Kennis Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl Contactpersoon M. Vroom T +31-70-412 4186
[email protected]
Informatiekamer
Datum 21 juni 2012 Nummer 419709
Vergaderdatum en -tijd Vergaderplaats Aanwezig
Afwezig
21 juni 2012, 10:00 - 12:00 Barcelonazaal (Hoftoren) Hans van der Vlist (OCW, SG, voorzitter), Kete Kervezee (PO-raad), Dirck van Bennekom (VO-raad), Gerard Oud (AOC-raad), Walther Tibosch (MBO-raad), Jet de Ranitz (HBO-raad), Cees Brouwer (VSNU), Rob Kerstens (OCW, DGDUO), Annette Roeters (OCW, IGO), Annemarie Sipkes (OCW, D.Kennis), René Bagchus (OCW, D.PO, vervangt André de Jong (DGPV)), Carlien Scheele (OCW, D.DE, vervangt Renk Roborgh (DGHBWE)), Marianne Bos (OCW, Kennis), Arjan van Venrooy (VKA/Kennisnet, agendapunt 2), Timo Kos (CAP/Kennisnet, agendapunt 2), Paul Kuyt (DUO, agendapunt 3), Jan Kees Meindersma (Kennisnet, agendapunt 3), Jan Bartling (saMBO~ICT, agendapunt 4), Thea van den Idsert (Schoolinfo, agendapunt 4), Ronald Slomp (Kennis, agendapunt 5) Marjolein Jansen (OCW, pSG)
1. Opening & Mededelingen De voorzitter opent de vergadering. Annemarie Sipkes wordt welkom geheten als nieuwe directeur Kennis. René Bagchus en Carlien Scheele vervangen deze Informatiekamer respectievelijk André de Jong en Renk Roborgh. De agenda voor deze Informatiekamer en het verslag van de Informatiekamer d.d. 15 maart 2012 worden zonder wijzigingen vastgesteld. 2. Voortgang Programma Samenwerkingsplatform Informatie Onderwijs Arjan van Venrooy geeft een korte presentatie1 over de voortgang van het programma. Het Samenwerkingsplatform Informatie Onderwijs (SION) heeft als doelen het uitwisselen van kennis en ervaringen, samen kennis en beleid ontwikkelen op informatievraagstukken die de eigen sector overstijgen en waar relevant afspraken maken over (samenwerking in) aspecten van uitvoering van informatietaken ten gunste van kwaliteit in de keten en/of efficiency. Dit wordt gedaan aan de hand van de projecten Referentiearchitectuur, In- en Uitschrijven, 1
Alle presentaties zijn op te vragen bij Melle Vroom (
[email protected]) Pagina 1 van 5
Autorisatie, authenticatie en identificatie, Horizontale verantwoording & benchmarking en de Doorstroommonitor. Naar aanleiding van de vorige Informatiekamer wordt er nu gewerkt aan een ‘Impactanalyse van beleid op informatievoorziening’. In de volgende Informatiekamer zal hiervan de stand van zaken gepresenteerd worden.
