Product
Pesten? Nee! Dat gaat er niet in!
Auteur Studentnummer Opdrachtgever Opleiding Datum
Titia Werkman 87823 Johan Willem Frisoschool Pedagogiek Oktober 2008
Voorwoord Voor mijn studie HBO- pedagogiek heb ik voor mijn eindproject gekozen voor het onderwerp pesten. Voor het onderwerp pesten heb ik gekozen omdat pesten op scholen steeds vaker voorkomt. Pesten heeft grote gevolgen voor de ontwikkeling van het kind. Daarom is het van groot belang pestgedrag op scholen aan te pakken. De Johan Willem Frisoschool was bereid me hierin een opdracht aan te bieden. Daarom heb ik voor hen de volgende producten geschreven: Pestprotocol Pesttraining voor groep 1 tot en met 4 Pesttraining voor groep 5 tot en met 8
De producten heb ik met veel voldoening geschreven en ik hoop dat het team van Johan Willem Frisoschool hier veel aan gaat hebben in de toekomst! Verder wil ik in het bijzonder Karin Andringa en Margriet Bijma hartelijk danken voor hun medewerking bij het tot stand komen van de producten.
2
Inhoudsopgave Pestprotocol ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………4 Voorinformatie over pesten …………………………………………………………………………………………………………………………4 Het pestprotocol: hoe gaan we als school om met pesten? ...…………………………………………………………………5 Bronvermelding ……………………………………………………………………………………………………………………………………………10 Pesttraining groep 1 tot en met 4 …………………………………………………………………………………………………………11 Beginsituatie ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………11 Hoofddoel ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………11 Tijdsplanning …………………………………………………………………………………………………………………………………………………11 Taken leerkracht ………………………………………………………………………………………………………………………………………….11 Tips en spelideeën voor het voorkomen van pestgedrag en het herstellen van groepssferen ………11 Tips in het geval van signaleren van pestgedrag ……………………………………………………………………………………14
Pesttraining groep 5 tot en met 8 …………………………………………………………………………………………………………16 Beginsituatie …………………………………………………………………………………………………………………………………………………16 Algemeen doel ………………………………………………………………………………………………………………………………………………16 Tijdsplanning 1 ………………………………………………………………………………………………………………………………………………16 Wie geeft de lessen? .......................................................................................................................................16 Les 1 ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………17 Les 2 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………19 Les 3 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………22 Les 4 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………24 Les 5 …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………26 Bijlagen ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………28
3
Pestprotocol Voorinformatie over pesten Wat is pesten? Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door één of meerdere individuen op een persoon, die niet in staat is zichzelf te verdedigen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld. Pesten heeft negatieve gevolgen voor het slachtoffer. Deze mag niet voor zichzelf opkomen noch zich verweren. Doet hij dit wel , kan dit voor de pester(s) een reden zijn om hem nog harder aan te pakken. (1) Wat zijn de kenmerken van leerlingen die gepest worden?
De leerlingen hebben meestal moeite om voor zichzelf op te komen; De leerlingen zijn het minst populair in de klas; De leerlingen zijn weinig weerbaar; De leerlingen hebben vaak onvoldoende sociale vaardigheden; Door het pesten krijgen de kinderen vaak een laag zelfbeeld en hun zelfvertrouwen vermindert; Een gepeste leerling kan leiden aan een vorm van depressie, minderwaardige gevoelens en verlegenheid. (2)
Welke groepen zijn er te onderscheiden? Pester: De pester is de leerling die leerlingen pest. Deze is vaak sterker dan de gepeste leerling. De macht tussen pester en gepeste ongelijk verdeeld. De pester staat hierin hoger dan de gepeste leerling. Kinderen die een grote kans lopen om een pester te worden voldoen en 1 of meerdere hieronder genoemde zaken: - Weinig aandacht van hun ouders krijgen - Door hun ouders niet worden gecorrigeerd voor hun agressie - Door hun ouders fysiek worden gestraft wanneer ze iets fout doet. - Het kijken van gewelddadige tv- programma’s en het doen van gewelddadige computerspelletjes. Slachtoffer: Het slachtoffer is de leerling die gepest wordt. Dit is vaak een leerling met een laag zelfbeeld. De kinderen vallen hierdoor, of door andere redenen, snel op bij de andere leerlingen. Vaak spelen uiterlijke kenmerken een grote rol. Voorbeelden kunnen zijn: slecht zijn in sport, rood haar hebben, een bril dragen, een beugel hebben, andere kleding dragen, verlegen zijn of slechte sociale en/ of communicatieve vaardigheden. Meelopers: Meelopers zijn de leerlingen die samen met de pester leerlingen pest. De pester is de leider en de meelopers lopen achter de pester aan. De grootste reden waarom meelopers deze rol innemen is dat zij bang zijn zelf het slachtoffer van pesten te worden. (6).
4
Wat zijn de oorzaken van pesten?
Slecht contact tussen school en ouders; Een voortdurende strijd om de macht binnen de klas; Een niet- democratisch leefmilieu binnen school; Persoonlijke problemen van de leerlingen; Schoolklimaat; Biologisch- psychologische ontwikkeling van de leerlingen.
Al deze oorzaken veroorzaken een gevoel van onveiligheid.
(5)
Wat zijn de gevolgen van pesten? Pesten kan grote gevolgen hebben voor het kind. Het kind kan zowel lichamelijke als geestelijke klachten krijgen. Dit kan meteen tijdens de pesterijen gebeuren, maar ook vele jaren later. Gepeste mensen vinden het over het algemeen moeilijk om relaties aan te gaan en zij kunnen hierdoor een laag zelfbeeld krijgen. De kans op een isolement is groot. Het kind is weinig open en spontaan en heeft over het algemeen weinig vertrouwen in andere mensen en in zichzelf. Als er niet tijdig wordt ingegrepen, kunnen de gevolgen (zowel lichamelijk als geestelijk) heel pijnlijk en ingewikkeld zijn en ook heel lang naslepen. Door het lage zelfbeeld en de negatieve gevoelens ten opzichte van zichzelf kan het kind zichzelf zelfs verwonden, met als extreem gevolg zelfdoding. (3)
Het pestprotocol: hoe gaan we als school om met pesten? Wat is het doel van het pestprotocol? Het doel van het pestprotocol is dat kinderen zich veilig voelen in de school en niet gepest worden. Je veilig voelen op school is uitermate belangrijk voor de ontwikkeling van het kind. Je veilig voelen op school kan alleen als er niet wordt gepest, er goede omgangsregels zijn in de school en eventueel pestgedrag meteen wordt aangepakt. Het is van belang regels en afspraken zichtbaar te maken voor de leerlingen en de leerkrachten. Elkaar steunen en wederzijds respect tonen is uitermate belangrijk om met plezier naar school te kunnen gaan. Hoe moeten we omgaan met pesten? Pesten moet als een probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen (leerlingen, leerkrachten en ouders). Welke preventieve maatregelen ondernemen we tegen pesten? Wees bedacht op het feit dat pesten op school veel voorkomt en dat het dus ook bij u op school kan voorkomen. Let op de signalen die hieronder staan beschreven. Grijp onmiddellijk in bij het signaleren van deze signalen.
