Proeve van bekwaamheid Traineeship Jeugdzorgwerker Handleiding1
Karin Kleine, projectleider Ontwikkeling traineeship HBO-afgestudeerden Marlous Beijer, projectsecretaris Jeugdzorg Nederland
1
Dit document is geschreven in het kader van het Implementatieplan Professionalisering Jeugdzorg en is te downloaden via www.professionaliseringjeugdzorg.nl. © Stichting Nederlands Jeugdinstituut (NJi), Utrecht.
1
Inhoud
Inhoud ..................................................................................................................................................... 2 1.
Leeswijzer ........................................................................................................................................ 3
2. Traineeship, proeve van bekwaamheid en EVC .................................................................................. 4 2.1. Competenties en taken gevorderde professional ........................................................................ 4 2.2. Competenties: in een systeemgerichte of pedagogische context ............................................... 5 2.2. Uitwerking van competenties in beoordelingscriteria: een voorbeeld ....................................... 6 2.3. Inhoud van het traineeship .......................................................................................................... 6 2.4. Portfolio ........................................................................................................................................ 7 2.5. Beoordeling van je portfolio: twee opties .................................................................................... 7 3. Werkwijze traineeship en proeve van bekwaamheid ......................................................................... 9 3.1. Start .............................................................................................................................................. 9 3.2. Zelftest .......................................................................................................................................... 9 3.3. Ontwikkelplan............................................................................................................................... 9 3.4. Traineeship ................................................................................................................................... 9 3.5. Portfolio en individueel tijdspad ................................................................................................ 10 3.6. Beoordeling ............................................................................................................................... 10 4. Quickscan portfolio........................................................................................................................... 11 5. Beoordelingsformulier...................................................................................................................... 15
2
1. Leeswijzer In dit document wordt de proeve van bekwaamheid beschreven. De proeve van bekwaamheid hoort bij het traineeship. De proeve van bekwaamheid is gebaseerd op de standaard jeugdzorgwerker ‘Gevorderde professional’. In de standaard wordt het niveau van gevorderde professional beschreven in termen van competenties en beoordelingscriteria. In je proeve toon je met een portfolio aan dat je functioneert in het stadium van ‘Gevorderde professional’. Dit document start (in hoofdstuk 2, vanaf pagina 3) met een beschrijving van het traineeship, de proeve van bekwaamheid en de optie om met je portfolio een EVC-procedure in te gaan. Hier wordt vooral de samenhang tussen die verschillende zaken beschreven. Dit hoofdstuk geeft je een algemeen beeld van het hele traject. In hoofdstuk 3 (vanaf pagina 9) wordt ingezoomd op het traineeship en de proeve van bekwaamheid. De werkwijze en de inhoud wordt beschreven. Je vindt onder andere informatie over de stappen die je moet zetten, zoals het invullen van de zelftest, het maken van een ontwikkelplan met je mentor, het bijhouden van je portfolio en het indienen van je portfolio ter beoordeling. Hoofdstuk 4 begint op pagina 11. In hoofdstuk 4 vind je de quickscan portfolio. In de quickscan staat precies beschreven welke bewijsstukken je in je portfolio moet opnemen en aan welke eisen die bewijsstukken moeten voldoen. In hoofdstuk 5, tot slot, vind je het beoordelingsformulier dat de assessor gebruikt bij het beoordelen van jouw portfolio. Hoofdstuk 5 begint op pagina 15. In aparte documenten vind je aanvullende informatie over de Proeve van Bekwaamheid. De volgende aanvullende documenten ontvang je: Naam document Standaard Gevorderde Professional Ontwikkelplan trainee Individueel tijdspad portfolio Proeve van bekwaamheid: bijlagen Proeve van bekwaamheid: formats & formulieren
Inhoud Alle competenties en bijbehorende beoordelingscriteria die je moet aantonen in je proeve van bekwaamheid. Het format dat je gebruikt bij het maken van jouw persoonlijke ontwikkelplan Een opdracht die je kunt doen om een heldere planning te maken voor het samenstellen van je portfolio. Bijlage 1: Toelichting bewijsstukken in portfolio Bijlage 2: Bewijsstukken per competentie / taak Feedbacklijsten voor externe collega en cliënten Format Casusverslag STARR formulieren voor taak 24 en 25 Productreflectieformulier
We wensen je veel succes en leerplezier bij het afleggen van jouw proeve van bekwaamheid.
