz. 54
De SS-Standarte ‘Der Führer’ deed toevallig ook die ochtend een aanval op Achterberg. Na een paar uur botsten de Nederlanders en de SS’ers op elkaar. De SS stootte de Nederlanders terug en gebruikte Nederlandse krijgsgevangenen als schild. Er vluchtten steeds meer Nederlanders, maar toen Stuka’s (Duitse duikbommenwerpers) de Nederlanders met bommen en mitrailleurs bestookten, ontstond er een grote panische vlucht. Officieren en onderofficieren probeerden nog een aantal mannen tegen te houden, maar er was geen houden aan. De tegenaanval werd een ramp. Ondertussen viel de Duitse infanterie de Grebbeberg aan. De Nederlanders boden hevig verzet, maar de Duitsers konden in de loop van de ochtend de hele linie veroveren. Om 13.00 uur omsingelden de Duitsers de commandopost van majoor Landzaat. De majoor gaf zich niet over en vocht tegen de Duitsers met drie kapiteins en acht soldaten. De Duitsers vielen met mitrailleurs en geschut vanuit drie kanten het paviljoen van Ouwehands Dierenpark aan waarin de majoor zijn commandopost had. Na een gevecht, gaf de majoor toestemming aan zijn collega’s om te vluchten. Het lichaam van de majoor werd na de capitulatie bij het paviljoen gevonden. Dit is één van de vele verhalen van Nederlandse officieren en soldaten op de Grebbeberg die zich niet overgaven en vochten tot ze sneuvelden of gevangen werden genomen.85 Kapitein Gelderman en zijn soldaten zijn ook een voorbeeld van dapperheid. Op 12 mei schoot hij nog op vluchtende Nederlandse soldaten, maar op 13 mei vocht hij tegen de Duitsers. Hij wist met 15 man aanvallen van 100 SS’ers op een viaduct tegen te houden. Een sergeant van zijn groep slaagde erin om het viaduct op te blazen, ondanks aanvallen van Stuka’s.
84
Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 47 85 Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40 (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 54-55 33
Om 14. 00 uur constateerde generaal Van Voorst tot Voorst dat de Grebbelinie gevallen was. De Duitsers zouden nu de gehele Grebbelinie van onderen uitschakelen. Daarom besloot hij dat de soldaten zich terug moesten trekken naar het oostfront van Vesting Holland. Het bevel werd om 20.30 uur uitgevoerd en de Nederlanders trokken zich terug.86 In Rotterdam was het geweld weer opgelaaid. Mariniers deden in de vroege morgen weer een aanval op het noorderhoofd van de Maasbruggen. Een detachement wist de Boompjes te bereiken. Op de oprit van de Willemsbrug brachten de mariniers machinegeweren in stelling. Vervolgens werden de mariniers vanuit de Nationale Levensverzekerings Bank en het Noorder Eiland zwaar beschoten. Een aantal mariniers sneuvelden of raakten gewond. Een aantal mariniers vluchtte, maar de meesten wisten de rest van de dag stand te houden.87 Bij Kornwerderzand vielen de Duitsers met 600 man aan. Voor het grondoffensief begonnen de Duitsers eerst met een luchtbombardement. Een geluk voor de kazematten was dat een luchtafweerdienst uit Leeuwarden in de nacht van 12 op 13 mei was gearriveerd. De luchtafweerdienst bestond uit vrijwilligers en was bewapend met vier luchtdoelmitrailleurs en drie luchtdoelkanonnen. Dit waren Oerlikon snelvuurkanonnen die 280 schoten per minuut konden lossen. De eerste luchtaanval bestond uit twee vliegtuigen. De luchtafweerdienst schoot één van de vliegtuigen uit de lucht en de andere vluchtte weg. De volgende aanval bestond uit twaalf vliegtuigen. Zij probeerden in twee golven het luchtafweergeschut te vernietigen. De twee aanvalsgolven werden afgeslagen. Er zouden nog vier luchtaanvallen komen. De Duitsers verloren vier vliegtuigen en een aantal vliegtuigen raakten beschadigd. Aan Nederlandse zijde waren twee gewonden. Nadat de vliegtuigen verdwenen waren, begon de Duitse artillerie om 17.20 uur Kornwerderzand te beschieten. Ook een Flak 88 mm beschoot de kazematten.88 Toen de schemering viel, ging de Duitse infanterie naar de kazematten. De infanterie kreeg dekking van de artillerie die de kazematten constant beschoot. Bij kazemat VI was het luik van een schietgat losgeblazen en op het kanon gekomen. Soldaat W. Pronk wist met een moedige actie onder hevig vuur het schietgat vrij te maken. Pronk kwam ongedeerd terug. Als de Duitsers vier kilometer zonder dekking richting de kazematten gingen, leek het dat de kazematten uitgestorven was. Echter, kapitein C.F.J. Broers had de opdracht gegeven aan zijn troepen dat zij pas op zijn bevel mochten vuren. Kapitein Broers bekeek de Duitsers vanuit een pantserkoepel. Toen de Duitsers 800 meter van de kazematten waren verwijderd, gaf kapitein Broers het sein om aan te vallen. De kanonnen van kazemat II en vooral VI zorgden voor zwaar artillerie vuur. De Duitsers probeerden te schuilen op de kale dijk, maar werden zo zwaar beschoten door geschut en mitrailleurs dat zij snel terug trokken. De Duitsers hebben deze nederlaag snel proberen te verdoezelen door de gewonden en doden snel af te voeren. De werkelijke verliezen zijn nooit bekend gemaakt. 89
Flak 88cm
86
Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 54-55 87 Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 61 88 Boek: Stichting Kornwerderzand, Kornwerderzand, blz. 17-18, http://www.strijdbewijs.nl/kornwerderzand/afsluitdijk.htm 89 Boek: Stichting Kornwerderzand, Kornwerderzand, blz. 17, http://www.strijdbewijs.nl/kornwerderzand/afsluitdijk.htm 34
§4.5 14 MEI In de nacht van 13 op 14 mei had de R.A.F. weer bommen laten vallen. Deze keer bombardeerde zij in de buurt van Breda, Eindhoven, Tilburg en Roosendaal. Op 14 mei veroverden de Duitsers Breda en was de verovering van NoordBrabant zo goed als compleet. Op maandagavond 13 mei zag het er somber uit voor opperbevelhebber generaal Winkelman. Toen hij dinsdagmorgen 14 mei de berichten ontving, bleek dat Nederland het nog een aantal dagen kon volhouden. De terugtocht uit de Grebbelinie was geen chaos geworden. De Duitsers waren niet opgetrokken en de teruggetrokken troepen zouden achter de waterlinie van Vesting Holland stelling kunnen nemen. In Rotterdam lukte het de Duitsers niet om naar het noorden te gaan. Bij Kornwerderzand was de Duitse aanval met groot succes afgeslagen. Generaal Winkelman zag die ochtend geen redenen om te capituleren. Om 10.00 uur gaf hij de proclamatie die eindigde als volgt:90
