schiedenis van die periode. Dat blijkt alleen al uit de troepenverhoudingen van de twaalf steden die meedoen, het blijkt ook uit zijn inschatting van de capaciteiten van de verschillende gezanten en commandanten. En, omdat we toch weer Hollanders zijn, het is niet alleen leuk, maar ook nuttig: want als je zelf de Atheense beslissingen moet nemen in volstrekt onzekere situaties, dan ga je met iets andere ogen kijken naar de blunders waartoe het Athene van de vijfde eeuw in staat was - mijn Athene is in ieder geval al vier keer met de grond gelijk gemaakt! Overigens bestaan er, vermoedelijk in dezelfde trant, ook de spellen Roman Empire en Tyrant of Athena; wellicht hierover een volgende keer, als ik de aanschaf tenminste bij de redactie kan declareren....
Theo Joppe
PROFICIAT. Propedeutisch examen 1983/84
jaar van aankomst:
12/9/83
1982 1982 1982 1982 1982 1982 1982
12/1/84
R. Brinkema P.R. Kiewiet de Jonge mw. I.e. de Meyer mw. ï. Sablerolles mw. E. Timp F.P. Vrij mw. D.E. Driessen
Kandidaatsexamen 1983/84
Jaar van aankomst:
11/11/83 mw. H.H. van Egmond 9/12/83 N. Kruit mw. E. Timmermans 13/1/84 raw. J. Plalsier mw. K. Weeren
1980 1980 1979 1979 1979
Doctoraalexamens
jaar van aankomst:
1983/84
9/12/83 mw. J. Beaufort 17/12/83 P. van Kinnen 16
1975 1980
NOGMAALS KARL MARX. BRUCKERGASSE 664
Een nogal sombere en winderige juli-dag 1982: een acht maanden te vroeg, maar dit bezoek is dan ook onbedoeld. Weggevlucht uit Luxemburg, een grauw oord bevolkt door grote horden grauwe toeristen, staan we na een korte treinreis voor het Hauptbahnhof Trier. Geen toerist te bekennen, of ze zijn goed vermomd. Alle straten zijn met handvegers gedaan, de grasperken met nagelschaartjes geknipt, alle gevels hebben zojuist een sopje gehad: geen twijfel mogelijk, dit is Duitsland. Trier mag dan in het verleden enkele malen Frans geweest zijn, nu zie je dat er niet meer aan af. Na het betrekken van een glanzende, frisgeurende hotelkamer volgt de eerste verkenning; die straat met dat fraaie plantsoen moet wel in de richting van het centrum voeren. Jawel. En al direct stuiten we op een zeer opvallend bouwwerk, de befaamde Porta Migra. 'Daar staat'ie dan, helemaal Romeins!*, roep ik triomfantelijk; mijn echtgenote twijfelt nog wat: dat ding is immers lang niet kapot genoeg om echt Romeins te zijn?! Na Kaffee und Kuchen in een uitspanning vlak naast de poort wandelen wij rustig langs de nieuwe-zakclijkheidspui van Optik Mahr, zeven deuren verder, Simeonstraße 8. We zwaaien niet opgewonden met de armen, kijken niet vol overgave naar de bescheiden vensters op de eerste etage. Want op dat moment wisten we nog niet, dat de jonge Marx hier vele jaren gewoond heeft. Vanuit genoemde vensters kon, of liever moest, de kleine Karl de Porta Migra zien. En hij zag hem min of meer zoals wij hem nu zien: in de llde eeuw omgebouwd tot een dubbelkerk werd het gebouw In opdracht van Napoleon van alle aangroeisels ontdaan, op een vroeg-Romaanse apsis na (maar die misstaat niet). De restauratie kwam in 1817 klaar, ongeveer op het moment, dat Karl Marx verwekt werd. Het was overigens niet in de schaduw van de Porta Nigra dat Marx geboren werd, 5 mei 1818; dat was in het huis Brückergasse 664 (nu Brückenstraße 10), helemaal aan de andere kant van de Hauptmarkt, richting rivier. Hen beweert veelal, dat Marx zijn hele jeugd doorbracht
in het huis aan de Brückergasse: ook in Trier doet men niet
17
al te veel moeite deze misvatting te corriqeren, het Karl-Marx-Haus is immers een heus museum (met een Studienzentrum om de hoek in de Johanniterstraße) en dan is het pijnlijk te moeten toeqeven, dat de familie Marx al in 1019 naar Optik Mahr verhuisde. Hoewel wij de betreffende verhuizing al spoedig op het spoor kwamen, wilden we natuurlijk toch wel graag de kamer, waar Marx het levenslicht aanschouwde, betreden om daar de bijzondere sfeer, die dat soort ruimten pleegt te vervullen, op te snuiven, om het ingedikte miasma verder mee te kunnen dragen. Helaas, in de Brückernasse aangekomen bleek het pand omstuwd te worden door steigerbouwers, schilders en stucadoors en vrolijke, tüchtige werkgeluiden vulden de nauwe straat: acht maanden te vroeg, ik zei het al. Trier restaureerde het geboortehuis van haar grootste zoon ter gelegenheid van de viering van zijn honderdste sterfdag, 