3
2. Traineeship, proeve van bekwaamheid en EVC Als je als beginnende jeugdzorgwerker in dienst treedt bij een organisatie voor jeugdzorg, zul je gaan deelnemen aan het interne traineeship van die organisatie. Het traineeship is een traject waarbij jij je – al werkend en lerend – in maximaal twee jaar ontwikkelt van het stadium ‘Startbekwame professional’ naar het stadium van ‘Gevorderde professional’.
Startbekwame professional
2 jaar Traineeship
Gevorderde professional
• pas HBO afgestudeerd • Weinig tot geen ervaring • Werkt niet zelfstandig
• 2 jaar werkervaring • Voert taken na afstemming uit
2.1. Competenties en taken gevorderde professional De criteria waaraan je moet voldoen als gevorderde professional staan beschreven in de standaard gevorderde professional. De standaard gevorderde professional bevat een beschrijving van twintig competenties en twee taken, uitgewerkt in beoordelingscriteria. Competenties: 1. Brengt informatie en advies op een begrijpelijke manier over; 2. Legt contact en heeft contact met jeugdigen en opvoeders; 3. Brengt de situatie in kaart; 4. Stelt de hulpvraag vast of scherpt deze aan; 5. Kiest passende interventie; 7. Creëert een veilige omgeving (in een pedagogische context); 8. Werkt samen; 9. Coördineert de zorg (in een systeemgerichte context); 12. Werkt vanuit visie op opvoeding en ontwikkeling; 13. Handelt methodisch; 14. Voert passende interventies uit; 15. Werkt verantwoord; 16. Reflecteert op het eigen handelen; 17. Beïnvloedt eigen arbeidsomstandigheden; 18. Draagt bij aan beleid; 19. Ontwikkelt het eigen werk; 20. Gaat om met jeugdige en opvoeders in een gedwongen kader; 21. Gaat om met diversiteit; 22. Gaat om met vermoedens van geweld in huiselijke kring; 23. Omgaan met verbaal geweld en (licht) agressief gedrag. Taken: 24. De eigen deskundigheid bevorderen; 4
25. De beroepsuitoefening professionaliseren en profileren.
De oplettende lezer zal zien dat er drie competenties ontbreken in deze lijst: competentie 6, 10 en 11. Dit zijn competenties die niet van toepassing zijn voor de gevorderde professional. Het gaat om de competenties: Competentie 6: Werkt outreachend (in een systeemgerichte context); Competentie 10: Vormt een oordeel; Competentie 11: Neemt en beargumenteert besluiten. Deze competenties komen niet terug in de proeve van bekwaamheid. Later in je loopbaan (als je gevorderd professional bent en je gaat ontwikkelen naar een hoger stadium van beroepsbeoefening) kun je ze dus wel weer tegenkomen.
2.2. Competenties: in een systeemgerichte of pedagogische context De standaard gevorderde professional bevat twee competenties waar een toevoeging bijstaat: Competentie 7: Creëert een veilige omgeving (in een pedagogische context); Competentie 9: Coördineert de zorg (in een systeemgerichte context). De toevoeging slaat op de soort jeugdzorgwerker die de competentie moet bezitten (en in zijn portfolio moet kunnen aantonen). Competentie 7 moet aangetoond worden door jeugdzorgwerkers die werkzaam zijn in een pedagogische context. Competentie 9 moet aangetoond worden door jeugdzorgwerkers die werkzaam zijn in een systeemgerichte context. De jeugdzorgwerker die werkzaam is in een pedagogische context, hoeft competentie 9 niet aan te tonen. Omgekeerd geldt hetzelfde voor de jeugdzorgwerker in de systeemgerichte context. In onderstaand schema kun je lezen wat een pedagogische context is en wat een systeemgerichte context is. Pedagogische context Jeugdzorgwerkers in een pedagogische context richten zich in hun werk vooral op het ondersteunen van jeugdigen die daghulp ontvangen of voor (on)bepaalde tijd in een (al dan niet justitiële) dag/nachtinstelling verblijven. Het werken in een pedagogische context vindt primair plaats binnen een instelling met groepen jeugdigen. Functies die primair in deze context werken zijn onder andere: pedagogisch medewerker, gezinshuisouder, groepsleider en woonbegeleider.