“De strijd is zwaar. Hij is echter waard gestreden te worden, omdat het gaat om ons zelfstandig volksbestaan dat wij eeuwen geleden onder leiding van Oranje hebben veroverd. Leve Hare Majesteit de Koningin! Leve het Vaderland! Bron: De bange meidagen van ’40, auteur: C.W. Star Busmann, blz. 65
Toestand op de ochtend van 14 mei
90
Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 46, 47 en 65 35
Bij Kornwerderzand kregen de verdedigers steun van de kanonneerboot Johan Maurits van Nassau die vanuit Den Helder de Waddenzee opvoer. Dit was gevaarlijk, want als het schip opgemerkt werd door de Luftwaffe, dan konden zij het schip makkelijk bombarderen. Daarom vroeg de schout bij nacht Jolles hulp. Hij zou deze hulp moeten krijgen van de Britse torpedojager Valorous, maar de kapitein van de Valorous keerde in de Texelstroom terug naar GrootBrittannië. De Johan Maurits van Nassau ging in de Doove Balg voor anker. Om 9.00 uur begon de Johan Maurits van Nassau met een bombardement met zijn 15 cm. kanonnen op de Duitse artillerie. Na ongeveer 100 granaten werd de Duitse artillerie het zwijgen opgelegd. Bovendien werd de dreiging van Duitse vliegtuigen te groot en de Johan Maurits van Nassau voer terug naar Den Helder. In de buurt van Den Helder werd het schip aangevallen door Stuka’s. Ondanks de aanval liep het schip geen ernstige schade op. Het schip had weinig geluk toen het diezelfde middag wegvoer vanuit Den Helder en naar Engeland wilde gaan. Ter hoogte van Callantsoog werd het schip geraakt door Duitse bommen en binnen een kwartier zonk het schip. 91
Inslag in Rijksweg 43 door kanon 15 cm. van de Hr. Ms. Johan Maurits van Nassau
Doordat de artillerie was uitgeschakeld, ondernamen de Duitsers geen tweede aanval op Kornwerderzand. De Duitsers stuurden wel Stuka’s. Zij moesten de kazematten vernietigen en gebruikten dan ook zwaardere bommen. Een kazemat in de tweede linie werd geraakt en een stuk beton werd weggeblazen. Niemand raakt gewond en er bleef alleen een zwarte plek achter waar de bom de kazemat geraakt had. Ook bestookten de Stuka’s het luchtafweergeschut. De drie luchtafweerkanonnen stonden in open stellingen en werden beschermd door een walletje en een aantal zandzakken. Als door een wonder bleven de luchtdoelkanonnen en de bemanning gespaard. De aanval van 15.50 uur werd afgelast. De Duitse generaal Feldt liet een cavalerie regiment, een batterij artillerie en een Flak 88 cm. achter. Dit deed hij, omdat hij een ander plan had. Hij wilde dat de rest van de soldaten vanuit Lemmer en Stavoren het IJsselmeer overstaken. Dit plan werd niet uitgevoerd door de gebeurtenissen in Rotterdam en de consequenties die daaruit volgden.92
Beschadiging aan kazemat bij de Afsluitdijk
Duits plan voor de oversteek van het IJsselmeer
91
Boek: Stichting Kornwerderzand, Kornwerderzand blz. 17-18, http://www.strijdbewijs.nl/kornwerderzand/afsluitdijk.htm en Topper, J., De Wonsstelling, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, blz. 147 92 Boek: Stichting Kornwerderzand, Kornwerderzand, blz. 19, http://www.strijdbewijs.nl/kornwerderzand/afsluitdijk.htm en boek: Topper, J., De Wonsstelling, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, blz. 148-149 36
In de nacht van 13 op 14 mei gaf generaal Winkelman de opdracht om de Willemsbrug ten koste van alles in handen te houden. De Duitsers hadden ondertussen een eis tot overgave naar kolonel Scharroo gestuurd. De kolonel weigerde te capituleren. In Rotterdam wist men niets van een order die de Duitse commandant had ontvangen. Deze luidde als volgt:
“Verzet in Rotterdam moet met alle middelen worden gebroken, desnoods moet met vernietiging van de stad worden gedreigd en moet dat dreigement worden uitgevoerd.” Bron: De bange meidagen van ’40, auteur: C.W. Star Busmann, blz. 61
De Duitse generaal Schmidt schreef een ultimatum voor de commandant van Rotterdam en voor het gemeentebestuur. Hier in stond dat als Rotterdam zich niet overgaf, dan zouden de Duitsers de Nieuwe Maas op twee punten oversteken. Om 13.00 uur zou dan een artilleriebeschieting beginnen, twintig minuten later zouden bommenwerpers Rotterdam bombarderen. Om 10.30 kreeg kolonel Scharroo en burgemeester Oud het ultimatum en twee uur bedenktijd. Kolonel Scharroo zag geen reden om de stad op te geven. De kolonel besloot na een telefoongesprek met generaal Winkelman om niet te capituleren. Burgemeester Oud had niet met generaal Winkelman gesproken, maar wel met de commissaris van de koningin. De burgemeester legde zich neer als de stad uit militair belang of uit landsbelang werd verwoest, maar wilde de stad sparen als de situatie hopeloos was. Na een telefoongesprek tussen Winkelman en Oud, zou Winkelman erover nadenken en hem snel inlichten. Om 11.45 uur kreeg kolonel Scharroo de opdracht om de Duitsers te antwoorden dat alleen een ondertekend ultimatum met de kwaliteit van de ondertekenaar in overweging werd genomen. Het Duitse ultimatum bevatte geen handtekening en geen naam van generaal Schmidt. Om 12.15 uur kregen de Duitsers het antwoord van kolonel Scharroo.93 Generaal Schmidt had ondertussen het artilleriebombardement uitgesteld en seinde per radio:
“Bombardement op Rotterdam wegens overgave-onderhandelingen uitgesteld. Nieuwe startgelegenheid melden.” Bron: De bange meidagen van ’40, auteur: C.W. Star Busmann, blz. 62
Het was 12.00 uur en de eerste groepen Heinkel-bommenwerpers van het type HE-111 vlogen weg. Zij zouden na een vlucht van anderhalf uur Rotterdam bereiken. De vliegtuigcommandanten wisten dat er een rode lichtkogel boven het Noorder Eiland zou verschijnen als het bombardement niet doorging. Het radiobericht van generaal Schmidt bereikte generaal Kesselring om 12.35 uur. Ondertussen had generaal Schmidt een nieuw ultimatum geschreven en dit keer ondertekende hij het en vermeldde hij zijn rang. De Nederlanders kregen nu drie uur de tijd om te antwoorden. Toen kapitein Backer, die het Nederlandse antwoord had gebracht en terug ging naar Rotterdam, zag hij vanuit het zuiden en oosten Duitse bommenwerpers. Rode lichtkogels werden de lucht ingeschoten. Één groep bommenwerpers zwenkte af, maar de andere, de grootste groep, vloog door. De Duitse Generaal Schmidt zei: “Um Gottes Willen, das gibt eine Katastrophe.”
