ThemaBulletin Kleinschalig wonen Postbus 1329
juli 2008
6501 BH Nijmegen
Tussen ideaal en werkelijkheid
In dit nummer:
Ervaringen met kleinschalig wonen
Tussen ideaal en werkelijkheid,
Een verpleeghuis heeft een paar jaar geleden een van haar verblijfsafdelingen getransformeerd naar een kleinschalige woonplek: vier woongroepen met ieder zeven cliënten. Dit effecten van dit kleinschalig wonen op cliënten, medewerkers en familie zijn ondertussen in kaart gebracht. Algemene conclusie: het woonen leefplezier is toegenomen, de sfeer in de groepen is meer ontspannen en medewerkers vinden hun werk aantrekkelijker. Een succesverhaal met een aantal relativerende kanttekeningen. Verwachtingen temperen De medewerkers zijn enthousiast over de transformatie maar vinden dat de beeldvorming over dit wonen naar buiten toe niet helemaal overeenkomt met hun eigen ervaringen. ‘Ze laten het voorkomen alsof de bewoners zelf er allemaal taken bij hebben gekregen, alsof de bewoners zelf de woonkamer schoon maken. Dat is niet zo. Mensen van buiten denken dat de bewoners met een stofdoekje rondlopen, maar ze zitten allemaal in een rolstoel en ze kunnen nog niet hun hand optillen, laat staan een stofdoekje’. Verschillende bewoners zijn van begeleidingsniveau naar verzorgingsniveau opgeschoven. Dat heeft invloed op de mogelijkheden om bewoners te betrekken bij allerlei dagelijkse activiteiten in de huiskamer. Regie ligt bij de bewoner Voorheen werd het ritme bepaald door ‘de organisatie’: ‘Vroeger was het zo dat iedereen om acht uur uit bed werd gehaald of ze nou wilden of niet. Dat is nu anders en dat brengt voor de bewoners een hoop rust mee. De bewoner krijgt de kans om rustig wakker te worden en te bepalen of hij er uit wil. Of eerst ontbijten en dan pas aankleden. We kijken nu vooral naar wat de bewoner zelf wil, wat hij of zij aangeeft’. Een ander merkt op ‘Ik ben me veel meer bewust geworden van de vraag:
Wat zou ik nou willen als ik zo oud was en in die omstandigheden zou leven. Vanuit die gedachte kijk ik naar de bewoner en laat ik ze zelf hun keuze maken in plaats van dat ik het bepaal’. Sommige medewerkers vinden de ‘uitslaapnorm’ toch wel lastig. Deze norm komt voort uit de opvatting dat de bewoner de regie heeft over de invulling van zijn of haar leven, zoals het bepalen van het tijdstip waarop hij wil opstaan. De medewerkers onderschrijven dit uitgangspunt volledig maar het botst toch nog regelmatig met hun opvattingen over goede en kwalitatieve zorg. Men vindt het geen vrijblijvende norm en gebruikt de term ‘schipperen’ om aan te geven dat ze per bewoner een inschatting maken of deze in staat is zelf aan te geven of hij wil uitslapen of niet. ‘Het is niet goed om bepaalde mensen te laten liggen, die hebben een bepaalde structuur echt nodig. Sommige mensen moeten echt gewassen worden, want ze hebben doorligplekken of ze komen hun bed echt niet meer uit’. Ook onderling roept deze norm spanningen op en wel in twee richtingen. De eerste is dat collega’s te makkelijk hiermee omgaan. ‘Ik heb collega’s die
1
ervaringen met kleinschalig wonen Ouderen met dementie beter af in
3
kleinschalige woonvormen Training “Van alle markten thuis.
