Proefimplementatie vergoeding van ondersteuning bij het stoppen met roken Resultaten van het begeleidend onderzoek Bellis van den Berg1, Jorien Soethout 1
Het ministerie van VWS heeft een proefimplementatie uit laten voeren om beter zicht te krijgen op het gebruik van ondersteuning bij het stoppen met roken indien dit zou worden vergoed. In deze proef konden verzekerden van Agis Zorgverzekeringen, een halfjaar gebruikmaken van effectief gebleken stopondersteuning zonder dat daar voor hen kosten aan waren verbonden. Parallel aan deze proefimplementatie heeft Regioplan Beleidsonderzoek een onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van stopondersteuning in de proef en de effecten ervan. Deelnemers aan de proef zijn op twee tijdstippen gevraagd een vragenlijst in te vullen. In totaal hebben 2398 rokers deelgenomen aan de proef. Uit het aanbod van stopondersteuning hebben deelnemers het meest gebruikgemaakt van het stopadvies en de begeleiding door de huisarts of praktijkondersteuner, nicotinepleisters, bupropion en varenicline. Respondenten met een zwaardere verslaving maakten vaker gebruik van nicotinepleisters en varenicline. De uitkomsten van deze proefimplementatie duiden erop dat het vergoeden van effectief gebleken stopondersteuning leidt tot een toename in het gebruik van deze ondersteuning. Het onderzoek toont tevens aan dat rokers met een laag welstandsniveau en zwaardere rokers ook gebruik maken van stopondersteuning als zij hiervoor niet hoeven te betalen.
Trefwoorden: tabaksverslaving, stoppen met roken, vergoedingen, eerste lijn
I n l ei d i n g In 2007 rookte 28% van alle volwassenen in Nederland. Van deze rokers wil 36% binnen een jaar stoppen met roken.1 Slechts een gering percentage rokers slaagt in het stoppen met roken. Diverse onderzoeken laten echter zien dat rokers die worden ondersteund bij hun stoppoging, meer succes hebben dan rokers die zonder hulpmiddelen proberen te stoppen met roken.2 Uit een onderzoek dat is uitgevoerd door de Universiteit van Maastricht, bleek tevens dat het vergoeden van ondersteuning bij het stoppen met roken leidt tot een verhoogd gebruik van ondersteuning. In dit onderzoek werd geconcludeerd dat het vergoeden van effectief gebleken ondersteuning voor stoppen met roken een geschikt en kosteneffectief instrument is om het aantal stoppogingen en het aantal stoppers in Nederland te verhogen.3 Om beter zicht te krijgen op het daadwerkelijk gebruik van stopondersteuning als dit zou worden vergoed en de kosten daarvan heeft het ministerie van VWS een proefimplementatie laten uitvoeren door Agis Zorgverzekeringen. In deze proefimplementatie konden verzekerden 1
Regioplan Beleidsonderzoek, Amsterdam
van Agis die in de provincie Utrecht wonen, een halfjaar gebruikmaken van effectief gebleken ondersteuning bij het stoppen met roken, zonder dat er voor hen kosten aan waren verbonden. Parallel aan de proefimplementatie voerde Regioplan Beleidsonderzoek een evaluatieonderzoek uit. In dit onderzoek is aan deelnemers aan de proef gevraagd een vragenlijst in te vullen en zijn interviews gehouden met verschillende zorgverleners. Ook is een kostenraming gemaakt. Dit artikel beschrijft de bevindingen van het vragenlijstonderzoek. De interviews en de kostenraming worden hier buiten beschouwing gelaten, deze resultaten zijn terug te vinden in het eindrapport van de proefimplementatie.4 In dit artikel staan de volgende onderzoeksvragen centraal: 1 Hoeveel rokers doen een stoppoging met behulp van de aangeboden ondersteuning? 2 In welke mate wordt door de deelnemers gebruik gemaakt van de diverse vormen van effectieve stopondersteuning? 3 Wat is de slaagkans van de stoppoging? De bevindingen worden afgezet tegen gegevens uit de algemene Nederlandse populatie.