14 maart 1983. Ze houden daar zijn nagedachtenis in ere; weliswaar schreef iemand in de NRC, dat slechts het laatste stukje van de BrückenstraBe, en wel het meest morsige stukje, is omgedoopt tot Karl-Marx-Straße. Goed, dat stukje is inderdaad wat morsia (Trier bleek ook morsicre straten te hebben, soms zo morsig, dat misschien toch wel tot Franse invloed besloten mag worden!), maar waar elders in het 'vrije' Westen vindt men een Karl Marx-straat? Die lijken mij dun gezaaid: in Nederland bv. ken ik er vier, terwijl Marx toch half' Nederlands was (zijn moeder kwam uit Nijmegen) en Nederland zeer vaak bezocht heeft, en van de vier straten, in Alkmaar, Rotterdam, Utrecht en Zaanstad, is alleen die in Utrecht een behoorlijke. In Brussel, Parijs en tanden, de plaatsen waar Marx zijn werkzame leven heeft doorgebracht, zijn er, meen ik, in het geheel geen straten naar hem vernoemd. Verder wist de NRC-journalist te melden, dat nu juist in de Brückenstraße het Trierer nachtleven geconcentreerd was, met, en dat expres natuurlijk, een sexclub recht tegenover Marx' geboortehuis. De realiteit is minder kleurrijk: een saaie straat, de verstofte en treurige uitspanningen kan men slechts met zeer veel fantasie voor 'verdachte lokalen' aanzien. Eén nand draagt het opschrift 'nightclub' : om deze kennelijk weinig bloeiende nering vanuit het Marx-huis te kunnen ontwaren, moet men beschikken over een lange nek of een dikke duim. Terzake: vele banden bonden Marx aan Trier. Niet alleen de navelstreng, maar ook zijn schoolbezoek, zijn huwelijk, zijn familieleden. Marx bezocht het plaatselijk Gymnasium; over zijn verblijf daar is veel bekend, tot en met het exacte leesproqramrna Grieks en Latijn. Het gebouw is verdwenen, maar de betreffende straat is nog altijd 18
de moeite waard, met de fraaie monumenten van de Alte Universität. , Trier had inderdaad ooit een universiteit, maar niet meer in de dagen van Marx. Vanaf het einde van zijn Gymnasium-tijd vertoefde Marx dus elders en deed Trier slechts onregelmatig aan. Maar de banden werden zeker niet verbroken: zo huwde Marx ook een Trierse, Jenny von Hestphalen. Jenny was niet het buurmeisje, dat is weer één van de Marx-raythen; deze mooie en intelligente dochter van Johann Ludwig Baron von Westphalen (jawel, Marx' echtgenote was van adel) woonde aan gene zijde van de Porta Nigra, in wat toen de RSmerstraBe heette. De baron, een zeer ontwikkeld man, las Homerus en Shakespeare net de jonge Karl, die hij kende vla diens vader en vla zijn zoon Edgar, die bij Marx in de klas aat. Marx ontmoette ook de 'balkoningin Jenny en zo is het gekomen. Zowel Marx als zijn vrouw hebben hun gehele leven contact onderhouden met hun familie in Trier; Marx bezocht zijn geboortestad in 1836, 1840, 1842, 1861 en 1863, zijn vrouw in ieder geval in 1844 en 1845 en de correspondentie met de verwanten was levendig. De hulp in Marx' huishouding, Helena Demuth, was afkomstig uit het Trierer land en bracht geregeld bezoeken aan haar familie in St.Wedel. Het is natuurlijk niet zo een opzienbarende stelling, dat de vroegrijpe jongeling Marx vrij sterk gevormd moet zijn door de indrukken, die hij in zijn jeugd ontving te Trier. Dit Is ongetwijfeld zo op het gebied van de sociaal-economische en nolitieke ontwikkelingen in het Trier van die dagen, zoals H. Monz in zijn uitgebreide studie over Marx' jonge jaren op zeer overtuigende wijze heeft aanaetoond. Maar hoe staat het met de klassieke oudheid? Het lijkt aannemelijk, dat Marx, enerzijds gymnasiast, anderzijds omringd door overblijfselen uit de Oudheid waar men in Trier zeer trots op was (en is), een bijzondere interesse voor die Oudheid ontwikkelde. Deze interesse is inderdaad terug te vinden in zijn geschriften en in zijn leesprogramma (we weten in grote trekken wat Marx zoal <jel»«en heeft), zij het op typisch 19de-eeuwse wijze met de toenmalige actualiteit in een nauw verband gebracht. Wanneer we nu veronderstellen, dat Marx door de fysieke overblijfselen van het Romeins imperium gestimuleerd en geïnspireerd is, moeten we natuurlijk wel ons rekenschap geven wat hij precies gezien kan hebben. De Porta Niqra, zoals gezegd, stond er reeds in volle glorie ; het amphitheater werd zo omstreeks Marx' geboorte blootgelegd, dus dat indrukwekkende bouwwerk (25.000 toeschouwers kon het bergen) zal hij ongetwijfeld bezocht hebben; de Kaiserthermen waren nog niet door archeologen onder handen genomen, 19
