PREVENTIE BINNEN DE TANDHEELKUNDE IN NEDERLAND IN GEVAAR NVvP is tegen de vervanging van de huidige opleiding tot mondhygiënist
DUTCH SOCIETY
OF
PERIODONTOLOGY
Nederlandse Vereniging voor Parodontologie Secretariaat: Postbus 24 9649 ZG Muntendam Telefoon: 0598 - 633 313 Telefax:
0598 - 633 413
E-mail:
[email protected] K.v.K. 40 53 1070 Banknr. 58.80.26.387 Postbanknr. 410966
Muntendam, 22 april 2002
NVP 02-041
Preventie binnen de tandheelkunde in Nederland in gevaar NVvP is tegen de vervanging van de huidige opleiding tot mondhygiënist Gaarne vragen wij uw aandacht voor het volgende. Recentelijk zijn in beperkte kring berichten naar buiten gekomen dat zowel de HBO-raad als de regiegroep Mondzorg van VWS werken aan een 4-jarig curriculum voor een HBO-opleiding tot “mondzorgkundige”. Deze nieuwe opleiding zou de huidige opleiding tot mondhygiënist moeten vervangen. In het conceptplan 9, dat ons bereikt heeft, staat ondermeer dat deze mondzorgkundige een spilfunctie in de mondzorg moet vervullen en bovendien opgeleid wordt om ook curatieve verrichtingen uit te voeren. Deze plannen staan lijnrecht tegenover de visie van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) waar het gaat om de organisatie van de totale mondzorg in Nederland. De NVvP staat op het standpunt dat het bevorderen van parodontale gezondheid en preventie van parodontopathieën, alsmede curatieve zorg, een zaak is van het gehele tandheelkundige team. Hierbij staat echter voorop dat de tandarts de spil vormt voor de totale mondzorg. Naast de tandarts staat de mondhygiënist, een essentiële speler in het veld voor de behandeling, nazorg en preventie van parodontopathieën, alsmede nazorg voor implantaten. De NVvP is een fel tegenstander van de vervanging van de huidige opleiding tot mondhygiënist door een nieuwe opleiding tot mondzorgkundige met diagnostische en curatieve verantwoordelijkheden en wel om de volgende redenen: Er wordt op geen enkele wijze gewaarborgd dat dit plan de kwaliteit van preventieve en/of curatieve patiëntenzorg niet in gevaar brengt, met name indien de nieuwe mondzorgkundige zich ook met curatieve tandheelkunde bezig houdt. Reeds aan het eind van de 70-er jaren is wetenschappelijk aangetoond (Axelsson & Lindhe 1978, 1981, Soderholm 1979) dat tandheelkundige preventie de mondgezondheid significant verbetert, met minder tandverlies, minder cariës en minder parodontopathieën. De tijd, besteed aan preventie, wordt gecompenseerd door een afgenomen noodzaak voor curatieve verrichtingen.
MEMBER
OF
E U R O P E A N F E D E R AT I O N
D e N V v P, o m d a t e e n g o e d g e b i t o p e e n g e z o n d f u n d a m e n t s t a a t .
OF
PERIODONTOLOGY
Er is een zeer breed gedragen consensus over een 2-jarig Pan Europees Curriculum voor de opleiding tot mondhygiënist, die als zodanig reeds goed functioneert in verscheidene Europese landen. Nederland zal met deze plannen de aansluiting binnen Europa volledig missen. Er is thans voor de Nederlandse patiënt een heldere structuur aanwezig ten aanzien van de bestaande beroepen in de mondzorg (tandarts en mondhygiënist), waarbinnen ieders verantwoordelijkheid goed geregeld en duidelijk is. Er dienen valide argumenten aanwezig te zijn om deze goed functionerende structuur te wijzigen; een heldere en gedegen onderbouwing ontbreekt nu volledig. Om de mondgezondheid van de Nederlander te waarborgen en parodontopathieën adequaat te diagnostiseren, te behandelen en bovendien een sterk preventief beleid te voeren, heeft de NVvP gemeend met het huidige document haar mening naar buiten te moeten brengen. De NVvP is de grootste wetenschappelijke vereniging binnen de tandheelkunde. De NVvP stelt zich ten doel de parodontale gezondheid in Nederland te bevorderen. Leden van de NVvP zijn tandartsen, mondhygiënisten en tandartsspecialisten. Derhalve weet de NVvP zich gesterkt door het gehele tandheelkundige veld in Nederland, inclusief mondhygiënisten en opleidingen. Dit tandheelkundige veld is niet geïnformeerd, laat staan geconsulteerd over de bovengenoemde plannen. De NVvP heeft jarenlang de mondhygiënisten gesteund in hun beroepsuitoefening en hun positie in Nederland en ook bijdragen geleverd aan hun opleiding en bij- en nascholing. De NVvP heeft het 2-jarig Pan Europees curriculum voor de opleiding tot mondhygiënist in 1999 gesanctioneerd en staat volledig achter deze opleidingsstructuur. De NVvP hoopt dat, op basis van voornoemde argumenten, allen die betrokken zijn bij de plannen om de huidige mondhygiënist te vervangen door de nieuwe mondzorgkundige met diagnostische en curatieve verantwoordelijkheden zich zullen beraden voordat deze heilloze en onzekere weg wordt ingeslagen. De bijlagen bij deze brief bieden een gedetailleerde onderbouwing voor het standpunt van de NVvP. De NVvP zal haar bezorgdheid breed uitdragen en een discussie hierover binnen de professie bevorderen. Hoogachtend,
Dr. N.H.C. Corba voorzitter NVvP
Bijlagen: a) Position paper mondhygiënist b) Visie van het bestuur van de NVvP op de actuele tandheelkundige ontwikkelingen c) Reacties uit het veld d) Brief EFP over de mondzorgkundige e) EFP richtlijnen voor het curriculum van de opleiding tot mondhygiënist
BIJLAGE A
Position paper mondhygiënist Samenvatting De Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) vreest dat de kwaliteit van de tandheelkundige zorg in Nederland gevaar loopt. Redenen tot zorg zijn het rapport Beroepsprofiel Mondhygiënist van 11 april 2000, waarin de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM) voorstelt taken van de tandarts naar de mondhygiënist te verschuiven; het streven van de regering de mondhygiënist vrij toegankelijk te maken; het bestaande tekort aan mondhygiënisten; en tenslotte, het groeiende tekort aan tandartsen. De NVvP meent dat de positie van de mondhygiënist zodanig moet worden bepaald, dat de kwaliteit van de zorg gewaarborgd blijft. De NVvP staat op het standpunt dat de kwaliteit van de zorg het best is gewaarborgd als de tandarts verantwoordelijk blijft voor het volledige tandheelkundige handelen. Daarnaast meent de NVvP dat verzwaring van de opleiding tot mondhygiënist ongewenst is, omdat hierdoor het tekort aan mondhygiënisten verder toeneemt.