tsg jaargang 88 / 2010 nummer 8 Proefimplementatie vergoeding van ondersteuning bij het stoppen met roken - pagina 442 / www.tsg.bsl.nl
TSG 88 / nummer 8
442
kenmerken, rookstatus en rookgedrag, de stoppoging, redenen om te stoppen met Deelnemers aan de proef. Rokers die worden ondersteund bij hun stopporoken, het gebruik van implementatie ging hebben meer succes dan rokers die zonder hulpmiddelen, de proef Agis heeft de verzekerden in hulpmiddelen proberen te stoppen met roken. ‘Stoppen met roken’, conde provincie Utrecht via een . Het ministerie van VWS heeft een proefimpletact met huisarts in het kabrief op de hoogte gesteld mentatie uit laten voeren om beter zicht te krijgen der van de proef en contact van de proefimplementatie. op het gebruik van ondersteuning bij het stoppen met andere zorgverleners. De verzekerden konden met roken indien dit zou worden vergoed. Het effect van het gezich gedurende de hele . De uitkomsten van de proefimplementatie duiden bruik van stopondersteumaand april 2008 aanmelerop dat het vergoeden van effectief gebleken ning op de slaagkans was den voor de proef via de stopondersteuning leidt tot een toename in het geen hoofddoel van de website of via het callcenter gebruik van deze ondersteuning. proefimplementatie. Bijvan Agis (zie figuur 1). . Ook maken rokers met een laag welstandsniveau voorkeur wordt de slaagen zwaardere rokers gebruik van stopondersteukans van een stoppoging Vanaf 1 mei tot en met 31 ning als zij hiervoor niet hoeven te betalen. twaalf maanden na het oktober 2008 konden de stopmoment vastgesteld.5 deelnemers aan de proef gebruikmaken van de volOmdat de proef ‘Stoppen gende ondersteuning: met roken’ in totaal een half jaar heeft geduurd kan alleen . stopgesprek (door STIVORO); een indicatie worden gegeven van het aantal geslaagde . persoonlijke coaching door bijvoorbeeld een praktijkstoppogingen. Deze indicatie is gebaseerd op de resultaten van de tweede enqueˆte (een half jaar na de start van de ondersteuner (POH’er); . stopmail (door STIVORO); proef). Een stoppoging wordt gedefinieerd als geslaagd . groepstraining Pakje Kans (door thuiszorgorganisaties indien de respondent op de eindmeting aangeeft een stoppoging te hebben ondernomen en tevens aangeeft en GGD); . telefonische coaching (door STIVORO); sindsdien niet meer dan vijf sigaretten te hebben gerookt. . nicotinevervangende middelen (NVM) zoals nicotinekauwgom, nicotinepleisters en nicotinezuigtabletten; . medicijnen: bupropion (Zyban), varenicline (ChamAlle verzekerden van 18 jaar en ouder in de provincie Utrecht pix) en nortriptyline (Nortrilen). ontvangen een werfingsbrief* (n=254.000) Na aanmelding voor de proef hebben de deelnemers een machtigingskaart van Agis ontvangen. Met deze machtigingskaart konden deelnemers naar hun huisarts gaan Verzekerden melden zich aan via internetsite of callcenter Agis voor een advies over het gebruik van hulpmiddelen bij (n= 2398) het stoppen met roken. Bij het gebruik van NVM, medicijnen of de groepstraining Pakje Kans schreef de huisarts Verzekerde ontvangt informatie en machtiging over de proef van Agis een verwijsbrief waarmee de deelnemer naar de apotheek, GGD of thuiszorgorganisatie kon gaan. De apotheek gaf de NVM of medicijnen mee aan de deelnemer en declaVerzekerde zoekt geschikte reerde het bedrag bij Agis. Bij de GGD of thuiszorgorgastopmethode via www.stoppenkunjeleren.nl nisatie kon de deelnemer de groepstraining Pakje Kans of via de huisarts volgen. Methoden
Kernpunten
Vragenlijstonderzoek Om antwoord te geven op de onderzoeksvragen heeft Regioplan Beleidsonderzoek tweemaal een vragenlijstonderzoek uitgevoerd onder de deelnemers. Bij aanmelding voor de proef werden de verzekerden op de hoogte gesteld van het onderzoek en verzocht deel te nemen aan het onderzoek door op twee tijdstippen een enqueˆte in te vullen. De eerste meting is uitgevoerd tussen 20 juni en 28 juli 2008. De eindmeting is uitgevoerd tussen 31 oktober en 29 november 2008. Ongeveer twee derde van de deelnemers had bij de inschrijving een e-mailadres opgegeven. Aan deze deelnemers is een e-mail gestuurd met daarin een link naar een webenqueˆte. De overige deelnemers hebben via de post een vragenlijst en een antwoordenvelop ontvangen. De vragenlijsten bevatten vragen over: demografische
Huisarts verwijst of schrijft recept voor (indien nodig)
Ondersteuning door huisarts of POH’er
Apotheek** Medicijnen/Nicotinevervangende middelen
GGD/Thuiszorg** Pakje Kans cursus
STIVORO Stopgesprek, stopmail, telefonische coaching
Figuur 1 Schematische weergave van de wijze waarop Agis-verzekerden gebruik konden maken van stopondersteuning in de proefimplementatie. * Als er sprake was van meerdere verzekerden per polis is er e´e´n brief ter attentie van de polishouder verzonden. ** Voor de medicijnen, nicotinevervangende middelen en de groepscursus Pakje Kans was tijdens de proef een verwijzing door de huisarts vereist.
