Preventief ouderenconsult Werkmethodiek
juni 2011
© Juni 2011, tweede editie Preventief ouderenconsult, werkmethodiek. Auteurs: Els Bakker, Toke Slaman, de Aventurijn;
M.m.v. de gebruikersgroep © Januari 2008, eerste editie Consultatiebureau voor ouderen, werkmethodiek. Auteurs: Els Bakker, Stichting Icare; Niek Jaspers, onafhankelijk adviseur, arts maatschappij en gezondheid en sociaal geriater; Marja Kraakman, Stichting Thuiszorg Groot Rijnland; Geraldine Visser, Vilans Kenniscentrum Ouderen; m.m.v. Platform Consultatiebureau voor ouderen. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enige andere wijze zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs Vilans Catharijnesingel 47 Postbus 8228 3503 RE Utrecht 030-7892406 www.vilans.nl Het visiedocument en de werkmethodiek Preventief Ouderenconsult zijn te downloaden via de website van Vilans - www.vilans.nl
Inhoudsopgave INLEIDING ........................................................................................................... 7 STAP I VOORBEREIDING ......................................................................................... 11 1.1 CREËER DRAAGVLAK ...........................................................................................11 1.2 BEPAAL EN VIND DE DOELGROEP................................................................................13 1.2.1 Bepaal de doelgroep ................................................................................13 1.2.2 Vind de doelgroep ...................................................................................13 1.3 ZORG VOOR DESKUNDIGE CONSULENTEN ........................................................................17 1.4 REGEL DE LOGISTIEKE ZAKEN ...................................................................................18 1.4.1 Installeer een afsprakenbureau ...................................................................18 1.4.2 Zoek een locatie en geschikte accommodatie ...................................................18 1.4.3 Schaf materialen aan ...............................................................................19 STAP 2 UITVOERING 1E CONSULT ............................................................................. 21 2.1 HET 1E CONSULT ..............................................................................................21 2.2 FORMULIEREN .................................................................................................22 2.2.1 Vragenlijst preventief consult .....................................................................24 2.2.2 Pictoblad ..............................................................................................33 2.2.3 Verslag 1e consult ...................................................................................34 2.2.4 Uw uitslag ............................................................................................37 2.2.5 Verwijzing ............................................................................................38 2.3 SCREENINGSINSTRUMENTEN HET DAGELIJKSE LEVEN .............................................................39 2.3.1 Alcoholgebruik .......................................................................................40 2.3.2 Valrisico...............................................................................................41 2.3.3 Veilig huis (verdiepingsinstrument) ..............................................................42 2.4 SCREENINGSINSTRUMENTEN PSYCHOSOCIALE FACTOREN .........................................................43 2.4.1 Levensvragen en zingeving .........................................................................44 2.4.2 Eenzaamheid .........................................................................................46 2.4.3 Mantelzorgbelasting (verdiepingsinstrument) ..................................................47 2.4.4 Ouderenmishandeling ...............................................................................48 2.4.5 Dementie (verdiepingsinstrument) ...............................................................50 2.4.6 Depressie .............................................................................................52 2.4.7 Depressie (verdiepingsinstrument) ...............................................................53 2.5 SCREENINGSINSTRUMENTEN LICHAMELIJKE FACTOREN ...........................................................55 2.5.1 Gehoor ................................................................................................56 2.5.2 Ondervoeding (verdiepingsinstrument) ..........................................................57 2.5.3 Body Mass Index (BMI) ..............................................................................59 2.5.4 Buikomvang (verdiepingsinstrument) ...........................................................60 2.5.5 Bloedsuiker ...........................................................................................61 2.5.6 Bloeddruk ............................................................................................62 STAP 3 UITVOERING VERVOLGCONSULT .................................................................... 63 3.1 HET VERVOLGCONSULT ........................................................................................63 3.2 FORMULIER MOTIVATIONAL INTERVIEWING......................................................................64 LITERATUURLIJST ............................................................................................... 65 BRONNENLIJST ................................................................................................... 68 BIJLAGE ADVISERING & VERWIJZING ......................................................................... 69 1 HET DAGELIJKSE LEVEN .....................................................................................71 2 PSYCHOSOCIALE FACTOREN ................................................................................85 3 LICHAMELIJKE FACTOREN ...................................................................................93
5
6
Inleiding Het preventieve ouderenconsult Deze werkmethodiek is een praktische handleiding bij de voorbereiding, de organisatie en de uitvoering van het preventieve ouderenconsult. Bij deze werkmethodiek staat de integrale en contextuele benadering voorop. Dat wil zeggen dat ouderen op diverse levensdomeinen worden gescreend en adviezen krijgen voor preventieve maatregelen, die op hun beurt weer worden geëvalueerd op de voortgang. Er worden geen diagnoses gesteld; er wordt gescreend op risico’s. Vilans adviseert bestaande en nieuw op te richten preventieve ouderenconsulten volgens het visiedocument en deze werkmethodiek te organiseren, zodat er landelijke uniformiteit ontstaat. Dat maakt het bovendien mogelijk onderzoek te doen naar de betekenis en de effecten van het preventieve ouderenconsult. In het visiedocument staan de visie, doelen, functies en het referentiekader voor het preventieve ouderenconsult beschreven. Het visiedocument vormt daarmee een onlosmakelijk onderdeel van deze werkmethodiek. Doel Het preventieve ouderenconsult heeft tot doel dat mensen zo lang mogelijk in goede gezondheid en zelfstandig kunnen blijven wonen en kunnen deelnemen aan de samenleving op een manier die bij hen past. Veranderingen in de tweede editie Dit betreft de tweede, verbeterde editie. De wijzigingen die zijn aangebracht ten opzichte van de eerste editie betreffen de volgende elementen: • Er is uitdrukkelijk aandacht besteed aan het welzijn naast de gezondheid • De onderwerpen ouder worden, zingeving, daginvulling, hulpverlening, seksualiteit, overgang, familie en vrienden, werk, buurt, ondervoeding en financiën zijn toegevoegd • De inhoud is geactualiseerd op basis van de meest recente landelijke standaarden • Het vervolgconsult is uitgewerkt. Er is een vragenlijst voor het vervolgconsult toegevoegd. • De indeling is gewijzigd Naamgeving In de eerste editie werd gebruik gemaakt van de werktitel Consultatiebureau voor ouderen (CbO). Deze benaming riep weerstand op, omdat het refereerde aan het consultatiebureau voor zuigelingen en peuters. Deze werktitel is nu losgelaten ten gunste van het tegenwoordig meer gangbare ‘preventieve ouderenconsult’. Het visiedocument1 dat aan dit preventieve ouderenconsult ten grondslag ligt, is niet gewijzigd en voert daarom nog steeds de werktitel Consultatiebureau voor Ouderen. Degene die het preventieve ouderenconsult uitvoert, noemen we in dit document ‘de consulent’, ongeacht de functie van deze persoon. In Stap 1 De voorbereiding wordt verder ingegaan op de deskundigheid van de consulent. Gebruikersgroep Bij de actualisering van de werkmethodiek is dankbaar gebruik gemaakt van de feedback van een klankbordgroep, bestaande uit Jenine Bijker, Stichting Icare; Rina Koning, Zorggroep Meander; Ingrid van Putten, Careyn en Riki van Overbeek, Vilans.
1
Consultatiebureau voor Ouderen Visiedocument, Vilans (2008)
7
8
Leeswijzer Deze werkmethodiek is opgebouwd als een stappenplan voor het voorbereiden, het organiseren en het uitvoeren van het preventieve ouderenconsult. Stap 1 behandelt de voorbereidende activiteiten, zoals het creëren van draagvlak, het bepalen en werven van de doelgroep, het inzetten van de juiste deskundigheid. Ook wordt in stap 1 de logistieke voorbereiding behandeld, zoals het afsprakenbureau, de locatie en accommodatie en de te gebruiken materialen. Stap 2 beschrijft de uitvoering van het preventieve ouderenconsult, zowel de wijze van uitvoering als de inhoud. Stap 3 beschrijft ten slotte de uitvoering van het vervolg consult. Als bijlage is in een apart document de ‘Advisering & Verwijzing’ opgenomen die consulenten tijdens de consulten als handvat kunnen gebruiken. Daar waar over ‘hij’ gesproken wordt, kan ook ‘zij’ gelezen worden.
9
10
Stap I Voorbereiding Voor een succesvol preventief ouderenconsult is het van belang voldoende draagvlak te hebben bij zowel de ouderen als de lokale gezondheidszorg- en welzijnswerkers. Daarnaast zal de keuze gemaakt moeten worden voor welke doelgroep het preventieve ouderenconsult ingericht gaat worden en zal vastgesteld moeten worden hoe de doelgroep bereikt kan worden. Tot slot is het nodig aandacht te besteden aan de deskundigheid van de consulenten.
1.1 Creëer draagvlak Van belang is om zowel bij de ouderen zelf, binnen de keten van lokale ouderenzorg en bij huisartsen voldoende draagvlak te creëren. De ouderen Voorop staat het vinden van draagvlak voor het preventieve consult bij de ouderen zelf. In sommige plaatsen zijn het de ouderen zelf die het initiatief hebben genomen voor het opzetten van preventieve ouderenconsulten. Daar waar ouderen niet zelf het initiatief nemen, zoeken de professionals contact met de ouderen, bijvoorbeeld via ouderenbonden, seniorenraden of cliëntenorganisaties om te zoeken naar aansluiting bij de behoefte van de ouderen. Als draagvlak bij ouderenorganisaties is gevonden, kan worden overgegaan tot het bekend maken van het bestaan van het preventieve ouderenconsult aan de grotere groep ouderen. Dit kan via algemene kanalen en via een specifieke benadering. De resultaten met alleen een algemene werving levert over het algemeen minder bereik van de doelgroep op dan de meer persoonlijke aanpak. Lokale ketenzorg Het preventieve ouderenconsult kan niet los staan van de sectoren wonen, welzijn en zorg en van de lokale voorzieningen en het is daarom noodzakelijk om de samenwerking en afstemming te zoeken met elkaar. Zo zal de consulent bij onderkenning van een ongezonde leefstijl de oudere stimuleren tot gedragsverandering en hem wijzen op de mogelijkheden (sport, clubs, verenigingen, cursussen, ontmoetingsplaatsen, voorzieningen) die lokaal aanwezig zijn. Ook zal de consulent mensen enthousiasmeren tot maatschappelijke participatie, zoals het doen van vrijwilligerswerk, burenhulp etc. Het preventieve consult spoort vroegtijdig gezondheidsrisico op, waarna verwezen zal worden naar de betreffende deskundigen, zoals huisarts, opticien, audicien, thuiszorg, etc. Een lokale sociale kaart is dan ook een noodzakelijke ondersteuning. De betrokken partijen zijn in de volgende tabel weergegeven. Afhankelijk van de lokale situatie kan deze worden aangepast en aangevuld.
11
Ouderen Ouderenbonden Seniorenraden Cliënten/patiëntenorganisaties Ouderenverenigingen
Wonen Woningcorporaties
Zorg Huisarts Thuiszorg Verzorgings- en verpleeghuizen/ woonzorgcentra GGZ Apotheek Ziekenhuis/revalidatiecentrum
Beleid & Financiers Gemeente GGD Zorgverzekeraar
Welzijn Stichting welzijn (ouderen) Ouderenadviseurs Vrijwilligersorganisaties Steunpunt mantelzorg WMO-loket Overig Werkgevers Fitnesscentra e.d. (Sport)verenigingen
Zorgkantoor Provincie
Tabel 1. Samenwerkingspartners
Huisartsen Huisartsen spelen altijd een belangrijke rol in de keten van de preventieve gezondheidszorg, zowel voor het draagvlak als in het diagnose- en behandeltraject. Het preventieve ouderenconsult kan in de huisartsenpraktijk plaatsvinden. Daar waar het preventieve ouderenconsult door een instelling wordt uitgevoerd, zal de consulent in voorkomende gevallen moeten kunnen terugvallen op de mogelijkheid van verwijzing naar de huisarts. De consulent en de huisarts zullen met elkaar afstemmen wanneer verwijzing noodzakelijk is. Het is raadzaam de huisarts zo vroeg mogelijk bij het ontwikkelproces te betrekken. Geadviseerd wordt tenminste de volgende onderwerpen met elkaar te bespreken: de uitgangspunten en de werkwijze van het preventieve ouderenconsult; het verkennen van mogelijkheden voor aansluiting op het beleid, dan wel de speerpunten in de huisartsenpraktijk, bijvoorbeeld t.a.v. cardiovasculair risico, polyfarmacie, het antirookbeleid; het verkennen van de mogelijkheid om de selectie en werving van ouderen via het huisartsenbestand te laten verlopen; inzicht geven in de advisering vanuit het preventieve ouderenconsult door het doornemen van de bijlage Advisering & Verwijzing en waar nodig deze af te stemmen met de inhoud van de advisering vanuit de huisartsenpraktijk; consensus over en zo nodig aanpassen van de criteria voor verwijzing, zoals geadviseerd in de bijlage Advisering & Verwijzing; de privacy van de gegevens; overeenkomstig de privacywetgeving kunnen klantgegevens worden overgedragen aan derden na akkoord van de betreffende oudere; de oudere zet hiervoor zijn handtekening; de logistiek, zoals de locatie waar de consulten plaatsvinden, de wijze van overdracht bij verwijzing.
12
1.2 Bepaal en vind de doelgroep In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan het bepalen, vinden, en werven van de doelgroep die men wil bereiken.
1.2.1 Bepaal de doelgroep Maak een keuze voor wie het preventieve ouderenconsult beschikbaar wordt gesteld. Hierbij kunnen lokale onderzoeken (o.a. van de GGD) een belangrijke rol spelen. Er kan bijvoorbeeld worden gekozen voor alle ouderen boven een bepaalde leeftijd (60/65/70 jaar) of voor de ouderen die een verhoogd risico lopen op gezondheids- of welzijnsproblemen, ofwel ouderen met een specifiek, in de regio veel voorkomend gezondheidsprobleem. Bepaal ook welke ouderen voor uitgesloten van deelname, bijvoorbeeld terminaal zieken. In deze paragraaf wordt vooral ingegaan op het vinden van verschillende risicogroepen, omdat bij risicogroepen met preventie veel gezondheidswinst (in de brede zin van fysieke, psychische en sociale gezondheid) te behalen valt. Risicogroepen Van een aantal groepen ouderen is een verhoogd risico op gezondheids- en welzijnsproblemen bekend. Dit zijn: • alleenstaande ouderen • oudere mantelzorgers • ouderen met een lage sociaaleconomische status (SES) • allochtone ouderen
1.2.2 Vind de doelgroep De hierboven geformuleerde sociologische definiëring van risicogroepen geeft echter nog geen duidelijk beeld van het risico van individuen. Om individuele ouderen met een verhoogd risico te bereiken kan gebruik gemaakt worden van verschillende methodes, al of niet aanvullend aan elkaar. Screeningsinstrumenten voor opsporing risicogroepen Er zijn twee goede instrumenten om kwetsbaarheid van ouderen te meten: • Groninger Frailty Indicator • Tilburger Frailty Indicator. Hieronder worden beide instrumenten beschreven. De Frailty Indicator kan als vragenlijst worden verzonden aan een brede doelgroep ouderen met het verzoek de vragen te beantwoorden. Als uit de antwoorden een kwetsbaarheid geconstateerd wordt, wordt de oudere uitgenodigd voor een preventief consult. In de begeleidende brief wordt uitgelegd, waartoe de vragenlijst dient en wat er met het resultaat gebeurt. Uiteraard krijgen de ouderen altijd de uitslag van de vragenlijst, ongeacht de al of niet daarop volgende uitnodiging voor het preventieve ouderenconsult. De privacy hierover moet zijn gewaarborgd.
13
Groningen Frailty Indicator (GFI) 2
De Groninger Frailty Indicator (GFI) is een valide screeningsintrument om kwetsbaarheid van de individuele oudere te bepalen. De vragen Bij de volgende vragen betekent ‘geheel zelfstandig’: zonder hulp van anderen. Het gebruik van een hulpmiddel zoals stok, rollator, rolstoel geldt als geheel zelfstandig. 1. Kunt u geheel zelfstandig boodschappen doen? ja 2. Kunt u geheel zelfstandig buitenshuis rondlopen(om het huis, naar de buren) ja 3. Kunt u geheel zelfstandig aan- en uitkleden? ja ja 4. Kunt u geheel zelfstandig van en naar het toilet gaan ? 5. Welk rapportcijfer geeft u zichzelf voor uw lichamelijke fitheid? (Geef een cijfer tussen 1 en 10. 1 is heel slecht, 10 is uitstekend) ……………. 6. Ondervindt u problemen in het dagelijkse leven doordat u slecht ziet? ja 7. Ondervindt u problemen in het dagelijkse leven doordat u slecht hoort? ja 8. Bent u in de afgelopen 6 maanden veel afgevallen, zonder dat u dat wilde? ja ja 9. Gebruikt u op dit moment 4 of meer verschillende soorten medicijnen ja soms 10. Heeft u zelf of heeft uw familie klachten over uw geheugen? 11. Ervaart u wel eens een leegte om u heen? ja soms ja soms 12. Mist u wel eens mensen om u heen? 13. Voelt u zich wel eens in de steek gelaten? ja soms 14. Heeft u zich de laatste tijd somber of neerslachtig gevoeld? ja soms ja soms 15. Heeft u zich de laatste tijd nerveus of angstig gevoeld?
nee nee nee nee
nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee
Scoring Vraag 1 t/m 4 Vraag 6 t/m 9 Vraag 10 Vraag 11 t/m 15 Vraag 5
Antwoord: ja Antwoord: soms Antwoord: nee 0 punten 1 punt 1 punt 0 punten 1 punt 0 punten 0 punten 1 punt 1 punt 0 punten Score 0-6: 1 punt Score 7-10: 0 punten
De nullen en enen optellen tot een totaalscore van minimaal 0 en maximaal 15 punten. Een score van 4 of hoger geeft een indicatie van kwetsbaarheid.
2
Steverdink, N. et al. (2001)
14
Tilburg Frailty Indicator (TFI)3 Deel B van de Tilburg Frailty Indicator is een valide screeningsinstrument om kwetsbaarheid van individuele ouderen te meten en is een voorspeller van het verlies van kwaliteit van leven. Het bestaat uit 8 lichamelijke componenten, 4 psychische componenten en 3 sociale componenten. De vragen ja nee 1 Voelt u zich lichamelijk gezond? 2 Bent u de afgelopen periode veel afgevallen zonder dit te willen? ja nee (veel is: 6 kilo of meer in de afgelopen 6 maanden of 3 kilo of meer in de afgelopen maand) Hebt u problemen in het dagelijks leven door: 3 … slecht lopen ja nee 4 … het slecht kunnen bewaren van uw evenwicht ja nee 5 … slecht horen ja nee 6 … slecht zien ja nee ja nee 7 … weinig kracht in uw handen 8 … lichamelijke moeheid ja nee 9 10 11 12
Heeft u klachten over uw geheugen? Heeft u zich de afgelopen maand somber gevoeld? Heeft u zich de afgelopen maand nerveus of angstig gevoeld? Kunt u goed omgaan met problemen?
13 Woont u alleen? 14 Mist u wel eens mensen om u heen? 15 Ontvangt u voldoende steun van andere mensen?
ja ja ja ja
soms soms soms nee
ja ja ja
nee soms nee
nee nee nee
nee
Scoring
1 2 t/m 8 9 10 en 11 12 13 14 15
ANTWOORD: JA 0 punten 1 punt 1 punt 1 punt 0 punten 1 punt 1 punt 0 punten
ANTWOORD: SOMS 0 punten 1 punt 1 punt -
ANTWOORD: NEE 1 punt 0 punten 0 punten 0 punten 1 punt 0 punten 0 punten 1 punt
De nullen en enen optellen tot een totaalscore van minimaal 0 en maximaal 15 punten. Een score van 5 of hoger geeft een indicatie van kwetsbaarheid. Benadering risicogroepen Voor het bereiken van deze ‘risicogroepen’ is een goede samenwerking belangrijk met intermediairs zoals thuiszorgmedewerkers, huisartsen, (vrijwillige en beroepsmatige) ouderenadviseurs, allochtone zorgconsulenten, maatschappelijk werkers, religieuze leiders en anderen. Zij hebben contacten met ouderen en kunnen signalen doorgeven of de oudere verwijzen naar het preventieve consult. • Gebruik een outreachende aanpak. Houd er rekening mee dat daarvoor tijd nodig is;
3
Gobbens, R.J.J. et al. (2009)
15
• • • • • • •
Sluit aan bij bestaande groepen, zoals vrouwenverenigingen of gebedsgroepen, om informatie te geven over het doel en het nut van het preventieve ouderenconsult; Wees creatief: soms is groepsvoorlichting effectiever dan individuele consulten; Overweeg huisbezoeken; Bij taalproblemen en/of analfabetisme: maak gebruik van het pictoblad (zie 2.2.2); een tolk, een welzijnswerker of opbouwwerker van allochtone afkomst kunnen hulp bieden; Omdat bij mensen met een lage SES ouderdomsproblemen eerder ontstaan4 is het zinvol voor deze groep de leeftijdsgrens van 50 jaar niet te verhogen; Houd rekening met cultuuraspecten. Voor sommige culturen betekent dit een gescheiden benadering voor mannen en vrouwen; Het is belangrijk dat consulenten die het ouderenconsult uitvoeren een vertrouwensband opbouwen met sleutelfiguren (bv. met opbouw- of welzijnswerkers, verzorgenden in de thuiszorg).
Algemene werving Algemene werving kan plaatsvinden middels publiciteitskanalen. Een mix van (mondelinge, audiovisuele en schriftelijke) communicatiemiddelen is het meest effectief.5 Promotiemogelijkheden zijn: berichtgeving over een officiële opening; presentaties op bijeenkomsten / congressen; een telefoonlijn voor vragen / aanmeldingen; berichten in de lokale media (krant, radio, tv, kabelkrant); bladen van ouderenbonden of -organisaties; magazines of ledenbladen, nieuwsbrieven en websites van zorg- en dienstverleners; poster, affiches, folders in wachtkamers en openbare ruimtes of in gemeentelijke zorgloketten; mondelinge reclame van medewerkers in de zorg en dienstverlening. Specifieke werving Bepaal aan de hand van de gekozen doelgroep welke specifieke werving het meest effectief is. Voorbeelden zijn: Informatiepakketten die gemeentes sturen aan inwoners als ze 65 jaar worden, eventueel wijkgericht; Persoonlijke berichtgeving door een selectie van een vooraf vastgestelde doelgroep binnen de huisartsenpraktijk, b.v. alle ingeschreven patiënten van x leeftijd; of boven x leeftijd; of ouderen die (bijna) nooit op het spreekuur komen; Een persoonlijke uitnodiging voor leden van een welzijns- of thuiszorgorganisatie; Een aanbod aan verzekerden van een zorgverzekeraar als onderdeel van het aanvullende pakket De koppeling aan andere lokale activiteiten, zoals een fittest; Contact leggen naar aanleiding van signalen van zorg- en hulpverleners, de welzijnswerker, de mantelzorgconsulent; Bewoners van woon-zorgcomplexen in wijken met een lage sociaaleconomische status. Specifieke werving moet uiteraard binnen de grenzen van de privacywetgeving gebeuren.
4 5
Cherkas e.a. (2006) www.diabeteszorgbeter.nl
16
Slimme combinaties Een goed wervend effect is er ook als de oudere bij het preventieve consult kan profiteren van een leuk aanbod. Zo kon een oudere in Twente na het preventieve consult een keer gratis naar het zwembad. De uitvoeringsorganisatie had hiervoor afspraken gemaakt met het lokale zwembad. Een win-win situatie voor beide organisaties.
1.3 Zorg voor deskundige consulenten Functies Preventieve ouderenconsulten kunnen door diverse organisaties worden uitgevoerd, zoals door huisartsenpraktijken, thuiszorgorganisaties, bij GGD, GGZ of in welzijnsorganisaties. De uitvoering hiervan kan dan ook door diverse functies worden uitgevoerd, bijvoorbeeld de praktijkverpleegkundige in de huisartspraktijk of bij de wijkverpleegkundige in de thuiszorg. Ook kan in dit verband de samenwerking binnen de keten worden onderzocht en zijn combinaties mogelijk van uitvoering door welzijnsconsulenten of maatschappelijk werkenden met werkers in de gezondheidszorg. Het is goed te realiseren dat elk van deze disciplines zijn eigen specialisatie heeft. De problematiek van de doelgroep en de lokale samenwerkingsmogelijkheden dienen hierin leidend te zijn, rekening houdend met de holistische benadering6. Competenties De kwaliteit en de effectiviteit van het preventieve ouderenconsult zijn direct verbonden aan de deskundigheid en ervaring van de consulent. Nodig is: • Affiniteit met ouderen; • Kennis en expertise op het gebied van sociale samenhang, welzijn, gerontologie en geriatrie en het hoe en waarom van een gezonde leefstijl; • Vaardigheid in motivatie- en gesprekstechnieken voor de gezondheidsbevordering; • Alertheid op de samenhang tussen lichamelijke, geestelijke, cognitieve en sociale aspecten; zie het visiedocument Consultatiebureau voor Ouderen7; • Kunnen werken vanuit de attitude van zorg voor gezondheid in plaats van ziektezorg, onder het motto ‘Welzijn komt voor zorg en voorkómt zorg’; • Bewust zijn van eigen houding en opvattingen en hierop kunnen reflecteren met collega’s; • Kennis van de lokale sociale kaart; • Persoonlijke contacten met het werkveld ‘wonen, welzijn en zorg’. De hier genoemde competenties vragen voor de uitvoering van het preventieve ouderenconsult om een functionaris met tenminste HBO-opleidingsniveau. Voor een competentieprofiel, zie bijlage 4 in het visiedocument. Cursussen en trainingen Voor de uitvoering van het preventieve ouderenconsult worden speciale cursussen en trainingen aangeboden op het gebied van de werkmethodiek, het motiveren tot gewenst gedrag, veroudering, samenwerken in de keten en het hoe en waarom van een gezonde leefstijl.8
6 7 8
Consultatiebureau voor Ouderen Visiedocument, Vilans (2008) Consultatiebureau voor Ouderen Visiedocument, Vilans (2008) www.vilans.nl, www.de-aventurijn.nl
17
1.4 Regel de logistieke zaken Naast de voorbereidende activiteiten wordt er ook een aantal logistieke zaken geregeld. Het preventieve ouderenconsult moet een plek zijn, waar de oudere zich prettig en welkom voelt. Een goed werkend afsprakenbureau is hierin vereiste, het is immers vaak het eerste contact voor de oudere. Ook een prettige locatie en de juiste materialen dragen hieraan bij.
