Verantwoording bij de Lijst van toegestane instrumenten voor de verwijzing naar LWOO/PrO voor het schooljaar 2014-2015 (Advies van de Certificeringscommissie aan RVC-VO Landelijk. Hieraan kunnen verder geen rechten aan worden ontleend.)
1. Inleiding Zoals elk jaar geeft de Certificeringscommissie een Verantwoording van haar advies aan de RVC-VO Landelijk met betrekking tot de Lijst van toegestane Instrumenten voor de verwijzing naar LWOO-PrO. In deze Verantwoording wordt in par. 2 kort ingegaan op de uitgangspunten en de bevindingen die voor de commissie leidend zijn geweest ten aanzien van de keuzes die gemaakt zijn voor de lijst 2014-2015. In eerdere Verantwoordingen, met name die voor de lijst 2009-2010, werd in dit onderdeel uitvoeriger ingegaan op de rol van Cotan-beoordelingen en op de totstandkoming van de categorie-indelingen van 0 t/m IV voor zowel de instrumenten voor LWOO als voor PrO. We beschouwen dit nu als voldoende bekend en laten het daarom hier achterwege. In par. 3.1 wordt nader ingegaan op onze opvattingen ten aanzien van adaptieve toetsen en de noodzaak van door- en terugtoetsen. Ook wordt aandacht besteed aan de vaststelling van relevante sociaal emotionele problematiek in geval de IQ-score boven de 90 ligt (par. 3.2). Tenslotte wordt in par. 4 de lijst per categorie doorgenomen voor zover er zich veranderingen hebben voorgedaan.
2. Uitgangspunten en bevindingen voor de vaststelling van de Lijst van instrumenten voor het schooljaar 2014-2015 2.1 Standpuntbepaling t.a.v. de beoordelingen van de Cotan.
Voorwaarde om opgenomen te worden in de lijst was altijd dat het instrument op alle beoordelingscriteria van de Cotan een voldoende of hoger had gehaald. Hier golden wel enkele nuanceringen, zoals de overweging dat voor het toetsen van de leerprestatie de criteriumvaliditeit niet van belang hoeft te zijn voor zover men zich richt op de vraag of de leerstof voldoende verwerkt en/of geoefend is. Deze redenering wordt door de Cotan gedeeld.
-1-
Wij moeten de criteriumvaliditeit wel laten vallen omdat er anders nauwelijks of geen instrumenten over zijn, waarmee we leerprestaties zouden kunnen meten. Ook voor de SE aspecten kan tellen dat het in eerste instantie alleen om een momentopname dan wel een bestandsopname gaat waarbij, op grond van de uitkomsten niet zomaar naar de toekomst gegeneraliseerd mag worden. De score op deze instrumenten moet duidelijk maken of de geconstateerde leerachterstanden mogelijk hun oorzaak kunnen hebben in de sociaal emotionele problematiek van de leerling. De afgelopen jaren hebben we steeds nadrukkelijker gekeken of de normen van het instrument niet verouderd waren. Ook daarvoor heeft de Cotan normen opgesteld. Deze normen hebben we over het algemeen overgenomen. Soms moeten we als Commissie afwijken van de genoemde eisen. Dit is vooral, wanneer we moeten vaststellen dat er voor een bepaald instrument geen deugdelijk alternatief bestaat. Zo hebben we jarenlang de diverse WISC- tests aanvaard, hoewel voor deze test systematisch de criteriumvaliditeit door de onderzoekers niet is vastgesteld. Ons is gemeld, dat er inmiddels wel onderzoek hiernaar heeft plaatsgevonden, maar de beoordelingsprocedure hiervoor was bij het schrijven van dit stuk nog niet afgerond. Waar de commissie nog steeds over aarzelt, is de vraag of instrumenten die niet of nauwelijks gebruikt worden nog wel op de lijst moeten staan. Daarvoor pleit dat men zorgvuldigheid en compleetheid nastreeft. Daartegen pleit dat het voor de gebruiker zo mogelijk nodeloos moeilijk wordt om keuzes te maken. Op het ogenblik streven we nog naar compleetheid, maar als er zich meerdere overwegingen aandienen om tot schrappen van een instrument over te gaan dan kan het niet gebruik van het instrument het laatste zetje zijn. Ten aanzien van de leerprestatietoetsen hebben we om meerdere redenen de laatste jaren ook wat meer soepelheid moeten betonen. Het ging dan met name om de LOVS-toetsen van het Cito. We deden dit om verwarring in het onderwijsveld te voorkomen: veel basisscholen gingen al over op de nieuwe toetsversies, die op dat moment nog niet op de lijst stonden, maar die vervolgens het daarop volgende jaar weer wel als toegestane versie op de lijst verschenen. Met het Cito en de Cotan zijn toen afspraken gemaakt dat de LOVS-toetsen globaal op uitgangspunten, werkwijze en itemconstructie en –selectie door de Cotan zou worden beoordeeld. Op basis van het groene licht hebben we toen ook de individuele toetsversies in de lijst opgenomen die tussentijds verschenen. Een dergelijke handelwijze moeten we ook accepteren voor de nieuwe toetsen van het Cito met betrekking tot toetsen begrijpend lezen, spelling en rekenen voor speciale leerlingen, zowel wat betreft de papieren als de digitale versies. Gelukkig zijn bij het scheiden van de markt alle nu beschikbare toetsversies door de Cotan beoordeeld en geschikt bevonden. Dit is reden tot vreugde want het speciaal onderwijs zat met smart op deze toetsen te wachten.
