PREVENTIEPLAN PESTBELEID Waar kinderen samen zijn wordt geplaagd, wordt wel eens gepest. Pesten komt helaas op iedere school voor. Het is een probleem dat zich niet gemakkelijk laat oplossen. Pesten speelt zich vaak in ‘het verborgene’ af en dat alleen al maakt het moeilijk om er greep op te krijgen. Pesten verdwijnt niet omdat je een goed beleid hebt. Als school heb je wel een stevige basis om dit maatschappelijk probleem aan te pakken. Pesten voorkomen, hoe doe je dat ? Als school trachten we de leerlingen om zich te helpen ontwikkelen tot gezonde functionerende mensen, mensen die zich goed voelen in hun vel, die in zichzelf geloven, die weten dat ze iets waard zijn, die vol energie zitten. Van daaruit kunnen kinderen betrokken worden bij anderen, bij activiteiten, tijdens het spel en voelen ze aan dat ze anderen iets te bieden hebben. We trachten de leerlingen ook te helpen om zich te ontwikkelen tot sociaal vaardige mensen, mensen die kunnen omgaan met elkaar, die kunnen spelen en werken in groep, die verdraagzaam zijn, verbonden met elkaar en daardoor ook een stuk verantwoordelijk zijn voor elkaar (ook verantwoordelijk voor materialen: respect voor het materiaal dat toelaat zich zinvol, op een plezierige manier te leren en te ontspannen) We vinden het dus als school belangrijk dat de leerlingen zich goed en thuis voelen (het welbevinden van elk kind), dat ze zich betrokken voelen (klasgesprekken, leerlingenraad, …), dat er verbondenheid heerst tussen hen (samenspel, groepswerk, partnerwerk, …) en dat ze mee verantwoordelijkheid dragen voor de goede gang van zaken in de klas, de speelplaats, de refter, … Door deze visie te hanteren geloven we als school dat we ‘pesten’ grotendeels kunnen voorkomen. Is dit een korte- of langetermijnvisie? De kern van de kortetermijnstrategie is ‘pesten’ onmiddellijk een halt toeroepen. Dat gebeurt bij elke melding. Maar op langere termijn heeft dit vaak geen blijvende resultaten. De kern van de langetermijnstrategie is voorwaarden scheppen die het behoud van de verandering garanderen.
Onze aanpak om ‘pestgedrag’ te a. Pestgedrag tegengaan door vaardigheden b. Pestgedrag tegengaan door c. Pestgedrag tegengaan door d. Pestgedrag tegengaan door e. Pestgedrag tegengaan door tegenover elkaar
voorkomen het trainen van en oefenen in sociale het aanbieden van spelen en spelkoffers het gebruik van de STOP-methode het hanteren van de no blame-aanpak een versterkt verantwoordelijksgevoel
a. Het trainen van en oefenen in sociale vaardigheden Kinderen ontwikkelen heel wat sociale vaardigheden op spontane wijze, in de omgang met hun omgeving. Toch zijn ze zich niet steeds bewust van dit gedrag. Sommige kinderen vallen op het vlak van sociale ontwikkeling uit de boot. Allen samen (leerkrachten, ouders, …) willen wij werken aan de sociale vaardigheden van onze leerlingen. Wij werken in onze school met de ‘AXENROOS’. Hiermee bezitten we een goede handreiking om bewust om te gaan met sociale vaardigheden. Wat zich in de relatie tussen mensen voordoet, kan opgevat worden als een uitwisseling van materiële en immateriële goederen. Bij zo’n uitwisseling onderkennen we telkens drie elementen: - de relatiewijze, de bewegingen die daarbij gebeuren: geven en nemen (pauw, bever, leeuw, wasbeer, poes en kameel), houden en lossen (uil en schildpad) en aanvallen en weerstaan (havik en steenbok). - de inzetten, datgene dat uitgewisseld wordt: bijzijn en persoon, goederen en diensten, informatie en richtlijnen. - het communicatiekanaal, waardoor de uitwisseling tot uitdrukking gebracht wordt: handelen, gebaren en mimiek, tekeningen, stem en tekst. Deze drie elementen samen bepalen een AX: een uitwisselingsKRACHT. Gezond relationeel gedrag uit zich: - in een gezonde relatie waarbij partners evenwaardig zijn - met wederzijds respect voor elkaar - doordat ze bestaat uit een deelname van elke partner; elke partner is 50% verantwoordelijk voor de relatie - er zijn geen slechte axen; elke ax is evenwaardig - elke ax kan zowel positief als negatief ingenomen worden - gezond sociaal gedrag houdt het vermogen in, soepel van de ene ax naar de andere te kunnen overstappen, afhankelijk van wat in een situatie vereist is - ieder mens is verschillend, de ene zal bepaalde axen gemakkelijker of meer innemen dan andere, en dat mag …
-
eenduidige boodschappen zijn gemakkelijker te ontvangen dan andere (vb. je mag voetballen tussen 13.00 en 13.15 uur is veel duidelijker dan ga maar wat voetballen)
