Prestatieagenda 2005 OCW – HBO-raad
1. Ter inleiding De samenleving is in de afgelopen decennia in een hoog tempo kennisintensiever geworden. Opgedane kennis veroudert steeds sneller. Gevolg daarvan is dat steeds meer bedrijven en instellingen behoefte hebben aan een ‘ander soort’ medewerkers: aan mensen die niet alleen beschikken over de juiste kennis, maar die óók beschikken over de vaardigheden om die kennis op peil te houden en toe te passen in steeds weer andere werkzaamheden. Onderwijsdeelname, arbeidsparticipatie en kennisontwikkeling en -uitwisseling zijn dus van cruciaal belang. Op deze punten scoort Nederland vergeleken met andere EU-landen niet goed. De ontwikkeling van deelname aan het hoger onderwijs houdt geen gelijke tred met de behoeften aan kenniswerkers op de arbeidsmarkt. Als gevolg van de vergrijzing verlaten oudere hoger opgeleiden de arbeidsmarkt. De structurele groei van de arbeidsproductiviteit in Nederland blijft achter bij die van andere landen.
Het is daarom noodzakelijk om het potentieel van de (aanstaande) beroepsbevolking beter te ontwikkelen en te benutten om de innovatiekracht van de Nederlandse economie te versterken en de productiviteit te verhogen. De afgelopen tijd zijn veel rapporten verschenen over de noodzaak van meer hoger opgeleiden, een grotere kennisproductie en een versterking van de kenniscirculatie tussen kennisinstellingen, bedrijven en instellingen. Het is tijd dat de vele plannen en analyses worden omgezet in de praktijk
De Nederlandse hogescholen vervullen hierbij een centrale rol. Zij zijn de afgelopen decennia in staat geweest hoger onderwijs bereikbaar te maken voor grote groepen jongeren. De oriëntatie op de latere professie staat daarbij centraal. Geleidelijk is de taak van de hogescholen verbreed. Hogescholen maken een omslag van onderwijsinstellingen naar kennisinstituten, die ook ontwikkelgericht onderzoek doen. Het vertrekpunt van dit onderzoek is principieel anders dan het eerste geldstroom onderzoek van universiteiten. Waar de eerste geldstroom van de universiteiten in principe is bedoeld voor het doen van vrij en ongebonden wetenschappelijk onderzoek, zijn de onderzoeksactiviteiten van hogescholen – geconcentreerd rond apart bekostigde lectoren en kenniskringen – altijd nauw gekoppeld aan de beroepspraktijk en kunnen worden betiteld als ‘kennisontwikkeling en uitwisseling’. De overheid wil deze ontwikkelingen stimuleren. In de nieuwe wet op het hoger onderwijs zullen in de taakomschrijving de verschillende onderzoeksfuncties van universiteiten en hogescholen worden opgenomen, zodat ook de kwaliteitszorg hierop gericht kan worden.
1
Centraal in deze transitie staan de begrippen ‘verdiepen’ en ‘toepassen’. Daarom zijn extra inspanningen noodzakelijk om dit transitieproces te versnellen en daarvoor de goede randvoorwaarden te bieden. Essentieel onderdeel van deze transitie is een meetbare versterking van de kwaliteit en de kwaliteitszorg van het hbo. In de voorliggende gezamenlijke prestatieagenda worden daartoe afspraken vastgelegd die zijn overeengekomen tussen de staatssecretaris van OCW en de HBO-raad. Deze afspraken liggen in het verlengde van zes centrale uitgangspunten.
2. Centrale uitgangspunten 1. Het niveau en de kwaliteit van de hbo-afgestudeerden zijn over het algemeen goed. Ook over de inhoud en het curriculum van de opleidingen zijn visitatiecommissies over het algemeen tevreden. Er zijn echter ook aspecten waarbij de kwaliteit aan kritiek 1
onderhevig is . Op deze aspecten zal de kwaliteit (-sborging) van het hoger beroepsonderwijs meetbaar worden verbeterd. Ambitie van deze prestatieagenda is dat aan het einde van deze regeerperiode ten aanzien van deze aspecten een sterke verbeterslag is gemaakt.