tsg jaargang 88 / 2010 nummer 8 Proefimplementatie vergoeding van ondersteuning bij het stoppen met roken - pagina 443 / www.tsg.bsl.nl
TSG 88 / nummer 8
443
Controlegegevens Het evaluatieonderzoek bij de proefimplementatie bevatte geen controlegroep. Om na te gaan welke groep rokers deelnam aan de proef en in hoeverre deze groep afweek van de gemiddelde roker in Nederland, is een vergelijking gemaakt met de gegevens van het Continue Onderzoek Rookgewoonten (COR) die zijn verzameld in het tweede en derde kwartaal van 2008. Het COR wordt elk kwartaal door TNS NIPO uitgevoerd in opdracht van STIVORO en bevat een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking. De volgende kenmerken zijn vergeleken tussen de deelnemers aan de proef en de respondenten in het COR: demografische kenmerken, rookgedrag en het gebruik van hulpmiddelen. Gedurende de proef zijn verschillende landelijke activiteiten op het gebied van tabaksontmoediging ondernomen. In juli 2008 is de rookvrije horeca ingevoerd en zijn de accijnzen op tabak verhoogd. Ook is STIVORO in mei 2008 gestart met de landelijke campagne ‘In iedere roker zit een stopper’. Daarom was de verwachting dat het aantal stoppers en het gebruik van stopondersteuning in Nederland in deze periode zou toenemen. Om te kunnen achterhalen wat het effect was van de proefimplementatie op het gebruik van bupropion en varenicline is gebruik gemaakt van gegevens van de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK). Het gebruik van bupropion en varenicline in het tweede en derde kwartaal van 2008 in de provincie Utrecht is afgezet tegen het gebruik ervan in de provincie Noord-Holland.
R e s u ltat e n Kenmerken deelnemers aan de proef In totaal zijn 254.000 Agis-verzekerden van achttien jaar en ouder in de provincie Utrecht aangeschreven voor deelname aan de proef. Ervan uitgaande dat hiervan 27% rookt,1 zijn daarmee 71.120 rokers benaderd. In totaal hebben 2398 verzekerden van Agis deelgenomen aan de proef. Dit is naar schatting 3,4% van de groep rokers die is aangeschreven voor de proef (zie figuur 2). De meerderheid van de deelnemers is vrouw en ouder dan 45 jaar. Ook woont de meerderheid van de deelnemers in sterk tot zeer sterk stedelijk gebied (tabel 1).