93
Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 61-62 37
In Rotterdam ging het luchtalarm af. Iedereen was in paniek. Weldra vielen de bommen. De Duitsers lieten 1300 bommen vallen op Rotterdam. Huizen stortten in elkaar, grote stof wolken vlogen omhoog. Het bombardement duurde geen kwartier, maar de schade was enorm. De telefoonverbindingen vielen uit en de druk op de waterleiding was verdwenen. In een aantal gebouwen was brand ontstaan, die snel uitbreidde door een sterke wind. Grote zwarte rookwolken hingen boven de stad. De oude binnenstand was één grote vuurzee geworden. De brandweer stond machteloos. Veel straten waren door puin versperd. Mensen probeerden de stad uit te vluchten, soms zelfs door de vlammen heen. Sommige mensen struikelden over de bovenleidingen van de trams die naar beneden waren gevallen. Er waren ook mensen, die onder het puin waren gekomen. Als deze mensen nog leefden, werden zij verbrand door de vuurzee. De brandweer kreeg hulp van alle omliggende gemeenten, tot uit Amsterdam toe. De brandweer had samen met vrijwilligers twee dagen nodig om de ergste brandhaarden te bedwingen. Echter, in sommige pakhuizen smeulde het vuur nog weken na het bombardement. De laatste bluswerkzaamheden eindigden pas rond 15 augustus! Het bombardement kostte 800 burgers het leven. Er waren 24.000 huizen vernietigd en 80.000 burgers waren dakloos geworden. Er gingen meer dan 2500 winkels, ongeveer 1200 fabrieken en werkplaatsen, 500 cafés, 70 scholen, 21 kerken, 20 grote bankgebouwen, 12 bioscopen en 2 schouwburgen in vlammen op. Ook veel kunstschatten zijn verloren gegaan.94 Om 15.50 uur bood kolonel Scharroo de overgave van Rotterdam aan generaal Schmidt aan. Winkelman was geschokt over het nieuws van het bombardement op Rotterdam, maar hij wilde geen algemene capitulatie. Toen kwam het bericht dat Duitsland de overgave van Utrecht had geëist en als dat niet gebeurde dan zou ook Utrecht worden vernietigd. Blijkbaar waren de Duitsers van plan om alle grote steden, die niet zouden capituleren, te bombarderen. Volgens Winkelman kon hij doorvechten niet verantwoorden en besloot de strijd te staken. Generaal Winkelman stuurde een bericht naar alle onderbevelhebbers:
“Duitsland heeft hedenmiddag Rotterdam gebombardeerd, terwijl Utrecht met vernietiging wordt bedreigd. Ik meen derhalve ter sparing van de burgerbevolking en ter voorkoming van verder bloedvergieten, gerechtigd te zijn aan de troepen onder Uw bevel te geven onzerzijds de strijd te staken. …Ik verzoek U verder aan de troepen en onderdelen mede te delen dat ik vervuld ben van diepe bewondering en dankbaarheid voor hetgeen door U is verricht. Voorzover zulks mogelijk is moeten wapens, minutie en materieel onbruikbaar worde gemaakt of vernietigd; in het bijzonder geldt dit voor het kustgeschut.” Bron: De bange meidagen van ’40, auteur: C.W. Star Busmann, blz. 66
Veel militairen konden het bericht niet geloven. In Overschie werd een luitenant die het capitulatiebericht kwam brengen, gevangen genomen. Sommige soldaten waren blij dat het over was, want zij hadden het overleefd. De boze soldaten konden hun woede deels kwijt raken bij het vernietigen van hun wapens. Ondertussen pleegden in Nederland 250 mensen zelfmoord, waaronder 128 joden. Anti-Duitse of pro-Engelse boeken werden verbrand of in het water gegooid. Er waren ook burgers die blij waren dat het over was, want zij dachten dat het normale leven weer kon beginnen. Natuurlijk waren ook de NSB’ers blij. De overgave zou de volgende morgen worden getekend.95
94
Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 62-63 en boek: Liempt, A. van, De Oorlog, blz. 52-61 95 Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 65-67 38
In Zeeland wist men, dat zij na de capitulatie van Nederland, alleen tegen de Duitsers moesten vechten. Op diezelfde 14e mei lukte het de Duitsers om Zuid-Beveland diep binnen te dringen. De Nederlanders lagen in een linie aan de oostzijde van het kanaal door Zuid-Beveland vanaf Yerseke naar Hansweert. Aan de andere kant van het kanaal hadden de Fransen een verdedigingslinie gebouwd. Ten oosten van de linie was er land geïnundeerd, maar door de lage waterstand lag er weinig water op het land. In de avond begonnen de Duitsers een artilleriebombardement, maar dat richtte geen schade aan de Nederlandse stelling. De Nederlandse commandant gaf wel opdracht om de stelling te ontruimen. In de commandopost in het oude raadshuis van Rilland, ging men zo driftig te werk met het verbranden van documenten, dat het gebouw in vlammen opging! De SS’ers hadden geluk dat de Nederlanders de stelling ontruimden. De Nederlanders hadden wel de bruggen over het kanaal opgeblazen, waardoor een deel van de Nederlanders met bootjes moesten terugtrekken en veel wapens verloren gingen.96
Capitulatie Nederland
96
Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 49-50 39
§4.6 DE STRIJD OM ZEELAND De strijd om Zeeland begon pas op 14 mei, nadat het Nederlandse leger zich had overgegeven. Op 14 mei waren de Duitsers al begonnen met een offensief in Zeeland, zoals beschreven in de vorige paragraaf. Op 15 mei werd de capitulatie ondertekend door Winkelman. Hierin stond dat Zeeland buiten de capitulatie bleef, want daar vochten naast Nederlanders ook Fransen. De Duitse vliegtuigen wierpen zich in de ochtend van 15 mei in de strijd. Door een gebrek aan dekking gaven de Fransen de linie achter het kanaal op. De Duitsers staken het kanaal met bootjes over, maar ook bouwden zij een noodbrug over het kanaal. De meeste Nederlandse en Franse troepen trokken zich terug achter de Sloedam, de verbinding tussen Zuid-Beveland en Walcheren. De SS kon zonder moeite optrekken naar de Sloedam. Op 17 mei konden zij niet meer verder. De eerste Duitse aanval werd met steun van Britse en Franse schepen, die op de Westerschelde lagen, afgeslagen. De Duitsers gebruikten opnieuw een terreurbombardement om het verzet te breken. Dit keer werd Middelburg gebombardeerd. Net na de middag verschenen de eerste Duitse bommenwerpers en zij bombardeerden Middelburg samen met artillerie die bij de Sloedam stonden. Er braken branden uit en door droogte en stevige wind veranderde het centrum van Middelburg in een vuurzee. Er gingen 600 gebouwen, waaronder historische gebouwen met geschiedkundig bezit dat onvervangbaar is, in vlammen op. Het dodental was 22, veel burgers waren op tijd gevlucht uit de stad op advies van de burgemeester. Het centrum van Middelburg werd een verbrande puinhoop. Op 16 mei had de commandant van Zeeland, schout-bij-nacht Van der Stad, het commando overgedragen aan de Fransen. De troepen op Schouwen-Duiveland gaven zich op 16 mei over. Op 18 mei gaven de Nederlandse soldaten op Walcheren zich over. Veel Nederlandse en Franse troepen probeerden met boten vanuit Vlissingen naar Breskens te varen. In Vlissingen ontstond een soort ‘klein Duinkerken’. Ook werd Vlissingen vaak gebombardeerd door Duitse vliegtuigen. Zeeuws-Vlaanderen bleef als enige nog over en bleef doorvechten. Duitse vliegtuigen bombardeerden Zeeuws-Vlaanderen elke dag. Ook hadden de Duitsers hevige luchtgevechten met geallieerde vliegtuigen. Op 19 mei werd aan de laatste Nederlandse troepen opgedragen om Nederland te verlaten. Diezelfde nacht verlieten de laatste Nederlandse soldaten de grens. De Fransen en Belgen bleven in Zeeuws-Vlaanderen door vechten. In de nacht van 23 op 24 mei verlieten de laatste geallieerden troepen Nederland, maar pas op 27 mei was het laatste stukje Nederland bezet en was de strijd om Nederland formeel over.97
Puinhopen van Middelburg na bombardement
97
