Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 3
Theodor Holman
Theo, Theo Een vriendschap in sonnetten
nijgh & van ditmar amsterdam 2009
Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 4
Opgedragen aan Gijs van de Westelaken. Vaak meer vriend van beide Theo’s dan men weet.
www.nijghenvanditmar.nl Copyright © Theodor Holman 2009 Omslag Ron van Roon Omslagbeeld © C. Barton van Flymen / Hollandse Hoogte Foto auteur © Chris van Houts nur 301 / isbn 978 90 388 9299 3
Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 5
Inhoud
Inleiding 9 Het begin 21 Aan het werk 47 Les 61 De hel dat zijn de anderen. Dus oorlog! 77 Arbeid adelt 103 Vrouwen 135 Het leven een film 147 Het denken van de kunstenaar 165 Nieuwe horizonten 189 Dag heilige familie 209 Slot 235 Envoi 239
Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 7
Bonaparte! Was ik maar Napoleon met m’n steek op in de zon op een bankje in een fijn gesticht. Was ik maar Napoleon als ik op m’n schimmel klom op m’n schommel in een fijn gesticht. Was ik maar Napoleon als ik weer bij Waterloo won achter de tralies van mijn gesticht. Was ik maar Napoleon dan schoot ik met een groot kanon op de poort van het gesticht. Theo van Gogh
Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 8
‘En bij je brandstapel zal ik, uit woede over jouw sterven, twaalf hoogedele zonen van Troje de halzen afsnijden. Jou zal ik hier bij de welvende schepen zo laten liggen, door de Trojaanse en Dardaanse vrouwen met weelderige boezem dag en nacht met een vloed van tranen beweend en beweeklaagd, - vrouwen door ons met geweld en de kracht der wapens verworven, toen we de rijke steden der redelijke mensen verwoestten.’ Zo sprak de godgelijke Achilles en gaf aan zijn vrienden opdracht op ’t brandende vuur een ketel te zetten en snel het korstig geronnen bloed van Patroklos lichaam te wassen. Homerus
Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 21
het begin
Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 22
‘Geachte heer,’ aldus begon de brief, ‘uw filmkritiek, hoewel wat laf van toon, was door zijn scherpe inhoud ongewoon. Beschouwen kunt u, al bent u naïef. Waarderend prijst u kundig mijn product al had u ook wat woorden van kritiek. “Inhoudelijk is Luger niet mislukt,” schreef u. In mijn oor klonk dat als muziek. Goddank schrijft u niet als een pruim die naar een rotte oester geurt, noch zit de kanker voldragen in uw kop. U pent voorwaar een mooie reeks van woorden klip en klaar. Voor mijn met pijn doortrokken ziel: een anker. 1 Maar wat uw stuk van node had: een schaar…
22
Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 23
Uw zinnen zeuren van wellevendheid en loodzwaar zijn de slagen die u om de arm houdt. Daardoor oogt u taam’lijk dom. En minnacht ik u om uw schijt’righeid. Terwijl uw visie, namelijk dat ik, wat kán, verraderlijk intelligent door u verwoord wordt. Ik meen het: had ik de inhoud van uw schrijfsel niet gekend dan had ik niet erkend hoe goed u bent, al bent u niet met stijlgevoel verwend en is uw vorm zwak. Toch bent u een vent en heb ik mij in u herkend. Kom drink met mij eerdaags wat borrels weg. Wees flink! Mijn hart is goud – en weet dat ik niet stink!’
23
Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 2 4
De glimlach die de brief mij had bezorgd – wat is dit voor een vreemde kattebel? – viel in het niet wanneer ik u vertel over het handschrift: dat was niet verzorgd… Een kleuterhand leek aan het werk geweest. Ja, elke letter had zijn eigen grootte en ook leek elke regel uitgeschoten. Ik dacht constant: wat is dit voor een geest? Gestoordheid gaf zich prijs – maar was dat waar? Het handschrift en de inhoud waren ‘raar’, maar… eerlijk! Hij schreef alles onverbloemd. Ik dacht onmiddellijk: ik wil wel horen wat hij vertellen wil, hoog blazend van de toren. Van Gogh – die naam was uiteraard beroemd.
24
Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 25
Maar ach, hoe gaat zoiets, ik liet niets horen. Ik kwam hem in de stad vast nog wel tegen. Hij kwam vaak in de kroeg, maar ik, verlegen, was niet van zins hem daar zomaar te storen. Maar Theo belde op: ‘Hier met Van Gogh. Ik drink “een driekleur” nu, dat is een jus met wodka en campari. Wat drinkt u?’ ‘Nou… niks, ’t is ochtend. Heel erg vroeg! Toch?’ ‘Jazeker, dit is mijn ontbijt. Kom hier. Dan drinken wij alleen voor ons plezier. De dag die is nog jong, wil ik maar zeggen.’ Dat was correct en viel niet te weerleggen. 2 Dus toog ik naar De Pieper op de gracht. En bleef daar tot het einde van de nacht.
25
Theo Theo | t w e e de p roe f#3 | 07 10 09 | p 26
Ik opende de deur van het café en zag hem staan: een provo, slank en blond. Met inderdaad een cocktail aan zijn mond. Het leek of hij het volle glas verslond. Hij schreeuwde ‘Vier cognac!’ toen hij mij zag. Kwam op mij af met brede gulle lach en sprak: ‘Drink! Ik betaal het eindbedrag!’ Daarna: ‘Ik ken je stukjes uit PC!’ Hij schoof mij twee cognac toe en riep: ‘Proost!’ Ad fundum ging glas één, daarna glas twee. Ik had genipt. Daar zat Theo niet mee. ‘Weer twee!’ De kastelein knikte gedwee. ‘Het drinken niet, de dronkenschap is troost.’ Maar wanneer kwam die ‘troost’, dat waanidee?
26