Niet pesten maar aanpakken!
Een handreiking om pesten van leerlingen met autisme aan te pakken in het regulier en speciaal (basis)onderwijs en in het voortgezet (speciaal) onderwijs
Inhoud Voorwoord
4
1. Inleiding
6
2. Autisme: niet lastig wel ‘anders’ in de omgang!
7
2.1 2.2
2.3
Duidelijkheid scheppen en signalen van angst en stress tijdig opvangen Begrip hebben van is begrip hebben voor
8 Behandel een leerling met autisme niet als de rest maar als een individu
3. Waarom een pestprotocol autisme? 3.1 3.2
Gepest worden met autisme Pesten met autisme
9 10
4. Omvang van pesten op school
11
5. Definitie plagen/pesten/agressie
12
5.1
Plagen
5.2
Pesten
5.3
Agressie
13
6. Eigen acceptatie (van de autisme spectrum stoornis) is belangrijk
15
7. Verschillende vormen en situaties van pesten
18 19
7.1
Vormen van pesten
7.1.1
Verbaal pesten
7.1.2
Psychologisch pesten
7.1.3
Fysiek pesten
7.1.4
Digitaal pesten
8. Kenmerken van pesters en slachtoffers 8.1
Signalement van pesters
8.2
Signalement van slachtoffers van pesten
20 24 25
9. Gevolgen van pesten
27
10. Niet pesten maar aanpakken!
29
10.1
Eenduidige gedragsregels en afspraken
10.1.1
Leerlingen betrekken bij het opstellen van regels
10.2
Toezicht, altijd en overal!
10.3
‘Lik op stuk beleid’
10.4
Een graadmeter om pesten te meten
10.4.1
Pestmeter
10.4.2
Maatjesmeter
10.5
‘Kettingkoppelen’ met klasgenoten
2
31 33 35 38 39 41
10.7
42 43 44 Pesters worden helpers! 45 Perceptie van pesten voor leerlingen met autisme verduidelijken 46 Resultaten van onderzoek onder pesten van jongvolwassenen in het VSO 47 Wat als niets meer helpt ? 49
10.7.1 10.7.2
De dader verplaatsen Aangifte bij de politie
10.5.1 10.5.1.1 10.5.1.2 10.5.2 10.6 10.6.1
Helpers koppelen aan leerlingen die baat hebben bij ondersteuning Eigenschappen en valkuilen van helpers Ondersteuningsvragen van leerlingen
Literatuurverwijzingen en noten
51
Aanbevolen boeken, films en websites
53
Bijlage I
Pestmeter
56
Bijlage II
Maatjesmeter voor de leerling!
65
Bijlage III
Maatjesmeter voor de leerkracht/mentor!
67
3
Voorwoord In november 2007 werd tijdens een tweetal conferenties van het Landelijk Netwerk Autisme over autisme uitvoerig aandacht gegeven aan het onderwerp pesten op school. Bob van der Meer van het Europees Expertise Centrum voor Veiligheid/E2V2 deelde zijn expertise op het gebied van pesten met ruim 100 geïnteresseerde deelnemers uit het Primair en Voortgezet onderwijs. Al snel werd duidelijk dat de algemene richtlijnen om pesten aan te pakken niet aansluiten op de doelgroep leerlingen met autisme. Eind 2007 werd een Landelijke Pestgroep Autisme in het leven geroepen om het pesten van leerlingen met autisme nader te onderzoeken en een pestprotocol autisme te ontwikkelen. Samen met de Landelijke Pestgroep Autisme is onder de werktitel ‘Niet pesten maar aanpakken!’ een handreiking ontwikkeld, een praktische aanpak om pesten van leerlingen met autisme in het onderwijs te voorkomen en aan te pakken. Als ervaringsdeskundige en vanuit mijn rol als projectleider van het Landelijk Netwerk Autisme heb ik mij goed kunnen inleven in de talloze openhartige en vaak schrijnende voorbeelden die ik gaandeweg het literatuuronderzoek, via de media en op de diverse websites ben tegengekomen. De gesprekken die ik met begeleiders en leerkrachten uit het onderwijsveld en met ouders van slachtoffers heb gevoerd hebben mij diep geraakt en zijn – uiteraard geanonimiseerd – op diverse plaatsen in het pestprotocol autisme verwerkt. Ik ben met Johan van der Hart, steunpuntfunctionaris REC Midden en Zuid West Nederland cluster 2 en trainer/voorlichter bij Auris Dienstverlening, eens dat ‘de combinatie van kennis over autisme en pesten de enige mogelijkheid is om hier structureel wat aan te doen’ 1) en ik ben dankbaar dat ik door het Ministerie van OCW en door de WEC-raad in de gelegenheid ben gesteld om dit pestprotocol autisme te schrijven. Mijn bijzondere dank gaat uit naar de leden van de Landelijke Pestgroep Autisme, agendalid drs. Bob van der Meer (Expert op het gebied van pesten, Europees Expertisecentrum voor Veiligheid) en naar Zeina Dafesh van NIGZ (ontwikkelaar van de methode PRIMA voor het basisonderwijs), die bereid zijn geweest om hun kennis in de afgelopen twee jaar belangeloos met mij te delen en die hun publicaties en instrumenten, vaak nog onder embargo, aan mij beschikbaar hebben gesteld voor dit doel. Verder ben ik onderzoekers Eeske van Roekel en Inge Schrooten van de Radboud Universiteit en Heleen Schoots van KPC Groep bijzonder dankbaar voor het aanleveren van de theoretische onderbouwing voor deze publicatie. Leden van de Landelijke Pestgroep Autisme Marije Borghuis Orthopedagoge van ’t Mozaïek in Almelo, een van de deelnemende scholen aan het onderzoek van de Radboud Universiteit. Luna Beukema Steunpuntfunctionaris autisme REC 4-6 Boven Amstel (cluster 4) Marry Ronde Steunpuntfunctionaris autisme REC 3-7/8 Noord Holland (cluster 3) Ron Scholte Projectleider onderzoek naar pesten van leerlingen met autisme, Radboud Universiteit Nijmegen.
4
Eeske van Roekel
Onderzoekster onderzoek naar pesten van leerlingen met autisme in het Voortgezet Speciaal Onderwijs in 2008, Radboud Universiteit Nijmegen. Inge Schrooten Onderzoekster onderzoek naar pesten van leerlingen met autisme in het Regulier Voortgezet Onderwijs in 2009, Radboud Universiteit Nijmegen. Jet Verbeek Mentor op VSO-school De Rede in Lelystad, die het Pest Protocol in ontwikkeling op De Rede voor dit doel heeft ingebracht. Miek Buijssen Ambulant Begeleidster op De Taalbrug, een cluster 2 school. Bernadette Wijnker Beleidsmedewerker onderwijs/zorg bij de Nederlandse Vereniging voor Autisme. Tevens bedank ik Carola Zwartjes en Sacha de Ruiter voor hun inbreng vanuit hun praktijk in het onderwijsveld en bedank ik de vele ouders die mij hun ervaringen hebben gemaild. Ten slotte hoop ik dat ‘Niet pesten maar aanpakken!’ zijn weg in het onderwijsveld zal vinden en dat de concrete instrumenten die in het pestprotocol autisme worden aangereikt, waaronder ‘kettingkoppelen’ en ‘pesters worden helpers’ een bijdrage zullen leveren aan een betere integratie van leerlingen met autisme in het regulier en speciaal (basis) onderwijs en voortgezet onderwijs. WEC-raad/LNA/PASSER, Sylvia Hasper, oktober 2009.
5
1. Inleiding Kinderen zijn tot 18 jaar wettelijk verplicht om naar school te gaan en een startkwalificatie te behalen, dat wil zeggen een diploma havo/vwo of een mbo-diploma op niveau 2. Dit geldt ook voor leerlingen met autisme. Tegenover de leerplicht staat ook leerrecht. Kinderen hebben recht op Onderwijs en als alles meezit hebben zij vanaf 2011 zelfs recht op Passend Onderwijs. Scholen moeten hun leerlingen een veilige omgeving bieden waarin zij zich harmonieus en op een positieve manier kunnen ontwikkelen. Daarvoor moet het schoolteam een veilig onderwijsklimaat scheppen met duidelijke afspraken en regels. Scholen voor primair en voortgezet onderwijs moeten zich over hun veiligheidsbeleid in de schoolgids verantwoorden. Sinds het schooljaar 2006-2007 zijn zij daartoe wettelijk verplicht. Overigens moeten scholen net als andere bedrijven ook een veiligheidsplan hebben op grond van de Arbo-wet. Dat plan gaat niet alleen over fysieke, maar ook over sociale veiligheid. Respectvol omgaan met medeleerlingen en leerkrachten is een van de belangrijkste regels. Zoals werkgevers zorgplicht hebben jegens hun werknemers, zo ook hebben scholen een vergelijkbare zorgplicht voor de leerlingen die hen zijn toevertrouwd. Pesten komt in alle vormen van onderwijs voor en ondermijnt de veiligheid op scholen. Leerlingen met autisme worden vrijwel altijd slachtoffer van pestgedrag op scholen. Soms neemt het pesten zulke ernstige vormen aan dat ouders hun kinderen noodgedwongen thuis houden. Bij langdurig verzuim kunnen zij te maken krijgen met de leerplichtambtenaar en zelfs met de kantonrechter. Soms adviseert het bevoegd gezag van een school om een kind thuis te houden omdat de veiligheid niet langer gegarandeerd kan worden. Hieronder zijn twee voorbeelden daarvan opgenomen.
In januari 2008 haalt het verhaal van de autistische Daniël van 10, die na een verhuizing van Soest naar Eck en Wiel op de thuisnabije basisschool niet welkom is vanwege zijn stoornis en op de basisschool waar hij wel toegelaten wordt vervolgens wordt weggepest, de pers. Nadat zijn ouders in overleg met de directeur hebben besloten om hem voor zijn eigen veiligheid van school te halen zit Daniël vier weken thuis en wenden zijn wanhopige ouders zich tot de media. In november 2008 gaat het mis met een 12-jarig meisje met autisme op een SBAO school in Z uid Oost Brabant. De ouders zoeken de publiciteit nadat hun auto is bekrast met een doodsbedreiging aan het adres van hun dochter. De school zegt alles in het werk te hebben gesteld om het meisje op school te begeleiden, maar nu eenmaal niet de zorg te kunnen bieden van een cluster 4 school. Om leerlingen tegen dit soort situaties te beschermen wordt op veel scholen een antipestbeleid ontwikkeld of ingezet. Een pestprotocol maakt veelal onderdeel uit van antipestbeleid en vormt een tastbaar document om pesten preventief en curatief aan te pakken en het anti-pestbeleid naar buiten toe uit te dragen. Preventie in de vorm van een gedegen en in alle geledingen van de school breed gedragen anti-pestbeleid met vaste regels en afspraken, die zijn vastgelegd in een pestprotocol, lijkt de meest voor de hand liggende 6
methode om pesten zoveel mogelijk te bestrijden. Dit is zo in de gebruikelijke context van ‘een dadergroep’ en ‘een slachtoffer’ binnen een groep leerlingen die geacht worden ‘normaal’ te kunnen functioneren. Anders wordt het wanneer er sprake is van een gemêleerde groep leerlingen met leer-, aandachts-, informatieverwerkings- of gedragsstoornissen, voor wie het extra moeilijk is om op een sociaal aanvaardbare manier met elkaar om te gaan en zich aan algemeen geldende normen en waarden te conformeren. Leerlingen met autisme worden in dergelijke settings nagenoeg altijd gepest. Een consequent en proactief sanctiebeleid is dan nodig om pesten aan te pakken en de veiligheid van de groep te waarborgen. Onder de werktitel ‘Niet pesten maar aanpakken!’ heeft het Landelijk Netwerk Autisme in samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen, De Rede in Lelystad en professionals uit het onderwijsveld een pestprotocol autisme ontwikkeld.
2. Autisme: niet lastig wel ‘anders’ in de omgang! Autisme 2) is een stoornis die nooit over gaat! Autisme Spectrum Stoornissen zijn niet te genezen en mensen met deze stoornis zijn ‘een leven lang anders’ 3). Gedurende de levensloop hebben mensen met autisme een continuüm aan zorg nodig om met deze stoornis te leren omgaan en hun maatschappelijk potentieel optimaal te kunnen ontwikkelen. Leerlingen met autisme kunnen er niets aan doen dat zij deze stoornis hebben en het ligt niet aan de opvoeding. Zij kunnen wel met hun stoornis leren leven en goede leerresultaten halen als de omgeving bereid is om door een ‘auti-bril’ te kijken en hen niet behandelt als ‘gedragsgestoorde buitenbeentjes’. “Je hele leven in een lunapark doorbrengen is geen pretje, zeker niet als iedereen er de lol van in ziet en begrijpt hoe het werkt, behalve jij!” Leerlingen met autisme verwerken informatie anders dan leerlingen zonder autisme. Daardoor hebben zij in hun contacten met leerkrachten en medeleerlingen problemen met (verbale en non-verbale) communicatie, interactie en verbeelding. Hierdoor kunnen zij de volle betekenis van wat er gezegd wordt of een situatie soms niet begrijpen of plaatsen. Ook kunnen zij zich moeilijk inleven in de situatie van een ander en hebben zij moeite met abstracte begrippen, zoals feestvreugde, vriendschap, vrije tijd, verkering en dergelijke.
2.1 Duidelijkheid scheppen en signalen van angst en stress tijdig opvangen Leerlingen met autisme hebben voortdurend al hun energie nodig om zich te kunnen handhaven in onze chaotische maatschappij en (school)omgeving die voor hen onvoorspelbaar en daarmee onveilig is. Schijnbaar kleine voorvallen kunnen daardoor 7
zoveel angst en stress oproepen dat zij opvallend of storend gedrag gaan vertonen. Ten onrechte krijgen leerlingen met autisme vaak het label ‘gedragsproblematiek’. Er zijn drie belangrijke vuistregels om gedragsproblematiek te voorkomen en aan te pakken. In dit verband wordt vaak gesproken over ‘structuur bieden’.
Structuur bieden! •
•
•
Wees voorspelbaar en schep duidelijkheid door in het onderwijs de 9 W’s toe te passen: 1. Wat er gaat gebeuren. 2. Wanneer het gaat gebeuren. 3. Waar het gaat gebeuren. 4. Wat het doel is. 5. Wat de begintijd is. 6. Wie eraan mee doet. 7. Welke stappen gezet moeten worden. 8. Wat de eindtijd is. 9. Wat er daarna gaat gebeuren. Let op signalen van angst en stress en neem de leerling met autisme apart om erover te praten en zoek naar mogelijkheden om de angst en stress weg te nemen. Maak heldere afspraken en kom deze na. Signalen kunnen zijn: wiebelen, wriemelen, tics, aandacht vragen, geluiden maken, enz. Zoek naar de oorzaak ‘achter’ gedrag, vraag door en luister naar de leerling Tijdens of vlak na een uitbarsting heeft praten geen zin. Zet de leerling apart en laat hem eerst tot rust komen. Vraag daarna wat tot de uitbarsting heeft geleid. Leerlingen met autisme kunnen zelf vaak heel goed aangeven wat de oorzaak is. Maak samen heldere afspraken en kom deze na.
2.2 Begrip hebben van is begrip hebben voor Aan de buitenkant is meestal niet te zien dat leerlingen autisme hebben en ze praten duidelijk en correct. Achter hun ogenschijnlijke zelfstandige voorkomen kunnen angst, sociale isolatie en sociaal onvermogen schuil gaan. Lees over autisme en bekijk deze leerling door een ‘auti-bril’. Wees bereid tot individuele aanpassingen om zijn hulpvraag te beantwoorden en hem passend onderwijs te bieden. Dat kost wat tijd maar bespaart ergernis, leerachterstand en uitval.
2.3 Behandel een leerling met autisme niet als de rest maar als een individu Iedere leerling met autisme is anders en heeft in min of meerdere mate last van zijn stoornis, wat zich uit in zijn gedrag. Als u een leerling met autisme in de klas krijgt, observeer hem dan goed en vraag hem of zijn ouders naar zijn ‘gebruiksaanwijzing’ of
8
maak zelf een overzicht door zelf een profiel te maken van deze leerling (kruis aan en vul aan naar eigen inzicht).
Profiel van deze individuele leerling met autisme Kan zich onaangepast of vreemd gedragen. Kan onoplettend overkomen of helemaal niet reageren. Vermijdt oogcontact bij stress of onder druk. Kan overreageren. Kan tactloos overkomen. Kan eigenwijs, koppig of boos overkomen. Kan overdreven gewillig zijn. Houdt meestal niet van fysiek contact. Vindt lichaamstaal lastig te begrijpen. Neemt soms spreekwoorden en metaforen letterlijk. Kan formele, ouwelijke of deftige taal gebruiken. Houdt van vaste gewoontes en regels. Heeft een aantal specifieke interesses, te weten: ………………………………………………………. Kan zich moeilijk verplaatsen in een ander. Vul zo nodig aan:
3. Waarom een pestprotocol autisme? Ik kan het niet goed uitleggen. Ik kan ook niet liegen. Alles wat ik zeg, is waar, zelfs als ik zwijg. Het zijn deze eerste woorden van hoofdrolspeler Ben uit de gelijknamige film Ben X die in één klap duidelijk maken waarom een pestprotocol autisme nodig is. De film stelt het ‘pesten van zij die zich niet kunnen verweren’ aan de kaak. De plot vertelt het waargebeurde drama van een 17-jarige jongen met autisme, Ben Vertriest, die zelfmoord pleegt nadat hij bijna letterlijk dood is gepest door klasgenoten. Een jongere die wordt gepest wil maar één ding ‘het stoppen van de ondraaglijke pijn die met pesten gepaard gaat’.