Boek: Star Busmann, C.W., De bange meidagen van ’40, (Partworks and Encyclopedia of world war II, Rotterdam, Lekturama blz. 50,51, 67, 98-100, http://www.go2war2.nl/artikel/468/Fall-Gelb-het-Duitse-offensief-in-het-Westen.htm?page=9 en film op http://www.geschiedeniszeeland.nl/tab_themas/themas/slagomdeschelde/slagomzeeland1940/ 40
§4.7 SUCCESSEN EN MISLUKKINGEN TIJDENS DE MEIDAGEN VAN 1940 Op basis van de bevindingen in hoofdstuk 4, kunnen wij een opsomming maken van de successen en mislukkingen tijdens de meidagen. 10 mei kan als een succes worden gezien, maar er zijn ook kanttekeningen. Het uitvoeren van de vernielingen gingen goed, waardoor de Duitsers vertraagd werden. Bovendien werden de Duitsers uit Mill verdreven en in Rotterdam boden de weinige verdedigers goed weerstand en zij drongen de Duitsers zelfs terug. Het grootste succes van 10 mei was de verdediging van Den Haag. De Duitse parachutisten probeerden op 10 mei Den Haag samen met de regering en de Koninklijke familie te veroveren. Doordat de Duitsers rond Den Haag werden tegengehouden, konden de Duitsers de Koninklijke familie en de regering niet veroveren en konden de parachutisten hun collega’s in Rotterdam niet helpen. Het succes was nog groter doordat veel Duitse vliegtuigen boven Den Haag werden neergehaald tijdens de aanval op Den Haag. Er waren ook mislukkingen op 10 mei. De grootste mislukking op 10 mei was dat bijna onze hele luchtmacht werd vernietigd. Hierdoor waren wij al snel de macht over ons luchtruim kwijt. Ook het verlies van de Moerdijkbruggen is een zeer zware nederlaag voor de Nederlanders. Hierdoor kon de Lichte Divisie niet terugtrekken en konden de Duitse parachutisten in Rotterdam hulp krijgen vanuit Moerdijk. Op 11 mei waren er voor de Nederlanders successen en tegenslagen. De tegenslagen vonden plaats in het noorden en in het zuiden van Nederland. In het noorden konden de Duitsers makkelijk oprukken naar de Wonsstelling. Al was het een onderdeel van het verdedigingsplan om de noordelijke provincies op te geven, de Duitsers veroverden het grootste gedeelte van de noordelijke provincies veel sneller dan de Nederlanders hadden verwacht. In het zuiden konden de Duitsers na de verovering van Mill, Helmond en de Zuid-Willemsvaart snel door Noord-Brabant trekken. De strijd om Noord-Brabant was dus al op de tweede oorlogsdag beslist. De successen van de dag vonden plaats in het midden van het land en vooral in Rotterdam. De Duitsers werden in het midden van het land tegengehouden door de Grebbelinie. Hoewel zij het voorpostengebied konden veroveren, konden zij nog geen aanval doen op de linie zelf. De chaotische vluchtelingenstroom, waardoor het moraal in de Grebbelinie daalde, kan men als een kleine tegenslag zien. In Rotterdam ging het uitstekend voor de Nederlanders. Zij konden de Duitsers terugdringen over de Willemsbrug en de oever heroveren. Het terugdrijven van de Duitsers in Rotterdam is het grootste succes van de dag. 12 mei was geen goede dag voor de Nederlanders. Het militaire verzet in Noord-Brabant was ingestort. Hierdoor hadden de Fransen zich terug trokken en was Nederland de steun van Frankrijk in het zuiden van Nederland kwijt, met uitzondering van Zeeland. De Wonsstelling was snel doorbroken Het plan was dat de verdedigers in de Wonsstelling de Duitsers zo lang mogelijk moesten vertragen, maar dit mislukte doordat de Nederlanders moesten terugtrekken vanwege de Duitse artillerie. Bij de Grebbelinie kregen de Nederlanders twee teleurstellingen te verwerken. De Duitsers hadden een deel van de Grebbelinie veroverd. Dit was een nederlaag, omdat de Grebbelinie de Duitsers lang moest tegenhouden. Ook zouden de Duitsers vanuit de veroverde linie de rest van de Grebbelinie vanuit het zuiden veroveren. Bovendien was de Nederlandse tegenaanval bij Grebbeberg mislukt. In Rotterdam werd nog zwaar gevochten en hielden de Nederlanders stand. Het standhouden van de verdedigers in Rotterdam is het enige succes op deze 12e mei. Echter, Rotterdam moest wel de prijs voor de verdediging betalen, omdat veel gebouwen en schepen in Rotterdam in brand stonden. 13 mei was ook een dag met twee gezichten. Het mislukken van de tegenaanval bij Achterberg was een nederlaag voor de Nederlanders. De grootste nederlaag vond plaats bij de Grebbelinie. Het Nederlandse leger moest zich terugtrekken uit de Grebbelinie. Dit was zo’n grote nederlaag, aangezien de Grebbelinie de belangrijkste Nederlandse verdedigingslinie was en eigenlijk 15 dagen moest volhouden. Echter, de Grebbelinie werd al na twee dagen vechten veroverd. De mariniers wisten bij de Willemsbrug stand te houden. Hierdoor ontstond er een patstelling in Rotterdam, omdat het de Duitsers niet lukte om de rest van Rotterdam te veroveren. Echter, de grootste overwinning vond plaats bij Kornwerderzand. Daar wist het luchtafweergeschut de luchtaanvallen af te slaan en de kazematten wisten de 41
Duitsers een zware nederlaag te brengen. Dit is de grootste nederlaag van de Duitsers in de oorlog tegen Nederland. Het grote succes was te danken aan goede bevelvoering, goede bewapening en de hulp van luchtafweergeschut. 14 mei is een zwarte bladzijde in onze geschiedenis. De dag begon nog goed. Kornwerderzand leek onverslaanbaar en de Nederlandse soldaten hadden zich succesvol teruggetrokken naar de waterlinie van Vesting Holland. Echter, het bombardement op Rotterdam en de dreiging van een bombardement op Utrecht hebben ervoor gezorgd dat Nederland capituleerde. Alleen in Zeeland bleef men doorvechten. In Zeeland bleven de Nederlanders doorvechten, maar de Nederlanders en de geallieerden leden in Zeeland wel de ene nederlaag na de andere. Op 17 mei was het grootste gedeelte van Zeeland al veroverd en kreeg Middelburg ook een terreurbombardement. Op 19 mei verlieten de laatste Nederlandse soldaten Nederland en vochten er geen Nederlanders meer in eigen land, maar de geallieerden bleven in Zeeuws-Vlaanderen doorvechten. Op 27 mei was Nederland geheel veroverd en was de strijd over. Als Zeeland ook op 15 mei zou capituleren waren misschien vele levens gespaard gebleven. Jammer genoeg kon dat niet door de aanwezige Franse troepen.
42
HOOFDSTUK 5 PRAKTIJKONDERZOEK Wij hebben voor onze praktijkonderzoek 3 onderzoeken gedaan. We onderzochten de kazematten van Kornwerderzand om te kijken hoe de kazematten van Nederland in hun beste vorm Nederland verdedigden. Daarnaast hebben we met grafieken van het NIOD gekeken naar de benodigde materialen en munitie die het Nederlandse leger achtte nodig te hebben voor de landsverdediging. We kijken hiernaar om vast te stellen of de verdediging ook genoeg wapens en munitie bezat om het verdedigingsplan uit te voeren. Ten slotte kijken we naar de belevenissen van soldaten zelf. Dit doen wij door getuigenissen van veteranen op filmpjes te analyseren. Hiermee willen we onderzoeken hoe de veteranen terugkijken op de meidagen van 1940. §5.1 DE KAZEMATTEN Kazemattenmuseum Kornwerderzand, Afsluitdijk, 19 september 2012 Op 19 september 2012 zijn wij naar de Afsluitdijk gegaan om de kazematten van Nederland te testen. De kazematten op de Afsluitdijk waren gebaseerd op de Maginotlinie in Frankrijk. We gingen onderzoeken hoe veilig we ons voelden in de kazematten. Door onze ervaringen bij de kazematten kunnen we deze vraag nu beantwoorden. De kazematten leken ons vrij stevig en door de dikke wanden verwachtten wij dat de kazematten ons zouden beschermen tegen mitrailleurs. Gezien de verdediging in de kazematten leek het ons ook veilig om in de kazemat te werken wanneer de buitenste deuren kapot waren. De buitenste muren werden namelijk beschermd met een binnendeur en