6
Werken in kleinschalige woonomgeving Bezoek ons op het web. www.btsg.nl
Telefoon: (024) 3223677 Fax: (024) 602655 E-mail:
[email protected]
Een succesverhaal met relativerende kanttekeningen
Profiel woongroepbegeleider Het takenpakket vertoont veel overeenkomst met ‘zoals moeders (of vaders) het doen’: je hebt geduld nodig en een brede kijk op de zaak. Moeders blijken dan ook uitstekende begeleiders van dementerenden te zijn, met name 40-plussers doen het vaak goed (hebben veel of meer levenservaring en / of zijn zelfstandiger?). Naast goede bedoelingen is uiteraard ook deskundigheid nodig. Kennis en kunde van de basisprincipes van een respectvolle omgang, van het systematisch en methodisch samenwerken en van specifieke ziektebeelden is onontbeerlijk. Jonge medewerkers kiezen voor een andere loopbaanplanning en willen daarom niet lang in een kleinschalige woonvorm blijven werken, waar het loopbaanperspectief beperkt is. Vaak hebben zij ook meer moeite met de vereiste zelfstandigheid en vinden het prettig te kunnen terugvallen op een leidinggevende. Oudere medewerkers hebben dit niet of veel minder nodig.
ThemaBulletin Kleinschalig wonen Pagina 2
Tussen ideaal en werkelijkheid (vervolg)
De maaltijdbereiding levert verassende effecten op door de variatie in komen
“De warme maaltijd is een succesnummer!”
Het alledaagse als leidraad: samen de krant lezen
“We kijken nog meer naar wat de bewoner zelf wil”
nogal makkelijk zeggen ‘Oh, ze willen niet hoor, ze willen uitslapen, maar dan krijg je er niemand uit’. De tweede is dat collega’s de norm niet accepteren. ‘Een mevrouw mag van mij twee dagen per week op bed blijven en dan spreek ik met mijn collega af dat ze op bed mag blijven en ze zegt: ‘Ja, dat is goed hoor’, maar vijf minuten later hoor ik haar heel hard op de slaapkamerdeur rammelen’. Deze verschillen hebben te maken met de individuele waarden van medewerkers op het gebied van structuur, ritme en goede zorg. Een ander punt is de beschikbare capaciteit. ‘Ik wil met alle liefde mensen ’s middags wassen, maar als ik alleen op de groep sta, dan kan ik er geen drie mensen bij hebben die nog gewassen moeten worden’. Maaltijd absoluut succesnummer Een aspect van het kleinschalig wonen is dat de medewerkers zelf en zo veel mogelijk samen met de bewoners koken. In het begin werd het tijdstip ongewijzigd gelaten en de warme maaltijd tussen de middag gebruikt. Dit bleek een ongelukkige keuze, die al snel verlegd is naar de avond. ‘De mensen hadden net ontbeten en dan moest je alweer de groente en aardappelen op tafel hebben’. Het koken aan het eind van de middag (vanaf vier uur) heeft ‘enorm veel’ rust en plezier gebracht. Het was wennen om de menu’s samen te stellen. ‘In het begin zette ik dingen op het menu in de hoop dat de bewoners het lekker zouden vinden, nu weet ik ondertussen wat de bewoners graag willen eten’. Het heeft er onder andere toe geleid dat zowel de maaltijden als de menu’s per woongroep gevarieerder zijn geworden. De maaltijdbereiding bleek verschillende verrassende effecten op te leveren. Allereerst was daar de variatie in de manier van koken: ‘De een doet er een uitje bij en de ander tomaat, en de een kookt met gedroogde kruiden terwijl de andere verse kruiden gebruikt’. Dat leidde ertoe dat medewerkers van elkaar zijn gaan leren koken.