2.2 Bevindingen in de data base
De data base is sinds een aantal jaren de voornaamste bron niet alleen voor onze keuzes ten aanzien van de samenstelling van de lijst, maar vooral ook voor de categoriebepaling 0 t/m IV. Tevens spelen de cijfers uit de data base een belangrijke rol bij de aanwijzingen welke instrumenten hoe te gebruiken. Te denken valt hier zowel aan adaptief toetsen, door- of terugtoetsen, als aan welk type intelligentietest en welk type vragenlijst ten behoeve van de vaststelling van sociaal emotionele problematieken het best gebruikt kan worden. Ook dit jaar is door de Commissie weer een beschrijvende analyse uitgevoerd. De verslaglegging zal
-2-
tegelijkertijd met de Lijst en de Verantwoording daarvan gepubliceerd worden op de site www.rvc-vo.nl. Intelligentie. Ook dit jaar is weer vastgesteld dat nog steeds daar veel klassikale tests worden gebruikt waar een individuele dan wel nonverbale toets meer geëigend was geweest: zo werden 33,4% van de PrO-leerlingen klassikaal getoetst. Het verdient aanbeveling hier stringenter op toe te zien. De adaptieve toetspraktijk (incl. door- en terugtoetsen). Deze problematiek heeft al een bewogen geschiedenis achter de rug in onze verwijzingspraktijk. Aanvankelijk moesten veel leerprestatietoetsen adaptief worden aangepakt. Dit was het geval tot de Normtabel van het Cito verscheen in 2003. Het bleek dat scores doorgerekend konden worden naar DLcategorieën waarvoor de toetsversies in eerste instantie niet bedoeld waren. Zo kon je met een toets voor eind groep 4 de leerprestatie van een leerling van groep 6 bepalen. Onderzoek van Melis liet zien dat dit tot grote problemen kon leiden. Zo wordt de kunst van staartdelingen maken niet getoetst in toetsmateriaal van groep 4 terwijl dat wel in groep 6 aan de orde is qua uitleg en oefening. Rond 2006 besloot de Certificeringscommissie dan ook de toepassing van de normtabel los te laten en weer over te gaan tot adaptief toetsen en door- en terugtoetsen. In de lijst werd uitvoerig beschreven hoe dit te doen. Toch bleek het moeilijk de praktijk te veranderen. De voornaamste oorzaak is wel dat basisscholen veelal nog klassikaal te werk gaan bij de toetsafname: dus alle leerlingen krijgen in groep 8 de versie van groep 8 voor ogen. Dit doen ze ondanks aanwijzingen van Cito en de dringende aanbevelingen van de onderwijsinspectie. De verantwoordelijke VO-scholen hebben een aantal strategieën ontwikkeld hoe met deze problematiek te omgaan. Een daarvan is om toetsen te gebruiken waar deze problematiek niet speelt. Maar het meest komt voor dat men niet doortoetst en niet of zeer ruw geschat adaptief toetst. Zo is een “handige” truc om als je voor het LWOO toetst, bijvoorbeeld midden groep 6 (M6) te gebruiken. De laatste drie jaren zagen we langzaam de cijfers opschuiven in de goede richting en dan vooral bij die vakken die een systematische leerlijn vertonen. Dus rekenen ging vooral vooruit maar begrijpend lezen veel minder. We denken dat die vooruitgang mede veroorzaakt is door steeds systematischer de