PREVENTIEVE BASISZORG (fase 0) •
•
heterogene groepen: kinderen uit diverse sociale milieus, een grote verscheidenheid aan roots. De school gaat adequaat om met verschillen tussen leerlingen: gezien deze verschillen worden aanvaard en gewaardeerd, zijn ze een verrijking voor iedereen. alle groepen organiseren zich in een leeftijdsdoorbrekende structuur (classe unique). Dit biedt tal van voordelen: o het systeem kan zich richten op de noden en het ontwikkelingsniveau van elk kind (i.p.v. dat het kind zich moet aanpassen aan het schoolse systeem): alle kinderen mogen verschillend, uniek zijn o kinderen kunnen leren vanuit eigen behoeften en vaardigheden o kinderen kunnen vooruitgang boeken aan een individueel verschillend tempo o kinderen kunnen op eenzelfde werkmoment iets verschillend willen leren o kinderen kunnen leren op hun eigen manier(en) o kinderen kunnen leren volgens eigen interesses o kinderen kunnen zichzelf doelen stellen en deze doelen trachten te bereiken o Kinderen groeien in autonomie, waardoor de begeleider meer ruimte en tijd krijgt om de kinderen individueel te begeleiden. o kleine in- en uitstroom: slechts enkele kinderen verlaten jaarlijks de groep of komen erbij. Hierdoor blijft elk jaar een behoorlijk aantal kinderen over die de klaswerking zeer goed kent en de nieuwkomertjes kan ondersteunen. Zo verloopt de start van een nieuw schooljaar vlotter. o Het nabije toekomstbeeld: jongere kinderen zien door het spel, het werk, het gedrag van oudere kinderen wat ze zelf zullen kunnen, leren, wel en niet zullen mogen doen in de nabije toekomst. o Dit is een natuurlijke leefsituatie: de gemengde leeftijdsgroep is het verlengde van de familiale structuur. Het sluit meer aan bij de natuurlijke ontwikkeling zoals die buiten de school gebeurt. De familiestructuur werkt rustgevend, ze biedt minder concurrentie. De leerkrachten kennen de kinderen en hun families goed doordat de kinderen een aantal jaren bij hen zitten. o De heterogeniteit laat toe om coöperatief te leren. Jongere kinderen zijn geïnteresseerd in hun omgeving, in wat ouderen doen, stellen voortdurend vragen, zien en horen veel van de oudere kinderen naar wie ze opkijken en worden vlugger
o
o
o
o
o
o
•
•
zelfstandig. Oudere kinderen leren beter door het zelf uit te leggen. Ontwikkelen op eigen tempo, er is respect voor het leerritme van elk kind. Er zijn geen jaargrenzen zoals in een gewoon leerjaar. Dit laat kinderen toe op bepaalde gebieden sneller te gaan en op andere iets trager. Hierdoor is er minder sprake van ‘niet kunnen’, ‘uitvallen’ of ‘gebrek’ ; er is daarentegen meer aandacht voor ‘rijping’. Om deze redenen kunnen we het zittenblijven beperken. Burgerschapsvorming en sociale ontwikkeling. Kinderen bouwen relaties op met kinderen van verschillende leeftijden. Het doorgroeiproces van jongste naar oudste kind biedt meer ontwikkelingskansen op socio-emotioneel en democratisch vlak: werken in groep, discussiëren, zichzelf evalueren en evalueren van anderen, reflecteren, verantwoordelijkheidszin ontwikkelen voor anderen en materialen, medezeggenschap. Verhoogd welbevinden en betrokkenheid: zowel zelfzekere als minder zelfzekere kinderen vinden voldoende aanzien binnen de gemengde leeftijdsgroep om een gezond zelfbeeld te ontwikkelen. Ouderen dragen verantwoordelijkheid en nemen graag de zorg op zich. Jongeren aanvaarden de zorg en zien in dat de ouderen meer kennen en kunnen. De kracht van de natuurlijke leeromgeving, een verrijking voor iedereen: een minder vlugge 11-jarige komt toch aan zijn trekken, een snelle 6-jarige wordt extra geprikkeld. Elk kind beschikt over meerdere personen die de leerkrachten aanvullen: niet enkel de leerkracht dient als rolmodel, ook de oudere kinderen doen dit. De begeleider kan niet anders dan ter beschikking van de kinderen staan. Men luistert, observeert en volgt de kinderen op met specifieke noden.
er wordt voldaan aan noden rond meervoudige intelligentie a.h.v. vaste werkplaatsen of ateliers: naturalistisch, verbaal-linguïstisch, visueel-ruimtelijk, logisch-wiskundig, muzikaal-ritmisch, lichamelijk (motorisch), intra-persoonlijk (zelfkennis), interpersoonlijk (sociaal). De school houdt rekening met (cognitieve) verschillen tussen kinderen: de school maakt gebruik van verschillende werkvormen zodat elk kind zich aangesproken voelt tijdens de activiteiten. Attitudes en vaardigheden aanleren vinden we even belangrijk als kennisoverdracht. De school neemt deze taak op zich: vb. leren hulp vragen of afwijzen, leren eigen keuzes maken, voorkeuren uitspreken, leren door te zetten, een taak af te maken, afspraken leren respecteren, werkplan opmaken en volgen, consequenties leren aanvaarden die samengaan met keuzes, enz.