Het idee achter het koken op de woongroep was dat de bewoners zelf zouden meehelpen. Dat is maar ten dele uitgekomen. ‘Een enkeling helpt wel eens mee met aardappelen schillen en de groente schoonmaken‘. Wel koken de bewoners ‘passief’ mee, ze zijn betrokken op wat er in en rond de keuken gebeurt, zintuigen worden geprikkeld en gestimuleerd door de geuren en het beproeven van het resultaat. Het (samen) koken heeft een duidelijke plek en functie en is zeer belangrijk in het kleinschalig wonen. Het alledaagse als leidraad De inhoud van het werk is verschoven van het bieden van vakmatige verzorging naar een meer stimulerende en activerende begeleiding. Op verschillende manieren wordt hier invulling aan gegeven. Allereerst door voor bewoners herkenbare huishoudelijke activiteiten door het verloop van de dag heen te weven en hen daarbij te betrekken: de was vouwen en een taart bakken zijn hier voorbeelden van. In de tweede plaats ondernemen de medewerkers meer activerende en stimulerende bezigheden op individueel niveau zoals samen een krant lezen, een puzzel doen, een beetje tekenen en schilderen of een handwerkje. Vooral het samen de krant lezen vinden de medewerkers geslaagd. Familieparticipatie Familieleden die veel komen, worden deel van het groepsproces. Medewerkers vinden het soms moeilijk om hiermee om te gaan en noemen daarbij twee onderwerpen: regels en regie. Elke woongroep kent een aantal regels en afspraken, waarvan verwacht wordt dat deze nageleefd worden: ‘De regel is dat de televisie uitgaat tijdens het eten’. Zegt het familielid: ‘Ik zit net te kijken naar een programma’, waarop ik zeg: ‘Dat moet u dan maar thuis doen’ en zegt zij weer: ‘Dat gebeurt hier anders nooit’. Bleek dat andere medewerkers er nooit wat van hebben durven zeggen.’ De betrokkenheid van familie levert ook andere ‘problemen’ op: ‘Het zijn meestal vrouwen die op bezoek ko-
ThemaBulletin Kleinschalig wonen Pagina 3
Tussen ideaal en werkelijkheid (vervolg) men en als ik dan met een maaltijd bezig ben, zeggen ze: ‘Zal ik een handje helpen’ en dan is het heel moeilijk om aan te geven wanneer je ja en wanneer je nee moet zeggen. Je moet iemand ook niet tegen het hoofd stoten. Kleinschalig wonen is wel een setting waarin je snel ja zegt als je er alleen voor staat, terwijl je voelt dat het niet helemaal klopt. Met als gevolg dat ik aan de zijlijn sta en de familie aan het fornuis.’ Die familieparticipatie is belangrijk en zeer gewenst. Samenwerkings- en communicatieproblemen tussen familie en medewerkers komen voornamelijk voort uit de verschillende verwachtingen die men van elkaar heeft. Het is dan ook goed om in de beginfase duidelijke afspraken te maken over de rol, bijdrage en verantwoordelijkheden van de familieleden in de woongroep en de zorg van de bewoner. Ook is het belangrijk dat de familie duidelijk zicht heeft op het doel
van- en idee achter dit kleinschalig wonen. Tot slot is het goed om regelmatig familiebijeenkomsten te houden waar dit soort zaken besproken en ‘de taakverdelingen’ up-to-date gemaakt worden. Niet meer terug Ondanks deze opmerkingen willen de medewerkers niet meer terug naar de oude situatie. Ze vinden de omslag geslaagd en steunen het gedachtegoed van het kleinschalig wonen volledig. De effecten op het welbevinden van de bewoners en op de beleving van de familie zijn positief. Het totaaloordeel is dus ‘geslaagd’ met hier en daar verbeterpunten voor de toekomst. Peter van Schijndel Bron: Theo Royers ‘Het is nu alsof het mijn thuis is’, Rotterdam: Nizw, 2005
Samen winkelen sloeg niet zo aan
“Soms sta ik aan de zijlijn en de familie aan het fornuis”.