noodzaak van adaptief toetsen te beklemtonen. Op grond van de data zagen we echter ook dat de L(O)VStoetsen minder gebruikt werden. De door ons gebruikte formuleringen vertoonden waarschijnlijk ook een niet gewenst effect, namelijk dat door het gebruik van andere toetsen er een discrepantie ontstond tussen de gegevens uit het leerlingvolgsysteem aan de ene en die van de andere toets aan de andere kant. Op welke moet je nu vertrouwen? Dit heeft ertoe geleid dat we de regels voor adaptief toetsen e.d. ietwat losser geformuleerd hebben. Het gevolg was, dat we de effecten die we de laatste jaren bereikt hadden, globaal genomen in een keer weer kwijt waren. Ook kregen we af en toe te horen dat de versoepeling van de procedure niet helemaal helder was voor het veld. Dit is ook goed voorstelbaar, want in plaats van een gesloten procedure waarin stap voor stap beschreven wordt wat de toetser te doen staat, namelijk eerst adaptief toetsen en daarna indien nodig door- of terugtoetsen, moest je in het nieuwe alternatief allerlei overwegingen een rol laten spelen. In dit alternatief dat twee jaar geleden geboden is hoef je niet terug te toetsen wanneer het toetsresultaat harmonieert met de andere gegevens uit bijvoorbeeld het onderwijskundig rapport of het leerlingvolgsysteem. De situaties waarin dat nadrukkelijk wel moet, zijn in de toelichting op de lijst expliciet beschreven.
Zelfbeoordelingsvragenlijsten bij gebrekkige leesvaardigheid. Elk jaar valt weer op dat veel leerlingen zonder voldoende leesvermogen zelfbeoordelingsvragenlijsten invullen. Afgelopen
-3-
jaar kreeg 7% van de leerlingen met grote leerachterstanden maar met een IQ hoger dan 90 zo’n vragenlijst voorgeschoteld. Dit, terwijl ze een leescapaciteit hadden van onder DLE 30. Gaat men van DLE 40 uit dan stijgt dat percentage tot 30. De conclusie moet zijn, dat te veel leerlingen, variërend van 7 tot 30%, afhankelijk van waar het leesachterstandscriterium wordt gelegd, enkel beoordeeld worden op basis van leerlinglijsten. We mogen hopen dat de betreffende diagnostici voldoende andere indicaties hadden om op verantwoorde wijze tot hun conclusie te komen. SE problematiek aangetoond ? Als onderzoeker vraag je je af of inderdaad vastgesteld wordt dat de leerlingen die een positieve beschikking krijgen ingeval hun IQ hoger is dan 90 bekend zijn met sociaal emotionele problemen die van een dermate zwaarte zijn dat hun leren daardoor ernstig wordt belemmerd en LWOO noodzakelijk is. Hierover zegt de data base ons echter niets. We vinden alleen terug welke instrumenten zijn gebruikt. Bovendien zijn er geen normen in de Regeling vastgelegd waarbij gesteld kan worden dat er van SE-problemen sprake is zoals dat wel is gebeurd voor intelligentie en de leerprestaties. Toch hoeven RVCCommissies niet helemaal blind te varen op de afgegeven verklaring van de diagnosticus: in de handleidingen en de normtabellen van de meeste instrumenten wordt immers aangegeven welke score op welke (sub-)test als grenswaarde of als kritische of klinische scores gelden.