Tabel 1 Achtergrondkenmerken deelnemers aan de proef (N= 2398) Kenmerk
Deelnemers % (freq)
Vrouw
55,0 (1319)
Gemiddelde leeftijd Leeftijdscategoriee¨n 18 – 24 25 – 44 45 – 64 65+
50,0 (SD= 13,6) 2,3 (56) 33,4 (801) 49,0 (1175) 15,3 (366)
Mate van stedelijkheid Zeer sterk stedelijk Sterk stedelijk Matig stedelijk Weinig stedelijk Niet stedelijk
32,4 (777) 28,6 (687) 28,4 (681) 9,3 (224) 1,2 (29)
254.000 Agis verzekerden aangeschreven
Hiervan rookt +/- 27% 71.120 rokers benaderd
2.398 rokers deelnemers aan de proef (3,4%)
1e meting: N = 1470 respondenten (respons = 61,3%) N = 1754 één of beide vragenlijsten ingevuld (respons = 73,1%)
Lost-to-follow-up n= 32 2e meting: N = 1478 respondenten (respons = 62,5%)
N = 820 geeft aan een stoppoging te hebben ondernomen (46,8%) (tabel 3)
N = 489 geslaagde stoppoging op 2e meting
Figuur 2 Stroomschema deelnemers aan de proef stoppen met roken
tsg jaargang 88 / 2010 nummer 8 Proefimplementatie vergoeding van ondersteuning bij het stoppen met roken - pagina 444 / www.tsg.bsl.nl
TSG 88 / nummer 8
444
Van de 2398 deelnemers aan de proef hebben 1754 deelnemers e´e´n of beide vragenlijsten ingevuld. Het totale responspercentage is daarmee 73%. Bij de afzonderlijke metingen bedroegen de responspercentages respectievelijk 61% en 63%. In dit artikel worden de resultaten voor de hele groep respondenten beschreven (n= 1754), tenzij anders is aangegeven. Om na te gaan of de respondenten in de proef vergelijkbaar waren met de gemiddelde Nederlandse roker, is een vergelijking gemaakt met de gegevens van het COR. De respondenten in de proef weken op een aantal punten af van de gemiddelde roker in Nederland. Vergeleken met de rokers in de algemene Nederlandse populatie namen aan de proef aanzienlijk meer vrouwen en meer oudere rokers deel. Onder de respondenten waren relatief meer mensen met een lage of middellage welstand dan onder de gemiddelde Nederlandse rokers. Ook rookten de Tabel 2 Achtergrondkenmerken en rookgewoonten van respondenten proef vergeleken met rokers in de algemene Nederlandse populatie (COR) Kenmerk
Respondenten proef N= 1754 %
COR (rokers) p-waarde N= 1400 %
Vrouw
56,5
45,9
< 0,0001
Gemiddelde leeftijd* Leeftijdscategoriee¨n** 25 – 44 jaar 45 – 64 jaar 65+
50,7
42,7
< 0,0001
32,3 51,5 16,2
49,4 40,6 10,0
< 0,0001
Opleiding*** Lager onderwijs Lbo Vmbo Mbo Havo/vwo Hbo Wo
10,0 24,0 25,1 18,6 6,8 11,3 4,2
7,6 29,0 13,4 25,3 8,3 14,1 2,3
< 0,0001
deelnemers aan de proef meer dan de rokers in de Nederlandse bevolking en hadden zij een hogere mate van verslaving (zie tabel 2). Stoppoging en gebruik stopondersteuning Van de 1754 respondenten gaf 46,8% aan dat zij een stoppoging heeft ondernomen (n= 820) (figuur 2). Zij maakten daarbij het meest gebruik van het stopadvies en de begeleiding door de huisarts of POH’er (36,8%), nicotinepleisters (26,6%), bupropion (meestal Zyban) (24,8%), varenicline (Champix) (23,5%) en de STIVORO-brochure ‘Inhaleer het leven’ (12,9%) (zie tabel 3). De stopmail (AfterCare, STIVORO) en de nicotinemicrotabs werden het minst vaak gebruikt. Een aantal respondenten in de proef maakte gebruik van een combinatie van ondersteuning. De combinaties van persoonlijke begeleiding door de huisarts en POH’er en medicijnen (17,2%) of NVM (12,9%) kwamen het meest voor. Rokers met een zwaardere verslaving maakten significant vaker gebruik van ondersteuning door een POH’er (p < 0,001) en van varenicline (p < 0,05). Dit duidt erop dat er door de huisartsen die de middelen voorschreven matched care werd toegepast, waarbij er wordt gezocht naar een match tussen de mate van verslaving en de stopondersteuning. Vergeleken met het COR werd in de proef aanzienlijk vaker gebruikgemaakt van stopondersteuning. Zo werden de respondenten in de proef ruim tien keer vaker dan de stoppers in de algemene populatie begeleid door de huisarts of POH’er en gebruikten de stoppers in de proef ruim acht keer vaker varenicline dan stoppers in het COR (beide p < 0,0001). In de algemene populatie worden nicotinekauwgom en nicotinepleisters het meest gebruikt (zie tabel 3). Tabel 3 Hulpmiddelen gebruikt in de proefimplementatie Hulpmiddel
Welstand*** Laag Laag-midden Midden Midden-hoog Hoog Rookt(e) dagelijks Rookt(e) sigaretten Rookt(e) shag Gemiddeld aantal sigaretten en/of shagjes per dag Rookt(e) pijptabak Rookt(e) sigaren 10 sigaren per week Hoe lang na het ontwaken begint u met roken? (mate van verslaving) Binnen 5 minuten Binnen 6 – 30 minuten Binnen 31 – 60 minuten Na 60 minuten of langer
14,6 41,5 4,7 25,2 14,0
4,9 38,6 17,5 29,3 9,6
< 0,0001
94,2 55,9 38,7 20,5
84,0 43,6 31,1 18,8
< 0,0001 < 0,0001 < 0,0001 < 0,007
N= 6 4,3 86,7
30,2 46,2 14,0 9,6
N= 14 13,7 80,0
17,7 40,9 18,6 15,0
< 0,0001 n.s.