2. Hogescholen moeten méér mensen met een zeer gevarieerde achtergrond – jongeren en reeds werkenden – met kwalitatief goed onderwijs tot de hbo-bachelorgraad brengen. Zij zullen meer mensen uit diverse doelgroepen moeten aanspreken door flexibilisering van de instroom en de inrichting van het onderwijs. Het gebruik van procedures tot erkenning van elders verworven competenties (EVC) zal steeds belangrijker worden. Hogescholen moeten de ruimte krijgen voor differentiatie in het onderwijsaanbod. Enerzijds door kortere maatwerkprogramma’s aan te bieden als onderdeel van de bacheloropleidingen (waarbij vooral wordt gedacht aan associate degrees), anderzijds door het aanbieden van honours programma’s voor studenten die meer uitdaging zoeken.
3. Studenten worden opgeleid voor een complexe beroepsomgeving. De hbo-bachelor is een hoogwaardige professional die zowel beschikt over specifieke beroepscompetenties als over de noodzakelijke reflectieve vaardigheden die hem of haar in staat stelt tijdens het werk nieuwe kennis op te doen, te ontwikkelen en toe te passen in concrete praktijksituaties. Het hbo-niveau is onverbrekelijk verbonden zowel met het kunnen toepassen van hoogwaardige kennis als met toegepast onderzoek (evidence based practice). Praktijkreflectie en ondernemerschap krijgen een grotere plaats in het onderwijs. Op die wijze kunnen afgestudeerden effectief bijdragen aan de ontwikkeling en innovatie die de organisatie waarbinnen zij werkzaam zullen zijn nastreeft. 1
Inspectie van het Onderwijs, Onderwijsverslag 2002/2003, pagina’s 288 - 233.
2
4. De afgestudeerde bachelor is niet klaar met zijn ontwikkeling. De bacheloropleiding biedt perspectief op verder leren. Sommigen zullen kiezen voor een mastertraject, direct aansluitend op de bachelor, dan wel na een periode van werken. De overheid zal deze studenten daarbij faciliteren. Ook daarnaast zal verder leren moeten worden gestimuleerd. Hogescholen zullen hun alumnibeleid moeten versterken om goed in te kunnen spelen op de kennisvraag van reeds werkenden.
5. Om innovatie te bevorderen is versterking van de kennisinfrastructuur noodzakelijk. Dit wordt gerealiseerd door het aanbrengen van systematische verbindingen tussen de ontwikkeling van kennis, de distributie ervan en het opleiden van kenniswerkers. Met de komst van lectoraten en op het midden –en kleinbedrijf (mkb) gerichte innovatie projecten wordt de ontwikkeling van hogescholen als laagdrempelige kennisinstituten gestimuleerd. Uitbreiding van het aantal lectoraten en het aantal innovatieve projecten stelt hogescholen in staat de functie van leverancier van hoogwaardige kennis verder te ontwikkelen. Uitbreiding zal plaatsvinden in de richting van mkb-bedrijven, maar ook in de richting van publieke instellingen. Dit bevordert de veelzijdigheid van de hogeschool als kennisnetwerk waar studenten worden opgeleid en begeleid, en waar kenniscirculatie met bedrijven en instellingen steeds belangrijker wordt.