een gat waardoor je een mitrailleur kon plaats, maar ook van binnenuit kon sluiten ter verdediging. De kazematten die het Nederlandse leger dan ook gebruikten, waren van goede kwaliteit. Na een film te hebben gekeken waarin veteranen van de stelling hun ervaringen vertelden, wisten we zeker dat de kazematten van een uitstekende kwaliteit waren. De kazematten, op Kornwerderzand, hadden bombardementen van vliegtuigen en artillerie meegemaakt en slechts van 1 kazemat was een deel van een wand ingestort. De schade was echter beperkt. Wij voelden ons door deze feiten tamelijk veilig in de kazematten. Echter kunnen we wel zeggen, dat deze kazematten de beste kazematten van Nederland waren in de Meidagen. Bij de Grebbelinie waren er minder sterke kazematten die sneller werden vernietigd, onklaar werden gemaakt of werden ingenomen. Dat kwam doordat Nederland in een korte periode de landsverdediging wilde opzetten en de Duitsers hun hoofdaanval op de Grebbelinie hadden gericht. §5.2 DE MIDDELEN VAN HET LEGER Verwijzing naar bijlage 1,2,3,4 & 5, (1 en 2 waren samen 1 bijlage en 3,4 en 5 ook, voor de duidelijkheid opgesplitst in 4 bijlagen) In de bijlagen, bijlage 1 is helaas wazig, ziet u de benodigde munitie en materialen die het opperbevel nodig achtte bij de Nederlandse verdediging, de blauwe balk. De gele balk geeft aan dat wat het leger besteld had en de rode balk geeft aan wat ze in bezit hadden. In bijlage 1 en 2 kunt u afleiden aan de blauwe balk hoeveel munitie het Nederlandse Leger achtte nodig te hebben per vuurmond voor de verdediging van het land. Dat betekende hoeveel munitie het leger achtte nodig te hebben voor elk geschut, mitrailleur en andere materieel. Van de gele balk kunnen we afleiden hoeveel het Nederlandse leger had ingekocht, maar nog niet had ontvangen. Van het rode balkje kunnen we afleiden hoeveel het Nederlandse leger werkelijk voor elke vuurmond beschikbaar had. In bijlage 3 en 4 kunnen we zien aan de blauwe balk hoeveel het Nederlandse leger achtte nodig te hebben aan geschut, mitrailleurs en ander materieel. De gele balk geeft aan wat het Nederlandse leger had ingekocht en de rode balk wat het Nederlandse leger daadwerkelijk in bezit had. Ook staat er op bijlage 4 dat aan de juistheid van enkele getallen wordt getwijfeld. Dat betekent in onze ogen dat de getallen niet juist zijn, maar dat de verhoudingen tussen benodigd, ingekocht en daadwerkelijk in bezit kloppen. Deze bijlage gaat niet over de (standaard) geweren die het Nederlandse leger in bezit hadden. 43
Wij doen bij deze bijlage onderzoek naar vergelijking tussen januari 1939 en januari 1940. We kunnen hieruit afleiden hoe het Nederlandse leger de verdediging voorbereidde op het gebied van wapens. Dit doen we omdat je wel allerlei stellingen kan hebben, maar zonder munitie en wapens wordt het moeilijk om deze te verdedigen. Zo kunnen we zien dat het Nederlandse leger in 1939 al behoefte had aan antitank geweren, dit staat in de tabel onder geweer tp. Er zijn op januari 1940 pas slechts 37 in gebruik van de ingekocht 470 geweren. Dat is nog steeds voor een oorlog te weinig. Daarnaast kan je wel zo’n geweer hebben, maar de munitie was nog niet geleverd en terwijl er voor elke antitank geweer 330 patronen waren besteld. ( bijlage 1 en 3) Over de mortieren, die in deze tabel onder 8 Mr. staan, kunnen we zeggen dat ze in januari 1939 al veel in gebruik konden worden genomen. Het aantal ingekochte mortieren is in januari 1940 al groter dan het aantal benodigde mortieren. Ook het aantal mortiergranaten wat beschikbaar was, is aan de hoge kant, maar was nog niet de benodigde hoeveelheid. We zien dat er door de toename van het aantal mortierengranaten dat per mortier beschikbaar is, afneemt. Dat komt doordat het aantal mortieren is gestegen. (bijlage 1 en 3) Nu komen we bij het veldgeschut. Het leger achtte hier bij twee soorten houwitsers meer materiaal nodig te hebben, de 10,5 houwitser en de 15 houwitser . Echter is er in januari 1940 nog geen uitbreiding geweest van het aantal veldgeschut van het Nederlandse leger, alleen bij 10,5 houwitser zie je dat de inkoop gestegen is, maar bij de rest zijn de inkopen nihil of gelijk gebleven. In de munitietabellen zien we bij het veldgeschut nu ook oude kanonnen. Het leger koopt deze niet in en heeft ze ook niet meer nodig. Ze staan daarom niet in de tabel van geschut, mitrailleurs en andere materieel. In 1939 ziet u bij 7 veldgeschut en 10 veldgeschut, dat er veel munitie wordt ingekocht. Bij de 10 veldgeschut zijn de inkopen hoger dan het benodigde aantal. In januari 1940 ziet u dan ook dat het Nederlandse leger veel meer 10 veldgeschut munitie bezat dan nodig was. Bij 7 veldgeschut is in januari 1940 de inkoop even veel als het benodigde aantal munitie. Bij het aantal stuks 10 veldgeschut ziet u geen verandering tussen januari 1939 en januari 1940. Het aantal beoogde, de hoeveelheid inkoop en het aantal in bezit bleef hetzelfde. Bij 7 veldgeschut is er wel een verandering te zien tussen januari 1939 en januari 1940. Het aantal benodigde werd naar beneden gebracht, omdat dit type geschut al verouderd was. Wel stijgt de inkoop van dit geschut fors, maar het aantal in bezit blijft gelijk. (Bijlage 1,2,3 & 4) Bij de luchtafweer zien we een enorme verbetering van het aantal luchtafweerkanonnen. Hieraan kun je zien dat het Nederlandse leger zich richtte op de verdediging van de lucht. Van 60 luchtafweerkanonnen in januari 1939, naar 254 in januari 1940. Ook het aantal luchtafweerkanonnen dat het leger inkoopt is enorm toegenomen. Ook hebben ze hun schatting van benodigde afweergeschut omhoog geschroefd. Daarnaast is de munitie voor het afweergeschut per vuurmond enorm vergroot. Een afweergeschut 2tl, de maat voor de kogels en vuurmond, was in januari 1939 nihil. In januari 1940 waren er per vuurmond 4250 kogels beschikbaar. Dat geeft weer dat hoe belangrijk het Nederlandse leger de verdediging van de luchtruim achtte. Bij geen enkele andere grafiek zie je de aantallen zo groeien dan bij de luchtafweer. (Bijlages 1 & 4) We ronden de luchtafweer af en gaan door naar de mitrailleurs. Het Nederlandse leger bezat twee type mitrailleurs: M.20 (20 staat voor het jaar van gebruik 1920) en de M. 08/15. Het opvallende aan de staafdiagrammen van de M.20 is dat het aantal benodigde en het aantal bestelde tussen januari 1939 en januari 1940 steeg, maar dat het aantal M.20 die in bezit waren daalde. In de bijlage zelf staat dat de betrouwbaarheid van deze staafdiagram in twijfel wordt getrokken. Daarom zullen wij dit ook niet in de conclusie opnemen. Bij de M.08/15 ziet u dat het aantal benodigde, het aantal bestelde en het aantal stuks in bezit zijn gestegen. (Bijlage 2 & 5) Bij de verdedigingsmiddelen ziet u dat er veel prognose is bij de zoeklichten en bij de gasmaskers. Het aantal benodigde zoeklichten stijgt licht tussen januari 1939 en januari 1940. Het aantal bestelde zoeklichten steeg met 141,10% tussen januari 1939 en januari 1940. Het aantal zoeklichten in bezit steeg licht. Dezelfde trend constateren wij bij de gasmaskers. Het aantal benodigde gasmaskers blijft gelijk, maar het aantal bestelde en beschikbare gasmaskers steeg snel tussen januari 1939 en januari 1940. Deze stijging bij de zoeklichten en bij de gasmaskers toont aan dat de legerleiding goed bezig was om het luchtruim te beschermen en de soldaten te beschermen tegen gasaanvallen. (Bijlage 5)
44