< 0,0001
* Aan de proef konden verzekerden vanaf 18 jaar deelnemen. Voor een goede vergelijking zijn alleen respondenten in het COR van 18 jaar en ouder meegenomen in de analyse. ** Voor een goede vergelijking is de leeftijdscategorie 18-24 jaar daarom uit de analyse gelaten. *** Welstand is berekend op basis van opleiding en beroep (STIVORO, 2006).
Respondenten proef N= 820* %
COR N= 390** %
p-waarde
12,9 8,4 6,8
0,3 1,0 0,3
< 0,0001 < 00001 < 0,0001
4,9
0,3
< 0,0001
1,3
0,5
n.s.
Persoonlijke begeleiding Stopadvies en begeleiding door huisarts/ POH’er
36,8
1,5
< 0,0001
Groepstraining Pakje Kans
2,6
0,3
0,002
Nicotinevervangende middelen Nicotinepleisters Nicotinekauwgom Nicotinezuigtabletten Nicotinemircotab
26,6 7,9 4,9 1,3
9,7 10,0 4,1 0,3
< 0,0001 n.s. n.s. n.s.
Medicijnen Bupropion Varenicline Nortriptilyne/nortilen
24,8 23,5 2,3
4,1 2,6 0,3
< 0,0001 < 0,0001 0,004
STIVORO Brochure ‘Inhaleer het leven’ Advies op maat Brochure ‘Willen en kunnen’/ ‘Het waarom en hoe?’ Telefonische hulp- en informatielijn Stopmail (AfterCare)
* Alleen respondenten die in de proef een stoppoging hebben ondernomen zoals aangegeven in meting 1 of meting 2. ** Alle respondenten die in de afgelopen 12 maanden een al dan niet geslaagde stoppoging hebben ondernomen.
tsg jaargang 88 / 2010 nummer 8 Proefimplementatie vergoeding van ondersteuning bij het stoppen met roken - pagina 445 / www.tsg.bsl.nl
TSG 88 / nummer 8
445
Redenen om te stoppen met roken Aan de deelnemers in de proef is gevraagd wat voor hen de twee belangrijkste redenen zijn om te stoppen met roken. De vijf meest genoemde redenen zijn: ‘Gezondheid niet langer willen schaden’ (47,4%), ‘de proef Stoppen met roken’ (33,3%), ‘roken kost me veel geld’ (22,7%), ‘ik heb een longaandoening en wil niet dat mijn gezondheid verslechtert’ (15,3%), en ‘mijn conditie ging achteruit’ (14,1%). Extra analyses toonden aan dat respondenten met een lagere welstand de redenen ‘de Agis proef stoppen met roken’ en ‘roken kost me veel geld’ vaker noemden (beide p < 0,001). De redenen om te stoppen met roken kon niet worden vergeleken met gegevens van het COR omdat daarin een andere vraagstelling wordt gehanteerd. Slaagkans van de stoppoging Eenderde van de respondenten op de tweede enqueˆte gaf aan te zijn gestopt met roken (33,1%, n= 489). Dat wil zeggen dat men een stoppoging heeft ondernomen en sindsdien niet meer dan vijf sigaretten heeft gerookt. Een kwart van de respondenten gaf in de eindmeting expliciet aan dat de stoppoging is mislukt (24,8%, n= 367). De belangrijkste redenen die respondenten hiervoor gaven zijn ‘ik kan niet zonder’ (31,7% van n= 367) en ‘de stoppoging is mislukt door prive´-omstandigheden/-problemen’ (28,4% van n= 367). Onderzocht is of de (achtergrond)kenmerken van de groep respondenten met een geslaagde stoppoging afweken van respondenten die aangaven dat hun stoppoging is mislukt. Mannen rapporteerden vaker een geslaagde stoppoging dan vrouwen (p < .01). Daarnaast zijn de respondenten van wie de stoppoging is geslaagd ouder dan respondenten die aangaven dat hun stoppoging is mislukt (gemiddelde leeftijd = 52,2 versus 49,1, p < 0,001). Er is geen verband gevonden tussen het al dan niet slagen van een stoppoging en etniciteit en welstand. Wel rapporteerden respondenten met een geslaagde stoppoging een mindere mate van verslaving (p < 0,05) en minder vaak vier of meer gezondheidsklachten vergeleken met respondenten die aangaven dat hun stoppoging is mislukt (p < 0,001). Discus sie In deze discussie vergelijken we eerst de resultaten van dit onderzoek met de