Kennis Datum 21 juni 2012 Nummer 419709
Het project Referentiearchitectuur licht Arjan van Venrooy kort toe met behulp van een presentatie. Een eerste versie van de visie op de administratieve ketenprocessen in het onderwijs ligt nu voor. In de komende tijd zal dit streefbeeld verder doorgesproken worden en tegelijkertijd een eerste versie van een referentiearchitectuur voor het onderwijs geschreven worden. Deze twee documenten zullen aan het eind van het jaar klaar zijn en kunnen terugkomen in de volgende Informatiekamer. Rob Kerstens onderschrijft het belang van de visie en de referentiearchitectuur en geeft een aantal adviezen ten aanzien van de inhoudelijke verdieping. Allereerst raadt hij aan om te kijken in hoeverre bouwstenen uit andere sectoren binnen het rijk ingezet kunnen worden om het proces te bespoedigen. Ten tweede ziet hij kansen om het draagvlak te versterken door inzichtelijk te maken wat de verwachte voordelen concreet zijn. Verder ziet Rob Kerstens graag dat de visie zoals die nu door de sectoren gevormd wordt, vergeleken wordt met de visie zoals die vanuit OCW geformuleerd is, om te komen tot een gemeenschappelijke, inhoudelijke verdieping van de referentiearchitectuur. Cees Brouwer geeft aan dat een architectuur op drie niveaus afspraken kan herbergen: op technisch, informatiekundig en op businessniveau. Vanuit de VSNU ligt de nadruk in het architectuurdenken op de informatiekundige afspraken en wordt nadrukkelijk op korte termijn nog niet gestuurd op harmonisatie op businessniveau. Cees Brouwer geeft ook aan dat voordat er sectoroverstijgend gestandaardiseerd kan worden er nog tijd nodig is om deze plaats te laten vinden binnen de sectoren. Dirck van Bennekom vult aan dat hij van mening is dat sectoroverstijgende standaardisatie projecten binnen de sectoren niet mag remmen en pleit voor een duidelijke fasering om te komen tot een overkoepelende referentiearchitectuur. Kete Kervezee vraagt zich af of er contact is met het College van Standaardisatie in de totstandkoming van de referentiearchitectuur. Arjan van Venrooy en Hans van der Vlist geven aan dat er contacten zijn met het College en dat dit punt wordt meegenomen in het vervolg. Hans concludeert dat de referentiearchitectuur voor het onderwijsveld in de juiste richting gaat en dat de goede stappen genomen worden. Jet de Ranitz sluit hierbij aan en geeft aan dat de raden nu verder met hun achterban in gesprek zullen moeten gaan om deze mee te krijgen in dit proces. Om de onderwijs- en onderzoeksvisie te betrekken in dit proces en verder draagvlak te verwerven kost tijd. Timo Kos vervolgt de presentatie waarin hij het streefbeeld In- en uitschrijven uiteenzet. Het streefbeeld In- en schrijven is een concreet voorbeeld hoe het werken onder architectuur er voor een ketenproces in de praktijk uit zou kunnen gaan zien. In dit project vindt op het moment een Proof of Concept plaats in het MBO. Een aandachtspunt dat hier naar voren komt is dat de kwaliteit van de gegevens over een ouder-kindrelatie in het digitale domein niet volledig betrouwbaar is en dat een deelnemer onder de 18 zichzelf volgens de wet niet kan inschrijven. Op de korte termijn ziet Timo Kos mogelijkheden om een aantal functionaliteiten in het MBO digitaal met DigiD te ondersteunen. Voor de lange
Pagina 2 van 5
termijn zal nog een grote slag gemaakt moeten worden, omdat er nog veel gedaan moet worden om de ouder-kindrelatie in het digitale domein wel volledig betrouwbaar te krijgen. Carlien Scheele geeft aan dat OCW positief is over de Proof of Concent in het MBO en open staat voor het gesprek met de sector over het streefbeeld In- en Uitschrijven om te kijken welke stappen op dit punt genomen kunnen gaan worden in het MBO. Hans van der Vlist wil graag weten of er in het streefbeeld aandacht is voor beheer en governance. Timo Kos geeft aan dat dit thema in de referentiearchitectuur beschreven gaat worden. Cees Brouwer geeft aan dat in het hoger onderwijs een federatieve organisatie op het gebied van cloud-strategie aan het ontstaan is. Hij raadt aan om hiermee een link te leggen, omdat deze goed zou kunnen aansluiten bij beheer- en governance-vraagstukken in relatie tot de referentiearchitectuur. Rob Kerstens roept op te kijken naar good-practices in binnen- en buitenland. Verschillende uitvoeringsorganisaties hebben te maken met het vraagstuk hoe digitale dienstverlening aan minderjarigen vorm te geven. Binnen uitvoeringsorganisaties is het dan ook een hot item hoe hier mee om te gaan.