Achtergrond De NVvP is een wetenschappelijke vereniging met in totaal 2377 leden. Van de vereniging zijn 1585 tandartsen lid, onder wie 60 tandarts-parodontologen. Als bijzonder lid zijn 792 mondhygiënisten bij de NVVP aangesloten. De vereniging stelt zich tot doel de parodontale zorg in Nederland op het hoogst mogelijke niveau te brengen. Vanuit deze doelstelling heeft de NVvP haar standpunt over de positie van de mondhygiënist bepaald.
Uitgangspunten De NVvP meent dat de kwaliteit van de tandheelkundige zorg voor de individuele patient bewaakt moet worden door diegene die daartoe het best is gekwalificeerd: de tandarts. Daarom moet de tandarts verantwoordelijk blijven voor het volledige tandheelkundige handelen. Hij vervult de functie van poortwachter, verricht de tandheelkundige diagnostiek, stelt de indicatie en voert zelf de behandeling uit, of laat deze na verwijzing uitvoeren. De tandarts werkt bij voorkeur in teamverband met mondhygiënisten en prophylaxe assistenten (profi-nurses) aan wie hij taken delegeert.
Delegeren van taken en aansprakelijkheid en toegankelijkheid De tandarts dient zich ervan te vergewissen dat de betrokken mondhygiënist daadwerkelijk beschikt over de vereiste bekwaamheid om de gedelegeerde taken naar behoren uit te voeren. De mondhygiënist doet aan de tandarts verslag over de door hem verleende zorg aan de hand van een rapportage. Daarnaast heeft hij een signaalfunctie naar de tandarts. De tandarts is aansprakelijk voor eventuele tekortkomingen in de tandheelkundige diagnostiek, indicatie en de door hem uitgevoerde behandeling. De mondhygiënist is aansprakelijk voor de door hem uitgevoerde handelingen. Omdat de tandarts de poortwachtersfunctie dient te vervullen, kan de mondhygiënist niet vrij toegankelijk zijn voor patiënten. Dit geldt zowel voor mondhygiënisten in loondienst, als voor mondhygiënisten die zelfstandig ondernemer zijn.
Korte opleiding en goede nascholing Voor de NVvP is het een gegeven dat het tekort aan mondhygiënisten zoveel mogelijk moet worden beperkt. Daarom pleit de NVvP ervoor te bevorderen dat voldoende mondhygiënisten worden opgeleid en dat mondhygiënisten herintreden die hun beroep niet meer uitoefenen. De NVvP is geen voorstander van een verlenging van de opleidingsduur, omdat dit leidt tot stagnatie van de uitstroom uit het onderwijs en tot een vermindering van de aantrekkelijkheid van de opleiding. De opleiding tot mondhygiënist duurde tot voor kort twee jaar. Enkele jaren geleden is daaraan een derde stagejaar toegevoegd en werden de onderdelen anesthesie en röntgen in het curriculum opgenomen. De HBO-raad heeft voorgesteld de opleidingsduur verplicht te verlengen tot 4 jaar. De NVvP meent, evenals de NMT en ACTA, dat de duur van de opleiding beperkt moet worden tot twee jaar. Het huidige stagejaar zou aangemerkt dienen te worden als een verplicht praktijkleerjaar, een ‘training on the job’ vanuit een werkende positie als bevoegd mondhygiënist. De NVvP streeft ernaar herintreding van mondhygiënisten te bevorderen door table clinics te organiseren en bijscholing mogelijk te maken in het kader van de bij- en nascholings opleidingen en trainingen (PAOT). Om de kwaliteit tijdens de loopbaan te handhaven dienen cursussen te worden gevolgd, zoals onder meer door de NVvP worden aangeboden.
Speciale erkenning parodontologie De NVvP overweegt om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om mondhygiënisten met voldoende vakgerichte, i.c. parodontologische, na- en bijscholing en ervaring, het predikaat “mondhygiënist erkend door de NVvP” verlenen.
5
BIJLAGE B
Visie van het bestuur van de NVvP op de actuele tandheelkundige ontwikkelingen Inleiding Binnen de tandheelkunde in Nederland vindt momenteel discussie plaats over de invulling van het teamconcept. Deze discussie wordt gevoerd door diverse spelers met verschillende belangen. Het lijkt het erop dat niet alle spelers insteken op het belang van de patiënt zeker als dat belang strijdig is met het eigen belang! Daarnaast zijn er trends en maatschappelijke ontwikkelingen die om een oplossing vragen.
Ontwikkelingen De overheid heeft besloten om voor het HBO en WO de Angelsaksische Bachelor Master structuur (BaMa) in te voeren om een betere aansluiting internationaal te vinden. De termen Bachelor en Master zijn internationaal herkenbaar. Door de invoering van de BaMa structuur wordt tevens getracht een betere aansluiting te creëren op het voorbereidend onderwijs dat in de loop van jaren is veranderd. Vooralsnog worden twee vormen Bachelor geïntroduceerd namelijk de Bachelor professional (voormalig HBO) en de Bachelor science (voormalig WO). Internationaal bestaat een dergelijk onderscheid niet. Logischer is om één vorm in te voeren echter het WO wenst het wetenschappelijk karakter te behouden en uit te dragen. Wat de bevoegdheden van de uitsluitend Bachelor opgeleide zijn is onduidelijk. Ontstaat een vergelijkbare situatie met de Doctorandus versus Tandarts titel of kan de Bachelor zoals bij de andere niet medische opleidingen op basis van deze bekwaamheid aan het werk. De overheid en de zorgverzekeraars wensen de benodigde zorg in te kopen tegen een zo laag mogelijk tarief. Daarbij is het marktwerking en dereguleringprincipe richtinggevend. Dit principe bepaalt dat door het stellen van concurrentie tussen zorgverleners tarieven beheersbaar worden waardoor budgettaire regelgeving kan worden teruggedrongen. Hoewel de effectiviteit van preventie is bewezen, is het resultaat pas veelal na jaren meetbaar. In de strijd om de beperkte budgetten wordt de keuze voor besteding van de financiële middelen voor preventie of curatie veelal gemaakt ten faveure van de tweede. Het direct tastbaar zijn van resultaten is hierbij zeker een overweging. Welke kinderen hebben bijvoorbeeld op school onderricht gehad in mondverzorging? Indien een attitude en gedragsverandering moet worden bewerkstelligd, is het uitsluitend in de praktijkkamer uitdragen van preventieve maartregelen onvoldoende. Parallellen zijn te zien met het gymnastiek onderwijs op basis en middelbare scholen ter voorkoming van hart- en vaatziekten. Door de doorgevoerde bezuinigingen heeft het Nederlandse kind ten opzichte van de ons omringende landen de minste lichaamsbeweging. De komende jaren zal het relatief tandartstekort toenemen. Deze toename komt niet zo zeer door het feit dat het aanbod van zorg afneemt maar eerder door een toenemende vraag om zorg. De preventie heeft ertoe geleid dat de bevolking de dentitie langer behoudt. Echter is er onvoldoende preventie geweest om een probleemloze mondgezondheid tot op hoge leeftijd te kunnen bewerkstelligen. Daardoor blijft er bij de huidige organisatie van de zorg een grote behoefte aan curatie. De patiënt wordt steeds mondiger en verlangt een oplossing op maat. De algemene maatschappelijke trend van individualisering is ook waarneembaar binnen de tandheelkunde. Daarbij worden de tandheelkundige mogelijkheden steeds uitgebreider en complexer. Het is steeds moeilijker voor een algemeen practicus om alle facetten tot elke moeilijkheidsgraad te beheersen. De introductie van het teamconcept moet hiervoor een oplossing brengen. Binnen de medische professie zijn de Huisartsen Groepen (HAGRO’s) van samenwerkende huisartsen langzaam gemeengoed. Verdere samenwerking middels Huisartsen Onder Eén Dak (HOED) wordt door de overheid gestimuleerd. Hoewel het aantal tandheelkundige groepspraktijken binnen Nederland langzaam toeneemt, werkt nog meer dan de helft van de tandartsen in een solopraktijk.