Systeemgerichte context Jeugdzorgwerkers in een systeemgerichte context richten zich in hun werk vooral op de opvoeders en de sociale omgeving van de jeugdige, die van invloed is op zijn opvoeding en/of ontwikkeling. Het werken in een systeemgerichte context kenmerkt zich door ambulante hulpverlening en een grote mate van zelfstandigheid. Functies die primair in een systeemgerichte context werken zijn onder andere: ambulant hulpverlener, gezinshulpverlener, intensief pedagogische hulpverlener, consulent opvoedondersteuning, medewerkers Bureau Halt, medewerkers Raad voor de Kinderbescherming en beroepskrachten van Bureau Jeugdzorg en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.
5
2.2. Uitwerking van competenties in beoordelingscriteria: een voorbeeld Elke competentie is uitgewerkt in een aantal beoordelingscriteria. Deze criteria beschrijven het gedrag dat bij de competentie hoort. De beoordelingscriteria worden gebruikt om jouw functioneren aan het eind van het traineeship te beoordelen. Het is dus belangrijk dat je deze goed kent en begrijpt. Een voorbeeld van een competentie uitgewerkt in beoordelingscriteria: Competentie 4: Stelt de hulpvraag vast of scherpt deze aan De jeugdzorgwerker is in staat om, op basis van de verzamelde informatie en in afstemming met de jeugdige en/of opvoeders, de hulpvraag te formuleren of aan te scherpen, waardoor beoogde doelen en gewenste resultaten zijn afgestemd op de specifieke situatie van de jeugdige, opvoeders en/of de (leef)groep.
Beoordelingscriteria: (aan te tonen met beroepsproducten) Gevorderde professional De jeugdzorgwerker toont aan: De kennis op het gebied van de beroepscode jzw ,relevante beroepsinhoudelijke theorie en wettelijke bepalingen e.d. voor goede hulpverlening te vertalen naar een hulpverleningsvraag. Bij het (her)formuleren van de hulpvraag de gewenste situatie voor de jeugdige en/of opvoeders als uitgangspunt te nemen, niet de problemen. Gegevens te verwerken in een hulpverleningsplan.
De criteria in het gele vlak zijn de beoordelingscriteria. Je vindt de beschrijving van de competenties met de beoordelingscriteria in de standaard gevorderde professional.
2.3. Inhoud van het traineeship Het traineeship waaraan je deelneemt, is door jouw organisatie ontwikkeld en helpt jou om je te ontwikkelen naar het stadium van gevorderde professional. Het traineeship bestaat uit individuele en groepsgewijze leer- en ontwikkelactiviteiten. Je kunt denken aan: Begeleiding door een mentor; Werkbegeleiding door een leidinggevende/gedragswetenschapper; Opleiding; Training; Workshop; Supervisie; Intervisie; Bijhouden van een portfolio.
6
2.4. Portfolio Tijdens het traineeship leg je een portfolio aan. In je portfolio neem je per competentie bewijsmateriaal op, waarmee je aantoont dat je die competentie op het niveau van gevorderde professional beheerst. Elke competentie is uitgewerkt in een aantal beoordelingscriteria. De beoordelingscriteria toon je aan in het bewijsmateriaal dat je in je portfolio opneemt. Bij bewijsmateriaal kun je denken aan: Beroepsproducten: bijvoorbeeld behandelplannen, evaluatieverslagen, (dag)rapportages, gespreksverslagen, video/audio-opnames van jouw handelen als Jeugdzorgwerker, correspondentie, casusverslagen, notulen, enzovoort. Let op: elk beroepsproduct moet vergezeld gaan van een productreflectieformulier. STARR verslagen. Feedback: van leidinggevende, gedragswetenschapper, interne collega’s, externe collega en de cliënt. Diploma’s, certificaten of bewijzen van deelname aan cursus, training, opleiding, symposia, supervisie/intervisie, enzovoort. Je mentor helpt je bij het verzamelen van bewijsmateriaal. Over het bewijsmateriaal dat je kunt aanleveren volgt nog meer informatie in hoofdstuk 4.
