Gelderland-Zuid
Procedure Redding oppervlaktewater Gelderland-Zuid
versie 1.0
1. INLEIDING 1.1. Leidraad Bestrijding waterongevallen door de brandweer Deze procedure is opgesteld naar aanleiding van de ‘Leidraad Bestrijding waterongevallen door de brandweer’. Hierin wordt gesteld dat brandweerkorpsen een oppervlaktewaterredding, dienen uit te kunnen voeren. Het doel van deze procedure is het aanreiken van een correcte en veilige werkmethode bij een oppervlaktewaterredding, zowel met als zonder het gebruik van het Hansaboard of kleine boot. 1.2. Definitie 1.2.1. Grijpredding Redding te verzorgen door iedere TS, met gebruik making van waadpak (tenminste laarzen/heuppak), redlijn 15 meter (drijvende lijn) en halfautomatisch redvest (ploeg van 2 personen). 1.2.2. Redding oppervlaktewater Redding te verzorgen door, per cluster aangewezen korps, met gebruik making van droogpak (volledig pak/kap/handschoenen, zwemvliezen, half automatisch redvest, haspel met 200 m drijvende lijn, redplank of boot, werpklos, nachtkijker en/of warmtebeeldcamera, zoeklicht (ploeg van ten minste 2 personen). M.u.v. de inzet met een boot wordt geen gebruik gemaakt van verbindingsmiddelen. 1.2.3. Duiken Redding/berging te verzorgen door aangewezen korpsen, met gebruik making van een groot arsenaal aan voorzieningen. 1.3. Toepassing en alarmering De procedure oppervlaktewaterredding is van toepassing indien een persoon uit het water moet worden gered, die zich op meer dan 15 meter vanaf de kant bevindt en/of de waterdiepte meer dan 1,5 meter is. Deze persoon is op het moment van aankomst van de brandweer nog zichtbaar voor de brandweer. Er is dus uitdrukkelijk (vooralsnog) geen sprake van een duikinzet. Bij iedere melding van een drenkeling wordt, aanvullend aan het bestaande uitrukvoorstel, het korps met de taak 'redding oppervlaktewater' van het betreffende cluster gealarmeerd. 1.4. Zekering Ieder ploeglid in het water is gezekerd aan een levenslijn, deze lijn wordt waar nodig gebruikt als seinlijn. Het gebruik van redvest met lijnaansluiting op de rugzijde heeft als voordeel dat de redder altijd met het gezicht naar boven richting de walkant wordt getrokken. 1.5. Opzet procedure - Melding - Aanrijden - Ter plaatse: inzet zonder Hansaboard of Ter plaatse: inzet met Hansaboard - Afronding inzet - Nazorg
3C Redding oppervlaktewater 2007.doc
Versie 1.0-2007
2
2. OPPERVLAKTEWATERREDDING 2.1. Melding (drenkeling / waterongeval overig) Bevelvoerder: - meldt zich in - verzamelt informatie bij de RAC - informeert of duikteam is gealarmeerd - geeft commando om te gaan rijden aan chauffeur Nr. 1:
- trekt droogpak aan tot het middel, voorafgaand aan instappen TS
Nr. 2:
- trekt droogpak aan tot het middel, voorafgaand aan instappen TS
Nr. 3:
- assisteert nr. 1 met aankleden
Nr. 4:
- assisteert nr. 2 met aankleden
Chauffeur:
- gaat rijden op commando van de bevelvoerder
2.2. Aanrijden Bevelvoerder: - verzamelt informatie bij de RAC - bepaalt bij aankomst de redmethode (met/zonder Hansaboard) Nr. 1:
- trekt droogpak tijdens aanrijden volledig aan en is bij aankomst inzetgereed
Nr. 2:
- trekt droogpak tijdens aanrijden volledig aan en is bij aankomst inzetgereed
Nr. 3:
- assisteert nr. 1 met aankleden en reikt reddingsmiddelen aan
Nr. 4:
- assisteert nr. 2 met aankleden en reikt reddingsmiddelen aan
3C Redding oppervlaktewater 2007.doc
Versie 1.0-2007
3
2.3. Ter plaatse: inzet zonder Hansaboard 2.3.1. Benadering slachtoffer zonder Hansaboard Bevelvoerder: - bepaalt moment en plaats van te water gaan Nr. 1:
-
wordt altijd gezekerd middels een veiligheidslijn
Nr. 2:
-
controleert nr. 1 voor het te water gaan is de lijnhouder / veiligheidsman van nr. 1 gaat te water indien nr. 1 in moeilijkheden verkeert / assistentie bij de redding behoeft of indien er sprake is van meerdere slachtoffers wordt altijd gezekerd middels een veiligheidslijn, indien nr. 2 ook te water gaat
-
Nr. 3:
-