5
Het is belangrijk dat leerkrachten het onderwerp pesten aan bod laten komen in de lessen. Hierbij is het ook belangrijk de regels vast te stellen die gelden in de klas en in de school. Er is een pesttraining voor groep 1 tot en met 4 en voor groep 5 tot en met 8 geschreven. Deze kan zowel preventief als probleemoplossend gebruikt worden. Het geven van de pesttraining kan helpen een helder beeld te vormen van de groep en de individuele leerlingen. In de pesttraining oefenen kinderen met assertiviteit, praten kinderen met elkaar over pesten, wordt geoefend met samen spelen en delen, elkaar kunnen vertrouwen en wordt geoefend met het leren respecteren van elkaar. Wat zijn de algemene signalen van pesten? Signalen van pesterijen; Gekeken naar de pestende leerling; altijd een bijnaam, nooit bij de eigen naam noemen; zogenaamde leuke opmerkingen maken over een klasgenoot; een klasgenoot voortdurend ergens de schuld van geven; briefjes doorgeven; Beledigen; opmerkingen maken over kleding; Isoleren; buiten school opwachten, slaan of schoppen; op weg naar huis achterna rijden; naar het huis van het slachtoffer gaan; bezittingen afpakken; schelden of schreeuwen tegen het slachtoffer;(4) Signalen van pesterijen; Gekeken naar de gepeste leerling: vaak alleen in de pauze; het kind geeft aan zich ziek te voelen en/ of niet naar school te willen; Vaak alleen met jongere kinderen spelen; Niet naar buiten willen in de pauze; Het kind wil niet meer buiten spelen en sluit zich thuis op; (4) Concentratieproblemen; Blauwe plekken; Somber, futloos of teruggetrokken gedrag; Niets meer vertellen over school; Slechte prestaties leveren; (9) Wees bedacht op deze signalen. Een pester zal vaak niet in het zicht van de leerkracht opvallend pestgedrag vertonen. Door de bovenstaande signalen serieus te nemen en hier bedacht op zijn, kan pestgedrag sneller gesignaleerd worden. Welke regels worden gehanteerd in de school?
Je stoort elkaar niet in houding, gedrag en taalgebruik.
6
Welke acties ondernemen we als we pestgedrag signaleren?
Aanpakken van ruzies en pestgedrag Wanneer leerlingen ruzie met elkaar hebben en/ of elkaar pesten, proberen zij en wij: Stap 1: Er eerst zelf (en samen) uit te komen. Stap 2: Op het moment dat de leerlingen er niet zelf of samen uitkomen, hebben ze de recht en de plicht om het probleem aan de juf of meester voor te leggen. Stap 3: De leerkracht brengt de partijen bij elkaar voor een verhelderingsgesprek en probeert samen met hen de ruzie of pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. Bij herhaling van pesterijen en ruzies tussen dezelfde kinderen volgen sancties. Stap 4: Bij herhaaldelijk ruzie/ pestgedrag neemt de leerkracht duidelijk stelling en houdt een bestraffend gesprek met de leerling die pest/ ruzie maakt.
Stap 5: Als de leerling 3 keer een waarschuwing heeft gekregen, wordt er contact opgenomen met de ouders. Leerkrachten en ouders proberen dan in goed overleg samen te werken. Stap 6: Als ouders en leerkracht het probleem niet kunnen oplossen en het pestgedrag aan blijft houden, is het noodzakelijk dat er contact wordt opgenomen met instanties die de ouders en/ of leerkracht verder kan helpen. Stap 7: Bij aanhoudend pestgedrag kan er voor gekozen worden om een leerling tijdelijk in een andere groep te plaatsen, binnen de school. Ook het (tijdelijk) plaatsen op een andere school behoort tot de mogelijkheden. Stap 8: In extreme gevallen kan een leerling geschorst of verwijderd worden. Bij het voordoen van de stappen 5 tot en met 8 wordt de coördinator op de hoogte gesteld. Bij welke instanties kunnen we terecht als we het pestgedrag niet zelfstandig kunnen oplossen? Pestweb
Kinderen tussen de 7 en 12 jaar Telefoon: 0800-2828280 (gratis vanaf een vast toestel) of 0900 2828280 (volgens lokaal
7
tarief vanaf een mobiele telefoon). Email: wil je mailen over pesten, vul dan hier de vragenlijst in. Je krijgt dan binnen 3 werkdagen een mailtje terug van Pestweb.
Ouders en Leerkrachten Telefoon: 0800-2828280 (gratis vanaf een vast toestel) of 0900 2828280 (volgens lokaal tarief vanaf een mobiele telefoon). Email: Stuur een bericht naar
[email protected]. U krijgt dan binnen 3 werkdagen een reactie van een medewerker van Pestweb. GGD Bij de GGD kunnen scholen in het informatiecentrum terecht voor het lenen van lesmaterialen. Ook kunnen ze hier voor advies terecht bij een gezondheidsbevorderaarster die zich bezig houdt met dit onderwerp. Dit is bij GGD Fryslan Alie Buikema. Het telefoonnummer van GGD Fryslan is 058-2334334. Hoe begeleiden wij de leerlingen? Begeleiding van de gepeste leerling:
Toon medeleven en luister naar het kind. Vraag naar hoe er wordt gepest en door wie? Ga na hoe de leerling zelf reageert, wat doet hij/ zij voor, tijdens en na het pesten? Huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die een pester wil uitlokken. Laat de leerling inzien dat je ook op een andere manier kunt reageren. Benadruk de sterke kanten van het kind. Laat het gepeste kind inzien waarom een kind pest. Hierbij is vooral belangrijk dat het kind niet wordt gepest vanwege uiterlijke kenmerken maar puur omdat het kind zichzelf niet kan verweren en zichzelf niet assertief en sociaal vaardig opstelt, en dat het kind dit kan veranderen. Praat met de ouders van het gepeste kind en de ouders van de pester(s). Zoek samen met de gepeste en de ouders naar een oplossing en laat het kind vertellen welke oplossing hij of zij zelf wil. Overbescherm de leerling niet, hiermee word de leerling juist in een uitzonderingspositie gesteld, en dit is dan weer een reden om iemand te pesten. (4)
Begeleiding van de pester:
Praat met de leerling over de reden van het ruzie maken/ het pesten (baas willen zijn, jaloezie, buitengesloten voelen) Laat de leerling zien wat het effect is van zijn/ haar gedrag ten opzichte van de pester. Laat de leerling zijn excuses aanbieden aan het gepeste kind. Laat de leerling inzien welke sterke en leuke kanten de gepeste leerling heeft. Zeg de pester dat pesten absoluut verboden is in de school en niet wordt getolereerd. Praat met de ouders van de pester, zoek samen naar een oplossing. Probeer er ook achter de komen wat de oorzaak is van het pestgedrag van de leerling. Schakel in overeenstemming met de ouders en de gepeste hulp in. Bijvoorbeeld sociale vaardigheidstrainingen, jeugdgezondheidszorg, huisarts, GGD. (4)
8
Begeleiding van de andere kinderen:
Las een kringgesprek in om met de leerlingen te praten over pesten. Wat vinden zij er van? En wat kunnen we er met zijn allen aan doen? Ook kunt u de pesttraining gebruiken. De complete pesttraining kan gebruikt worden, maar ook een deel dat aansluit bij de groep en het probleem waar de groep nu tegen aan loopt. (4)
Welke adviezen kunnen wij geven aan ouders? Ouders van gepeste kinderen:
Houd de communicatie met uw kind open, blijf in gesprek met uw kind. Als pesten niet op school gebeurt, maar op straat, probeert u contact op te nemen met de ouders van de pester(s) om het probleem bespreekbaar te maken. Pesten op school kunt u het beste direct met de leerkracht bespreken. Door positieve stimulering en zogenaamde schouderklopjes kan het zelfrespect vergroot worden of weer terug komen. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt. (4)
Ouders van pesters:
Neem het probleem van uw kind serieus. Raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden. Probeer achter de mogelijke oorzaak te komen. Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet. Besteed extra aandacht aan uw kind. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Corrigeer ongewenst gedrag en benoem het goede gedrag van uw kind. Maak uw kind duidelijk dat u achter de beslissing van school staat. (4)
Alle andere ouders:
Neem de ouders van het gepeste kind serieus Stimuleer uw kind om op een goede manier met andere kinderen om te gaan. Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem goed gedrag. Geef zelf het goede voorbeeld. Leer uw kind voor anderen op te komen. Leer uw kind voor zichzelf op te komen. (4)
9
Bronvermelding pestprotocol 1. Internet:http://groups.msn.com/Pestenendegevolgenervan/pestenwatishetnoueigelijk.msn 2. Internet: http://www.praktijkmijnten.nl/pesten.htm 3. Internet: http://www.skpoh.nl/de_vendelier/standaard.php?id=1713 4. Internet: http://www.geocities.com/juf_online/klassen.html 5. Boek: pesten op school, lessuggesties voor leerkrachten, Bob van der Meer, blz. 7 6. Internet: http://home.wanadoo.nl/lionne/spw/pesten.htm 7. Internet: http://www.marbera.nl/schoolgids/pestprotocol.htm 8. Internet: www.antoniusschool.dse.nl/pestprotocol.htm 9. Internet: http://www.psychowijzer.nl/signalen.p206.html
10
Pesttraining groep 1 t/m 4 Beginsituatie De reden voor het starten met deze pesttraining, is dat de leerkracht een onveilige sfeer of pestgedrag in de klas heeft gesignaleerd. Het kan ook zo zijn dat de leerkracht vermoed dat de gedragingen in de klas, de onveilige sfeer zouden kunnen uitgroeien tot pestgedrag. De training zal ik niet verdelen in verschillende lessen, maar ik zal tips en handreikingen geven om onderstaand resultaat te kunnen realiseren. Dit is dus anders ingedeeld dan in training voor groep 5 t/m 8. Dit omdat groep 1 t/m 4 over het algemeen meer herhaling nodig heeft dan de hogere klassen. De klassen zijn in staat de geleerde stof sneller tot zich te nemen dan de lagere klassen. Zij zijn namelijk in staat om in de eigen vrije tijd verder te oefenen met de handreikingen die zij hebben gekregen in de lessen. Algemeen doel De training zal vooral in het teken staan van het accepteren dat ieder kind anders is. Daarbij is het belangrijk dat de kinderen leren wat pesten is, en dat dit iets is wat voorkomen moet worden. Verder zullen de kinderen door het doen van de oefeningen elkaar nog beter leren kennen. En daarmee leren dat ieder kind uniek is. Ook zullen de oefeningen een onveilige sfeer veranderen in een veilige sfeer in de klas. Tijdsplanning De oefeningen heb ik niet onderverdeeld in tijd. De duur van de oefeningen kunnen aangesloten worden op de behoefte van de leerlingen. Taken leerkracht De taken van de leerkrachten zijn het scheppen van vertrouwen naar elkaar toe en het zorgen dat de klas één hechte groep wordt. De hoofdtaak van de leerkracht is hier vooral het zorgen dat de klas één groep wordt en het scheppen van vertrouwen naar elkaar toe. Tips en spelideeën voor het voorkomen van pestgedrag en het herstellen van groepssferen 1.
Zonnetje van de dag
Doel: het doel van onderstaande oefening is dat leerlingen naar elkaars positieve eigenschappen leren kijken. Verder is het doel dat de leerlingen (meer) zelfvertrouwen krijgen. Schrijf op een kalender op iedere schooldag een naam van een kind. Ieder kind om de beurt. Dit kan bijvoorbeeld op alfabetische volgorde. Je kunt iedere dag een moment inplannen om de leerlingen iets positiefs op een briefje te laten schrijven of iets te laten zeggen over het zonnetje van de dag. Voorbeelden kunnen zijn: je hebt goed opgeruimd of je hebt een mooie trui aan.
11
2. Dit ben ik Doel: Het doel van het kringgesprek is dat de leerlingen elkaar beter leren kennen en leren dat ieder kind anders is, maar toch uniek is. Ook leren de kinderen dat het belangrijk is dat de leerlingen elkaar respecteren en accepteren. In een kringgesprek kun je een gesprekje voeren met de leerlingen. Waarbij de leerlingen iets vertellen over zichzelf. Het is belangrijk aan bod te laten komen dat ieder kind verschillend is en dat het belangrijk is om elkaar te accepteren en te respecteren. 3. Tekenen Doel: Het doel van onderstaande oefening is dat de leerlingen leren kijken naar elkaar, en hierdoor elkaar nog beter te leren kennen. Geef de leerlingen de opdracht om elkaar na te tekenen. Zo kunnen de leerlingen elkaar leren kennen en naar elkaar leren kijken. 4. Vrij spel Doel: Het doel van onderstaande oefening is dat kinderen speelgoed leren delen en samen te spelen. Tijdens het vrije spel van de kinderen stimuleer je de leerlingen samen te spelen en het speelgoed te delen. In een kringgesprek kun je vragen naar ervaringen met het samen spelen en het delen van speelgoed. Maak de leerlingen attent op het belang van samen spelen en samen delen. 5. Spiegeloefening Doel: Het doel van onderstaande oefening is dat de leerlingen elkaar leren kennen en samen plezier beleven in het nadoen van elkaar. De kinderen vormen tweetallen. Dit kun je als leerkracht doen, maar je kunt er ook voor kiezen dat de kinderen zelf tweetallen vormen. Bij een oneven- aantal kun je er voor kiezen zelf ook mee te spelen. De tweetallen gaan tegenover elkaar staan. Zij spreken af wie de spiegel is en wie er voor de spiegel staat. Degene die voor de spiegel staat, maakt allerlei gebaren, bewegen met benen, armen, ogen, gezicht, geluiden, etcetera, alles is mogelijk. De spiegel doet degene die voor de spiegel staat na. Je kunt er ook voor kiezen om het spel in een verhaal te verpakken waarin een stelletje papegaaien en apen het niet kunnen laten elkaar na te doen. 6. Zinnetje doorvertellen Doel: Het doel van onderstaande oefening is dat de leerlingen leren om samen te werken en samen lol te laten beleven in dit samenwerken.
12
Laat de leerlingen in een kring zitten, dichtbij elkaar,zodat ze elkaar iets in de oren kunnen doorfluisteren. De leerkracht fluistert de eerste leerling een zinnetje in. Voor kleuters kan dit zinnetje bijvoorbeeld 2 of 3 woordjes zijn, voor groep 3 en 4 kunnen de zinnetjes iets langer worden. De eerste leerling fluistert het zinnetje door aan de volgende persoon. De laatste persoon zegt dan uiteindelijk welk zinnetje hij of zij heeft gehoord. Je kunt er ook voor kiezen het doorvertellen eenvoudiger te maken door kleine groepjes van bijvoorbeeld 5 kinderen te vormen. 7. Samen een verhaal maken Doel: Het doel van onderstaande oefening is dat de leerlingen leren samenwerken. De leerlingen gaan samen een verhaal maken door ieder een zinnetjes te zeggen. Als leerkracht kun je beginnen met een zin, bijvoorbeeld: er was eens een heel klein jongetje. De volgende leerling kan dan zeggen: dat jongetje zat op een steentje. Zo vertelt iedereen 1 voor 1 een zinnetje. Zo komt er een verhaal uit dat de leerlingen zelf bedacht hebben. 8. Voorleesboeken/ sprookjes Doel: Het doel van onderstaande oefening is dat leerlingen leren wat pesten is, wat de gevolgen zijn en dat dit iets is dat zij absoluut niet mogen doen. Door het voorlezen van een voorleesboek dat bedoelt is voor hun leeftijd, is het voor de leerlingen gemakkelijker zich in te leven in kinderen die gepest worden. Een hulpmiddel om de omschrijving van pesten helder te krijgen voor de kinderen zijn de voorleesboeken en sprookjes die gaan over allerlei vormen van pesten, het zich buiten gesloten voelen, niet mee mogen doen, niet aardig gevonden worden. Lees eens een boek voor over dit onderwerp. Een voorbeeld hiervan zijn de boeken: Titel: Schrijver: Isbn:
Het lelijke jonge eentje Hans Christian Andersen 9062381618/ 9789062381616
Titel: Isbn: Uitgever:
Walt disney’s Dombo (vanaf 4 jaar) 9024382092 Aartselaar (Oosterhout) Deltas, 2002)
Titel: Schrijver: Isbn: Uitgever:
Paul wordt gepest (vanaf 5 jaar) Anja Rieger/ Lieke van Duin 9056470140 Amsterdam: Mercis, 2001
Titel: Schrijver: Isbn: Uigever:
Flip pest piep Eleonoor van geren & Marieke Lambermont 9789085830139 Lelystad: IVIO- Wereldschool 2007
Titel:
Superliesje (vanaf 5 jaar)
13
Schrijver: Stem Isbn: 9074892809 Uitgever: Amsterdam, Luister, 2002 Titel: Schrijver: Isbn: Uitgever:
Kom op, Tom (Vanaf 6 jaar) Marieke Simons 9026613466 Kampen: Callenbach, cop. 2006
Titel: Schrijver: Isbn: Uitgever:
Ze pesten me Jen Green & Mike Gordon 9057880431 Hilversum: Kwintessens, cop 2000
Tips in geval van het signaleren van pestgedrag 1.