2.5. Beoordeling van je portfolio: twee opties Met je portfolio heb je twee opties: je portfolio laten beoordelen in een proeve van bekwaamheid of je portfolio indienen bij een erkende EVC-aanbieder. Het grote verschil tussen deze twee opties is dat een proeve van bekwaamheid intern (in de organisatie of in een samenwerkingsverband van organisaties) wordt uitgevoerd en niet leidt tot een erkend certificaat. Een EVC-procedure wordt bij een erkende EVC-aanbieder uitgevoerd en leidt - bij een voldoende beoordeling - tot een branchecertificaat gevorderde professional. Dit branchecertificaat is een landelijk, door de branche erkend certificaat. Optie 1: Proeve van bekwaamheid De proeve van bekwaamheid is een toets waarmee je aantoont dat je in de praktijk functioneert op het niveau van gevorderd professional. De toets bestaat uit twee delen: de beoordeling van je portfolio en een gesprek over je portfolio met de assessoren. Dit gesprek wordt criteriumgericht interview (CGI) genoemd. Je portfolio wordt beoordeeld door één of twee assessoren (afhankelijk van hoe dit in jouw organisatie wordt afgesproken). De assessor is werkzaam bij je eigen organisatie of bij een collega organisatie. Een assessor is een ervaren medewerker die jouw functioneren goed kan beoordelen. Je kunt denken aan een zeer ervaren jeugdzorgwerker, gedragswetenschapper of leidinggevende. Na de eerste beoordeling van je portfolio nodigt de assessor je uit voor een criteriumgericht interview (GGI). De assessor zal je bevragen op de inhoud van je portfolio. Wanneer hij nog vragen heeft over bepaalde competenties, taken of bewijsstukken zal hij die aan jou stellen. Na het CGI schrijft de assessor een definitieve beoordeling van je portfolio en stelt hij vast of je functioneert op het niveau van de gevorderde professional. Mogelijk krijg je een intern certificaat (uitgegeven door de organisatie waar jij werkzaam bent). Wanneer jouw organisatie de proeve van bekwaamheid heeft laten accrediteren bij BAMw, kun je ook herregistratiepunten met je proeve
7
behalen. Je kunt bij je eigen organisatie opvragen hoeveel herregistratiepunten je kunt halen met de proeve. PROEVE VAN BEKWAAMHEID Portfolio beoordeling
Criteriumgericht interview
•Door 1 of 2 assessoren (vaak ook werkzaam in de praktijk)
Geslaagd = Intern certificaat
•Door dezelfde assessor die ook je portfolio heeft beoordeeld. •Gerichte vragen over je portfolio
•Herregistratiepunten: • XX scholingspunten • XX reflectiepunten • XX punten in de vrije ruimte
Optie 2: EVC-procedure gevorderd professional Met je portfolio kun je je aanmelden bij een door de branche erkende EVC-aanbieder. Op dit moment zijn er twee: Avans Hogeschool en HaKa Nederland. De assessoren van de EVC-aanbieder beoordelen jouw portfolio; ook voer je een criteriumgericht interview met de assessoren. Vervolgens schrijven de assessoren een ervaringscertificaat. In het ervaringscertificaat wordt per competentie/taak beschreven of je de competentie/taak hebt aangetoond op het stadium van gevorderd professional. Wanneer je al je competenties en taken hebt aangetoond op het stadium van gevorderd professional kun je je ervaringscertificaat bij FCB laten verzilveren in een branchecertificaat gevorderd professional. Dit is een door de branche erkend certificaat. EVC PROCEDURE Portfolio beoordeling • Bij Erkende EVC aanbieder • Beoordeling door assessor van de EVC aanbieder
Criterium Gericht Interview •Door dezelfde assessor •Gerichte vragen over je portfolio
Ervaringscertificaat •Vastgelegd wordt of je de competenties beheerst op het stadium van 'gevorderd professional • Elke competentie / taak wordt beoordeeld en beschreven.