Het nieuwe concept Door een landelijke werkgroep wordt nu gestudeerd op de invulling van het concept van mondarts – mondzorgkundige – mondzorgassistent als vervanging voor de tandarts – mondhygiënist – tandartsassistent. In de studie wordt uitgegaan van basale ondersteuning voor velen door de mondzorgkundige en complexe en geavanceerde behandelingen voor een deel van de bevolking door mondartsen. Speerpunt binnen de werkgroep vormt de mondzorgkundige. De bestaande mondhygiënistenopleiding wordt uitgebreid naar 4 jaar, waarbij de mondhygiënist tevens curatieve vaardigheden onderwezen krijgt. Volgens de werkgroep moet de
6
mondzorgkundige de poortwachtersfunctie gaan vervullen voor de tandheelkundige zorg. Tevens moet de nieuwe mondzorgkundige zelfstandig in de gezondheidszorg werkzaam zijn, al dan niet in teamverband. Het vak van mondhygiënist zou door de uitbreiding meer aantrekkingskracht kunnen krijgen. Ook lijkt op het eerste gezicht de introductie van curatieve vaardigheden voor de mondhygiënist een oplossing om het relatief tandartsentekort op te lossen.
Overwegingen Zal het voorliggende zorgconcept werken? Veel kan worden geleerd van de organisatie van zorg in het buitenland. In de Verenigde Staten is de zorg sterk uitgesplitst naar deeldisciplines. Een General Practitioner maakt het behandel/zorgplan en voert een gedeelte hiervan uit. Voor extracties wordt verwezen naar de Oral Surgeon; voor wortelkanaalbehandelingen naar de Endodontist; voor parodontale problemen naar de Periodontist; voor prothetische oplossing naar de Prosthodontist, etc. En de patiënt … die maakt afspraak na afspraak en gaat van praktijk naar praktijk om steeds iets van de benodigde zorg te halen. Natuurlijk moet er eerst worden geconsulteerd voordat er daadwerkelijk wordt behandeld dus meer afspraken. De kosten nemen toe en de patiënt moet veel meer tijd uit trekken voor de zorg. Wat valt hieruit te leren. Een bekwame goed toegeruste algemeen practicus, die het zorgplan maakt en veel (voorkomende) zaken zelf kan behandelen en deelverrichtingen laat uitvoeren, bijvoorkeur in grote groepspraktijken met verschillende disciplines inclusief de preventieve discipline, is de sleutel. Kortom het teamconcept met de mondarts als poortwachter in een gemeenschappelijke setting en geen zelfstandige vestigingen van alle deeldisciplines. Daarbij is het borgen van kwaliteit zoals vastgelegd in de Harmonisatie Kwaliteitsbeoording in de Zorgsector (HKZ), van externe diensten moeilijker dan van interne activiteiten. Nog een reden om niet over te gaan tot versnippering maar de clustering en samenvoeging van praktijkdisciplines na te streven.
Preventie als oplossing Als uitgangspunt voor de organisatie van de zorg moet dienen de slogan “voorkomen is beter dan genezen” die aansluit bij de gangbare wens van de bevolking om gezond te blijven. Voor de tandheelkunde betekent dit het behoud van een gezonde dentitie tot op hoge leeftijd. Het relatief tandartsentekort moet dan ook bij de basis worden aangepakt. De toenemende vraag kan worden beperkt door veel meer energie te steken in preventie. Het probleem symptomatisch aanpakken middels het curatief aanbod te verhogen leidt slechts tot een tijdelijk resultaat. Door de verminderde preventie zal op lange termijn de vraag na een aanvankelijke daling weer toenemen. De NVvP is van mening dat het gunstige capaciteitseffect van de mondzorgkundige op het tandartsentekort een korte termijn resultaat is. Doordat de mondzorgkundige ook curatieve werkzaamheden gaat verrichten, komen de preventieve werkzaamheden onder druk. Immers elke uur dat aan curatie wordt besteed, kan niet worden besteed aan preventie. Dat curatieve werkzaamheden beter worden vergoed dan het preventieve werk zal ook niet bijdragen aan het veiligstellen van de preventieve taak van de mondzorgkundige. Daarbij speelt ook nog de discussie van de poortwachtersfunctie. Indien deze taak bij de mondzorgkundige komt te liggen gaat, los van de wenselijkheid, ook deze tijd af van de preventieve werkzaamheden. Omdat zowel de complexe als de meer basale preventieve en curatieve behandelingen volgen uit het zorgplan, moet dit plan worden gemaakt door de zorgverlener die het zorgveld in de breedste zin kan overzien. In de ogen van de NVvP is dit de mondarts. Voorkomen moet worden dat zorgplannen die zijn gemaakt en reeds gedeeltelijk uitgevoerd door een mondzorgkundige, ingrijpend worden gewijzigd na een verwijzing naar een mondarts. Het behandelen van gebitselementen door de mondzorgkundige die later conform het complexe restauratieve plan van de mondarts worden verwijderd, is zinloos en kostenopdrijvend. In tegenstelling tot de nieuw in te voeren BaMa structuur, die internationaal herkenbaar is, zal de mondzorgkundige in sterke mate afwijken van het internationaal gangbare profiel van Dental Hygienist. Naast de NVvP heeft ook de EFP haar zorgen hierover geuit middels een brief aan onder andere de minister van VWS, mevrouw Borst. In een reactie van de NVM op de brief van de EFP wordt deze zorg voor de ondermijning van de preventie niet onderschreven. Volgens de NVM “blijft de kern van het vak mondhygiënist (mondzorgkundige) de preventie en het uitgangspunt dat restauratie pas aan de orde is als preventie heeft gefaald.” Onduidelijk blijft hoe de NVM denkt over de tijdsverdeling. Vast staat dat er een grote behoefte is aan curatie. De tijd gestoken in restauratie (door het falen van preventie) leidt tot minder preventie en nog meer curatie op termijn. De vicieuze cirkel is geboren. De NVvP onderschrijft de mening van de EFP dat met name moet worden geïnvesteerd in veel meer zorgverlening en zorgverleners op het vlak van preventie. Het verbeteren van de vergoeding voor preventie zou een (financiële) prikkel in de goede richting geven.
