PREVIEW VAN 24 UUR DELFT CENTRAAL Mark van Huystee en Jan van der Mast maakten in 24 uur een boek over de omgeving van Delft Centraal waar de Grote Verandering plaatsvindt: de trein gaat ondergronds. Het boek telt ruim 100 pagina’s, heeft de afmetingen van 13,5 x 21 cm en komt uit in december 2009. In dit bestand staan enkele voorbeeldpagina’s.
www.dwarsdoordelft.nl
In september 2008 starten tekenaar Mark van Huystee en schrijver Jan van der Mast een intensieve samenwerking. Gewapend met pen, fineliners en papier trekken zij dwars door Delft en openen hun zintuigen voor alles wat niet onopgemerkt mag blijven. Dat leidt tot een drietal bijzondere publicaties en de blog DWARS DOOR DELFT. Het duo heeft de smaak te pakken en besluit een exercitie van 24 uur op te zetten. Inspiratiebron vormt het werk van de Amerikaanse striptekenaar Scott McCloud, die in 24 uur een stripverhaal fabriceert. Dat doet-ie vanuit zijn werkkamer. Mark en Jan doen dat op straat. Zij kiezen voor de omgeving van Delft Centraal waar de Grote Verandering plaatsvindt: de trein gaat ondergronds. Er komt een spoortunnel. Het viaduct verdwijnt. Het Zicht op Delft gaat ingrijpend veranderen. Dinsdag 6 oktober 2009 om 5.30 uur wandelen ze samen naar het station. Het is nog donker ...
24 uur Delft Centraal
Mark van Huystee Jan van der Mast
24 UUR FLARDEN VANGEN In de film Himmel über Berlin (1987) zitten twee engelen naast elkaar in een BMW-cabrio. De auto staat in een showroom. De een vraagt: ‘En?’ De ander haalt een notitieboekje uit zijn binnenzak en leest voor: ‘ In Rehbergen las een oude man een kind de Odysseus voor. De kleine hield op met het knipperen van zijn ogen.’ Na een lijst van observaties vraagt hij de ander: ‘En jij? Wat heb jij te vertellen?’ De ander denkt na en zegt: ‘Een vrouw die tijdens de regen haar paraplu inklapte en zich nat liet regenen.’ Dan volgt een opsomming van zijn indrukken. In deze film gaat het om twee engelen, die onzichtbaar voor gewone stervelingen, al eeuwenlang Berlijners observeren en luisteren naar hun overpeinzingen. Zo loopt engel Cassiel door de metro en hoort hij de meest intieme gedachten van de reizigers. Een fascinerende en inspirerende scène. Mark en ik wilden een etmaal de Delftenaren observeren in de Spoorzone, het gebied, waar de Grote Verandering gaat plaats vinden: de trein gaat onder de grond. Er komt een nieuw Zicht op Delft.
07
Treinreizigers en Delftenaren zullen daar aan moeten wennen. Het gaat om een lang proces. We kozen voor onze missie een datum uit: dinsdag 6 oktober 2009. Dan zou het moeten gebeuren. Weer of geen weer. We zouden starten om 5.30 uur, wanneer de eerste ‘normale’ trein Delft zou aandoen en onze stad langzaam op gang zou komen. De onzichtbaarheid van de Berlijnse engelen is ons niet gegeven. Dat geldt ook voor gedachten lezen. Daar moeten we nog aan werken. Dat is iets voor een volgend concept, want het project Dwars door Delft gaat door. Ons idee is geïnspireerd op het werk van Scott McCloud, de Amerikaanse striptekenaar, die stripverhalen maakt in een tijdbestek van 24 uur. Hij doet dat echter vanuit zijn werkkamer. Wij trokken – warm aangekleed – naar buiten en verbleven louter in het stationsgebied van Delft Centraal. Van tevoren hadden we de lay-out van dit boekje bepaald. Verder stond er niets vast. Ja, het boekje (met omslag) moest binnen het etmaal voltooid zijn.
08
Om te beginnen bij het begin. Het is 5.45 uur. Mark en ik wandelen door een uitgestorven Coenderstraat naar het station. Het is donker. ‘Moet je kijken dat silhouet. Hoe mooi’, roept Mark geestdriftig. Ik kijk langs de stapels fietsen, langs het gebladerte, maar zie niks. ‘Ik bedoel het silhouet van het stationsgebouw.’ ‘O.’ Het eerste misverstand tussen tekenaar en schrijver is een feit. Gaan Mark en ik totaal verschillende dingen zien vandaag? Komt dit ambitieuze project ergens bij elkaar? Hoe lang is 24 uur eigenlijk? Kunnen we ons echt laten verrassen door alles wat vandaag ons pad kruist? Het station baadt in stilte. In het tunneltje ligt een grote stapel Metro van 6 oktober klaar. ‘OV staking dreigt’, lees ik, maar zie gelukkig een trein op perron 2 staan. ‘Welkom op station Delft’, staat er op het elektronisch bord boven de trap, die naar het perron leidt. Er is niemand. Nee, wacht, op een bank in het midden zit een man met een Che Guevara-tas.