Branchecertificaat •Als je alle competenties hebt aangetoond op het niveau van gevorderd professional • Landelijk, door de branche erkend certificaat •Herregistratiepunten: •XX scholingspt. • XX reflectiept. • XX punten in de vrije ruimte
Over EV- procedures kun je meer informatie vinden op de website van FCB: www.fcb.nl 8
In dit document geven we je uitgebreide informatie over de proeve van bekwaamheid.
3. Werkwijze traineeship en proeve van bekwaamheid 3.1. Start Bij de start van het traineeship worden alle benodigde documenten en formats aan je beschikbaar gesteld door de organisatie. Ook word je gekoppeld aan een mentor. De mentor is een ervaren Jeugdzorgwerker die werkt bij jouw organisatie. De mentor is getraind om jou te begeleiden bij je traineeship en bij je proeve van bekwaamheid.
3.2. Zelftest Je traineeship start met het invullen van de zelftest. Met de zelftest bepaal je per competentie of taak in hoeverre je die competentie nog moet ontwikkelen. De zelftest vind je op http://zelftestjeugdzorg.fcb.nl/ In de zelftest staan de beoordelingscriteria uit de standaard gevorderde professional centraal. Je beoordeelt jezelf aan de hand van deze beoordelingscriteria.
3.3. Ontwikkelplan Op basis van de uitkomst van de zelftest maak je, samen met je mentor, een ontwikkelplan. In het ontwikkelplan leg je vast welke competenties je gaat ontwikkelen en welke activiteiten uit het traineeship je hiervoor gaat ondernemen. Je mentor kan je helpen bij het kiezen van de juiste activiteiten. Hierbij kun je denken aan: het volgen van training, scholing of workshops; het terug laten komen van het onderwerp in de mentorbegeleiding; het ter laten komen van het onderwerp in andere vormen van reflectie, bijvoorbeeld intervisie, werkbegeleiding van gedragswetenschapper of leidinggevende, het inwerkprogramma, of methodisch overleg met collega’s; het samen met je mentor bedenken van praktijkopdrachten, deze uitvoeren en op reflecteren in de mentorbegeleiding. Ook stel je samen vast of en op welke manier je mentor je gaat ondersteunen bij het samenstellen van je portfolio. Je spreekt ook af hoe vaak je elkaar gaat zien. Het ontwikkelplan beslaat steeds drie maanden. Na een periode van drie maanden evalueer je het plan en stel je het waar nodig bij.
3.4. Traineeship Op het moment dat je ontwikkelplan af is, start je traineeship. Werkend leren staat in het traineeship centraal. Je werkt, voert praktijkopdrachten uit en volgt aanvullende training of scholing (zoals je hebt vastgelegd in je ontwikkelplan). Je mentor speelt een belangrijke rol; je ziet hem of haar frequent. In de mentorgesprekken reflecteer je op de ervaring die je opdoet tijdens je werk en buiten je werk (bijvoorbeeld wat je hebt geleerd in een training). Je mentor is er natuurlijk ook om moeilijke vraagstukken mee te bespreken.
9
Elke drie maanden evalueer je met je mentor je ontwikkelplan. Je stelt vast welke doelen je hebt bereikt. Per bereikt doel leg je ook vast welk bewijsmateriaal je hebt verzameld. Dit bewijsmateriaal neem je alvast op in je portfolio. In de evaluatie stel je ook vast wat je doelen voor de komende drie maanden worden. Ook bedenk je weer welke activiteiten je gaat ondernemen om deze doelen te bereiken.