6. Het bovenstaande vereist ondersteuning van het inhoudelijke vernieuwingsproces bij de hogescholen. Kwaliteit van onderwijs en kwaliteit van medewerkers zijn de daarbij bepalende factoren. Studentgerichtheid en vraagoriëntatie, competentiegericht leren en de ontwikkeling van het major-minor concept vereisen als complement het vinden van de juiste verhouding tussen breedte en niveau enerzijds, en toepassing en reflectie anderzijds. Een goede dialoog met het werkveld zal hierbij leiden tot uiteenlopende invullingen voor de verschillende domeinen. Dit alles stelt nieuwe en hoge eisen aan de kwaliteiten van de medewerkers van de hogescholen. Naast uitbreiding van het aantal lectoraten zal geïnvesteerd moeten worden in upgrading door een toename van het aantal gepromoveerde docenten aan hogescholen. De ontwikkeling van een professional doctorate biedt hiervoor goede aanknopingspunten.
3
3. Kwaliteit Domeincompetenties Om de beroepsgerichtheid en de transparantie te borgen worden per opleidingsdomein domeincompetenties gedefinieerd. Deze competenties bepalen de stam van de beroepsgerichte oriëntatie van alle bachelorprogramma’s binnen het opleidingsdomein (en dus opleidend tot dezelfde graad), zodat de transparantie behouden blijft. De HBO-raad registreert de domeincompetenties en stelt deze vast als aan nadere voorwaarden is voldaan. De belangrijkste daarvan is dat afstemmingsoverleg met het relevante werkveld plaatsvindt, waarin onderwerpen als het gewenste niveau, het beroepsdomein en de ontwikkeling van reflectieve vaardigheden aan de orde komen. Bij de opstelling van domeincompetenties wordt de ontwikkeling van deze reflectieve vaardigheden, alsmede de ontwikkeling van competenties gericht op ondernemerschap, nader uitgewerkt. Dit ter verdere versterking van de kwaliteit van de opleidingen op met name deze gebieden.
Verbetering van kwaliteit. Analyses van de Inspectie van het Onderwijs en de HBO-raad laten zien dat de kwaliteit van de opleidingen over het algemeen voldoende tot goed is. Een aantal aspecten van het onderwijs wordt echter nog bij een substantieel aantal opleidingen als onvoldoende beoordeeld. Het betreft a. het interne kwaliteitszorgsysteem; b. de studielast; c.
(bewaking van) de kwaliteit van de toetsing.
HBO-raad en OCW maken op korte termijn afspraken maken over de indicatoren waarmee de verdere versterking van de kwaliteit van het onderwijs op bovengenoemde punten wordt gemonitord en de resultaten daarvan inzichtelijk worden gemaakt. In het verlengde daarvan worden afspraken gemaakt ten aanzien van de verbetering van de kwaliteit op deze onderdelen.
Naast de rapportages in het kader van visitatie en accreditatie zal de HBO-raad de ontwikkeling van de onderwijskwaliteit volgen, conform de door de WRR neergelegde uitgangspunten ten aanzien van extern toezicht en verbeterbeleid. De volgende activiteiten zullen daartoe worden ontplooid: a. In 2005 wordt een landelijke rapportage voorbereid ten aanzien van de tevredenheid van studenten, uit te voeren door de hogescholen. Het onderzoek is gebaseerd op gezamenlijke afspraken over aandachtspunten die in het onderzoek worden meegenomen, waaronder kwaliteitsaspecten als het niveau en de gerealiseerde competenties. Op basis van het onderzoek wordt eens per twee jaar gerapporteerd aan OCW. b. De HBO-monitor bevat gegevens over het succes van hbo-afgestudeerden op de arbeidsmarkt. In 2005 wordt de monitor aangepast zodat de aandacht voor de verworven competenties, alsmede voor de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt wordt versterkt.
4
Verdere versterking van de kwaliteit dient samen te gaan met een verdere afname van de administratieve lasten voor de hogescholen. Dit geldt zowel ten aanzien van wet- en regelgeving afkomstig van de overheid, als ten aanzien van regelgeving vanuit door de overheid ingestelde organisaties. De formulering van de voornoemde prestaties van hogescholen is ingebed in strategische instellingsplannen en de informatie daarover sluit aan op de informatie die wordt overgenomen in het instellingsplan en jaarverslag. Het streven is de reductie van de administratieve lasten te verbinden aan het verminderen van overhead binnen de instellingen. Via monitoring zal zowel de terugdringing van de administratieve lasten vanuit de overheid alsmede de ontwikkeling van de overhead bij de instellingen inzichtelijk worden gemaakt.