1.4.1 Installeer een afsprakenbureau Voor de planning van de afspraken is het verstandig een afsprakenbureau in te richten, dan wel deze onder te brengen bij een bestaand afsprakenbureau. Aanmelding Aanmelden kan bijvoorbeeld via een antwoordkaart, een speciale telefoonlijn of via internet. Bij het maken van de afspraak worden de eventuele toelatingscriteria zoals die door de organisatie geformuleerd zijn in ‘Stap 1, Bepaal de doelgroep’ getoetst. De (telefonische) afspraak wordt schriftelijk bevestigd. Vragenlijst opsturen Eén tot twee weken voor de afspraak kan de vragenlijst naar de oudere opgestuurd worden. Geef de oudere de keuze om de vragenlijst al of niet in te vullen. Voor ouderen uit de risicogroepen kan het namelijk lastig of onmogelijk zijn om de vragenlijst in te vullen (i.v.m. problemen met de taal, analfabetisme of laaggeletterdheid). Als de oudere de vragenlijst niet heeft ingevuld kan tijdens het consult het pictoblad gebruikt worden om de informatie te verkrijgen. Duur consult Het preventieve consult duurt ongeveer 60 minuten. Daarnaast is tien minuten administratietijd nodig. Een vervolgconsult kan in sommige gevallen korter duren, afhankelijk van de inhoud van het consult, de adviezen en de testen. Frequentie consult Het preventieve ouderenconsult is een vorm van periodieke zorg. Dat betekent dat ouderen herhaaldelijk op consult komen. Als er geen duidelijke gezondheidsrisico’s zijn geconstateerd, wordt de volgende frequentie geadviseerd: • 50-60 jaar één keer per drie jaar • 60-70 jaar één keer per twee jaar • 70 jaar en ouder één keer per jaar De consulent bepaalt samen met de oudere of het gezondheidsrisico aanleiding geeft tot een andere frequentie.
1.4.2 Zoek een locatie en geschikte accommodatie De werkmethodiek van het preventieve consult kan in elke locatie worden toegepast. Een aantal voorbeelden van locaties waar het consult kan plaatsvinden: • In een gezondheidscentrum of huisartsenpraktijk, een buurthuis, een woon-zorgcomplex of bij een zorg- of welzijnsorganisatie; • Thuis bij de oudere;
18
•
In een bus met een consultatieruimte, bijvoorbeeld in een plattelandsregio waar onvoldoende mogelijkheid is voor ouderen om zich te verplaatsen met openbaar vervoer of wanneer ouderen onvoldoende mobiel zijn; een gemeentelijke vergunning is noodzakelijk.
Eisen locatie • Laagdrempelig: men gaat gemakkelijker naar een wijkgebouw of buurtcentrum dan naar een verpleeghuis; • Korte reisafstand voor de oudere, dus zoveel mogelijk in wijken waar veel ouderen wonen; een langere afstand zorgt voor meer bezwaren om te komen; • Goede bereikbaar met auto en openbaar vervoer. Eisen accommodatie • Toegankelijk met rollator of rolstoel; • Ontvangstbalie / -ruimte (met informatiefolders, kapstok); • Koffie en thee; • Voldoende privacy: goed afsluitbare en geluidsdichte (spreek)ruimte; • Rustige en sfeervolle ruimte; • Wastafel met warm en koud water; • Aanwezigheid telefoon / eventueel een computer; • Vier meter vrije ruimte (voor de screening op valrisico).
1.4.3 Schaf materialen aan Voor het uitvoeren van het ouderenconsult beschikt de consulent over een aantal materialen om testen te kunnen uitvoeren en om registratie te kunnen verzorgen. In onderstaande tabel vindt u een materialen-overzicht. Eenmalige aanschaf Computer Weegschaal Lengtemeter met muurbevestiging Meetlint Extra stoel en stopwatch (meting valrisico) Bloeddrukmeter met normaal en extra brede manchet Glucosemeter Prikpen voor capillair bloedprikken Naaldcontainer Bekkentje(s) De werkmethodiek Opbergdoosje voor pleisters Opbergsysteem voor informatiemateriaal Bewegwijzering
Verbruiksmateriaal Glucosestrips Naaldjes behorend bij de prikpen Ontsmettingsmiddel/-doekjes; tissues Pleistertjes Controlevloeistof voor glucosemeter Vragenlijst Verslagen 1e consult Kaartjes ‘Uw uitslag’ om mee te geven Verwijsformulieren Verdiepingstest(en) door oudere in te vullen Voorlichtingsmateriaal (folders/brochures) Tape voor afplakken afstand voor screening op valrisico Up-to-date locale sociale kaart (Brief)papier en enveloppen
Tabel 2. Benodigde materialen
19
20
Stap 2 Uitvoering 1e consult Nadat alle voorbereidende activiteiten zijn uitgevoerd en de logistieke organisatie is geregeld, kan overgegaan worden tot de uitvoering van het preventieve ouderenconsult. Ieder 1e consult heeft twee doelen: 1) Er vindt een uitgebreide screening plaats op gezondheid en welzijn van de oudere; 2) Er worden adviezen gegeven voor mogelijke leefstijlverandering(en), eventueel via een verwijzing. In dit hoofdstuk worden de fasen van het 1e consult (2.1) en de daarbij te gebruiken formulieren (3.2) besproken. Vervolgens worden alle screeningsinstrumenten een voor een toegelicht. Deze zijn onderverdeeld in: • Screeningsinstrumenten Het dagelijkse leven (3.3) • Screeningsinstrumenten Psychosociale factoren (3.4) • Screeningsinstrumenten Lichamelijke factoren (3.5)
2.1 Het 1e consult Ieder consult bestaat uit de onderstaande opeenvolgende fasen: • De intake • Het onderzoek • De analyse • De advisering & verwijzing • De afronding Intake Het doel van de intake is om zoveel mogelijk relevante informatie te verzamelen. Het is belangrijk dat hierin voldoende ruimte is voor het eigen verhaal van de oudere. Tijdens deze fase kan de consulent gebruik maken van: • de door de oudere vooraf ingevulde vragenlijst • de antwoorden op verdiepende vragen door de consulent • het pictoblad Pictoblad9 Het pictoblad wordt gebruikt als de oudere, om wat voor reden dan ook, de vragenlijst niet heeft ingevuld. Het pictoblad is een hulpmiddel om alle onderwerpen uit de vragenlijst aan de orde te stellen. De consulent kan tijdens het gesprek de vragenlijst invullen a.d.h.v. de antwoorden die de oudere geeft. Op deze manier kan alle relevante informatie verzameld worden als de oudere de vragenlijst niet heeft ingevuld. Voor deze werkwijze is meer tijd nodig dan de eerder aangegeven 60 minuten. Onderzoek Tijdens de fase van het onderzoek worden specifieke punten geobserveerd en worden de volgende testen uitgevoerd: • Valrisico
9
Afkomstig van Sclera picto’s (www.sclera.be)
21
• • • • • • •
Levensvragen en zingeving Mishandeling Dementie Het gehoor Gewicht en lengte (die leiden tot de BMI) en de buikomvang Bloedsuiker Bloeddruk
Analyse Op grond van alle verzamelde informatie (uit de intake en het onderzoek) stelt de consulent samen met de oudere kansen en risico’s vast. Zowel de gunstige, beschermende aspecten als ook de risico’s worden besproken. Nadrukkelijk wordt nog gemeld dat het preventieve ouderenconsult geen diagnoses stelt, maar screent op risico’s. Advisering & verwijzing Op grond van de analyse en de daarin vastgestelde kansen en risico’s krijgt de oudere een of meerdere adviezen over de mogelijkheden om de gezondheid en het welzijn te bevorderen en/of in stand te houden. De consulent adviseert de oudere over eventuele gedragsveranderingen t.a.v. de leefstijl en houdt hierbij rekening met de individuele mogelijkheden van de oudere. Belangrijk uitgangspunt is dat het accent niet zo zeer ligt op de risico’s en beperkingen, maar vooral op de mogelijkheden van de oudere en zijn autonomie. Indien nodig vindt verwijzing plaats naar de huisarts of een andere instantie. De gegevens van de oudere kunnen naar de verwijzer worden gestuurd, als daarvoor met een handtekening (in het verslag) toestemming is gegeven door de oudere. In de bijlage Advisering & Verwijzing is een inhoudelijke toelichting te vinden. Wat geef je ouderen mee? Omdat in het algemeen alleen mondeling advies onvoldoende beklijft, is het belangrijke om ook schriftelijke informatie mee te geven. De oudere ontvangt na afloop van het consult: • Het formulier ‘Uw uitslag’, waarop de uitkomsten van de testen en de adviezen staan; hierop wordt ook aangegeven wanneer een volgende afspraak is gepland; • Een eventuele verwijzing; • Relevante gezondheids- en welzijnsinformatie. In de bijlage Advisering & Verwijzing worden suggesties gedaan voor geschikte consumenteninformatie. Afronding Nadat de adviezen en een eventuele verwijzing zijn gegeven, vindt de afrondingsfase plaats. Tijdens de afronding wordt het consult geëvalueerd, waarbij vooral de feedback van de oudere belangrijk is. De consulent vat het geheel nog eens samen en nodigt de oudere uit voor het vervolgconsult. De consulent legt uit dat het vervolgconsult bedoeld is om nog eens terug te kijken op de gegeven adviezen en of de oudere daarmee voldoende uit de voeten kan.
2.2 Formulieren In deze paragraaf zijn alle formulieren die gebruikt worden tijdens het 1e consult opgenomen. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de gebruikte formulieren tijdens de verschillende fasen. Daarna volgt per formulier een korte beschrijving waarna alle formulieren volgen.
22
Fase consult Intake Onderzoek Analyse Advisering & verwijzing Afronding
Formulier(en) Vragenlijst 1e consult Pictoblad Uitslagenblad op verslag 1e consult Verslag 1e consult Verslag 1e consult Formulier Verwijzing Klantkaart - Uw uitslag Gezondheidsinformatie
Tabel 3. Formulieren 1e consult
Vragenlijst 1e consult In de vragenlijst zijn vragen opgenomen over de volgende onderwerpen: • Algemene gegevens: personalia, samenstelling huishouden, opleiding en beroep; • Uw dagelijkse leven: eten en drinken, slapen, bewegen, zelfredzaamheid (waaronder ook financiële situatie), seksualiteit; • Uw welbevinden: algemeen, contacten, zorg voor anderen, gebeurtenissen, stemming; • Uw gezondheid: algemeen, medicijnen, waarneming, ademhaling/roken, transpiratie, toiletgang. De vragenlijst voor het 1e consult is als formulier te downloaden via www.vilans.nl. Pictoblad Op het pictoblad zijn de onderwerpen in dezelfde volgorde te vinden zoals in de vragenlijst zijn opgenomen. Verslag 1e consult Het verslag van het consult wordt door de consulent ingevuld tijdens het consult. Hierin doet de consulent verslag van: • De resultaten van de screeningsinstrumenten (onderzoeksfase) • De analyse die met de oudere is gemaakt a.d.h.v. alle verzamelde informatie uit intake- en onderzoeksfase (analysefase) • De conclusies die gezamenlijk met de oudere zijn getrokken (advisering & verwijzing) • De evaluatie van het consult (afrondingsfase) Uw uitslag De uitslagen van de metingen en de gegeven adviezen worden op dit formulier ingevuld en meegegeven met de oudere. Er worden tijdens het consult veel onderwerpen besproken, waardoor het voor de oudere prettig is om deze informatie ook op schrift mee te krijgen. Verwijzing Indien verwijzing plaatsvindt kan dit op twee manieren gedaan worden, in overleg met de oudere te kiezen: • Het verwijsformulier kan worden meegegeven met de oudere, die hem vervolgens zelf aan de hulpverlener overhandigt bij zijn afspraak; • De consulent kan het verwijsformulier naar de hulpverlener sturen. In dat geval is een handtekening voor akkoord van de oudere wettelijk verplicht. Deze kan in het Verslag worden vastgelegd. Eventueel kan er (telefonisch) een warme overdracht plaatsvinden.
23
2.2.1 Vragenlijst preventieve consult Wilt u onderstaande vragen beantwoorden en het formulier meenemen naar het consult?
1
Algemene gegevens
1.1
Uw gegevens
In te vullen door de consulent
Datum
: ……………………………………
Locatie
: ……………………………………
Consulent
: ……………………………………
Voorletter(s): …………………………… Naam: …………………………………………………………… man vrouw Straat en huisnummer: ……………………………………………………………………………………………………………………… Postcode: ………………………………… Woonplaats: …………………………………………………………………………………… Telefoonnummer: ……………………………………………………………………………………………………………………………… E-mail: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Geboortedatum: ………………………………………………………………………………………………………………………………… Geboorteplaats/land: ………………………………………………………………………………………………………………………… Huisarts: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Religie: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
1.2
De samenstelling van uw huishouden
Wat is uw burgerlijke staat?
Uit hoeveel personen bestaat uw huishouden? Heeft u kinderen? Heeft u kleinkinderen?
1.3
gehuwd samenwonend ongehuwd weduw(e)/naar gescheiden 1 2 3 meer nee, ik heb geen kinderen ja, ik heb …… [aantal] kinderen nee, ik heb geen kleinkinderen ja, ik heb …… [aantal] kleinkinderen
Uw opleiding en beroep
Wat is uw hoogst genoten opleiding die u met succes afrondde?
lagere school / geen onderwijs lager of middelbaar beroepsonderwijs / algemeen middelbaar beroepsonderwijs hoger beroepsonderwijs / universitair onderwijs anders, nl. ……………………………………
Wat is/was uw beroep? Wat is/was het beroep van uw partner?
24
1.4
Uw vragen / gespreksonderwerpen
Heeft u vragen of onderwerpen die u in het consult aan de orde wilt brengen?
2
Uw dagelijkse leven
2.1
Eten en drinken
Eet u elke dag een ontbijt? Eet u vlees, vis of sojaproducten? Eet u volkoren brood? Eet u elke dag fruit? Eet u elke dag groente of rauwkost? Gebruikt u voedingssupplementen (vitamines, mineralen)? Volgt u een dieet?
Hoe is uw eetlust? Als u last heeft van een slechte eetlust, wat is daarvan volgens u de oorzaak? Hoeveel drinkt u meestal per dag? Hierbij hoort alle vocht, dus ook water, thee, koffie, soep, pap of yoghurt enz. Drinkt of eet u dagelijks (karne)melk, yoghurt of vla? Hoe vaak drinkt u alcoholhoudende drank?
Hoeveel glazen alcohol drinkt u op een typische dag als u drinkt? Hoe vaak dronk u 6 of meer glazen per gelegenheid in het afgelopen jaar? Heeft u een gebitsprothese? Zo ja, past deze nog goed?
Ja soms vaak wel (bijna) nooit Ja, elke dag soms vaak wel (bijna) nooit Ja, elke dag soms vaak wel (bijna) nooit ja, 2 stuks niet elke dag ja, 1 stuks (bijna) nooit ja, veel niet elke dag ja, weinig (bijna) nooit nee ja, namelijk …………………………………………… nee ja, in verband met mijn gewicht ja, in verband met een aandoening (meestal) goed matig slecht
12 kopjes/glazen of meer 9 – 11 kopjes/glazen 6 – 8 kopjes/glazen 5 kopjes/glazen of minder ja, 3 keer of meer niet elke dag ja, 1-3 keer (bijna) nooit nooit maandelijks of minder 2 – 4 keer per maand 2 – 4 keer per week 4 of meer keer per week geen 3 of 4 7-9 1 of 2 5 of 6 10 of meer nooit maandelijks minder dan maandelijks wekelijks nee ja ja nee
25
2.2
Slapen
Hoe gaat het: • inslapen • doorslapen • wakker worden Voelt u zich energiek als u wakker wordt? Zo niet, waardoor denkt u dat dit komt? Is uw slaapritme de laatste tijd veranderd? Slaapt u ook op andere tijden dan ’s nachts? Wanneer? Snurkt u? Heeft u of uw partner last van uw snurken?
2.3
moeilijk moeilijk ik word (te) vroeg wakker
ja
soms
nee
nee nee
een beetje soms
ja ja
nee nee
soms soms
ja ja
Bewegen
Hoeveel dagen per week bent u intensief aan het bewegen? Met intensief bewegen bedoelen we dat uw hartslag ervan omhoog gaat. Dit kan bij stevig huishoudelijk werk of bij flink werken in de tuin, bij fietsen of wandelen of een andere actieve sport. Hoe lang beweegt u dan gemiddeld?
Is dit door het hele jaar gelijk? Heeft u last van zware benen? Bent u gevallen in het afgelopen jaar? Indien ja, hoeveel keer bent u gevallen? Als u gevallen bent, had u hiervan verwondingen? Bent u bang om te vallen?
2.4
goed goed goed
elke dag 5 dagen of meer per week 3-4 dagen per week 0-2 dagen per week
meer dan een uur 30 – 60 minuten 15 – 30 minuten minder dan 15 minuten ja nee nee soms ja nee ja 0 keer 1 keer 2 of meer keer nee, geen verwondingen ja nooit of zelden regelmatig of vaak
Zelfredzaamheid
Bent u regelmatig buiten?
Kunt u zelf een douche of bad nemen?
ja, (bijna) elke dag ja, 3 – 5 keer per week ja, 1 – 2 keer per week niet vaak, (bijna) nooit ja, zonder moeite ja, met enige moeite ja, met veel moeite alleen met hulp nee, dat kan ik niet ja, zonder moeite
26
Kunt u de nagels van uw tenen knippen?
Kunt u buitenshuis vijf minuten aan een stuk lopen zonder stil te staan?
Kunt u van uw eigen of het openbaar vervoer gebruik maken?
ja, met enige moeite ja, met veel moeite alleen met hulp nee, dat kan ik niet ja, zonder moeite ja, met enige moeite ja, met veel moeite alleen met hulp nee, dat kan ik niet ja, zonder moeite ja, met enige moeite ja, met veel moeite alleen met hulp nee, dat kan ik niet
Maakt u gebruik van een hulpmiddel om u te verplaatsen?
nee ja, een stok ja, een rollator ja, een scootmobiel ja, anders nl.
Kunt u uw tijd goed invullen?
ja, meestal soms wel, soms niet nee ja nee
Doet u activiteiten buitenshuis? Bent u geïnteresseerd om iets voor een ander te doen, of vrijwilligerswerk te doen?
nee
ja
Hoe ervaart u uw financiële situatie?
Krijgt u hulp van iemand uit uw omgeving? Bijvoorbeeld voor uw huishouden, uw tuin, uw financiën of uw persoonlijke verzorging Hoe ervaart u dit? Krijgt u professionele hulp van een organisatie?
Hoe ervaart u dit? Heeft u behoefte aan (meer) ondersteuning?
nee, ik heb geen hulp nodig ja ik krijg geen hulp, maar zou dit wel willen goed matig slecht ik voel me bezwaard nee, ik heb geen hulp nodig nee, maar ik zou dit wel willen ja goed matig slecht ik voel me bezwaard nee ja
27
2.6
Seksualiteit
Heeft u op dit moment last van overgangsklachten? Hoe tevreden bent u over hoe seksualiteit een rol speelt in uw leven?
3
Uw welbevinden
3.1
Algemeen
nee
ja
Welk gezicht komt het meest overeen met uw stemming? Hoe is het voor u om ouder te worden? Hoe ziet u de toekomst?
Wilt u dit toelichting? Put u steun uit spiritualiteit of religie? Heeft u voldoende energie om te doen wat u wilt doen? Kunt u zich goed ontspannen?
3.2
ja, uit …………………………………………………… nee ja, meestal ja, meestal nee
soms nee soms wel, soms niet
Contacten
Hoe ervaart u het leven met uw partner? Geen partner Hoe ervaart u het contact met uw (klein)kinderen Geen (klein)kinderen Hoe tevreden bent u over de intimiteit en nabijheid van anderen in uw leven? Hoe voelt u zich in uw buurt? Hoe zijn uw contacten in de buurt? Wat zou u anders willen in uw buurt?
28
Welke van de volgende uitspraken is het meest op u van toepassing en in welke mate? Er is altijd wel iemand in mijn omgeving bij wie ik met mijn dagelijkse probleempjes terecht kan. Ik mis een echt goede vriend of vriendin.
zeker
Ik ervaar een leegte om mij heen.
zeker
Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen. Ik mis gezelligheid om mij heen.
zeker
Ik vind mijn kring van kennissen te beperkt.
zeker
Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen. Er zijn voldoende mensen met wie ik mij nauw verbonden voel. Ik mis mensen om me heen.
zeker
Vaak voel ik me in de steek gelaten.
zeker
Wanneer ik daar behoefte aan heb, kan ik altijd bij mijn vrienden terecht.
zeker
3.3
zeker
zeker zeker
min of meer zeker niet min of meer zeker niet min of meer zeker niet min of meer zeker niet min of meer zeker niet min of meer zeker niet min of meer zeker niet min of meer zeker niet min of meer zeker niet min of meer zeker niet min of meer zeker niet
Zorg voor anderen
Geeft u hulp aan iemand uit uw directe omgeving die hulpbehoevend is? Als dit zo is, hoeveel uur per week biedt u die hulp gemiddeld? Sommige mensen voelen zich belast door de verzorging van een ander, voor anderen geldt dit minder. Voelt u zich belast door deze verzorging?
3.4
zeker
ja nee ja nee ja nee ja nee ja nee ja nee ja nee ja nee ja nee ja nee ja nee
nee ja, aan 1 – 4 uur 9 – 19 uur 5 – 8 uur 20 uur of meer nee, niet of nauwelijks min of meer ja, ik voel me wel belast ja, ik voel me overbelast
Gebeurtenissen
Welke van de onderstaande gebeurtenissen/situaties hebben zich in uw leven voorgedaan en hoe voelde u zich daarover in de afgelopen maand? Vul ‘niet van toepassing’ in (n.v.t.) als de situatie zich in uw leven niet voordeed. Een verandering in de arbeidssituatie van uzelf of van uw partner. N.v.t. Een ernstige ziekte van uzelf of een ernstige ziekte of overlijden van iemand uit uw directe omgeving.
N.v.t.
Een ruzie of conflict. N.v.t.
29
De verhuizing van uzelf of van een voor u belangrijk persoon.
N.v.t.
Echtscheiding of de verbreking van de relatie met uw partner.
N.v.t.
Was u slachtoffer van een beroving, diefstal, mishandeling of andere nare ervaringen?
N.v.t.
Was iemand uit uw directe omgeving slachtoffer van een beroving, diefstal, mishandeling?
N.v.t.
3.5
Stemming
Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is? Bent u het grootste deel van de tijd gelukkig? Voelt u zich moedeloos of bedroefd? Hebt u het idee dat uw situatie hopeloos is?
4
Uw gezondheid
4.1
Algemeen
Hoe ervaart u over het algemeen uw gezondheid? Bent u onder behandeling of medische controle? Door wie wordt u behandeld of begeleid? Bent u in het afgelopen jaar ziek geweest? Zo ja, wat heeft u gehad? Bent u in de afgelopen 5 jaar opgenomen geweest in het ziekenhuis? Welke aandoeningen heeft u in de afgelopen 10 jaar gehad, of heeft u nog?
Indien u diabetes heeft aangekruist, laat u uw bloedsuiker dan 4 keer per jaar controleren? Komt een van de volgende aandoeningen voor in de familie?
nee ja nee nee
ja nee ja ja
goed redelijk nee ja, voor de huisarts andere hulpverlener, nl. nee ja nee
slecht de specialist
ja, voor
aandoening aan het hart vaatziekte een beroerte diabetes/suikerziekte hoge bloeddruk longziekte botontkalking of artrose psychische aandoening anders, nl. ja nee N.v.t. aandoening aan het hart vaatziekte een beroerte diabetes/suikerziekte hoge bloeddruk longziekte psychische aandoening anders, nl.
30
4.2
Medicijnen
Wilt u een overzicht van uw medicijnen meenemen naar het preventieve consult? Gebruikt u op dit moment medicijnen op voorschrift van een arts of specialist? Is het u duidelijk waarvoor u deze medicijnen gebruikt? Heeft u behoefte aan informatie over uw medicijnen? Als u medicijnen gebruikt, neemt u die dan altijd volgens voorschrift? Heeft u in de afgelopen 3 maanden kalmeringsmiddelen of slaapmiddelen gebruikt? Zo ja, hoe lang gebruikt(e) u deze middelen?
Gebruikt u medicijnen zonder recept van een arts?