3.5. Portfolio en individueel tijdspad Het is belangrijk dat je tijdig begint met het verzamelen van bewijsmateriaal voor in je portfolio. Hier is een aantal redenen voor: Hoe eerder je begint, hoe sneller je het denken in competenties en bewijsmaterialen onder de knie krijgt. Het helpt je om overzicht te houden over wat je al hebt gedaan en wat je nog moet doen. Het geeft je inzicht in de concrete resultaten die je bereikt in je traineeship. Het vullen van een portfolio (over een periode van twee jaar) wordt een grote, onoverzichtelijke - zo niet onmogelijke – klus, als je dit tot op het laatst bewaart. Je portfolio is – tot het moment dat je het ter beoordeling inlevert – altijd in ontwikkeling. Dit betekent dat je er bewijsstukken in kunt opnemen en er ook weer uit kunt verwijderen. Stel, je neemt in je portfolio een behandelplan op dat je in de eerste drie maanden van je traineeship hebt geschreven. Op een later moment vind je dat je inmiddels betere behandelplannen schrijft. Het staat je dan vrij om het ‘oude’ behandelplan te vervangen door het ‘nieuwe’ behandelplan. We adviseren je om uiterlijk zes maanden na de start van je traineeship te starten met het aanleggen van je portfolio. Een handig hulpmiddel hierbij is het ‘Individueel tijdspad portfolio’. Een tijdspad kan je helpen om inzichtelijk te maken welk bewijsmateriaal je moet opnemen in je portfolio en wanneer je welk bewijsmateriaal gaat verzamelen.
3.6. Beoordeling Het portfolio lever je digitaal (op usb-stick) in bij de assessoren. Wanneer jouw organisatie werkt met een digitaal portfoliosysteem, kun je je portfolio aanleggen in dit systeem. Twee assessoren beoordelen je portfolio. Hiervoor gebruiken ze de beoordelingscriteria uit de standaard gevorderde professional. Na de eerste beoordeling nodigen ze je uit voor een criteriumgericht interview (CGI). Het CGI wordt door de assessoren gebruikt om een helder beeld te krijgen van jouw competenties. Wanneer de assessoren nog vragen hebben over je portfolio of twijfelen of je bepaalde competenties/taken beheerst, dan bespreken ze dit met jou in het CGI. Na afloop van het CGI schrijven de assessoren een definitieve beoordeling. Wanneer je alle competenties en taken voldoende hebt aangetoond, heb je de proeve van bekwaamheid behaald. Afhankelijk van hoe jouw organisatie dit heeft geregeld, ontvang je een intern certificaat.
10
4. Quickscan portfolio In de quickscan staan alle verplichte bewijsstukken die je in je portfolio moet opnemen. Per bewijsstuk wordt ook genoemd welke competenties je met dit bewijsstuk moet aantonen. Per bewijsstuk staat ook beschreven aan welke aanvullende eisen het bewijsstuk moet voldoen. Als je je portfolio hebt samengesteld kun je de quickscan ook gebruiken om te controleren of alle benodigde bewijsstukken in je portfolio zitten. Gebruik daarvoor de checkboxen in kolom 1. Om te checken of jouw bewijsstukken aan de aanvullende eisen voldoen kun je de checkboxen in kolom 4 gebruiken. In kolom 5 kun je opnemen in welke maand je het bewijsstuk in je portfolio wil opnemen. De aanvullende eisen uit kolom 4 worden nader toegelicht in bijlage 2. Hoe je een planning (individueel tijdspad) voor het vullen van je portfolio kunt maken lees je in het document ‘Individueel tijdspad portfolio’. Kolom 1 Kolom 2 Checkbox Verplicht bewijsstuk Feedback van leidinggevende, gedragswetenschapper, mentor, twee interne collega’s en van jou zelf.
Kolom 3 Competentie
Kolom 4 Aanvullende eisen
Alle
Feedback is maximaal 3 maanden oud (ook je eigen zelftest is maximaal 3 maanden oud!) Gebruik hiervoor de online zelftest van FCB (http://zelftestjeugdzorg.fcb.nl/) . Feedback is maximaal 3 maanden oud. Gebruik hiervoor de feedbacklijst externe collega. Feedback van 5 cliënten Feedback van cliënten die je ten tijde van het traineeship hebt begeleid. Gebruik hiervoor de feedbacklijst voor cliënten.
Feedback van externe collega.
Feedback van cliënten.
(Gebruik hiervoor de feedbacklijst voor cliënten). 1: Brengt informatie en advies op een begrijpelijke manier over. 2: Legt contact en heeft contact met jeugdigen en opvoeders. 3: Brengt de situatie in kaart. 4: Stelt de hulpvraag vast. 12: Werkt vanuit visie op opvoeding en
Kolom 5 Planning
11
Videobeelden of geluidsopnames van het eigen handelen in een contactmoment met een cliënt, gezin of groep cliënten.*
ontwikkeling. 13: Handelt methodisch. 21: Omgaan met diversiteit 23: Omgaan met verbaal geweld en (licht) agressief gedrag. 1: Brengt informatie en advies op een begrijpelijke manier over.