7
BIJLAGE C
Reacties uit het veld
Samenvatting De 2-jarige opleiding mondhygiëne, jaren geleden verlaten, voldeed uitstekend aan haar doel: het opleiden van een preventieve kracht werkzaam binnen het tandheelkundige team. De uitbreiding naar een 3-jarige opleiding leverde nauwelijks of geen verbetering in de kwaliteit van zorg op. De nu geplande 4-jarige opleiding levert een onnodige kostenstijging van de opleiding op en sluit onvoldoende aan op de praktijk en de maatschappelijke behoefte. De geplande uitbreiding aan curatieve taken zet de onmisbare preventieve taken van de mondhygiënist onder druk. Daarnaast zal de verwachte loonstijging ook leiden tot een kostenstijging in de zorg. Het bestaande tekort aan mankracht zal eerder worden verergerd. In tegenstelling tot wat wordt beweerd zal de mondhygiënist door gebrek aan kennis en mankracht niet in staat zijn de poortwachtersfunctie van de tandarts over te nemen. De internationale aansluiting met andere opleidingen tot mondhygiënist zal verloren gaan. Verlenging van de opleidingsduur mag dientengevolge niet plaats vinden. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Inleiding Onderstaande uiteenzetting is een waarschuwing voor een aantal ongewenste effecten en niet onderbouwde verwachtingen bij een uitbreiding van de opleiding tot mondhygiënist van drie naar vier jaar. Tot 1992 had de opleiding mondhygiëne slechts een duur van twee jaar. De mondhygiënisten die van deze opleiding het diploma behaalden waren goed toegerust voor een taak in de algemene preventieve tandheelkunde. Een aantal van deze mondhygiënisten werd daarna door bij- en nascholing verder opgeleid in de parodontologie, de orthodontie, de mondheelkunde (denk aan oncologie), gehandicaptenzorg, kindertandheelkunde, bijzondere tandheelkunde, ouderenzorg, het onderwijs en nascholingstaken, vrije vestiging en de industrie.
3-jarige opleiding In 1992 werd de 3-jarige opleiding ingevoerd, dit om de werkdruk te spreiden en om de HBO-status te verkrijgen. Aan het curriculum werden diverse beroepsopleidende stages, een uitgebreidere scriptie en het theoretische deel van het anesthesie geven toegevoegd. Inhoudelijk leverde dat niet veel méér op, omdat de stages in handen zijn van externe stagebegeleiders. Ieder student krijgt in het derde jaar toegang tot enkele van deze stages naar eigen keuze. Tijdens deze stages vindt ook het praktische deel van de anesthesieopleiding plaats. De kwaliteit van de stages is afhankelijk van de geboden stageplaatsen, de stagekeuzes door de student en de kwaliteit van de externe begeleiding. Over het algemeen sluit de stagekeuze aan op de wensen en interessen van de student. Dit betekent dat de opleiding in dit derde jaar alles behalve homogeen is. De driejarige opleiding tot mondhygiënist is derhalve ook niet homogeen. Het huidige besluit om de mondhygiëne opleiding nogmaals te verlengen met één jaar is niet gefundeerd; hierover is geen enkel onderzoek bekend. De reden voor een 4-jarige opleiding, mede om de HBO-status te behouden, mag geen argument zijn. Een uitbreiding naar vier jaar zou alleen moeten worden doorgevoerd als dat vakinhoudelijk of maatschappelijk gewenst is en dat is geenszins het geval. Bovendien bestaan er ook 2 en 3 jarige HBO opleidingen (HBO management, toerisme, opleidingen Schoevers). Gezien het reeds geringe rendement van het huidige derde jaar en het nog steeds uitstekend functioneren van de mondhygiënist met een tweejarige opleiding, en mede gezien de enorme behoefte aan hulpkrachten met deskundigheid in o.a. cariës- en paropreventie, is het een raadsel waarom de opleiding van alle mondhygiënisten tot vier jaar zal moeten worden uitgebreid.
8
Waarom geen 4-jarige opleiding • Er is een enorme behoefte aan preventieve zorg. Een opleiding tot curatief medewerker (i.e. mondzorgkundige) zal ernstig tekort doen aan de essentiële preventieve zorg. • Het huidige grote tekort aan mankracht is niet gebaat bij een verlengde studieduur. • Uitbreiding van de opleiding tot vier jaar om behoud HBO-niveau werkt drempelverhogend. De vraag kan dan ook gesteld worden waarom niet voor een opleiding op MBO-niveau wordt gekozen. • De kosten per opgeleide mondhygiënist zullen onnodig stijgen. In de beoogde nieuwe studie extra veel, omdat kostbare klinische faciliteiten en begeleiding niet twee, niet drie, maar vier jaargangen beschikbaar moeten zijn. • De loonkosten/looneisen/honorariumeisen zullen stijgen, hetgeen zich in extra kosten voor de patiënt en verzekeraar zal vertalen. • Een vierde opleidingsjaar zal, hoewel dit door de overheid en enkele beleidsmakers wordt aangenomen, de mondhygiënist niet in staat stellen de poortwachtersfunctie van de tandarts over te nemen. Diagnose en behandelingsindicatie behoren tot de allermoeilijkste taken binnen de tandheelkundige zorg. De tandarts zal altijd de spil moeten blijven in de tandheelkundige zorg net zoals de huisarts dit is in de geneeskundige zorg. • Het opleiden tot curatief medewerker in het vierde studiejaar zal niet bijdragen tot het oplossen van welk mankrachtprobleem dan ook. De curatief opgeleide mondhygiënist zal zich dan, net zoals de meeste tandartsen, voornamelijk op curatieve taken richten i.p.v. op de preventieve taken die juist zo belangrijk zijn om de behoefte aan curatieve zorg te beperken. • De mondhygiënist is met de huidige en ook met de oude tweejarige opleiding een sterk wapen in het organiseren van de preventieve zorg op alle niveaus. De mondhygiënist is op dit terrein onmisbaar in het leidinggeven aan de slechts enkele dagen nageschoolde tandartsassistent met aantekening preventie (m.a.p.) Deze assistent (m.a.p.) is niet toegerust en opgeleid om de taken van de mondhygiënist over te nemen. • De huidige mondhygiënist, en niet in het minst die met een tweejarige opleiding, is een onmisbare link bij de parodontale zorg. Dit onderdeel van de tandheelkundige zorg verdient nog veel meer prioriteit en kent landelijk, door gebrek aan organisatie en mankracht, een grote ongedekte zorgbehoefte. • De Nederlandse mondhygiënist mist door het steeds uitbreiden van haar opleiding volkomen de aansluiting met de buitenlandse collegae zowel binnen als buiten Europa. De opleidingen buiten Nederland duren over het algemeen 2 jaar. Geen enkel ander land heeft de opleiding verlengd om kwalitatief betere parodontale en preventieve zorg te kunnen verlenen. Nederland loopt hierdoor internationaal volledig uit de pas. • Een belangrijke bijkomende mankracht beperkende factor is het feit dat na de opleiding slechts een minderheid van de mondhygiënisten (95% vrouw) fulltime werkt en dat bij het stichten van een gezin, vaak zo’n 4 tot 6 jaar later, de mondhygiënist meestal de zorgrol van het gezin op zich neemt en hooguit een deeltijdbaan van 12 tot 24 uur overhoudt of helemaal stopt met werken. Slechts een deel zal na opvoeding van de kinderen herintreden.