4.3
ja
ja
nee
nee
ja
ja ik vergeet het wel eens niet van toepassing vaak niet nee ja minder dan 2 weken minder dan een half jaar langer dan een half jaar nee ja
Waarneming
Kunt u nog goed de krant, een boek of tijdschrift lezen?
Kunt u normaal telefoneren?
Kunt u een gesprek met 4 personen of meer goed volgen? Hebt u meer onthouden?
dan
vroeger
problemen
met
Heeft u wel eens pijn? Waar zit de pijn? Kunt u zich goed concentreren? Heeft u, meer dan vroeger, moeite met het vinden van de juiste woorden? Bent u wel eens duizelig?
4.4
nee
ja ja, met bril/lenzen het wordt minder nee, niet goed ja, zonder moeite ja, maar met moeite nee, kan ik niet ja, zonder moeite ja, maar met moeite nee, kan ik niet nee soms wel, soms niet ja nee ja ja nee ja nee
steeds minder
nee
ja
Ademhaling
Heeft u bij lichte inspanning last van benauwdheid? Rookt u?
nee soms nee, nooit gedaan nee, maar vroeger wel
ja ja
31
Overweegt u wel eens te stoppen met roken?
4.5
Transpiratie
Iedereen transpireert. Heeft u last van overmatig transpireren of vindt u het vervelend dat andere last hebben van uw transpiratiegeur?
4.6
niet van toepassing nee ja, dat zou ik wel willen ja, maar het lijkt me te moeilijk
nee
soms
ja
Toiletgang
Hoe gaat het plassen?
goed ik verlies urine als ik nies/hoest/lach of hardloop ik heb andere problemen met plassen, nl.
Is uw plaspatroon veranderd in het afgelopen jaar? Hoe gaat de ontlasting?
nee ja goed er is soms slijm of bloed bij de ontlasting ik heb vaker dan 3 keer per dag dunne ontlasting ik heb last van verstopping/obstipatie ik heb andere problemen, nl. nee ja
Is uw ontlastingspatroon veranderd in het afgelopen jaar? Gebruikt u incontinentiemateriaal?
nee
ja
32
2.2.2 Pictoblad
33
2.2.3 Verslag 1e consult In te vullen door de consulent en toe te voegen aan de ingevulde vragenlijst.
Heer/mevr. Naam Woonplaats Datum
1
Datum
: ……………………………………
Locatie
: ……………………………………
Consulent
: ……………………………………
: ………………………………………………………………… Geboortedatum: ……/……/19…… : ……………………………………………………………………………………………………………………… : ………………………………………………………………………………………………………………………
Intake
Doe de intake aan de hand van de vragenlijst en/of het pictoblad.
2
Uitslagen screening (onderzoek)
Datum: Het dagelijkse leven Alcoholgebruik
Sport en bewegen Valrisico Gangpatroon Psychosociale factoren Zingeving Eenzaamheid Dementie
Depressie Lichamelijke factoren Gehoor
Roken
Streef (normaal) gewicht Huidig gewicht Ongewenst afgevallen Oorspronkelijke lengte
1e consult / / 20.. e 1 consult Pnt
Vervolgconsult / / 20.. Vervolgconsult Pnt
voldoende kan verbeterd ………… sec goed afwijkend 1e consult
voldoende kan verbeterd ………… sec goed afwijkend Vervolgconsult
Pnt
Pnt
g.b. twijfel score > 3 twijfel en > 3 Pnt 1e consult goed (<7) voldoende (7-8) slecht (>8) nee vroeger ja kg kg ……… kg in 1 mnd ……… kg in 6 mnd
g.b. twijfel score > 3 twijfel en > 3 Pnt Vervolgconsult goed (<7) voldoende (7-8) slecht (>8) nee vroeger ja kg kg ……… kg in 1 mnd ……… kg in 6 mnd m
Verwijswaarden ♂ 4 en >; ♀ en ouderen: 3 en >; i.c.m. psych.soc.probl. of wens om hulp
> 14 Sec Afwijkend gangpatroon Verwijswaarden Wens om hulp 3-11: matig tot sterk eenzaam 4 of meer
6 of > Pnt Verwijswaarden Score 9 of meer
Wens om hulp
> 6 kg in 6 mnd > 3 kg/mnd -
34
Huidige lengte BMI
Buikomvang Bloedsuiker niet nuchter Bloeddruk Anders
3
/
m
cm
cm
mmol/l mmHg
/
mmol/l mmHg
< 18,5 en > 30 of > 27-30 i.c.m andere cvr-verwijspunten ♂ 106 cm of meer ♀ 99 cm of meer 7,8 mmol/l en hoger SBD > 140 mmHg Wens om hulp
Analyse
Kansen
4
m
Risico’s
Advisering & Verwijzing
4.1 Verstrekte informatie en advies Mondelinge informatie over de volgende onderwerpen
Gegeven advies
Folders/brochures
4.2 Afspraken voor vervolg Meneer/mevrouw onderneemt de volgende actie: De consulent onderneemt de volgende actie ter ondersteuning: Nieuwe afspraak in verband met:
35
Datum/periode nieuwe afspraak
Meneer/mevrouw wordt geadviseerd contact op te nemen met: Naam, adres Huisarts Apotheek Welzijnswerk Diëtist (gespecialiseerd) verpleegkundige Mantelzorgconsulent Maatschappelijk werk Opticien Audicien Anders, nl.
Reden
4.3 Akkoord overdracht gegevens Meneer/mevrouw is akkoord met de overdracht van gegevens naar de huisarts. Datum:
………/………/20………
Handtekening: ……………………………………
5
Evaluatie
Wat vond u van het consult? Zijn er nog andere punten die u graag wilt bespreken? Heeft dit consult voor u iets opgeleverd? Waarmee gaat u zo dadelijk naar huis? Wat is er veranderd als u de volgende keer komt? Wilt u nog iets anders zeggen?
36
2.2.4 Uw uitslag Uw persoonlijk advies: Resultaten van het gezondheidsonderzoek van Naam:
……………………………………
Woonplaats:
……………………………………
Datum:
……………………………………
Mobiliteit Roken
goed nee
verminderd ja
Gewicht Lengte Body Mass Index:
………………………. ………………………. ……………………….
Kg Meter
Bloedsuiker
……………………….
Mmol/liter
Bloeddruk
……………………….
Bovendruk
Wij adviseren contact op te nemen met: in verband met:
Afspraken
Vervolgafspraak over ………………………weken/maanden/jaar. U kunt hiervoor een afspraak maken via tel. ……………………
Uw consulent:
37
…………………………………………………………….
2.2.5 Verwijzing Heer/mevr. Naam Woonplaats Verwijzing naar: In verband met Naam consulent Screening Datum Alcoholgebruik
: ………………………………………………………………… Geboortedatum: ……/……/19…… : ……………………………………………………………………………………………………………………… : ……………………………………………………………………………………………………………………… : ……………………………………………………………………………………………………………………… : ………………………………………………………………… Telefoon : …………………………………… Organisatie : ……………………………………………… E-mail : ……………………………………… Uitslag consult I Uitslag consult II Verwijswaarden
Sport en bewegen Valrisico Gangpatroon
Pnt
Pnt
goed kan verbeterd ………. Sec goed afwijkend
goed kan verbeterd ………. Sec goed afwijkend
Pnt
Pnt
Zingeving Eenzaamheid Dementie
Depressie Gehoor
Roken Streef (normaal) gewicht Huidig gewicht Ongewenst afvallen
g.b. twijfel >3 Pnt
Pnt
goed (<7) voldoende verminderd nee vroeger ja kg kg ……… kg in 1 mnd ……… kg in 6 mnd m
goed (<7) voldoende verminderd nee vroeger ja kg kg ……… kg in 1 mnd ……… kg in 6 mnd m m
cm
cm
Oorspronkelijke lengte: Huidige lengte BMI
Buikomvang Bloedsuiker Bloeddruk
g.b. twijfel >3
/
mmol/l mmHg
/
mmol/l mmHg
♂ 4 en >; ♀ en ouderen: 3 en >; i.c.m. psychosociale klachten/ wens om hulp
> 14 Sec Afwijkend gangpatroon Wens om hulp Score 3-11: matig tot sterk eenzaam twijfel score 4 of > Score 6 of > Score 9 of >
Ja > 6 kg/6 mnd > 3 kg/mnd < 18,5 en > 30 of 27-30 i.c.m. andere cvr-verwijsreden ♂ 106 cm of >; ♀ 99 cm of > 7,8 mmol/l of > SBD > 140 mmHg
Overige informatie/gegeven advies: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
38
2.3 Screeningsinstrumenten Het dagelijkse leven In deze paragraaf zijn alle screeningsinstrumenten opgenomen die te maken hebben met het dagelijkse leven. Per screeningsinstrument zal worden toegelicht hoe deze te gebruiken is. Als het screeningsinstrument niet standaard wordt gedaan, is aangegeven wanneer het zinvol is dit instrument te gebruiken. De interpretatie geeft een beoordeling van de uitkomsten van het betreffende instrument en geeft de afkapwaarde aan waarop een verwijzing wordt geadviseerd. Zie daarvoor ook de bijlage Advisering & Verwijzing. In onderstaande tabel ziet u om welke instrumenten het gaat. Onderwerp
Screeningsinstrument
3.3.1
Alcoholgebruik
Audit-C
3.3.2
Valrisico
Timed ‘Get up and Go’
3.3.3
Veilig huis
Halt! U valt
Type instrument Vragen
Toelichting
Meting en observatie Observatie
Standaard tijdens consult
In vragenlijst
Bij huisbezoek
Tabel 4: Screeningsinstrumenten Het dagelijkse leven
Type instrument Er zijn 3 type instrumenten. Vragen Een aantal screeningsinstrumenten bestaat uit vragen. Een aantal daarvan is opgenomen in de vragenlijst en komt tijdens de intakefase aan bod. Andere zijn verdiepingsinstrumenten; deze komen tijdens de onderzoeksfase aan bod. Metingen Een aantal screeningsinstrumenten bestaat uit metingen die tijdens het consult worden afgenomen. Sommigen worden standaard afgenomen en andere alleen als daartoe aanleiding bestaat (verdiepingsinstrument). Observaties Sommige problemen kunnen niet eenvoudig met vragen of een meting opgespoord worden. In die gevallen is observatie een geschikte methode. Alle observaties vinden standaard tijdens het consult plaats. Toelichting Sommige screeningsinstrumenten zijn integraal opgenomen in de vragenlijst die de oudere invult en meeneemt naar het preventieve consult. De interpretatie van deze instrumenten gebeurt door de consulent tijdens het consult. Andere screeningsinstrumenten worden standaard tijdens het consult afgenomen. Nog weer andere screeningsinstrumenten zijn verdiepingsinstrumenten en worden alleen (tijdens het consult) afgenomen als daartoe aanleiding bestaat. Tot slot is er één screeningsinstrument dat alleen tijdens een huisbezoek gebruikt kan worden.
39
2.3.1 Alcoholgebruik Instrument: Type:
Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT)-C10 Vragen
De vragen
De puntenwaardering
1. Hoe vaak drinkt u alcoholhoudende drank? nooit *) maandelijks of minder. 2 of 4 keer per maand 2 of 3 keer per week 4 of meer keer per week *) De vragen 2 en 3 hoeven niet beantwoord te worden.
(0) (1) (2) (3) (4)
2. Hoeveel glazen alcohol drinkt u op een typische dag wanneer u drinkt? 1 of 2 (0) 3 of 4 (1) 5 of 6 (2) 7 of 9 (3) 10 of meer (4) 3. Hoe vaak in het afgelopen jaar dronk u 6 of meer glazen per nooit minder dan maandelijks maandelijks wekelijks dagelijks of bijna dagelijks
gelegenheid? (0) (1) (2) (3) (4)
Interpretatie De score varieert van 0 – 12. Over het algemeen geldt: hoe hoger de score, des te groter is de waarschijnlijkheid dat de alcohol de gezondheid en/of de veiligheid aantast. Bij volwassenen worden de volgende scores beschouwd als risico voor de gezondheid wanneer: • mannen (onder de 65) een score van 4 of meer hebben • vrouwen (onder de 65) een score van 3 of meer hebben • ouderen (boven 65) een score van 3 of meer hebben De uitslag van de test geeft het risico op verlies van gezondheid aan en is niet direct een graadmeter voor problematisch alcoholgebruik of verslaving. Bij hoge scores is nader onderzoek naar risico-drinken en naar de gezondheidseffecten wenselijk en wordt verwijzing geadviseerd.
10
Bradley, K.A. e.a. (2003) 40
2.3.2 Valrisico Instrument: Type:
The Timed ‘Get up and Go’11 Meting en observatie
Uitvoering Uitgangspositie: de oudere zit op een stabiele stoel met de rug tegen de rechte rugsteun en de armen op de armleuningen; zithoogte ongeveer 46-50 cm of de bovenbenen ongeveer horizontaal. De oudere voert de volgende opdracht uit: ga rechtop staan wandel 3 meter draai om wandel terug en ga opnieuw zitten De oudere draagt hierbij normaal schoeisel en mag een hulpmiddel gebruiken. Fysieke hulp is niet toegestaan. De oudere mag de test eenmaal op voorhand uitvoeren (oefenen) om ermee vertrouwd te raken. De consulent blijft altijd in de onmiddellijke nabijheid van de oudere, uit voorzorg. Observatie van de consulent De consulent meet de tijd die de oudere nodig heeft om deze opdracht uit te voeren – vanaf het rechtop gaan staan tot en met het opnieuw gaan zitten. Daarnaast observeert de consulent het gangpatroon. Interpretatie Er is geen valrisico: als de uitvoering van de test niet langer duurt dan 14 seconden én bij een normale gang. Er is valrisico: als de uitvoering van de test langer duurt dan 14 seconden of bij een ongelijkmatig of onevenwichtig gangpatroon (van de lijn afwijken, onvaste of wankele stappen, slenteren, schuifelen, sloffen, ongelijkmatig, onevenwichtig, etc.) of als de oudere in het afgelopen jaar 2 of meer keer is gevallen of als de oudere recent is gevallen.
11
Podsiadlo, D., Richardson, S. (1991) 41
2.3.3 Veilig huis (verdiepingsinstrument) Instrument: Type:
Halt! U valt12 Huisbezoek, screening van de woning
Inleiding Tijdens het consult kunnen er aanwijzingen zijn voor risico op vallen. Bij de volgende aanwijzingen voor valrisico wordt een veilig-huis-controle aangeboden: • Timed get up and go: > 14 seconden en/of afwijkend gangpatroon • Historie vallen • Historie botbreuken • Artrose • Verminderd zien De observatielijst Deze observatie vindt plaats in het huis van de oudere. Achtereenvolgens worden de verschillende ruimtes in huis gecontroleerd op veiligheid. Stichting Consument en Veiligheid heeft een checklist Halt! U valt – Een veilige woning voor ouderen. Deze checklist is een goed handvat voor een systematische observatie van alle vertrekken in het huis. De veiligheid in en om huis kan samen met de oudere in kaart worden gebracht. Met het invullen van de observatielijst wordt tegelijkertijd een actieplan op gesteld voor verbeteringen om het huis veiliger te maken. Hierop wordt eveneens aangegeven, wie de verantwoording op zich neemt om de verbetering uit te voeren. De ‘Checklist voor de Halt! U valt - Een veilige woning voor ouderen’ is te bestellen bij Stichting Consument en Veiligheid, www.veiligheid.nl.
12
Til, J. van (2005) 42
2.4 Screeningsinstrumenten Psychosociale factoren In deze paragraaf zijn alle screeningsinstrumenten opgenomen die te maken hebben met psychosociale factoren. Per screeningsinstrument zal worden toegelicht hoe deze te gebruiken is. Als het screeningsinstrument niet standaard wordt gedaan, is aangegeven wanneer het zinvol is dit instrument te gebruiken. De interpretatie geeft een beoordeling van de uitkomsten van het betreffende instrument en geeft de afkapwaarde aan waarop een verwijzing wordt geadviseerd. Zie daarvoor ook de bijlage Advisering & Verwijzing. In onderstaande tabel ziet u om welke instrumenten het gaat. Onderwerp
Screeningsinstrument
2.4.2
Levensvragen en zingeving Eenzaamheid
2.4.3
Mantelzorgbelasting
2.4.4
Ouderenmishandeling
2.4.5
Dementie
2.4.6 2.4.7
2.4.1
Toelichting
-
Type instrument Observatie
Eenzaamheidsschaal
Vragen
In vragenlijst
Caregiver Strain Index (CSI) -
Vragen
Verdiepingsinstrument
Observatie
Standaard tijdens consult
Observatie
Verdiepingsinstrument
Depressie
Observatielijst vroege symptomen dementie (OLD) Mini GDS
Vragen
In vragenlijst
Depressie
GDS-15
Vragen
Verdiepingsinstrument
Standaard tijdens consult
Tabel 5: Screeningsinstrumenten Psychosociale factoren
Type instrument Er zijn 2 type instrumenten. Vragen Een aantal screeningsinstrumenten bestaat uit vragen. Een aantal daarvan is opgenomen in de vragenlijst en komt tijdens de intakefase aan bod. Andere zijn verdiepingsinstrumenten; deze komen tijdens de onderzoeksfase aan bod. Let op! Bij gebruik van het pictoblad is het noodzakelijk om de formuleringen van de vragen exact over te nemen en in dezelfde volgorde te stellen. Geef er bovendien het liefst geen toelichting op. Het antwoord van de oudere zal anders beïnvloed worden en daarmee is de interpretatie van het screeningsinstrument niet meer betrouwbaar. Observaties Sommige problemen kunnen niet eenvoudig met vragen of een meting opgespoord worden. In die gevallen is observatie een geschikte methode. Alle observaties vinden standaard tijdens het consult plaats. Alleen Toelichting Sommige screeningsinstrumenten zijn integraal opgenomen in de vragenlijst die de oudere invult en meeneemt naar het preventieve consult. De interpretatie van deze instrumenten gebeurt door de consulent tijdens het consult. Andere screeningsinstrumenten worden standaard tijdens het consult afgenomen. Nog weer andere screeningsinstrumenten zijn verdiepingsinstrumenten en worden alleen (tijdens het consult) afgenomen als daartoe aanleiding bestaat. 43
2.4.1 Levensvragen en zingeving13 Type:
Observatie en vragen
Zingevingsvragen Vragen over zingeving kunnen heel alledaagse vragen zijn, maar ook diepgaande, existentiële vragen. Een alledaagse vraag is bijvoorbeeld: “hoe kan ik mijn dag plezierig invullen?”, terwijl de existentiële vraag die daar bij kan horen is: “Hoe kan ik op mijn leeftijd nog nuttig zijn voor anderen, hoe ben ik nog van waarde op de wereld, wie ben ik eigenlijk?” Vragen over de reden van het bestaan, over de persoonlijke taak en bijdrage aan het geheel, over het waarom van bepaalde gebeurtenissen spelen hierbij een rol. Niet iedereen stelt zich de zinvraag hardop, en als men het doet, stelt niet iedereen hem even indringend en omvattend. Voor lang niet iedereen vormen de kosmos en de eeuwigheid de horizon; voor velen is een plek binnen gezin, vrienden of werk voldoende. Ouderen en levensvragen Ouderen leven in de laatste fase van hun leven en (beginnen te) beseffen, dat het leven eindig is. Bij ouderen die geestelijk of fysiek hulpbehoevend zijn, geldt dit des te sterker. Ouder worden kan de nodige verlieservaringen met zich meebrengen. Het lichaam werkt niet meer altijd mee en de kring van kennissen en vrienden wordt veelal kleiner. Belangrijke thema's in deze levensfase zijn: Omgaan met langdurende ziekte of afhankelijkheid Omgaan met verdriet en rouw Vereenzaming Verlies van sociale relaties Het eigen huis moeten verlaten Gebrek aan een betekenisvolle daginvulling Terugkijken op het geleefde leven Het leven gaan loslaten Deze thema's hebben te maken met zingeving. Door aandacht en ruimte te bieden aan de levensvragen, wordt recht gedaan aan het bestaan van deze vragen. Specifieke levensvragen van allochtone ouderen Allochtone ouderen hebben naast de hierboven genoemde thema’s specifieke levensvragen, zoals Wil ik oud worden in Nederland of in mijn land van herkomst? - Wil/kan ik nog op vakantie naar mijn herkomstland? - Hoe is het met mijn (klein)kinderen/familie? - Hoe houd ik contact met mijn buren of mensen uit de gemeenschap? - Hoe kan ik mijn geloof in dit land beleven en rond het sterven de juiste rituele begeleiding ontvangen? Godsdienst en levensbeschouwing We spreken van een levensbeschouwing, wanneer mensen t.a.v. hun zingevingsvragen een samenhangend verhaal vertellen waarmee ze een alomvattende zin aan hun leven verlenen, en wanneer ze proberen hun levenshouding naar dat verhaal te richten. Deze kan zich afspelen in de binnenwereld van de mens en hoeft niet per se godsdienstig te zijn. Onder godsdienst (religie) verstaan we 'de betrokkenheid op een andere, beslissende werkelijkheid', op een god. De godsdienst of levensbeschouwing kan in de kerk/moskee/gebedsruimte worden beleden, maar er is de laatste decennia veel 'onzichtbare religie' ontstaan, waarbij mensen hun religiositeit in de privésfeer en informeel beleven. b.v. de New Age-beinterpretatie. Ondersteuning Gesprekken over zingeving kunnen elk moment plaatsvinden, zo ook tijdens een preventief consult. De omvang en intensiteit van het gesprek zullen moeten aansluiten bij de competenties van de 13
www.netwerklevensvragen.nl 44
consulent. Kennis van en inzicht in spiritualiteit kan helpen het gesprek met de oudere aan te gaan. Enkele kerncompetenties voor de begeleiding van levensvragen zijn: een goede communicatie (gerichtheid op de vraag achter de vraag, doorvragen, luisteren), niet perse oplossingsgericht zijn, respect voor de eigenheid van de oudere, betrouwbaarheid (privacy, doen wat is afgesproken), overstijgend meedenken, samenhang creëren, vertrouwd zijn met zelfreflectie en hebben nagedacht over eigen zingevingsvraagstukken. Voor specialistische hulp kan de consulent verwijzen naar het algemeen maatschappelijk werk, naar een geestelijk verzorger of naar een gespecialiseerde hulpverlener, die aansluit bij de levensbeschouwing van de oudere. Dit kan ook een vrijwilliger zijn. Voorbeelden van dit soort ondersteuningsvormen zijn te vinden op het overzicht van lopende initiatieven van het Expertisenetwerk Levensvragen en Ouderen. Geestelijk verzorger De geestelijk verzorger kan hulp bieden via individuele gesprekken, groepsbijeenkomsten, vieringen en rituelen. Hij/zij wordt gezien als een professional met een gestructureerde interventie en een programmatische, methodische en doelgerichte aanpak. Het college van zorgverzekeraars (CVZ) duidt drie elementen aan voor het domein van de geestelijk verzorger in instellingen: • Coping en zingeving • De geestelijk verzorger heeft een vrijplaats en kan iedereen bezoeken; er is geen wettelijke kwaliteitsnorm, wel de instellingskwaliteit; de geestelijk verzorger werkt onafhankelijk van de instelling en de zorgstructuur • Functionele begeleiding van religie en spiritualiteit in de extramurale zorg.
45
2.4.2 Eenzaamheid Instrument: Type:
Eenzaamheidsschaal14 Vragen
De vragen 1. Er is altijd wel iemand in mijn omgeving bij wie ik met mijn dagelijkse probleempjes terecht kan. 2. Ik mis een echt goede vriend of vriendin. 3. Ik ervaar een leegte om mij heen. 4. Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen. 5. Ik mis gezelligheid om mij heen. 6. Ik vind mijn kring van kennissen te beperkt. 7. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen. 8. Er zijn voldoende mensen met wie ik mij nauw verbonden voel. 9. Ik mis mensen om me heen. 10. Vaak voel ik me in de steek gelaten. 11. Wanneer ik daar behoefte aan heb, kan ik altijd bij mijn vrienden terecht. De antwoorden • Zeker
•
Ja
•
Min of meer
•
Nee
•
Zeker niet
Interpretatie In onderstaand overzicht staat wanneer een punt wordt toegekend aan een gegeven antwoord. Emotionele Sociale eenzaamheidsscore eenzaamheidsscore Antwoorden Zeker, Ja, Min of meer, Min of meer Nee, Zeker niet Vragen Vraag 1 1 punt Vraag 2 1 punt Vraag 3 1 punt Vraag 4 1 punt Vraag 5 1 punt Vraag 6 1 punt Vraag 7 1 punt Vraag 8 1 punt Vraag 9 1 punt Vraag 10 1 punt Vraag 11 1 punt De telling van de antwoorden levert een schaalscore op die van 0 tot 11 loopt. Hoe hoger de score des te eenzamer men is. Een score van drie of hoger geeft een indicatie voor de aanwezigheid van eenzaamheid. Vraag dan na of eenzaamheid een belemmering vormt in het dagelijkse leven en bespreek of een verwijzing gewenst is. Bij zeer hoge scores moet rekening worden gehouden met het feit dat de betreffende persoon het te moeilijk vindt om op deze vraag te antwoorden. Let op! Als op één (of meer) vra(a)g(en) geen antwoord is gegeven, is de uitkomst van de test niet meer betrouwbaar.