Versterking niveau van de staf: professional doctorate Upgrading van het niveau van de hogeschooldocenten is een noodzakelijke voorwaarde om de gemiddelde kwaliteit van het onderwijs naar een hoger niveau te brengen. Voorts is versterking van de professionaliteit van de medewerkers noodzakelijk voor de uitvoering van toegepast onderzoek en kenniscirculatie. Het streven is het aantal gepromoveerde docenten sterk te verhogen. Daartoe stelt OCW additionele financiering beschikbaar in de vorm van promotievouchers voor hogescholen. Ambitie is dat in 2006 40 hbo-docenten zullen starten met een promotietraject, oplopend tot 200 in 2009. Het is de bedoeling dat de promovendi een focus hebben op toegepast en praktijkgericht onderzoek dat dient ter versterking van het functioneren van het betreffende beroepenveld. Het onderzoek sluit aan bij de werkzaamheden van de hogeschooldocent. Het ontwikkelen van dergelijke promotietrajecten (professional doctorates) is in overeenstemming met het recente advies van de AWT, ‘Netwerken met kennis’. De upgrading van het hbo-personeel via de professional doctorates vergt een forse impuls, zowel in financieel als in organisatorisch opzicht. Voor dit laatste is nauwe samenwerking tussen universiteiten en hogescholen cruciaal. Voor de periode 2006 tot en met 2008 zullen aanvullende middelen worden ingezet, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de systematiek van het lectorenconvenant.
Internationalisering Er komen meer mogelijkheden voor internationale uitwisseling van docenten en de mogelijkheid om in het buitenland een promotietraject te volgen. In overleg met de minister van V&I wordt gezocht naar mogelijkheden om de definitie van kenniswerkers te optimaliseren. OCW en de HBO-raad zullen zich er voor in spannen dat de regeling (internationale) kenniswerkers ook van toepassing wordt voor gastdocenten van hogescholen. OCW zal zich inzetten voor versterking van de positie van instellingen die kwalitatief goede opleidingen aanbieden voor buitenlandse studenten (beeldmerk Nederlands hoger onderwijs). Vastgesteld kan worden dat er nu verschillende Engelstalige aanduidingen voor hogescholen gebruikt worden door de hogescholen en OCW. Zij hebben gezamenlijk belang bij een eenduidige internationale benaming die door alle betrokkenen gehanteerd wordt, en die bijdraagt aan een
5
internationaal herkenbare positionering van de hogescholen. In een aantal ons omringende landen wordt in dat verband, bijvoorbeeld voor de Fachhochschulen, het begrip University of Applied Science gebruikt. De hogescholen en OCW zullen na het verschijnen van het advies over titulatuur van de commissie-Abrahamsen tot een afspraak komen.
4. Participatie De noodzaak van een verhoging van de participatie ter versterking van de economische groei en de sociale cohesie staat niet ter discussie. Daartoe is een vernieuwing van het hoger beroepsonderwijs wenselijk. Langs drie wegen zal worden gewerkt aan verhoging van de participatie:
1. Vergroting deelname Hogescholen en OCW zijn van mening dat de deelname aan het hoger onderwijs moet toenemen tot 50% van alle jongeren in 2010 als percentage van personen uit een bepaald geboortejaar dat voor het 26-ste levensjaar instroomt in het hoger onderwijs. Daarbij wordt voor wat betreft de hogescholen uitgegaan van een verdeling van de werkelijke instroom in 2004 over hbo en wo. De vergroting van de deelname zal geschieden door een verhoging van de doorstroom in de beroepskolom en opscholing van werkenden en werkzoekenden via het hbo. Vergroting van de deelname van nieuwe doelgroepen in het hbo gaat gepaard met extra inspanningen die van positieve invloed zijn op het rendement:
-
Het aandeel mbo-gediplomeerden dat naar het hbo gaat moet de komende jaren toenemen. De samenwerking met het mbo zal verder worden geïntensiveerd.