9
In ‘Niet pesten maar aanpakken!’ proberen we het mysterie rond pesten van leerlingen met autisme op te helderen en proberen we op basis van de huidige wetenschap en praktijk handvatten te geven om het pesten van leerlingen met autisme te voorkomen en aan te pakken zodat het stopt! 3.1 Gepest worden met autisme Jongeren met autisme hebben problemen met het ontwikkelen van normale sociale interacties en met het begrijpen van het gedrag van anderen. Dit is een van de redenen waarom kinderen en jongvolwassenen met autisme risico lopen om gepest te worden 4). Om je binnen de ‘gevestigde orde’ op school te kunnen handhaven is het vaak belangrijk dat je voldoet aan de verwachtingen van leerkrachten en medeleerlingen. Kinderen en jongvolwassenen met autisme reageren vaak anders in de sociale omgang en hebben ook moeite om de spreektaal en het gedrag van medescholieren te begrijpen, waardoor zij vaak ‘de plank mis slaan’ en in de problemen komen. De interpretatie van non-verbale signalen (gezichtsuitdrukkingen, houding en attitude) is voor hen niet makkelijk, waardoor zij grote moeite hebben om de bedoeling van anderen te doorzien en een makkelijk slachtoffer worden van pestgedrag. Daarbij maakt hun sociale naïviteit hun ontzettend kwetsbaar voor pesterijen, waardoor ze een ‘makkelijk doelwit’ vormen voor potentiële daders. In het regulier onderwijs zouden leerlingen met autisme het risico kunnen lopen om gepest te worden vanwege kenmerken die gerelateerd zijn aan hun autisme, zoals problemen met communicatie en stereotype gedragingen en interesses 5). Voor zover wij kunnen nagaan bestaat er één studie die het gepest worden van kinderen en jongvolwassenen met Asperger syndroom (een vorm van ASS) in het regulier onderwijs heeft onderzocht 6). De resultaten van die studie laten zien dat 75% van de kinderen met Asperger gepest werd, een prevalentie die minstens twee keer hoger is dan prevalenties gevonden in eerdere studies 7). 3.2 Pesten met autisme Er kunnen overigens ook verschillende redenen zijn waarom kinderen en jongvolwassenen met autisme een verhoogd risico hebben om anderen te pesten. In de eerste plaats lopen jongvolwassenen met autisme meer risico om agressief gedrag te laten zien 8; 9) .Omdat pesten gezien wordt als een vorm van agressie (zie ook paragraaf 5.3), is het mogelijk dat kinderen en jongvolwassenen met autisme ook risico lopen om anderen te pesten. In de tweede plaats hebben jongvolwassenen met autisme een beperkt inzicht in sociale processen en zouden zij zich niet bewust zijn van de gevolgen van hun eigen gedrag. Eerder onderzoek naar de relatie tussen autisme en pesten onder jongvolwassenen heeft in zekere mate deze hypothesen ondersteund. In het regulier onderwijs hebben jongvolwassenen met autisme een even grote kans om te pesten als jongvolwassenen in 10
de normale populatie. Echter jongvolwassenen met autisme in combinatie met ADHD bleken een vijf maal hogere kans om te pesten te hebben in vergelijking met de normale populatie 10). Tot op heden is in het onderzoek naar autisme en de betrokkenheid bij pesten de nadruk gelegd op het regulier onderwijs. Data met betrekking tot de relatie tussen autisme en de betrokkenheid bij pesten en gepest worden in het speciaal onderwijs ontbreken nog. Daarom is het onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen toegespitst op het pesten en gepest worden bij kinderen en jongvolwassenen in het speciaal onderwijs. Over het pesten onder leerlingen met autisme lopen de meningen uiteen. Onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen hebben in het regulier onderwijs geen voorbeelden gevonden van leerlingen met autisme die pesten. Daar worden leerlingen met autisme allemaal zelf gepest. Toch komt pesten wel degelijk ook onder leerlingen met autisme voor. Amerikaanse onderzoekers hebben vastgesteld dat de combinatie van autisme met ADHD of ADD, een inkomen beneden modaal en een lagere leeftijd factoren zijn die het risico op pesten onder leerlingen met autisme vergroten 10). Onder groepen leerlingen met autisme in het speciaal onderwijs komen er altijd wel leerlingen voor die anders zijn dan de rest en daarom opvallen en worden gepest. De intentie is echter anders, het pesten uit zich anders en de aanpak zal dus ook anders moeten zijn. Met name imitatiegedrag kan irritant zijn voor medeleerlingen. Stalking van medeleerlingen waarmee ze bevriend willen zijn is een veelgehoorde klacht. Ook het alleen maar over een onderwerp willen praten en daar steeds weer op terug komen kan door medeleerlingen als pesten worden opgevat. Ook komt het regelmatig voor dat leerlingen met autisme star vasthouden aan regels en afspraken en anderen corrigeren. Ten slotte zijn er ook leerlingen met autisme die op indringende wijze aandacht vragen van leerkrachten, reacties uitlokken en ongepaste opmerkingen maken.
4. Omvang van pesten op school Pesten op scholen is een veel voorkomend probleem 11). De prevalentie van pesten varieert wereldwijd van 5% tot 38% voor meisjes en van 6% tot 41% voor jongens 12). Pesten kan nadelige gevolgen hebben en is gerelateerd aan latere gedrag- en emotionele problemen bij zowel daders als slachtoffers 13). Autisme is een veel voorkomende stoornis, met prevalentiecijfers variërend van 1.7 per 1000 tot 5.8 per 1000 14;15). Jongens hebben een drie tot vier keer grotere kans om ASS te hebben dan meisjes 5; 14; 15). Tot op heden is onderzoek naar pesten in de jongvolwassenheid voornamelijk gericht op jongvolwassenen in het regulier onderwijs. Veel minder aandacht is er voor jongvolwassenen in het speciaal onderwijs, zoals jongvolwassenen met een stoornis in het autisme spectrum. Recent onderzoek van de Radboud Universiteit in Nijmegen is gericht op jongvolwassen met autisme, een groep die in het bijzonder risico loopt om te pesten of 11
gepest te worden. Jongvolwassenen met autisme hebben problemen met sociale interactie en verbale en non-verbale communicatie-vaardigheden 16; 17) en hebben een beperkt inzicht in sociale processen 4).
5. Definitie plagen/pesten/agressie Plagen, pesten en agressie liggen dicht bij elkaar en het een kan makkelijk leiden tot het ander. Voor leerlingen met autisme zijn abstracte begrippen als plagen, agressie en pesten moeilijk te bevatten. Zij missen de sociale antennes om in te schatten wanneer plagen niet grappig meer is en reageren vaak onhandig en inadequaat in dit soort situaties. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Als Jorn voor de zoveelste keer op het schoolplein van zijn beste vriend Tim een tik tegen zijn pet krijgt is de maat vol. Woest holt hij achter Tim aan en als hij hem te pakken heeft beukt hij hem tegen de grond en stompt hij hem overal waar hij hem maar kan raken. Na dit voorval is Jorn niet meer welkom thuis bij Tim want “als je niet eens tegen een beetje plagen kunt en meteen agressief wordt, dan ben je mijn vriend niet meer”.
5.1 Plagen Als er niet echt sprake is van een slachtoffer en een dader en beide partijen even sterk zijn, dan noemen we dat plagen. Plagen gebeurt over en weer en vergroot de sociale weerbaarheid van kinderen. Zij leren zo spelenderwijs hun eigen grenzen en die van de ander kennen. Dit is goed voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Leerlingen die elkaar aardig vinden plagen elkaar soms. Degene die plaagt heeft niet de intentie om de ander te beschadigen. Beide partijen kunnen er vaak samen om lachen en zijn het ook zo weer vergeten. Kinderen met een laag zelfbeeld (dat wil zeggen ‘hoe je jezelf ziet’), met weinig zelfvertrouwen, of (ex)slachtoffers van pesten kunnen vaak niet tegen plagen; zij interpreteren de gegeven signalen als pestgedrag. Leerlingen met autisme vatten plagen vaak verkeerd op en ervaren het als pestgedrag. 5.2 Pesten "Pesten is (psychisch, fysiek of seksueel) systematisch geweld van een leerling of eengroepleerlingen ten opzichte van één of meer klasgenoten, die niet meer in staat is/zijn zichzelf te verdedigen", aldus Bob van der Meer, expert op het gebied van veiligheid en pesten. Het gaat daarbij om systematisch misbruik van macht 18), waarbij een persoon, die
12
niet in staat is om zichzelf te verdedigen, het slachtoffer is van negatieve acties van een of meer andere personen 19). Kenmerkende aspecten van pesten zijn: • Herhaalde actie. • In interactie met anderen. • Negatief ten opzichte van de ander. • De actie is gericht op iemand die zich niet kan verweren. • Er is sprake van machtsongelijkheid (fysiek en/of sociaal). Bij pesten is er een duidelijke slachtofferrol en een daderrol. Hoewel leerlingen met autisme doorgaans slachtoffers zijn van pesten, komt het ook wel eens voor dat zij zelf als dader worden aangemerkt. Bij nadere analyse blijkt het dan vaak te gaan om een verkeerde beoordeling van het gedrag, is er sprake van imitatiegedrag ´om erbij te horen´ of zijn deze leerlingen zelf gepest en ontbreken bepaalde kenmerkende aspecten van pesten zoals negatief ten opzichte van de ander en machtsongelijkheid. Met name minder begaafde leerlingen met autisme laten soms grensoverschrijdend gedrag zien. Daar wordt al snel het label ´gedragsproblematiek´ aan gehangen, zonder dat de ´oorzaak achter het gedrag´ wordt achterhaald, aldus een moeder van een adolescent met autisme met een eigen begeleidingspraktijk. Een voorbeeld uit haar praktijk kan dit verduidelijken. Jeroen van 7 zit op goochelen en heeft een enorme fascinatie voor stapelen. Als hij ziet dat een klasgenoot een toren aan het bouwen is denkt hij maar aan één ding en begint hij aan de tafel te trekken, waardoor deze bijna omkiept. Het jongetje zet het op een brullen en roept dat Jeroen de tafel expres wilde omgooien om hem te pesten. De ouders van het jongetje vormen een kamp met andere ouders en drie weken voor de zomervakantie krijgen de ouders van Jeroen bericht dat hij op school niet meer welkom is omdat hij gedragsproblemen heeft en een gevaar vormt voor de andere kinderen. Zij zijn verbijsterd!
Als iemand de moeite had genomen om het voorval te analyseren, dan was al snel duidelijk geworden dat het Jeroen niet om de tafel of om het jongetje te doen was maar om de toren die om moest vallen. Van agressie of pesten was geen sprake. 5.3 Agressie Agressie in deze context wordt gedefinieerd als geweldig handelen jegens een persoon met als doel deze persoon schade toe te brengen. Vechtpartijen en bedreigingen komen steeds vaker voor op middelbare scholen. Dat blijkt uit gegevens van Iris, een programma voor het registreren van incidenten op school. De 300 scholen die met Iris werken, meldden in het schooljaar 2006/2007 ruim 8500 incidenten, van vechtpartijen en diefstal tot pesterijen en gevallen van discriminatie. Meestal ging het daarbij om uit de hand gelopen duw- en trekpartijen of kopstoten. De onderwijsinspectie constateerde vorig jaar 13
in het onderwijsver-slag 2005/2006 ook dat het geweld op scholen toeneemt. In het basisonderwijs bleek fysiek en verbaal geweld op scholen te zijn toegenomen met zes procent ten opzichte van het jaar daarvoor. In het praktijkonderwijs werd een toename van acht procent geconstateerd en in het speciaal onderwijs een toename van twaalf procent. Ook het aantal meldingen van seksueel misbruik is toegenomen. De inspectie constateert ook een toename van fysiek geweld, digitaal pesten en botsingen tussen allochtone en autochtone jongeren in het onderwijs. Volgens onderzoeks- en adviesbureau DSP, dat scholen begeleidt bij de incidentenregistratie, is dat aantal slechts het topje van de ijsberg. Er zijn volgens DSP veel meer incidenten die niet door leraren worden opgemerkt en dus niet worden gemeld. Bij een eenduidige definitie van de verschillende soorten incidenten zal de incidentenregistratie die binnenkort wettelijk verplicht wordt gesteld voor scholen hier meer duidelijkheid in brengen. Wederzijdse agressie is geen pesten. Omgekeerd wordt pesten wel gezien als een subtype van agressie 18). Afwijkend of grensoverschrijdend gedrag door leerlingen met autisme wordt door de buitenwereld vaak gelabeld als gedragsproblematiek of agressie. Een tweetal voorbeelden kan dit verduidelijken. Voorbeeld 1 John van 7 met Asperger komt nieuw in de klas. De leerkracht weet dat hij een ASS heeft en wil de klas wat Sociale Vaardigheden bijbrengen. Om het jongetje welkom te heten kondigt zij een ´groepsknuffel´ aan. Voordat het jongetje goed en wel in de gaten heeft wat er gebeurt wordt er links en rechts aan hem getrokken en mept hij iedereen die aan hem zit met kracht van zich af. De juf laat weten dat zij zo´n agressief jongetje niet in haar klas wil hebben. Nog voordat John goed en wel op school zit heeft hij al een stempel gekregen. Voorbeeld 2 Om Sinterklaas op feestelijke wijze te onthalen heeft de leerkracht alle leerlingen een plastic pijp gegeven. Als Sinterklaas te paard verschijnt zwaaien de leerlingen met hun pijpen wild om zich heen. Een concert van blaasgeluiden is het gevolg. De klasgenoot met autisme begrijpt niet wat hij met de pijp moet en gaat ook wild om zich heen slaan omdat hij ziet dat anderen dat ook doen. Hij raakt een medeleerling net op een verkeerde plek. De medeleerling denkt dat hij opzettelijk is geslagen en daags later worden de ouders van de klasgenoot met autisme op school ontboden omdat hun zoon andere leerlingen zou slaan. In beide gevallen is de situatie vooraf door de leerkracht verkeerd ingeschat en niet goed uitgelegd. In beide gevallen had het voorval voorkomen kunnen worden door de bedoeling van de groepsknuffel en de muziekpijp uit te leggen en hieraan regels en afspraken te verbinden.
14
6. Eigen acceptatie (van de autisme spectrum stoornis) is belangrijk Kinderen kunnen keihard zijn en zien in een oogopslag of iemand wel of niet in het ‘plaatje’ past. Mee doen met (mode)trends en activiteiten die ‘in’ zijn – denk aan skeeleren, elastieken en dergelijke – zijn belangrijke randvoorwaarden geworden om erbij te horen. Zoals honden een neus hebben voor mensen die bang zijn voor honden en daar onmiddellijk op af gaan en soms zelfs bijten, zo hebben kinderen meteen in de gaten wie in een groep onzeker is of moeilijk contacten legt.
Wie anders is valt op in de groep en maakt daardoor een grotere kans om gepest te worden. Dit geldt voor kinderen met rood haar, met een bril, kinderen die te groot, te mager of te dik zijn en kinderen met een beperking, ziekte of stoornis. Toch worden niet alle kinderen die anders zijn gepest en lijkt de mate waarin bepaalde uiterlijke kenmerken leiden tot pestgedrag aan mode onderhevig. Zo is het nu ‘cool’ en niet meer stom om een beugel te dragen en hoor je er helemaal bij als je een blokbeugel in kleur in je mond hebt. Ook zijn daders van pestgedrag lang niet meer zo gefocust op kinderen met een maatje meer. Waarschijnlijk is het feit dat steeds meer kinderen overgewicht hebben hier debet aan. De mode-industrie speelt hierop in en maakt dat ook deze doelgroep volop met de mode mee kan doen. Anders wordt het wanneer aan de buitenkant niet te zien is dat je anders bent, maar wanneer je anders communiceert of wanneer je je anders gedraagt dan de doorsnee klasgenoten. Hoewel kinderen met autisme doorgaans best weten dat zij ‘anders’ zijn, is hun er alles aan gelegen om ‘er bij te horen’. Dit kan door potentiële daders van pestgedrag worden misbruikt om de leerling met autisme belachelijk te maken. Hele normale dingen zoals meedoen met de mode, verliefdheid, verkering, sex, etc. zijn voor leerlingen met autisme vage begrippen, die hun sociale onhandigheid alleen nog maar verder onderstrepen. Als alle jongens in de klas er prat op gaan dat zij een ‘meisje’ hebben, dan wil de klasgenoot met autisme dat natuurlijk ook. En dan zijn er altijd wel jongens die bereid zijn om uit te leggen hoe zij verkering hebben gekregen. Onderstaand voorbeeld spreekt hierbij voor zich. Net als alle jongens uit zijn klas wilde Tim van 16 ook een ‘meisje’ en verkering hebben. José leek hem wel wat en hij zorgde ervoor om steeds in haar buurt te blijven. Dat hij werd uitgelachen omdat hij ‘als een hondje’ achter haar aan liep ontging hem volledig. En terwijl José hem meer en meer probeerde te ontwijken, werd Tim steeds opdringeriger in zijn gedrag en eiste hij steeds meer haar aandacht op. Hij begreep maar niet waarom José ineens niets meer van hem wilde weten en hem uitschold voor stalker. Hij deed immers precies wat zijn klasgenoten hem hadden aangeraden om te doen …. “Je volgt haar net zo lang tot ze je om verkering vraagt”.