14
Jong Gierveld, J. de & Kamphuis, F. (1985) 46
2.4.3 Mantelzorgbelasting (verdiepingsinstrument) Instrument: Type:
Caregiver Strain Index (CSI)15 Vragen
Inleiding Mantelzorgers zijn bij uitstek zorgmijders. Ze zorgen voor een zieke en cijferen eigen behoeften vaak weg. Het is belangrijk om tijdig te onderkennen dat de zorg te zwaar wordt voor de mantelzorger en dat hij/zij daarmee gezondheidsrisico loopt. Uitval van de mantelzorger betekent vaak (ongewenste) consequentie van een verpleeghuisopname voor degene voor wie ze zorgen. Om het vol te kunnen houden is het belangrijk dat de mantelzorger een gezonde balans vindt tussen zorgen voor een ander en voor zichzelf zorgen. De CSI geeft een globale inschatting van de balans tussen draagkracht en draaglast van de mantelzorger. Het is een momentopname. Bij herhalen van de CSI kan de belasting op wat langere termijn gevolgd worden. De CSI wordt gedaan als iemand meer dan 8 uur per week mantelzorger is of als de mantelzorger de vraag of hij zich belast voelt (vragenlijst 1e consult, 2.1) beantwoord met ‘min of meer’ ‘belast’ of ‘overbelast‘. De vragen 1. Mijn nachtrust is verstoord 2. Mijn ………… helpen kost me nogal moeite/tijd 3. Ik vind het lichamelijk zwaar 4. Het beperkt me in andere dingen die ik wil doen 5. Ik heb mijn dagelijkse manier van doen moeten aanpassen 6. Ik heb mijn plannen moeten wijzigen 7. Ik moet mijn tijd ook aan andere zaken besteden 8. Onze relatie is veranderd 9. Het gedrag van mijn …………… maakt me soms van streek 10. Het is pijnlijk te moeten zien dat mijn ……………. is veranderd 11. Ik wordt geheel door deze situatie in beslag genomen 12. Ik leef onder financiële druk De antwoorden • Ja • Nee Interpretatie Tel het aantal keren dat de mantelzorger met “ja” heeft geantwoord, op. Score 0-3 4-6
7-9 10-12
15
Betekenis De mantelzorger is goed in staat om die zorg te verlenen. Er is een goede balans tussen het eigen leven en het leven van degene voor wie gezorgd wordt. De mantelzorger is niet te zwaar belast, maar merkt toch dat het niet altijd even makkelijk is om een goede balans te vinden tussen het eigen leven en dat van de andere voor wie gezorgd wordt. Het is verstandig om na te denken over wat er moet gebeuren als de mantelzorger onverhoopt niet meer in staat zal zijn om voor de ander te zorgen. Ga na of de mantelzorger hiervoor hulp nodig heeft. Er is duidelijk een verhoogd risico op overbelasting. Ga na wat er gedaan kan worden om overbelasting te voorkomen. Het is duidelijk dat de mantelzorger overbelast is en dat de zorg voor de ander te zwaar is om (alleen) te dragen. Verwijzing is noodzakelijk.
Robinson, B. (1983) 47
2.4.4 Ouderenmishandeling16 Type:
Observatie
Definitie Onder mishandeling van een oudere verstaan we het handelen of nalaten van handelen van ieder die in persoonlijke of professionele relatie staan met de oudere, waardoor deze (herhaaldelijk) schade lijdt, dan wel vermoedelijk zal lijden en waarbij van de kant van de oudere sprake is van volledige of gedeeltelijke afhankelijkheid. Soms is de mishandeling het gevolg van overbelasting van de mantelzorger of van de hulp-/zorgverlener (ontspoorde zorg). Dit komt voort uit onmacht en is eigenlijk een noodkreet. Door gevoelens van schaamte en schuld wordt niet gauw om hulp gevraagd. Risicofactoren Risicofactoren bij de oudere zijn: • Afhankelijkheid van zorg door achteruitgang, of van emotionele of financiële aard • Familiegeschiedenis: de gewoonte tot geweld is overgenomen • Isolement: weinig contacten met de buitenwereld. Vormen en signalen Algemene signalen zijn: • de verzorger toont zich onverschillig voor het wel en wee van de oudere • de verzorger vertoont verschijnselen van overbelasting • er wordt gescholden en geschreeuwd in aanwezigheid van de hulp-/zorgverlener • de oudere krijgt geen gelegenheid om alleen met de hulpverlener te praten • de betrokkenen proberen de hulpverlener buiten de deur te houden • de oudere geeft aan dat er veel mis is, maar wil er niet over praten We onderscheiden zes vormen van ouderenmishandeling. Deze komen vaak naast elkaar voor en hebben specifieke signalen. Let op! Als één van deze specifieke signalen wordt gesignaleerd, betekent dit niet direct dat er sprake is van mishandeling. Lichamelijke mishandeling Signalen: Blauwe plekken, schrammen, zwellingen, fracturen of brandplekken, striemen aan polsen of enkels na vastbinding kunnen het gevolg zijn van lichamelijke mishandeling. Onsamenhangende en tegenstrijdige verklaringen hiervoor kan een signaal van mishandeling zijn. Een minder zichtbare vorm van lichamelijke mishandeling is het geven van te weinig of juist te veel (slaap)medicijnen. Psychische mishandeling Bij psychische mishandeling is er sprake van treiteren en sarren, dreigementen, valse beschuldigingen, beledigingen of bevelen. Signalen: De oudere vertoont gevoelens van angst, woede, verdriet, depressie, schuchterheid, verwardheid of apathie. Lichamelijke of psychische verwaarlozing De behoeften worden genegeerd, zoals de behoefte aan aandacht, liefde en ondersteuning, de behoeft aan eten, drinken, wassen. Lichamelijke signalen: ondervoeding, uitdroging, een lege koelkast, slechte hygiëne of doorligwonden; de oudere ziet er onverzorgd uit, de huishouding is verwaarloosd. Psychische signalen: de oudere maakt een depressieve, angstige indruk.
16
www.movisie.nl 48
Financiële uitbuiting Ongepast gebruik van de bezittingen van ouderen, bijvoorbeeld pinpasfraude, gedwongen testamentwijziging of wilsbeschikking, gedwongen hypotheekopname, misbruik van rekeningen of van machtigingen, verkoop/ontvreemding/diefstal van geld of goederen, financieel kort houden. Signalen: betaalachterstand (huur, rekeningen, energie), geldgebrek of het ontbreken van geld of goederen, het verdwijnen van waardevolle spullen, weigering informatie te geven over financiële situatie, onverklaarbare geldopnames of kosten, brieven van incassobureaus en schuldeisers, afsluiting van gas en elektrisch. Seksueel misbruik Ouderen kunnen het slachtoffer zijn van seksueel misbruik, intimidatie, zoals exhibitionisme, betasten van het lichaam en verkrachting. Signalen: Angst voor aanraken; angst voor bepaalde personen, zich niet durven uitkleden; geen mogelijkheden tot het uiten van affectie, niet durven genieten van dingen, verandering in gedrag of relaties met anderen; concentratieproblemen, agressie, depressie, slaapproblemen, negatief zelfbeeld, pijn. Schending van rechten Hiervan is sprake wanneer de rechten van oudere, zoals het recht op vrijheid, privacy en zelfbeschikking, worden ingeperkt. Signalen: achterhouden van de post, wegsturen van bezoekers, de oudere verhinderen het huis te verlaten, niet alleen mogen praten met zorg-/hulpverlener; etc. Wat te doen De consulent moet goed kunnen observeren en het lef hebben om mishandeling bespreekbaar te maken. Signaleren begint met kennis en vaardigheden van de consulent, met een open houding voor mogelijke signalen. Op dit moment vinden voorbereidingen plaats voor het invoeren van de toekomstige wet Meldcode. Als deze wet van kracht is, zijn organisaties en beroepskrachten verplicht een stappenplan te hebben voor acties n.a.v. signalen van huiselijk geweld. Er geldt een meldrecht, geen meldplicht. Bij vermoeden van mishandeling worden het onderstaande stappen aangehouden. Afhankelijk van oorzaak en geschiedenis, kan de volgorde van de stappen veranderen. Stap 1 In kaart brengen van signalen; bij signalen van derden gaat iemand op huisbezoek. Stap 2 Collega(‘s) anoniem consulteren en zo nodig het Steunpunt Huiselijk Geweld anoniem raadplegen. Stap 3 Gesprek met de oudere (tenzij hierdoor de veiligheid op het spel komt te staan). Doel van het gesprek: bevestiging of ontkenning van het vermoeden; preventie: voorlichting en informatie; ondersteuning: emotionele en praktische ondersteuning, respijtzorg, de regie blijft bij de oudere. Als hulp wordt afgewezen, blijf dan in contact met de oudere, blijf informatie geven voor oplossingen, om de oudere uiteindelijk te bewegen hulp te vragen. Stap 4 De aard van huiselijk geweld of de mishandeling wegen, eventueel met behulp van een risicotaxatie-instrument of bijgestaan door een deskundige (ASHG, huisarts). Stap 5 Beslissen: hulp organiseren of melden. Het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) zet hulpverlening in (ASHG’s, zie www.movisie.nl > ouderenmishandeling). Soms zijn ter bescherming van de oudere zwaardere maatregelen noodzakelijk zoals een tijdelijk huisverbod, beoordeling van wils(on)bekwaamheid en ingrijpen zonder toestemming van het slachtoffer, onder bewindstelling (financiële belangenbehartiging), mentorschap (beslissen met en voor de oudere), onder curatele stellen (bij dementie), scheiding van de oudere en de pleger (BOPZ - Wet Bijzondere Opneming in Psychiatrische Ziekenhuizen), inhechtenisneming / inbewaringstelling (als er directe dreiging is van zware mishandeling en bij aangifte door het slachtoffer). 49
2.4.5 Dementie (verdiepingsinstrument) Instrument: Type:
17
Observatielijst vroege symptomen dementie (OLD)17 Observatie
Hopman-Rock e.a. (2001) 50
Wanneer de observatielijst invullen? Deze observatielijst wordt ingevuld door de consulent tijdens of na het consult, indien de consulent: bijzonderheden / veranderingen waarneemt in de communicatie (‘niet-pluis’ gevoel) het vermoeden dat er iets niet klopt, wil objectiveren de waargenomen verandering met de oudere en/of de mantelzorger wil bespreken aan de klant inzicht wil geven n.a.v. zijn vermoeden dat het cognitief niet goed gaat de klant wil verwijzen naar de huisarts voor cognitief onderzoek Interpretatie Tel het aantal keren dat een A is ingevuld. Score Betekenis 0 Er is in principe geen reden om aan dementie te denken. 1-3 Het zinvol de observatie na 6 maanden te herhalen. 4 of meer Dit is een aanwijzing voor (beginnende) dementie. Er is reden voor verder onderzoek naar cognitieve stoornissen en dus verwijzing naar de huisarts.
51
2.4.6 Depressie Instrument: Type:
Mini Geriatric Depression Scale (Mini-GDS)18 Vragen
De vragen 1. Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is? 2. Bent u het grootste deel van de tijd gelukkig? 3. Voelt u zich moedeloos of bedroefd? 4. Hebt u het idee dat uw situatie hopeloos is? De antwoorden • Ja • Nee Interpretatie Tel het aantal punten volgens onderstaand overzicht. Vragen Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4
Ja 1 punt
Nee 1 punt
1 punt 1 punt
Bij een score van 1 of meer wordt het verdiepingsinstrument voor depressie uitgevoerd.
18
Yesavage, J.A. e.o. (1983) 52
2.4.7 Depressie (verdiepingsinstrument) Instrument: Type:
GDS-1519 Vragen
Wanneer Dit instrument wordt gebruikt als: • De oudere bij de Mini-GDS een score van 1 of meer heeft • De oudere in de vragenlijst de vraag “Welk gezicht komt het meest overeen met uw stemming?” beantwoord met • De oudere meer dan 8 uur mantelzorg geeft en aangeeft zich daarbij wel belast te voelen • De oudere belastende gebeurtenissen meemaakte • De consulent een niet-pluis-gevoel heeft De GDS-15 wordt door de oudere zelf ingevuld De vragen Geef het antwoord dat het beste weergeeft hoe u zich de afgelopen week, met vandaag erbij, heeft gevoeld. 1. Bent u innerlijk tevreden met uw leven? 2. Bent u met veel activiteiten en interesses gestopt? 3. Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is? 4. Verveelt u zich vaak? 5. Hebt u meestal een goed humeur? 6. Bent u bang dat u iets naars zal overkomen? 7. Voelt u zich meestal wel gelukkig? 8. Voelt u zich vaak hopeloos? 9. Blijft u liever thuis dan uit te gaan en nieuwe dingen te doen? 10. Hebt u het gevoel dat u meer moeite heeft met het geheugen dan anderen? 11. Vindt u het fijn om te leven? 12. Voelt u zich nogal waardeloos op het moment 13. Voelt u zich energiek? 14. Hebt u het gevoel dat uw situatie hopeloos is? 15. Denkt u dat de meeste mensen het beter hebben dan u? De antwoorden • Ja • Nee
19
Sheikh J.I., Yesavage J.A. (1986) 53
Interpretatie Voor elk antwoord dat overeenkomt met de onderstaande lijst, 1 punt. Vragen Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5 Vraag 6 Vraag 7 Vraag 8 Vraag 9 Vraag 10 Vraag 11 Vraag 12 Vraag 13 Vraag 14 Vraag 15
Ja
Nee 1 punt
1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt 1 punt
Een totaalscore van 6 of meer punten duidt op een mogelijke depressie. Verwijzing naar de huisarts is geadviseerd.
54
2.5 Screeninsinstrumenten Lichamelijke factoren In deze paragraaf zijn de screeningsinstrumenten opgenomen die te maken hebben met lichamelijke factoren. Per screeningsinstrument zal worden toegelicht hoe deze te gebruiken is. Als het screeningsinstrument niet standaard wordt gedaan, is aangegeven wanneer het zinvol is dit instrument te gebruiken. De interpretatie geeft een beoordeling van de uitkomsten van het betreffende instrument en geeft de afkapwaarde aan waarop een verwijzing wordt geadviseerd. Zie daarvoor ook de bijlage Advisering & Verwijzing. In onderstaande tabel ziet u om welke instrumenten het gaat. Onderwerp
Screeningsinstrument
Type instrument Vragen en observatie Meting
Toelichting
2.5.1
Gehoor
OESO-vragen
2.5.2
Ondervoeding
2.5.3 2.5.4
Body Mass Index (BMI) Buikomvang
Mini Nutritional Assessment – short form (MNA-SF) -
Standaard tijdens consult
-
Meting en berekening Meting
2.5.5
Bloedsuiker
-
Meting
Standaard tijdens consult
2.5.6
Bloeddruk
-
Meting
Standaard tijdens consult
Standaard tijdens consult Verdiepingsinstrument
Verdiepingsinstrument
Tabel 6: Screeningsinstrumenten Lichamelijke factoren
Type instrument Er zijn 4 type instrumenten. Vragen Eén screeningsinstrumenten bestaat uit vragen. Metingen Een aantal screeningsinstrumenten betreft een meting die tijdens het consult worden afgenomen. Sommigen worden standaard afgenomen en andere alleen als daartoe aanleiding bestaat (verdiepingsinstrument). Berekeningen Eén screeningsinstrument bestaat uit een berekening na de metingen. Observaties Sommige problemen kunnen onvoldoende met vragen of een meting opgespoord worden. In die gevallen is observatie een geschikte methode. Alle observaties vinden standaard tijdens het consult plaats. Toelichting Sommige screeningsinstrumenten worden standaard tijdens het consult afgenomen. Andere screeningsinstrumenten zijn verdiepingsinstrumenten en worden alleen (tijdens het consult) afgenomen als daartoe aanleiding bestaat.
55
2.5.1 Gehoor Instrument: Type:
OESO-vragenlijst20 Vragen en observatie
De vragen 1. Kunt u, zonder hoortoestel(len) een gesprek met vier of meer personen volgen? 2. Kunt u, zonder hoortoestel(len) een gesprek met één andere persoon volgen? 3. Kunt u normaal telefoneren? De antwoorden • Ja, zonder enige moeite (1) • Ja, met enige moeite (4) • Ja, met grote moeite (5) • Nee, kan ik niet (7) Interpretatie Ken aan elk antwoord een score toe (zie getal tussen haakjes achter elk antwoord). Bepaal de som van de scores. Minder dan 7 7 of 8 Meer dan 8
Goed Voldoende Onvoldoende, verwijzing naar huisarts of audioloog is geadviseerd.
Observatie door de consulent21 Tijdens het consult is de consulent alert op het slecht verstaan, bijvoorbeeld doordat er regelmatig herhaald moet worden, doordat er luider gesproken moet worden dan normaal, etc. Let ook op gehoorstrategieën, waarmee de luistersituatie wordt aangepast. Voorbeelden zijn: • De stand van het hoofd, het goede oor richting de spreker draaien • Plaats in de ruimte zo kiezen, dat het gehoor optimaal benut kan worden • Zelf praten zodat er niet geluisterd hoeft te worden of in de rede vallen • Een opmerking negeren in de hoop dat het nogmaals wordt gezegd • Ontlopen van sociale activiteiten of gesprekken met vreemden • Irritatie vanwege de inspanning om te luisteren • Bang om dom over te komen
20 21
Smits, J.C.M. (2006) Sorgdrager B., Kramer, S.E., Dreschler, W.A. (2005) 56
2.5.2 Ondervoeding (verdiepingsinstrument) Instrument: Type:
Mini Nutritional Assessment Vragen
Wanneer Aangeraden wordt deze test af te nemen als daarvoor tijdens het consult aanleiding blijkt: • Bij ongewenste afname van het gewicht • Bij een BMI < 19 • Bij een slechte eetlust • Bij afhankelijkheid van anderen om naar te gaan buiten gaan • Bij (beginnende) dementie • Bij depressie Let daarnaast op de relatieve ondervoeding bij onevenwichtige voeding, enkele dagen niet tot nauwelijks eten.
Mini Nutritional Assessment MNA® Achternaam: Geslacht:
Voornaam: Leeftijd:
Gewicht, kg:
Lengte, cm:
Datum:
Vul het formulier in met de juiste antwoorden Vervolgens de cijfers van de antwoorden optellen voor de totaal Screening score.
Screening A Bent U de afgelopen 3 maanden minder gaan eten als gevolg van verminderde eetlust, spijsverteringsproblemen, problemen bij het kauwen en/of slikken? 0 = sterk verminderde eetlust 1 = matige verminderde eetlust 2 = geen verminderde eetlust B Gewichtsverlies gedurende de afgelopen maanden 0 = gewichtsverlies groter dan 3 kg 1 = weet niet 2 = gewichtsverlies tussen 1 en 3 kg 3 = geen gewichtsverlies C Mobiliteit 0 = aan bed of stoel gebonden 1 = in staat zelfstandig uit bed/stoel te komen, maar gaat niet naar buiten 2 = gaat zelfstandig naar buiten D Heeft U gedurende de afgelopen 3 maanden last gehad van psychische stress of een ernstige ziekte? 0 = ja 2 = nee E Neuropsychologische problemen 0 = ernstig dement of depressief 1 = licht dement 2 = geen psychologische problemen F1 Body Mass Index (BMI): (gewicht in kg) / (lengte in m2) 0 = BMI minder dan 19 1 = BMI tussen 19 en 21 2 = BMI tussen 21 en 23 3 = BMI 23 of meer
57
INDIEN BMI NIET BEKEND IS, VERVANG VRAAG F1 DOOR VRAAG F2. BEANTWOORD VRAAG F2 NIET INDIEN VRAAG F1 AL INGEVULD IS. F2 Omtrek van de kuit (CC) in cm 0 = CC kleiner dan 31 3 = CC 31 of groter
Screening score (max. 14 punten) 12-14 punten: 8-11 punten: 0-7 punten:
Ref.
normale voedingstoestand risico op ondervoeding ondervoed
Vellas B, Villars H, Abellan G, et al. Overview of the MNA® - Its History and Challenges. J Nutr Health Aging 2006;10:456-465. Rubenstein LZ, Harker JO, Salva A, Guigoz Y, Vellas B. Screening for Undernutrition in Geriatric Practice: Developing the Short-Form Mini Nutritional Assessment (MNA-SF). J. Geront 2001;56A: M366-377. Guigoz Y. The Mini-Nutritional Assessment (MNA®) Review of the Literature - What does it tell us? J Nutr Health Aging 2006; 10:466-487. Kaiser MJ, Bauer JM, Ramsch C, et al. Validation of the Mini Nutritional Assessment Short-Form (MNA®-SF): A practical tool for identification of nutritional status. J Nutr Health Aging 2009; 13:782-788. ® Société des Produits Nestlé, S.A., Vevey, Switzerland, Trademark Owners © Nestlé, 1994, Revision 2009. N67200 12/99 10M Voor meer informatie: www.mna-elderly.com
58
2.5.3 Body Mass Index (BMI) Type:
Meting en berekening
De meting Om de BMI te kunnen bepalen moet men: • De lengte meten • Het gewicht meten Lengte meten De lengte wordt gemeten aan de hand van een wandlengtemeter die op de juiste hoogte is geplaatst. De lengte wordt gemeten zonder schoenen. Als het erg moeilijk is om de schoenen uit te trekken, meet dan met de schoenen aan, maar trek de hoogte van de schoenzool er weer af. Dit wordt genoteerd in het verslag. Noteer de lengte in meters (m). Gewicht meten De BMI gaat uit van wegen op een weegschaal, schoon aan de haak, naakt dus. Op het preventieve ouderenconsult wordt gewogen met kleding aan, maar zonder schoenen, jas en spullen in de zakken. Is het erg moeilijk om de schoenen uit te trekken, dan wordt gewogen met schoenen; dit wordt genoteerd in het verslag. Voor de schoenen kan dan gemiddeld 1 kilo worden afgetrokken. Noteer het gewicht in kilogrammen (kg). Berekening De BMI is te berekenen door het lichaamsgewicht (in kilogrammen) te delen door de lengte (in meters) in het kwadraat. In formule: BMI = kg/m2. Bereken als volgt: • Bereken eerst ‘de lengte in het kwadraat’ (dit is lengte x lengte) • Bereken daarna het gewicht gedeeld door de uitkomst van lengte x lengte. Rekenvoorbeeld Gewicht: 80 kg, lengte 1,68 m. De berekening is 1,68 x 1,68 = 2,8224. BMI = 80 / 2,8224 = 28,34. Dit kan ook met behulp van een rekenhulp op het internet: www.overgewicht.nl. Interpretatie De beoordeling van het resultaat is volgens onderstaand schema. BMI (kg/m2): < 18,5
Ondergewicht
18,5 - 25
Een gezond gewicht
25 - 30
Overgewicht
30 - 35
Obesitas (=ernstig overgewicht)
35 - 40
Ernstige obesitas
> 40
Morbide (=ziekelijk) obesitas
59
2.5.4 Buikomvang (verdiepingsinstrument)22 23 24 Type:
Meting
Wanneer Je gebruikt de buikomvang op het moment dat mensen willen afvallen. Meting Gebruik een flexibel, maar niet elastisch meetlint. De voeten van de oudere staan 25-30 cm uit elkaar; het gewicht is over beide voeten verdeeld. Ga aan de zijkant van de oudere staan (of zitten), dat geeft het beste zicht op de plaats van het meetlint. Leg het meetlint horizontaal om de buik, op het smalste deel van de middel tussen de onderste rib en de bovenkant van het heupbeen. Lees de buikomvang af net nadat is uitgeademd, op 0,1 cm nauwkeurig. Interpretatie Mannen < 79 cm 79 - 94 cm 94 – 106 cm 106 cm of meer
Vrouwen < 68 cm 68 – 80 cm 80 – 99 cm 99 cm of meer
Interpretatie Ondergewicht / Ondervoeding Gezond gewicht Risico op overgewicht Overgewicht
Middelomtrek in relatie tot de BMI In de praktijk geven de BMI en de middelomtrek meestal dezelfde uitkomst. Als dat niet zo is, kan het beste een advies tot gewichtsvermindering volgen indien er in de familie diabetes of hart- en vaatziekten voorkomen, en/of als de buik appelvormig is.
22 23 24
NHG-standaard Het PreventieConsult module Cardiometabool, M96 www.zorgvoorgezondheid.nl www.voedingscentrum.nl 60
2.5.5 Bloedsuiker25 Type:
Meting
Materiaal Er zijn diverse soorten bloedsuikermeters en prikpennen. Zie de gebruiksaanwijzing van de meter voor de correcte uitvoering van de meting. Bij Gebruik bloedsuikermeters die geschikt zijn voor meerdere personen en niet die voor thuisgebruik. Bij de meeste meters hoort een controlestrip of controlevloeistof, waarmee de betrouwbaarheid van de meter gecontroleerd kan worden. Bij elke oudere wordt een nieuwe lancet gebruikt. Een multi-lancethouder is voor het preventieve ouderenconsult ongeschikt. Bij een dikke huid wordt de stand verhoogd, zodat de lancet dieper in de huid kan dringen. Teststroken zijn voor eenmalig gebruik. De codering van de teststroken moet corresponderen met die van de bloedsuikermeter, of worden ingevoerd. Bewaar de teststroken tussen 10 en 30 C. Het buisje met teststroken na gebruik direct weer goed sluiten. Teststroken hebben een beperkte houdbaarheid, zie datum. Een geopende verpakking is niet langer dan 6 maanden houdbaar. Wijze van meten Capillair bloed wordt afgenomen uit de ring-, middelvinger of pink, aan de zijkant van de vingertop. Zowel de oudere als de consulent wassen vooraf hun handen goed, zo mogelijk met warm water; daarna goed drogen. Na het prikken, de eerste druppel wegvegen. Daarna het bloed gebruiken voor de meting, echter zonder te stuwen. Interpretatie26 Bloedsuikerwaarden worden uitgedrukt in mmol/l. Bloedsuikerwaarden worden als volgt gewogen. Waardering Normaal
Capillair volbloed Nuchter Niet nuchter
Geen diagnose DM bekend < 5,6 mmol/l < 7,8 mmol/l
Gestoord Risico
Nuchter Nuchter Niet nuchter Nuchter Niet nuchter
> 5,6 mmol/l en < 6,0 Tussen 5,6 en 6,0 mmol/l Tussen 7,8 en 11 mmol/l > 6,0 mmol/l > 11,0 mmol/l
Te hoog
Streefwaarde bij diabetici Tussen 4 en 7 mmol/l < 9 mmol/l (2 uur na het eten)
Bij twijfel over de uitslag kan de test worden herhaald in een vinger aan de andere hand. Bij blijvende twijfel volgt verwijzing naar de huisarts.