-
De omvang van de opscholing van werkenden en werkzoekenden via het hbo wordt geconcretiseerd als vergroting van het aantal studenten in het hbo in de leeftijd van 25 en ouder in 2008 t.o.v. 2004. Om meer deelnemers uit tot nu toe moeilijk bereikbare doelgroepen naar het hbo te trekken ontwikkelen hogescholen EVC-centra. Potentiële studenten kunnen bij deze EVC-centra een assessment ondergaan waarbij – onder verantwoordelijkheid van de Examencommissie - reeds verworven competenties worden vastgesteld mede in relatie tot de te volgen opleiding en het verlenen van eventuele vrijstellingen. Op grond van de EVCprocedure kan door de Examencommissie van een opleiding een advies of maatwerkprogramma voor individuele studenten worden opgesteld voor het bereiken van de bachelor- of mastergraad. De assessment-procedure wordt vastgesteld door de Examencommissie en is object van het interne stelsel van kwaliteitszorg en de externe kwaliteitsborging in het kader van de accreditatie.
Hogescholen en OCW vinden het van groot belang het rendement te vergroten. Daarbij moet wel in acht worden genomen dat het aantrekken van instroom uit niet-traditionele doelgroepen, waarvoor het volgen van hoger onderwijs nog niet traditioneel verankerd is, een hoger risico op het afbreken van de
6
studie met zich meebrengt. Rendement wordt gedefinieerd als het percentage studenten dat de studie binnen het hoger onderwijs voortzet dan wel een ho-diploma behaald, gecorrigeerd voor achtergrondkenmerken. Hogescholen werken op basis van een benchmark gericht aan het verbeteren van het rendement in opleidingsdomeinen/richtingen, waar zij een duidelijke achterstand hebben.
Voor 1 juli 2005 worden landelijke prestatie-afspraken geformuleerd ten aanzien van de ontwikkeling van de deelname en het rendement. Deze afspraken zijn een optelsom van en herleidbaar tot de inzet die door individuele hogescholen op de genoemde onderdelen wordt verricht. Het bestuurlijke gesprek over deze ambities vindt op brancheniveau plaats. Er zal door de HBO-raad een monitoring systeem worden opgezet dat de afzonderlijke hogescholen informeert over de ontwikkelingen op dit gebied.
Afzonderlijke hogescholen geven in het verlengde van hun instellingsplan hun ambities aan in een letter of intent. Het bestuurlijke gesprek over deze ambities vindt bilateraal tussen OCW en de instellingen plaats.
2. Meer variëteit Hogescholen zetten de ingeslagen weg om meer vraaggeoriënteerde onderwijsprogramma’s aan te bieden voort. Dit geschiedt onder meer door het verder doorvoeren van major-minor-systemen of andere vormen van meer vraaggestuurd onderwijs. Om beter maatwerk te kunnen bieden aan deelnemers moeten hogescholen meer dan nu mogelijk is kunnen differentiëren in het aanbod dat zij aan studenten doen.
Associate degrees Rondom de associate degrees starten in 2006/2007 experimenten. Op grond daarvan vindt over dit onderwerp nadere besluitvorming in de Tweede Kamer plaats. Onderstaand zijn de uitgangspunten van de staatssecretaris van OCW en de HBO-raad geformuleerd: Hogescholen kunnen studenten onder bepaalde voorwaarden een Associate Degree-
-
programma aanbieden. Ter uitvoering van de motie Lambrechts ten aanzien van ADprogramma’s zal voor de zomer een voorstel worden gedaan aan de Tweede Kamer voor de inrichting van een beperkt aantal experimenten voor AD-programma’s. Voorwaarden hiervoor zijn:
-
a. het programma is een onlosmakelijk onderdeel van de bacheloropleiding; b. inbedding van en samenhang tussen de programmaonderdelen is door de NVAO beoordeeld in het kader van de accreditatie van de opleiding; c. -
de AD heeft een aantoonbaar civiel effect.