15
Dit voorbeeld laat nog eens zien waarom het belangrijk is om dergelijke ongrijpbare begrippen voor leerlingen met autisme zo goed mogelijk uit te leggen en met concrete voorbeelden van wenselijk en onwenselijk gedrag te expliciteren. Leerlingen met autisme hebben geen zesde zintuig dat hen waarschuwt wat wel en wat niet normaal is en wat wel en wat niet hoort. Zij moeten deze informatie aangereikt krijgen. Dit voorbeeld laat ook zien hoe belangrijk het is dat een leerling met autisme zijn stoornis en het feit dat hij ‘anders’ is accepteert en gegeven zijn stoornis leert omgaan met dergelijke sociale situaties. Als een leerling weet in welk opzicht hij ‘anders’ is en zichzelf accepteert zoals hij is en de omgeving duidelijk maakt waarin de stoornis bij hem tot uiting komt, dan kan hij vanuit die basisveiligheid problemen uiten en bespreekbaar maken, waardoor passende hulp kan worden geboden. Op VSO school De Rede in Lelystad weten ze maar al te goed hoe belangrijk dit is. Als leerlingen in de pubertijd komen, dan kan het acceptatieprobleem in alle hevigheid naar boven komen. In het eerste jaar van de onderbouw wordt daarom in groepjes van 4/5 leerlingen aan de hand van de methode ‘Ik ben speciaal’ het stuk autisme dat iedereen heeft bespreekbaar gemaakt. In het tweede jaar wordt hierop voortgeborduurd. Het team waakt ervoor om het “stukje autisme!” beladen te maken. Wel wordt de leerlingen geleerd om hun autisme te leren kennen en te leren hoe zij ermee om kunnen gaan. De leerlingen hebben tijd nodig om te wennen aan de gang van zaken binnen de school en die tijd krijgen ze ook. Leerkrachten hebben instructie om te allen tijde rustig te blijven. Dit vraagt om toelichting. “Mensen hebben van nature de neiging om hun stem te verheffen als er iets gebeurt wat niet de bedoeling is. Door leerlingen steeds opnieuw in alle rust uit te leggen wat de bedoeling is en hen de ruimte te bieden om zich terug te trekken en tot rust te komen voordat het wordt uitgepraat wordt de stress weggenomen en komt er ruimte om te leren.” Hierin schuilt de kracht van de zorgstructuur binnen De Rede. “We streven naar helpen, bijsturen en overleggen in plaats van direct te straffen. Soms worden leerlingen even afgezonderd om tot rust te komen. Bij grensoverschrijdend gedrag proberen we te achterhalen wat de redenen voor het gedrag kunnen zijn. Daarna kijken we wat we in de omgeving kunnen aanpassen en wat we de leerling aan vaardigheden kunnen leren om dit gedrag beter te kunnen voorkomen. We streven ernaar dat de leerlingen hun stukje autisme leren kennen en hier zelf in kunnen sturen”. Wordt pesten in de klas bespreekbaar gemaakt, dan is het raadzaam om geen pestsituatie in de klas als uitgangspunt te nemen, maar het onderwerp daar bovenuit te tillen. Bijvoorbeeld aan de hand van een krantenknipsel of een tv-uitzending. De leerkracht kan ook een algemeen probleem aan de orde stellen om langs die weg bij het probleem in de klas te komen. Zo'n onderwerp kan zijn: - oorlog en vrede en het gevoel van overwinnaars en overwonnenen; - de schending van mensenrechten of rechten van kinderen; 16
- machtsmisbruik in het algemeen; - kindermishandeling door volwassenen. Het lijkt vreemd, maar het is minder beladen en makkelijker om vanuit zo’n onderwerp de overstap te maken naar het eigenlijke probleem in de klas. Vaak komen leerlingen dan zelf met voorbeelden en maken zij de brug naar het eigenlijke probleem. Bij lessen over pesten is het voorbeeld dat de leerkracht geeft van groot belang. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, waar aanvaarding van verschillen wordt aangemoedigd, waar ruzies niet met geweld worden opgelost, maar worden uitgesproken als de gemoederen zijn gekalmeerd, waar leerlingen mogen zijn wie ze zijn en worden gerespecteerd in hun eigenheid, waar agressief gedrag van leerlingen en leerkrachten niet wordt geaccepteerd en waar leerkrachten duidelijk stelling nemen tegen dergelijke gedragingen.
17
7. Verschillende vormen en situaties van pesten Pesten doet zich in uiteenlopende situaties voor en er zijn verschillende vormen van pesten die zich afzonderlijk kunnen voordoen maar ook in combinatie kunnen voorkomen. Een voorbeeld uit de praktijk van een van de Steunpunten Autisme in Noord Holland. Een jongen wordt in 2005 aangemeld voor individuele begeleiding. Hij is in bepaalde mate depressief en speelt niet meer met andere kinderen. Hij heeft geen vertrouwen meer in ze. De hulpvraag is gericht op het leren vertellen van de ervaringen die hij dagelijks opdoet. En op het leren uiten hoe hij situaties ervaart en hoe zich daaronder voelt. Hij moet leren zich weerbaar op te stellen en beter zicht te krijgen op zijn eigen handelen en het handelen van andere leerlingen. Hij zegt zelf “Ik wil leren omgaan met gepest worden.” Opvallend is dat hij alleen wordt gepest door een groepje van zes jongens uit zijn eigen klas. Als hem wordt gevraagd hoe zij hem pesten dan blijkt dat hij op verschillende manieren wordt gepest: • • • • • • • • •
Hij wordt uitgescholen omdat hij een moedervlek op zijn been heeft. Hij wordt beschuldigd van winderigheid en noemen hem bij zijn bijnaam ‘Puffenlaat’. Ze proberen voortdurend om hem boos te maken en genieten er vervolgens van als het escaleert, want dan steekt hij zijn hoofd in de prullenbak of hij gooit stoelen en tafels om. Hij wordt meegevraagd naar het zwembad en denkt “Wat aardig dat ze me vragen”. Eenmaal aangekomen bij het zwembad wordt hij getreiterd. In de pauze wordt hij uitgedaagd om te ‘breakdansen’ om vervolgens uit te worden gelachen. De jongens zitten ook bij hem op voetballen. Als hij een fout maakt, dan wordt hij afgebrand. Na het voetballen wordt hij onderweg opgewacht, wordt zijn tas van zijn fiets getrokken en worden zijn spullen op straat gegooid. Regelmatig staat een hele groep voor zijn huis te ‘yellen’ dat hij een ‘neukfout’ is. Het ‘sneaky’ treiteren in de klas ervaart hij nog als het ergste wat er is. Niemand heeft het in de gaten!
In de klas maakt deze jongen zich onzichtbaar. Hij kijkt niet op of om. Hij wil niet aan de beurt zijn. Andere leerlingen mogen zijn werk niet zien. Zijn schrift is onleesbaar en klein. Als het pestgedrag op school al opmerkt wordt, worden zijn belagers op het matje geroepen en toegesproken door leerkracht of door de zorgcoördinator. Maar daar blijft het bij. Het pesten blijft doorgaan totdat hij naar een andere school gaat.
18
7.1 vormen van pesten Pesten uit zich op verschillende manieren: • • • •
verbaal psychologisch fysiek digitaal
Hierna worden de verschillende vormen van pesten uitgewerkt. 7.1.1 Verbaal pesten Bij verbaal pesten wordt het gesproken woord gebruikt om het slachtoffer ‘op een verkeerd been’ te zetten of belachelijk te maken. Dit gebeurt op verschillende manieren en is voor de oplettende leerkracht goed te signaleren qua dader/slachtoffer. Voorbeelden van verbaal pesten • • • • • •
Volstrekt doodzwijgen van het slachtoffer. Nooit de echte naam, maar een bijnaam van het slachtoffer gebruiken. Voortdurend zogenaamde leuke opmerkingen over het slachtoffer maken. Steeds het slachtoffer uitschelden. Het slachtoffer voortdurend van iets de schuld geven. Opmerkingen maken over kleding. • Beledigende opmerkingen maken. 7.1.2 Psychologisch pesten Psychologisch pesten maakt diepe wonden die maar moeizaam helen. Vormen van psychologisch pesten worden door leerkrachten vaak niet opgemerkt omdat zij zich ‘in het geniep’ afspelen en niet door verbaal of non-verbaal gedrag worden onderstreept. Veel voorkomende vormen van psychologisch pesten van leerlingen met autisme zijn in onderstaand kader samengevat.
Voorbeelden van psychologisch pesten • Opzettelijk negeren van het slachtoffer. • Overslaan bij het uitdelen van versnaperingen of uitnodigingen tijdens verjaardagen. • Het slachtoffer laten geloven dat hij dom of lelijk is. • Het slachtoffer laten geloven dat hij ‘mislukt’ is en beter niet geboren had kunnen worden. • Isoleren van het slachtoffer van de rest van de groep. • Het slachtoffer niet kiezen waardoor hij als laatste overblijft (bijvoorbeeld tijdens gym, pauzes of groepsopdrachten). • Briefjes doorgeven. • Geen afspraken maken met het slachtoffer waardoor deze in het ongewisse blijft over hetgeen hij voor een (groeps)opdracht moet doen.
19
7.1.3 Fysiek pesten Fysiek pesten lokt bij leerlingen met autisme veelal heftige fysieke tegenreacties uit die door leerkrachten vaak verkeerd worden uitgelegd of onder de noemer ‘gedragsproblemen’ worden geschaard. Onderstaand een voorbeeld om dit te illustreren. Jesse van 10 met PDD NOS neemt zijn MP3 met oortjes overal mee naar toe. Hij mag zijn oortjes zelfs ophouden in de klas omdat hij zich zonder zijn muziek heel ongemakkelijk voelt in de klas en zich niet kan concentreren. Twee van zijn klasgenoten hebben het op zijn oortjes voorzien. Elke keer als zij langslopen trekken ze een van zijn oortjes eruit. Als het voor de zoveelste keer op het schoolplein gebeurt vliegt Jesse zijn belager aan. Hij beukt hem tegen de muur en knijpt hem zijn strot dicht. De geschrokken pleinwacht moet Jesse met geweld van zijn klasgenoot afhalen. Het agressieprotocol van de school treedt in werking en na een gesprek met het schoolhoofd wordt Jesse voor een week geschorst.
Bedenk dat leerlingen met autisme nooit ‘zomaar’ gedragsproblemen laten zien. Veelal gaat hier een periode van stress en angst aan vooraf. Bij grensoverschrijdend gedrag van leerlingen met autisme is het goed om de leerling apart te nemen en de oorzaak van de uitbarsting te achterhalen.
Vormen van fysiek pesten • Fysiek of seksueel mishandelen. • Bij herhaling lichaam of kleding aanraken of tegen de stoel tikken. • Buiten school opwachten, slaan of schoppen. • Op weg van en naar school achterna rijden. • Bewust de verkeerde kant uitsturen. • Als slaaf behandelen. • Bezittingen aanraken of afpakken. • Cadeaus eisen of geld afpersen. • Jennen. 7.1.4 Digitaal pesten Onder het motto ‘Pesten is laf, cyberpesten is laffer’ is Stichting De Kinderconsument in het voorjaar van 2007 een anti (cyber)pestcampagne begonnen. Deze campagne is niet uit de lucht komen vallen. De aanleiding is een toename van de vraag naar voorlichtingsbijeenkomsten van de doelgroep leerlingen van groep vijf en zes. Komen er tot 2006 alleen verzoeken binnen voor groep 7/8 en brugklassen, in 2007 is een kwart van de voorlichtingsbijeenkomsten bestemd voor leerlingen groep 5/6 (Bron: Eindhovens Dagblad, 2 maart 2007).
20
Uit onderzoek van het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties OIVO in Vlaanderen blijkt dat het merendeel van de jongeren (94%) in zijn vrije tijd bij voorkeur naar de TV kijkt, op de voet gevolgd door internetgebruik (93%). Vanaf 13 jarige leeftijd wint het internetgebruik het zelfs van de TV 20). De verwachting is dat deze tendens zich zal doorzetten omdat steeds meer kinderen op steeds jongere leeftijd toegang krijgen tot internet, zowel op school als thuis en omdat steeds meer kinderen de beschikking hebben over een of meer mobiele telefoons. Nu al heeft 98% van de kinderen in Nederland toegang tot internet. 70% van de kinderen vanaf 10 jaar heeft een mobieltje. Onder het mom van bereikbaarheid “dan weet ik waar je bent” en veiligheid “je kunt bellen als je in de problemen komt” schaffen ouders grif mobiele telefoons al dan niet voorzien van prepaid kaart of abonnement. En met die mobiele telefoons worden massaal SMS-jes gestuurd. Bijna elke tiener heeft een eigen gsm en 81% van hen MSN’t. Meestal gaat het daarbij om onschuldige praatjes over en weer met vrienden en vriendinnen, maar het is ook een middel bij uitstek om te roddelen over klasgenoten, om afspraken te maken waarbij bepaalde klasgenoten uitgesloten worden en om anoniem en onzichtbaar voor de buitenwereld te pesten. Door de nummerherkenning uit te schakelen ziet de ontvanger van een SMS bericht niet waar het bericht vandaan komt en kan hij ook niet terugbellen of SMS-en. Maar liefst vier van de 10 kinderen zeggen dat cyberpesten in de eigen klas voorkomt, aldus Stichting De Kinderconsument. Een praktijkvoorbeeld laat zien hoe zeer deze vorm van pesten ingrijpt op het dagelijkse leven van het slachtoffer. Een slachtoffer van (cyber)pesten is nergens meer veilig, niet op school, niet buiten school en niet in de thuissituatie. 01/03/06 Brenda, moeder van Boris (toen 13 jaar oud) schrijft het volgende: “Boris stond in zijn blootje op internet. Ik had al een tijdje in de gaten dat er wat scheelde met Boris. Op een dag kreeg ik hem niet uit bed. Hij wilde niet naar school. Terwijl hij boven in bed lag, kwam er beneden een berichtje op zijn gsm: ‘Jij bent zeker aan het n**k*n met Nathalie?’ Ik wist niet wat ik las en was volledig van slag. Achteraf hoorde ik dat Boris werd gepest op school en dat Nathalie die dag ook afwezig was. En dat was nog maar het begin van het verhaal. Na de zwemles hadden ze met een gsm een digitale foto genomen van Boris onder de douche. De rest van de klas had er op een website onderschriften bij zitten bedenken. Boris is een wrak. Toen ik dat op school meldde, vertelde de leerkracht dat hij de ‘schuldigen zou zoeken’ maar dat het moeilijk is om wat buiten de school gebeurt te bestraffen”. Bron: Klasse voor Ouders 94, maart 2006, p. 6-7, ontleend aan het Filmdossier BENX, deel leerkracht, Sylvain De Bleeckere, 2007.
21
Verschillende vormen van (cyber)pesten • SMS berichten, al dan niet met nummerherkenning • Slachtoffer belachelijk maken in chat-rooms • MSN berichten met dreigementen aan of privé informatie over het slachtoffer • privé opnames van pestgedrag via GSM op YouTube zetten • Pesten via hyves Een aantal redenen waarom cyberpesten veel harder ingrijpt in het leven van het slachtoffer is de anonimiteit van de dader, de laagdrempeligheid van het internet en het feit dat de dader noch rechtstreeks noch fysiek contact heeft met het slachtoffer. Daardoor wordt de dader niet geconfronteerd met de gevolgen van zijn daden, kan hij zichzelf uitdagen om tot het uiterste te gaan en zal hij dit ook doen in de wetenschap dat hij eer krijgt van zijn werk omdat hij online veel kijkers zal trekken. De slachtoffers van cyberpesten lijden onder stress en ontwikkelen een sterk gevoel van onveiligheid die reikt tot in het gezinsleven. In het tijdschrift Klasse voor ouders wordt verwezen naar buitenlands onderzoek, waaruit blijkt dat jonge mensen die onder cyberpesten lijden drie maal zo vaak kenmerken van depressie vertonen. Een teken aan de wand, als we bedenken dat depressie een belangrijke opstap naar zelfdoding is. Met name leerlingen met autisme zijn potentiële slachtoffers voor (cyber)pesten omdat zij zich makkelijker kunnen bewegen in (cyber)space dan in de maatschappij, maar daarbij worden gehinderd door het feit dat zij: • Goedgelovig zijn, waardoor zij geneigd zijn om alles te geloven wat er aan informatie binnen komt via (cyber)space. • Eerlijk zijn, waardoor zij op vragen, ook als daarmee (privacy)grenzen worden overschreden, eerlijk antwoorden en de gevraagde informatie verstrekken. • Net als iedereen graag ‘ergens bij’ willen horen en ‘normaal’ willen zijn maar moeilijk onderscheid kunnen maken tussen welgemeende, vriendschappelijke, contacten en contacten met valse bedoelingen. • Geen adequate oplossingsstrategieën paraat hebben in situaties van grensoverschrijdend gedrag, misbruik en fraude. Vanaf een bepaalde leeftijd wordt het toezicht op jongeren ‘losgelaten’ en worden zij geacht zich op verantwoorde wijze te kunnen bewegen in (cyber)space. Jongeren die onbedoeld wel eens een SMS abonnement zijn aangegaan waardoor zij en hun ouders zijn geconfronteerd met torenhoge rekeningen, zullen niet snel in dezelfde fout vervallen. Jongeren met autisme zijn niet in staat om de ‘transfer’ van de ene naar de andere situatie te maken en zullen in een nieuwe situatie opnieuw de fout maken om op een aanbod in te gaan. Blijvende alertheid van ouders en begeleiders is wenselijk om (cyber)pesten en misbruik te voorkomen en aan te pakken.
22
Tips om cyberpesten te voorkomen • Check of je webcam aan staat voordat je gaat internetten, chatten of MSN-en. • Hou je inlogcode en je wachtwoord voor jezelf en geef ze niet aan een ander. • Neem nooit je eigen naam of je adres op in je MSN-adres. • Zorg dat je inlogcode en wachtwoord niet makkelijk te raden zijn. • Jij bepaalt met wie je MSN-t of chat. Tips om cyberpesten aan te pakken • Reageer niet op pestberichten. • Verwijder ‘hate-mails’ zonder deze te openen. • Blijven ‘hate-mails’ komen, sla de berichten dan op als bewijs van pestgedrag. • Blokkeer personen die jou pesten. • Ga nooit in op verzoeken om je kleding uit te trekken voor de cam en blokkeer die persoon. • Ga niet in op dreigementen dat ze wel eens naar je toe zullen komen, want dat kunnen ze niet. • Alleen de politie kan je huisadres achterhalen bij de provider. • Neem contact op met de helpdesk of met de provider om het pesten te stoppen. • Praat erover dat je wordt gepest en vraag om hulp om het pesten te stoppen!
Ten onrechte, zo blijkt uit etnografisch onderzoek van de Brunel Unistersity’s School of Sport and Education, wordt het spelen van online games als ‘slecht’ voor de jongeren gezien. Onderzoekers Simon Bradford en Nic Crowe hebben drie jaar lang jongeren tussen de 13 en 16 jaar in de populaire game Runescape gevolgd. Jongeren vinden in dit soort games (Runascape, World of warcraft, De Sims [vakantiepret, huisdieren, tieneraccessoires, op reis, vrije tijd, familiepret, etc.], Nintendo Dogs, Tamagotchi en dergelijke) een platform om te ‘experimenteren’ met verschillende identiteiten, maken kennis met verschillende culturen, sekseverschillen en doen vaardigheden op die ze in de maatschappij nodig hebben. Deze werelden kunnen als vervanging dienen voor in de werkelijke wereld gemiste ervaringen, zoals een vakantie, cafébezoek, het verzorgen van huisdieren, het opbouwen van een gezinsleven en dergelijke. Daarmee kunnen deze games, weliswaar virtueel, een belangrijke bijdrage leveren aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen met autisme en hun belevingswereld aanmerkelijk vergroten of aanvullen.