25 26
Vilans (2010) NHG-Standaard, Diabetes Mellitus type II M01 (2006) 61
2.5.6 Bloeddruk27 28 Type:
Meting
Meting Gemeten wordt de bovendruk (systolische druk) en de onderdruk (diastolische druk). De bovendruk ontstaat op het moment dat het hart samentrekt en er veel bloed door de slagaders geperst wordt. De onderdruk is de druk in de vaten die ontstaat als het hart zich ontspant. Er zijn verschillende bloeddrukmeters: handmatige meters met of zonder gebruik van een stethoscoop, en elektronische meters. Voor de werkwijze, zie de gebruiksaanwijzing van de meters. NB Elektronische bloeddrukmeters zijn over het algemeen bij starre vaten gevoelig voor onregelmatige, heel snelle en heel trage hartslag en kunnen dan onnauwkeurige metingen geven. De armomtrek bepaalt de grootte van de manchet. Armomtrek < 24 cm 24-33 cm 33-50 cm
Manchetgrootte, opblaasbaar deel 12 x 23 cm 12 x 26 cm, minimaal 12 x 40 cm
De bloeddruk wordt gemeten aan de armslagader, altijd aan dezelfde arm, in zittende houding. Is dit niet mogelijk dan kan de bloeddruk liggend of staand worden gemeten en wordt dit vermeld in het verslag. De bloeddruk wordt niet gemeten aan een gewonde, een oedemateuze, een verlamde arm of een arm waaraan een infuus is aangesloten of waar een okseltoilet is uitgevoerd. Voor de meting wordt gestart, heeft men minimaal 5 minuten rustig gezeten. De bovenarm is ontbloot en wordt niet gehinderd door knellende kleding. De manchet wordt om de bovenarm bevestigd met de onderrand 2-3 cm boven de elleboogplooi. De slangen liggen vrij en boven het midden van de elleboogplooi. Tijdens het meten wordt niet gesproken. De bloeddruk wordt tweemaal gemeten, met een tussenpoos van minimaal 15 seconde. Het gemiddelde van beide metingen is de bloeddrukwaarde die wordt genoteerd. Interpretatie De bloeddruk wordt uitgedrukt in millimeters kwik (mmHg). De bloeddruk is te hoog als de bovendruk in rust 140 mmHg is of hoger. Omdat er vele factoren zijn die invloed uitoefenen op de bloeddruk en de bloeddruk schommelt (ook bij gezonde mensen) is het verstandig de bloeddruk meerdere malen te meten en op verschillende tijden. Als de gemiddelde waarde van de bovendruk boven de 140 mmHg ligt, wordt verwezen naar de huisarts.
27 28
NHG-standaard Cardiovasculair risicomanagement, november 2006 Vilans (2010) 62
Stap 3 Uitvoering vervolgconsult Na de uitvoering van het 1e consult is het raadzaam om de ouderen, na 3 maanden, uit te nodigen voor een vervolgconsult. Het doel van dit vervolgconsult is om na te gaan of de oudere behoefte heeft aan begeleiding bij de gedragsverandering die mogelijk is geadviseerd. In dit hoofdstuk komen de fasen van het vervolgconsult aan de orde (3.1) en is een formulier opgenomen waarmee de begeleidingsbehoefte in kaart gebracht kan worden (3.2).
3.1 Het vervolgconsult Ieder consult bestaat uit de onderstaande opeenvolgende fasen: • De intake • Het onderzoek • De analyse • De advisering & verwijzing • De afronding De intake Het doel van deze intakefase is om: • Informatie te verzamelen over wat de oudere gedaan heeft met de adviezen uit het 1e consult en eventueel het bekrachtigen van de adviezen. • De oudere de gelegenheid te geven alle vragen die hij heeft te stellen. Onderzoek Tijdens de onderzoeksfase wordt er gescreend op de behoefte aan begeleiding bij de eerder gegeven adviezen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de methodiek Motivational Interviewing. In 3.2 is een formulier met vragen opgenomen die tijdens deze fase gebruikt kan worden. Analyse Op grond van alle verzamelde informatie (uit het eerste consult en de nieuwe informatie uit de intake- en onderzoeksfase) worden de kansen en risico’s die in het vorige consult vastgesteld zijn verdiept. Deze analyse richt zich op de mate waarin de oudere behoefte heeft aan begeleiding. Zowel de gunstige, beschermende aspecten als ook de risico’s worden besproken. Advisering & verwijzing Op grond van de analyse en de daarin opnieuw vastgestelde kansen en risico’s kan de oudere de wens uitspreken om of krijgt de oudere al of niet het advies om zich te laten begeleiden bij zijn gedragsverandering. In de bijlage Advisering & Verwijzing is een inhoudelijke toelichting te vinden. Afronding Nadat het advies en de eventuele verwijzing zijn gegeven, vindt de afrondingsfase plaats. Tijdens de afronding wordt het vervolgconsult geëvalueerd, waarbij vooral de feedback van de oudere belangrijk is. De consulent vat het geheel nog eens samen.
63
3.2 Formulier Motivational Interviewing De vragen De huidige situatie 1. Hoe ziet de huidige situatie eruit? 2. Welke voordelen heeft u bij de huidige situatie? 3. Welke nadelen heeft u bij de huidige situatie? De wenselijke situatie 4. Hoe zou u de wenselijke situatie eruit zien? 5. Wat zijn de voordelen van de wenselijke situatie? 6. Wat zijn de nadelen van de wenselijke situatie? Wat raakt u kwijt? Zet van zowel de huidige als de wenselijke situatie de voor- en nadelen in de Voor- en nadelenmatrix (zie 3.2.2)
Huidige situatie Voordelen
Wenselijke situatie
Nadelen
Voordelen
Nadelen
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
7. Wat valt u op? 8. Geef in onderstaande liniaal aan hoe belangrijk is het voor u om een beslissing te nemen?
0
10
9. Geef in onderstaande liniaal aan hoeveel vertrouwen je hebt dat het je gaat lukken?
0
10
10. Wat maakt dat je kiest voor dit cijfer? Waarom niet een lager cijfer? 11. Wat is er nodig om naar 1 punt hoger te gaan? 64
Literatuurlijst Babor, T.F. La Fuente, J.R., Saunders, J., Grant, M. (1989). AUDIT: The Alcohol Use Disorders Identification Test. Guidelines for use in primary health care. Genève: World Health Organization. Balkom, A. van (2008). Bouwen aan beleid Unie KBO. Literatuurstudie over zingeving in de tweede levenshelft (master afstudeeronderzoek). Tilburg: Universiteit van Tilburg. Battista, J., Almond, R. (1973). The development of meaning in life. Psychiatry, 36, 409-427. Bradley, K.A. et al. (2003). Audit-C. Genève: World Health Organization. Brug, J. et al. (2007) Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering: een planmatige aanpak (5e druk). Assen: Van Gorcum. Cherkas, L.F. et al. (2006). The effects of social status on biological aging as measured by whiteblood-cell telomere length. Aging Cell, 5 , 361-365. Debats, D.L.H. M. (1996). Meaning in life: psychometric, clinical and phenomenological aspects [dissertation]. Etten van D.M (2004). Alcoholproblemen bij ouderen in de GGZ: Een pilotonderzoek naar alcoholgebruik bij ouderen in behandeling bij de extramurale ouderenpsychiatrie. Nederlands Kenniscentrum Ouderenpsychiatrie en Altrecht. Fitchett (1998). In Bouwer, J. (Red.) Pastorale diagnostiek, Modellen en mogelijkheden (pp. 81-91). Zoetermeer: Boekencentrum. Gobbens, R., Luijkx, K.G., Assen, M.A.L.M. van, Wijnen, R., & Schols, J.M.G.A. (2009). Measuring frailty: The Tilburg Frailty Indicator (TFI). Journal of Nutrition, Health and Aging, 13(supp. 1), 273. Gordon. M. (1996) Handleiding verpleegkundige diagnostiek 1995-1996. Utrecht: De Tijdstroom. ®
Guigoz Y. (2006). The Mini-Nutritional Assessment (MNA ) Review of the Literature - What does it tell us? J Nutr Health Aging 2006; 10:466-487. Haveman, A. (2006). Ondervoeding bij Ouderen. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel. Hopman-Rock, M., Tak, E.C.P.M., Staats, P.G.M. (2001). Development and validation of the Observation List for early signs of Dementia (OLD). International Journal of Geriatric Psychiatry, 16, 406-414. Hopman-Rock, M., Tak, E.C.P.M., Staats, P.G.M., Jonker, C., Wind, A.W. (2001). Signalering van beginnende dementie in de huisartspraktijk, Ontwikkeling en validering van de Observatie Lijst voor vroege symptomen van Dementie (OLD). Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 32, 74-81. Jong Gierveld, J. de & Kamphuis, F. (1985). The development of a Rasch-type loneliness scale. Applied Psychological Measurement, 9, p. 289-299.
65
Jong Gierveld, J. de, Tilburg, T. van, Dykstra, P.A. (2006). Loneliness and social isolation. In A. Vangelisti & D. Perlman (Red.), Cambridge Handbook of Personal Relationships (pp. 485-500). Cambridge: Cambridge University Press. Kübler-Ross, E. (2006). Over rouw. Amsterdam: Ambo. Longitudinal Aging Studie Amsterdam. Amsterdam: Vrije Universiteit. Leijssen, M. (2004). Zingeving en zingevingsproblemen vanuit psychologisch perspectief. In M. Leijssen (Red.), Wetenschappelijk denken; een laboratorium voor morgen? Lessen voor de eenentwintigste eeuw (pp.241-268). Lloyds Apotheken, Patiëntenfolders. Beschikbaar: www.lloydsapotheken.nl. Nederlands Huisartsengenootschap. NHG-standaarden en NHG-patiëntenbrieven. Beschikbaar: nhg.artsennet.nl. • Cardiovasculair risicomanagement M84 (2006) • COPD M26 (2007) • Diabetes Mellitus type II M01 (2006) • Duizeligheid M75 (2002) • Preventieconsult module cardiometabool risico M96 (2011) • Slaapproblemen en slaapmiddelen M23 (2005) • Stoppen met roken M85 (2007) Nederlands Vereniging voor Reumatologie (2011). Richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie, 3e herziening. Partnerschap Overgewicht Nederland www.partnerschapovergewicht.nl.
(2010).
Zorgstandaard
Obesitas.
Beschikbaar:
Podsiadlo, D., Richardson, S. (1991) The timed ‘Up and Go’ Test: a Test of Basic Functional Mobility for Frail Elderly Persons. Journal of American Geriatric Society, 39,142-148 Reker, Gary T., Chamberlain, K. (Red.) (2000). Exploring Existential Meaning: Optimizing Human Development Across the Life Span. Thousand Oaks: Sage Publications Inc. Risselada, A., Kleinjan, M., Jansen, H. (2009). Veilig drinken op leeftijd, screening en behandeling van alcoholproblematiek van ouderen in de huisartsenpraktijk. Den Haag: ZonMw. Robinson, B. (1983). Validation of a Caregiver Strain Index. Journal of Gerontology, 38, 344-348. Royers, T., Beelen. J. (2007). Ouderenmishandeling komt vaker voor dan we dachten. In Kruk, T., van der, Salentijn, C., Schuurmans, M., Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen (pp. 335-350). Amsterdam: Boom. Sheikh J.I., Yesavage J.A. (1986). Geriatric Depression Scale (GDS): Recent evidence and development of a shorter version. Clinical Gerontology: A Guide to Assessment and Intervention (pp. 165-173). New York: The Haworth Press. Smits, J.C.M. (2006). Hearing screening by Telephone: fundamentals and applications. Amsterdam: Vrije Universiteit.
66
Sonsbeek, J.L.A. van (1988). Methodological and substantial aspects of the OECD indicator of chronic functional limitations. Maandbericht Gezondheid (Statistics Netherlands), 88, 4-17. Sorgdrager B., Kramer, S.E., Dreschler, W.A. (2005). Project Gehoor en Arbeid. Steverink N., Slaets, J.P.J., Schuurmans, H., Lis, M. van (2001). Measuring frailty. Development and testing of the Groningen Frailty Indicator (GFI). Gerontologist, 41 (Special Issue 1), 236-237. Swinnen, A. (2011). Seksualiteit van Ouderen, een multidisciplinaire benadering. Amsterdam: Amsterdam University Press. Til, J. van (2005). Checklist voor de “Halt! U valt’- adviseur 'Een veilige woning voor ouderen'. Amsterdam: Stichting Consument en Veiligheid, Amsterdam. Vilans (2010). Protocollen voorbehouden, risicovolle en overige handelingen. Yesavage, J.A., Brink, T.L., Lum, O., Huang, V., Adey, M., Lelliott, P. (1983). Development and validation of a geriatric depression screening scale: A preliminary report. Journal of Psychiatric Research, 17, 37-49. Zigmond, A.S. & Snaith, R.P. (1983). The hospital anxiety and depression scale. Acta Psychiatrica Scandinavica, 67, 361-370.
67
Bronnenlijst www.alcoholinfo.nl www.apneuvereniging.nl www.astmafonds.nl www.dvn.nl www.expertisecentrummantelzorg.nl www.fondspsychischegezondheid.nl www.hartstichting.nl www.hersenstichting.nl www.hoortest.nl www.kiesbeter.nl www.kringapotheek.nl www.mezzo.nl www.movisie.nl www.nationaalkompas.nl www.nisb.nl www.nedkad.nl www.netwerklevensvragen.nl www.nvsh.nl www.osteoporose.nl www.ouderenpsychiatrie.nl www.rijksoverheid.nl www.sclera.be www.stivoro.nl www.tno.nl www.trimbos.nl www.veiligheid.nl www.vilans.nl www.vrouwenindeovergang.nl www.voedingscentrum.nl
www.zorgvoorgezondheid.nl www.zorgvoorgezondgewicht.nl
68
Bijlage Advisering & Verwijzing De inhoud van de advisering en verwijzing over allerlei welzijns- en gezondheidsonderwerpen is gebaseerd op landelijke standaarden, protocollen en patiënteninformatie. De informatie is richtinggevend en streeft geen volledigheid na. De afzonderlijke onderwerpen kunnen niet los gezien worden van het totale beeld van de oudere. De advisering over specifieke aspecten dienen dus steeds in het totaalbeeld te worden afgewogen. De onderlinge samenhang wordt hier en daar aangegeven met een verwijzing naar een van de andere onderdelen van deze bijlage. Bij het samenstellen is uitgegaan van een HBOdeskundigheidniveau. Leeswijzer De onderwerpen die behandeld worden, zijn verdeeld in 3 hoofdgroepen: 1. Het dagelijkse leven 2. Psychosociale factoren 3. Lichamelijke factoren. De volgorde van de onderwerpen komt overeen met die in de vragenlijst van het preventieve ouderenconsult. Zie inhoudsopgave op de volgende pagina. In de eerste kolom worden de criteria beschreven waarop het betreffende onderwerp wordt beoordeeld of herkend. In de tweede kolom staat de algemene voorlichting over het onderwerp, in de middelste kolom de advisering die gegeven wordt bij problemen hieromtrent. In de vierde kolom zijn de verwijsmogelijkheden, -criteria en voorzieningen in kaart gebracht. En in de laatste kolom is de beschikbare patiënteninformatie over het onderwerp opgenomen. De verwijsmogelijkheden en patiënteninformatie zijn landelijk beschikbare informatie. Deze heeft bij de uitvoering van het ouderenconsult nog een vertaalslag nodig naar lokale, dan wel regionale zorg, welzijn, sport en voorzieningen
69
Inhoudsopgave Advisering & Verwijzing 1
HET DAGELIJKSE LEVEN 1.1 Eten en drinken 1.1.1 Eetpatroon 1.1.2 Voedingssupplementen 1.1.3 Vochtinname 1.1.4 Alcoholgebruik 1.1.5 Gebit 1.2 Slapen 1.2.1 Slaapproblemen 1.2.2 Snurken 1.3 Bewegen 1.3.1 Bewegen en sport 1.3.2 Valrisico 1.4 Zelfredzaamheid 1.4.1 Activiteiten dagelijks leven 1.4.2 Daginvulling 1.4.3 Financiën 1.4.4 Hulpverlening 1.5 Seksualiteit 1.5.1 Overgang 1.5.2 Fysieke seksualiteit 1.5.3 Seksualiteitsbeleving
2
PSYCHOSOCIALE FACTOREN 2.1 Intrapersoonlijk 2.1.1 Ouder worden 2.1.2 Zingeving en verwachtingen 2.1.3 (Ont)spanning 2.1.4 Eenzaamheid 2.1.5 Rouw 2.2 Interpersoonlijk 2.2.1 Familie en vrienden 2.2.2 Werk 2.2.3 De buurt 2.2.4 Mantelzorg 2.3 Mishandeling 2.4 Psychi(atri)sche ziektes 2.4.1 Dementie 2.4.2 Depressie
3
LICHAMELIJKE FACTOREN 3.1 Medicijngebruik 3.2 Waarneming 3.2.1 Zicht 3.2.2 Gehoor 3.2.3 Pijn 3.2.4 Geheugen 3.2.5 Duizeligheid / lage bloeddruk 3.3 Ademhaling 3.3.1 Ademhaling 3.3.2 Roken 3.4 Uitscheiding 3.4.1 Transpiratie 3.4.2 Incontinentie 3.4.3 Diarree 3.4.4 Obstipatie en aambeien 3.5 Gewicht 3.5.1 Gezond gewicht 3.5.2 Ondergewicht / ondervoeding 3.5.3 Overgewicht 3.6 Cardiovasculaire risico’s 3.6.1 Overgewicht zie 3.5.3 3.6.2 Bloedglucose 3.6.3 Hoge bloeddruk 3.6.4 Roken zie 3.3.2 3.7 Botten en gewrichten 3.7.1 Osteoporose 3.7.2 Artrose 3.8 Voeten
70
1 HET DAGELIJKSE LEVEN
1.1 Eten en drinken
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid enwelzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
1.1.1 Eetpatroon / gezonde voeding
Volwaardige, gezonde voeding: • 3 maaltijden, max. 3-4 keer iets tussendoor • Neem de rust en tijd om te eten, geniet ervan • Eet gevarieerd • Eet veel verse groenten en fruit • Eet vezelrijke, volkoren producten • Drink 1,5 – 2 liter (zie 1.1.3) • Matig het zoutgebruik • Vervang verzadigde vetten door onverzadigde vetten: in oliën, dieethalvarine, dieetmargarine en vloeibare bak- en braad
Wees alert bij ouderen die • Eenzaam zijn (zie 2.1.4) • Depressieve klachten hebben (zie 2.4.2) • De maaltijd niet meer zelf kunnen klaarmaken (zie 1.4.1 ADL) • Een slechte eetlust hebben; zo nodig verdiepingstest Ondergewicht doen
Naar huisarts voor: • dieetadvisering door diëtist
www.voedingscentru m.nl www.vilans.nl
Eetlust Voedingsmiddelen ADL-problemen Eenzaamheid
Niet roken
Voeding voor ouderen (per dag): • Vitamine D-suppletie (zie 1.1.2) • Groente: 200 gram (= 4 groentelepels) >70 jaar: 150 gram (= 3 groentelepels) • Fruit: 2 stuks fruit • Brood: 5-6 sneetjes >70 jaar: 4-5 sneetjes • Aardappelen: 3-4 opscheplepels >70: 2-4 opscheplepels • Melk: 500 ml, >70: 650 ml • Kaas: 1,5 plak, >70: 1 plak • Matig met alcohol (zie 1.1.4) • Vlees(waren)/-vervanger/vis/ei: 100125 gram; 2 keer per week vette vis • Zout: Dagelijks aanbevolen hoeveelheid was 9, is nu 6 gram! 1 gram zout = 2,4 gram natrium (= hoeveelheid in 6 boterhammen);
71
Naar diëtist voor • advies gezonde voeding Lokale voorzieningen: • Maaltijdvoorzieningen/services • Eettafels voor ouderen • Seniorenrestaurant via verzorgingshuizen • Restaurants die maaltijden bezorgen
Folder Gezonde Voeding bij huisarts Folder Cholesterol bij apotheken NHG-folders bij huisarts: • Gezonde voeding • Cholesterol • Somber of depressief • Alcohol
kant-en-klaar producten, kruidenmengsels en alle drop bevatten veel zout 1.1.2 Voedingssupplementen Vitamine D Vitamine B12 (niet standaard)
• Bij normaal voedingspatroon hebben ouderen alleen suppletie van vitamine D nodig • Vitamine B12 suppletie is geen standaard advies en wordt alleen op advies van de arts gegeven • Een tekort aan vit. B12 komt bij ouderen vaker voor omdat de opname ervan in de maag soms moeilijker wordt; de klachten zijn vermoeidheid, tintelingen in handen, coördinatieverlies, spierzwakte, bloedarmoede en/of geheugenverlies
Vitamine D-suppletie per dag: • Indien men zomers dagelijks minimaal 15 minuten met onbedekte handen en gezicht in de zon is (dit is voldoende voor het hele jaar): ♂ vanaf 70 jaar: 10 microgram ♀ vanaf 50 jaar: 10 microgram
Naar de huisarts: • bij klachten die verband kunnen houden met vitamine B12 tekort
www.voedingscentru m.nl
• Komt men zomers niet dagelijks 15 minuten in de zon of heeft men handen en/of gezicht bedekt, of bij een donkere huidskleur: ♂ 50 - 70 jaar: 10 microgram ♀ vanaf 50 jaar en ♂ vanaf 70 jaar: 20 microgram Zie schema hieronder29
29
Vit-D suppletie in microgrammen
Dagelijks in de zon, minimaal 15-min zomers met onbedekte handen en gezicht, is voldoende voor het hele jaar Niet dagelijks in zon zomers of donkere huidskleur of bedekte huid
50-70 jaar
> 71 jaar
Man
Vrouw
Man
Vrouw
geen
10 mcg
10 mcg
10 mcg
10 mcg
20 mcg
20 mcg
20 mcg
72
1.1.3 Vochtinname Huidturgor • Uitdroging • Vochtophoping 1,5 – 2 liter per dag drinken
• Ouderen hebben minder vochtreserve in het lichaam, waardoor drinken extra belangrijk wordt • Aanbevolen vochtinname voor ouderen door drinken: 1,5 - 2 liter/dag • Daarnaast nog + 900 ml via voedsel (normale voeding) • Bij warm weer of (zware) lichamelijke inspanning is meer vocht nodig • Wees matig met alcohol (zie 1.1.4) • Met het ouder worden vermindert het dorstsignaal en de behoefte aan drinken waardoor een grotere kans op uitdroging ontstaat • Gevarieerd drinken stimuleert tot drinken
Aantal kopjes/glazen/bekers per dag: 10 - 12 • 1 glas = ongeveer 150 ml • 1 kopje = ongeveer 125 ml • 1 beker = 150 – 200 ml
Naar huisarts bij: • Uitdrogingsverschijnselen • Vocht vasthouden • Dieetadvies bij de diëtiste
www.voedingscentru m.nl NHG-folder Diarree bij huisarts
Praktische tips voor meer vochtinname: • Klaar zetten • Integreren in dagpatroon • Bespreken wat aantrekkelijk is • Opschrijven wat gedronken wordt Risico’s bij te weinig vochtinname: • Nierstenen • Toename van de kans op infecties • Er ontstaat snel een tekort aan vocht bij ziekten, koorts, aandoeningen en aanhoudende diarree Risico bij teveel vochtinname: • Zouttekort (komt zelden voor)
73
1.1.4 Alcoholgebruik Test: Audit-C Gezond gebruik: ♀: < 3 ♂: < 4 Ouderen: < 3 Gezondheidsrisico bij: ♀: 3 en > ♂: 4 en > Ouderen: 3 en >
1.1.5 Gebit Slechte adem Tand- of kiespijn
Maximum alcoholgebruik: • Voor mannen 2 glazen/dag • Voor vrouwen1 glas/dag • 2 onthoudingsdagen/week • Maximaal alcoholgebruik voor ouderen ligt lager dan voor volwassenen • Door veroudering van het lichaam wordt alcohol minder goed verdragen • Geef voorlichting over de risico’s voor de gezondheid • Ouderen hebben een verhoogd risico op overmatig en problematisch alcoholgebruik door veranderde verhouding lichaamsvocht, eenzaamheid, verminderde energie • Bij stevig alcoholgebruik gaat het inslapen vaak goed, maar geeft doorslapen vaak problemen • Poets minimaal 2 keer daags tanden • Eet maximaal 3 maaltijden en 4 tussendoortjes • Laat het gebit minimaal eenmaal per jaar controleren door tandarts