Op de financiële gevolgen zal nader worden ingegaan in de brief over de AD-programma’s, die binnenkort aan de Tweede Kamer wordt gestuurd.
-
In 2006 zullen, zoals opgemerkt, experimenten starten met AD-programma’s, waarin deze voorwaarden worden uitgeprobeerd. Hiervoor is wetswijziging nodig. Een definitieve beslissing volgt na de experimenteerfase.
7
Honours Programma’s Voor studenten die meer verdieping willen kunnen hogescholen honours programma’s
-
ontwikkelen. Honours Programma’s worden niet afzonderlijk beoordeeld op kwaliteit, maar kunnen worden
-
meegenomen in het kader van de accreditatie van de bacheloropleiding. Voor zover de ontwikkeling van deze programma’s aansluit bij het beleidstraject ‘Ruim baan
-
voor talent’, kan de staatssecretaris deze ontwikkeling faciliteren via de subsidies die in verband met ‘Ruim baan voor talent’ beschikbaar zijn.
3. Masteropleidingen in het hbo Onze kenniseconomie vraagt om hoogwaardige kenniswerkers en dus ook om meer afgestudeerden op masterniveau. In ons land heeft 22% van de HO-afgestudeerden een mastergraad, terwijl dat in Angelsaksiche landen 30% bedraagt. De toenemende behoefte aan afgestudeerden op masterniveau betreft ook afgestudeerden, die zich ten opzichte van het bachelorniveau, verdergaand in de professie willen specialiseren of verdiepen op masterniveau. Vanuit bepaalde beroepsterreinen wordt de afgelopen jaren in toenemende mate gevraagd om dergelijke specialisaties via hbomasteropleidingen, bijvoorbeeld de nurse practitioners in de zorg. Ook in andere beroepenvelden is een vergelijkbare ontwikkeling te verwachten dan wel voorstelbaar om tegemoet te komen aan de vraag naar verdergaande professionalisering. Daarnaast is vanwege de bachelor-masterstructuur te verwachten dat meer hbo-bachelors kiezen voor een opleiding met de hoogste graad, zeker naarmate er meer hoger opgeleiden komen. In de huidige situatie, waarin de wo-masters en slechts enkele hbo-masters worden bekostigd, moeten afgestudeerde hbo-bachelors, die de mastergraad willen behalen, bijna altijd doorstromen naar een wo-masteropleiding. Hierdoor ontstaat druk op het hbo om het onderwijs te academiseren, zodat studenten beter worden voorbereid op een wo-masteropleiding. Het is de vraag of dit niet ten koste gaat van het professionele karakter van de hbo-bachelor. Tegen deze achtergrond vinden de HBO-raad en OCW het van belang in de komende acht maanden een nadere verkenning te doen naar de mogelijke uitbreiding van de hbo-masteropleidingen, binnen het bestaande kader van kwaliteits –en macrodoelmatigheidstoetsing. Daarbij zijn in elk geval aan de orde: -
op welke wijze kan het aantal afgestudeerden met een mastergraad worden vergroot?
-
op welke wijze kunnen professional masteropleidingen hieraan een bijdrage leveren?
-
wat zijn de concrete behoeften vanuit de relevante werkvelden aan specialisaties via hbomasteropleidingen?
-
Mede gelet op de invoering van afgebakende leerrechten in het hoger onderwijs: i. waar ligt de verantwoordelijkheid voor de financiering? ii. wat zijn de gevolgen van een aanbod van bekostigde hbo-masteropleidingen voor het ho-budget?