23
8. Kenmerken van pesters en slachtoffers In deze paragraaf is een signaleringslijst opgenomen van kenmerken van daders en slachtoffers van pestgedrag 21). Het is belangrijk dat leerkrachten de kenmerken herkennen en dat zij duidelijk stelling nemen tegen pesten door de houding, gedragingen en eigenschappen van daders en slachtoffers van pestgedrag te onderkennen en dergelijke signalen meteen aan te pakken. Hoe eerder tegen pesten wordt opgetreden, des te beter kunnen de gevolgen worden beperkt. 8.1 Signalement van pesters Kinderen die zelf pesten of aan de zijlijn meedoen met pesten zijn te herkennen aan de volgende houding, gedragingen en eigenschappen die afzonderlijk of in combinatie met elkaar voor kunnen komen (immers iedere leerling is uniek, ook een leerling die pest). Leerlingen met autisme vormen hierin geen uitzondering.
Signalement van pesters • • • • • • • • • • • • • • •
Wil zich machtig voelen. Wil controle uitoefenen. Vind het leuk/interessant om andere kinderen pijn te doen. Heeft charisma en charme. Weet het juiste moment te kiezen om ongezien te kunnen pesten. Vind het leuk om anderen te laten lijden door plagen, bedreigen, intimideren of psychisch mishandelen. Is heetgebakerd. Is impulsief. Kan zich moeilijk houden aan regels en afspraken. Onaangepast gedrag: aanvallend, oppositioneel of agressief naar medeleerlingen, ouders en leerkrachten. Voelen weinig medeleven voor de kinderen die zij pesten. Kunnen zich slecht verplaatsen in (de situatie van) een ander. Hebben een lage frustratiedrempel. Hebben een stoer voorkomen. Zijn betrokken bij ander asociaal of crimineel gedrag (stelen of vandalisme).
Het zal duidelijk zijn dat naarmate een signalement van een leerling meer van de signalen uit deze lijst bevat, de kans dat deze leerling behoort tot de groep van daders van pestgedrag groter is.
24
8.2 Signalement van slachtoffers van pesten Kinderen die de kans lopen om een potentieel slachtoffer te worden van pesten zijn te herkennen aan de volgende houding, gedragingen of eigenschappen die doorgaans in combinatie met elkaar voorkomen.
Signalement van slachtoffers van pesten • • • • • • • • • • • • • • •
Zijn stil, gevoelig of passief. Zijn ongelukkig, onzeker en verward. Lijken verdrietig, depressief of wisselvallig. Zijn op hun hoede. Hebben een lage eigenwaarde. Hebben lichamelijke klachten: bijvoorbeeld hoofdpijn, buikpijn, tics of angstzweet. Hebben angst, stress of twijfel om naar school te gaan. Zijn minder gemotiveerd om te werken voor school. Komen gehavend uit school: vuile of kapotte kleding; beschadigde boeken. Vertonen kenmerken van lichamelijke mishandeling: blauwe plekken, krabbels of sneeën. Slapen niet goed, hebben nachtmerries of huilen in hun slaap. Doen letterlijk ‘alles’ om erbij te horen: gevaarlijk, ongewenst, onderdanig of ongepast gedrag. Schrikken van plotselinge uitingen van boosheid van anderen. Zijn sociaal geïsoleerd (weinig (boezem)vrienden). Denken dat alles wat een ander doet pestgedrag is.
Kinderen brengen een belangrijk deel van hun tijd op school door, doorgaans 1040 uur. Verspreid over 40 weken onderwijs is dat overdag 65% van hun tijd. De resterende tijd brengen ze thuis, bij vrienden of slapend door. Concreet betekent dit dat de kans dat signalen van pesten op school worden opgevangen groter is dan de kans dat dit thuis wordt ontdekt. Ook hierbij geldt dat alle leerkrachten in het voortgezet (speciaal) onderwijs alert moeten zijn op de signalen die mogelijk duiden op het voorkomen van pesten en bereid zijn om dit nader te onderzoeken en aan te pakken. Leerlingen met autisme worden vaak over één kam geschoren met leerlingen met gedragsproblemen. Daarom is het goed om niet louter af te gaan op uiterlijke signalen maar altijd op basis van de signalen met een leerling in gesprek te gaan om de oorzaak van het gedrag of de houding te achterhalen. Een voorbeeld uit de praktijk kan dit verduidelijken.
25
“Wouter is een 12-jarige jongen met Asperger. Met zijn IQ van 140 gaat hij naar het plaatselijke Gymnasium. Tijdens de introductieweek leert hij Michel kennen. Michel woont in dezelfde wijk als Wouter en is hoogbegaafd. Ze lijken het goed met elkaar te kunnen vinden en besluiten om voortaan samen naar school te fietsen. Al na de eerste week noemt Wouter Michel zijn beste vriend. Waar Michel gaat, daar is Wouter ook. Ze zitten naast elkaar in de klas, brengen hun pauzes gezamenlijk door, maken samen huiswerk en fietsen samen naar school. Michel heeft al snel door dat Wouter en hij niet echt op één golflengte zitten en dat de vriendschap niet wederkerig is. Wouter is anders, en Michel begint de ‘vriendschap’ van Wouter beklemmend te vinden. Als hij op een dag zegt dat hij niet meer met Wouter naar school wil fietsen en dat hij ergens anders wil zitten in de klas, begint de ellende. Wouter achtervolgt hem op de fiets en loopt hem overal achterna. De ouders van Michel hebben hem aangeraden om het gedrag van Wouter te negeren, maar als Michel na een tijd steeds met blauwe plekken en kapotte enkels thuis komt is het ook voor hen tijd om actie te ondernemen. Zij stappen naar school en dienen een klacht in. Gelukkig vraagt de mentor eerst het steunpunt autisme om advies voordat zij verdere stappen onderneemt. Bij nadere analyse blijkt dat Wouter dacht dat hij in Michel een beste vriend had gevonden. De boodschap dat Michel niet meer met hem wil fietsen en niet meer naast hem wil zitten komt voor hem volkomen onverwacht. Michel heeft hem niet uitgelegd waarom hij niet meer met hem wil fietsen en niet meer naast hem wil zitten.
26
Naarmate Michel steeds meer ontwijkend gedrag vertoont loopt de angst en stress bij Wouter steeds verder op en probeert hij door stompen en schoppen duidelijk te maken dat hij er niet meer tegen kan en dat hij wil dat de situatie ophoudt. De ouders van Michel dienen een klacht in bij de school en vragen om overplaatsing van Wouter. Nadat de mentor eerst met beide jongens apart heeft gesproken, maakt zij een vervolgafspraak waarin Michel expliciet punt voor punt vertelt aan Wouter wat er volgtijdelijk is gebeurd: • “In de introductieweek dacht ik dat ik een vriend gevonden had omdat jij en ik allebei erg intelligent zijn, hetzelfde praten en veel weten over dingen; • Na een paar weken merkte ik dat jij en ik toch niet zoveel gemeenschappelijk hebben als ik dacht en daarom wil ik je gewoon als klasgenoot zien en niet meer als vriend; • Ik wil niet meer alles met jou samen doen omdat ik ook met andere klasgenoten bevriend wil zijn; • Omdat jij mij eerst ‘stalkte’ en mij nu ook schopt en stompt vind ik je niet meer aardig; • Ik heb het advies gekregen om je te negeren maar dat is misschien niet de juiste manier om met jou om te gaan; • Als je daarmee ophoudt, dan kunnen we gewoon weer klasgenoten zijn en gewoon doen tegen elkaar.” Dit gesprek is niet makkelijk, maar de opluchting die op het gesprek volgt is bijna tastbaar. De afspraken worden op papier vastgelegd en door de beide klasgenoten ondertekend. Met een ferme handdruk gaat ieder zijns weegs.
9. Gevolgen van pesten Ach joh stel je niet aan, hij plaagt je een beetje! Iedereen wordt wel eens gepest! Dingen gaan nu eenmaal niet altijd zoals jij wilt! Pesten hoort er gewoon bij! Daar word je hard van! Wen er maar aan want als je straks de maatschappij in gaat …dan gaat het er nog veel harder aan toe! Je kunt op je werk ook niet voor elk wissewasje naar je baas rennen! Deze en andere uitspraken horen we maar al te vaak als een slachtoffer van pestgedrag zijn beklag komt doen. Een van de redenen hiervoor is dat degene die om hulp gevraagd wordt niet altijd de tijd en het geduld heeft om het incident goed te onderzoeken en de schuldige(n) hierop aan te spreken of van mening is dat optreden tegen pestgedrag averecht werkt. Soms ook wordt het herhaaldelijk klagen over pestgedrag gezien als aandacht vragen of zeuren en wordt het daarom, bewust of onbewust, genegeerd. Scholen stellen alles in het werk om te voorkomen dat leerlingen ongezond worden, verslaafd raken en/of in de criminaliteit belanden. Fastfood wordt geweerd uit de kantine en de aanwezigheidsplicht op school tijdens tussenuren voorkomt de dagelijkse gang naar snackbar en supermarkt. Gymnastiek is een verplicht examenvak en roken, drugs en alcohol zijn ten strengste verboden. De gevolgen van pesten kunnen echter net zo erg zijn, zo niet erger. Niet-ingrijpen bij pesten, vooral als het om een kwetsbare groep leerlingen gaat, kan rampzalige gevolgen hebben. Pesten levert gevoelens op van angst, stress en minderwaardigheid. Pesten op school kan leiden tot slechtere schoolprestaties, ziekte en verzuim en kan als niet adequaat wordt ingegrepen leiden tot posttraumatische stressstoornis, depressie en kan uiteindelijk zelfs aanleiding zijn voor zelfmoord. Naar schatting heeft een op de tien zelfmoorden te maken met pesten. Pesten houdt niet op na school. Ook onder volwassenen op het werk wordt gepest. Een kwart van de werknemers krijgt vroeg of laat te maken met pestgedrag 22). De resultaten van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) die TNO en CBS jaarlijks uitvoeren en Europees onderzoek naar pesten.laat zien dat 10% van de Nederlandse werknemers zegt gepest te worden, waarvan 1,4% aangeeft structureel te worden gepest 23). Mensen die worden gepest op het werk verzuimen drie maal zo veel als collega’s die niet worden gepest. De kans op pesten op het werk neemt toe naarmate de opvattingen van een werknemer afwijken van die van de groep/afdeling waarin hij werkzaam is, naarmate hij minder bereid is om zich aan te passen aan de ‘gevestigde orde’ of kwetsbaar (anders) is. Mensen met een autismespectrumstoornis zijn ‘anders’ en lopen meer risico om gepest te worden. Pestexpert Bob van der Meer (Expertisecentrum voor Veiligheid) gaat nog een stap verder. Hij noemt pesten een “groot maatschappelijk probleem”. In een van zijn vele publicaties maakt hij expliciet waarom dit zo is 24).
27
Citaat uit ‘Normen en waarden, een concrete aanpak’, Bob van der Meer, 2006. ‘Als je bedenkt dat in Nederland zo’n 385.000 gepeste kinderen en zo’n 450.000 pesters rondlopen 25); als je weet dat notoire pesters impulsief zijn, weinig empathisch vermogen ten toon spreiden, een sterke behoefte hebben anderen te domineren, agressief zijn en een vier keer zo grote kans dan andere kinderen lopen in het criminele circuit terecht te komen 26). als je weet dat, als je langer dan zes maanden bent gepest, je een grote kans loopt op een post traumatisch stress stoornis, gepeste kinderen aangeven dat ze door het pesten faalangstig zijn geworden, anderen wantrouwen, depressief worden, eetstoornissen, sociale angst , schoolfobie of pleinvrees ontwikkelen of overwegen zichzelf van het leven te beroven en het in sommige gevallen ook doen; als je weet dat jonge serieverkrachters, naast een overbeschermende moeder en een voortdurend afwezige of voortdurend mishandelende vader, extreem zijn buitengesloten door leeftijdgenoten; als je weet dat door niets te doen aan pesten, in de zwijgende middengroep meelopers, opportunisten en zich schuldig voelende kinderen ontstaan; als je weet dat door niets te doen aan pesters deze kinderen het gevaar lopen in sportvereniging, vervolgopleiding, relatie en werk, hun pestgedrag voort te zetten en de latere mishandelaars, misbruikers, pesters op het werk en criminelen te worden 27), dan wordt duidelijk dat als scholen pesten op structurele wijze aanpakken, ze niet bezig zijn met de waan van de dag, maar met uiterst fundamentele zaken.’
28
10. Niet pesten maar aanpakken! De ernst van de problematiek rond pesten vraagt om pro-actief beleid, beleid dat integraal in de school op alle niveaus is ingevoerd en in de interne zorgstructuur is verankerd. In de uitvoering van het beleid is een pestprotocol nodig, waarin alle maatregelen om pesten te voorkomen en aan te pakken schriftelijk zijn vastgelegd. In deze paragraaf zijn de ingrediënten voor een pro-actief pestbeleid neergelegd. Deze ingrediënten zijn voor een belangrijk deel ontleend aan reeds bestaande methodieken, voor een deel gebaseerd op methodieken die hun effect in het Nederlandse onderwijsveld nog moeten bewijzen envoor een deel gebaseerd op methodieken die nog verder moeten worden ontwikkeld. ‘Niet pesten maar aanpakken!’ heeft niet de pretentie een volledige of sluitende aanpak te zijn. Immers, elke school die zich pro-actief bezig houdt met de problematiek rond pesten, levert weer andere uitdagingen, ervaringen, protocollen en methodieken op. ‘Niet pesten maar aanpakken!’ is in die zin dan ook geen pasklaar 'recept' en zal door scholen die ermee gaan werken verder moeten worden verfijnd en ‘op smaak’ worden gebracht. De ingrediënten voor een pro-actief pestbeleid om pesten van leerlingen met autisme aan te pakken zijn: • • • • • •
Eenduidige gedragsregels en afspraken. Toezicht, altijd en overal! Een ‘lik op stuk’ aanpak van pestgedrag Een graadmeter om pesten te ‘meten’. Pesters worden helpers; invoeren van een buddysysteem. Interventieaanpak, gericht op verbeteren van de perceptie van pestgedrag.
10.1 Eenduidige gedragsregels en afspraken Elke school voor Voortgezet Onderwijs hanteert zo zijn eigen gedragsregels en afspraken om de veiligheid van leerlingen en personeel en de orde in en om het schoolgebouw te waarborgen. Zo is het verhandelen en gebruiken van drugs en alcohol tijdens de lesuren doorgaans verboden, mag er in het schoolgebouw niet worden gerookt, mag er tijdens pauzetijden niet in de gangen met de klaslokalen worden rondgelopen, enz. Ook het bedreigen van medeleerlingen en docenten is ten strengste verboden. Leerlingen met autisme zijn gebaat bij duidelijke regels en afspraken. Belangrijk is dat deze regels en afspraken in het beleid van de school zijn verankerd en dat het personeel op school deze kent en handhaaft. Dit geldt niet alleen voor het onderwijskundig personeel, maar ook voor de conciërge, de administratie en de directie van de school. Consequent zijn is voor leerlingen met autisme meer dan voor andere leerlingen belangrijk, omdat zij alles heel letterlijk nemen: 'Wat eens mag, mag altijd en wat niet mag, mag nooit!' Zij zullen daar niet alleen zichzelf, maar ook medeleerlingen en het personeel van de school aan houden. Maar zelfs als er vaste afspraken en regels zijn en deze consequent worden nageleefd, zijn er uitzonderingen, bijvoorbeeld tijdens introductieprogramma's, roosterwijzigingen, 29
feestdagen en uitjes. Dit zijn bij uitstek gelegenheden die daders van pestgedrag benutten om hun slachtoffers te belagen of op een verkeerd been te zetten. Belangrijk is dat leerlingen met autisme in voorkomende gevallen ruim van tevoren worden geïnformeerd en zo nodig bij festiviteiten en uitjes een 'draaiboek' mee naar huis krijgen, zodat zij zich (samen met hun ouders) goed kunnen voorbereiden op deze afwijkende situaties.
Tips voor regels en afspraken 28) • Regels moeten concreet en expliciet zijn, in termen van gewenst gedrag. • Visualiseer regels en afspraken en hang ze overal op (in de klas, bij de lockers, in de kleedruimte, enz). • Wees consequent in het handhaven van vaste regels en afspraken. • Zorg dat de consequenties van het niet naleven van de regels en afspraken voor iedereen duidelijk zijn. • Bespreek afwijkingen van een afspraak of regel. • Zorg dat persoonlijke afspraken bij het hele team bekend zijn. • Stem de regels af met de ouders.
Belangrijker nog dan het verankeren van eenduidige regels en afspraken in het schoolbeleid en het ‘eigen maken’ van de regels en afspraken door het personeel van de school is het consequent handhaven van de afspraken en regels. In het basisonderwijs zijn afspraken en regels nog sterk gekoppeld aan de groepsleerkracht en weten de leerlingen in een groep precies waar ze zich bij hun leerkracht aan te houden hebben. De structuur van het voortgezet onderwijs met zijn vele vakdocenten, praktijklokalen en leswisselingen maakt dat het consequent handhaven van afspraken en regels in de praktijk vaak niet haalbaar is, zeker niet als het om afspraken voor individuele leerlingen gaat. Dit komt omdat samenwerken niet structureel in onze schoolcultuur is verankerd. De veelgehoorde uitspraak dat “leerlingen er maar aan moeten wennen omdat in de maatschappij wet- en regelgeving ook niet altijd consequent wordt nageleefd” mag daarbij echter geen maatstaf zijn. Laten we de praktijk van alledag eens bekijken aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk.