Kringgesprek
Doel: Het doel van onderstaande oefening is dat de leerlingen leren wat pesten is, hoe een gepest kind zich voelt en wat de gevolgen kunnen zijn. Breng het pestgedrag aan de orde in een kringgesprek. Dit kan bijvoorbeeld na een voorval in de pauze. Vertel wat je hebt gezien als leerkracht. En vraag daarbij naar de reden van de kinderen voor dit gedrag en hoe dit voelt voor degenen die hierbij betrokken zijn. Pas de manier van het bespreken aan bij het niveau van de kinderen. In groep 1 zal dit dus anders zijn dan in groep 4. Het is belangrijk met de kinderen te bespreken dat dit gedrag absoluut niet mag en leg daarbij uit waarom het niet mag. Hoe voelt dit voor het kind dat het slachtoffer is? Wat zouden de kinderen hier tegen kunnen doen en hoe herkennen kinderen dit gedrag bij kinderen in hun klas? Deze vragen kunnen aan de orde komen in een kringgesprek. 2. Voorleesboeken/ sprookjes Doel: Het doel van onderstaande oefening is dat de leerlingen leren wat pesten is, wat de gevolgen zijn en dat dit iets is dat zij absoluut niet mogen doen. Door het voorlezen van een voorleesboek dat bedoelt is voor hun leeftijd, is het voor de leerlingen gemakkelijker zich in te leven in kinderen die gepest worden. Een hulpmiddel om de omschrijving van pesten helder te krijgen voor de kinderen zijn de voorleesboeken en sprookjes die gaan over allerlei vormen van pesten, het zich buiten gesloten voelen, niet mee mogen doen, niet aardig gevonden worden. Lees eens een boek voor over dit onderwerp. Voor voorbeelden: Zie punt 8: Voorleesboeken/ sprookjes. 3. Wat te doen tegen pesten? In het pestprotocol staat beschreven wat pesten is, wat de oorzaken, gevolgen en signalen kunnen zijn. Ook staat er beschreven hoe je pestgedrag kunt signaleren en hoe je dit kunt aanpakken. 4. Als het oplossen van het pestgedrag niet lukt
14
In het pestprotocol vind je professionele hulporganisaties die kunnen bijspringen in allerlei gebieden zoals thuissituaties en weerbaarheid van kinderen.
15
Pesttraining groep 5 t/m 8 Beginsituatie De reden voor het starten met deze pesttraining, is dat de leerkracht een onveilige sfeer of pestgedrag in de klas heeft gesignaleerd. Het kan ook zo zijn dat de leerkracht vermoed dat de gedragingen in de klas, de onveilige sfeer zouden kunnen uitgroeien tot pestgedrag. Deze lessen zijn bedoeld voor de leerlingen van groep 5 t/m 8. Het is bedoeld voor de hele klas. De training is opgesplitst in lessen. Algemeen doel Met deze pesttraining wil ik bereiken dat de kinderen inzien wat pesten is, hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn en uiteindelijk het pestgedrag stoppen of pestgedrag voorkomen. Tijdsplanning Iedere les zal tussen de 25 en 60 minuten duren. De eerste training zal weinig tijd in beslag nemen. Op de resultaten uit deze les kun je tijdens de tweede trainingen voortborduren. Voorafgaande aan iedere les heb ik een tijdsplanning weergegeven. Wie geeft de lessen? De lessen kunnen zowel door de leerkracht als door een buitenstaander worden gegeven.
16
Les 1 Vooraf: Informatie voor de leerkracht voor aanvang van de te geven les: Tijdsplanning Inleiding Vragen sociogram Klasgenotentest Afronding
3 minuten 10 minuten 10 minuten 2 minuten
Totaal
25 minuten
Beginsituatie Omdat de leerkracht een onveilig sfeer of pestgedrag heeft gesignaleerd in de klas, start de leerkracht met een pesttraining. Tijdens de eerste les zal er informatie over de structuren in de klas ingewonnen worden. Doel De leerkracht zal tijdens de eerste les onderzoeken welke relaties er actief zijn en een compleet beeld krijgen van de structuren in de klas.
De les: Informatie door de leerkracht te geven aan de leerlingen: Inleiding Vertel de leerlingen dat je wilt onderzoeken wat er leeft in deze klas, hoe de leerlingen zich voelen in de klas, met wie de leerlingen omgaan en met wie ze dat niet doen. Zeg dat je ze daarom tijdens deze les een aantal vragen hierover gaat stellen. Sociogram Vraag de leerlingen hun schrijfblok te pakken. Leg ze uit dat je ze een aantal vragen gaat stellen over met wie ze graag spelen en met wie ze dat liever niet doen, en dat zij hierop mogen antwoorden op het papier. Vraag ze ook hierop hun naam in te vullen. Laat de leerlingen dit individueel invullen. Om dit echt individueel te laten doen kun je de leerlingen vragen de antwoorden die ze geven af te dekken, zodat niemand kan zien wat er opgeschreven wordt. Zeg er bij dat de leerlingen alleen de namen uit deze klas mogen noemen. Dus geen moeder, juf, etcetera. Na het invullen van de vragen verzamel je de gegeven antwoorden. Controleer of iedereen de naam er op heeft geschreven. Na de training kun je de gegeven antwoorden uitschrijven in een sociogram. Een sociogram is een schema waarin te zien is welke contacten er zijn in een groep. Na het uitschrijven van dit sociogram heb jij als het goed is een compleet beeld van de groep en vooral in welke relaties actief zijn. Vragen: 1. Stel: We gaan op schoolreisje. We reizen met de bus.