8
5. Kenniscirculatie Kennisontwikkeling en verspreiding is een kerntaak van een hogeschool. Ook gezien de positieve resultaten met lectoren en kenniskringen is in december 2004 een nieuw lectorenconvenant tussen OCW en de HBO-raad gesloten. Daarmee krijgt de functie van de lector een meer duurzame plaats binnen het hbo. Met het oog op de noodzaak van versterking van de kennisinfrastructuur zijn in dit convenant ten opzichte van het vorige convenant aanscherpingen aangebracht. Nieuwe lectoraten moeten aansluiten bij regionale of sectorale zwaartepunten en knelpunten. Ten einde duurzame samenwerking tussen hogescholen en het midden- en kleinbedrijf te stimuleren worden extra 2
middelen beschikbaar gesteld aan de Stichting Innovatie Alliantie voor de uitvoering van het RAAKprogramma. Ten behoeve van de publieke sector zullen OCW en HBO-raad voor 1 juli 2005 gezamenlijk een projectplan presenteren voor de totstandkoming van toegepast onderzoek voor publieke segmenten als zorg, welzijn, onderwijs, veiligheid en openbare orde . De aanpak die is gekozen door de Stichting Innovatie Alliantie (SIA) kan daarbij dienen als leidraad. Samenwerking zal worden gezocht met andere departementen (EZ, VWS, BZK, SZW) en de VNG voor de verdere uitwerking. Hiervoor is vanaf 2006 per jaar per 2006 € 3,8 mln. beschikbaar. Bij de invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek zal de kennistransfertaak (op ontwerp en ontwikkeling gericht onderzoek en kenniscirculatie) expliciet in de begroting zichtbaar worden gemaakt. Het beschikbare bedrag zal vanaf dat moment indalen in de reguliere bekostiging en worden toegevoegd aan het budget voor deze kennistransfertaak.
6. Financiën De Staatssecretaris zal zich binnen het kabinet inzetten om de onderwijsuitgaven per student voor het hoger beroepsonderwijs gedurende de looptijd van dit bestuursakkoord op gelijk niveau te houden (in constante prijzen). Daarmee wordt beoogd: *
geen generieke bezuinigingen van het Kabinet op te leggen aan het hoger beroepsonderwijs
*
dat de aftopping van de studentenaantallen zoals nu opgenomen in de Rijksbegroting 2005 niet meer zal plaatsvinden;
*
dat de oorspronkelijk geraamde studentengroei bij de Voorjaarsnota 2005 zal worden vertaald in een evenredige verhoging van het hbo-budget;
*
en dat de aanpassing van de begrotingsraming in verband met de herziening van het begrip "bekostigde" student geen effect zal hebben op de totale omvang van de reguliere rijksbijdrage voor onderwijs
9
Ambities worden gerealiseerd op basis van de in deze tabel opgenomen middelen. Voor 2006 en volgende jaren geldt het algemene voorbehoud van goedkeuring van de begroting door de begrotingswetgever.
€ x 1.0 mln EVC Prof. doctorates Sia/Raak Versterking kennisinfrastructuur publieke sector kennisbeurzen Lectoren en kenniskringen
2005 5 6
35.4
2006 5 1 5 3.8
2007 5 3 8,5 4,8
2008 5 5 7,5 3,8
3
38.4
20 50.4
20 50.4
De hogescholen zullen in het kader van dit akkoord zich inspannen voor de ontwikkeling van prestatieindicatoren en benchmarks voor interne bedrijfsvergelijking. Zij worden daarin financieel gesteund door het Vangnet met een jaarlijkse subsidie van € 0,3 miljoen.
Den Haag, 18 mei 2005
De voorzitter van de HBO-raad,
Doekle Terpstra
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Mark Rutte
2 In de Stichting Innovatie Alliantie participeren MKB-Nederland, Syntens, het Telematica Instituut, TNO, VNO-NCW en de HBO-raad. 3 Onder voorbehoud van invoering kennisbeurzen in 2007
10