bevindingen van ander onderzoek. Daarna bespreken we de generaliseerbaarheid van de uitkomsten en gaan we in op mogelijke selectieve respons. De resultaten van de proef vergeleken met ander onderzoek De resultaten van het onderzoek behorend bij deze proefimplementatie laten een hoger gebruik van stopondersteuning onder de deelnemers aan de proef zien dan in de algemene populatie. Vergeleken met de gegevens van het COR maakten de deelnemers aan de proef na zes maanden 2,1 keer vaker gebruik van ondersteuning dan de respondenten in het COR die in de afgelopen twaalf maanden een stoppoging hadden ondernomen. Dit re-
sultaat komt overeen met de resultaten van het Frieslandexperiment. In dit experiment had de experimentele groep in de eerste zes maanden van het onderzoek 2,8 keer meer kans om ondersteuning te gebruiken dan de controlegroep. In het Friesland experiment werd door de experimentele groep het meest gebruik gemaakt van respectievelijk ondersteuning door de huisarts, bupropion en nicotinepleisters. Ook in de proefimplementatie werden deze middelen het meest gebruikt (in dezelfde volgorde). Het percentage deelnemers dat na zes maanden aangaf te zijn gestopt met roken is in de proefimplementatie aanzienlijk hoger dan in het Friesland-experiment (respectievelijk 33,1% en 7,6%). Een belangrijke kanttekening hierbij is echter dat de definitie van een geslaagde stoppoging zoals gebruikt in het Friesland-experiment aanzienlijk strikter was dan in de proefimplementatie. In het Friesland-experiment hanteerde men een periode van minimaal zeven dagen niet gerookt, inclusief het moment van de meting en is de eigen opgave van de respondent gecontroleerd met een koolmonoxidemeting. In de proefimplementatie is men als stopper meegeteld als men zelf aangeeft niet meer of niet meer dan vijf sigaretten te hebben gerookt sinds het stopmoment. De resultaten van deze onderzoeken laten zien dat het vergoeden van ondersteuning bij het stoppen met roken het gebruik ervan kan stimuleren. Verschillende onderzoeken in het buitenland laten vergelijkbare resultaten zien. Kaper en anderen schreven een systematische literatuurstudie over het effect van het vergoeden van stopondersteuning.6 Zij vonden vijf studies (waaronder het Friesland-experiment) waarin dit was onderzocht. In deze studies was het gebruik van NVM gemiddeld 2,9 keer hoger onder stoppers voor wie de middelen werden vergoed vergeleken met stoppers voor wie de middelen niet werden vergoed. Stoppers die de middelen kregen vergoed, maakten gemiddeld 2,5 keer vaker gebruik van bupropion vergeleken met stoppers die de middelen niet kregen vergoed.6 In de proef ‘Stoppen met roken’ gebruikten deelnemers 2,7 keer vaker nicotinepleisters vergeleken met de respondenten in het COR. Deelnemers aan de proef ‘Stoppen met roken’ gebruikten daarnaast 6,1 keer vaker bupropion vergeleken met respondenten in het COR. Ook andere resultaten wijzen erop dat het vergoeden van ondersteuning zal leiden tot een groter gebruik van ondersteuning. Voor veel respondenten in dit onderzoek was de proefimplementatie, waarbij zij gebruik konden maken van stopondersteuning zonder dat daaraan kosten waren verbonden, een belangrijke reden om een stoppoging te ondernemen. Dit gold met name voor respondenten met een lagere welstand. In een studie onder rokers in Duitsland bleek dat veel rokers de hulpmiddelen inderdaad te duur vinden. In deze studie bleken echter ook andere redenen van belang waarom rokers geen gebruikmaken van hulpmiddelen. Zo dachten veel rokers geen hulpmiddelen nodig te hebben bij hun stoppoging en dat de hulpmiddelen niet echt zouden helpen bij het stoppen met roken.7