•
•
•
•
•
•
Er wordt voldaan aan de leerpiramide van Bales. Naargelang de manier waarop je informatie verwerkt, wordt meer of minder geleerd: we leren 10% van wat we horen, 20% van wat we lezen, 30% van wat we zien, 50% van wat we zien en horen, 70% van waar we over gediscussieerd hebben met anderen, 80% van wat we zelf ervaren, 95% van wat we uitleggen aan anderen. Onder andere om leerwinst te krijgen, refererend naar deze laatste groep, presenteren onze kinderen al hun werk aan elkaar. Elk kind in het lager bouwt competenties op. Deze worden bijgehouden via brevetten, observaties en vorderingen: van elk kind wordt nauwkeurig vastgelegd wat het al cognitief en sociaal verworven heeft. In de kleuterafdeling verloopt dit iets anders: observaties worden nauwkeurig bijgehouden. Een neerslag hiervan vinden we in de evaluatiebundel en aan het einde van de kleuterloopbaan worden deze visueel voorgesteld in een schoolrijpheidscirkel (die geeft ons zicht op de sterktes van een kind en de eventuele op te volgen noden). Om de evolutie van het leesniveau te kunnen volgen van elk kind, wordt er tweemaal per jaar (januari en mei) een AVI-test afgenomen vanaf einde 2de jaar classe unique. De school beschikt over voldoende deskundigheid in het omgaan met verschillen in ontwikkeling, vaardigheden en talenten: de school wil niet onmiddellijk gaan ‘etiketteren’, maar spreekt de leerling aan op zijn kunnen, op zijn talenten. De leerkrachten bouwen door de jaren heen een band op met de ouders: ze leren mekaar goed kennen en dit zorgt ervoor dat alles ‘bespreekbaar’ is en dat we zeker kunnen spreken van laagdrempeligheid.
VERHOOGDE ZORG (fase 1) o
De aanpak in klas volstaat nog wel, maar de leerkracht merkt zorgwekkende signalen op en wil die bespreken op een zorgoverleg. OF De aanpak in klas is ontoereikend om te voldoen aan de onderwijsbehoeften van de leerling (vb. de leerling bouwt een te grote leerachterstand op t.o.v. leeftijdsgenoten): dit wordt besproken op een zorgoverleg. OF Misschien is de draagkracht van de leerkracht ontoereikend: de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht worden op onder de loep genomen.
o
o o
o
een zorgoverleg (= bijeenkomst van leerkracht, ondersteunende leerkracht, brugfiguur, zorgcoördinator en directie): de leerkracht neemt hierbij een centrale plaats in (die signaleert vanuit evaluaties en observaties). Als er een leerprobleem de kop opsteekt, gaan we op school handelingsgericht te werk: we gaan op zoek naar de onderwijsbehoeften van het kind en bekijken welke zijn sterke kanten zijn (die het probleem eventueel kunnen compenseren). Binnen onze Freinetpedagogiek hebben we namelijk enorm veel mogelijkheden om een zorg anders aan te pakken. We stellen in overleg een bepaalde aanpak voor. De efficiëntie van deze aanpak wordt geëvalueerd op een volgend zorgoverleg en/of oudergesprek. • Verzamelen van info: door gesprekken met leerkrachten, ouders, leerlingen, observaties, leerlingvolgsysteem • Onderwijsbehoeften en aanpak bepalen + ondersteuningsbehoeften van de leerkracht • Plannen handelen en evalueren Een zorgoverleg wordt maandelijks ingepland per klasgroep. Een neerslag van het zorgoverleg met de gemaakte afspraken is terug te vinden in het opvolgdossier van de betreffende leerling (digitaal volgsysteem). Voor de kinderen die naar een secundaire school vertrekken, stellen we een BaSO-fiche: een dergelijke fiche is een neerslag van de talenten en eventuele werkpunten van het kind. Ook kan hierin opgenomen welke zorg reeds geboden werd in de basisschool zodat de begeleiders in het secundair hierop kunnen verder bouwen. Een dergelijke fiche wordt in samenspraak met de ouders opgesteld en de ouders zijn bij inschrijven in de nieuwe school altijd vrij om deze wel of niet te overhandigen. UITBREIDING VAN ZORG (fase 2)
o
o
Indien klasintern onvoldoende vooruitgang kan geboekt worden, wordt de zorg uitgebreid. Het CLB kan, mits toestemming van de ouders, ingeschakeld worden om ons verder te begeleiden tot een goed handelingsplan. CLB beschikt over een multidisciplinair team, waardoor met hun expertise aan handelingsgerichte diagnostiek kan gedaan worden. Externe hulpverlening hoort mogelijks tot de uitbreiding van het zorgplan. Externe hulpverlening willen we zo goed mogelijk laten aansluiten bij onze pedagogische visie: we willen ze meekrijgen in ons verhaal en willen hen laten werken met het materiaal dat al door het kind werd geproduceerd. We staan uiteraard ook open voor de professionele inbreng die deze hulpverleners kunnen bieden. We laten de begeleidingsmomenten zoveel mogelijk IN de klas doorgaan. De kans op stigmatisering wordt op die manier kleiner. Bovendien is het in onze Freinetpegagogiek noodzakelijk dat de kinderen zoveel mogelijk van de klaswerking meevolgen: een
o
praatronde, afsluitronde, enz. zijn allen even belangrijk als de individuele werktijd. Pauzes worden zo min mogelijk aangesproken om extra zorg aan te bieden. We zijn een kinderrechtenschool en één van de kinderrechten luidt: élk kind heeft recht op pauze. We zijn voorstander van het principe ‘écht werk in de klas, op het moment waarop ook anderen dit verrichten, in een 1-1-relatie’. OVERSTAP NAAR AANGEPAST ONDERWIJS (fase 3)
Slechts in uitzonderlijke gevallen en na overleg met CLB en ouders en eventueel externe hulpverleners kan het advies luiden dat het kind beter de overstap maakt naar aangepast onderwijs omdat we de omkadering missen om het kind te begeleiden in zijn of haar specifieke noden. Het zorgteam van de school helpt de ouders en het kind in deze overstap.