Ouderen met dementie beter af in kleinschalige woongroepen Leven in kleinschalige woongroepen is goed voor het welzijn van de bewoner Ouderen met dementie zijn beter af in een kleinschalige woonvorm dan in een grootschalig verpleeghuis. Ze zijn meer betrokken, genieten meer van de omgeving en hebben vaker iets om handen. Daarnaast blijkt de verzorgende liever in een kleinschalige woonvormen te werken. Ze zijn meer tevreden met hun werk en hebben minder burn-out klachten dan hun collega’s in verpleeghuizen. Dit blijkt uit een onderzoek van het Trimbos Instituut uit 2007. Bewoners meer betrokken op elkaar In dit onderzoek zijn 67 nieuwe bewoners van 19 kleinschalige woonvormen vergeleken met 99 nieuwe bewoners van 7 moderne grootschalige verpleeghuizen. In de onderzochte
woongroepen leven maximaal zes ouderen samen in een huiselijke omgeving. De verzorgenden voeren samen met de bewoners zoveel mogelijk een normaal huishouden. De maaltijden worden in de woning zelf bereid. Vergeleken met de bewoners uit de verpleeghuizen zijn de bewoners van deze woongroepen: · vaker vrouw · vaker alleenstaand · vaker opgenomen vanuit de thuissituatie · zelfstandiger in de ADL · spelen er minder geheugenproblemen · cognitief in een betere conditie. Daarnaast blijkt dat woongroepen vaker selectiecriteria hanteren dan een
Voortzetten van de eigen levensstijl is belangrijk
ThemaBulletin Kleinschalig wonen Pagina 4
Van ‘zorgen voor’ naar ‘ondersteunen bij’
Bewoners hebben minder hulp nodig bij hun dagelijkse activiteiten en zijn meer bij elkaar betrok-
Ouderen met dementie beter af in kleinschalige woonvormen (vervolg) verpleeghuis. “Woongroepen willen vaak alleen ouderen met een lichte dementie. Als de dementie vordert, moeten ze naar een verpleeghuis. Terwijl de eerste woongroepen juist zijn opgezet met het idee dat een woongroep een thuis was, waar je woonde tot je dood”, aldus een van de onderzoekers. Na correctie van deze verschillen toont het onderzoek aan dat het beter is om te wonen in een kleinschalige woonvorm. Bewoners hebben minder hulp nodig bij hun dagelijkse activiteiten en zijn meer bij elkaar betrokken. Ook genieten zij meer van de omgeving, hebben vaker iets om handen en worden er minder vrijheidsbeperkende maatregelen getroffen. Geen effect op probleemgedrag en medicatiegebruik Het wonen in de woongroep blijkt echter geen verschil te maken op het voorkomen van probleemgedrag, zoals agressie en dwalen. Dit kom bij de ouderen in woongroepen en de verpleeghuizen in dezelfde mate voor. Tot nu toe werd er van uitgegaan dat dementerenden in een rustige omgeving minder probleemgedrag zouden ontwikkelen. Niet dus. Ook is er, eveneens zeer tegen de verwachtingen in, geen verschil in het medicatiegebruik. Iets om handen hebben? Participerend onderzoek nuanceert een aantal uitgangspunten van kleinschalig wonen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat bewoners niet kunnen of willen helpen bij huishoudelijke activiteiten (‘…heb ik mij hele leven al gedaan…’). Dit wordt nog versterkt wanneer er meer dan een medewerker op de groep staat. Dit betreft ook het ‘samen koken’: meestal kookt de verzorgende. Maar belangrijk bij dit koken is om zo het huiselijke karakter te accentueren en het stimuleren van zintuigen en herinneringen door de lekkere etensgeuren. In de woongroep worden de huishoudelijke activiteiten vaak noodgedwongen- aangepast aan het niveau van de bewoners. Dat heeft er onder andere toe geleid dat de huishoudelijke medewerker voor een beperkt aantal uren (weer) haar intrede