§5.3 DE VETERANEN VERTELLEN Film: Oral History, Stichting Kornwerderzand. Geinterviewde: J. Dokkum, W. Pronk en Joukje Faber-Elbersma Veteranen die bij Kornwerderzand, de Afsluitdijk, hebben gevochten vertellen over hun ervaringen tijdens de meidagen en ervoor. De soldaten hadden het heel gezellig tijdens de periode voor de meidagen. Dat kwam vooral door de contacten en de toneelvereniging van Kornwerderzand. Toen de meidagen begonnen waren de soldaten ongemotiveerd. Toen er granaten op de kazematten vielen, stonden ze allemaal bij de deur om eruit te gaan. Dat kwam namelijk door het harde geluid wat de granaten maakten. Toen de soldaten na het bombardement naar buiten gingen, verwachtten ze dat er allemaal grote gaten in het beton zaten. Het waren slecht enkele zwarte vlekken die op het beton waren achterbleven. De motivatie ging hierdoor enorm omhoog. De eigenaar van een boerderij, Joukje Faber-Elbersma, in Friesland, had een aantal Duitsers in haar huis zitten. Ze vertelt over de Duitsers die angstig waren om de stelling van Kornwerderzand aan te vallen. Documentaire “terug naar de Grebbelinie van TRV Utrecht met veteraan Will Hulscher op 6-5-2012 In de documentaire vertelt Will Hulscher over zijn ervaringen in de Grebbelinie. Zo vertelde hij dat soldaten werden neergeschoten zodra ze in de aanval gingen. Ook de heer Hulscher zegt dat hij geluk had dat hij er nu nog is. “De kogels vlogen je om de oren” vertelde de heer Hulscher. Documentaire “De Grebbelinie”, gevonden op youtube, met Marinus van der Geijs & Gerard Londo In de documentaire vertellen beide heren waar ze gelegerd waren. Gerard vertelt over de Grebbeberg. Toen hij aankwam in 1939 moesten hij en zijn makkers de stelling nog maken. Hij noemde het een troep op dat moment. De troepen moesten daarnaast in de winter de inundaties in stand houden door het ijs kapot te zagen en te hakken. Toen de Duitsers binnen vielen, vertelden twee mensen die toen nog klein waren, over de soldaten die al lopend over het erf, het hadden over de Duitse aanval. Documentaire “ Helden Zonder Glorie”, van Hans Pool, Die vijf meidagen van 1940, 14-03-2012 Veteranen vertellen over hun strijd bij de Grebbelinie. Op 10 mei 1940 werden ze opgeroepen om de linie te komen verdedigen. De ene veteraan moest nog een linie graven en een andere zat nietsvermoedend in zijn barak. Het geeft weer wat de soldaten meemaakten in het begin van de oorlog. De soldaten kregen later extra motivatie doordat de luchtafweerdiensten verscheidende vliegtuigen boven de Grebbelinie al neerschoten. De soldaten hadden een oorlog eigenlijk niet verwacht, omdat Nederland al 100 jaar buiten een militair conflict was gebleven. Tijdens de meidagen gingen de soldaten het schootsveld verbreden. Ze kapten de bomen voor de stelling om en moesten de mitrailleurs in de Grebbelinie onzichtbaar maken. Wanneer ze te eten kregen, kwamen er soldaten van Oosterberg bij deze soldaten aan. De soldaten uit Oosterberg kwamen met een rotgang aan en vertelden aan de soldaten die te eten kregen dat ze weg moesten gaan. Vlak daarna werden de troepen al beschoten door Nederlandse soldaten die dachten dat zij Duitsers waren. Ondertussen spoedden de Duitsers richting de Grebbeberg over de goed onderhouden wegen van Nederland, die bedoeld waren om de Nederlandse troepen zelf snel te laten terugtrekken. De Hollandse soldaten boden volgens de propagandafilm veel tegenstand. De Grebbelinie kwam al op 10 mei onder vuur te liggen. De Duitsers dachten dat ze zo over de Grebbelinie door konden stomen naar Rotterdam. Een stoottroepeneenheid op motoren van de Duitsers is hierdoor omgekomen omdat ze dachten gewoon door de bocht te kunnen rijden. De Duitsers hebben later toegegeven dat ze niet hadden verwacht dat de Grebbelinie zo beveiligd was. De soldaten kregen door de aanvallen van de Duitsers moed om door te vechten. De mentaliteit was: wij of zij. Een infanterist zei dat wanneer hij achter de mitrailleur zat, hij zich veilig waande. In de film wordt gezegd dat de soldaten munitie zat hadden. De soldaten hadden bij de Grebbelinie een open stuk weiland liggen en richtten met hun geweren op de bosrand erachter en zorgde ervoor dat de vijand niet door de bosrand kon komen, zonder een kogel te krijgen.
45
De Nederlandse soldaten gingen in de tegenaanval. Volgens de soldaten omdat de Engelsen in Amerongen zaten. Zo werden de soldaten voor de gek gehouden. De tegenaanval werd uiteindelijk teruggetrokken omdat het te licht werd. De soldaten vertelden dat er een enorme angst hing en de officieren niet in de loopgraaf zaten. Ze zagen hun bazen niet op de dagen dat ze daar lagen. Ook de communicatie op de Grebbelinie was weggevallen omdat de verbindingen kapot waren of de verbindingen slecht waren. Hierdoor werd er vaak op eigen troepen geschoten en kregen de soldaten geen instructies. Het was een gokspel. Duitser of Nederlander. Bij de Grebbelinie werd hard gevochten, maar in de linie eronder, in de Betuwe, gebeurde er weinig. De soldaten in de Grebbelinie werden gebombardeerd. Velen verloren het leven. Complete stellingen met troepen waren weggevaagd. De troepen in de stellingen wisten niet wat er gebeurde ze kregen geen inlichtingen. Toen ze inlichtingen wilden weten kwamen ze erachter dat hun superieuren niet wisten wat ze moesten doen. De Duitsers namen ondertussen hun stelling in met de achtergebleven soldaten. De soldaten moesten terugtrekken maar werden terug verderop teruggestuurd door de militaire politie die hun geweren op de soldaten richtte. Later werden ze door Duitsers gevangen genomen. Dat konden ze omdat ze Nederlandse gevangen gebruikten. De gevangen werden daarna gebruikt in het voordeel van de Duitsers waar het kon. De conclusie van de soldaten, die 3 dagen lang in de Grebbelinie hebben standgehouden, was: waarvoor hebben we het gedaan, want 1 dag na de val van de Grebbeberg capituleerde Nederland.
§5.4 CONCLUSIE Onze bevindingen bij de kazematten waren positief. De kazematten waren bestand tegen artilleriebeschietingen en bombardementen van vliegtuigen. We voelden ons hier redelijk veilig en in de documentaire van Oral History zie je dat dit beeld ondersteund wordt door de veteranen van Kornwerderzand. Op bevindingen van de staafdiagrammen van de munitie en de wapens van het Nederlandse leger tussen januari 1939 en januari 1940 kunnen wij concluderen dat, het Nederlandse leger had in januari 1940 niet het benodigde aantal munitie per vuurmond, geschut, mitrailleurs en ander materiaal beschikbaar had. Door dit tekort kon de landsverdediging niet op volle sterkte worden uitgevoerd. Echter, de luchtverdediging van januari 1940 was een stuk verbeterd ten opzichte van het jaar daar voor. Uit de analyse van de filmmaterialen kunnen we concluderen dat de soldaten in Kornwerderzand en de Grebbelinie die in de film aan het woord kwamen hadden een hoge motivatie. Dit kwam bij de Grebbeberg in eerste instantie doordat vliegtuigen uit de lucht werden geschoten. Bij de Kazematten kwam de hoge motivatie door de stevige kazematten die zelfs bombardementen konden weerstaan. Echter kwam er bij de Grebbelinie na een tijd een andere motivatie: zij of wij. Ook waren officieren en superieuren bij de Grebbelinie ongemotiveerd en gaven ze geen inlichtingen meer door. Troepen moesten aan het front worden gehouden door dreigementen van medesoldaten. De motivatie was bij sommigen soldaten in de Grebbelinie erg hoog, maar bij het merendeel was de motivatie erg laag. De belevenissen van de veteranen geven ons een nieuwe inzichten. Zo gaven de veteranen van de Grebbeberg aan dat ze, naar hun zeggen, voldoende munitie hadden. Granaten waren er ook genoeg, echter hebben de geïnterviewde soldaten en hun bataljons deze granaten tijdens de meidagen niet gebruikt. Ook was de communicatie bij de Grebbeberg slecht en werd het daar een chaos.