maar de aanzienlijke bovengrondse resten waren als'Römische Bäder' een populair oord; de befaamde basilica (die geen basilica is) werd pas tussen 1846 en 1856 gerestaureerd en ingericht als evangelische kerk, en dus heeft Marx die pas qoed kunnen zien bij zijn bezoeken in 1861 en 1863; de Romeinse gedeelten van*de Dom zullen Marx wel bekend zijn geweest, die stonden juist in die periode zeer in de belangstelling; de uitgestrekte Barbarathermen kan Marx niet gezien hebben, aangezien de blootlegging in 1877 begon en tot na Marx' dood voortduurde; de Romeinse resten bij de Römerbrücke, aan het eind van de Brückergasse, zullen de jonge Marx wel aangewezen zijn, wanneer de hele familie de rivier overstak om aan "ene zijde van de Moezel de hellingen te beklimmen en het fraaie uitzicht te genieten, een tripje, dat nog altijd zeer de moeite loont; het werkelijk fantastische Landesmuseum is post-Marx, maar er bestond al wel een verzameling van het Gesellschaft für nützliche Forschungen (helaas heb ik niet kunnen achterhalen of Marx' vader, of schoonvader hier lid van waren) , sinds 1820 een Königliche Staatssammluncr en enkele stedelijke collecties, zodat de leergierige Karl ook van de archeologische vondsten wel het een en ander gezien zal hebben. In de geschriften van Marx (voorzover ik daar kennis van heb genomen) tref ik geen verwijzing naar Trierer oudheden aan. Zelfs in Marx' latijnse eindexamenopstel over keizer Augustus, die immers in de jaren 13-4 Trier (Colona Augusta Treverorum) gesticht zou hebben, wordt met geen woord over Trier gerept. Eén kleine indicatie heb ik kunnen vinden: in 1863 schrijft Marx vanuit Trier een brief aan zijn echtgenote, een zeer charmante brief (Marx had een zeer goed huwelijk), ik kan niet nalaten de volgende passage even te citeren: 'Außerdem fragt man sich täglich, links und rechts, nach dem quondam schönsten Mädchen von Trier und der Ballkönigin. Es ist verdammt angenehm für einen Mann, wenn seine Frau in der Phantasie einer ganzen Stadt so als 'verwunschene Prinzessin' fortlebt': de mens Marx, achter al die grote portretten op het Rode Plein; hij vervolgt zijn brief met de opmerking, dat hij de Römerstraße nog boeiender achtte dan de Romeinse oudheden, omdat hij in die straat zijn Jenny leerde kennen. 'Nog boeiender', m.a.w. de Romeinse oudheden waren ook boeiend en werden dus in 1863 hoogstwaarschijnlijk door Marx bezocht. Honderdentwintiq jaar later zijn de oudheden nog altijd een bezoek waard: hoewel enigszins slaperig is Trier een aardig oord, beheersd (letterlijk en figuurlijk) door de Romeinse monumenten, maar ook verder ruim voorzien (ondanks een 40% verwoesting in WO II!) van interessante bouwwerken, 20
zoals het Kurfürstliches Palais, en museumcollecties. Het voedsel ep natuurlijk de wijn zijn er uitstekend (en zoals Marx schreef, in een brief uit 1866: 'Ich denke sogar selbst ein bißchen wie der alte Luther, daß ein Mann, der den Wein nicht liebt, niemals etwas rechtes zustande bringt1- dit is dan gelijk mijn bijdrage aan het Lutherjaar), de winkelstand uitstekend. In Marx' tijd was dat wel wat anders natuurlijk: geen 100.000 maar 15.000 inwoners, een kleine, arme, provinciale plaats, veelal noq veel slaperiger dan anno 1983, hoewel, toen in 1844 het heilig kleed van Christus, belangrijkste reliek in de Dom weer eens uit de mottenballen gehaald werd en den volke getoond, overstroomden bijna een miljoen (!) pelgrims de stad. Haar dat was niet direct de soort drukte waar Marx om verlegen zat: het was tijdens het al dan niet vrijwillige verblijf in bruisende wereldsteden als Berlijn, Parijs, Brussel en Londen, dat de arote geest van Marx zich ontplooide. De basis was echter in de oude'Romerstadt' gelegd. Augustus 1983 bezocht ik het graf van Marx, Highnate Cemetery, Londen, enkele van Marx' Londense woningen, zat ik op Marx' plaats in de bibliotheek van het British Museum: nergens behoefde ik te wachten of te dringen. Ik was vijf maanden te laat. Acht maanden te vroeg, in Trier, op een zonnige zondagmiddag, lag de Brückenstraße er zeer stoffig en verlaten bij. Rond het voormalig adres Brückergasse 664 rook het ontzettend naar verf.
F.G. Naerebout
• 21