30
Brugklas 2D wordt gezien als een lastige klas. In de klas zitten diverse drukke leerlingen met ADHD en twee leerlingen met PDD-NOS. De klas presteert slecht, de sfeer is niet goed en de school krijgt aan de lopende band klachten van ouders over pesten. Omdat de klas duidelijk meer structuur nodig heeft wordt in overleg met het zorgteam een bespreking georganiseerd met de docenten die lesgeven aan deze klas. Daarbij worden de regels en afspraken van de school nog eens goed onder de loep genomen en worden maatregelen voorgesteld en aanvullende afspraken gemaakt voor individuele leerlingen om het pesten tegen te gaan. De mentor zet alles op papier en communiceert dit naar de leerlingen en de ouders. Als na twee maanden de bevindingen worden geëvalueerd is de situatie erger dan ooit en regent het klachten over 2D. Afzonderlijke gesprekken met de leerkrachten leveren de volgende informatie op 29): - twee docenten hadden geen problemen met klas 2D en had naar eigen zeggen de voorgestelde maatregelen niet nodig; - een docent zat al jaren in het vak en liet zich niet door een zorgcoördinator vertellen hoe hij les moest geven; - twee praktijkdocenten hadden met elkaar andere maatregelen bedacht en vond dat die goed werkten; - een docent vond dat de maatregelen in zijn lokaal en voor zijn vak niet konden worden toegepast; - een docent had zoveel moeite met orde houden in 2D dat hij niet eens toe kwam aan het realiseren van de afgesproken maatregelen; - een paar docenten pasten de maatregelen de eerste dagen nog wel toe maar vergat ze na een week. - een docent was het niet eens met de aanvullende afspraken voor de zorgleerlingen om ‘geen precedenten te scheppen’ en weigerde zich eraan te houden. Het behoeft geen betoog dat de maatregelen en aanvullende afspraken voor individuele leerlingen geen effect hebben of zelfs averechts werken als er onvoldoende consensus is en leerkrachten er ieder op hun eigen manier mee omgaan.
10.1.1 Leerlingen betrekken bij het opstellen van regels Schoolregels hangen doorgaans al in het gebouw als leerlingen voor het eerst binnenkomen. Om ervoor te zorgen dat leerlingen zich de regels ‘eigen maken’ is het belangrijk om aan het begin van elk schooljaar de schoolregels ten aanzien van de omgang met elkaar in de groep te bespreken en zo nodig aan te passen. Een hoofdregel op elke school zou moeten zijn ‘Op onze school wordt niet gepest!’ Deze hoofdregel is concreet en expliciet gesteld, in termen van gewenst gedrag. Omdat pesten een breed begrip is en het onderscheid tussen plagen en pesten vaak marginaal is, is het echter belangrijk dat deze hoofdregel tijdens een of meer mentoruren door de leerlingen zelf verder wordt uitgewerkt. 31
Zo wordt niet van bovenaf opgelegd wat de normen en waarden zijn, hetgeen de kans op verzet vergroot, maar bepalen de leerlingen op democratische wijze zelf wat hun eigen groepsregels zijn en krijgen zij daarmee een stuk verantwoordelijkheid voor hun eigen veiligheid en welzijn op school 24). Nadat de groepsregels zijn opgesteld, worden ze tijdens een plenaire groepsdiscussie regel voor regel geherformuleerd in termen van gewenst gedrag (positieve formulering). Vervolgens kunnen deze groepsregels als een soort contract met elkaar worden ondertekend. Wanneer leerlingen met elkaar groepsregels opstellen en deze onderschrijven, dan vergroot dit de kans dat de regels daadwerkelijk worden nageleefd. Door de groepsregels wekelijks aan de orde te stellen (tijdens het mentoruur) en op grond van eigen waarnemingen van leerlingen, ouders en leerkrachten regelmatig bij te stellen en aan te scherpen, groeit het besef van normen en waarden binnen de groep en wordt het fundament van de veilige school van binnenuit gelegd. Onderstaande gedragsregels zijn voor een deel ontleend aan de omgangsregels die op De Rede in Lelystad worden gehanteerd.
Deze regels gelden op school en daarbuiten! 1. We beoordelen mensen op hoe ze zijn, niet op hoe ze eruit zien of welke kleding ze aanhebben. 2. Iedereen hoort erbij! (We sluiten niemand buiten.) 3. We blijven van andermans spullen af. 4. We lachen elkaar niet uit. 5. We gebruiken geen bijnamen en noemen iedereen bij zijn eigen naam. 6. We schelden elkaar niet uit en praten gewoon, ook als we ruzie hebben. 7. We roddelen niet over elkaar. 8. We doen elkaar geen pijn (lichamelijk of geestelijk). 9. We laten elkaar met rust en bemoeien ons niet met een ander. 10. We kiezen geen partij (bij een ruzie). 11. We letten goed op dat er niet gepest wordt! 12. We vertellen een pester dat we vinden dat hij pest en dat het pesten op moet houden. Gaat het pesten door, dan vertellen we het aan een leerkracht en praten we er thuis over. 13. We praten een ruzie eerst zelf uit. Lukt dat niet, dan vragen we hulp aan een leerkracht of aan de vertrouwenspersoon van de school. 14. Als we aan een leerkracht of aan de vertrouwenspersoon vertellen dat er gepest wordt of als er ruzie is, dan is dit geen klikken! 15. Als pesten of een ruzie is uitgepraat, dan vergeven we elkaar en praten we er niet meer over. 16. We luisteren naar elkaar. 17. Nieuwkomers worden op school goed ontvangen en als het nodig is geholpen.
32
Tot slot nog een voorbeeld uit de praktijk waaruit blijkt dat het regelmatig bespreken en herformuleren van regels een ‘must’ is om het gedrag binnen de groep te reguleren en het besef van normen en waarden te kweken. In een groep hebben de leerlingen met elkaar afgesproken dat iedereen erbij hoort en dat niemand wordt buitengesloten. Tijdens het mentoruur vertelt Jeroen dat hij laatst in de kleedkamer van de gymzaal door de meisjes is ondergespoten met deo en dat niemand hem tijdens de gymles kiest, waardoor hij altijd als laatste overblijft. Hij legt uit dat hij door zijn ASS extra gevoelig is voor luchtjes en dat hij ervan in de war raakt. Vanuit de groep wordt voorgesteld om tijdelijk twee gedragsregels toe te voegen: - deo wordt alleen in de doucheruimte gebruikt en wordt niet op een ander gespoten. - wie als laatste overblijft tijdens de gymles mag de volgende gymles beginnen met kiezen. De nieuwe regels worden voor iedereen zichtbaar in de kleedkamer van de gymzaal opgehangen en doorgegeven aan de gymleraar. Twee maanden later heeft de groep zich de regels ‘eigen gemaakt’ en merkt Jeroen op dat hij eigenlijk nooit meer als laatste overblijft. In gezamenlijk overleg wordt besloten om de extra regels weer te verwijderen en de gymleraar hierover te informeren. Noemenswaardige problemen doen zich daarna niet meer voor.
10.2 Toezicht, altijd en overal! Op school en daarbuiten zijn genoeg situaties te vinden waar daders van pestgedrag in de gelegenheid zijn om te pesten. Voorbeelden zijn: • • • • • • • • • • • • • • • • •
In de klas tijdens de les Tijdens pauzemomenten Tijdens leswisselingen Tijdens het naar buiten gaan In het computerlokaal Op het schoolplein In de kantine Op het toilet In de fietsenstalling Bij de lockers Tijdens de gymles In de kleedruimte en onder de douches Tijdens schooluitjes In de taxi Tijdens het van school naar huis rijden In de thuissituatie In (cyber)space 33
In het voortgezet (speciaal) onderwijs wordt doorgaans redelijk toezicht gehouden in de klas, in de kantine en op het schoolplein. Natuurlijk is het niet mogelijk om in al deze situaties van de school te verlangen dat zij toezicht houdt, altijd en overal! Ook docenten en mentoren hebben recht op pauzes. Wel is belangrijk dat wordt onderzocht waar leerlingen zich niet veilig voelen en dat samen met de leerlingen afspraken worden gemaakt en maatregelen worden getroffen om onveilige situaties te voorkomen en aan te pakken. Door het onderwerp veiligheid regelmatig aan de orde te stellen en bijvoorbeeld neer te leggen bij een leerlingenraad en ouderraad, komen die situaties aan het licht die in het kader van de veiligheid op school nader onder de loep moeten worden genomen en kunnen in samenspraak met leerlingen, ouders en personeel passende maatregelen worden getroffen om de situatie te verbeteren. Zo heeft de leerlingenraad van een school in Horn een manier bedacht om het naar buiten gaan veiliger te laten verlopen. De route is in etappes opgedeeld en de leerlingen lopen in tweetallen in een rij, voorafgegaan door de leerkracht. In de praktijk blijkt het principe ‘Toezicht altijd en overal!’ vaak makkelijker te realiseren dan wordt gedacht. Een aantal voorbeelden: • Sommige scholen hebben afgesproken dat alle leerkrachten bij binnenkomst van de leerlingen, tijdens leswisselingen en bij het naar buiten gaan bij de deuropening van hun klaslokaal gaan staan om erop toe te zien dat zich hierbij geen ongeregeldheden voordoen. • Het systematisch aanbieden van een geschikte pedagogische en didactische aanpak luistert nauw bij leerlingen met autisme. Juist deze leerlingen zijn afhankelijk van een heldere en eenduidige structuur in de school en in de klas. Het bieden van systematische contactmomenten door op gezette tijden rondes in een vaste volgorde door de klas te lopen brengt rust en regelmaat in de groep 30). Het voordeel daarvan is dat de kinderen niet alleen weten wanneer zij aan de beurt zijn, maar ook dat de leerkracht beter zicht krijgt op wat zich binnen de groep afspeelt en eerder kan ingrijpen bij pestgedrag. • Door de toegangsdeur naar de wasruimte van de toiletten altijd open te houden wordt de kans op onverkwikkelijke situaties aldaar aanzienlijk verkleind. •
Cameratoezicht bij de lockers en bij de fietsenstalling werkt niet alleen preventief tegen diefstal en vandalisme, maar voorkomt ook dat leerlingen zich hier kunnen afzonderen of andere leerlingen kunnen bestelen, afpersen of belagen.
•
Door per toerbeurt vier a vijf ‘pleinwachten’, ‘kantinewachten’ en ‘kleedkamerwachten’ aan te wijzen die toezicht houden, een logboek van incidenten bijhouden en zo nodig bijstand vragen aan een leerkracht bij overtreding van de regels, wordt het pesters wel heel moeilijk gemaakt om slachtoffers ongezien te pesten.
34
•
Op veel reguliere VO-scholen is een gymtenue verplicht (bijvoorbeeld een T-shirt met opdruk van de school, een zwarte sportbroek en witte gympen). Dit stimuleert de groepsvorming en voorkomt dat leerlingen worden ‘gekeurd’ op merkkleding en er daardoor wel of niet bijhoren. Door de keuze van teams niet aan de groep over te laten maar als leerkracht zelf teams samen te stellen, kan pro-actief aan teambuilding worden gewerkt en komt pestgedrag eerder aan het licht.
•
Door computertafels op zodanige wijze te positioneren dat de leerkracht altijd zicht heeft op de beeldschermen kan er enerzijds op worden toegezien dat de leerlingen daadwerkelijk met schoolse zaken bezig zijn en kan anderzijds in de gaten worden gehouden of er niet wordt gepest. Regelmatig checken van de historie op internet (welke sites zijn recent bezocht) en MSN en inname c.q. uitzetten van de mobile telefoons gedurende schooltijden vermindert in elk geval de mogelijkheden om tijdens schooluren te pesten in (cyber)space. Op sommige scholen wordt al gewerkt met ‘circles of friends’, maatjes of ‘buddy’s’, waardoor leerlingen die moeilijk contact maken en daardoor niet zo snel vrienden maken door een of meer klasgenoten of ouderejaars worden begeleid bij roosterwijzigingen, uitjes, het plannen en maken van huiswerk, tijdens pauzes en (soms ook) bij het van en naar school rijden. In de praktijk blijkt dit een effectief middel om pesten te voorkomen en/of te stoppen. In sommige situaties kunnen zelfs pesters met een buddytraject tot helpers worden omgeturnd (zie ook paragraaf 10.5.2). Bij nieuwbouw kan de toevoeging van het criterium ‘toezicht, altijd en overal!’ ervoor zorgen dat bij het ontwerp van de ruimtes voor de lockers, toiletten, kleedkamers, fietsenstalling, kantine en het schoolplein hiermee automatisch rekening wordt gehouden.
•
•
10.3 ‘Lik op stuk beleid’ Een belangrijke vraag die speelt bij de problematiek van pesten is of de school zich voldoende heeft ingespannen om de leerling zo goed mogelijk te begeleiden. In het geval van de SBO school in Zuid Oost Brabant (zie ook paragraaf 1) heeft de school zich naar eigen zeggen en schrijven voldoende ingespannen om het pesten te voorkomen.
De school heeft zich: • opengesteld als gastvrije school, de leerling opgenomen en haar binnen de mogelijkheden van de school de zorg gegeven die ze verdient en nodig heeft; • •
de leerling de ruimte gegeven op de SBO-school te blijven tot er plaats was op een passende school; de kinderen en de leerkrachten deskundig begeleid;
35
• • • • •
het pestprotocol ingezet; de ‘pestspecialist’ van Nederland, drs. Bob van de Meer ingeschakeld; overleg geïnitieerd met de hulpverlenende instanties (GGZ, MEE, OCGH Advies) en met de politie met betrekking tot de buitenschoolse situaties; zeer intensief gecommuniceerd met de ouders; een crisisplaatsing aangevraagd op de REC-school, welke werd afgewezen wegens plaatsgebrek.
Naar mening van het bestuur heeft de school zich tot het uiterste ingespannen en de leerling tien maanden de best mogelijke opvang en begeleiding gegeven in een situatie waar zij nergens anders terecht kon. Ook is er naar mening van het bestuur adequaat en voldoende gecommuniceerd met de ouders. De time-out voor de leerling is in goed overleg besproken en er was wederzijdse instemming. In deze periode is de school naarstig op zoek gegaan naar directe oplossingen 31).
De vraag rijst wat er nog meer van een school kan worden gevraagd dan wat hier gedurende 10 maanden aan maatregelen is ingezet om het pesten te stoppen. Laten we nog eens terug gaan naar de inleiding van dit pestprotocol, waarin werd aangegeven waarom een pestprotocol autisme nodig is. ‘Preventie in de vorm van een gedegen en in alle geledingen van de school breed gedragen anti-pestbeleid met vaste regels en afspraken, die zijn vastgelegd in een pestprotocol, lijkt de meest voor de hand liggende methode om pesten zoveel mogelijk te bestrijden. Dit is zo in de gebruikelijke context van ‘een dadergroep’ en ‘een slachtoffer’ binnen een groep leerlingen die geacht worden ‘normaal’ te kunnen functioneren. Anders wordt het wanneer er sprake is van een gemêleerde groep leerlingen met leer-, aandachts-, informatieverwerkings- of gedragsstoornissen voor wie het extra moeilijk is om op een sociaal aanvaardbare manier met elkaar om te gaan en zich aan algemeen geldende normen en waarden te conformeren. Leerlingen met autisme worden in dergelijke settings nagenoeg altijd gepest. Een consequent en proactief sanctiebeleid is dan nodig om pesten aan te pakken en de veiligheid van de groep te waarborgen.’ Concreet betekent dit dat elke vorm van pesten meteen moet worden aangepakt zodra dit wordt geconstateerd of wordt gemeld aan een leerkracht of vertrouwenspersoon van de school, niet de volgende dag of een week later, maar meteen! Hier geldt de regel die hondenliefhebbers al bij de eerste puppycursus aangeleerd krijgen over een consequente ‘lik op stuk’ benadering.
36
“Als een hond tegen u op mag springen, dan mag dat toch zeker ook als hij net lekker in de modder heeft gedold of in de sloot heeft gezwommen? Als een hond een kluif in de vorm van een pantoffel heeft, dan mag hij toch zeker ook uw nieuwe schoenen kapotbijten?” De boodschap is helder: “Wat eens mag, mag altijd! Wat niet mag, mag nooit!”
De boodschap van de school moet helder en consequent in alle geledingen van de school worden verkondigd: Pesten wordt hier op school niet getolereerd, nu niet en nooit! Er is een pestprotocol maar belangrijker nog is het ‘lik op stuk’ beleid dat ten aanzien van pesten wordt gevoerd. Hoe dat in de praktijk werkt laat onderstaand voorbeeld zien. In een van de lokalen zit tijdens de pauze een jongetje met autisme in zijn eentje bij de juf. Hij is ergens duidelijk hèèl erg boos over. Hij wiebelt heen en weer op zijn stoel en knippert hevig met zijn ogen. Hij staat duidelijk op ontploffen, maar er komt geen geluid over zijn lippen. Dan komt een van de pleinwachten de klas binnen. Zij zegt “Juf Marie, weet je waarom Martin daar zo zit? Omdat jouw Jan hem daarnet op het schoolplein vreselijk heeft gepest. Martin heeft wel wat terug gedaan en dat was ook niet goed, maar Jan ging maar door”. En dan richt ze zich tot Martin en vraagt “Ik heb met jou afgesproken dat ik het zou vertellen aan de juf, heb ik het zo goed verteld? Ben ik wat vergeten?” Martin knikt zwijgend ja en nee en je ziet zijn gezicht tot rust komen. Hij stopt met wiebelen en het knipperen wordt minder. Juf Marie neemt het over met “Nou dan ga ik Jan nu eens eventjes binnenhalen en dan zullen we hem eens even goed vertellen dat dàt niet de bedoeling is!”
De druk op notoire daders van pestgedrag kan worden opgevoerd door een aantal maatregelen die bij elke volgende constatering of melding van pestgedrag worden doorgevoerd tot aan schorsing toe, maar de echte pestkoppen zullen daar niet van leren. Zij zullen hun schouders ophalen en in elke maatregel op de ladder in het pestprotocol een uitdaging zien om toch door te gaan met pesten, in de hoop dat zij niet op heterdaad worden betrapt of worden verraden. Slachtoffers van pesten klagen er vaak over dat het pesten wel is gezien door de leerkracht en/of door medeleerlingen maar dat er niets aan wordt gedaan. Daardoor voelen zij zich ‘vogelvrij’ en staan ze er met hun ouders alleen voor. Leerkrachten kunnen hier het verschil maken door eenduidige regels en afspraken (zie ook 10.1) en toezicht altijd en overal (zie ook 10.2) in praktijk te brengen en leerlingen die zich misdragen direct hierop aan te spreken en niet het pestgedrag soms door de vingers te zien of, erger nog, hun ogen hiervoor te sluiten of de andere kant op te kijken.