Conclusie Een korte intensieve opleiding van twee jaar (MBO-niveau) is gewenst om de mondhygiënist te behouden voor haar huidige taken in de preventieve tandheelkunde. Het aantal opleidingsplaatsen zou fors moeten worden uitgebreid om aan te sluiten bij de vraag. Een beperkt aantal mondhygiënisten dient vervolgens toegang te krijgen tot de nascholing opleidend tot onder andere curatief medewerker,extra deskundigheid in de parodontologie, in de orthodontie of tot de vrije vestiging. Het perspectief voor de mondhygiënist op de langere termijn wordt hierdoor doelgerichter en interessanter. En de aansluiting met de reeds geformuleerde Europese richtlijnen voor de opleiding tot mondhygiënist is hierdoor gewaarborgd.
9
BIJLAGE D
10
11
BIJLAGE E
EFP richtlijnen voor het curriculum van de opleiding tot mondhygiënist 1. Inleiding De NVvP heeft de richtlijnen voor het curriculum van de opleiding tot mondhygiënist van de European Federation of Periodontology (EFP) integraal overgenomen (versie 1999). Het doel van deze richtlijnen is om het niveau aan te geven t.b.v. diegenen die verantwoordelijk zijn voor opleidingen mondhygiënist, om zodoende binnen Europa tot uniforme en hoge standaarden te komen. Dit curriculum wordt breed gedragen binnen Europa, zowel binnen de tandheelkundige beroepsgroepen en tandheelkundige opleidingen als ook binnen de gehele sector mondhygiëne en de mondhygiëne opleidingen. Dit curriculum is tot stand gekomen op basis van zeer uitgebreide consultaties met alle nationale parodontologie verenigingen binnen de EFP, met de International Dental Hygienist Federation, met nationale tandheelkundige beroepsverenigingen en vele mondhygiëne opleidingen.
2. Veroorloofde werkzaamheden Na een formele en gedegen theoretische opleiding en klinische training, mag de mondhygiënist de volgende werkzaamheden uitvoeren, vooropgesteld dat een geregistreerde tandarts de patiënt onderzocht heeft, een diagnose heeft gesteld en schriftelijk werkzaamheden delegeert. Alle werkzaamheden door de mondhygiënist worden verricht onder de supervisie en verantwoordelijkheid van de verwijzende tandarts. Hoewel mondhygiënisten onafhankelijk en zelfstandig verrichtingen mogen uitvoeren, is de NVvP van mening dat alle leden van het tandheelkundig team altijd in samenwerking met elkaar moeten werken om zodoende de beste patiëntenzorg te kunnen geven. De volgende onderdelen behoren dan in bovenstaand kader, tot de werkzaamheden van een mondhygiënist. A) reinigen en polijsten van gebitselementen B) supra- en subgingivaal scalen van gebitselementen C) het aanbrengen van profylactische materialen en preventieve middelen, b.v. fluoride en fissuursealants. D) het aanbrengen van tijdelijke vullingen of het tijdelijk plaatsen van kronen als de vullingen of kronen beschadigd raken of verloren gaan tijdens de mondhygiënische behandeling. E) registreren van alle informatie t.a.v. medische en tandheelkundige anamnese; het registreren van tandplaque; het vervaardigen van pocket en/of parodontale statussen. F) uitgebreide voorlichting geven t.a.v. mondhygiënische maatregelen en zorg voor de mondgezondheid, afgestemd op individuele behoeften. G) tandheelkundige radiologie H) lokale anesthesie (afhankelijk van formele training) I) het nemen van afdrukken (afhankelijk van formele training) J ) bepaalde orthodontische werkzaamheden (afhankelijk van formele training)
3. Toelatingseisen Kandidaten voor de opleiding tot mondhygiënist moeten met goed gevolg een MAVO diploma of hoger hebben afgerond. In het middelbare school vakkenpakket moet ook biologie opgenomen zijn. Kandidaten met een tandartsassistentenopleiding dienen ook beoordeeld te worden om in aanmerking te komen voor een opleiding tot mondhygiënist, afhankelijk van vooropleiding, aanvullende diploma’s en praktische ervaring.
4. Theoretische opleiding en klinische training Het doel van de opleiding tot mondhygiënist is om professionals op te leiden die in staat zijn zelfstandig bepaalde tandheelkundige werkzaamheden uit te voeren binnen het gehele tandheelkundige team, op verwijzing van de huistandarts. De doelstelling van de opleiding en training is: A) het aanbieden van voldoende kennis en begrip over het gehele vakgebied om mondhygiënisten in staat te stellen om specifiek verwezen patiënten vakkundig en onder eigen verantwoordelijkheid te behandelen en om het gehele zorgterrein te overzien. B) het aanleren van een professionele houding t.a.v. alle soorten patiënten en het begrip bijbrengen van de rol van de mondhygiënist in het tandheelkundig team en het gehele medische zorgcircuit. Derhalve moet de theoretische opleiding en klinische training zijn ingericht om de navolgende principes te kunnen onderwijzen:
12
A) het ontwikkelen van het begrip “gezondheid” in relatie tot ziekte B) het integreren van onderwijs van basale vakken in klinische training en praktijk C) het leren samenwerken in een tandheelkundig team D) het bijbrengen van het besef van de noodzaak voor bij- en nascholing om een voortdurende professionele ontwikkeling te waarborgen. E) het gebruik maken van een scala aan educatieve methoden. Een full-time opleiding tot mondhygiënist dient tenminste 2 jaar te beslaan. Als een opleiding training in extra vaardigheden wil incorporeren, zoals vermeld in paragraaf 2 onder H, I, en J, dan zal de opleiding waarschijnlijk langer dan 2 jaar zijn. Tenminste 50% van de opleiding zal gewijd moeten zijn aan klinische training. Binnen de opleiding moet voldoende tijd zijn ingeruimd voor zelfstudie, examens en herkansingen en zelfs “remedial teaching”. Bij voorkeur vindt de opleiding plaats in instellingen waar ook andere leden van het tandheelkundig team worden opgeleid. Dit laatste aspect schept een stimulerende omgeving voor de toekomstige mondhygiënist die zal moeten gaan functioneren binnen het gehele tandheelkundige team.