Ramon op onderzoek in een kazemat
46
HOOFDSTUK 6 CONCLUSIE Onze hoofdvraag van dit profielwerkstuk luidt: “De uitvoering van het Nederlandse verdedigingsplan in mei 1940: Succes of mislukking.” § 6.1 HERHALING DEELCONCLUSIES De deelvraag bij hoofdstuk 1 was: “Was het Nederlandse verdedigingsplan in mei 1940 in theorie een goed plan?” Uit hoofdstuk 1 kunnen wij concluderen dat het verdedigingsplan dat op 10 mei 1940 van kracht ging, in theorie een goed verdedigingplan was. Alle provincies hadden een doel in de verdediging. Ook werden de belangrijkste gebieden verdedigd door een linie die hardnekkige weerstand moest en kon bieden. De vertragingstactiek was een goed idee om de verdedigers in de weerstandslinie tijd te geven. Het gebruik van inundaties was slim, maar er kleefden wel een aantal risico’s aan, waardoor de inundaties overbodig konden zijn. Er waren ook een paar punten in het verdedigingsplan die slecht waren of waar geen rekening mee gehouden was. De zwakke verdediging van de belangrijke provincies Limburg en Noord-Brabant kon men als een groot nadeel zijn van het plan, waardoor het hele verdedigingsplan kon mislukken. Daarnaast was er weinig rekening gehouden met een parachutistenaanval. Alleen rond Den Haag zou een parachutistenaanval opgevangen kunnen worden. Het antwoord op deelvraag 1 is dat het plan in theorie goed was. De deelvraag bij hoofdstuk 2 was: “Wat deed het hoofdkwartier met de inlichtingen voor en tijdens de meidagen van 1940?” Uit hoofdstuk 2 kunnen wij concluderen dat er voor en tijdens de oorlog veel correspondentie was over alles wat te maken had met wat er gebeurde, maar het was alleen niet genoeg. Er waren veel berichten die de legerleiding niet kreeg, te laat doorgestuurd werden of verkeerde informatie bevatten. Ook heeft een kleine misstap van de geheime dienst, de GSIII, Hitler een reden gegeven om aan te vallen. Nederland had namelijk door die actie zijn neutraliteit geschonden. Dat het Nederlandse opperbevel niet reageerde op de plannen van operatie Fall Gelb, die de Belgen in handen kregen, kan men als een blunder beschouwen. Het antwoord op deelvraag 2 is dat Nederland betere kansen zou hebben gehad als de inlichtingen beter doorgeseind waren geweest of correcte informatie bevatte, want dan had de centrale commandopost meer kansen gehad om beslissing te maken die uiteindelijk er voor hadden kunnen zorgen dat Nederland langer stand had gehouden. Dus het hoofdkwartier ging niet goed om met de inlichtingen voor en tijdens de meidagen van 1940. De deelvraag bij hoofdstuk 3 was: “Hoe verliepen de voorbereidingen en de mobilisatie vóór 10 mei 1940?” Uit hoofdstuk 3 kunnen wij concluderen dat tijdens de jaren voor de oorlog Nederland zijn leger had verwaarloosd. Dit was natuurlijk de reden waarom Nederland in 1939 met man en macht probeerde om de Nederlandse verdediging weer op een hoog niveau te brengen. Echter ging dit ten koste van de geoefendheid van de soldaten. Tijdens de voorbereidingen werd er namelijk veel tijd gestoken in de verdedigingswerken. De verdedigingswerken waren daardoor in mei 1940 gevechtswaardig, maar nog niet klaar. De geoefendheid van de soldaten was niet goed, waardoor zij een achterstand hadden op de Duitsers. De voorbereidingen verliepen daarnaast erg traag, uitgezonderd van de algemene mobilisatie in augustus 1939. De bureaucratie werkte in het nadeel van een land dat in korte tijd zijn verdediging zo grondig wil versterken. Het Nederlandse leger had niet genoeg middelen. Daarnaast bezaten ze oude kanonnen en hadden ze te weinig munitie. Het Nederlandse leger was echter goed op weg om de luchtverdediging te verbeteren. Jammer genoeg waren er toen nog veel luchtafweerdiensten in opbouw. De paraatheid van troepen tijdens de voorbereidingen gingen, in tegenstelling met de stellingbouw, gesmeerd. Daarnaast voldeed Nederland gedurende de voorbereidingen aan zijn neutraliteitsverplichtingen door de marine en de kustwacht voor te laten bereiden. Ook werd er aan linies gewerkt die in het zuiden lagen. In de laatste dagen voor de meidagen was het leger goed bezig. De uiterste voorzorgmaatregelen werden genomen. Van de troepen werd er verwacht dat ze extra alert zouden zijn. De troepen waren dat dan ook aan het begin van de meidagen. Het antwoord op deelvraag 3 is dat de voorbereidingen aan de ene kant slecht verliepen, omdat ze teveel hinder kregen van de bureaucratie en dat de soldaten te veel bezig waren met de bouw van stellingen waardoor ze in de meidagen te weinig geoefend waren. Aan de andere kant was de luchtverdediging een stuk verbeterd en ging de mobilisatie gesmeerd. 47
De deelvraag van bij hoofdstuk 4 was: “Hoe verliepen de meidagen van 1940?” Uit hoofdstuk 4 kunnen wij concluderen dat er tijdens de meidagen successen en mislukkingen waren. De verdediging van Den Haag was zeer succesvol, waardoor de Koninklijke familie en de regering veilig bleef en de kans had om naar Engeland te vluchten. De verdediging van Kornwerderzand was uitstekend, want de Duitsers hadden daar een nederlaag geleden. Daarnaast was de verdediging van Rotterdam goed verlopen, maar jammer genoeg had deze goede verdediging een tragisch einde. De herovering van Mill en dat de vernielingen en de meeste inundaties goed werden uitgevoerd zijn ook successen. Er waren ook mislukkingen tijdens de meidagen van 1940. De snelle verovering van de Moerdijkbruggen is één van de grootste mislukkingen tijdens de meidagen, want deze brug was belangrijk in het verdedigingsplan en werd op de eerste dag al veroverd. Daarnaast zijn de zwakke verdediging van Noord-Brabant, de snelle verovering van de Wonsstelling en dat de Grebbelinie al na twee dagen veroverd was, ook grote mislukkingen. Dat Nederland het luchtruim op 10 mei al verloor kan men ook als een mislukking beschouwen, want de Duitsers hadden dan het luchtruim in handen en kon makkelijk luchtaanvallen uitvoeren. Ons antwoord op deelvraag 4 is dat de meidagen van 1940 aan de ene kant goed verliepen, omdat op sommige plekken de Nederlanders goed weerstand boden en dat er een aantal successen zijn behaald. Aan de andere kant verliepen een aantal dingen tijdens de meidagen van 1940 niet goed. Dit kwam doordat sommige linies en objecten veel eerder door de Duitsers veroverd werden dan verwacht en dat de Nederlanders de strijd om het luchtruim snel moesten opgeven. De praktijkonderzoeken van hoofdstuk 5 waren: Hoe veilig waren de kazematten, heeft het Nederlandse leger voldoende wapens om het verdedigingsplan uit te voeren en hoe was de motivatie van soldaten en wat waren hun belevenissen tijdens de Meidagen. Uit hoofdstuk 5 kunnen we concluderen dat onze bevindingen over de kazematten positief waren. De kazematten waren bestand tegen artilleriebeschietingen en bombardementen van vliegtuigen. We voelden ons hierdoor redelijk veilig in de kazematten en in de documentaire van Oral History zie je dat dit beeld wordt ondersteund door de veteranen van Kornwerderzand. Uit bevindingen van de staafdiagrammen van de munitie en de wapens van het Nederlandse leger tussen januari 1939 en januari 1940 kunnen wij concluderen dat, het Nederlandse leger in januari 1940 niet het benodigde aantal munitie per vuurmond, geschut, mitrailleurs en ander materiaal beschikbaar had. Door dit tekort kon de landsverdediging niet op volle sterkte worden uitgevoerd. Echter, de luchtverdediging van januari 1940 was een stuk verbeterd ten opzichte van het jaar daarvoor. Uit de analyse van de filmmaterialen kunnen we concluderen dat de soldaten in Kornwerderzand en de Grebbelinie die in de film aan het woord kwamen een hoge motivatie hadden. Dit kwam bij de Grebbeberg in eerste instantie doordat vliegtuigen uit de lucht werden geschoten. Bij de kazematten kwam de hoge motivatie door de stevige kazematten die zelfs bombardementen konden weerstaan. Echter kwam er bij de Grebbelinie na een tijd een andere motivatie: zij of wij. Ook waren officieren en superieuren bij de Grebbelinie ongemotiveerd en gaven ze geen inlichtingen meer door. Troepen moesten aan het front worden gehouden door dreigementen van medesoldaten. De motivatie was bij sommigen soldaten in de Grebbelinie erg hoog, maar bij het merendeel was de motivatie erg laag. De belevenissen van de veteranen geven ons een nieuwe inzichten. Zo gaven de veteranen van de Grebbeberg aan dat ze, naar hun zeggen, voldoende munitie hadden. Granaten waren er ook genoeg, echter hebben de geïnterviewde soldaten en hun bataljons deze granaten tijdens de meidagen niet gebruikt. Ook was de communicatie bij de Grebbeberg slecht en werd het daar een chaos.