37
10.4 Een graadmeter om pesten te meten Mensen zijn van nature ‘kuddedieren’. Zij hebben altijd in groepen geleefd en hebben sterk de behoefte om ergens bij te horen. Zij ontlenen er voor een belangrijk deel hun sociale status en eigenwaarde aan. (Sociale) afwijzing doet fysiek pijn en leidt tot antisociaal gedrag. Dit geldt niet alleen voor kinderen die gepest worden maar ook voor de pesters. Pesters zijn niet zelden zelf ook slachtoffer, zij worden binnen het gezin of in de wijk onderdrukt door oudere kinderen of volwassenen, en reageren zich af op kinderen die jonger of sociaal minder vaardig zijn. Kinderen die gepest worden kunnen een lage eigenwaarde ontwikkelen die tot in de volwassenheid voortduurt. In de schooltijd kan dit leiden tot psychologische problemen, een schoolfobie, leerproblemen en depressiviteit. Ook kunnen de schoolresultaten achteruit gaan. Mensen zijn in het algemeen erg gemotiveerd om hun eigenwaarde te beschermen en door middel van hun handelen te vergroten 32). De sociometertheorie, ontwikkeld door Leary en zijn collega’s, is een graadmeter die aangeeft hoe iemand overkomt bij andere mensen en hoe dit door eigenwaarde wordt beïnvloed. Leary veronderstelt dat eigenwaarde een katalysator is die de interactie tussen mensen stuurt en signalen afgeeft die mensen in staat stellen om zichzelf te evalueren in termen van sociaal wenselijk gedrag. Maar de sociometertheorie verklaart ook dat de werkelijke functie van eigenwaarde is het minimaliseren van de kans op afstoting in de maatschappij 32; 33). Eigenwaarde wordt beïnvloed (i.c. groeit of vermindert) op basis van positieve of negatieve feedback van de omgeving 32). Leary heeft aangetoond dat sociale acceptatie en persoonlijke relaties belangrijke factoren zijn om het zelfbeeld en het welbevinden van mensen te beïnvloeden. Zelfwaardering is een graadmeter of je bij de groep hoort of niet en wanneer de meter laag staat, dan ben je meer gericht op het vergaren van positieve waardering door anderen. Dit betekent dat wanneer in een klas door middel van vragenlijsten kan worden gemeten en aangetoond dat pesten laag gewaardeerd wordt, dan zal dit voor een leerling die pest een belangrijke drijfveer zijn om zijn gedrag bij te sturen en weer bij de groep te horen. Onder het motto ‘meten is weten’ zijn twee instrumenten ontwikkeld die het mogelijk maken om de omvang van pesten in de klas/groep, over klassen/groepen heen en zelfs over scholen heen zichtbaar te maken. Door regelmatig (bijvoorbeeld twee maal per jaar, voor de kerstvakantie en voor de meivakantie) alle leerlingen, docenten en mentoren hierop te bevragen en de resultaten in de vorm van een ‘pestbrief’ terug te koppelen naar het docententeam, leerlingenraad en ouderraad, wordt pesten een structureel onderwerp dat schoolbreed de aandacht krijgt die het verdient. Zo nodig kunnen in overleg met de leerlingen zelf (bijvoorbeeld via de leerlingenraad), met ouders (via de ouderraad) en met het docententeam aanvullende regels/protocollen worden ingevoerd en maatregelen worden getroffen om pesten aan te pakken. De anoniem ingevoerde gegevens kunnen op termijn via www.pestmeter.nl in een centrale database worden opgeslagen, waardoor de school tevens een bijdrage levert aan een landelijk onderzoek naar pesten (van leerlingen met autisme) in het voortgezet (speciaal) onderwijs. Een en ander is nog in ontwikkeling.
38
10.4.1 Pestmeter Om scholen de mogelijkheid te bieden om per klas of groep objectief vast te stellen of er gepest wordt en in welke mate, is een pestmeter ontwikkeld 34) voor het voortgezet (speciaal) onderwijs (bijlage I). Naast algemene vragen over geslacht, leeftijd en het aantal vrienden/vriendinnen, worden ook persoonlijke vragen gesteld over gepest worden en zelf pesten of meedoen met pesten op school. In de vragenlijst komen de verschillende vormen en situaties van pesten uit hoofdstuk 4 terug, zodat het beantwoorden van de vragenlijst ook inzicht biedt in de meest voorkomende vorm(en) en situatie(s) van pesten op de betreffende school. Belangrijke randvoorwaarden voor het gebruiken en invullen van de pestmeter zijn: • Omdat het een momentopname betreft vullen de leerlingen uit een klas/groep bij voorkeur op één dag de pestmeter in. • Alle leerlingen uit de klas/groep vullen de vragenlijst in. • De leerlingen vullen in een aparte ruimte met een computer een voor een de pestmeter in. •
De vragenlijst wordt anoniem ingevuld waardoor discussies over klikken en verraad bij voorbaat uitgesloten zijn.
•
De school geeft toestemming om de anonieme onderzoeksgegevens te gebruiken voor landelijk en regionaal onderzoek naar pesten in het voortgezet (speciaal) onderwijs.
10.4.2 Maatjesmeter Leerlingen die hierop expliciet worden bevraagd kunnen doorgaans precies aangeven wie zij aardig vinden en wie niet. Ook leerkrachten/mentoren kennen ‘hun pappenheimers’ en weten wie in de klas/groep populair zijn en welke leerlingen niet goed liggen in de klas/groep. Met een zogenaamde ‘sociometer’ kan een sociale rangorde in kaart worden gebracht die aangeeft welke leerlingen weinig aansluiting vinden in de klas/niet aardig worden gevonden en daarmee potentiële slachtoffers zijn voor pestgedrag. De ‘maatjesmeter’ 35) is een simpel en doeltreffend instrument om vast te stellen en te verifiëren welke leerlingen goed liggen in de klas/groep en welke niet enerzijds en welke leerlingen zelf pesten en worden gepest anderzijds. De randvoorwaarden voor het gebruiken en invullen van de maatjesmeter zijn gelijk aan die van de pestmeter (zie 10.4.1). De werking is als volgt. In een tabel zijn de namen van alle leerlingen van de klas/groep onder elkaar gezet. Om sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen is het aantal leerlingen dat mag worden aangekruist beperkt. Aan elke leerling van de klas/groep wordt gevraagd om achtereenvolgens aan te kruisen welke drie leerlingen hij het leukst/aardigst vindt en welke drie hij het minst leuk/aardig vindt. Voorts wordt gevraagd om aan te kruisen welke leerlingen worden gepest en welke leerlingen zelf andere leerlingen pesten. Daarbij is het aantal niet beperkt. De maatjesmeter voor de leerling is opgenomen in bijlage II. Ook de leerkrachten en mentor van de klas/groep vullen de maatjesmeter in (bijlage III). Aan hen wordt gevraagd welke leerlingen respectievelijk het meest en minst leuk/aardig worden gevonden en welke leerlingen worden gepest en zelf pesten. Door de gegevens met elkaar te vergelijken ontstaat een helder beeld over de sociale rangorde binnen de groep. 39
Bij deze subjectieve meting gaat het altijd om de zelfbeleving die wordt getoetst aan de beleving van de omgeving (i.c. de beleving van medeleerlingen en leerkrachten/mentor). Opvallend is dat hier grote verschillen tussen bestaan. De zelfbeleving is daarbij wel het uitgangspunt. Met betrekking tot slachtoffer zijn van pestgedrag zijn er vier uitkomsten mogelijk: • Leerlingen geven aan dat zij niet worden gepest, terwijl medeleerlingen en leerkrachten/mentor aangeven dat zij wel worden gepest. Dit is de groep van de ‘ontkenners’, waarbij mogelijk sprake is van een verstoorde perceptie, angst voor represailles of negeren van pestgedrag als overlevingsstrategie. • Leerlingen geven aan dat zij wel worden gepest, terwijl medeleerlingen en leerkrachten/mentor aangeven dat zij niet worden gepest. Dit is de groep van ‘sociaal onopvallende leerlingen’ waarbij vaak sprake is van innerlijke problemen. •
•
Leerlingen geven aan dat zij wel worden gepest en medeleerlingen en leerkrachten/mentor bevestigen dit. Dit is de groep van ‘echte’ slachtoffers van pestgedrag, vaak in combinatie met innerlijke en sociale problematiek. Een goede analyse van de problematiek op basis van gesprekken met deze leerlingen, hun ouders en de leerkrachten/mentor, een directe interventieaanpak en een ‘lik op stuk’ beleid is nodig om het pesten te stoppen. Leerlingen geven aan dat zij niet worden gepest en medeleerlingen en leerkrachten/ mentor bevestigen dit. Dit is de groep leerlingen die niet wordt gepest. Indien deze leerlingen zelf ook niet pesten, kan deze groep mogelijk direct worden ingezet om pesten in de klas/groep aan te pakken.
Ook voor daders van pestgedrag is een dergelijke typologie te omschrijven: • Leerlingen geven aan dat zij niet pesten, terwijl medeleerlingen en leerkrachten/mentor aangeven dat zij wel pesten. Dit is een groep van ‘ontkenners’ wiens gedrag op verschillende manieren verklaard kan worden. Ten eerste is het mogelijk dat jongvolwassenen die pesten problemen hebben in de sociale informatieverwerking, waardoor ze hun gedrag daadwerkelijk niet herkennen als pestgedrag. Ten tweede is het mogelijk dat deze jongvolwassenen hun pestgedrag ontkennen omdat ze weten dat pesten niet geoorloofd is. Ten derde is het mogelijk dat deze jongvolwassenen hun gedrag niet zien als pestgedrag, omdat zij andere opvattingen hanteren over pestgedrag. • Leerlingen geven aan dat zij wel pesten, terwijl medeleerlingen en leerkrachten/mentor aangeven dat zij niet pesten. Vanuit theoretisch oogpunt zou dit type leerlingen ook voor kunnen komen. Echter, vanuit wetenschappelijk onderzoek is deze groep tot op heden nog niet naar voren gekomen. • Leerlingen geven aan dat zij wel pesten en medeleerlingen en leerkrachten/mentor bevestigen dit. Dit is de groep van ‘echte’ daders van pestgedrag. Over de redenen waarom jongvolwassenen pesten bestaat nog veel onduidelijkheid. Resultaten van onderzoek naar verschillende gerelateerde factoren zijn vaak tegenstrijdig (o.a. relatie tussen pestgedrag en laag zelfbeeld, persoonlijkheidskenmerken het bereiken van 40
•
instrumentele doelen). Meer onderzoek op dit gebied is dus noodzakelijk. Voor de aanpak van dit gedrag is een goede analyse van de problematiek nodig, in combinatie met een directe interventieaanpak en ‘lik op stuk’ beleid. Leerlingen geven aan dat zij niet pesten en medeleerlingen en leerkrachten/mentor bevestigen dit. Dit is de groep leerlingen die niet pest. Als deze leerlingen tot de groep behoren die gepest wordt, kan deze groep mogelijk direct worden ingezet om pesten in de klas/groep aan te pakken.
10.5 ‘Kettingkoppelen’ met klasgenoten Ondersteuning door medeleerlingen/medestudenten kan voor leerlingen met autisme een belangrijke succesfactor zijn om de schoolperiode ongeschonden en zonder pesten door te komen. Er zijn veel varianten van dergelijke ondersteuningssystemen in de wereld. Elk systeem heeft zijn eigen keuzes gemaakt ten aanzien van de aanpak en de opzet. En er zijn veel namen in omloop voor de ondersteuners, waaronder: • Peercoach • Peergroup • Maatje • Peter/meter • Leerlingmentoring • Buddy • Personal coach • Peer support • Circle of friends • Service learning. Introductieprogramma’s (Kappert-klas, Universiteit van Utrecht) en maatjesprojecten (Radboud Universiteit Nijmegen en Universiteit van Amsterdam) voor studenten met autisme hebben hun nut reeds bewezen. De studenten worden opgenomen in het studentenleven en boeken goede studieresultaten. Door regelmatig, wekelijks, de voortgang te monitoren en waar nodig hulp te bieden bij het plannen en organiseren van studieopdrachten, wordt voorkomen dat studenten met autisme vastlopen en/of voortijdig uitvallen. Ook in het regulier en speciaal voortgezet onderwijs wordt gewerkt met dergelijke ondersteunings-systemen. Bij de ondersteuning van leerlingen met autisme is het raadzaam om een vast ondersteuningsmoment in te lassen 36). De ondersteuningssystemen variëren in het aantal ondersteuners per leerling. In sommige projecten is sprake van één ondersteuner per leerling. De duur van de ondersteuning varieert van zes weken tot een heel schooljaar. In andere projecten wordt gekozen voor twee ondersteuners of zelfs voor een hele groep ondersteuners ‘circle of friends’.
41
Deze keuze wordt met name gemaakt om de belasting van de ondersteuner te verminderen. Echter, in de projecten waarbij sprake is van één ondersteuner per leerling wordt niet gesproken van overbelasting van de ondersteuner. Alle buddyprojecten zorgen voor een training voor de ondersteuners. Sommige projecten leggen de nadruk op coachingsvaardigheden van de ondersteuners en andere projecten leggen meer de nadruk op lesondersteunende en didactische vaardigheden 36; 37; 38). De meeste projecten adviseren de ondersteuner om een log- of dagboek bij te houden. Dit vergemakkelijkt niet alleen de intervisie en evaluatie makkelijker, maar maakt de ondersteuner ook bewust van zijn eigen ondersteuningstaken. Op deze manier wordt ook de belasting van de ondersteuner in kaart gebracht 36). De positieve effecten voor de leerling zijn alom onderzocht en bewezen. Ook de ondersteuner profiteert van de ondersteuning. Ondersteuners geven aan dat zij er plezier in hebben, veel hebben geleerd en trots zijn op zichzelf. Ouders en leerkrachten bevestigen dit. Zij geven aan dat de ondersteuners meer zelfvertrouwen en verantwoordelijkheidsgevoel hebben gekregen.
10.5.1 Helpers koppelen aan leerlingen die baat hebben bij ondersteuning In ‘Niet pesten maar aanpakken!’ gaan we uit van een ondersteuningssysteem, waarbij klasgenoten die ondersteuning bieden (helpers) worden gekoppeld aan klasgenoten die ondersteuning nodig hebben. Helpers worden voor een periode van zes weken gekoppeld aan een klasgenoot met autisme en helpen die klasgenoot gedurende deze weken met de dagelijkse problemen waar hij/zij tegen aan loopt. Na zes weken wordt een andere helper gekoppeld aan de leerling met autisme enz. Het rouleren van helpers binnen de eigen klas/groep heeft een aantal belangrijke voordelen ten opzichte van het gedurende langere tijd koppelen van een vaste helper aan een leerling die ondersteuning behoeft. • Uitgaande van 40 schoolweken krijgt een leerling met autisme ondersteuning van 6/7 helpers en leert hij gaandeweg steeds meer medeleerlingen kennen en leert hij om hulp te vragen bij zijn medeleerlingen. •
Omgekeerd raken steeds meer medeleerlingen vertrouwd met deze informatieverwerkingsstoornis en krijgen zij gaandeweg meer begrip en empathie voor deze medeleerlingen omdat zij als helper van dichtbij meemaken wat het is om met deze stoornis te moeten luisteren, leren en werken op school.
•
Wie als helper geleerd heeft om door een ‘auti-bril’ te kijken en daardoor begrip heeft gekregen voor de problemen waar leerlingen met autisme tegen aan lopen, zal niet gauw geneigd zijn om deze kwetsbare medeleerlingen te pesten en zal eerder geneigd zijn om op te treden in situaties waarin dit wel gebeurt.
•
De kans is groot dat leerlingen met autisme in het eerste brugjaar al volledig door de klas/groep zijn opgenomen, waardoor zij een grotere kans maken om hun schoolloopbaan met succes voort te zetten.
42
Het principe van ‘kettingkoppelen’ wordt bij voorkeur geïntroduceerd in de brugklassen van het Voortgezet (speciaal) Onderwijs en kan geleidelijk aan worden doorgevoerd in de onderbouw- en bovenbouwklassen/-groepen. Naast de intake van nieuwe leerlingen, waarbij duidelijk wordt welke leerlingen met een zorgvraag binnen komen, is de introductieweek is een goed moment om vanuit school te beoordelen welke leerlingen in de klas/groep gebaat zouden zijn bij een helper. Ouders van leerlingen met een hulpvraag en de leerlingen zelf worden bij de intake geïnformeerd dat op school wordt gewerkt met het principe van ‘kettingkoppelen’. Omdat in het eerste brugjaar nog geen sprake is van een ‘gevestigde orde’ en alle leerlingen in principe met een frisse lei beginnen, kan het systeem van ‘kettingkoppelen’ relatief makkelijk worden geïntroduceerd. Algemene criteria voor helpers zijn: • Leerlingen die zelf zonder hulpvraag zijn binnengekomen. • Leerlingen met weinig schoolverzuim. •
Leerlingen die kunnen omgaan met vertrouwelijke informatie (vertrouwenspersoon kunnen zijn).
Daarnaast zijn er ook specifieke eigenschappen van helpers en zijn er valkuilen die houvast kunnen geven bij het aanwijzen van de eerste lichting helpers (zie 10.5.1.1). Om geen onderscheid te maken tussen leerlingen met en zonder beperkingen zou de school er ook voor kunnen kiezen om het ‘kettingkoppelen’ voor alle brugklasleerlingen in te voeren, waarbij de school de tweetallen samenstelt, zodat leerlingen met autisme niet worden gekoppeld aan leerlingen met autisme, adhd, add of andere stoornissen. 10.5.1.1 Eigenschappen en valkuilen van helpers 39) In onderstaande tabel zijn eigenschappen van helpers opgenomen en worden valkuilen genoemd waar helpers in kunnen trappen.
Eigenschappen van helpers • • • • • • • • • • • •
Behulpzaam en positieve instelling. Interesse in mensen. Accepteren en waarderen van verschillen tussen mensen. Verantwoordelijkheidsgevoel. Geduld en volharding. Stabiliteit. Betrouwbaarheid (nakomen van afspraken). Kunnen plannen en organiseren. Creatief zijn (samen met de leerling oplossingen bedenken voor zijn problemen). Initiatiefrijk zijn (niet wachten tot de leerling met hulpvragen komt). Kunnen relativeren. Een vriendelijke en zakelijke houding.
43
Valkuilen van helpers • •
Te empathisch (niet meer aan eigen schoolzaken of contacten toekomen). Te veel ondersteuning bieden waardoor een afhankelijkheidsrelatie ontstaat.