tsg jaargang 88 / 2010 nummer 8 Proefimplementatie vergoeding van ondersteuning bij het stoppen met roken - pagina 446 / www.tsg.bsl.nl
TSG 88 / nummer 8
446
Generaliseerbaarheid van de resultaten De proefimplementatie had tot doel beter zicht te krijgen op het gebruik van stopondersteuning als dit zou worden vergoed. Hiervoor is getracht de proefimplementatie zo natuurlijk mogelijk op te zetten. Daarom werden de hulpmiddelen in natura verstrekt aan de deelnemers en konden de deelnemers gebruikmaken van de effectief bewezen stopondersteuning die ook zal worden aangeboden bij een eventuele landelijke uitrol. Toch was het onvermijdelijk dat een aantal kenmerken van de proef niet overeenkwam met een eventuele landelijke uitrol. Zo zijn de verzekerden van Agis in de provincie per brief benaderd voor deelname aan de proef, gold er een inschrijfduur van e´e´n maand en werden huisartsen en apothekers gevraagd om voor de declaratie van de ondersteuning gebruik te maken van een Excelformulier. Daarnaast zijn er gedurende de proef verschillende landelijke activiteiten op het gebied van tabaksontmoediging ondernomen. In juli 2008 is de rookvrije horeca ingevoerd en zijn de accijnzen op tabak verhoogd. Ook is STIVORO in mei 2008 gestart met de landelijke campagne ‘In iedere roker zit een stopper’. Deze activiteiten kunnen een stimulerende werking hebben gehad op de keuze om deel te nemen aan de proefimplementatie. Het feit dat de deelnemers per brief door Agis zijn benaderd voor deelname aan de proef en het feit dat de meerderheid van de respondenten aangeeft dat de uitnodiging voor de proefimplementatie heeft bijgedragen aan het besluit een stoppoging te ondernemen, kan hebben geleid tot een overschatting van het aantal gebruikers van stopondersteuning. Desondanks is maar voor 45 % van de deelnemers aan de proef stopondersteuning gedeclareerd. Voor veel deelnemers was het blijkbaar niet het juiste moment om een stoppoging te ondernemen. Bij een landelijke uitrol zullen deze rokers wellicht op een later tijdstip alsnog gebruikmaken van stopondersteuning. Met de proefimplementatie is een speciale groep rokers bereikt. Zo zijn onder de respondenten op de enqueˆte bijvoorbeeld relatief veel vrouwen, zijn de respondenten gemiddeld ouder en hebben de respondenten een lagere welstand dan rokers in de algemene populatie (zie tabel 2). Ook rookten de respondenten in de proef meer dan de rokers in de algemene populatie en hebben zij een hogere mate van verslaving. Dit is een belangrijke doelgroep voor tabaksontmoediging. De resultaten van het onderzoek wijzen erop dat deze groep bereid is gebruik te maken van effectieve stopondersteuning als deze wordt vergoed. Selectieve respons Omdat niet alle deelnemers van de proef de vragenlijst hebben ingevuld, is het, tot slot, van belang aandacht te besteden aan mogelijke selectieve respons op de vragenlijst. Uit een vergelijking tussen respondenten en nietrespondenten blijkt dat in verhouding minder jonge deelnemers de vragenlijst hebben ingevuld. Dit verschil tussen respondenten en niet respondenten kan de resultaten van het onderzoek vertekenen. Er zal met name