Observatieverslag en/of probleemanalyse.*
3: Brengt de situatie in kaart.
Hulpverleningsplan of behandelplan.*
4: Stelt de hulpvraag vast of scherpt deze aan.
Videobeelden of geluidsopnames van het eigen handelen in intervisie, teamoverleg, werkbegeleiding of intercollegiale consultatie.* Verslaglegging van hulpverleningscyclus van begin tot eind.*
8: Werkt samen. 16: Reflecteert op het eigen handelen.
13: Handelt methodisch.
Gaat vergezeld van Verklaring toestemming video opnames / geluidsfragmenten in portfolio. Opname duurt maximaal 45 minuten. Gaat vergezeld van een ingevuld productreflectieformulier. Maximaal 3 A4. Betreft een cliënt of groep cliënten. Cliëntgegevens zijn geanonimiseerd. Gaat vergezeld van een ingevuld productreflectieformulier. Bevat tenminste een omschrijving van de hulpvraag, doelen en gekozen interventies om de doelen te bereiken. Cliëntgegevens zijn geanonimiseerd. Gaat vergezeld van een ingevuld productreflectieformulier. Opname duurt maximaal 45 minuten. Gaat vergezeld van een ingevuld productreflectieformulier.
Bevat minimaal een hulpverleningsplan of behandelplan, een evaluatieverslag en een eindverslag. Verslaglegging is opeenvolgend. Verslaglegging komt uit dossier van één cliënt of gezin. 12
Ingevulde ontwikkelplannen (inclusief evaluaties).*
16: Reflecteert op het eigen handelen. 19: Ontwikkelt het eigen werk.
Bewijs registratie bij BAMw.
19: Ontwikkelt het eigen werk.
Bewijzen van deelname / certificaten ontwikkelactiviteiten (gevolgde scholing, training, intervisie, werkbegeleiding enz.) Casusverslagen.*
19: Ontwikkelt het eigen werk.
Beroepsproducten naar keuze.
2: Legt contact en heeft contact met jeugdigen en opvoeders. 5: Kiest een passende interventie. 7: Creëert een veilige omgeving (in een pedagogisch gerichte context). 9: Coördineert de zorg (in een systeemgerichte context). 12: Werkt vanuit visie op opvoeding en ontwikkeling.
20: Omgaan met jeugdigen en opvoeders in gedwongen kaders. 21: Omgaan met diversiteit. 22: Omgaan met vermoedens van huiselijk geweld. 23: Omgaan met verbaal geweld en (licht) agressief gedrag.
Verslagen bevatten de datum waarop het verslag beschreven zijn. Cliëntgegevens zijn geanonimiseerd. Gaat vergezeld van een ingevuld productreflectieformulier. Volgens het format Ontwikkelplan trainee. Gaat vergezeld van een ingevuld productreflectieformulier. Een kopie van je registratiepas van BAMw. Geen aanvullende eisen.
Minimaal 2 casusverslagen aanwezig in portfolio. Volgens het format Casusverslag (zie bijlage 3). Maximaal 5 A4 per casusverslag. Cliëntgegevens zijn geanonimiseerd. Gaat vergezeld van een ingevuld productreflectieformulier. Elk extra beroepsproduct gaat vergezeld van een ingevuld productreflectieformulier. Bij opname extra video/audio opnames in het portfolio: Gaat vergezeld van verklaring Toestemming video opnames / geluidsfragmenten in portfolio.
13
STARR verslag (x 2)
14. Voert passende interventies uit. 15: Werkt verantwoord. 17. Beïnvloedt eigen arbeidsomstandigheden. 18: Draagt bij aan beleid. 24: De eigen deskundigheid bevorderen. 25: De beroepsuitoefening professionaliseren en profileren.
Bij opname extra beroepsproducten in het portfolio: Cliëntgegevens zijn geanonimiseerd.
Gebruik STARR formulier taak 24 en STARR formulier taak 25.