5. Inhoudelijke aspecten van de opleiding De organisatie van de verschillende onderdelen van de opleiding kan door de directeur van de individuele opleiding zelf worden bepaald. Onderstaand zijn onderwerpen aangegeven die onderdeel moeten vormen van de opleiding. Deze onderwerpen kunnen al dan niet met elkaar geïntegreerd onderwezen worden. Ook de volgorde van onderdelen kan door de opleiding zelf worden bepaald. Studenten zijn verplicht minimale standaarden van theoretische kennis en klinische training te behalen. De lengte van de opleidingsduur is afhankelijk van onderwijsmethoden en intrede kennis en kunde van de individuele studenten. Daarom wordt in het onderhavige curriculum bij voorkeur gesproken over kennisniveaus i.p.v. het minimale aantal studielast uren per onderdeel. Onderstaand zijn richtlijnen aangegeven voor de inhoud van het curriculum.
6. Basiscursus •
• •
•
Bijbrengen van globale kennis over mondzorg in het algemeen, over legale en ethische kwesties, over gezondheid en veiligheid, over EHBO en reanimatie. De exacte inhoud van deze basiscursus is afhankelijk van de vooropleiding van de student. Een inleiding over “samenwerken in teamverband”, alsmede het inzicht verschaffen in huidige nationale en internationale ontwikkelingen in mondzorg. Een inleiding over patiënten omgang, zorg en communicatie, inclusief de noodzaak om een geschreven behandelplan te volgen, juiste verslaglegging van behandelingen en van de communicatie met de patiënt, verslaglegging naar verwijzend tandarts. Training in moderne communicatie middelen, informatie technologie en bekendheid met computer gestuurde trainingsprogramma’s.
7. Celbiologie en algemene histologie •
Inzicht in de celbiologie inclusief cellulaire structuren en begrip van de functies van humane weefsels en organen.
8. Algemene anatomie en fysiologie • •
Globaal inzicht in het functioneren van het menselijk lichaam. Specifiek inzicht in de structuur en functie van de volgende processen en systemen: - bloedsomloop - ademhalingssysteem - spijsvertering - het zenuwstelsel - het skelet - het lymfesysteem - de hormoon huishouding
9. Anatomie van het hoofd-hals gebied • •
Globaal inzicht in de anatomie van het hoofd-hals gebied. Specifieke kennis van alle structuren van de mondholte.
13
10. Tand morfologie en dentale anatomie •
•
Inzicht in morfologie en ontwikkeling van het melk- en blijvende gebit. - de anatomie en ontwikkeling van de harde en zachte orale weefsels en gerelateerde structuren. - het resorptieproces van tijdelijke gebitselementen en het eruptieproces van alle gebitselementen. De identificatie van gebitselementen en gebruik van gangbare terminologie, als mede methoden t.a.v. het in kaart brengen hiervan.
11. Orale histologie en embryologie, inclusief die van de gebitselementen • •
Inzicht in de histologie en embryologie van de humane gebitselementen, de steunweefsels van de gebitselementen en andere direct gerelateerde orale weefsels. Inzicht in de functie van bovengenoemde structuren.
12. Orale fysiologie •
Kennis van - samenstelling en functie van speeksel. - kauw en slik functies. - de fysiologie van de smaak.
13. Voeding •
• •
Kennis over de principes van goede voeding en begrip over wetenschappelijke onderbouwing t.a.v.: - samenstelling van de voeding. - relatie voeding en algemene gezondheid. - relatie voeding en mondgezondheid. - relatie voeding en tandheelkundige gezondheid. - rol van voeding in de etiologie van cariës. - voedings vereisten voor specifieke bevolkingsgroepen. - invloed van leeftijd, culturele achtergrond en beroep op voeding. Een voedingsanamnese kunnen afnemen. Voedingsadviezen kunnen geven in relatie tot preventie van tandheelkundige problemen.
14. Algemene pathologie • •
• •
Kennis van de algemene definities, termen en methoden in de algemene pathologie. Kennis over - acute en chronisch ontstekingen - wondgenezing - infecties en hun spreiding - immunologie - neoplasmen Kennis van de algemene pathologische processen in relatie tot de medische anamnese van patiënten. Kennis t.a.v. bepaalde kinderziektes en hun tandheelkundige implicaties.
15. Microbiologie en infectiepreventie •
• •
Inzicht in - Klassificaties en karakteristieken van micro-organismen. - de relatie tussen micro-organismen en ziekte. Exacte kennis t.a.v. transmissie van ziekte. Gedetailleerde kennis over de principes van infectie preventie en de toepassing daarvan in de praktijk.
16. Farmacologie •
Kennis van - vrij verkrijgbare en voorgeschreven medicijnen. - principes van farmacologische reacties in het menselijk lichaam. - de meest gebruikte farmaca in de gezondheidszorg in het algemeen en de tandheelkunde in het bijzonder. - medicijnen die de steunweefsels van gebitselementen beïnvloeden.
17. Lokale anaesthesie • • • • •
Gedetailleerde kennis van de specifieke anatomische structuren en zenuwbanen. Algemene kennis van de fysiologie van signaal geleiding via zenuwstelsel. Kennis van de farmacologie en van het gebruik van lokale anaesthetica die beschikbaar zijn in de tandheelkunde. Kennis van risico’s en complicaties bij het toedienen van lokale anaesthetica. Kunde om veilig lokale anaesthesie toe te passen.
14
18. Medische noodsituaties • •
Kennis om potentiële en actuele medische noodsituaties te herkennen en de oorzaken daarvan te weten. Adequaat kunnen handelen in geval van een medische noodsituatie tijdens tandheelkundige behandeling en het beheersen van reanimatie technieken.
19. Tandsteen en verkleuringen • • • •
Uitgebreide kennis over tandplak en tandplakvorming (uitgaande van een volkomen schoon tandoppervlak waarop tandplak zich vormt, met speciale aandacht voor de micro-organismen die hierbij betrokken zijn). Uitgebreide kennis over de rol van tandplak in de etiologie van cariës en parodontopathieën. Kunde om supra- en subgingivaal tandsteen te diagnostiseren, in samenhang met de kennis over tandsteenvorming en de manieren van tandsteen diagnose. Kunde om intrinsieke en extrinsieke verkleuringen op gebitselementen te diagnostiseren en kennis over oorsprong van verkleuring en de mogelijkheden om verkleuringen te verwijderen.