Test: Audit-C Bij uitslag Audit-C: gezondheidsrisico: • Onderzoek de reden van het drinken • Geef voorlichting over de gezondheidsrisico’s • Adviseer te minderen • Wees alert op eenzaamheid (zie 2.1.4) • Wees alert op depressieve klachten (zie 2.4.2) • Let op groter valrisico (zie 1.3.2) • Let op combinatie met slechte mobiliteit (zie 1.3.1) • Let op medicijngebruik (zie 3.1): - Extra belasting van de lever - Mogelijk veranderend effect van medicijn (lees bijsluiter) - Geen alcohol in combinatie met slaap- en kalmeringsmiddelen! • Overmatig alcoholgebruik kan overlast voor anderen veroorzaken (zie 2.2) • Doorslaapproblemen (zie 1.2.1)
• Borstel de tanden en/of reinig de gebitsprothese • Borstel de mondholte met een zachte tandenborstel en masseer zo het tandvlees • Poets de tong om slechte adem te voorkomen • Bij tandpijn door terugtrekkend tandvlees, spoel met mondwater • Wees alert op een gezond voedingspatroon bij een niet passende gebitsprothese (1.1.1)
Naar huisarts • Beoordeel verwijzing aan de hand van de mate van drankgebruik in combinatie met psychosociale problemen, valrisico, overlast etc. • Voor verwijzing naar Verslavingszorg/Centra voor alcohol en drugs
www.alcoholdebaas. nl www.alcoholtest.nl www.alcoholinfo.nl www.genietmaardrin kmetmate.nl Alcohol Infolijn: 0900 - 5002021 Brochure ‘Ouderen en het gebruik van medicijnen in combinatie met alcohol… Een onderschat probleem!’ via www.ouderenpsychia trie.nl NHG-folder bij huisarts: • Alcohol • Somber of depressief
Naar tandarts voor: • Jaarlijkse controle • Bij klachten Naar tandprothetische praktijken • Bij reparatie prothese • Bij vervanging prothese Naar mondhygiëniste • Voorlichting en behandeling mondhygiëne 74
1.2 Slapen
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
1.2.1 Slaapproblemen
• Zorg voor een goed bed • Bij het ouder worden verandert het slaapritme - Behoefte aan slaap neemt af (bijv. tot 5-6 uur slaap voor 80-jarigen) - Periodes van diepste slaap worden korter - Lichter slapen - Slaaponderbrekingen zijn normaal; kan het gevolg zijn van lichamelijke ongemakken - De benodigde rust wordt meer verspreid over dag en nacht • Uitzoeken hoeveel slaap nodig is • Acceptatie van nieuwe slaapen waakritme • Bij weinig slaap, maar overdag niet moe, is er geen slaapprobleem • Om te kunnen slapen moet je lichamelijk en geestelijk ontspannen en moe zijn • Hoe slechter de nachtrust hoe groter de behoefte overdag te gaan liggen • Angst en spanning zijn niet bevorderlijk voor de slaap
• Zorg voor voldoende lichaamsbeweging overdag • Slaap overdag niet langer dan 30-40 minuten • Breng regelmaat aan in slaap- en waakritme • Probeer niet een slaapperiode van 8 uur in stand te houden • Bij gebruik van slaapmedicatie: beperk dit tot maximaal 7 keer/maand of tot maximaal 14 dagen achtereen • Alcohol werkt ontspannend, maar te veel alcohol verstoort de slaap (zie 1.1.4) • Vermijd vóór het slapen gaan koffie, gefermenteerde thee en nicotine (opwekkende stoffen), intensief sporten, te zware maaltijden of een hongerig gevoel • Glas warme melk met honing • Goed matras, prettige omgeving, matige temperatuur, geen knellende kleding • Voldoende ventilatie, ook ’s nachts • Gebruik de slaapkamer alleen om te slapen • Slapen en ontspannen kun je leren
Naar huisarts bij: • Ernstige slaapproblemen • Dagelijkse slaapmedicatie langer dan 14 dagen of bijwerkingen • Vallen en slaapmedicatie • Programma stoppen met slaapmiddelen (indien van toepassing)
www.hersenstichting .nl
Moeilijk inslapen Niet goed doorslapen Heel vroeg wakker Langdurige slaapmedicatie
NHG-folder bij huisarts: • Slapen • Overspannen
Lokale voorzieningen: • Cursus slapen • Cursus ontspannen • Cursus massagetechnieken
Wees alert voor valrisico bij ouderen die slaapmedicatie gebruiken (zie 1.3.2) Wees alert op angst en/of spanningen
75
1.2.2 Snurken Wakker houden huisgenoten Moeheid overdag
• Snurken kan de partner én de snurker uit de slaap houden • Snurken komt vaker voor bij overgewicht • Snurken kan samengaan met slaapapneu; slaapapneu komt ook bij hartfalen voor • Snurken kan verergeren door alcoholgebruik of slaapmiddelen (spierverslapping) • Apneu komt meer voor bij mannen voor dan bij vrouwen
• Bij overgewicht (zie3.5.3): afvallen • Minder alcoholgebruik (zie 1.1.4) • Er zijn allerlei hulpmiddelen om snurken tegen te gaan • Slaaphouding: niet op de rug; om rugligging te voorkomen, kan een tennisbal in de rugzijde van de pyjama worden bevestigd • Oordopjes voor de partner
Naar huisarts: • Bij snurken met ademstilstanden • Bij last van snurken en in slaap vallen overdag • Voor een hulpmiddel • Bij slaapmedicatie
www.apneuverenigin g.nl NHG-folder bij huisarts: • Slaapproblemen • Overgewicht
76
1.3 Bewegen
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
1.3.1 Bewegen en sport
• Dagelijkse inspanning en beweging is levensverlengend en voorkomt veel gezondheidsproblemen • Matig intensief bewegen betekent: een verhoogde hartslag of versnelde ademhaling; voor de een vereist dat andere inspanning dan voor de ander • Zwaar intensieve lichamelijke activiteit betekent: gaan zweten en hijgen • Een conditie geleidelijk opbouwen
Voldoende beweging voor een goede gezondheid betekent: • Minimaal 5 dagen in de week 30 minuten matig intensief bewegen (1x30 min, 2x15 min of 3x10 min), óf • 3 keer per week minstens 20 minuten zwaar intensief bewegen
Naar huisarts bij: • Benauwdheidklachten • ADL-problematiek • Vallen
www.nisb.nl www.beweegmaatje. nl www.30minutenbew egen.nl www.beweegambass ade.nl www.hartstichting.nl
Beweegnorm Minimaal 5 dagen per week 30 minuten matig intensief bewegen Fitnorm Minimaal 3 keer per week 20 minuten zwaar intensief bewegen Combinorm Voor een goede gezondheid is het voldoende om de Beweegnorm of de Fitnorm te halen
Zoek naar passende activiteit: • Alleen of samen; zoek zo nodig een maatje • Passend tijdstip • Passende inspanning Wees alert bij ouderen met: • Overgewicht of die willen afvallen • Een hoog valrisico (zie 1.3.2) • Eenzaamheid: begeleiding naar activiteiten kan nodig zijn (zie 2.1.4)
Lokale voorzieningen: • Fitnesscentra • Sportscholen • Wijk-centra • Fittesten • Sportverenigingen • Welzijnswerk • Buurtactiviteiten • Speciale ouderengroepen • Etc. Word ambassadeur om ouderen te stimuleren tot voldoende beweging
www.sportiefbewege n.nl voor mensen met een chronische aandoening NHG-folder bij huisarts: • Gezond bewegen • Overgewicht
Activiteiten thuis: • Ochtendgymnastiek (op tv) • Fietsen op hometrainer • Wandelen • Tuinieren, huishoudelijk werk • Oefeningen
77
1.3.2 Valrisico Historie vallen Historie botbreuken Artrose Verminderd zien Test: Timed Get Up and Go Score > 14 of ongelijkmatig gangpatroon
Veiligheid preventief: • Voldoende beweging • Vit-D suppletie (zie 1.1.6) • Calciumrijke voeding (10001200 mg/dag): melk en zuivelproducten • Inrichting woning • Goede bril • Preventie osteoporose (zie 3.7.1) • Roken verhoogt het risico op fracturen • Bij een BMI < 20 of gewicht < 60 kg is het risico op fracturen groter
Test: Timed get up and go • Goed schoeisel • Heupbeschermers bij hoog valrisico • Bespreek het gebruik van slaap- en/of kalmeringsmiddelen (zie 3.1) • Vermijd alcohol (zie 1.1.4) • Niet lopen met leesbril op • Bij duizeligheid vasthouden of gaan zitten/liggen (zie 3.2.5) • Voeding bij osteoporose (zie 3.7.1) • Let op een veilig huis - Losliggende snoeren/matten - Rookmelders - Schoon rookkanaal - Antislip in natte ruimtes - Lege trap - Juiste hoogtes • Bespreek valrisico-inventarisatie thuis • Zoek de juiste domotica
Naar huisarts bij: • Timed Get Up and Go > 14 • Onregelmatig gangpatroon • Slecht zien Huisbezoek valrisicoinventarisatie bij: • Timed Get up and go’ > 14 • Ongelijkmatig gangpatroon • Historie vallen • Historie botbreuken • Angst voor vallen
www.veiligheid.nl www.seniorgezond.nl www.vilans.nl NHG-folders bij husarts: • Gezond bewegen • Stoppen met roken
Lokale voorzieningen: • Huishoudelijke hulp (WMO) • Thuiszorg voor verzorging • Voorlichtingsbijeenkomst over gezonde voeding bij osteoporose
78
1.4 Zelfredzaamheid
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
1.4.1 Activiteiten dagelijkse leven
Voorlichting over: • Normale ouderdomsverschijnselen • Mogelijkheden voor hulp • Rijvaardigheid
• Bespreek tijdig de mogelijkheden bij beginnende ADL-problemen • Bespreek ook de mogelijkheden op termijn • Bespreek coping
Naar WMO / gemeente: • Voorzieningen/vervoer • Huishoudelijke hulp
www.ciz.nl website gemeente
Problemen bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten
ADL-ondersteuning: hulp bij • Huishouden • Tuinonderhoud • Klussen • Maaltijdbereiding • Kleding aan huis • Voetverzorging (aan huis) (zie 3.8) • Haarverzorging (aan huis) • Financiële administratie (zie 1.4.3) • Gehoormeting (aan huis) (zie3.2.2) • Oogmeting (aan huis) (zie 3.2.1) • Vervoer/parkeren
Naar CIZ / thuiszorg: • Verzorging • Verpleging • Begeleiding Naar ergotherapie voor • Problemen bij ADL • Rollatortraining Lokale voorzieningen • Pedicure • Mantelzorgbegeleiding • Maaltijdvoorziening
Let op • Belasting mantelzorg (zie 2.2.4), neem zo nodig de CSI af • Benodigde hulpmiddelen • Veiligheid (zie 1.3.2) • Medische keuring voor het rijbewijs vanaf 70 jaar elke vijf jaar door onafhankelijk arts
79
1.4.3 Zinvolle dagbesteding Hobby’s Vrijwilligerswerk Verveling Eenzaamheidsschaal, score 4 en >
• Een hobby is een ontspannende activiteit die men in de vrije tijd uitoefent en die men graag doet • Het doen van vrijwilligerswerk kan zin geven aan het leven • Vrijwilligerswerk kan zorgen voor sociale contacten • Een hobby en (vrijwilligers-) werk voorkomt verveling • Geleidelijk afbouwen van betaald werk kan geleidelijk toegroeien naar hobby en vrijwilligerswerk bevorderen
Test voor eenzaamheidsproblematiek: Eenzaamheidsschaal (zie 2.1.4)
Lokale voorzieningen • Vrijwilligerscentrale / vrijwilligersbank • Welzijnswerk • Hobbyclubs • Verenigingen • Dagbesteding / dagbehandeling
www.senioren.nl www.50plusnet.nl www.vrijwilligerscen trale.nl www.handjehelpen.n l www.zonnebloem.nl www.humanitas.nl www.legerdesheils.nl www.pkn.nl www.johanniter.nl www.lsvt.nl www.rodekruis.nl www.vptz.nl www.mezzo.nl www.vrijwilligerswer k.nl www.roze50plus.nl
• Als het niet lukt om zelf de schulden af te lossen, kan hulp worden ingeroepen bij de afdeling sociale zaken van de gemeente • Een gespecialiseerde hulpverlener kan helpen met de schuldbemiddeling • Als er niets of niet genoeg van de schulden afbetaald kunnen worden, kan er een wettelijke schuldsanering aangevraagd worden bij de rechtbank
Algemeen maatschappelijk werk voor: • Het op orde brengen van de financiële administratie • Ondersteuning
www.nibud.nl www.zelfjeschuldenr egelen.nl www.rijksoverheid.nl www.voordeelvoorou deren.nl www.marktplaats.nl
Let op: • Familiaire relaties (zie 2.2.1) • Zingeving (zie 2.1.2) • Gezondheid, depressie (zie 2.4.2)
Lokale voorzieningen • Voedselbank • Ruilwinkels
• Zorg voor voldoende ontspanning in de dag • Probeer het interessegebied te achterhalen • Probeer te achterhalen waar de belemmeringen zitten om tot activiteiten te komen • Pols de interesse in de medemens • Ondersteun bij het zoeken van een passende hobby’s • Ondersteun bij het zoeken naar passend (vrijwilligers)werk, activiteiten voor kerk/vereniging etc. Wees alert op: • Zingevingsvragen (zie 2.1.2)
1.4.3 Financiën Niet rond kunnen komen Rekeningen niet of te laat betalen Maatschappelijke isolering
Het op orde maken van de financiële situatie begint met het in kaart brengen van het probleem • Een overzicht van de schulden en niet betaalde rekeningen • Een overzicht van de inkomsten en uitgaven
Gemeente - Sociale Zaken, het juridisch loket voor: • Budgetbeheer en/of schuldhulpverlening:
NHG-folder bij huisarts: • Somber of depressief
80
1.4.4 Hulpverlening Begeleiding bij gedragsverandering Afhankelijkheidspositie Klachten Observatie mishandeling
• Ouderen kunnen zich afhankelijk voelen doordat ze hulpverlening of zorg nodig hebben • Ouderen kunnen tevreden en ontevreden zijn over de hulpverlening die zij ontvangen
• Evalueer regelmatig de zorg en hulpverlening • Erken de afhankelijkheidspositie • Wijs op de klachtenprocedure van de instelling Wees alert op: • Mishandeling bij ontspoorde zorg (zie 2.3)
Begeleiding bij gedragsverandering: • CIZ / thuisbegeleiding • AMW • Huisarts voor verwijzing naar 1e lijns psycholoog / GGZ, diëtiste • Welzijnswerk
Over klachtenprocedures: www.kiesbeter.nl www.igz.nl Voor klachten: www.zorgbelangnederland.nl
Voor klachten over de zorg/hulpverlening • Bij de instelling zelf • Bij belangenorganisatie
81
1.5 Seksualiteit
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
1.5.1 Overgang
• Periode rond de laatste menstruatie • De hoeveelheid vrouwelijke hormonen vermindert (oestrogeen en progesteron) • Begint meestal tussen 45 en 55 jaar; duur gemiddeld 4 jr • 2 op de 10 vrouwen hebben geen klachten; 3 op 10 lichte/matige klachten; de helft van de vrouwen heeft hevige klachten
Adviezen in de overgang: • Zorg voor een goede conditie bij veel bloedverlies • Gezonde voeding • IJzerrijke voeding (vlees, volkorenproducten, bladgroenten en gedroogde vruchten) • Voldoende lichaamsbeweging (zie 1.3.1) • Voldoende nachtrust (1.2)
Naar de huisarts: • Bij veel klachten
www.vrouwenindeov ergang.nl Ervaringen: www.vrouwenoverga ng.nl
Onregelmatige menstruatie Opvliegers Nachtelijke zweetaanvallen Stemmingswisselingen
Klachten: • Onregelmatige menstruatie • Opvliegers en nachtelijke zweetaanvallen • Stemmingswisselingen • Door het droger worden van de vagina kan vrijen pijnlijk zijn of een branderig gevoel geven Secundaire klachten: • Bloedarmoede • Slaapproblemen, moeheid • Onzekerheid • Geen zin in vrijen • Prikkelbaarheid
Naar overgangsconsulent Apotheek of drogist: • Voor glijmiddelen
Bij opvliegers: • Luchtige kleding die goed vocht opnemen: katoen, linnen, zijde, wol. • Met meerdere lagen dunne kleding over elkaar, is het makkelijk iets uit te doen • Katoenen beddengoed; liever wollen dekens in plaats van synthetisch dekbed Bij vaginale klachten: • Maak afspraken met uw partner • Bespreek met uw partner uw lichamelijke veranderingen • Neem veel tijd bij het voorspel • Gebruik zo nodig een glijmiddel (zonder recept bij de drogist of apotheek)
82
1.5.2 Fysieke seksualiteit Erectieproblemen Pijn bij vrijen Veranderende behoefte SOA
Bij het ouder worden • Kunnen erectieproblemen ontstaan en een droge vagina • Kan de behoefte aan gemeenschap afnemen, de behoefte aan vrijen neemt meestal niet af Veranderingen in de seksuele fysiologie: Bij mannen • Tragere erectie • Verminderde druk bij ejaculatie en vermindering van ejaculatievolume • Vermindering van drang tot ejaculeren • Korter orgasme • Verlengde refractaire periode (> 24 uur)
• Een luisterend oor • Begrip • Moedig aan om problemen in de relatie bespreekbaar te maken
Naar huisarts • Bijproblemen i.v.m. seksualiteit en ouderdom • Bij SOA
Denk aan: • Seksualiteit in relatie tot ziekte en medicijnen • Seksualiteit en relatieproblemen • Homoseksualiteit bij ouderen
Naar de GGD: • Bij SOA
www.nvsh.nl Informatielijn Ouderen en seksualiteit 0900-5112233
Apotheek of drogist: • Voor glijmiddelen Informatielijn
• Bij vrouwen • Vertraagde productie van smeervocht • Elasticiteitsverlies in vaginawanden • Kleiner worden van vagina • Verminderde en vertraagde uitzetting in lengte en diameter van de vagina • Het duurt langer om tot orgasme te komen Vermindering van duur en intensiteit van orgasme
83
1.5.3 Seksualiteitsbeleving Intimiteit Sensualiteit Roze ouderen
• Seksualiteit is voor de meeste ouderen een wezenlijk onderdeel van hun bestaan • Een nieuwe levensfase brengt veranderingen in de seksualiteit met zich mee • Ouderen kunnen door lichamelijke of externe omstandigheden gehinderd worden in hun seksuele activiteit; toch staat leeftijd an sich de seksuele behoefte niet in de weg • De waarde die men aan seks hecht, hangt niet samen met het ouder worden (eerder of men voor of na de seksuele revolutie is opgegroeid) • Ziekte en medicijnen kunnen de seksualiteitsbeleving beïnvloeden
Benader seksuele problemen drieledig: • Lichamelijke oorzaken van seksuele disfunctionaliteit • Samenhang tussen verminderde seksuele functionaliteit en relatieproblemen • Vooroordelen m.b.t. seksualiteit van ouderen die een negatieve impact kunnen hebben op de seksuele praktijk en beleving • Bij roze ouderen ligt vereenzaming op de loer (zie 2.1.4) Wees alert op: • Zingeving (2.1.2) • Interpersoonlijke factoren (zie 2.2) • Psychosociale klachten (negatief lichaamsbeeld)
Naar huisarts bij • Psychosociale klachten • Ondersteuning bij verandering • Lichamelijke problemen t.a.v. de seksualiteit • Relatieproblemen Naar AMW bij • Psychosociale klachten • Ondersteuning bij verandering • Relatieproblemen
www.coc.nl Informatielijn Ouderen en seksualiteit 0900-5112233 Boek ‘Seksualiteit van Ouderen’ van Aagje Swinnen
Informatielijn
84
2 PSYCHOSOCIALE FACTOREN
2.1 Intrapersoonlijk
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
2.1.1 Ouder worden
• Normaal ouder worden versus ziekte • Mentale en fysieke achteruitgang en minder mogelijkheden tot herstel en compensatie • Gezondheidsproblemen zijn vaak chronisch en complex • Comorbiditeit • Acceptatie van achteruitgang • Begeleiding op welzijnsaspecten wordt steeds belangrijker • Veel mogelijkheden voor benodigde hulp • Domotica ontwikkelt snel
• Let op zelfredzaamheid op alle levensdomeinen: lichaam en geest, sociale relaties, materiële zekerheid, arbeid en presteren, zingeving • Waardeer eigen acties tot compensatie • Luisteren naar signalen van het lichaam • Begeleiding bij veranderingsproces • Acceptatie van verlies • Zorg en hulpverlening waar nodig • Zorg in natura of persoonsgebonden budget (PGB) • Voorzieningen voor ouderen • Veiligheid (zie 1.3.2) • Zingeving (2.1.2) • Passende huisvesting (waaronder tuinonderhoud) • Financiële situatie • Inspirerende omgeving
Naar de huisarts: • Bij klachten Naar WMO / gemeente: • Huishoudelijke hulp • Voorzieningen
www.senioren.nl
Naar CIZ - thuiszorg • Verzorging en verpleging • Begeleiding bij ouder worden, rouw, ziekte Pastorale begeleiding • zingevingsvragen Lokale voorzieningen • Maaltijdvoorziening • Welzijnswerk • Ouderenbonden • Tuinonderhoud • Klussendienst • Rollatortraining • Bewegen voor ouderen
85
2.1.2 Zingeving en verwachtingen Bij existentiële vragen over de toekomst, verlies, de zin van het leven etc.
2.1.3 (Ont)spanning Gespannenheid Onrust
• Ouderen leven in de laatste fase van hun leven en (beginnen te) beseffen, dat het leven eindig is • Veel ouderen denken na over de zin van de toekomst en het leven • Ouder worden brengt verlieservaringen met zich mee: het lichaam werkt niet meer altijd mee, de kring van kennissen en vrienden wordt kleiner (zie 2.1.1)
Algemene informatie: • Voldoende bewegen (zie 1.3.1) • Gezonde voeding (zie 1.1.1) • Voldoende ontspannende activiteiten (1.4.2)
Wees alert bij ouderen die: • Geestelijk of fysiek hulpbehoevend zijn • Recent een verlieservaring of andere belangrijke gebeurtenis meemaakten • Eenzaam zijn (zie 2.1.4) Belangrijke thema's zijn: • Omgaan met langdurende ziekte of afhankelijkheid • Verdriet en rouw • Vereenzaming (zie 2.1.4) • Verlies van sociale relaties • Het eigen huis moeten verlaten • Gebrek aan een betekenisvolle daginvulling (1.4.2) • Terugkijken op het leven • Het leven gaan loslaten
Naar huisarts / AMW: • Bij psychosociale problemen en copingsvraagstukken
www.netwerklevensv ragen.nl
Voor zingevingsvragen naar pastorale hulpverlening of gespecialiseerde hulpverlening die aansluit bij de levensovertuiging
• Leg zo mogelijk de relatie tussen de oorzaak en de spanningsklachten (bijzondere gebeurtenissen, veranderingen)
Naar huisarts voor • Verwijzing naar hulpverlener (GGZ, 1e lijns psycholoog)
Eigen bijdragen aan oplossingen: • Ademhalingsoefeningen • Ontspanningsoefeningen, yoga • Voeding: voldoende koolhydraten en weinig eiwitten • Gesprekken met vrienden/familie • Afleiding, vakantie
Naar Fysiotherapie: • Ontspanningstherapie Lokale voorzieningen: • Cursus slapen • Cursus ontspannen • Cursus massagetechnieken • Cursus yoga • Autogene training
www.vakantieouderen.nl www.hetvakantiebur eau.nl www.senioren.nl NHG-folder bij huisarts: • Overspannen • Slaapproblemen • Gezonde voeding
86
2.1.4 Eenzaamheid Eenzaamheidsschaal score < 3: geen eenzaamheid score 3 – 11: van matig tot zeer sterk eenzaam
• Verschil tussen sociale en emotionele eenzaamheid • Inzicht in eigen beleving: wat wordt bedoeld met eenzaamheid • Relatie met ouder worden, achteruitgang, verlies van gezondheid, contacten etc.