17
A. Naast wie ga je zitten? Noem 2 namen. (persoon op nr. 1 is eerste keus, persoon op nr. 2 is 2de keuze. B. Naast wie ga je absoluut niet zitten? Noem 2 namen. 2. Stel: Je hebt een geheim dat je graag met iemand zou willen delen die je vertrouwt. A. Aan wie van je klasgenoten zou je dit vertellen? Noem 2 namen. B. Aan wie zou je dit absoluut niet vertellen? Noem 2 namen. 3. Stel: Na schooltijd heb je niks te doen en je vraagt een klasgenootje om te spelen. A. Aan wie zou je dit vragen? Noem 2 namen. B. aan wie zou je dit niet vragen? Noem 2 namen. Klasgenotentest Laat de leerlingen de klasgenotentest individueel invullen. Verzamel deze daarna weer. Het is niet de bedoeling dat deze in de klas worden besproken. Vraag de leerlingen wel hun naam op te schrijven zodat jij weet wat de resultaten zijn en eventuele signalen van pestgedrag of signalen van het zich onveilig voelen in de school, zo snel mogelijk kunt aanpakken. De klasgenotentest is als bijlage toegevoegd. Er kunnen ook vragen aan toegevoegd worden die aansluiten op de situatie waarvan op dit moment sprake is. Het zijn voor de leerlingen erg persoonlijke vragen. Daarom kan het zijn dat er leerlingen zijn die aangeven dat alleen de leerkracht de antwoorden mag zien, laat dit dan door de leerlingen op het papier schrijven. Als blijkt dat er bij deze leerlingen wel sprake is van een onveilige sfeer of een onveilig gevoel in de klas, kan de leerkracht in eerste instantie alleen met de leerling hierover praten. De leerkracht kan zodoende proberen het probleem duidelijk te krijgen. Als blijkt dat het belangrijk is dat andere personen van het probleem moeten weten, is het belangrijk dit te overleggen met de leerling. In overleg met hem of haar kan er gezorgd worden voor een goede oplossing om het probleem aan te pakken en overleg met bepaalde personen. Het is wel van belang dat de leerkracht het probleem bespreekt met de coördinator om verdere verspreiding van het probleem te voorkomen en het probleem zo effectief mogelijk aan te pakken.
Afronding Rond de les voor vandaag af.
18
Les 2 Vooraf: Informatie voor de leerkracht voor aanvang van de te geven les: Tijdsplanning Inleiding Voorlezen van het verhaal Kringgesprek over het verhaal In groepjes anti pestregels opstellen Bespreken van de anti pestregels Nabespreking Afronding
3 minuten 5 minuten 15 minuten 10 minuten 5 minuten 5 minuten 2 minuten
Totaal
45 minuten
Beginsituatie Vorige week hebben de leerlingen allemaal een klasgenotentest ingevuld en antwoorden gegeven op vragen waarvan de leerkracht een sociogram heeft gemaakt. Mogelijk zijn er opvallende zaken uit zowel het sociogram als de klasgenotentest te halen. Een voorbeeld hiervan kan zijn dat kinderen zich onprettig voelen in de klas of het gevoel hebben gepest te worden. Tijdens deze les kunnen deze zaken besproken worden door middel van de onderdelen die vandaag op het programma staan. Doel Het doel voor vandaag is de leerlingen bewust te laten maken van het verschijnsel pesten, wat het is, hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn en wat het verschil is tussen plagen en pesten. Verder is het doel dat de leerlingen aan het einde van de les een aantal regels hebben bedacht waarmee ze met elkaar werken om pestgedrag te voorkomen of te stoppen.
De les: Informatie door de leerkracht te geven aan de leerlingen: Inleiding Weten de leerlingen nog wat we vorige week hebben gedaan? De leerkracht kan hier nog aan toevoegen dat er zaken zijn opgevallen in de testen die de kinderen hebben ingevuld. Daarbij kan de leerkracht inleiden dat hij of zij een verhaal gaat lezen over iemand die is gepest. Verhaal pesten Begin de les met het voorlezen van een verhaal, waarin sprake is van een kind dat wordt gepest. Er is een bijlage toegevoegd met hierin een verhaal over een meisje dat is gepest. Deze kan gebruikt worden, maar de leerkracht kan er ook voor kiezen zelf een verhaal te zoeken en deze voor te lezen. Leidt de leerlingen in op het verhaal. Vertel dat het wel een heftig verhaal is en dat je hoopt dat de kinderen er niet te veel van schrikken. Hierna volgt een gesprek met de leerlingen. Vragen die kunnen worden besproken, zijn: - Wat gebeurde er in het verhaal? - Wat deden de gebeurtenissen met de hoofdpersoon? - Wat deden de kinderen in dit verhaal?
19
-
Wat vind je van hun reactie? Zie je deze situaties ook wel eens? Doe jij dit ook wel eens?
Het is belangrijk te volgende zaken goed te benadrukken tijdens de bespreking: - Dat er een belangrijk verschil is tussen plagen en pesten; - Dat er altijd kinderen zijn die pesten en kinderen die gepest worden; - Dat er vaak drie partijen zijn: de pester, een zondebok en meelopers; - Waarom wordt iemand een zondebok (er anders uitzien, ander gedrag, zomaar) - Waarom pest iemand (afreageren, stoer doen, zelf gepest worden) - Waarom doen andere kinderen mee (erbij willen horen, bang zelf zondebok te worden). Als overgang naar de volgende oefening, kun je vragen of de leerlingen iets tegen het pesten willen doen. Stel ze voor dat we regels kunnen opstellen om het pesten tegen te gaan. Stel voor dat de leerlingen regels mogen noemen en dat jij deze gaat opschrijven op het bord. Anti- pest regels opstellen Laat de leerlingen in groepjes een aantal anti- pestregels opstellen. Deze regels worden daarna klassikaal besproken. Regels kunnen zijn: We treiteren elkaar niet We respecteren elkaar We proberen leerlingen die getreiterd worden te helpen. We zorgen ervoor dat alle leerlingen zich thuis voelen in de klas en dat niemand wordt buitengesloten. We komen niet zonder toestemming aan de spullen van een ander kind We bedreigen elkaar niet en doen elkaar geen pijn We schelden elkaar niet uit en verzinnen geen bijnamen We lachen elkaar niet uit We roddelen niet over elkaar We sluiten elkaar niet buiten bij activiteiten Het doel kan vooral bereikt worden door de leerlingen zelf deze regels op te laten stellen. Dit helpt hen verantwoordelijkheid te nemen in het naleven van de regels. Schrijf deze regels (samen met de leerlingen) op een groot vel papier en plak ze op in het lokaal, waar het goed zichtbaar is voor de leerkracht en leerlingen. Het is belangrijk dat de hele klas met deze regels instemt. De leerkracht kan bij signalen van treiteren en tussentijds een kringgesprek hebben met de leerlingen en hierbij de samen opgestelde regels betrekken en bespreken hoe het gaat met het nakomen van deze regels. Het is belangrijk om het concrete gedrag dat hoort bij deze regels duidelijk kenbaar te maken bij de leerlingen. Praten over de opgestelde regels in kringgesprekken is erg belangrijk om de regels duidelijk te houden voor de leerlingen. Nabespreking Wat vonden de leerlingen van de oefeningen? Wat hebben ze hiervan geleerd? Kunnen ze een korte samenvatting geven over wat we vandaag besproken hebben?
20
Afronding Rond de les voor vandaag af.
21
Les 3 Vooraf: Informatie voor de leerkracht voor aanvang van de te geven les: Tijdsplanning Inleiding: Keuzeprogramma: Bespreken/ uispelen/ voorlezen Nabespreking Afronding
3 minuten 20 minuten 25 minuten 10 minuten 2 minuten
Totaal
60 minuten
Beginsituatie In les 2 hebben de leerlingen een beeld gekregen over wat pesten is, wat de gevolgen zijn en hebben zij gepraat over ervaringen met pesten. Ook hebben zij samen anti- pestregels opgesteld. Doel Tijdens deze les zullen we hierop voortborduren door de leerlingen te laten ervaren hoe gepeste kinderen zich voelen.