20. De theoretische achtergrond van parodontale instrumentatie Het vermogen om het volgende te beschrijven: • De principes van het scalen en rootplannen en gebitsreiniging. • De vorm van de verschillende parodontale instrumenten en hun specifieke indicaties. • De wijze waarop de verschillende parodontale instrumenten werken, en de individuele voor- en nadelen. • Het gebruik van polijst instrumentarium en de verschillende profylactische pasta’s die beschikbaar zijn.
21. Cariës • • •
Een gedetailleerde kennis over de etiologie van cariës. Algemene kennis van de klinische en histopathologische kenmerken ten gevolge van cariës. Goede kennis van de relevante epidemiologische studies naar cariës.
22. Parodontopathieën • •
•
• •
Volledig inzicht over de oorzaken van alle soorten parodontopathieën, inclusief kennis over secundaire factoren en de mogelijke rol van systemische ziekten en andere factoren. Het vermogen om: - de verschillende parodontopathieën te classificeren. - een gezond parodontium te onderscheiden. - klinische afwijkingen herkennen aan het parodontium t.g.v. parodontopathieën. - alle parameters geassocieerd met de etiologie en klinische verschijnselen van parodontopathieën te beschrijven, in te brengen en te vervolgen; bijv. het vervaardigen van een parodontiumstatus en het maken van bepaalde indexen. - acute en chronische parodontopathieën te herkennen en van elkaar te onderscheiden. - die parodontale problemen te herkennen die onmiddellijk en acute aandacht van een tandarts nodig hebben. Volledig inzicht van de rol van bacteriën in de pathogenese van parodontopathieën en de basis voor alle vormen van parodontale behandeling inclusief indicaties voor het gebruik van lokaal appliceerbare antimicrobiële middelen. Basale kennis over de rol van het immuun systeem en andere systemische factoren die een rol kunnen spelen in de etiologie van parodontopathieën. Inzicht in: - de factoren die de prognose van parodontopathieën kunnen beïnvloeden. - kenmerken en etiologie van marginale (d.w.z. niet- periapicale) parodontale abcessen, peri-apicale abcessen (zowel acuut als chronisch) en gecombineerde paro-endo, endo-paro problemen.
23. Epidemiologie • • • • •
Inzicht in de opzet voor epidemiologische studies die de huidige mondzorg, alsmede de mondzorgbehoefte en noodzaak in kaart brengen. Kennis over de gebruikelijke indexen in de orale epidemiologie en het vermogen om de in het algemeen toegepaste plak-, gingivale- en parodontale indexen te gebruiken. Inzicht in de basale statistische methoden die gebruikt worden in de planning en interpretatie van epidemiologische studies. Kennis van de belangrijke epidemiologische studies over orale en tandheelkundige aandoeningen, de veranderingen, de prevalentie hiervan, en de oorzaken en gevolgen van deze veranderingen. Vermogen om bevindingen van epidemiologische studies te interpreteren.
15
24.Voorlichtingskunde en Sociale en Preventieve tandheelkunde •
•
Inzicht in: - maatregelen op bevolkingsniveau ter preventie van alle soorten mond- en tandgerelateerde ziekten en ter bevordering van de mondgezondheid - de principes van voorlichting, inclusief voorlichting over mondgezondheid. Kennis over: - organisatie van het Nederlandse Medische en Tandheelkundige Zorgsysteem. - huidige projecten op (lokaal) bevolkingsniveau ter bevordering van de mondgezondheid.
25. Mondziekten en orale pathologie • • • • • • • •
Basale kennis over de etiologie en kenmerken van tandanomalieën. Vermogen om tanderosie en tandattritie te herkennen en de oorzaken hiervan. Kennis over de kenmerken en etiologie van laesies op de gingiva en het mondslijmvlies (bijv. witte laesies, zweren) en de gevolgen hiervan. Vermogen om algemene orale infecties te herkennen. Bekend zijn met de verschillende kenmerken van goedaardige en kwaadaardige laesies en het belang hiervan. Kennis over de oorzaken, de gevolgen en lokale behandeling van een droge mond (xerostomie). Basale kennis over veel voorkomende oorzaken van aangezichtspijn en de invloed van gnathologische problemen in de patiëntenzorg. Het vermogen om afwijkingen te herkennen van de normale kenmerken van alle weefsels in de mondholte en om bij mogelijke afwijkingen van het normale hiervoor adviezen in te winnen.
26. Algemene tandheelkunde • • •
• •
Algemeen begrip over de restauratieve tandheelkunde, inclusief conserverende, prothetische en kindertandheelkunde, implantaten, orthodontie en kaakchirurgie. Volledig begrip van de rol van de mondhygiënist op bovengenoemde tandheelkundige deelgebieden, om zodoende tot een holistische zorg van de patiënt te komen. Kennis over tandheelkundige hulp aan specifieke patiëntengroepen (mensen met mentale. en/of fysieke, medische en sociale handicaps) die speciale aandacht nodig hebben (aspecten van “bijzondere tandheelkunde’) als mede kennis over de zorg voor deze patiënten in instellingen. Kennis over de fysiologie van het ouder worden en problemen gerelateerd aan patiëntenzorg voor ouderen (gerodontologie). Kennis over de principes en problemen die te maken hebben met tandheelkundige thuiszorg.
27.Tandheelkundige radiologie • • •
• •
•
Kennis omtrent regels en wetgeving t.a.v. tandheelkundige radiologie en ioniserende straling. Basale kennis over ioniserende straling en de effecten op de harde en zachte lichaamsweefsels. Volledig begrip van de gevaren en risico’s die in verband kunnen staan met het toepassen van de tandheelkundige radiologie en de maatregelen die er genomen moeten worden om patiënt en medewerker te beschermen tijdens radiologische opnamen. Kennis over de verschillende soorten radiologische opnamen en hun gebruik in de tandheelkunde. Vermogen om tandheelkundige radiologische opnamen te interpreteren voor zover dat relevant is voor de mondhygiënist, dus het vermogen om normale anatomische structuren en vaak voorkomende afwijkingen op tandheelkundige radiologische opnamen te herkennen. Kennis van: - technieken om tandheelkundige radiologische opnamen te maken. - principes van het technisch verwerken van opnamen en kennis over technische storingen/ problemen. - het belang van kwaliteitswaarborgen t.a.v. tandheelkundige radiologie.
28. Preventieve tandheelkunde •
• • • • •
Volledig inzicht in de principes van de preventie van tandheelkundige afwijkingen, inclusief begrip over de processen die hiertoe bijdragen, zoals voorlichting, sociale en omgeving factoren en therapeutische maatregelen. Uitgebreide kennis van mechanische en chemische methoden om vorming van tandplak te beheersen, inclusief modificaties voor specifieke patiënten categorieën. De rol van fluoride in preventieve tandheelkunde, lokaal en systemisch toegepast. De principes en methoden van voedingsadviezen ter preventie van cariës en erosies. Samenstelling, eigenschappen, technieken en gebruik van fissuurlakken en andere preventieve materialen die momenteel beschikbaar zijn. De effecten van roken en ander tabakgebruik op de harde en zachte orale weefsels.