heeft gemaakt. Meer werkplezier bij de verzorgenden Voor de verzorgende medewerkers ziet het ‘werk’ er heel anders uit. Het gaat om een breder takenpakket want naast verzorgende zijn er ook huishoudelijke en begeleidende c.q. ondersteunende taken. Vervolgens wordt er op een andere meer dienstverlenende wijze gewerkt en werkt de verzorgende vaker alleen en kent daarin een grote mate van zelfstandigheid. Andere kenmerken van de verzorgenden (zie ook de tabel) in de woongroep zijn dat: · de gemiddelde leeftijd 43 jaar is; · 8% man is; · het merendeel opleidingsniveau 3 heeft (74%) maar er een hoger percentage medewerkers van niveau 5 is; · 61% tussen de 22 en 36 uur werkt; · 66% langer dan 10 jaar in het vak zit. Het kleinschalig wonen (en werken) levert ook voor de verzorgenden voordelen op. De verzorgenden ervaren meer sociale steun van collega’s. Er worden geen verschillen in ervaren steun door de leidinggevende vastgesteld. Doordat men meer zelfstandigheid en autonomie kent en er lagere werkeisen zijn, spelen er minder burnout klachten en is er sprake van meer werkplezier. Men werkt vaak in een klein vast team dat zelf de touwtjes in handen heeft (zelfsturing), terwijl de organisatie in grootschalige verpleeghuizen hiërarchischer is. Dat verschil zou een verklaring kunnen zijn voor de positieve effecten van kleinschalig werken. Familie tevreden Ook de familie van de bewoners blijkt tevreden over kleinschalig wonen. Ze vindt dat verzorgenden een minder gehaaste indruk maken in de omgang met de bewoners. Vervolgens zijn ze van mening dat er meer respect is voor de belevingswereld van de bewoners en de gevoelens van de familieleden. Ook wordt er vaker geïnformeerd naar de levensgeschiedenis van de bewoners. Familieleden blijken vooral het
ThemaBulletin Kleinschalig wonen Ouderen met dementie beter af in kleinschalige
Pagina 5
woonvormen (vervolg) persoonlijke contact tussen de oudere en de verzorgenden in woongroep prettig te vinden. Voor de zorgbelasting en gezondheid van de familieleden blijkt het echter weinig uit te maken of een opname in een kleinschalige woonvorm of een grootschalig verpleeghuis plaats heeft: de situatie van familieleden ondergaat in beide gevallen een aanzienlijke verbetering. Doen Dit onderzoek bewijst dat kleinschalige zorg werkt, als het maar wel om ‘echte’ woongroepen gaat. Daaronder verstaan de onderzoekers woonprojecten waar het oorspronkelijke concept wordt toegepast, te weten: · ·
·
maximaal zes tot acht bewoners per woongroep, het groepswoning staat apart in een woonwijk (stand-alone) en de bewoners kunnen er zoveel mogelijk hun eigen leven leiden, de bewoners wonen in een huiselijke omgeving, koken samen en doen boodschappen onder begeleiding.
"Er zijn projecten waar weer vaste douchetijden zijn ingesteld en het eten uit een centrale keuken komt. Dat valt in dit onderzoek dus niet onder kleinschalig wonen" aldus een van de onderzoekers. Het uiteindelijke antwoord op de vraag ‘Kleinschalig wonen voor ouderen met dementie: doen of laten? is DOEN. Maar dan gaat het niet om het klakkeloos kopiëren van een blauwdruk maar een ‘doen’ dat tegemoet komt aan de binnen de eigen organisatie ervaren tekortkomingen of knelpunten op het gebied van zorg en welzijn voor deze groep cliënten. Peter van Schijndel
Bron: Symposium Trimbos-instituut ‘Kleinschalig wonen voor ouderen met dementie’ (30-01-07) Groei van kleinschalig wonen voor mensen met dementie, kenniscentrum wonen en zorg, 2006
Kenmerken verzorgenden Kleinschalige woonvormen
verpleeghuizen
Niet klakkeloos kopiëren van een blauwdruk
Geslacht Man Vrouw Leeftijd (gemiddeld)
8% 92%
6% 94%
43 jaar
37 jaar
0% 11% 74% 1%
0% 8% 79% 6%
1% 30% 61% 8%
2% 32% 49% 17%
Opleiding niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4 Uren per week < 8 uur 8—22 uur 22—36 uur > 36 uur
Jaren werkzaam < 5 jaar 5—10 jaar > 10 jaar
18% 16% 66%
23% 20% 57%
Domotica kan een hulpmiddel zijn
Ontwikkeling van de vraag · Tussen 2005 en 2010 groeit het aantal mensen met dementie · · ·
van 193.000 naar 211.768 (tot 2030 zelfs met 65% tot 319.00 23% van hen heeft (peiljaar 2005) behoefte aan pg-zorg in het verpleeghuis. Bij een gelijkblijvend percentage gaat het in 2010 om 48.707 mensen In 2010 is er voor 10.834 mensen met dementie plaats in kleinschalige woonprojecten. Dat is 22,2% van het totaal aantal. In 2005 vonden 4.442 mensen met dementie onderdak in kleinschalige woonprojecten. Dat was al 10% van de behoefte aan pg-zorg.