Test: Eenzaamheidsschaal Relationele eenzaamheid • Inventariseren wensen en zoek iemand voor de begeleiding tot activiteiten • Bij hoge score kan het zijn dat de oudere moeilijk in staat is om zelf contact te leggen en kan ondersteuning hierin nodig zijn • Langdurige contacten zijn belangrijk • Internetcontacten Emotionele eenzaamheid • Begeleid naar hulpverlening voor verwerking van de achterliggende problematiek
2.1.5 Rouw Verwerken verlies
Rouw ontstaat na allerlei soorten van verlies: verlies van een dierbare, gezondheid, mobiliteit, vitaliteit etc. Verwerkingsfasen: • Ontkenning • Protest/boosheid • Vechten/onderhandelen • Depressie (zie 2.4.2) • Aanvaarding
• Rouwen mag • Bied een luisterend oor • Geef ruimte aan en zowel positieve als negatieve gevoelens • Let op zelfzorg: goede voeding (zie 1.1.1); regelmaat, contacten (zie 2.2), activiteiten (zie 1.4.2) • Organiseren van het sociale netwerk, mantelzorg (zie 2.2.4)
Naar Welzijnswerk voor • begeleiding • activiteiten
www.50plusnet.nl www.seniorweb.nl
Lokale voorzieningen: • Welzijninstellingen • Wijkgebouw/buurthuis • Zonnebloem, Rode Kruis, kerken • Sportverenigingen • Cursussen voor ouderen • Vrijwilligersorganisatie • Internet • Maatjesproject
Naar huisarts: • Bij klachten • Zo nodig voor verwijzing psychosociale hulp
www.landelijksteunp untrouw.nl NHG-folder Gezonde voeding bij huisarts
Lokale voorzieningen: • Cursus rouwverwerking • Maatjesproject
87
2.2 Interpersoonlijk
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
2.2.1 Familie en vrienden
Intimiteit en nabijheid van vrienden en familie is belangrijk
Naar huisarts / AMW: • Bij psychosociale klachten
www.voordeelvoorou deren.nl
Partner (Klein)kinderen Vrienden
Veel gebeurtenissen kunnen familiaire en vriendschappelijke banden beïnvloeden: • Het krijgen van kleinkinderen en de nieuwe rol als opa/oma • Stoppen met werken • Een nieuwe woonomgeving • Ruzie • Wijziging in samenstelling van de familie (overlijden, echtscheiding, het uit huis gaan van de kinderen) • Afhankelijk raken (ADL, zorg) (zie 1.4.1) • Ziekte
Wees alert op signalen als: • Mopperen, klagen • Steeds hetzelfde vertellen
Pastorale begeleiding, kerk: • Voor zingevingsvragen
www.50plusnet.nl
2.2.2 Werk
•
Stoppen met werken
• • •
Het mentale afscheid van het werk, de werkgever en de collega’s begint vaak al jaren voordat men werkelijk stopt met werken Bij stoppen met werken kan een rouwervaring ontstaan Nieuwe daginvulling Verandering in de financiële situatie (zie 1.6)
Wees alert op: • (Over)belasting mantelzorgers (2.2.4) • Eenzaamheid (zie 2.1.4) • Psychische belasting • Familie-ruzies kan voor de grootouders betekenen dat het contact met de kleinkinderen moeilijk verloopt • (Niet onderkende) hoorproblemen / dementie kunnen irritaties geven • • • • • •
www.seniorweb.nl
Lokale activiteiten • Kerk • Welzijn • Sport • Verenigingen
Psychosociale begeleiding Bemiddeling Afleiding Acceptatie Zoeken naar nieuw evenwicht / elan Zingeving (zie 2.1.2)
• Goed afscheid nemen is belangrijk • Het werk stopt, contacten kunnen doorgaan • Contacten met collega’s veranderen • Rouwverwerking (2.1.5) • Begeleiding bij veranderingen • Leren van nieuwe vaardigheden • Herijken positie / taken in gezinsverband • Vrijwilligerswerk, hobby’s • Contacten verdiepen, nieuwe
Naar huisarts: • Bij psychosociale klachten Naar AMW • Zicht op financiële situatie • Begeleiding bij veranderingen Lokale voorzieningen: • Welzijnswerk • Verenigingen • Vrijwilligerscentrale • Hobbyclubs
www.rijksoverheid.nl www.pensioenkijker.n l www.mijnpensioenov erzicht.nl www.plusonline.nl
88
2.2.3 De buurt Buurtgenoten Netwerkontwikkeling Activiteiten Overlast
2.2.4 Mantelzorg
• De laatste decennia zijn de sociale contacten tussen buurtgenoten losser geworden, zowel in de stad als op het platteland. Voor ouderen kan de stap om contacten in de buurt te zoeken daarom groot zijn • Overmatig alcoholgebruik kan overlast veroorzaken in de buurt (zie 1.1.4) • Lawaai-overlast •
CSI Score 4-6: risico Score 7-9: matig belast Score 10-12: overbelast Prikkelbaarheid Vermoeidheid Depressie
• • •
Wees alert op: • Veilig gevoel in de buurt • Eenzaamheid (zie 2.1.4) • Sociale relaties / ruzies • Vaardigheden voor het leggen van contacten en voor het ontwikkelen van activiteiten
Mantelzorger is iemand die langdurig en onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis zorgt Relatie leeftijd, algemene conditie, mate van belasting Assertiviteit
Verdiepende test:CSI bij 9 uur of > mantelzorg geven of bij gevoel van belasting
CSI test uitvoeren bij mantelzorg langer dan 3 maanden en meer dan 8 uur per week of als de oudere aangeeft een zware belasting te ervaren
• Reflectie op rol mantelzorger • Bij fysiek zware last, gebruik van hulpmiddelen • De zorg delen • Aanpassen werkschema • Vinden van de juiste wegen voor hulp • Verbreden van draagvlak • Financiële ondersteuning • Lotgenotengroep voor mantelzorgers • Nationale mantelzorgdag (verwendag voor mantelzorger)
Wees alert op: • Grenzen aan mantelzorg • Schuldgevoel • (on)Begrip van omgeving • Verdriet om achteruitgang • Depressieve klachten (zie 2.4.2)
Lokale voorzieningen: • Buurtwerker • Buurtactiviteiten • Buurtvereniging • Kerk • Buurtbemiddeling • Politie
Naar huisarts bij: • Gezondheidsklachten Naar Mantelzorgondersteuning • Bij CSI score 7–12 • Voor ondersteuning • Voor respijtzorg Naar WMO / gemeente voor: • Huishoudelijke hulp Naar CIZ/thuiszorg voor: • Ondersteunende begeleiding • PG-verzorging bij dementerende • Nachtzorg
www.mezzo.nl Mantelzorglijn: 0900 – 2020496 Mantelzorgkrant NHG-folder bij huisarts: • Somber of depressief
Lokale voorzieningen: • Vrijwilligerscentrale • Uitleenpunten voor hulpmiddelen • Maaltijdvoorziening • Boodschappendienst • Tuinonderhoud
89
2.3 Mishandeling
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
Emotionele verwaarlozing Fysieke verwaarlozing Emotionele mishandeling Fysieke mishandeling Seksuele mishandeling Financiële uitbuiting Schending van de rechten
• Ouderenmishandeling is het handelen of nalaten van handelen waardoor de oudere persoon lijdt; dit lijden kan lichamelijk of psychisch zijn maar ook materieel • Ouderenmishandeling komt in iedere bevolkingsgroep voor • Eén op de twintig ouderen heeft met mishandeling te maken
Wees alert bij ouderen die: • Toenemend afhankelijk zijn van zorg • Familiegeschiedenis (agressieve omgang, verslaving, psychi(atr)sche problemen) • Ingrijpende voorvallen • Geïsoleerd leven (zie 2.1.4)
Een overzicht van Advies- en steunpunten huiselijk geweld, zie www.movisie.nl onder ouderenmishandeling
• Signalen bij verwaarlozing, mishandeling, uitbuiting: Zie observatie Ouderenmishandeling (werkmethodiek 3.3.2)
Aanpak • Stap 1: Preventie: voorlichting en informatieverstrekking • Stap 2: Verlichten van de zorg • Stap 3: Onderzoek naar feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot bewijsvoering • Stap 4: Bespreekbaar maken: met de oudere zelf, met een leidinggevende of collegiale consultatie • Stap 5: Advies inwinnen bij een Steunpunt Huiselijk Geweld/meldpunt ouderenmishandeling of een • andere deskundige organisatie; indien mogelijk bespreken in een consultatienetwerk ouderenmishandeling; • Stap 6: Deskundige hulp organiseren en de zaak overdragen
Stap 2: Mantelzorgondersteuning • Bij CSI score 7–12 • Voor ondersteuning • Voor respijtzorg Gemeente/thuiszorg voor: • Huishoudelijke hulp Naar CIZ/thuiszorg voor: • PG-verzorging bij dementerende • Nachtzorg Lokale voorzieningen: • Vrijwilligerscentrale • Uitleenpunten voor hulpmiddelen • Maaltijdvoorziening • Boodschappendienst • Tuinonderhoud Stap 4: • Eigen organisatie • Consultatienetwerk Ouderenmishandeling Stap 5: • Steunpunt Huiselijk geweld/Meldpunt ouderenmishandeling Stap 6 • AMW/andere hulpverlener • Advies- en steunpunten Huiselijk Geweld • (eventueel politie)
Wees alert bij • Overbelasting en eigen problematiek mantelzorger (zie 2.2.4) • Onmacht zorg/hulpverlener
90
2.4 Psychi(atri)sche ziektes
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
2.4.1 Dementie
Dementie is een cognitieve stoornis: een stoornis in informatieverwerkingsproces door achteruitgang van de hersenfuncties
Test: Observatielijst Dementie (OLD)
Naar huisarts bij • Vermoeden van dementie
www.tno.nl www.dementieprogr amma.nl www.alzheimercentr um.nl www.alzheimerneder land.nl www.fondspsychisch egezondheid.nl
Vergeetachtigheid Desoriëntatie Cognitieve stoornis Afasie30 Apraxie 31 Agnosie32 Verminderd dagelijkse functioneren OLD 4 of > keer score A
Herkennen aan: • vergeetachtigheid, vooral van het korte geheugen • niet op juiste woorden komen • vragen niet goed begrijpen • besef van tijd gaat achteruit • verzinnen van uitvluchten • moeilijk nieuwe dingen leren • vaardigheden kwijtraken • moeite met plannen maken / organiseren • gedrag- en stemmingsveranderingen • Vergeetachtigheid alleen hoeft geen dementie te zijn
30 31 32
Bij geringe achteruitgang, gebruik van hulpmiddelen zoals • Afspraken in agenda opschrijven • boodschappenlijstje • Kookwekker om te herinneren aan een activiteit • Kalender op toilet • Pillendoos of medicijnrol • Dagboek bijhouden • Prikbord • Hulp/zorg in overleg met mantelzorg (zie 2.2.4) • Vaste dagindeling Wees alert op: • Overbelasting mantelzorger (zie 2.2.4); zo nodig verdiepingstest CSI uitvoeren • Ondergewicht; zo nodig verdiepingstest Ondergewicht uitvoeren
Naar CIZ / thuiszorg voor • Begeleiding PG-team • Verzorging • Begeleidende ondersteuning Naar WMO / gemeente • Huishoudelijke hulp Naar mantelzorgconsulent bij • Ondersteuning of vragen van mantelzorger
Telefoon: Alzheimertelefoon 030-6567511 Folder Medicijnrol bij apotheken
Lokale voorzieningen: • Cursus omgaan met vergeetachtigheid • Cursus omgaan met dementie voor mantelzorger • Alzheimercafé
Afasie: vermindering/verlies van het vermogen zich uit te drukken door spraak en schrift, dan wel gesproken of geschreven taal te begrijpen Apraxie: het onvermogen om doelbewuste handelingen uit te voeren Agnosie: het onvermogen zich bewust te worden van hetgeen wordt waargenomen 91
2.4.2 Depressie Abnormale lusteloosheid Somberheid Neerslachtigheid, Ongeïnteresseerdheid Onvermogen om ergens van te genieten Snelle vermagering Bij mini-GDS, score: 1 of > GDS-15 afnemen GDS 15, score 6 of >
Mogelijk bijkomende klachten: • Slaapproblemen • Concentratieproblemen • Vermoeidheid • Gebrek aan eetlust • Vermindering van seksuele gevoelens • Negatief zelfbeeld • Schuldgevoel • Gedachten over dood • Lusteloosheid • Traagheid of juist hyperactiviteit Winterdepressie • Depressie gebonden aan najaar, winter of vroege voorjaar • Komt overeen met ‘gewone’ depressie, behalve juist veel eten, m.n. koolhydraatrijk voedsel en gewichtstoename
Test: Mini-GDS en verdiepingstest GDS-15 • Geef geen tips, maar luister • Regelmaat: drie maaltijden per dag, op tijd opstaan, op tijd naar bed gaan • Praat met mensen uit de omgeving • Ga naar buiten en zorg voor beweging • Zoek de best passende activiteit • Voeding: veel koolhydraten en weinig eiwitten • Zoek de best passende ondersteuning • Erken het gevoel van depressie en ook dat het beïnvloedbaar is Wees alert op: • Onderliggende problematiek • Onderscheid met normale ouderdomsverschijnselen: minder slapen, minder activiteiten, sneller vermoeid • Depressieve periodes afgewisseld met manische periodes • De ernst van de depressie kan wisselend zijn • Depressie tijdens de overgang (zie 1.5.1) • Ondergewicht; zo nodig verdiepingstest Ondergewicht uitvoeren
Naar huisarts bij: • Score GDS-15: 6 of > • Verwijzing GGZ, psycholoog AMW voor ondersteuning en bij financiële problemen
Lokale voorzieningen: • Welzijnswerk, activiteiten voor ouderen • Cursus ‘In de put, uit de put’ 55+ • Lotgenotengroepen • Sportclubs • Rouwverwerkinggroepen • Maatje • Cursussen, clubs
www.depressiecentr um.nl www.fondspsychisch egezondheid.nl Psychische Gezondheidslijn 0900-903 9039 Folder Depressie bij apotheken NHG-folder bij huisarts: • Somber of depressief • Slaapproblemen • Overspannen
Naar WMO / gemeente • Voor ondersteuning in het huishouden Naar CIZ / thuiszorg • Bij begeleiding voor het weer zelf organiseren van het huishouden
92
3 LICHAMELIJKE FACTOREN
3.1 Medicijngebruik
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
Medicijngebruik Medicijnveiligheid Hulpmiddelen Polyfarmacie Therapietrouw
• Hoe ouder, hoe vaker medicijnen worden gebruikt, en vaker polyfarmacie • Gebruik volgens voorschrift of volgens bijsluiter • Interactie medicijnen • Medicijnen in relatie tot ouder worden (zie 2.1.1) • Mogelijkheid pillendozen (evt. met alarm) • Jaarlijkse controle bij de huisarts bij langdurig medicijngebruik en polyfarmacie • Het effect van medicijnen is bij ouderen erg variabel door veranderingen in het lichaam bij het ouder worden • Ook het verloop van de concentratie van het medicijn in het bloed kan veranderen bij het ouder worden • Sommige medicijnen moeten langzaam worden afgebouwd
Medicijngebruik • Doseringsschema’s zo eenvoudig mogelijk en aangepast op het dagelijkse ritme • Bij moeite met slikken: een andere vorm, bijv. in drank of zetpil • Wees alert om de ADL-mogelijkheden zoals visus, handvaardigheid, geheugen • Medicijnen zijn persoonlijk en mogen niet aan anderen worden doorgegeven • Wees alert op mogelijk veranderend effect van medicijnen bij alcoholgebruik (zie 1.1.4)
Naar huisarts bij: • Bij overdosis (bijv. door kinderen) en/of raadpleeg de gifwijzer • Pols < 50 • Pols > 100 • Pols continu irregulair • Klachten / bijwerkingen • Langdurig gebruik van slaapmiddelen en/of antidepressiva • Voor advies over stoppen • Volgens afspraak met de huisarts
Geneesmiddel Infolijn: 09009998800
Bij polyfarmacie • Volg het met de huisarts afgesproken beleid • Vraag zo nodig medicijnrolverpakking • Wees alert op bijwerkingen
Maak afspraken met de huisarts(en) over het beleid t.a.v. medicatie: signaleringsfunctie, verwijscriteria, polyfarmacie en meerdere behandelaars, wijze van verpakking
Test: Polshartslag: Normaalwaarde: 50 - 100 en regelmatig
Voedingssupplementen zie 1.1.6
Veiligheid: • Sommige medicijnen: meer kans op valrisico (zie 1.3.2) • Medicijnen kunnen de rijvaardigheid beïnvloeden • Sommige medicijnen: geheugenverlies • Bewaar de medicijnen in de originele verpakking en buiten bereik van
Folder Medicijnrol bij apotheken Folder (Medicijn)vergiftiging bij apotheken
Naar apotheek bij: • Onduidelijkheid over medicijnen • Verandering van toedieningsvorm • Medicijndoos of –rol 93
kinderen (geldt ook voor opa/oma) • Zorg voor een Gifwijzer in huis • Breng overtollige medicijnen terug naar de apotheek Hulpmiddelen: • Medicijnkastje met slot • Medicijndoos • Medicijnrol (de medicijnen per inname-moment verpakt); niet voor alle medicijnen geschikt
• Herhalingsrecepten Naar CIZ / thuiszorg voor • Hulp bij uitzetten en aanreiken medicatie, zo mogelijk ook door de mantelzorger (zie 2.2.4) • Medicatie per injectie, per sonde of per infuus
Let op therapieontrouw bij • Medicijnkuren bijv. antibiotica • Last van bijwerkingen • Praktische problemen • Vergeetachtigheid • Tekort aan informatie • Medicijnen die pas na enige tijd hun uitwerking hebben 3.2 Waarneming
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
3.2.1 Zicht
Klachten bij gezichtsproblemen • Moeite met lezen • Wazig zien • Vermoeidheid
Test: visustest
Naar huisarts: • bij klachten • bij vermoeidheid • ter uitsluiting van andere oogproblemen
Verminderd gezichtsvermogen
Let op valrisico (zie1.3.2) bij • Slecht zien • Het afzetten van de bril • Traplopen met de leesbril op
Ondersteunende informatie
Naar opticien Opticien aan huis bij ADLproblematiek
94
3.2.2 Gehoor Verminderd horen
• Ouder worden en achteruitgang van het gehoor • Slechter horen kan ook door een prop in de gehoorgang Signalering gehoorproblemen: • Andere mensen spreken onduidelijker • Vermoeidheid na gesprek met meerdere personen • Moeilijk verstaan als men zachtjes spreekt • Navragen wat er gezegd is • Gesprek niet goed kunnen volgen in ruimte met achtergrondlawaai • Moeite met telefoneren • Geluid TV/radio harder zetten • Niet horen van de bel • De omgeving merkt slechter horen
3.2.3 Pijn
• Pijn is geen ziekte, maar een signaal • Serieus nemen van pijn
• Observatie tijdens gesprek • Zelftest via Internet • Zelftest via telefoon
Naar huisarts bij • gehoorproblemen • eventuele oorsmeerprop
• Bespreken controle bij audioloog • Overwegen gehoorapparaat
Naar audicien voor hoortest / audiogram Audicien aan huis bij ADLproblematiek
Wees alert op: • Sociale isolatie (zie 2.1.4) • Familierelatie (zie 2.2.1)
• Pijnbestrijding (zelfmedicatie) alleen bij duidelijke oorzaak • Bij onduidelijke pijn is onderzoek noodzakelijk
Naar huisarts bij: • Onbegrepen pijn • Langer durende pijnklachten
Let op • Polyfarmacie (zie 3.1)
Naar tandarts • Bij tand-/kiespijn
www.hoortest.nl Nationale gehoortest 0900-4560123 (€ 0,35 per minuut – kan oplopen tot ruim €17,00)
NHG-folders bij huisarts: • Lage rugpijn • Gewrichtsklachten • Hoofdpijn • Keelpijn • Blaasontsteking • Maagklachten • Oogontsteking • Oorpijn • Verstopping • Verstuikte enkel • Zonnebrand 95
3.2.4 Geheugen Vergeetachtigheid Sociale isolatie Observatielijst Dementie (OLD) om dementie uit te sluiten Score 4 of > keer A
3.2.5 Duizeligheid / lage bloeddruk Duizeligheid Lage bloeddruk SBD < 100 mmHg
• Vergeetachtigheid is niet altijd hetzelfde als dementie (zie 3.1) • Komt bij de meeste ouderen voor op hoge leeftijd Andere mogelijke oorzaken: • Depressie of delier (zie 2.4.2) • Te weinig prikkels • Tekort aan vitamines B1, B2, B12 of foliumzuur (zie 1.1.2) • Vergiftigingen [Korsakov (zie 1.1.4), narcose, medicijnen (zie 3.1)] Twee vormen: • Gevoel of de wereld draait • Licht in het hoofd Bij ouderen duidt dit vaak op: • Een lage bloeddruk • Orthostatische klachten (bij opstaan uit zit of lig) Andere mogelijke oorzaken: • Aandoeningen aan middenoor, hersenen of evenwichtsorgaan • Ziekte van Ménière • Stress, angst, depressie • Hyperventilatie • Gebruik medicatie, alcohol of drugs, roken • Koorts • Diabetes, hartklachten • Dementie
Test: OLD bij niet-pluis gevoel voor dementie • Bij kalm blijven, komt het vergetene vanzelf weer boven • Bij paniek kan een blokkade ontstaan • Blijf geestelijk zo veel mogelijk actief, bijv. (krant) lezen, woordpuzzels, cryptogrammen, discussies • Trainingen voor het geheugen
Naar huisarts bij • Ernstige geheugenproblemen of zorgen daarover • Observatie dementie: OLD score 4 of > keer A
www.hersenstichting. nl NHG-folder bij huisarts: • Somber of depressief
Wees alert op: • Depressie (zie 2.4.2) • Voeding (tekort aan vitamine) Test: Bloeddruk • Rustig overeind komen en eventueel vasthouden • Ga zitten bij duizeligheid • Gebruik zout of drink bouillon
Naar huisarts bij: • SBD < 100 mmHg • Aanhoudende klachten van duizeligheid • Flauwvallen • Beoordeling medicatie • Koorts
NHG-folder bij huisarts: • Somber of depressief • Stoppen met roken
Wees alert bij ouderen: • Die roken • Met een verhoogd cholesterol • Met overgewicht (zie 4.5.1) • Met ondervoeding of ondergewicht (zie 1.1.3) • Met stress • Die eenzaam zijn (zie 2.1.4) • Met depressieve klachten (zie 2.4.2) of psychosociale problemen (zie 2) • Met diabetes (zie 4.5.2) • Middelengebruik (zie 1.1.4, 3.1, 3.3.2) 96
3.3 Ademhaling
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
3.3.1 Ademhaling
• Bij het ouder worden nemen de longfunctiereserves af • Normale ademfrequentie bij volwassenen: 12-18/minuut
• Bespreek stoppen met roken • Gemotiveerd? Geef informatie over de mogelijkheden voor aanpak (zie 3.3.2) • Niet gemotiveerd? Adviseer om te halveren, alleen op gezette tijden te roken, beloning bij niet roken, een afspraak te maken met de partner, vriend(in), kennis ter controle
Naar huisarts: • Bij benauwdheidsklachten • Voor Minimale Interventie Strategie (MIS) in de huisartspraktijk • Bij depressieve klachten • Jaarlijkse griepprik bij COPD
• Bewegen, 30 min per dag • Sporten
Fysiotherapie Longverpleegkundige
Informatielijn Stivoro T 0900-9390 (24/7 bereikbaar)
Lokale voorzieningen: • Sportclubs/-verenigingen • Stoppen met roken (zie 3.3.2) • Lokale mogelijkheden voor begeleiding
NHG-folder bij huisarts: • Stoppen met roken • Somber of depressief • Hoesten
Benauwdheid Kortademigheid (evt. alleen bij inspanning) Bleke huidskleur Roken
3.3.2 Roken
• Langdurig roken leidt tot COPD • Zorg voor een goede luchtkwaliteit in huis: ventilatie, goede afzuigkap in de keuken, luchtvochtigheid (40%-60%)
• Roken is ongezond • Meeroken is ook schadelijk • Sigarenrook is ongezonder dan sigarettenrook • 3 heel bekende stoffen in rook: nicotine, koolmonoxide en teer • Werking nicotine: - Sneller hartslag - Beschadigt en vernauwd de vaatwanden - Verhoging bloeddruk - Werkt verslavend
• Maak het huis rookvrij, belast huisgenoten niet met rook • Wettelijk recht op rookvrije werkplek Altijd advies voor stoppen met roken • Mogelijke ontwenningsverschijnselen: - Zin in roken op vaste rookmomenten - Minder scherp, duizeligheid - Sneller boos, onrust - Hoofdpijn (maximaal 1 week) - Slaapproblemen - Prikkende vingers en tenen, koude rillingen (max. 1 week) - Maag- en darmproblemen
Verwijzing
Naar huisarts • Voor Minimale Interventie Strategie (MIS) Stoppen met Roken • Nicotinevervangers en medicijnen Overige begeleiding • Longverpleegkundige • Gedragstherapie • Persoonlijke coaching (zie Stivoro) • PakjeKans-training
Ondersteunende informatie www.astmafonds.nl www.nationaalkomp as.nl www.milieucentraal. nl www.hartstichting.nl www.stivoro.nl
www.stivoro.nl Vergoedingen: zie eigen zorgverzekeraar NHG-folder bij huisarts: • Stoppen met roken • Gezond bewegen • Gezonde voeding • Maagklachten • Hoofdpijn
97
- Is kankerverwekkend • Werking koolmonoxide - Gaat op de plaats van het zuurstof zitten in het bloed - Verslechterd de conditie • Werking koolmonoxide - Trilhaartjes in longen worden vastgeplakt - Veroorzaakt de rokershoest om vuil te verwijderen
• Steun omgeving is belangrijk • Bij stoppen gewichtstoename gemiddeld ♂ 2,8 kg, ♀ 3,8 kg
Roken • Verhoogt het risico op - Longkanker, COPD, longontsteking - Hart- en vaatziekten - Hersenbloeding - Sommige oogziekten - Erectiestoornis, minder goed sperma • Vermindert reuk en smaak • Vermindert de conditie • Geelbruine vingers en tanden • Stinkende kleding en haar • Stress over voldoende middelen • Snellere veroudering • Slechtere genezing
Stopadviezen: • Maak een stopplan: hoe, startmoment, ondersteuning, hulpmiddelen • Ga iets doen op de ex-rookmomenten (afleiding) • Gebruik de energie voor sporten en bewegen (zie 1.3.1) • Vraag begrip voor boosworden • Doe werk waar minder concentratie voor nodig is • Blijf de pauzes nemen, zonder roken • Slaap voldoende; bij slaapproblemen (zie 1.2.1) • Verdraag de tijdelijke ongemakken • Gezonde, vezelrijke voeding • Voldoende drinken om te ontgiften • Zelfzorgmedicatie voor maagzuur
Voordelen stoppen met roken: • Voorkomt gezondheidsproblemen • Binnen 2 weken fitter • Beter proeven en ruiken • Er beter uitzien • Goed voor mensen in de omgeving
• • • •
Zelfhulpgroepen Acupunctuur Hypnotherapie Laserbehandeling
Apotheek of drogist voor nicotinevervangende middelen: • Pleisters • Kauwgom • Zuigtabletten • Microtabs • Inhaler
98
3.4 Uitscheiding
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
3.4.1 Transpiratie
• Productie van zweet wordt verhoogd bij inspanning en koorts • Zweten koelt het lichaam af • Zweetlucht ontstaat vooral onder de oksels onder invloed van bacteriën • Meestal in oksel, handen, voetzolen; soms het hele lichaam
Bij overmatig zweten: • Vraag naar last van transpiratiegeur • Vraag naar invloed op sociale contacten • Vraag na of het een angst voor transpiratie(geur) betreft of dat transpiratie echt aanwezig is
Naar huisarts bij klachten
Last van zweten zonder inspanning Continu vochtige handen en/of voeten Vochtplekken op kleding
Overmatig zweten: • Kan (hoeft niet) door diabetes, medicijnen, schildkieraandoening • Opvliegers tijdens overgang gaan vaak gepaard met transpiratie 3.4.2 Incontinentie Ongewild verlies van urine bij: - stress/inspanning - plotselinge aandrang - overlopende blaas
Normale urineproductie: • Volwassenen: minimaal 500 ml/dag • Ouderen: + 700 ml/dag door afname van de nierfunctie • Urine voert afvalstoffen af Stress- of inspanningsincontinentie • Vooral ♀ • Urineverlies bij hoesten, lachen, tillen etc. • Oorzaak: verslapping bekkenbodemspieren, bijv.na een bevalling, bij overgewicht of
Ondersteunende informatie
• Regelmatig wassen; goed drogen • Regelmatig schone kleren; goed ventilerende kleding (katoen, linnen, wol, zijde) • Draag leren schoeisel; wissel verschillende schoenen regelmatig af • Loop regelmatig op blote voeten
Houd rekening met schaamtegevoelens Praktische adviezen • Weet waar het toilet is • Ga geregeld naar toilet: elke 2 uur, aandrang of niet • ‘s Nachts po(stoel)/fles bij de hand • Goed uitplassen • Liever door de knieën dan buigen (beknelde blaas) • Voldoende blijven drinken (evt. een paar uur voor slapen gaan, stoppen) • Alcohol, koffie, thee bevorderen urineproductie • Regelmatig eten
Naar huisarts bij: • Ernstige of langer durende klachten • Verlies aan eigenwaarde
NHG-folder bij huisarts: • Urineverlies
Naar incontinentieverpleegkundige • Voor begeleiding, coping • Informatie over incontinentiematerialen • Cursus blaastraining Naar fysiotherapie: • blaastraining • bekkenbodemspier99
bij gebrek aan beweging Druppel- of overloopincontinentie • Vooral ♂ • Nadruppelen • Oorzaak: vergrote prostaat, ook suikerziekte of neurologische afwijking
• Gebruik geen inlegkruisjes of maandverband, maar incontinentiemateriaal
oefeningen Lokale voorzieningen
Hygiëne: • Schoon ondergoed • Vrouwen: van voren naar achteren afvegen • Gebruik geen zeep
Urge- of aandrangincontinentie • Oudere ♂en oudere ♀ • Direct plassen na plotselinge aandrang of geen aandrang • Grote hoeveelheden urine ineens • Oorzaak: blaasontsteking, stofwisselingsziekte (bijvoorbeeld suikerziekte) of neurologische aandoening Neurogene incontinentie • Oorzaak: beschadiging zenuw (stelstel) bijv. bij suikerziekte, dwarslaesie 3.4.3 Diarree
Oorzaken diarree: • Bedorven voeding • Infectie • Veelvuldig gebruik van suikervrije kauwgom en snoep
Navraag doen naar: • De laatste keer gewone ontlasting • Gebruik suikervrije kauwgom/snoep • Voedselhygiëne •
Naar huisarts bij • Ernstige diarree • Aanhoudende klachten
NHG-folder Diarree bij huisarts
Gebruik ORS
100
3.4.4 Obstipatie en aambeien Obstipatie: Moeilijke of pijnlijke stoelgang Aambeien: Jeuk en branderig gevoel bij de anus Verlies van wat bloed of slijm bij ontlasting
Bij het ouder worden, verloopt de spijsvertering trager omdat het darmweefsel veroudert en de darmperistaltiek afneemt Oorzaken obstipatie: • Te weinig lichaamsbeweging (zie 1.3.1) • Te weinig drinken (zie 1.1.3) • Ouderen zijn geen grote broodeters (brood is een belangrijke bron van voedingsvezels) • Medicijngebruik(ijzer) • Laxerende middelen Aambeien zijn uitstulpingen van het slijmvlies aan de binnenkant van de darm, vlak voor de anus Aambeien zijn onschuldig en verdwijnen vaak vanzelf Oorzaken aambeien • Obstipatie, te hard persen • Verouderd weefsel Lang in gehurkte houding zitten
• Per dag 2 liter drinken; op nuchtere maag een of twee glazen water • Voldoende mineraalhoudend vocht: bouillon, thee, ongekruid tomatensap met zout, wortelsap • Vezelrijke voeding houdt de ontlasting zacht: donkerbruinbrood, roggebrood, zilvervliesrijst, rauwkost, fruit, gewelde pruimen, muesli, sinaasappelsap • voldoende bewegen (zie 1.3.1)
Naar huisarts bij • ernstige obstipatie • aambeien • als klachten niet verbeteren na zelfzorg • bloed bij de ontlasting met onbekende oorzaak
NHG-folder bij huisarts: • Aambeien • Verstopping Folder bij apotheek
Apotheek of drogist voor aambeienzalf
Medicatie • Neem niet preventief laxantia; de darmen worden er lui van • Laxerende middelen alleen als bovenstaande leefwijze niet werkt Voorkom aambeien • Met bovenstaande leefwijze • Stel toiletgang niet uit bij aandrang • Alleen naar toilet bij aandrang • Niet te hard persen Bij irritatie en jeuk aan de anus: • Gebruik geen toiletpapier maar een zacht doekje; droog daarna goed • Gebruik geen zeep • Soms helpt een warm bad • Aambeienzalf (zinkvasiline) bij jeuk (vrij bij de drogist of apotheek) • Geen zetpillen; werking te hoog in de darm • Uitstulpingen voorzichtig naar binnen duwen 101
3.5 Gewicht
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
3.5.1 Gezond gewicht
Een gezond gewicht • Draagt bij aan een goede gezondheid • Voorkomt ouderdomsdiabetes • Voorkomt hoge bloeddruk en hartproblemen
Test: BMI, buikomvang
Naar huisarts bij • BMI > 30 • BMI > 25 in combinatie met hoge bloeddruk en/of hoog bloedsuiker • Buikomvang ♀ > 99 cm en ♂ > 106 cm • dieetadvies van diëtist
www.voedingscentru m.nl www.vilans.nl NHG-folders bij huisarts • Gezonde voeding • Gezond bewegen • Alcohol • Hoge bloeddruk • Risico op diabetes?