10.5.1.2 Ondersteuningsvragen van leerlingen Over het algemeen kan worden gesteld dat leerlingen met autisme problemen hebben met veranderingen en met het expliciteren van opdrachten. Zij hebben behoefte aan ondersteuning bij concrete zaken rondom het plannen en organiseren van schoolse zaken en bij sociale aspecten in de omgang met medeleerlingen en leerkrachten/mentoren. In onderstaande tabel zijn veelvoorkomende ondersteuningsvragen van leerlingen met autisme samengevat. Deze ondersteuningsvragen zijn afkomstig van leerlingen met autisme in havo 4, vwo 2 en vwo 3 die deelnemen in de peer-buddypilot die momenteel op vier reguliere VO-scholen draait.
Ondersteuningsvragen bij concrete schoolse zaken • • • • • • • • • • •
Plannen van huiswerk. Veranderingen in het lesrooster. Maken van boekbesprekingen. Voorbereiden van excursies buiten school. Het kiezen van onderwerpen voor schrijfopdrachten of spreekbeurten. Bijzondere activiteiten binnen school. Hulp bij samenwerkingsopdrachten. Hulp bij het maken van werkstukken. Hulp bij het invullen van de agenda. Hulp bij het werken in het open leercentrum. Hulp bij het omzetten van opdrachten in concrete doe-activiteiten.
Ondersteuningsvragen bij sociale aspecten • • • • • • •
44
Het bespreken van een probleem. Het vragen om hulp of advies. Het omgaan met kritiek. Omgaan met stress. Omgaan met pesten. Omgaan met klasgenoten bij ruzie of boosheid. Tips over hoe je je in bepaalde situaties het beste kunt gedragen.
10.5.2 Pesters worden helpers! In 1996 ontdekte neurowetenschapper Dr. Candice Pert de receptormolecule die de directe relatie legt tussen de chemie van het lichaam en emotie . Zij toonde aan dat hoe vaker we een bepaalde emotie meemaken, hoe vaker zij terug zal komen. Met andere woorden: pesters die pesten uit angst (een emotie) zullen steeds meer moeten pesten om die angst te onderdrukken. Door een andere emotie (empathie) de plaats in te laten nemen van die angst, zou de invloed daarvan op de chemie van het lichaam hun gedrag aanmerkelijk kunnen veranderen. Zelfs leerlingen die veel negatief gedrag vertoonden, maakten als ondersteuner een positieve omslag en gingen voorbeeldgedrag vertonen 40). Dit biedt perspectief om van pesters helpers te maken. Empathie is daarbij de sleutel. In ‘Niet pesten maar aanpakken!’ maken we koppels van klasgenoten die elkaar helpen en per toerbeurt wisselen. We noemen dit ‘kettingkoppelen’ 41) omdat door het formeren en wisselen van de koppels gedurende het schooljaar de samenhorigheid in de klas zich gestaag uitbreid en uiteindelijk alle leerlingen zullen worden opgenomen in de klas/groep. Door onder begeleiding een band te vormen met een kwetsbaar individu, kan een betekenisvolle relatie ontstaan waar beide van kunnen profiteren. Heinrichs 42) pleit ervoor om de behoefte aan macht die een pester heeft op een positieve wijze in te zetten. Laten we de kenmerken van pesters nog eens onder de loep nemen.
Kenmerken van pesters • • • • • • • • • • • • • • •
Wil zich machtig voelen. Wil controle uitoefenen. Vind het leuk/interessant om andere kinderen pijn te doen. Heeft charisma en charme. Weet het juiste moment te kiezen om ongezien te kunnen pesten. Vind het leuk om anderen te laten lijden door plagen, bedreigen, intimideren of psychisch mishandelen. Is heetgebakerd. Is impulsief. Kan zich moeilijk houden aan regels en afspraken. Onaangepast gedrag: aanvallend, oppositioneel of agressief naar medeleerlingen, ouders en leerkrachten. Voelen weinig medeleven voor de kinderen die zij pesten. Kunnen zich slecht verplaatsen in (de situatie van) een ander. Hebben een lage frustratiedrempel. Hebben een stoer voorkomen. Zijn betrokken bij ander asociaal of crimineel gedrag (stelen of vandalisme).
45
Deze kenmerken getuigen van een behoefte aan macht, angst om de controle te verliezen, gebrek aan empathie en angst om in de ogen van anderen te kort te komen. Eerder hebben we gezien dat eigenwaarde wordt beïnvloed (i.c. groeit of vermindert) op basis van positieve of negatieve feedback van de omgeving 32). Door pesters te straffen of te dreigen hen hetzelfde aan te doen, wordt de angst alleen maar vergroot en zal het pesten verergeren. Uiteraard moet de pester op zijn daden worden aangesproken (zie ook 10.3). Bij voorkeur gebeurt dit direct nadat het pesten door de leerkracht is geconstateerd of door het slachtoffer is gemeld. De leerkracht staat daarbij voor de uitdaging om empathie op te wekken bij de pester door erop te wijzen wat zijn gedrag bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht, in de hoop dat hij over de gevolgen van zijn handelen gaat nadenken. Leary heeft aangetoond dat sociale acceptatie en persoonlijke relaties belangrijke factoren zijn om het zelfbeeld en het welbevinden van mensen te beïnvloeden. Pesters willen macht, maar krijgen over het algemeen nooit de kans om macht uit te oefenen, anders dan door te pesten. Door hun leiderschapskwaliteiten op constructieve wijze in te zetten (bijvoorbeeld als pleinwacht, klassenvertegenwoordiger, aanvoerder of als helper van kwetsbare medeleerlingen), zal de behoefte om te pesten afnemen en zal angst geleidelijk aan plaats maken voor empathie. 10.6 Perceptie van pesten voor leerlingen met autisme verduidelijken Leerlingen met autisme hebben moeite om pestgedrag te herkennen. Dit komt omdat zij problemen hebben met de Theory of Mind (TOM). Zij zijn minder vaardig om mentale toestanden aan hen zelf of aan anderen toe te kennen om gedrag te verklaren en te voorspellen 43). Als gevolg van deze problemen met sociaal inzicht, is het mogelijk dat jongvolwassenen met autisme daadwerkelijk minder in staat zijn om pesten te herkennen. In 2008 is de Radboud Universiteit Nijmegen een onderzoek gestart in het Voortgezet Speciaal Onderwijs om de prevalentie van pesten bij leerlingen met ASS in het VSO te meten en om te onderzoeken of jongvolwassenen met ASS in staat zijn om pestgedrag te herkennen. Daarnaast is gekeken welke factoren aan deze perceptie gerelateerd zijn 44). Er is gebruik gemaakt van filmfragmenten met sociale situaties die aan leerlingen met en zonder autisme werden getoond. Deze filmfragmenten, geselecteerd uit de Nederlandse televisieserie Spangas en twee Nederlandse films (Don en Bluebird), waren gericht op jongvolwassenen en bevatten situaties waarin pesten voorkwam en situaties met positieve sociale interacties. De onderzoekers kozen ervoor om het type fouten dat door participanten gemaakt werd te scoren. Daarbij konden twee soorten fouten worden gemaakt. • Allereerst konden participanten positieve sociale situaties verkeerd interpreteren, waarbij zij deze fragmenten beoordeelden alsof er pesten in voorkwam (vals positieven). • Daarnaast konden zij pestsituaties verkeerd interpreteren, waarbij zij deze fragmenten beoordeelden alsof er geen pesten in voorkwam (vals negatieven).
46
De data werden door middel van leerkracht-, peer- en zelfrapportages verzameld onder 230 jongvolwassenen met autisme in een drietal scholen voor speciaal voortgezet onderwijs. 10.6.1 Resultaten van onderzoek onder pesten van jongvolwassenen in het VSO 44) De resultaten van het onderzoek laten zich als volgt samenvatten: • Prevalentiecijfers van pestgedrag onder leerlingen met ASS in het VSO varieerden van 6 tot 46%, waarbij leerkrachten significant hogere niveaus van pesten rapporteerden dan leeftijdsgenoten en dan leerkrachten in het regulier onderwijs. Een verklaring hiervoor is dat pestgedrag in regulier onderwijs vaak buiten toezicht van de leerkrachten voorkomt. In het speciaal onderwijs zijn de klassen kleiner en staan de leerlingen praktisch onder continue supervisie van de docenten, waardoor leerkrachten in staat zijn om het meeste pestgedrag dat zich voordoet waar te nemen. De prevalentiecijfers gebaseerd op rapportages van leeftijdsgenoten en jongvolwassenen zelf komen wel overeen met prevalentiecijfers in regulier onderwijs. In lijn met resultaten uit het regulier onderwijs is de hoeveelheid pestgedrag zoals waargenomen door leeftijdgenoten significant lager dan zoals waargenomen door leerkrachten en de jongvolwassenen zelf. •
Prevalentiecijfers van victimisatie (slachtoffer zijn van pesten) onder leerlingen met ASS in het VSO varieerden van 7 tot 30%. Deze prevalentiecijfers liggen beduidend lager dan prevalentiecijfers van victimisatie van leerlingen met ASS in het regulier onderwijs. Een verklaring hiervoor kan zijn dat leerlingen met ASS in het regulier onderwijs vaker een uitzonderingspositie bekleden en dat de kenmerken die hen in het regulier tot makkelijk doel van pestgedrag maken, in het VSO niet tot uitzonderingspositie leiden. Bovendien is er in het VSO meer structuur en regelmaat waardoor storend gedrag minder op kan treden.
•
Hoe meer jongvolwassenen zelf pesten of gepest worden, des te meer fouten maken zij in hun perceptie van pestgedrag. Hoe vaker jongvolwassenen gepest worden,volgens zichzelf en volgens leerkrachten, hoe vaker zij neutrale of positieve situaties interpreteren als pesten. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat jongvolwassenen die veel gepest worden veel negatieve interacties en situaties hebben meegemaakt, en daardoor bevooroordeeld zijn in hun perceptie en neutrale of positieve sociale situaties negatief interpreteren.
•
Hoe vaker jongvolwassenen pesten volgens leerkrachten en leeftijdsgenoten, hoe vaker zij pestsituaties interpreteren als niet-pesten. Enerzijds is een mogelijke verklaring hiervoor dat jongvolwassenen die veel pesten veel fouten maken bij het verwerken van sociale informatie en dat het pestgedrag voortkomt uit miscommunicatie/onbegrip. Anderzijds zou het verklaard kunnen worden door een proces van actieve ontkenning van het eigen pestgedrag; de jongvolwassenen weten dat hun eigen pestgedrag niet geoorloofd is en ten gevolge daarvan beoordelen ze
47
pestsituaties als niet-pesten. Door het niet onderkennen pestgedrag als zodanig, proberen ze hun eigen gedrag te vergoelijken. •
Gegeven het feit dat jongvolwassenen die pestgedrag laten zien of gepest worden meer fouten maken bij het waarnemen van pestgedrag, zouden interventies zich moeten richten op het verbeteren van deze waarneming. Echter, tot op heden zijn de meeste interventies in het regulier onderwijs gericht op psycho-educatie, gedragsmodificatie, leerkrachttrainingen of de ontwikkeling van maatregelen voor een anti-pestbeleid.
Op basis van bovenstaande zouden interventies gericht op het verminderen van pesten onder jongvolwassenen met autisme zich specifiek moeten richten op het verbeteren van de perceptie van pesten en gepest worden. Aandacht geven aan social scripts, social stories, foto’s en filmopnames van uiteenlopende sociale situaties waarbij al dan niet sprake is van pestgedrag kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de perceptie van pesten en gepest worden door leerlingen met autisme. In de nabije toekomst kunnen leerlingen en leerkrachten/mentoren via hun Ipod, Googlephone, Smartphone en computer gebruik maken van het materiaal dat op de database van www.sociaalbijdehand.nl wordt bijeengebracht. Op http://video.google.nl kan via de zoekfunctie worden gezocht naar videomateriaal over pesten op school. In de database zijn talloze opnames te vinden over pesten op school. Dit videomateriaal kan worden gebruikt om de perceptie van pesten en gepest worden door leerlingen met autisme worden vergroot. Dit materiaal is ook zeer geschikt om het onderwerp pesten aan de orde te stellen in de klas/groep of tijdens het mentoruur.
48
10.7 Wat als niets meer helpt ? De aanpak van ‘Niet pesten maar aanpakken!’ gaat uit van een positieve intentie van leerlingen met autisme en hun medeleerlingen. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij geen van de voorgestelde maatregelen helpt, bijvoorbeeld omdat het pesten al criminele vormen heeft aangenomen, omdat het ontbreekt aan empathie bij de dader(s) en zij zich op geen enkele manier laten aanspreken op hun gedrag of omdat het slachtoffer al te zeer beschadigd is door het pesten om nog met de dader in één en dezelfde klas/groep te kunnen verblijven. In voorkomend geval zijn er nog twee mogelijkheden over om het pesten te stoppen. 10.7.1 De dader verplaatsen Doorgaans eindigt het pesten van leerlingen met autisme in een voortijdig vertrek van het slachtoffer naar een andere school. Vaak is er sprake van handelingsverlegenheid van de zijde van de school en soms wordt ouders zelfs geadviseerd om hun kind thuis te houden omdat de school de veiligheid niet meer kan garanderen. Soms ook kunnen ouders het niet meer aanzien dat hun kind zienderogen achteruit gaat qua leerprestaties en sociale ontwikkeling en gaan zij ‘rond shoppen’ in de hoop dat zij een school vinden waar hun kind niet meer gepest wordt. Leerlingen met autisme hebben moeite met verandering. Terwijl zij er niets aan kunnen doen worden zij als het ware dubbel gestraft; de dader gaat vrijuit en zij moeten vertrekken naar een andere school. In ‘Niet pesten maar aanpakken!’ wordt de notoire dader hard aangepakt. Een dader die geen empathie kan opbrengen voor zijn slachtoffers en die niet stopt met pesten wordt verplaatst naar een andere klas/groep of, na een schorsing, verwijderd van school. Daarmee kiest de school openlijk partij voor het slachtoffer en wordt een statement gemaakt richting ouders en leerlingen dat pesten op de school niet wordt getolereerd. De dader wordt daarmee niet alleen uit zijn sociale omgeving gehaald, maar is meteen ook zijn opgebouwde status en macht kwijt. Hij komt dan in een reeds gevestigde orde terecht waar hij zich opnieuw moet leren handhaven en een plaats moet zien te verwerven. 10.7.2 Aangifte bij de politie 45) Als het pesten ernstige vormen aanneemt en geen van de ingezette middelen is afdoende gebleken om het pesten te stoppen, dan kan het strafrecht als uiterste wapen worden ingezet. Daarvoor is een aangifte nodig, aangevuld met een dossier (met uitdraaien van mailberichten, foto’s van verwondingen en/of beschadigingen aan eigendommen, eventuele getuigenverklaringen etc.) ter onderbouwing van de aangifte. Verhalen van slachtoffers of hun ouders over mishandeling, belediging en beschadigen van eigendommen worden vaak niet serieus genomen. Soms niet omdat het ongeloofwaardig lijkt dat dergelijke zaken zich op school afspelen, soms niet omdat de vermeende daders in alle toonaarden ontkennen en soms niet omdat 49
leerkrachten zich niet kunnen voorstellen dat de vermeende daders deze feiten gepleegd hebben. Wie niet gehoord wordt kan in het uiterste geval aangifte doen bij de politie. Zeker als sprake is van strafbare feiten (stalken, mishandeling, afpersing) kan op basis van een dossier aangifte worden gedaan. Vanaf de leeftijd van 12 jaar kan iedereen vervolgd worden voor strafbare feiten die hij/zij heeft gepleegd. De politie is verplicht om een aangifte in behandeling te nemen en, als die aangifte daar aanleiding toe geeft, nader onderzoek te doen. Op zijn minst betekent dit hoor en wederhoor van vermeende daders en slachtoffer(s), waardoor de klacht een meer officieel karakter krijgt en ook op directieniveau van de school terecht komt. De arbowet en cao-afspraken verplichten scholen om leerlingen en personeel te beschermen tegen seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten. • Kwaliteitswet (1998): Leerlingen, ouders, personeelsleden die klachten hebben over pesten, agressie of veiligheid kunnen aanspraak maken op klachtrecht op basis van de kwaliteitswet. Zij kunnen een klacht indienen bij de onafhankelijke klachtencommissie waarbij de school zich aangesloten heeft. •
Civiel recht: Als ouders er met de school, de externe vertrouwenspersoon, het bevoegd gezag en de klachtencommissie niet uitkomen, dan kunnen ze ook de civiel juridische weg bewandelen.
•
Strafrecht: Sommige vormen van pesten, zoals vernieling van eigendommen, mishandeling en stalking zijn strafbaar en daders kunnen op basis van het Wetboek van Strafrecht worden vervolgd.
50
Literatuurverwijzingen en noten 1)
Dubin, N. (2008), Het Aspergersyndroom en pesten, gids voor ouders, leerkrachten en professionals, Uitgeverij Pica.
2)
Autisme, waaronder o.a. de stoornissen Klassiek autisme, Asperger en PDD-NOS vallen, is een stoornis die in de International Classification of Diseases (ICD10) van de Wereld Gezondheidsorganisatie is geclassificeerd als een mentale- en gedragsstoornis.
3)
Gezondheidsraad (2009), Autismespectrumstoornissen: een leven lang anders, 23 juni 2009, ISBN 978-90-5549-760-7, publicatienummer 2009/09, te downloaden via www.gr.nl
4)
Frith, U., Hill, E. (2004), Autism: Mind and brain. New York: Oxford University Press.
5)
Haq, I., Le Couteur, A. (2004), Autism spectrum disorder. In: Medicine, 32, p. 61-63.
6)
Little, L. (2001), Peer victimization of children with Asperger Spectrum Disorders, In: Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 40, p. 995-996.
7)
Due, P., Holstein, B.E., Lynch, J., Diderichsen, F., Nic Gabhein, S., Scheidt, P., et al. (2005). Bullying and symptoms among school-aged children: international comparative cross sectional study in 28 countries, In: European Journal of Public Health, 15, p. 128132.
8)
Matson, J.L., Nebel-Schwalm, M. (2007), Assessing challenging behaviors in children with autism spectrum disorders: A review. In: Research in Developmental Disabilities, 28, p. 567-579.