Het aandeel psychogeriatrische zorg, dat in kleinschalig wonen wordt gerealiseerd groeit daarmee van 10% in 2005 naar 22,2% in 2010. Bron: Kenniscentrum wonen en zorg, 2006
ThemaBulletin Kleinschalig wonen Pagina 6
BTSG training ”Van alle markten thuis. Werken in een kleinschalige woonomgeving.” Deze training kan worden samengesteld uit de volgende onderdelen: Workshop. Deze workshop wordt verzorgd door medewerkers van een kleinschalig woonproject. Naast informatie over het hoe en waarom is er volop gelegenheid om in gesprek te gaan met die medewerkers over hun ervaringen, doorgemaakte ontwikkeling en positie binnen de woongroep. Trainingsdeel van gemiddeld zes dagdelen. Doel is het aanleren van de vaardigheden die nodig zijn om zelfstandig te kunnen werken in een kleinschalig woonomgeving. De thema’s die aan bod komen zijn: De woonbegeleider in een kleinschalige omgeving · werken als ‘integrale’ medewerker: omgaan met grotere zelfstandigheid en verantwoordelijkheid; probleemoplossend kunnen werken; · werken met/omgaan met kleine groepen: gedrag staat niet los van de context; wonen en leven in een groep; · de effecten van het eigen handelen op het welbevinden van de woongroep en woonklimaat; · de rol van persoonlijke en professionele normen. Belevingsgerichte en communicatieve vaardigheden · belevingsgerichte benadering; de leef- en belevingswereld van de cliënt als uitgangspunt . omgaan met dementie; · communicatieve en agogische vaardigheden; · coachen’ van cliënten. Uitgangspunt is ‘ik ga de cliënt ondersteunen bij de dingen die hij of zij zelf niet (meer) kan’; · geven en ontvangen van feedback; het aanspreken van collega’s; · omgaan met familie/contactpersonen, over regels en regie. De woonbegeleider als spil in het woonzorgproces · observeren en signaleren; · overleg plegen met collega’s; samen op een lijn zitten; houden aan afspraken; · coördinatie van het woonzorgproces. Learning on the job: In een serie vervolgbijeenkomsten wordt op basis van intervisiegesprekken nader ingegaan op praktijkervaringen, worden knelpunten besproken en vaardigheden verder aangescherpt. De definitieve inhoud en lengte van deze training wordt op basis van een intakegesprek vastgesteld. In overleg met de zorgorganisatie wordt, afhankelijk van de reeds aanwezige kunde en kennis, de definitieve inhoud samengesteld. Neem contact op met BTSG: 024—3223677 of via
[email protected]
De EVV in kleinschalige woonvormen Er ontstaan steeds meer kleinschalige woonvormen en woongroepen waar EVV komen te werken. Voor die medewerkers die de opleiding EVV nog gaan volgen en waarvan het nu al duidelijk is dat zij in een kleinschalige woonvorm of woongroep komen te werken, is een integratie van de training 'Van alle markten thuis' met de opleiding EVV ideaal. Eind dit jaar hebben wij een dergelijke opleiding beschikbaar. De opleiding is competentiegericht en kent de volgende opbouw: · 10 lesdagen (aangepaste lesstof) waarvan 3 dagdelen met acteur; · 2 praktijkdagen; · 3 examenonderdelen en 7 praktijkopdrachten allen toegespitst op werken in een kleinschalige woonomgeving; · Portfolio woongroepbegeleider en Internetondersteuning; · Doorlooptijd 28 tot 40 weken; · Instroomeis verzorgende niveau 3 of hoger niveau; · In-company met een groepsgrootte van minimaal 12 tot maximaal 15. Bij het succesvol doorlopen van deze opleiding krijgen de deelnemers het branche erkende diploma EVV én een certificaat ‘Woongroepbegeleider’. Neem contact op met BTSG: 024—3223677 of via
[email protected]