assisteert bij de voorbereiding op de redding (ladder plaatsen) controleert nr. 1 voor het te water gaan, indien nr. 2 ook te water gaat is de lijnhouder / veiligheidsman van nr. 1, indien nr. 2 ook te water gaat
Nr. 4:
-
controleert nr. 2 voor het te water gaan is de lijnhouder / veiligheidsman van nr. 2
Chauffeur:
-
reikt reddingsmiddelen aan maakt zuurstofkoffer gereed (indien aanwezig) maakt (thermo) isolatiedeken gereed
2.3.2. Redding slachtoffer zonder Hansaboard Bevelvoerder: - bepaalt plaats waar het slachtoffer aan wal gaat Nr. 1:
-
zoekt contact met slachtoffer grijpt het slachtoffer en vervoert deze in een van de drie vervoersgrepen geeft commando (gestrekte arm de lucht in) aan nr. 2 voor binnenhalen nr. 1 plus slachtoffer via de veiligheidslijn
Nr. 2:
-
houdt contact met nr. 1 trekt nr. 1 plus slachtoffer naar de kant op commando van nr. 1
Nr. 3:
-
houdt contact met nr. 1, indien nr. 2 ook te water gaat trekt nr. 1 plus slachtoffer naar de kant op commando van nr. 1, indien nr. 2 ook te water gaat
Nr. 4:
-
houdt contact met nr. 2 trekt nr. 2 plus slachtoffer naar de kant op commando van nr. 2
Nr. 3 en 4:
-
halen slachtoffer(s) horizontaal uit het water (redbrancard / Hansaboard) verlenen eventueel eerste hulp bieden slachtoffer(s) aan aan het ambulancepersoneel
-
3C Redding oppervlaktewater 2007.doc
Versie 1.0-2007
4
2.4. Ter plaatse: inzet met Hansaboard 2.4.1. Benadering slachtoffer met Hansaboard Hansaboard: - wordt ALTIJD gezekerd met de 200 meter veiligheidslijn door chauffeur Bevelvoerder: -
bepaalt moment en plaats van te water gaan
Nr. 1:
-
doet de inzet samen met nr. 2 op het Hansaboard wordt gezekerd middels een veiligheidslijn bij gevaarlijke omstandigheden (stromend water / slecht zicht) (bepaling bevelvoerder of OvD)
Nr. 2:
-
doet de inzet samen met nr. 1 op het Hansaboard wordt gezekerd middels een veiligheidslijn bij gevaarlijke omstandigheden (stromend water / slecht zicht) (bepaling bevelvoerder of DOvD)
Nr. 3:
-
assisteert chauffeur bij het gereedmaken van het Hansaboard plus haspel controleert nr. 1 voor het betreden van het Hansaboard is de lijnhouder van het Hansaboard is de assistent veiligheidsman van nr. 1 laat Hansaboard te water samen met nr. 4
Nr. 4:
-
assisteert bij het gereedmaken van het Hansaboard plus haspel controleert nr. 2 voor het betreden van het Hansaboard is de lijnhouder van nr. 2, indien deze aangelijnd is is de assistent veiligheidsman van nr. 2 laat Hansaboard te water samen met nr. 3
Chauffeur:
-
is de lijnhouder van nr. 1, indien deze aangelijnd is maakt Hansaboard plus haspel gereed maakt zuurstofkoffer gereed (indien aanwezig) maakt (thermo) isolatiedeken gereed
2.4.2. Redding slachtoffer met Hansaboard Bevelvoerder: - bepaalt plaats waar het slachtoffer aan wal gaat Nr. 1: - gaat samen met nr. 2 te water zoekt contact met slachtoffer - grijpt het slachtoffer en trekt deze via de boeg op het Hansaboard Nr. 2: - bedient het Hansaboard en zorgt voor voortstuwing met de peddel - assisteert bij het op het Hansaboard trekken van het slachtoffer - geeft commando aan nr. 3 voor binnenhalen van het Hansaboard Nr. 3: - trekt Hansaboard naar de kant op commando van nr. 2 Nr. 3 en 4: - halen slachtoffer(s) horizontaal uit het water (redbrancard / Hansaboard) - verlenen eventueel eerste hulp - bieden slachtoffer(s) aan aan het ambulancepersoneel 3C Redding oppervlaktewater 2007.doc
Versie 1.0-2007
5
2.5. Afronding inzet Nr. 1: - trekt droogpak uit Nr. 2:
-
trekt droogpak uit
Nr. 3:
-
assisteert nr. 1 bij uittrekken droogpak assisteert chauffeur bij opbergen materialen
Nr. 4:
-
assisteert nr. 2 bij uittrekken droogpak assisteert chauffeur bij opbergen materialen
Chauffeur:
-
bergt materialen in en op het voertuig op
2.6. Nazorg Bezetting TS: DOvD:
-
bespreekt de inzet na bespreekt de inzet na organiseert indien noodzakelijk een BOT gesprek
3C Redding oppervlaktewater 2007.doc
Versie 1.0-2007
6