9)
Mc Clintock, K., Hall, S., Oliver, C. (2003), Risk markers associated with challenging behaviours in people with intellectual disabilities: a meta-analytic study. In: Journal of Intellectual Disability Research, 47, p. 405-416.
10)
Montes, G., Halterman, J.S. (2007). Bullying among children with autism and the influence of comorbidity with ADHD: A population-based study. In: Ambulatory Pediatrics, 7, 253-257.
11)
Sanders, C.E., Phye, G. D. (2004). Bullying: Implications for the Classroom, San Diego: Elsevier Academic Press.
12)
Due, P., Holstein, B.E., Lynch, J., Diderichsen, F., Nic Gabhein, S., Scheidt, P., et al. (2005), Bullying and symptoms among school-aged children: international comparative cross sectional study in 28 countries, In: European Journal of Public Health, 15, p. 128132.
13)
Scholte, R.H.J., Engels, R.C.M.E., Overbeek, G., De Kemp, R.A.T. (2007), Stability in bullying and victimization and its association with social adjustment in childhood and adolescence, In: Journal of Abnormal Child Psychology, 35, p. 217-228.
14)
Charman, T. (2002). The prevalence of autism spectrum disorders: Recent evidence andfuture challenges, In: European Child and Adolescent Psychiatry, 11, p. 249-256.
15)
Howlin, P. (2006), Autism spectrum disorders, In: Psychiatry, 5, p. 320-324.
51
16)
Frances, A., First, M.B., & Pincus, H.A. (1994), Diagnostic and Statistical Manual (4th ed.), Washington D.C., American Psychiatric Press.
17)
Wing, L. (1992), Manifestations of social problems in high-functioning autistic people. In Schopler, E., Mesibov, G.B. (Eds.), High-Functioning Individuals with Autism (pp. 129142), New York, Plenum Press.
18)
Smith, P.K., & Sharp, S. (1994). School Bullying: Insides and Perspectives, London, Routledge.
19)
Olweus, D. (1993), Bullying at school: What we know and what we can do, Cambridge, MA: Blackwell.
20)
OIVO onderzoek onder 2.200 jongeren van 9-18 jaar, 2007.
21)
Ontleend aan: Olweus, D, The Olweus Bullying Prevention Program, University of Bergen, Bergen, Norway.
22)
Hubert, A., Pesten op het werk: de 13 meest gestelde vragen, Hubert Consult, in opdracht van FNV, in De Ondernemer, www.deondernemer.nl
23)
Van den Bossche, S., Pesten op het werk: vier miljoen extra verzuimdagen, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2008, www.tno.nl
24)
Van der Meer, B. (2006), Normen en waarden, een concrete aanpak, ISBN 90 809190 20.
25)
Mooij, T. (1992), Pesten in het onderwijs, Nijmegen: ITS/Radboud Universiteit.
26)
Olweus, D. (2000), Bully/victim problems among schoolchildren in Scandinavia, In: Myklebust, J.P., Ommundsen, R. (red.), Psykologprofesjonen mot ar 2000, Oslo, Universitetsforlaget, p. 395-413.
27)
Van der Meer, B. (2006), De gevolgen van pesten, Toespraak voor de leden van de Onderwijscommissie van het Vlaamse Parlement in Brussel op 25-04-2006, Rosmalen.
28)
Ontleend aan: Leenders, Y., Clijsen, A. (2008), Leerlingen met autisme in de overgang naar het Voortgezet Onderwijs, Landelijk Netwerk Autisme.
29)
Ontleend aan: P.I. Teitler, P.I. (2009), Lessen in orde, Handboek voor de onderwijspraktijk, Uitgeverij Coutinho, Bussum, ISBN 9789046901236.
30)
Een van de uitgangsprincipes van het GIP model (GIP - van Groepsgericht naar Individueel gericht Pedagogisch en didactisch handelen van de leerkracht).
31)
Citaat uit een persbericht van Stichting Prodas van 2 november 2008.
32)
Leary, M.R. (1999), Making Sense of Self-Esteem Current Directions, In: Psychological Science 8 (1) , p. 32–35 doi:10.1111/1467-8721.00008.
33)
Anthony, D.B., Wood, J.V., Holmes, J.G. (2007), Testing sociometer theory: Self-esteem and the importance of acceptance for social decision-making, In: Journal of Experimental Social Psychology, 43(3), p. 425-432.
34)
Vrij naar de PRIMA pestmeter die ten behoeve van het basisonderwijs is ontwikkeld.
35)
Vrij naar de PRIMA sociometer die ten behoeve van het basisonderwijs is ontwikkeld.
36)
Hughes, C., Guth, C., Presley, J., Scott, S., Lorden, S. (1999). Peer Buddy Manual: Metropolitan Nashville Peer Buddy Program. Nashville: Vanderbilt University.
37)
Schoots, H. i.s.m. Antoon Schellens en Pleincollege (2008), Draaiboek Buddy-project, KPC Groep.
52
38)
Carter, E., Cushing, L.S., Clark, N.M., Kennedy, C.G. (2005), Effects of peer support interventions on students’access to the general curriculum and social interactions, In: Research & Practice for Persons with Severe Disabilities, Vol. 30, No. 1, p. 15-25.
39)
Fuijkschot-Timmers, M., Konings, B., Schoots-Wilke, H. (2009), Draaiboek peerbuddy’s binnen het VO, KPC groep.
40)
Jones, V. (2007), “I felt like I did something good” – the impact on mainstream pupils for a peer tutoring programme for children with autism, British Journal of Special Education, Volume 34, No.1.
41)
Vergelijk het aaneenrijgen van een ketting met verschillende soorten kralen, waarbij telkens twee kralen die goed matchen aaneen worden geregen.
42)
Heinrichs, R. (2003), Perfect targets. Asperger Syndrome and Bullying – Practical Solutions for urviving the Social World, Shawnee Mission, KS: Autism Asperger Publishing Company.
43)
Baron-Cohen, S. (2000). Theory of Mind and autism: a fifteen year review. In S. BaronCohen, H. Tager-Flusberg & D. J. Cohen (Eds.), Understanding Other Minds: Perspectives from Developmental Cognitive Neuroscience, p. 3-20, New York: Oxford University Press.
44)
Van Roekel, E., Scholte, R.H.J., & Didden, H.C.M. (2009), Pesten onder adolescenten met Autisme Spectrum Stoornissen: Prevalentie en perceptie, Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 48, p.139-151.
45)
Hendrikse, E., Zwartboek over pesten op school, Uitgeverij Free Musketeers, ISBN 90 8539 430 9, 2006.
Aanbevolen boeken films en websites Boeken en materialen • Dubin, N., (2008), Het Aspergersyndroom en pesten, Gids voor ouders, leerkrachten en professionals, Uitgeverij Pica, ISBN 9789077671290. • Van der Meer, B. (2006), Normen en waarden, een concrete aanpak, Europees Expertisecentrum voor Veiligheid/E2V2, ISBN 90809190 2 0. • Hendrikse, E. (2006), Zwartboek over pesten op school, Uitgeverij Free Musketeers, ISBN 90 8539 430 9. • Baeten, M., Van Hest, J, Van Veen, L., Wat je pest ben je zelf, Stinafo. Dit materiaal bestaat uit een PEST DVD met beeldmateriaal, een handleiding met pesttest, een pestschrift basisonderwijs en een pestschrift voortgezet onderwijs. • De Bleeckere, S., BENX, psychologisch drama over anders zijn, Filmdossier deel leerkracht en deel leerling werkbladen. Films
• •
Wat je pest ben je zelf …., een DVD over pesten in het onderwijs, Stinafo, 2007. Ben X, Eyeworks, 2007. 53
Websites Over pesten http://www.pestweb.nl http://www.pesten.net http://prima.nigz.nl http://www.socialecompetenties.nl http://www.kinderconsument.nl http://www.pdf-search-engine.com/dan-olweus-pdf.html http://www.schoolenveiligheid.nl http://video.google.nl (zoekfunctie: pesten op school) http://www.pestmeter.nl (nog niet toegankelijk: landelijke database in ontwikkeling) Over autisme http://www.landelijknetwerkautisme.nl http://www.autisme.nl Contactgegevens auteur drs. Sylvia Hasper-Sitton Projectleider WEC-raad/LNA/PASSER Postbus 222 3500 AE Utrecht T 030 276 99 16 M 06 144 20 240
[email protected] [email protected]
54
Bijlages
55
Bijlage I Pestmeter
Jouw school is tegen geweld en pesten! Pesten komt op alle scholen en daarbuiten voor. Leerlingen die worden gepest worden hier erg ongelukkig van en hun resultaten gaan achteruit. Sommige leerlingen hebben er nog jarenlang last van dat zij zijn gepest. Daarom is het belangrijk om pesten aan te pakken. Jij kunt helpen door deze vragenlijst in te vullen. Er zijn verschillende manieren van pesten: - mondeling (uitschelden of uitlachen) - psychologisch (negeren of belachelijk maken) - fysiek (slaan of spullen afpakken/kapot maken) - digitaal (pesten via msn, sms, Hives of Youtube) Je kunt hier op een verschillende manier mee omgaan. Je ziet het, je doet mee, je negeert het of je wordt misschien zelf ook gepest. Je gaat zo een vragenlijst invullen die gaat over pesten in jouw klas/groep en op jouw school. Alle leerlingen uit jouw klas/groep gaan deze vragen invullen. Je naam wordt nergens gevraagd, dus weet ook niemand wat jij hebt ingevuld. Het is wel belangrijk dat je de vragen eerlijk beantwoordt. Onder alle vragen staan meer antwoorden. Bij de meeste vragen kun je maar één antwoord invullen, bij sommige meer. Als je niet zeker weet welk antwoord je moet kiezen, neem dan het antwoord dat het dichtste bij jouw eigen mening in de buurt komt. Kruis dit antwoord aan en ga dan naar de volgende vraag.
56
Hierna volgen eerst wat algemene vragen Wat ben jij? Kruis 1 antwoord aan: een jongen een meisje Hoe oud ben je? Kruis 1 antwoord aan: 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar ouder dan 20 jaar Hoeveel goede vrienden/vriendinnen heb jij? Kruis 1 antwoord aan: geen 1 2 3 4 5 meer dan 5
57
Word jij gepest op school? Daarover gaan de volgende vragen. Hoe vaak word jij op school gepest? Kruis 1 antwoord aan: Ieder lesuur Iedere dag Iedere week Iedere maand (bijna) nooit Hoe word jij meestal gepest? Kruis 1 antwoord aan: verbaal/mondeling psychologisch fysiek digitaal Op welke manieren word jij gepest? Kruis hieronder alles aan wat op jou van toepassing is: mij doodzwijgen mij niet bij mijn naam noemen maar een bijnaam gebruiken zogenaamd ‘leuke opmerkingen’ over mij maken mij uitschelden mij steeds de schuld geven, ook als ik niets heb gedaan opmerkingen over mijn kleding beledigende opmerkingen maken mij expres negeren mij overslaan bij het uitdelen van snoep of uitnodigingen tijdens verjaardagen mij laten geloven dat ik dom of lelijk ben mij laten geloven dat ik ‘mislukt’ ben en beter niet geboren had kunnen worden mij isoleren van de rest van de groep 58
mij niet kiezen waardoor ik steeds over blijf (tijdens gym, pauzes of opdrachten) stiekem briefjes doorgeven over mij geen werkafspraken met mij maken zodat ik niet weet wat ik moet doen mij fysiek of seksueel mishandelen bij herhaling mijn lichaam of kleding aanraken of tegen de stoel tikken mij buiten school opwachten, slaan of schoppen mij op weg van en naar school achterna rijden mij bewust de verkeerde kant uitsturen mij als slaaf behandelen mijn bezittingen (tas, lunch, boeken, fiets, kleding) aanraken of afpakken cadeaus eisen of geld afpersen jennen mij SMS berichten sturen, al dan niet met nummerherkenning mij belachelijk maken in chat-rooms MSN berichten sturen met dreigementen of privé informatie over mij privé opnames van mij via GSM op YouTube zetten Word je alleen gepest buiten de lesuren (tijdens leswisselingen, op de gang, tijdens pauzes, voor en na school)? Kruis 1 antwoord aan: ja nee Word je ook gepest waar de docent of mentor bij is? Kruis 1 antwoord aan: ja nee
59
In welke klas/groep zit de leerling of zitten de leerlingen die jou pesten? Kruis 1 antwoord aan: in mijn klas/groep in een hogere klas/groep in een lagere klas/groep in verschillende klassen/groepen Door hoeveel leerlingen word je gepest? Kruis 1 antwoord aan: meestal door 1 leerling door een groep van 2-3 leerlingen door een groep van 4-9 leerlingen door een groep van meer dan 9 leerlingen door verschillende leerlingen of groepen leerlingen Weten je ouders dat je wordt gepest? Kruis 1 antwoord aan: ja, ik heb het verteld ja, ze weten het van school nee, ik praat er niet over Weet je mentor en/of de docenten dat je wordt gepest? Kruis 1 antwoord aan: ja, ik heb het verteld ja, ze hebben het zelf gezien ja, medeleerlingen hebben het verteld nee, ik praat er niet over
60
Pest jij andere kinderen op school of doe je mee met pesten? Daarover gaan de volgende vragen. Hoe vaak pest jij op school of doe je mee met het pesten van een of meer andere kinderen? Kruis 1 antwoord aan: Ieder lesuur Iedere dag Iedere week Iedere maand (bijna) nooit Kruis hieronder alles aan waarmee jij een of meer kinderen pest: Kruis hieronder alles aan wat jij doet: doodzwijgen niet bij de naam noemen maar een bijnaam gebruiken zogenaamd ‘leuke opmerkingen’ maken uitschelden de ander steeds de schuld geven, ook als het niet waar is opmerkingen maken over de kleding beledigende opmerkingen maken expres negeren overslaan bij het uitdelen van snoep of uitnodigingen tijdens verjaardagen laten geloven dat ze dom of lelijk zijn laten geloven dat ze ‘mislukt’ zijn en beter niet geboren hadden kunnen worden isoleren van de rest van de groep niet kiezen waardoor ze steeds over blijven (tijdens gym, pauzes of opdrachten) stiekem briefjes doorgeven geen werkafspraken maken zodat ze niet weten wat ze moeten doen fysiek of seksueel mishandelen bij herhaling lichaam of kleding aanraken of tegen de stoel tikken buiten school opwachten, slaan of schoppen 61
op weg van en naar school achterna rijden bewust de verkeerde kant uitsturen als slaaf behandelen bezittingen (tas, lunch, boeken, fiets, kleding) aanraken of afpakken cadeaus eisen of geld afpersen jennen SMS berichten sturen, al dan niet met nummerherkenning belachelijk maken in chat-rooms MSN berichten sturen met dreigementen of privé informatie privé opnames via GSM op YouTube zetten Pest je alleen buiten de lesuren (tijdens leswisselingen, op de gang, tijdens pauzes, voor en na school)? Kruis 1 antwoord aan: ja nee Pest je ook waar de docent of mentor bij is? Kruis 1 antwoord aan: ja nee
62
De volgende vragen gaan over wat er op jouw school gedaan wordt tegen pesten. Zitten er bij jou in de klas/groep leerlingen die vaak gepest worden? Kruis 1 antwoord aan: ja, 1 leerling wordt gepest ja, meer leerlingen worden gepest nee Als je ziet dat iemand gepest wordt, wat doe je dan meestal? Kruis 1 antwoord aan: ik doe net of ik het niet zie en ga door met wat ik aan het doen ben ik sta erbij, kijk ernaar en vind het wel grappig om te zien ik vertel het aan de pleinwacht, docent of mentor ik ga mee helpen met pesten ik probeer om het pesten te stoppen door de pester aan te spreken op zijn gedrag ik zou willen dat het stopt maar ik durf niet te klikken of de pester aan te spreken Als er gepest wordt gaan andere kinderen dan de gepeste leerling helpen? Kruis 1 antwoord aan: (bijna) nooit soms meestal altijd Als er gepest wordt gaan volwassenen (pleinwachten, docenten, mentoren of de conciërge) dan de gepeste leerling helpen? Kruis 1 antwoord aan: (bijna) nooit soms meestal altijd
63
Hebben jullie dit schooljaar in de klas regels of afspraken gemaakt over pesten? Kruis 1 antwoord aan: ja nee weet ik niet Is er een pestprotocol bij jou op school? Kruis 1 antwoord aan: ja nee weet ik niet Dit is het einde van de vragenlijst. Bedankt voor je medewerking! Een volgende leerling kan nu beginnen met het invullen van de vragenlijst. Zijn alle leerlingen geweest, dan is de meting voltooid en kunnen de gegevens worden geanalyseerd.
64
Bijlage II Maatjesmeter voor de leerling! Hieronder staan alle namen van de leerlingen uit jouw klas/groep. Welke drie klasgenoten vind jij het leukst of aardigst en welke drie het minst?
Klas/groep: …………… .………………………………………
Opdracht: Kruis hieronder de drie klasgenoten aan die jij het leukst of aardigst vindt.
Opdracht: Kruis hieronder de drie klasgenoten aan die jij het minst leuk of aardig vindt.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 65
Hieronder staan weer alle namen van de leerlingen uit jouw klas/groep. Nu gaat het erom welke leerlingen er gepest worden en welke zelf pesten. Hier mag je bij zoveel leerlingen een kruisje zetten als je wilt. Je mag ook jezelf aankruisen.
Klas/groep: …………… .………………………………………
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
66
Opdracht: Kruis hieronder alle leerlingen aan die worden gepest.
Opdracht: Kruis hieronder alle leerlingen aan die medeleerlingen pesten.
Bijlage III Maatjesmeter voor de docent/mentor! Hieronder staan alle namen van de leerlingen uit uw klas/groep. Welke leerlingen worden naar uw mening het leukst of aardigst gevonden en welke het minst?
Klas/groep: …………… .………………………………………
Verzoek: Kruis hieronder de leerlingen aan die het leukst of aardigst worden gevonden.
Verzoek: Kruis hieronder de leerlingen aan die het minst leuk of aardig worden gevonden.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 67
Hieronder staan wederom alle namen van de leerlingen uit uw klas/groep. Welke leerlingen worden naar uw mening gepest en welke leerlingen pesten zelf?
Klas/groep: …………… .………………………………………
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
68
Verzoek: Kruis hieronder de leerlingen aan die worden gepest.
Verzoek: Kruis hieronder de leerlingen aan die zelf pesten.