De les: Informatie door de leerkracht te geven aan de leerlingen: Inleiding Vraag de leerlingen of ze nog weten wat we vorige week hebben gedaan. Vertel dat de oefening die we vandaag gaan doen hier alles mee te maken heeft. We gaan ons vandaag namelijk inleven in kinderen die gepest worden. Keuzeprogramma De leerlingen mogen een keuze maken uit verschillende programma- onderdelen: Tekenen over het onderwerp pesten Geef de leerlingen allemaal een vel a4 papier en geef ze de opdracht iets te tekenen over het thema pesten. Het kan iets zijn dat ze zich herinneren van de eerste 2 lessen, maar het kan ook gaan over eigen ervaringen, over hun gevoelens of hun mening over pesten. Toneelstukje over het onderwerp pesten De leerlingen mogen in groepjes van maximaal 4 personen een toneelstukje spelen over het onderwerp pesten. Het is belangrijk dat het doel hierbij ook wordt genoemd, zodat de leerlingen weten wat er moet worden bereikt met het toneelstukje. (Namelijk: Ervaren doe een gepest kind zich voelt, inleven in kinderen die worden gepest.)In verband met de ruimte kan het zo zijn dat er bijvoorbeeld maar 2 groepjes toneelstukjes kunnen oefenen. Vertel dit dan ook bij de uitleg. Verhaal over het onderwerp pesten De leerlingen mogen zelfstandig een verhaal schrijven over een gepeste. Hierbij is het belangrijk dat de leerlingen ervaren hoe een gepest kind zich voelt. Gedicht over het onderwerp pesten
22
De leerlingen mogen zelfstandig een gedicht schrijven over pesten. Hierbij is het ook weer belangrijk dat de leerlingen zich inleven in hoe een gepeste zich voelt. Deel de klas in in verschillende hoekjes waarin de programma onderdelen plaats kunnen vinden. Vertel de kinderen bij de uitleg ook dat ze hiervoor 15 minuten de tijd hebben en dat ze daarna weer bij hun tafel komen zitten. De leerlingen mogen hierna dan hun verhaal, gedicht, toneelstuk of tekening presenteren in de groep. Bespreken/ uitspelen/ voorlezen van het door de leerlingen gekozen programma- onderdeel Na het keuzeprogramma mogen de leerlingen één voor één vertellen wat ze hebben gedaan, de toneelstukjes uitspelen, het gedicht/ verhaal voor lezen of de tekening laten zien. Nabespreking Wat vonden de leerlingen van de opdracht? Wat hebben de leerlingen geleerd? Hebben de leerlingen ervaren hoe een gepeste zich voelt? Afronding Rond de les voor vandaag af.
23
Les 4 Vooraf: Informatie voor de leerkracht voor aanvang van de te geven les: Tijdsplanning Inleiding Rollenspelen Nabespreking Het stel-dat- spel Nabespreking Afronding
3 minuten 25 minuten 10 minuten 10 minuten 10 minuten 2 minuten
Totaal
60 minuten
Beginsituatie Tijdens de vorige les hebben de leerlingen zich ingeleefd in de gepeste kinderen en deze belevenissen vormgegeven in een door hun gekozen programma onderdeel. Dit gekozen onderdeel is besproken in de groep. Doel Tijdens deze les zullen de kinderen zich inleven in zowel de pester, de gepeste en de meeloper. Het doel hierbij is dat de kinderen ervaren hoe het is om pester, gepeste of meeloper te zijn. Tijdens het tweede programma onderdeel zullen de leerlingen oefenen met het vormen van een eigen mening.
De les: Informatie door de leerkracht te geven aan de leerlingen: Inleiding Vraag de leerlingen naar wat we vorige week hebben gedaan. Wat weten ze hier nog van? Vertel hierbij dat we hierop vandaag weer verder gaan in het thema pesten. We zullen ons vandaag inleven in dep pesters, meelopers en de gepesten. Verder zullen we oefenen met het vormen van een eigen mening. Rollenspelen Verdeel de klas in groepjes. Denk er van te voren over na hoe je de groepjes gaat verdelen. Dit kan door de tafelgroepjes waarin de kinderen zitten, de rollenspelen te laten doen, maar ook door bijvoorbeeld pesters of gepesten in één groep te laten zitten. Er zijn vijf verschillende situaties, deze zijn te vinden in de bijlage. De situaties kunnen ook veranderd worden in andere situaties. Ieder groepje speelt de verschillende situaties uit. Het is belangrijk dat iedere leerling alle drie de rollen speelt, om te beseffen hoe de verschillende rollen voelen. Als een leerling aangeeft een bepaalde situatie niet te willen spelen, respecteer dit dan. Wees er wel alert op dat hier redenen voor kunnen zijn. Na de les kun je de betreffende leerling vragen naar de reden van het niet willen spelen van een bepaalde rol. Vermeld heel duidelijk bij de uitleg dat je elkaar geen pijn mag doen en je geen scheldwoorden mag gebruiken. Laat de kinderen ook duidelijk afspreken wie de pester, gepeste en meeloper is. Het beste kunnen de situaties op losse papiertjes worden geschreven zodat de situaties kunnen worden gewisseld. Zo kunnen de rollenspelen vaker worden gespeeld.
24
Na de laatste situatie die de leerlingen oefenen, kunnen de leerlingen deze uitspelen voor de klas. Na het spel kan er in de kring besproken worden hoe zij de rollenspelen hebben ervaren. Hoe voelde het om pester, gepeste of meeloper te zijn? Nabespreking Wat vonden de leerlingen van de oefeningen? Wat hebben zij geleerd? Afronding Rond de les voor vandaag af.
25
Les 5 Vooraf: Informatie voor de leerkracht voor aanvang van de te geven les: Tijdsplanning Inleiding Stevig staan Grenzen aangeven Nee zeggen Nabespreking Afronding
3 minuten 5 minuten 5 minuten 5 minuten 15 minuten 2 minuten
Totaal
35 minuten
Beginsituatie Tijdens de vorige les hebben de leerlingen zich ingeleefd in de rol van de pester, de gepeste en de pester. Verder hebben zij geoefend met het vormen van een mening. Tijdens deze laatste les zullen we hierop voortborduren door te werken aan een stukje assertiviteit van de leerlingen. Doel Dit is de laatste les van de lessenserie over pesten. Tijdens deze les kunnen de leerlingen oefenen met assertiviteit, waarbij zij hun grenzen leren aangeven, leren hoe ze stevig kunnen staan en leren hoe ze op een zo effectief mogelijke manier nee kunnen zeggen.
De les: Informatie door de leerkracht te geven aan de leerlingen: Inleiding Vraag de leerlingen of ze nog weten wat we vorige week hebben gedaan. We weten nu wat pesten inhoudt. Maar om pesten te voorkomen is het belangrijk om voor jezelf op te komen. Hiermee gaan we vandaag oefenen. Stevig staan Iedere leerling zoekt een plaats in het lokaal. Niet te dicht bij elkaar. Vraag de leerlingen in de houding te gaan staan zoals ze vaak staan. De leerkracht geeft de leerlingen dan een stootje. Hoe stevig staan ze? Na gaan de leerlingen met de voeten iets uit elkaar staan en de voeten naar voren gericht. De knieën iets doorgezakt. De leerkracht de leerlingen weer een stootje. Hoe stevig staan de leerlingen nu? Bij de laatste oefeningen staan de leerlingen het stevigst. Leg de leerlingen uit wat het belang is van het stevig op je benen staan. En dat dit nodig is om pesten tegen te gaan. Grenzen aangeven De leerlingen gaan in twee rijen tegenover elkaar staan in het lokaal. Als de leerkracht het zegt, loopt één van de twee rijen rustig naar de leerling uit de andere rij. De leerlingen die in de stilstaande rij staan, geven hun grenzen aan door te zeggen hoe dichtbij de andere leerling mag komen. Ze zeggen ‘stop’ zodra het kind niet dichterbij mag komen. Door deze oefening leren de leerlingen hun grenzen aan te geven en zich bewust worden van hun grenzen. Voor het ene kind zal de afstand miniem zijn, en voor de andere een meter.