Naar huisarts bij: • Ongewenste gewichtsdaling van > 6 kg in 6 maanden of > 3 kg per maand • Verdiepingstest ondervoeding score 0-7 • BMI < 18,5 bij ouderen onder 65 jaar of < 20 bij ouderen van 65+ • Dieetadvies door diëtist • Psychische begeleiding GGZ • Overmatig alcoholgebruik
www.voedingscentru m.nl
Gezonde BMI • tot 65 jaar: BMI 18,5-25 • 65+: BMI 20 – 25 Gezonde buikomvang ♀: 68 – 80 cm ♂: 79 – 94 cm Risico buikomvang ♀: 80 – 99 cm ♂: 94 – 106 cm 3.5.2 Ondergewicht en ondervoeding Ondergewicht: • < 65 jaar: BMI < 18,5 • 65+: BMI < 20 • Verdiepingstest ondervoeding score 0-7 Risico op ondervoeding bij • Ongewenst gewichtsverlies van 10% in 6 mnd of 5% in 1 maand • 3 dagen nauwelijks eten • Langer dan 1 week < dan normaal eten • Buikomvang ♀: < 68 cm ♂: < 79 cm • Verdiepingstest ondervoeding score 8-11
• Gezonde voeding (zie 1.1.1) • Overgewicht (zie 3.5.3) • Ondergewicht/ondervoeding (zie 3.5.2)
• Bij onbedoeld gewichtsverlies kunnen mensen met een normaal gewicht of zelfs overgewicht toch ondervoed zijn Zie voor: • Gezonde voeding (zie 1.1.1) • Voor overgewicht (zie 3.5.3)
Wees alert bij ouderen die: • Eenzaam zijn (zie 2.1.4) • Overmatig alcohol gebruik (zie 1.1.4) • Blijf op gewicht • Beweeg voldoende
Test BMI, buikomvang Verdiepende test: Ondervoeding Wees alert bij: • Onevenwichtige voeding • Afhankelijkheid van zorg • Eenzaamheid (zie 2.1.4) • Depressieve klachten (2.4.2) of psychosociale problemen (zie 2) • Dementerenden • Overmatig alcohol gebruik (zie 1.1.4) • Ouderen die chronisch ziek zijn, meerdere ziektes hebben • Polyfarmacie (zie 3.1) • Niet-passende gebitsprothese (1.1.5) • Recent ontslag uit het ziekenhuis • Huidturgor/uitdroging (zie 1.1.3)
NHG-folder bij huisarts: • Gezonde voeding • Alcohol • Somber of depressief
Naar CAD bij overmatig alcoholgebruik
102
3.5.3 Overgewicht BMI33: 25 –30: overgewicht > 30: ernstig overgewicht (obesitas) 30 – 40: ernstig obesitas > 40: ziekelijke obesitas Appelvormige buik Verdiepingstest: buikomvang met risico: ♀: 99 cm en > ♂: 106 cm en >
Risico van overgewicht en obesitas: • Ontstaan van chronische aandoeningen: hart- en vaatziekten, diabetes, gewrichtsklachten etc. • Fysieke problemen mobiliteit • Sociale problemen • Psychische problemen • Verlies van gezonde levensjaren • Eerder overlijden Afvallen • Afvallen is verminderen van energie-inname én verhogen van lichamelijke activiteit én gezonde voeding (zie 1.1.1) • De vorm van de buik verandert niet (gaat niet van appel- naar peervormig) • > 70 jaar: afvallen na overleg met de huisarts
Test: lengte, gewicht, BMI (= gewicht gedeeld door lengte in het kwadraat) Observatie: appel-/peervormige buik Wees alert bij ouderen die: • Eenzaam zijn (zie 2.1.4) • Depressieve klachten (zie 2.4.2) of psychosociale problemen hebben (zie 2) • overmatig alcohol gebruiken (1.1.4) Leefstijladviezen bij overgewicht: • Algemene adviezen gezonde voeding (zie 1.1.1) • Afvallen bij overgewicht en bij appelvormige buik • Streef naar 5% gewichtsverlies bij BMI tussen 25 en 30; • Streef naar 10% gewichtsverlies bij BMI > 30 • Zo nodig coaching gedragsverandering • Voldoende beweging • Stoppen met roken • Geen alcoholgebruik • Pas inkoopgedrag aan van dagelijkse boodschappen
Naar huisarts bij: • BMI > 30 • BMI 25-30 in combinatie • Met hoge bloeddruk • Met hoog bloedsuiker • Gewrichtsklachten • Slaapproblemen • Bij buikomvang: ♀ 99 en >, ♂ 106 en > • Voedingsadvies van diëtist • Psychische begeleiding GGZ • Bij motivatie stoppen met roken Naar AMW/huisarts voor coaching Naar fysiotherapie: • Beweging voor chronisch zieken
www.voedingscentru m.nl www.hartstichting.nl NHG-folders bij huisarts • Overgewicht • Gezonde voeding • Gezond bewegen • Cholesterol • Alcohol • Risico op diabetes? • Somber of depressief • Stoppen met roken
Lokale voorzieningen: • Clubs/cursus voor ondersteuning bij afvallen • Sportclubs, -verenigingen
33
De risicowaarden voor BMI en buikomvang bij ouderen > 60 jaar zijn nog niet wetenschappelijk vastgesteld. Variatie is mogelijk i.v.m. korter worden (lengte), niet rechtop kunnen staan, afname van de spieren, afname van het vocht in het lichaam. Genoemde afkapwaardes worden voorlopig aangehouden, ook voor ouderen boven 60 jaar, zij het met enige voorzichtigheid. 103
3.6 Cardiovasculaire risico’s
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
Gezonde leefstijl is extra van belang voor mensen met een verhoogde bloedsuiker, én om diabetes te voorkomen • Voldoende lichaamsbeweging (1.3.1) • Gezonde voeding (zie 1.1.1) • Niet roken (3.3.2) • Matig met alcohol (zie 1.1.4)
Test: Bloedsuiker
Naar huisarts bij: • Bloedsuiker > 11 mmol/l (niet nuchter) • Bloedsuiker > 6,0 mmol/l (nuchter) Naar spreekuur assistente/ praktijkondersteuner: • Bloedsuiker 7,8–11 mmol/l (niet nuchter) • Nuchter bloedsuiker > 6,0 mmol/l • Voedingsadvies door diëtist • Ontstekingen
www.dvn.nl
3.6.1 Overgewicht Zie hierboven 3.5.3 3.6.2 Bloedsuiker Diabeten controleren meestal zichzelf. Bloedsuikercontrole is dan niet nodig. Waardes als diabetes niet bekend is: Normaal: Nuchter < 5,6 mmol/l Niet nuchter < 7,8 mmol/l Risico: Nuchter 5,6 – 6,0 mmol/l Niet nuchter 7,8 -11 mmol/l Te hoog : Nuchter > 6,0 mmol/l Niet nuchter > 11 mmol/l Lage waarde Niet nuchter < 3,5 mmol/l
Symptomen van te hoog bloedsuikergehalte: • Dorst en veel plassen • Blaasontsteking • Wondjes die slecht genezen • Vermoeidheid • Jeuk, infecties Symptomen van te laat bloedsuikerghalte: • Honger, gapen • Zweten, hartkloppingen • Duizeligheid, verwardheid • Beven, rusteloosheid • Tintelingen in handen, voeten, lippen • Wazig of dubbelzien, hoofdpijn • Wisselend humeur
• • • • • • • • • •
Suiker mag met mate Dieetpreparaten zijn niet nodig Eet verspreid over de dag Eet matige porties Val af bij overgewicht Rook niet (zie 3.3.2) Beweeg voldoende (zie 1.3.1) Drink voldoende (1,5 - 2 liter/dag) Gebruik onverzadigde vetten Therapietrouw
Wees alert op: • Afkomst Hindoe, Marokkaans, Turks • DM type 2 familiair • Zwangerschapsdiabetes en • Geboorte kinderen boven 4 kg • Combinatie met overgewicht
NHG-folder bij huisarts: • Risico op diabetes? • Overgewicht • Gezonde voeding • Gezond bewegen • Stoppen met roken
Naar diabetesverpleegkundige bij gediagnosticeerde diabetes Naar fysiotherapeut voor bewegingsprogramma’s voor chronisch zieken
Bij lage bloedsuiker, adviseer om snelwerkende suikers te eten, b.v. Lokale voorzieningen • 200 ml jus d'orange of appelsap • Sportclubs • ½ blikje suikerhoudende frisdrank • Bewegingsprogramma’s • 4 tot 6 suikerklontjes of 1 eetl. suiker • 3 of 4 druivensuikers • 2 eetl. rozijnen of 1 eetl. honing Als de maaltijd later is dan over een uur, adviseer dan ook langzaamwerkende suikers, zoals een boterham.
104
3.6.3 Hoge bloeddruk Bloeddruk: Normaalwaarde SBD < 140 mmHg (bij meerdere metingen de gemiddelde waarde) Verhoogd risico SBD (systolische bloeddruk) > 140 mmHg
Hoge bloeddruk verhoogt de kans op hart- en vaatziekten (hartinfarct, beroerte)
Voedingsadvies (tenzij de arts anders voorschrijft): • Groente: 200 gram (= 4 groentelepels) >70 jaar: 150 gram (= 3 groentelepels) Een gezonde leefstijl kan hoge • Fruit: 2 stuks fruit bloeddruk voorkomen: • Brood: 5-6 sneetjes • Voldoende lichaamsbeweging >70 jaar: 4-5 sneetjes (1.3.1) en ontspanning • Aardappelen: 3-4 opscheplepels • Gezonde voeding (zie 1.1.1) en >70: 2-4 opscheplepels gevarieerde voeding • Zout: 3-6 gram per dag • Niet roken (3.3.2) - 1 gram zout = 2,4 gram natrium • Matig met alcohol (zie 1.1.4) (= hoeveelheid in 6 boterhammen) • De werking van koffie op hart- - Voeg geen zout toe aan het eten en vaatziekten is niet duidelijk - Vermijd kant-en-klaar producten en kruidenmengsels (bevatten veel zout) - Alle drop bevat zout (ook zoete drop), maar ook meestal glycyrrhizine, dat bloeddrukverhogend werkt - Een mineraalzout vervangt een deel van het natrium door kalium (JOZO Bewust en LoSalt (niet RR-verhogend) • Vetten: - Gebruik weinig vet, magere producten - Bak in olie / gebruik dieetmargarine - Eet liever onverzadigde vetten (in vette vis, dieetmargarine, plantaardige olie) dan verzadigde • Drink minder koffie (max. • Matig alcohol: - ♂max 1 glas/dag; ♀ max. 2 glazen/dag; - twee onthoudingsdagen/week
Naar huisarts bij: • Gemiddeld gemeten waarde systolische bloeddruk > 140 mmHg • Begeleiding bij stoppen met roken • Dieetadvisering door diëtiste • Begeleiding bij afvallen • Stress
www.hartstichting.nl NHG-folders bij huisarts: • Hoge bloeddruk • Alcohol • Gezonde voeding • Overgewicht • Gezond bewegen • Stoppen met roken
Naar fysiotherapie voor: • Beweegprogramma voor chronisch zieken Lokale voorzieningen: • Begeleiding stoppen met roken (zie 3.3.2) • Begeleiding bij afvallen • Sportclubs, -verenigingen
Overige advisering: • Bij overgewicht: afvallen • Stoppen met roken • Voldoende beweging en ontspanning 105
3.6.4 Roken Zie 3.3.2
3.7 Botten en gewrichten
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
3.7.1 Osteoporose
• Osteoporose komt bij mannen evenveel voor als bij vrouwen, maar ontstaat gemiddeld 5 jaar later • Kleiner worden door inzakken wervels • Vanaf 40 jaar is botafbraak groter dan botopbouw • Osteoporose ontstaat als het bloedcalcium te laag is
Testen: • Huidige lengte en oorspronkelijke lengte • TUG voor valrisico
Naar huisarts bij • Historie vallen • Timed Get up and go >14 seconden • Ongelijkmatig Gangpatroon • Voedingsadvies door diëtist
www.osteoporose.nl
Lengte: Krommer of kleiner worden Historie en familiair: botbreuken bij vallen Timed Up and Go > 14 sec. en ongelijkmatig gangpatroon
Extra risico’s door: • Erfelijke belasting • Calciumarme voeding • Vitamine D tekort (zie 1.1.2) • Drinken van veel koffie • Weinig lichaamsbeweging (zie 1.3.1) • Langdurige bedrust • Vroege menopauze (zie 1.5.1) • Schildklieraandoening • Gebruik bijnierschorshormoon (prednison) Osteoporose preventief: • Voldoende beweging (zie 1.3.1) • Voldoende daglicht en/of
Bewegen: • Regelmatig en gedoseerd bewegen waarbij de botten worden belast (wandelen, fitness, ouderengym) (zie 1.3.1) • Elke dag minimaal 15 minuten in buitenlucht en/of gebruik van vitamine D (zie 1.1.2) Voeding: • Gebruik 4 á 5 glazen melk/producten en 2 plakken kaas, 5 gram halvarine/boterham en 15 gram margarine (bak en braad) per warme maaltijd • 50-70 jaar: 500 ml melk(producten) en 20 gram (1 plak kaas) • 70 jaar en ouder: 550 ml melk(producten) en 20 gram (1 plak) kaas)
Huisbezoek valpreventie bij: • Test ‘timed Get up and go’, > 14 sec. en/of ongelijkmatig gangpatroon • historie vallen • historie botbreuken
Folder Osteoporose bij apotheken NHG-folders bij huisarts: • Gezond bewegen • Gezonde voeding • Stoppen met roken • Gewrichtsklachten
Naar WMO / gemeente voor • huishoudelijke hulp Naar CIZ / thuiszorg • voor verzorging/verpleging Lokale voorzieningen • Voorlichtingsbijeenkomst over osteoporose en gezonde voeding bij osteoporose
Veiligheid: • Gebruik goed schoeisel • Wees alert op valrisico (zie 1.3.2): - Bij gebruik van slaap- en 106
• • • • 3.7.2 Artrose Pijn ADL-problematiek
vitamine D-suppletie (zie 1.1.2) Calciumrijke voeding (10001200 mg/dag): Zuivelproducten Peulvruchten Vis, garnalen Boerenkool Gedroogde vijgen, walnoten, hazelnoten Tarwezemelen Matig met vlees, zout en cafeïne (koffie/thee) Gezond gewicht (zeker niet te laag) (zie 3.5.1) Vermijd roken (zie 3.3.2)
• Kraakbeen wordt zachter en dunner; het bot reageert: wordt harder krijgt uitgroeisels; dit kan ontstekingen geven • Wisselend, individueel beeld • Vaak meerdere gewrichten Symptomen: • Pijn, ook startpijn, bij bewegen en belasten; later ook in rust • Vermoeidheid • (start)stijfheid • Moeilijk bewegen • Spierkrachtverlies • Soms houdingsafwijkingen
•
kalmeringsmiddelen Bij alcoholgebruik (zie 1.1.4) Bij lopen met leesbril op Bij duizeligheid, vasthouden Informatie over heupbeschermers bij verhoogd valrisico
• Advies stoppen met roken (zie 3.3.2)
• • • • • • • •
• •
Pijnstillers (voorschrift huisarts) Blijven bewegen, ook bij pijn; bewegen vertraagt botafbreuk Breng balans in rust en beweging Niet te lang in één houding Bij activiteiten, bouw pauzes in Begrip en erkenning voor pijn en de moeite met afhankelijkheid Warmte (kleding, pakking, crème) Gewrichtsprotheses worden toegepast als de pijn niet meer te reguleren is Voorkom overgewicht (zie 3.5.3)) Eet gezond (zie 1.1.1)
Wees alert bij: • Een verhoogd valrisico (zie 1.3.2) • Overbelasting mantelzorger (2.2.4)
Naar huisarts bij • Ernstige klachten • Voor verwijzingen naar specialisten Naar fysiotherapeut Naar WMO / gemeente voor • huishoudelijke hulp Naar CIZ / thuiszorg voor • verzorging/verpleging
www.artrosedossier.nl www.pijn-hoop.nl NHG-Folder bij huisarts: • Gewrichtsklachten • Overgewicht Folder Reumatische aandoeningen bij apotheken
Lokale voorzieningen • Personenalarmering • Huisbezoek valpreventie • Maaltijdvoorziening • Tuinonderhoud • Pedicure
107
3.8 Voeten
Algemene voorlichting m.b.t. gezondheid en welzijn
Specifieke voorlichting en advies m.b.t. problematiek
Verwijzing
Ondersteunende informatie
Pijn Huidaandoening ADL
Algemeen verzorgingsadvies: • Wassen en goed drogen • Nagelverzorging • Eeltverzorging • Soepele huid • Passende sokken • Goed schoeisel • Tijdige wondverzorging
Specifieke informatie bij: • Kalknagels • Zwemmerseczeem – voetschimmel • Eeltvorming • Likdoorns • Wratten • Anatomische voet/teenproblemen (hallux valgus)
Naar huisarts bij • Aanhoudende pijn • Wratten • Anatomische afwijkingen • Wonden • Wondjes en diabetes • Blessures - breuken
NHG-folders bij huisarts: • Verstuikte enkel • Voetschimmel • Wratten
Besmetting voetwratten ontstaan vooral in zwembaden, sporthallen
Wees alert bij • Wondjes en diabetes, dan is directe behandeling noodzakelijk • ADL-problematiek (zie 1.4.1)
Voetschimmel of zwemmerseczeem is een schimmelinfectie; begint meestal tussen de tenen, maar kan zich uitbreiden naar zool en zijkant van de voet • Schilfering • Blaasjes, vocht • Roodheid, pijn • Kalknagels kunnen verkleuren Blaren ontstaan door wrijving Likdoorn is een harde eeltknobbel, die pijn geeft bij druk; eksteroog is een zachte likdoorn die ontstaat door overtollig zweten
Voetschimmel: • Zelfzorg, dagelijks 1-2 maal • Ook sokken en schoenen behandelen Blaren: • Schoonmaken; • Doorprikken met schone naald • Vocht uitdrukken • Huid bedekken met pleister Likdoorns voorkomen door goedzittende sokken en schoenen; verdwijnen vaak vanzelf bij wegnemen van de druk • Likdoornring ontlast de pijn
Folder Voeten bij apotheek
Naar podoloog of podotherapeut • Voor goed schoeisel, therapeutische zolen, steunzolen Naar podotherapeut*) voor bijv. diabetische voet Naar pedicure bij • ADL-zeflzorg-tekort voor voetverzorging • Kalknagels • Verwijderen likdoorns, eelt Drogist of apotheek voor zelfzorgmiddelen *) afhankelijk van zorgverzekering of verwijzing nodig is
Wratten: • Zelfzorgmiddelen • Behandeling door de huisarts
108