sprake zijn van vertekening wanneer oudere respondenten vaker een stoppoging hebben ondernomen en voor andere hulpmiddelen hebben gekozen dan jongere respondenten. Uit nadere analyses blijkt dat oudere respondenten inderdaad vaker dan jongere respondenten een stoppoging hebben ondernomen. Daarnaast hebben meer oudere respondenten gekozen voor begeleiding door de huisarts of POH’er, de nicotinepleisters en voor de stoppen-met-rokenbrochure ‘Inhaleer het leven’. De resultaten van de enqueˆte kunnen daarom een overschatting zijn van het aantal deelnemers dat daadwerkelijk een stoppoging heeft ondernomen en het aantal deelnemers dat heeft gekozen voor deze hulpmiddelen. Uit de declaratiegegevens van Agis zorgverzekeringen blijkt echter dat er voor oudere respondenten vaker is gedeclareerd dan voor jongere respondenten. Dit wijst erop dat de respondenten van de vragenlijst waarschijnlijk een goede afspiegeling vormen van de deelnemers aan de proef die daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van de ondersteuning die is aangeboden in de proefimplementatie. Abstract Reimbursement of smoking cessation treatment. Results of a pilot study. Previous studies have shown that the use of tobacco dependence treatment increases success rates in quitting. The Dutch Ministry of Health, Welfare and Sports has commissioned a pilot study to assess the impact of ‘free’ tobacco dependence treatment. In this pilot study, those insured by Agis Zorgverzekeringen were offered smoking cessation treatment, without associated costs. Simultaneously, an evaluation study was performed by Regioplan Beleidsonderzoek. Participants were asked to complete a questionnaire at two points in time. In total, 2398 smokers participated in the pilot study. The following treatments were most often used by the participants: general practitioner’s advice and counselling, nicotine patches, bupropion and varenicline. Compared to smokers in the Dutch general population who make a quit attempt, significantly more participants used tobacco dependence treatment. In conclusion, the findings of this study indicate that financial interventions directed at smokers could increase the utilization of tobacco dependence treatment by smokers. Also, when no costs are charged, both smokers with a low socioeconomic status and those who are heavy smokers are willing to use smoking cessation treatment. Kweywords: tobacco dependence, smoking cessation, health insurance, primary care, pilot L i t e r at u u r 1. TNS-NIPO. Continu Onderzoek Rookgewoonten. Amsterdam: TNS-NIPO, 2007. 2. Kaper J. Smoking cessation treatment and its reimbursement: the cost and effects. Proefschrift. Maastricht: Universiteit van Maastricht, 2006. 3. Kaper J, Wagena EJ, Schayck CP van. Het effect van het vergoeden van ondersteuning voor stoppen met roken. Maastricht: Universiteit van Maastricht, 2003.
tsg jaargang 88 / 2010 nummer 8 Proefimplementatie vergoeding van ondersteuning bij het stoppen met roken - pagina 447 / www.tsg.bsl.nl
TSG 88 / nummer 8
447
4. Berg B van den, Soethout J, Hollinga A, Schipperen M. Proefimplementatie ‘Stoppen met roken’. Resultaten begeleidend onderzoek. Amsterdam: Regioplan Beleidsonderzoek, 2009. www.regioplan.nl 5. STIVORO. Meetinstrumenten voor onderzoek naar roken en stoppen met roken. Den Haag: STIVORO, 2006. 6. Kaper J, Wagena EJ, Severens JL, Schayck CP van. Healthcare financing systems for increasing the use of tobacco dependence treatment. Cochrane Database Syst Rev 2005;1.
7. Gross B, Brose L, Schumann A et al. Reasons for not using smoking cessation aids. BMC Public Health 2008;8:129.
Corr e sp ond enti ea dre s Bellis van den Berg, Nieuwezijds Voorburgwal 35, 1012 RD Amsterdam, tel: 020-5315392, e-mail:
[email protected].
tsg jaargang 88 / 2010 nummer 8 Proefimplementatie vergoeding van ondersteuning bij het stoppen met roken - pagina 448 / www.tsg.bsl.nl
TSG 88 / nummer 8
448