Het schoolteam kan daarnaast ook gebruik maken van de ‘SOEMO-kaarten’. Dit zijn kaarten die in een klasgesprek gebruikt kunnen worden wanneer er zich ‘iets’ is voorgevallen tijdens de speeltijd, in de refter, … b. Het aanbieden van spelen en spelkoffers De speeltijd is een moment waarop leerlingen zich kunnen ontspannen na enkele uren intens werken binnen de klasmuren. Sommige kinderen moeten zich echt ‘ontladen’ gedurende dat kwartiertje, anderen babbelen liever en wandelen ondertussen rustig rond. Dit kan wrijvingen met zich meebrengen. Daarom is het belangrijk dat we de leerlingen ruimte en spelmogelijkheden aanbieden waarbij iedereen zich goed voelt. Immers vele ruzies ontstaan juist doordat het voor de kinderen niet duidelijk is wat waar kan en mag. Wij bieden onze leerlingen activiteiten en spelmateriaal aan zodat iedereen kan spelen. Zo wordt de speelplaats onderverdeeld in regio’s waar bepaalde activiteiten kunnen en mogen plaatsvinden. Voor het gebruik van een bepaalde regio is een beurtsysteem opgesteld. Het spelmateriaal wordt gedurende een week door de klas ontleend. Enkel de leerlingen van de klas mogen/kunnen er dan die week mee spelen. Elke spelkoffer bevat spelafspraken, speltips, … Elke klas ondertekent de afspraken die gelden voor de speelplaats. Bij het niet naleven van de afspraken volgt er een straf (bv. een speeltijd aan de kant, de klas heeft een dag, een week geen spelkoffers, …) c. Het gebruik van de STOP-methode De STOP-methode betekent eigenlijk niet meer dan dat een kind dat vindt dat een ander kind hem pest letterlijk STOP zegt; aangeeft aan het andere kind dat hij of zij te ver gaat. Als het andere kind daar niet op reageert en ‘door de stop gaat’ dan wordt het probleem gemeld bij de leerkracht. Vervolgens verwijst de leerkracht de twee kinderen naar een rustiger plek om samen te proberen het probleem uit te praten. Als dit lukt wordt het probleem ‘afgemeld bij de leerkracht’; lukt het niet, dan wordt de leerkracht erbij gevraagd en gaan we over tot de no blame-aanpak. Naast deze STOP-methode hanteren we in de school de volgende omgangsregels: - doe een ander geen pijn, ook niet voor de grap
-
in de kring luister je naar elkaar en wanneer iemand iets zegt, kijk je elkaar aan ga voorzichtig met je eigen spullen om en zeker met de materialen van de school en van een ander doe bij een ander kind alleen dat wat je zelf ook leuk vindt we noemen elkaar bij de voornaam en gebruiken geen scheldwoorden de leerkrachten spreek je aan met ‘juf’ of ‘meester’ en met ‘u’ als je kwaad bent zeg je tegen de ander wat je niet leuk vindt zonder te slaan, schoppen of schelden we laten andere kinderen zoveel mogelijk meespelen en we pakken niets van andere kinderen af we lachen andere kinderen niet uit de afspraken proberen we niet alleen op school, maar ook onderweg, thuis en bij anderen na te komen
d. Het hanteren van de no blame-aanpak Indien de STOP-methode geen oplossing biedt, gaan we over tot de no blameaanpak. Dit is een zevenstappenprocedure die de leerkracht, de zorgjuf, de directeur of de ‘groene juf’ kan toepassen: - gesprek met het slachtoffer: de leerkracht moedigt het slachtoffer aan om te vertellen hoe hij/zij zich voelt - een bijeenkomst met de betrokken leerlingen: de leerkracht regelt een bijeenkomst met de groep leerlingen die betrokken zijn bij het pesten - het probleem uitleggen: de leerkracht vertelt de groep dat hij/zij een probleem heeft - de verantwoordelijkheid delen: de leerkracht vertelt dat niemand schuld treft en dat de groep bij elkaar is geroepen om het probleem te helpen oplossen - elk groepslid mag zijn/haar ideeën geven: elk lid van de groep wordt aangemoedigd om een manier voor te stellen waarop het slachtoffer kan worden geholpen - ze krijgen zelf de verantwoordelijkheid: de leerkracht legt de verantwoordelijkheid om het probleem op te lossen bij de groep - opnieuw aanspreken: enkele dagen later spreekt de leerkracht met elk groepslid en met het slachtoffer over de stand van zaken e. De verantwoordelijkheid tegenover elkaar en materiaal Respectvol gedrag ligt aan de basis van antipestgedrag. Wanneer je verantwoordelijk bent voor iets of iemand, besteedt men er automatisch ook meer zorg aan. Daarom vinden wij het als school belangrijk dat leerlingen verantwoordelijk leren zijn voor datgene wat ze doen.
Welke verantwoordelijkheid krijgen onze leerlingen: - via de leerlingenraad krijgen ze de kans om hun ideeën voor een toffe speelplaatswerking mee uit te bouwen. - de leerlingen zijn verantwoordelijk voor de spelkoffers die de klas ontleent (ze moeten zich verantwoorden voor stukgemaakt of verloren spelmaterialen) - de leerlingen zoeken zelf mee naar oplossingen bij conflicten (no blameaanpak) Indien onze aanpak toch ontoereikend is voor bepaalde leerlingen, kan het schoolteam overgaan tot het geven van een gedragskaart. In overleg met de directeur, de zorgjuf, de klasleerkracht, de ouders en de leerling zelf wordt bepaald hoe met deze kaart zal gewerkt worden. Deze aanpak wordt zeer persoonlijk opgesteld en kan gekoppeld worden aan een beloningssysteem. In het kader van het pestbeleid neemt het zesde leerjaar ook jaarlijks deel aan het MEGA-project (Mijn Eigen Goed Antwoord) van de gemeente Brasschaat. Hierbij worden onze leerlingen voorbereid op het middelbaar door: - kennismaking met de verschillende hulpdiensten - hanteren van een efficiënte manier om hulp in te roepen - kennismaking van legale en illegale drugs - leren omgaan met groepsdruk - leren kiezen voor ‘mijn eigen goed antwoord’ - leren de gevaren van pestgedrag via internet kennen