16
29.(Psycho) sociale en communicatieve tandheelkunde. •
• • •
• • •
Begrip van de ontwikkeling van de mens m.b.t. - groei van kind tot volwassene - lichamelijke, mentale en emotionele ontwikkeling. Voldoende kennis van de psychologie en sociologie om menselijk gedrag in het algemeen en gedrag m.b.t. gezondheid in het bijzonder beter te begrijpen. Algemene bekendheid met de invloed van sociale, psychologische, culturele en omgeving factoren op menselijk gedrag en vooral het belang van deze factoren op mondgezondheid en zorgverlening. Kennis en begrip van de theorieën en methoden m.b.t. communicatie en het belang van het opbouwen van intermenselijke communicatieve vaardigheden, inclusief het goed inschatten van het belang van “luisteren” en verbale en non-verbale communicatie. Vermogen om potentiële weerstanden voor optimale communicatie en gedragswijziging te herkennen, en het vermogen om technieken aan te leren om zulke weerstanden te overwinnen. Begrip van de technieken om de “angstige” patiënt te behandelen. Het goed kunnen inschatten van de relatie tussen communicatie en patiënten voorlichting, omgang met patiënten, en succesvol participant zijn in het tandheelkundig team, inclusief goede intercollegiale samenwerking en communicatie.
30.Voorlichtingskunde • • • •
Gedetailleerde kennis van de principes en methoden van voorlichting over mondgezondheid, met speciale aandacht voor planning, uitvoering en evaluatie/ feedback. Inschatten van de essentiële aspecten van communicatieve vaardigheden. Uitgebreide kennis over de wetenschappelijke basis van voorlichtingskunde voor mondgezondheid. Inzicht in de relatie tussen voorlichting over mondgezondheid en voorlichting over lichamelijke gezondheid.
31.Medische problemen in relatie tot mondgezondheid •
•
Een diepgaande kennis over: - het afnemen van een medische amamnese - medische aandoeningen die mogelijk een effect hebben op het behandel resultaat en/ of op de gezondheid van de behandeld mondhygiënist of collega’s in het hele tandheelkundig team. Inzicht in orale verschijnselen van systemische ziekten.
32.Klinische training •
Bij benadering dient 50% van de opleiding gewijd te worden aan practica en klinische training.
A) Preklinische training • Er dienen voldoende faciliteiten te zijn voor de studenten om hun klinische vaardigheden te ontwikkelen, m.b.t. fantoomkoppen en andere hulpmiddelen, voordat er op patiënten gewerkt wordt. • De studenten moeten in staat zijn het juiste instrumentarium te identificeren en te selecteren voor een bepaalde praktische taak, de instrumenten veilig en effectief te gebruiken en de instrumenten te onderhouden zodat ze aan de standaard blijven voldoen. • Studenten moeten in staat zijn hun werkterrein te organiseren en schoon te houden. B) Klinische training Doel: • Opdoen van voldoende ervaring in de volle breedte van alle klinische procedures die uitgevoerd mogen worden door een afgestudeerde mondhygiënist. - preventieve maatregelen zoals lokale fluoride applicatie en fissuur lak applicatie (inclusief toepassen van cofferdam waar nodig is) - parodontale therapieën zoals het polijsten van de gebitselementen (inclusief gerestaureerde elementen), supra- en subgingivaal scalen en rootplannen, uitspoelen van pockets, het subgingivaal plaatsen van antimicrobiële middelen als mede de zorg voor implantaten. - lokale infiltratie anaesthesie - tandheelkundige radiologische technieken zoals het nemen van periapicale, bitewing en occlusale opnamen, alsmede O.P.G’s en het verwerken van de opnamen. - het meten en registreren van parodontopathieën d.m.v. parodontium- of pocket statussen en d.m.v. mondhygiëne, gingivale en parodontale indexen.
17
Soorten patiënten • Mondhygiënisten in opleiding dienen in aanraking komen met het volledige scala van patiënten (volwassenen en kinderen, medisch gecompromitteerde patiënten, geestelijk en/of lichamelijk gehandicapten) al dan niet samen met en onder begeleiding van andere leden van het tandheelkundig team. Werkplekken • Naast de reguliere opleidingswerkplek dienen studenten de gelegenheid hebben om te werken of stage te lopen in een verscheidenheid aan lokaties, zoals bijvoorbeeld algemene praktijk, verwijspraktijken en praktijken in instellingen. Praktijkervaring in voorlichting • Daadwerkelijke deelname aan de planning, uitvoering en evaluatie van voorlichtingsprojecten binnen de mondzorg en afleggen van proeven van bekwaamheid in communicatieve vaardigheden met individuele personen en verschillende doelgroepen.
33. Voorbereiding op het werk in de praktijk •
• • • • • • •
Inzicht in de wettelijke positie van de mondhygiënist inclusief het soort werk dat de mondhygiënist bevoegd is uit te voeren, inclusief kennis over de deelgebieden van de tandheelkunde waarin de mondhygiënist bevoegd is in het kader van de wet B.I.G. Inzicht in het normaal geachte gedrag van een mondhygiënist en datgene wat gezien wordt als wangedrag. Kennis over de noodzaak tot het zich houden aan wettelijke verplichtingen voor de (her) registratie als mondhygiënist. Inzicht in het belang voor de mondhygiënist-in-loondienst, om lid te zijn van een beroepsorganisatie. Inzicht in de rol van nationale en internationale organisaties van mondhygiënisten. Inzicht in het belang van bij- en nascholing, visitatie programma’s en kwaliteitsbewaking gedurend het professionele leven van de mondhygiënist. Volledige kennis over ARBO wetgeving en de toepassing daarvan in de tandheelkundige/mondhygiënisten praktijk. Inzicht in de rol van de mondhygiënist binnen het tandheelkundig team.
34. Examinering Er dient een juiste en logischerwijs geïntegreerde volgorde van regelmatige examens, tentamens en toetsen te zijn gedurende de gehele opleiding tot mondhygiënist om zodoende zowel de studenten als de docenten een duidelijke indicatie te geven over de voortgang van de studie. Er dient gelegenheid te zijn om gedurende de studie aanvullende training te geven aan die studenten die daar behoefte aan hebben. De eindbeoordeling moet zodanig zijn afgestemd dat niet alleen die standaard bereikt wordt die voldoende is om het vak van mondhygiënist uit te voeren in Nederland, maar ook zodanig dat het niveau vergelijkbaar is met andere Europese landen.
Copyright NVvP, april 2002
18