26
Hierin is het ook van belang dat leerlingen hun eigen grenzen aangeven en durven zeggen: Stop, tot hier en niet verder. Nee zeggen De leerlingen staan in een grote kring. Tegen de leerling naast hen zeggen ze één voor één ‘nee’. Er zijn verschillende manieren waarom men ‘nee’ kan zeggen. Waaronder de assertieve, de agressieve en passieve manier. Deze ‘nee’s’ komen allemaal op een andere manier binnen bij de persoon die het hoort. Naar een assertieve ‘nee’ zal vaak beter geluisterd worden. Het is belangrijk te staan voor het antwoord dat je geeft. Mensen hebben de neiging je over te halen als je bijvoorbeeld op een passieve manier ‘nee’ zegt. Ze denken dan : oh, die is wel over te halen’. Na het spel kan er in een kringgesprek gepraat worden over bovenstaande zinnen en over hoe de ‘nee’ voor hen voelde. Het is ook goed de kinderen er voorgaande van het spel attent op te maken hoe de ‘nee’ voor hen overkwam. Om de oefening en het nut van het nee- zeggen duidelijker te laten overkomen, kan de leerkracht voorafgaand aan het nee- zeggen een situatie bedenken waartegen ze ‘nee’ zeggen. Nabespreking Wat hebben de leerlingen geleerd? Wat gaan ze vanaf nu anders doen? Bij dit onderdeel blikken we terug op de afgelopen 5 lessen. Door de afgelopen lessenserie na te bespreken is het voor de leerlingen behulpzaam om ze hier aan te herinneren door een poster met foto’s, verhalen en tekeningen die gemaakt zijn te presenteren aan en met de leerlingen. Afronding Als afronding van de lessenserie kun je de leerlingen een diploma geven. In de bijlage is een voorbeeld van een diploma toegevoegd.
27
Bijlage les 1: Klasgenotentest Bron:http://www.pestweb.nl/aps/pestweb/Kinderen+712+jaar/Ik+wil+dat+pesten+stopt/Klasgeno tentest Naam leerling: 1. Omcirkel de letter voor de uitspraak die het beste bij je past… A. Ik heb in de klas heel veel vrienden en vriendinnen. B. Ik heb in de klas veel vrienden en vriendinnen. C. Ik heb in de klas niet zoveel vrienden en vriendinnen. D. Ik heb in de klas (bijna) geen vrienden en vriendinnen. 2. Omcirkel de letter voor de uitspraak die het beste bij je past… A. Ik ga (bijna) altijd met plezier naar school. B. Ik ga vaak wel met plezier naar school. C. Ik ga niet altijd met plezier naar school. D. Ik ga (bijna) nooit met plezier naar school. 3. Omcirkel de letter voor de uitspraak die het beste bij je past… A. In de klas durf ik (bijna) altijd te zeggen wat ik denk. B. In de klas durf ik vaak wel te zeggen wat ik denk. C. In de klas durf ik niet altijd te zeggen wat ik denk. D. In de klas durf ik (bijna) nooit te zeggen wat ik denk. 4. Omcirkel de letter voor de uitspraak die het beste bij je past… A. Ik voel me in de klas (bijna) altijd veilig. B. Ik voel me in de klas vaak wel veilig. C. Ik voel me in de klas niet altijd veilig. D. Ik voel me in de klas (bijna) nooit veilig, 5. Omcirkel de letter voor de uitspraak die het beste bij je past… A. Ik durf (bijna) altijd NEE of STOP te zeggen als anderen vervelend tegen me doen. B. Ik durf vaak wel NEE of STOP te zeggen als anderen vervelend tegen me doen. C. Ik durf niet altijd NEE of STOP te zeggen als anderen vervelend tegen me doen. D. Ik durf (bijna) nooit NEE of STOP te zeggen als anderen vervelend tegen me doen. 6. Ik groet anderen als ze aan komen lopen of binnenkomen. A. Dat doe ik bij bijna niemand. B. Dat doe ik bij mijn vrienden. C. Dat doe ik bij al mijn klasgenoten. D. Dat doe ik ook bij kinderen die ik niet zo leuk vind of die gepest worde. 7. Ik vraag anderen of ze er bij komen. A. Dat doe ik bij bijna niemand. B. Dat doe ik bij mijn vrienden. C. Dat doe ik bij al mijn klasgenoten. D. Dat doe ik ook bij kinderen die ik niet zo leuk vind of die gepest worden. 8. IK praat met anderen als ze dat willen.
28
A. Dat doe ik met bijna niemand. B. Dat doe ik met mijn vrienden. C. Dat doe ik met al mijn klasgenoten. D. Dat doe ik ook met kinderen die ik niet zo leuk vind of die gepest worden. 9. Ik speel of praat met anderen in de pauze. A. Dat doe ik met bijna niemand. B. Dat doe ik met mijn vrienden. C. Dat doe ik met al mijn klasgenoten. D. Dat doe ik ook met kinderen die ik niet zo leuk vind of die gepest worden. 10. Ik vind het leuk als andere kinderen in de klas iets vertellen of laten zien. A. Dat doe ik voor bijna niemand. B. Dat doe ik voor mijn vrienden. C. Dat doe ik voor al mijn klasgenoten. D. Dat doe ik ook voor kinderen die ik niet zo leuk vind of die gepest worden. 11. Ik geef anderen complimenten. A. Dat doe ik bij bijna niemand. B. Dat doe ik bij mijn vrienden. C. Dat doe ik bij al mijn klasgenoten. D. Dat doe ik ook bij kinderen die ik niet zo leuk vind of die gepest worden. 12. Ik help anderen als ze iets niet kunnen of snappen. A. Dat doe ik bij bijna niemand. B. Dat doe ik bij mijn vrienden. C. Dat doe ik bij al mijn klasgenoten. D. Dat doe ik ook bij kinderen die ik niet zo leuk vind of die gepest worden. 13. Ik leen anderen iets of laat hen mijn spullen gebruiken. A. Dat doe ik bij bijna niemand. B. Dat doe ik bij mijn vrienden. C. Dat doe ik bij al mijn klasgenoten. D. Dat doe ik ook bij kinderen die ik niet zo leuk vind of die gepest worden. 14. Ik accepteer van anderen dat ze kritiek op mijn gedrag hebben. A. Dat doe ik van bijna niemand. B. Dat doe ik van mijn vrienden. C. Dat doe ik van al mijn klasgenoten. D. Dat doe ik ook van kinderen die ik niet zo leuk vind of die gepest worden. 15. Ik doe soms met anderen voor of na schooltijd iets samen. A. Dat doe ik met bijna niemand. B. Dat doe ik met mijn vrienden. C. Dat doe ik met al mijn klasgenoten. D. Dat doe ik ook met kinderen die ik niet zo leuk vind of die gepest worden.