3. De veranderingen in de Lijst van Instrumenten en in de Toelichting
3.1. Wanneer adaptief toetsen, doortoetsen en/of terugtoetsen. En ook welke IQtest of SE-vragenlijst kiezen we.
Zoals al hierboven is uiteengezet, kwamen er berichten uit het veld dat het nogal moeilijk was om te beslissen wanneer men van adaptief toetsen e.d. kon afzien. Het gaat hier namelijk niet om een ja/nee beslisprocedure maar om een globale beoordeling van de gegevens uit het Onderwijskundig Rapport, de gegevens uit het leerlingvolgsysteem, de beschrijving van de sociaal-emotionele problematiek etc. en dan een afweging maken. Dezelfde problematiek om te beslissen speelt overigens ook bij de vraag of een klassikale verbale IQ-test kan volstaan of dat een individuele of nonverbale test in aanmerking komt. En bij de vraag of een leerling voldoende leesvermogen heeft de vragen uit de SE-vragenlijst te begrijpen. In al deze gevallen zit een zekere subjectiviteit opgesloten. Het is dan ook niet uitgesloten, dat er onenigheid kan ontstaan over deze kwestie(s) tussen de aanvragende school en de dienstdoende RVC. Volgens de Certificeringscommissie is daarom een goede afstemming nodig en een reeks van afspraken ten aanzien van deze materie tussen Basisschool en aanvragende VO-school en tussen aanvragende VO-school en de RVC. In dit soort overleg kunnen goede globale afspraken gemaakt worden over genoemde kwesties. Het is ook heel wel mogelijk in incidentele gevallen gezamenlijk tot een oplossing te komen. Om bij de standpuntbepaling op lokaal niveau behulpzaam te zijn is de tekst voor het adaptief toetsen e.d. verder aangescherpt door een formulering te kiezen die aangeeft wanneer in elk geval wel doorgetoetst moet worden. -4-
Tenslotte zij opgemerkt, dat de doortoetsproblematiek niet meer beperkt blijft tot de Cito toetsen. Ook de zelfstandige toetsserie Begrijpend Lezen 345678 valt hieronder en wel omdat men een verschillend afnamebereik heeft: de toetsen 34, 345, 56, 678 en 78. De instructie in deze toetsreeks geeft duidelijk aan hoe te handelen als de leerling buiten de range van de toets scoort.
3.2. Sociaal emotionele problematiek
In het voorgaande is gesteld dat we ten eerste op grond van de data base alleen maar in staat zijn om vast te stellen welke vragenlijsten zijn gebruikt. We kunnen daardoor niets zeggen over de kwaliteit van deze instrumenten. Ten tweede zijn er ook in de Regeling geen criteria opgesteld waaraan voldaan moet worden met betrekking tot sociaal emotionele problematiek, wil de leerling in aanmerking komen voor een LWOO beschikking. Het betreft hier een al zeer oude problematiek die op geen enkel niveau systematisch tot nu toe is doorgeanalyseerd. Ten derde moet volgens de Regeling aannemelijk zijn dat de SE-problematiek de oorzaak is van de leerproblematiek. Nu het niet gelukt is een uitbreiding van de data base te bewerkstelligen waarmee meer geobjectiveerde gegevens met betrekking tot dit beslisproces beschikbaar zouden komen, moeten de RVC’s zich bedienen van de gegevens over de instrumenten die hen wel ter beschikking staan. Afgelopen jaar is daartoe voor de RVC’s een overzicht geproduceerd van alle soorten sub-tests en scores, die op het instrumentarium van SE-problematiek betrekking hebben. Per (sub-)test is aangegeven wat de RVC als grenswaarde rekent en wat als kritische score. SE-problematiek is in de opvatting van de RVC’s alleen aangetoond als sprake is van kritische scores (ten minste één) of van enkele grenswaarden-scores (als vuistregel geldt hier: tenminste 3 grenscores). Verder blijft ook de constatering in het onderwijskundig rapport van al eerder geconstateerde SE-problematiek van belang als mogelijke deelverklaring voor achterblijvende leerprestaties bij een gemiddelde intelligentie.
4. Veranderingen in de lijst ten opzichte van het schooljaar 20132014
4.1 Inleiding Op basis van wat hiervoor gesteld en betoogd is en in aanmerking nemende wat respondenten in het verleden hebben gemeld (zie ook de Verantwoordingen van andere jaren: www. Rvcvo.nl/Regeling) zijn we met een nieuw voorstel voor de Lijst voor het schooljaar 2014-2015 gekomen. Ingeval van verandering gaat het in de eerste plaats om toevoeging van die nieuwe instrumenten die op de relevante aspecten door de Cotan met een voldoende of meer beoordeeld zijn. Nieuwe instrumenten krijgen een categoriebeoordeling 0 tot aangetoond kan worden dat het instrument naar tevredenheid wordt ingezet (I) of dat er grote problemen mee zijn (IV).