* = Deze bewijsstukken zijn beroepsproducten
14
5. Beoordelingsformulier Naam trainee
Naam eerste beoordelaar
Naam tweede beoordelaar
Datum beoordeling
Beoordelingsfase 1: Toegang tot beoordeling Ingangseisen voor beoordeling van het portfolio: Het verplichte bewijsmateriaal is opgenomen: Feedback van leidinggevende, gedragswetenschapper, interne collega’s en een Feedbacklijst externe collega. Feedbacklijst voor cliënten (ingevuld door 5 cliënten). Videobeelden of geluidsopnames van het eigen handelen in een contactmoment met een cliënt, gezin of groep cliënten + productreflectieformulier Observatieverslag en/of probleemanalyse + productreflectieformulier Hulpverleningsplan of behandelplan + productreflectieformulier Videobeelden of geluidsopnames van het eigen handelen in intervisie, teamoverleg, werkbegeleiding of intercollegiale consultatie + productreflectieformulier Verslaglegging van hulpverleningscyclus van begin tot eind + productreflectieformulier Ingevulde ontwikkelplannen (inclusief evaluaties) + productreflectieformulier Bewijs registratie bij BAMw Bewijzen van deelname / certificaten ontwikkelactiviteiten (gevolgde scholing, training, intervisie, werkbegeleiding enz.) Casusverslagen (minimaal 2) + productreflectieformulier per casusverslag Starr verslagen (x 2) De video/audio-opnames gaan vergezeld van een verklaring van toestemming van de desbetreffende cliënt.
15
Het portfolio is op de juiste datum en het juiste tijdstip ingeleverd. Wanneer aan bovenstaande eisen is voldaan, kan overgegaan worden op de beoordeling van het portfolio. Ruimte voor opmerkingen:
Beoordelingsfase 2: Toegang tot criteriumgericht interview
PORTFOLIO BEOORDELING Competentie
1 2 3 4 5 7 8 9 12
Brengt informatie en advies op een begrijpelijke manier over. Legt contact en heeft contact met jeugdigen en opvoeders. Brengt de situatie in kaart. Stelt de hulpvraag vast. Kiest een passende interventie. Creëert een veilige omgeving (in een pedagogische context). Werkt samen. Coördineert de zorg (in een systeemgerichte context). Werkt vanuit visie op opvoeding en
Score
Notities / aantekeningen
0
1
2
0
1
2
0 0 0 0
1 1 1 1
2 2 2 2
0 0
1 1
2 2
0
1
2 16
13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
ontwikkeling. Handelt methodisch. Voert passende interventies uit. Werkt verantwoord. Reflecteert op het eigen handelen. Beïnvloedt eigen arbeidsomstandigheden. Draagt bij aan beleid. Ontwikkelt het eigen werk. Omgaan met jeugdigen en opvoeders in gedwongen kaders. Omgaan met diversiteit. Omgaan met vermoedens van huiselijk geweld. Omgaan met verbaal geweld en (licht) agressief gedrag. De eisen deskundigheid bevorderen. De beroepsuitoefening professionaliseren en profileren.
0 0 0 0 0
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
0 0 0
1 1 1
2 2 2
0 0
1 1
2 2
0
1
2
0 0
1 1
2 2
Totaalscore:
0 = blijft achter bij te verwachten niveau, veel en belangrijke punten voor verbetering (onvoldoende). 1 = is op het te verwachten niveau, er zijn enkele punten voor verbetering (voldoende). 2 = beter dan gemiddeld te verwachten, hoogstens een enkel punt voor verbetering (goed).
17
Beoordeling:
Heeft de trainee een 1 of een 2 gescoord op alle taken/competenties?
ja
nee
Wanneer bovenstaande vraag met ‘ja’ beantwoord wordt, heeft de trainee een voldoende behaald voor de proeve van bekwaamheid. Wanneer de vraag met ‘nee’ beantwoord wordt, heeft de trainee een onvoldoende behaald voor de proeve van bekwaamheid. Een onvoldoende leidt automatisch tot het cijfer 5. Cijferbepaling bij een voldoende beoordeling:
Behaalde Totaalscore:
22 punten
Eindcijfer:
6
23 – 29 punten
30 – 36 punten
37 - 43 punten
7
8
9
44 punten
10
18