29
Bijlage les 2: Verhaal
Inleiding Vertel onderstaande inleiding voordat je begint met het voorlezen van het verhaal: Dit verhaal is afkomstig van een vriendin die tijdens zowel de basisschool als op het voortgezet onderwijs is gepest. Ze schrijft over haar ervaringen en de gevolgen die pesten met haar hebben gedaan. Ze heeft dit verhaal speciaal voor jullie als leerlingen geschreven. Het is een heftig verhaal en ik hoop dat jullie er niet te veel van schrikken. Mijn verhaal In dit verhaal wil ik jullie vertellen over de tijd dat ik gepest ben. Ik ben nu 23 jaar en merk nog altijd de gevolgen die het pesten op mij hebben gehad. Op zowel de basisschool als de Mavo (VMBO) ben ik gepest. Op de basisschool begon het toen ik in groep 5 zat. Het precieze moment waarop het begon kan ik me niet meer herinneren, maar ik weet dat ik vaak niet mee mocht spelen op het schoolplein. De kinderen lachten me uit en trokken gekke bekken die voor mij bedoeld waren, ze pakten mijn spullen af, enzovoort. Dit gebeurde bijna iedere dag. Ook werd ik soms na schooltijd opgewacht door een groepje kinderen en zij hielden mij dan tegen en trokken aan mij en mijn fiets zodat ik niet meer verder kon fietsen. Als ik dan eindelijk weg kon komen ging ik snel naar mijn oma, tante of naar huis. Eenmaal daar aangekomen barste ik in tranen uit. Ik voelde me dan heel rot en eenzaam. Op dat moment vroeg ik me af waarom ze mij altijd moesten hebben en wat er toch mis met mij zou zijn. Dit pesten duurde t/m eind groep 7. Gelukkig had ik er in groep 8 weinig tot geen last meer van, maar toch was ik blij dat ik toen naar de middelbare school ging zodat ik daar helemaal opnieuw kon beginnen. Er was namelijk niemand uit mijn klas die naar dezelfde middelbare school ging als ik. In het begin ging het ook goed op de nieuwe school en had ik een paar vriendinnetjes. Eén daarvan was mijn beste vriendin en met haar fietste ik altijd samen naar school. Op een gegeven moment wilde er nog een meisje uit onze klas met ons mee fietsen. Ik dacht dat dit wel gezellig zou zijn, maar al snel bleek dat ik er niet meer bij hoorde. Mijn beste vriendin zorgde er telkens voor dat ik achter hun moest fietsen en ze deed net of ik er niet was. Hierdoor voelde ik me erg buitengesloten en eenzaam. Onze vriendschap is hierdoor over gegaan. Daarna werd ik op een gegeven moment ook door andere kinderen uitgescholden en buitengesloten. Er kwamen steeds meer kinderen bij die mee deden aan de pesterijen, ook kinderen die ik helemaal niet kende. Hiervan waren één of meerdere kinderen de leider en de rest eromheen die deden vrolijk mee. Elke dag begon het weer van voor af aan. Kinderen wilden niet naast me zitten, ze scholden me uit, bedreigden me, kleineerden me en stopten zelfs een keer kauwgom in mijn haren. Ik durfde eigenlijk niet meer naar school. Bang voor wat me weer te wachten stond. Maar toch ging ik elke dag weer. Ik voelde me eenzaam en leeg, net alsof ik niet echt op deze wereld was. Op die momenten vroeg ik me af waarom ik op deze wereld was. Niemand vond mij aardig, niemand hield van mij dus waarom zou ik hier nog zijn. Dan kon ik maar beter niet meer leven. Als ik dan thuis kwam na school was ik blij dat ik eindelijk weer een beetje rust had aan mijn hoofd. Wel was ik dan heel verdrietig en voelde me rot over wat ze allemaal tegen me gezegd hadden die dag. Dan lag ik ’s avonds vaak in bed te huilen. Gelukkig ging het in de vierde klas eindelijk wat beter en waren er maar weinig kinderen die me nog uitscholden. Toen ik mijn diploma had gehaald ging ik naar het MBO en daar begon ik weer helemaal opnieuw. Want weer ging er niemand van de pesters naar de nieuwe school. Er ging daar een wereld voor me open. Er wilde zelfs iemand naast me zitten en ik kreeg toen echte vriendinnen waar ik vaak leuke dingen mee ging doen. Eindelijk was dan die nare tijd voorbij.
30
Bijlage les 4: Rollenspelen Situaties:
Situatie 1:
Jan loopt naar school, er wordt naar hem gewezen en gefloten, hij loopt verlegen over het schoolplein en is bang. Er wordt erg onaardig tegen hem gedaan.
Situatie 2:
Na schooltijd wordt Sonja opgewacht door de pester en de meelopers.
Situatie 3:
In de klas worden er vanuit achter in de klas propjes gegooid naar Karin, ze wordt uitgelachen door een aantal van haar klasgenoten.
Situatie 4:
Jeroen is op het plein aan het spelen met een bal, deze bal wordt van hem afgepakt, de pester en meelopers gaan er zelf mee spelen en lachen Jeroen uit.
Situatie 5:
Milouda zit al een paar maanden op een nieuwe school, ze draagt een hoofddoek. Als ze de klas binnenkomt, wordt ze uitgelachen door haar klasgenootjes.
31
Bijlage les 5: Diploma
Groep 6 van de Johan Willem Frisoschool heeft deelgenomen aan de pesttraining. IK weet nu wat pesten is!
Onze klas is vanaf nu pestvrij!
Bedankt voor je deelname!
32
Bijlage algemeen Dit verhaal kun je invoegen aan de geschreven trainingen. Vanuit dit verhaal kan er bijvoorbeeld worden getekent of een toneelstuk worden gedaan. Je kunt er ook voor kiezen de leerlingen in groepjes het verhaal af te laten maken. Je vertelt dan het eerste deel van het verhaal, de leerlingen maken dit dan af. Hierna kan je de leerlingen vragen hun verhaal voor te lezen. Verhaal: een sprietje gras Bron: Joan Elkerbout& Priscilla van Lierop, Platgetrapt, uitgeverij bergboek, 2004 Er was eens een sprietje gras. Ze voelde zich ellendig. Ze raakte steeds weer bevroren, werd overstroomd, verbrand door de zon of platgetrapt door honderden zware schoenen en laarzen. Juist wanneer ze zich weer beter begon te voelen, zich uitstrekte omhoog naar de blauwe lucht en warme zon, luisterend naar hoe de vogels zongen en de strelende wind voelend, werd ze kort gemaaid, kaal gelopen en tegen de grond getrapt. Op een dag was er eens iemand die niet wist wat hij deed en maaide haar zo kort dat ze bijna niet meer kon ademhalen. De vogels kon ze al helemaal niet meer horen, laat staan de wind voelen. Maar op de één of andere manier merkte ze na een paar dagen dat ze toch weer wat was gegroeid, zich weer uit kon strekken naar de blauwe lucht. Desondanks scheen de zon een paar weken later zo fel dat ze haar mooie groene kleur verloop en bruin en droog werd. Ze was er zeker van dat dit haar einde zou betekenen, maar net op dat moment begon het te regenen en ze dronk en dronk van het koele vocht. Het leek er op dat haar altijd iets ergs moest overkomen, dat haar pijn deed of in gevaar bracht; ijs en sneeuw, de hete zon, mensen die liepen, renden en op haar rondsprongen. Ze voelde zich zo niets waard. Op een dag landde er een mooie vlinder in haar buurt. De vlinder had iets wonderlijks over zich en het sprietje gras begon met haar te praten. Uiteindelijk vertelde ze haar verhaal van verdriet. De vlinder leefde erg mee en begon te vertellen. “ik kan goed begrijpen hoe je je voelt, maar ik moet je vertellen dat ik erg verbaasd ben over je verhaal. Weet je, vanuit mij bekeken, hoog vliegend boven jou, kijk ik iedere dag naar jou. Ik zie dan je flexibiliteit waardoor de ergste stormen je niet kapot krijgen, wat er ook met je gebeurt- herhaaldelijk platgetrapt, bevroren of verbrand, je richt je altijd weer op, kijkt omhoog en strekt je weer uit naar de lucht en de wolken. En in de wind hoor ik je mooie lied.” Het sprietje gras dankte de vlinder voor haar woorden en was een lange tijd stil. Toen glimlachte ze en neuriede een vrolijk lied- omdat ze zich nu realiseerde dat haar leven er één was van successen en niet van falen.
33