48
§6.2 DE CONCLUSIE
Voor ons profielwerkstuk moesten we een onderwerp kiezen. Het genre waarin het onderwerp was snel gekozen: geschiedenis. Na lang nadenken en ideeën verzamelen hebben we een hoofdvraag geformuleerd en tijdens het project enkele keren aangepast. Onze hoofdvraag is: “De uitvoering van het Nederlandse verdedigingsplan in mei 1940, succes of mislukking.”. Na een lange periode van studie en onderzoek kunnen we een oordeel vellen. Op basis van de onderzochte feiten, kunnen wij zeggen dat het Nederlandse verdedigingsplan met succes is uitgevoerd. Het plan van het Nederlandse leger was om het hart des lands te verdedigen, is goed gelukt. Den Haag en de vliegvelden in hart des lands werd uitstekend verdedigd door de Nederlandse soldaten tegen de Duitse parachutisten. Stelling Kornwerderzand hield de Duitse opmars bij de Afsluitdijk tegen, zodat Vesting Holland niet uit het noorden kon worden aangevallen. De voorbereidingen liepen daarnaast niet echt gesmeerd, maar in mei 1940 was het verdedigingsplan gevechtswaardig en hadden de Nederlandse troepen voldoende middelen om het vijf dagen vol te houden en desnoods langer. De benodigde materialen waren niet geheel beschikbaar, maar dat was geen probleem volgens de veteranen. Men had beter op de inlichtingen kunnen reageren, echter het opperbevel heeft geprobeerd om alles tijdens de meidagen te doen wat mogelijk was. De motivatie, die in het algemeen zwak werd beschouwd, was bij veel soldaten wel aanwezig. De hiervoor genoemde redenen overtreffen de mislukkingen. De Nederlandse soldaten hebben ondanks de mislukkingen, vijf dagen kunnen vechten voor hun vrijheid. Onze conclusie is dus dat de uitvoering van het Nederlandse verdediging in mei 1940 een succes was.
49
LITERATUURLIJST BOEKEN Amersfoort, A. van, (2007), Mei 1940 strijd op Nederlands grondgebied, blz. 66-103 Bakker, B., (1960), De meidagen van ’40, Den Haag, Daamen N.V., blz. 99-102 Brink, M. en Cramer C., (1989) Ergens in Nederland (herdenking mobilisatie 1939-1989), Uitgeverij Kool bv., blz. 22 Enquêtecommissie,1949, Regeringbeleid 1940-1945: Algemeen inleiding/militair beleid 1939-1940, ’s Gravenhage, Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf, bijlage 8, blz. 13, bijlage 12, blz. 22, bijlage 14, blz. 24, bijlage 24, blz. 46, bijlage 27, blz. 51 bijlage 29, blz. 54, bijlage 30, blz. 55, bijlage 33, blz. 61, bijlage 45, blz. 78, bijlage 46, blz. 79, bijlage 47, blz. 80, bijlage 48, blz. 83, bijlage 51, blz. 86, bijlage 54, blz. 89-90, bijlage 55, blz. 92, bijlage 56, blz. 93, bijlage 59, blz. 99-101, 103, 105, 106-113, bijlage 67, blz. 134, 135 Liempt, A. van, (2007), De Oorlog, Amsterdam, Balans, blz. 52-61 Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akedemie van wetenschappen Afd. Letterkunde. Nieuwe reeks – deel 32 No. 7 Postma, T., Vermetele vliegende Hollanders, Bussum, De Haan, blz. 76-77 Sprakel, Anke en Hans, 2006, ‘Blitzkrieg’ halte Kornwerderzand, Bedum, Profiel Uitgever, blz. 41, 84-85 Star Busmann, C.W. De Bange Meidagen van ’40 ( Partworks and encyclopedia of World War II), Rotterdam, Lekturama, blz. 27-28, 31-32, 38-39, 41-55, 58-63, 65-67, 82, 98-100 Stichting Kornwerderzand (2009), Kornwerderzand: Geschiedenis van de vestingwerken, blz. 3- 4, 14-19 Topper, J., (2010), De Wonsstelling, Leeuwarden, Friese Pers Boekerij, blz. 83-101, 102-108 INTERNET Graaf, B. de, The Venlo Incident, http://www.georg-elser-arbeitskreis.de/texts/graaff.htm, geraadpleegd op 9 december 2012 Jutte, P., Kornwerderzand: Strijd om de Afsluitdijk mei 1940, Toen en Nu, http://www.strijdbewijs.nl/kornwerderzand/afsluitdijk.htm, geraadpleegd tussen 2 en 4 december 2012 Stichting Kennispunt mei 1940, Maaslinie - Mei 1940, http://www.maaslinie-mei1940.nl/, geraadpleegd op 30 oktober 2012 Stichting Kennispunt mei 1940, Zuidfront Holland, http://www.zuidfront-holland1940.nl/, geraadpleegd tussen 19 november 2012 en 21 november 2012 Vevida, op initiatief van het STIWOT (Stichting Informatie Wereldoorlog Twee), Fall Gelb pagina 9 paragraaf Zeeland verloren, http://www.go2war2.nl/artikel/468/Fall-Gelb-het-Duitse-offensief-in-het-Westen.htm?page=9, geraadpleegd op 7 december 2012 Zeeuws archief, Zeeuwse bibliotheek.nl, scez.nl, De slag om Zeeland in 1940, http://www.geschiedeniszeeland.nl/tab_themas/themas/slagomdeschelde/slagomzeeland1940/, geraadpleegd op 7 december 2012 KRANT Hoore, C. van, (30-08-12), Blindgangers in kraterveld MUSEUM Stichting Kornwerderzand, Kazemattenmuseum, Afsluitdijk 5, 8752 TP Kornwerderzand, informatiebordjes, medewerkers. Forteiland Pampus, Muiden, informatiebordjes. Legermuseum, Delft, informatiebordjes FILMS Alex de Boer audiovisuele producties (2007), Oral History TRV Utrecht, Terug naar de Grebbelinie, (6-5-2012) Youtube, De Grebbelinie Pool, H. (14-3-2012), Helden zonder glorie 50
BIJLAGE 1
51
BIJLAGE 2
52
BIJLAGE 3
53
BIJLAGE 4
54
BIJLAGE 5
55
Dit Profielwerkstuk is gevormd door drie scholieren van de Oscar Romero School in Hoorn. Hun namen zijn Jan Overtoom, Raymon van Os en Ramon Besseling. Gezamenlijk hebben zij verschillende keren het NIOD bezocht. Met de informatie die zij daar vonden, onderzochten en interpreteerden, konden zei dit Profielwerkstuk schrijven. Daarnaast zijn ze langs diverse musea geweest, zoals het Legermuseum in Delft en het Kazemattenmuseum Kornwerderzand op de Afsluitdijk. Bij beide musea hebben ze veel informatie gevonden en ervaren hoe de positie was van een Nederlandse soldaat voor en tijdens de Meidagen. Dit werkstuk is het resultaat van hun bevindingen. De vraag die gesteld wordt is de vraag of het Nederlandse verdedigingsplan succesvol was of een te ouderwets plan Wat leidde tot een succes of mislukking? In vier hoofdstukken wordt u op de hoogte gesteld van het Verdedigingsplan, de mobilisatie, de inlichtingen en het verloop van de Meidagen in Nederland. In het 5e en 6e hoofdstuk kunt u onze conclusie lezen over de Hoofdvraag: De uitvoering van het Nederlandse Verdedigingsplan in mei 1940, Succes of Mislukking? In het kader van de Meidagen, roepen wij mensen op om richting de Afsluitdijk te gaan. Het Kazematten Museum Kornwerderzand geeft een mooi beeld van de gebeurtenissen in het Noorden van het land.
Ramon Besseling, Raymon van Os en Jan Overtoom
56