-5-
4.2. Criterium Intelligentie. Drempeltest. Deze test blijft op 0 staan aangezien hij nog steeds zelden wordt ingezet (0,3 %). Omdat het om een klassikale test gaat, blijft hij voor het PrO op IV staan. GIVO werd vorig jaar nog maar in 0,2% van alle aanmeldingen gebruikt. Is voor LWOO al eerder ingedeeld in categorie III en voor PrO in IV. Gezien de leeftijd van de normering staat deze test dit jaar voor het laatste jaar op de lijst. IVO/TPVO-IVO. Deze test moet hier genoemd worden, hoewel zich geen verandering heeft voorgedaan. De maker/uitgever is een aantal jaren geleden door RVC-VO Landelijk gefaciliteerd om onderzoek te doen, zodat de test het hele jaar gebruikt zou kunnen worden. Tot dusverre hebben we nog steeds niets vernomen over de uitkomsten van dit onderzoek. WISC-III. Om de criteriumvaliditeit van deze test te kunnen beoordelen zou nader onderzoek moeten worden gedaan. We kregen door dat dit inmiddels is uitgevoerd. Het wachten is nu nog op een beoordeling hiervan voordat we de “voorlopige goedkeuring” van deze test definitief kunnen maken. ADIT. Deze test is nieuw op de lijst. Dat is ook de reden dat deze digitale adaptieve test zowel voor het LWOO als PrO in categorie 0 is geplaatst. Het is nog wachten op gebruikersgegevens en -ervaringen.
4.3. Criterium Sociaal Emotionele Problematiek Over de gedragsvragenlijsten bestaat in de commissie een stringent beleid ten aanzien van de veroudering van de te gebruiken instrumenten. Dit betekent dat een behoorlijk aantal lijsten aan vernieuwing toe zijn en het afgelopen jaar voor het laatst waren toegestaan. Deze zijn nu van de lijst afgevoerd. Daarnaast blijven een aantal lijsten op categorie 0 staan. Dit ligt er vooral aan dat ze weinig gebruikt worden. Maar daaraan niet alleen: ook de geschetste problematiek dat in de data base alleen maar gegevens staan in deze categorie over welke instrument hoe vaak gebruikt wordt, maar niets over de meetkwaliteit. Een aantal nieuwe instrumenten, die in het basisonderwijs al veelvuldig gebruikt worden zijn toegevoegd op basis van positieve Cotan-beoordelingen. CBCL 4-18/TRF/YSR. Deze lijsten zijn niet meer opgenomen, na de aankondiging vorig jaar dat ze voor het laatst op de lijst waren geplaatst. De beoogde opvolgers van deze lijsten (ASEBA) zijn nog niet in positieve zin door de Cotan beoordeeld: deze kunnen derhalve (nog) niet worden opgenomen op de lijst. CBSK. De vragenlijst is verouderd (1997) en was daarom afgelopen jaar voor het laatst toegestaan. Deze is nu van de lijst afgevoerd. VVGK. Ook voor deze vragenlijst geldt dat deze is afgevoerd na de aankondiging dat vorig jaar het laatste jaar van opname was. Verouderde normen en een problematische gebruikersbeoordeling waren de reden. Nieuw op de lijst zijn de Kanjervragenlijst, de Leervoorwaardentest en Zien!. Alle zijn in categorie 0 geplaatst (nog geen gebruikerservaringen voor het gebruik als instrument voor LWOO-indicatie). Wat de normering van Zien! betreft hanteren de ontwikkelaars het 75ste percentiel als signaleringsscore. In overleg met de ontwikkelaars stelt de certificeringscommissie voor als grenswaarde voor de subtests het 85ste percentiel en als
-6-
grenswaarde het 95ste percentiel aan te houden. Deze waarden komen overeen met de normeringswaarden van enkele andere, vergelijkbare instrumenten.