12
Amerikaanse snor en leest aandachtig de Metro. De eerste trein naar Moerwijk vertrekt pas om 6.17. De man zit er dus een half uur te vroeg. Dat wekt mijn nieuwsgierigheid, maar hem aanspreken durf ik nog niet. Ondertussen hangt Mark gebogen over een vuilnisbak, waarop hij zijn tekenbord heeft bevestigd. Zijn linkerhand danst al druk over het papier. Ik werk samen met een tekenaar, die sneller tekent dan zijn schaduw. Om in Lucky Luke-termen te spreken. Ik tik mijn teksten met twee vingers en voel, dat Mark al een voorspong heeft. Allemaal psychologisch. Aan de slag, schrijvertje. Soms moet jezelf een beetje opjutten. ‘Ik ga even het silhouet tekenen’, zegt Mark. ‘Ja, voor je het weet is het weg.’ Mark verdwijnt uit zicht. Op perron 2 stopt een trein. In de coupés zitten her en der mensen. Ze lezen, slapen of kijken mij onverschillig aan. Een viertal studenten trekt luid pratend voorbij. Ze hebben het over een broodje shoarma. ‘En de vierde stap is, dat dat broodje dan op je bord ligt.’ Het zijn de eerste teksten, die ik op het station hoor.
13
32
Vanaf het Laantje van Mater zie ik een sloper met veiligheidshelm en veiligheidsschoenen (verplicht) een balk en stuk behang uit een woonkamer van de Blauwe Panden naar buiten werpen. In de kamer staat met grove graffiti letters UTOPIA. Op perron 0 staat een man van een jaar of zestig de sloopwerkzaamheden te bekijken. Hij leunt daarbij ontspannen tegen zijn fiets. ‘Komt u hier veel kijken?’ ‘Ja, elke dag wel effetjes.’ ‘Bent u Delftenaar? ‘Geboren en getogen!’ ‘Waar precies?’ De man draait zich als door een wesp gestoken om en kijkt mij onderzoekend aan. ‘Dat gaat u helemaal niets aan!’ ‘O, nou, ikzelf woon hierachter.’ Ik wijs naar de overkant van het spoor. ‘Het Westerkwartier.’ De man geeft geen sjoege. Hij kijkt aandachtig naar de kraan, die teder een slaapkamermuur laat trillen. Ik probeer nog een vraag: ‘Kent u dit gebied goed?’ ‘Jazeker, hier zat de stalhouderij. Daar ging ik vaak langs. De eigenaar had trouwkoetsjes en lijkkoetsjes.’
46
‘Kende u de eigenaar?’ ‘Ja, dat was Aad Mater. Waar dit laantje naar vernoemd is.’ ‘Was het een vriend van u?’ ‘Nou, nee, wat zal ik zeggen, meer een collega.’ ‘Zat u ook in de trouwkoetsjes?’ ‘Nee, maar wel in het transport.’ ‘O.’ Stilte. De man begint opeens te lachen. ‘Met die trouwkoetsjes, dat is wel grappig. Aad had ze net allemaal weg gedaan, komen die trouwkoetsjes opeens weer in de mode. Dat is me wat.’ ‘Ja.’ ‘Hij had ook nog een kolenhandel.’ ‘Aad?’ ‘Ja.’ Stilte. ‘Vindt u het erg, dat dit verdwijnt?’ ‘Ben je gek! Dit doet me niks. Je houdt het toch niet tegen. Dat is nou de vernieuwing. En zo mooi zijn deze huizen niet. Kijk, de Van Leeuwenhoeksingel, dat zijn echte herenhuizen. Dat is andere koek.’
47
Tien minuten later komt er een oud echtpaar kijken. Ik loop naar hen toe. De dame begint spontaan te vertellen: ‘Dat daar – ze wijst naar het grote huis aan de Houttuinen, dat de kraan aan het slopen is – dat daar is mijn ouderlijk huis. Ik heb er van ‘47 tot ‘67 gewoond. Mijn kamertje was op de derde verdieping. We zijn in het achterhuis begonnen en van lieverlee hebben we dat hele huis overgenomen. We verhuurden kamers. Ik weet nog precies welke luitjes daar woonden: studenten en alleenstaande dames. We waren met vier kinderen: 3 zussen en 1 broertje. Wij zussen sliepen op 1 kamer. Ons broertje had een eigen kamer. Onze eerste huwelijksjaren hebben we nog ingewoond: in het achterhuis. O, dit gaat me wel van het hart, hoor. We hadden een goudrenettenboom. Ik heb voor de zomer een paar goudrenetten mee genomen. Die liggen thuis te drogen. Ik ga een fotoboek maken van hoe het was en hoe het is verloederd door de jaren heen. Ik heb heel veel foto’s. Ik was 4 jaar toen ik er kwam wonen. Dat was in ‘47. Net na de oorlog. We kwamen van de Burgwal af.
48
O, nu zijn ze bezig met de danszaal. Daar waar die grijper nu de vloer pakt, dat was de danszaal. Die liep helemaal van voor naar achter. De dansschool was van mijn vader: B. Van Gils. Ik kan ook goed dansen. Stijldansen, bedoel ik. Mijn vader is er op een gegeven moment mee gestopt. Hij was niet zo zakelijk. Hij was zeker niet zo zakelijk als Wesseling. Mijn vader heeft het eerst een paar jaar verhuurd aan dansmeesters. Daarna heeft-ie het verkocht aan Van Tol. Daarna werd het een tehuis voor dak- en thuislozen. Toen hebben ze er allemaal kleine kamertjes in gemaakt. Wie er ook zat, ik ben altijd even in het huis gaan kijken. Ik mocht altijd binnen. Ze waren allemaal heel aardig. Ja, dit gaat me wel aan het hart. Er staat nu een hek om heen, maar ik weet wel een plek waar je er zo door heen kan. Ik heb een stuk van de dansvloer meegenomen. Een stuk parketvloer met dat visgraatmotief. Dat heb ik geboenwast en ook aan mijn zussen gegeven. En ik heb ook nog een stuk van de trapleuning afgezaagd en mee genomen. Precies, dat stuk uit de bocht. Aan dat stuk kon je je ophijsen, wanneer je te laat thuis kwam.
49
56
57
58
59
74