4.4 Criterium leerachterstanden Vooruitlopend op de bespreking van de individuele toetsen, zij eerst opgemerkt, dat de tekst rond het adaptieve toetsen, doortoetsen en/of terugtoetsen vorig jaar in de Lijst is veranderd en wel in die zin dat nu gezegd wordt wanneer er zeker adaptief en door- of teruggetoetst moet worden. Dezelfde tekst geldt ook voor dit jaar. Aanvragende scholen blijken problemen te hebben met de inschatting of ze al dan niet moeten doortoetsen. Daarnaast hebben we vastgesteld dat deze onzekerheid in elk geval vaker leidt tot niet doortoetsen. Het is belangrijk dat RVC’s meer toezien op deze problematiek en met het veld tot werkbare afspraken komen. We zullen thans overgaan tot de bespreking per leergebied van de veranderingen die doorgevoerd zijn.
4.4.1 Technisch lezen De toets Leestechniek en Leestempo, Cito, 2001 is van de lijst verwijderd. Voor dit instrument zijn verschillende modernere instrumenten voorhanden, deels door dezelfde organisatie uitgegeven. Een-minuut-test: wordt dit jaar voor het laatst toegestaan. Verouderde normen en de beschikbaarheid van diverse alternatieven spelen daarbij een rol. De Klepel: hiervoor geldt hetzelfde als voor de Een-minuut-test. Toelatingstest voor Leerwegondersteunend en Praktijkonderwijs: staat eveneens dit jaar voor het laatst op de lijst. Het instrument wordt niet meer geleverd maar er zijn mogelijk nog wel antwoordbladen in omloop. Omdat het Cito deze bladen dit jaar nog verwerkt staat deze test dit jaar nog op de lijst om scholen in deze niet te duperen. Vorig jaar was immers niet aangekondigd dat deze toets van de lijst zou verdwijnen. De opmerking over de toets geldt ook voor de onderdelen Spelling, Begrijpend Lezen en Inzichtelijk Rekenen.
4.4.2 Begrijpend lezen Begrijpend Lezen Speciale Leerlingen (Cito). Deze toetsserie omvat inmiddels versies voor groep 3 tot en met 8. Ook bestaan er van deze toetsen zowel digitale als papieren versies. Door de wijze van normeren kunnen alle versies dit jaar op de lijst opgenomen worden. Door calibratie worden de vaardigheidsscores van de beide uitvoeringen gelijk gehouden. Toelatingstest voor Leerwegondersteunend en Praktijkonderwijs: staat dit jaar voor het laatst op de lijst. Zie opmerking hierover bij Technisch lezen. 4.4.3 Spelling Voor spelling zijn geen nieuwe instrumenten te melden. Toelatingstest voor Leerwegondersteunend en Praktijkonderwijs: staat dit jaar voor het laatst op de lijst. Zie opmerking hierover bij Technisch lezen.
-7-
4.4.4 .(Inzichtelijk) Rekenen. De enige melding bij dit onderdeel betreft de Toelatingstest voor Leerwegondersteunend en Praktijkonderwijs: ook voor dit onderdeel staat deze test dit jaar voor het laatst op de lijst. Zie opmerking hierover bij Technisch lezen. Nijmegen, 27-05-2013
Aanvulling naar aanleiding van het verschijnen van de lijst van screenings- en testinstrumenten LWOO en PrO schooljaar 2014-2015. (Staatscourant 24937 9 september 2013) In bovengenoemde lijst is in de toelichting onderstaande zinsnede opgenomen: Onder een ‘diagnostisch geschoolde psycholoog of diagnostisch geschoolde orthopedagoog’ wordt een door een beroepsvereniging van orthopedagogen of klinisch psychologen als zodanig erkende en geregistreerde academisch gevormde psycholoog of orthopedagoog dan wel een in het kader van de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) geregistreerde gezondheidszorgpsycholoog verstaan.
In de Nederlandse onderwijspraktijk komt dit neer op: • een kinder- of jeugdpsycholoog die geregistreerd is in het Register Kinder- en Jeugdpsychologen van het Nederlands Instituut voor Psychologen; • een orthopedagoog-generalist, die als zodanig geregistreerd is in het Register van de Nederlandse vereniging van Orthopedagogen en Onderwijskundigen; • een orthopedagoog, die geregistreerd is in het Register van BOKA II Geregistreerden van de Beroepsvereniging voor Orthopedagogen met een Academische opleiding; dan wel: • een in het kader van de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) geregistreerde gezondheidszorgpsycholoog; Het zijn deze 4 categorieën die de RVC’s zullen hanteren bij de beoordeling of wel of niet sprake is van de bedoelde erkend deskundige. Nijmegen, 18-9-2013
-8-