Kennis Datum 21 juni 2012 Nummer 419709
3. Stand van zaken samenwerking Kennisnet – DUO Jan Kees Meindersma en Paul Kuyt geven een korte presentatie over de samenwerking tussen Kennisnet en DUO. Deze samenwerking wordt nu opgezet op basis van het functiescheidingsprincipe dat DUO verantwoordelijk is voor de verticale informatiehuishouding en Kennisnet voor de horizontale infrastructuur en gegevensuitwisseling in het onderwijs (PO, VO en MBO). Aan de hand van een tweetal casussen wordt toegelicht hoe deze samenwerking concreet in zijn werk gaat. Carlien Scheele vraagt zich af of SURF bij deze samenwerking betrokken wordt. Jan Kees Meindersma geeft aan dat Kennisnet en SURF al veel samenwerken, met name op het gebied van authenticatie. Paul Kuyt antwoordt dat de intentie is uitgesproken om ook de samenwerking tussen DUO en SURF verder te concretiseren en uit te bouwen, en dat de uitwerking de komende tijd plaats zal moeten gaan vinden. 4. Identificatie van instellingen Elke onderwijsinstelling wordt geïdentificeerd door één of meer BRIN-nummers. Dit systeem is ontstaan vanuit de bekostiging. Jan Bartling laat in een presentatie zien dat het door diverse ontwikkelingen en fusies steeds complexer geworden is om te duiden wat een instelling of een school is. Een instelling is in de praktijk onderverdeeld in organisatie-eenheden, locaties en opleidingseenheden. Toch is de bekostigingssystematiek nog steeds maatgevend voor de landelijke registratie van onderwijsdeelname in BRON. Vanuit het veld ontstaat behoefte aan een identificatie die beter aansluit op de werkelijkheid van de school zoals die in het veld en door ouders en onderwijsdeelnemers ervaren wordt. Thea van den Idsert presenteert hoe ditzelfde vraagstuk in het VO met behulp van een Vensters School Code is opgepakt. De Vensters School Code is op het moment een aanvulling op de bestaande structuur bij DUO om in Vensters instellingen te onderscheiden op de manier zoals ouders en leerlingen die ervaren. Daarnaast wordt de fusiehistorie van een school bijgehouden in deze systematiek. Hans van der Vlist concludeert uit de twee presentaties dat het belangrijk is te realiseren dat de instellingsdynamiek een andere is dan de bekostigingsdynamiek. Annette Roeters onderschrijft het belang van gelijke en sectoroverstijgende definities en gaat graag het gesprek hierover aan. Ze benadrukt dat deze definitie Pagina 3 van 5
ook moet aansluiten bij de wijze waarop de IvhO vanuit haar wettelijke toezichtstaak naar instellingen kijkt.
Kennis
5. Verkenning eOnderwijs
Nummer 419709
Ronald Slomp geeft een presentatie met tussenresultaten uit de verkenning naar Technologie en eOnderwijs. In de presentatie wordt een aantal voorbeelden gegeven van hoe technologie impact kan hebben op het onderwijs in de komende jaren. Deze impact speelt niet alleen op instellingsniveau maar zegt ook iets over de rol van OCW. Dit wordt geduid aan de hand van een aantal te verwachten knelpunten die kunnen gaan spelen door intrede van nieuwe technologie in het onderwijsproces. Cees Brouwer geeft aan de presentatie erg interessant te vinden en trekt een parallel met het dilemma waar bestuurders mee om moeten gaan rondom controle versus zelforganisatie. De huidige generatie deelnemers in het onderwijs geeft aan veel meer zelf regie te willen voeren over welke informatie ze tot zich neemt. Een instelling zou hierop in kunnen spelen door een breed scala aan materiaal aan te bieden, waaruit een deelnemer zelf zijn lespakket samenstelt. Hij vraagt zich op basis van deze parallel dan ook af of er wel beleid gemaakt moet worden op dit vlak. René Bagchus kaart aan dat invoering van technologie in het onderwijs heel langzaam van de grond komt. Hij wijt dit aan het spanningsveld tussen een veranderende rol van de leraar tegenover de kansen die technologie biedt op individualisering. René Bagchus ziet in het PO dat de succesverhalen diegene zijn die het dichtst bij de huidige praktijk blijven en waarin de technologie juist niet ontwrichtend werkt. Walther Tibosch deelt deze constatering en ziet de grootste uitdaging in de transitie die het onderwijsveld moet ondergaan om de voordelen uit nieuwe technologie te halen. Er moet volgens Walther Tibosch dan ook veel tijd en energie gestoken worden in het dichten van de kloof tussen de marginale uitwerking die technologie nu in het onderwijs heeft (dicht bij de krijtjes) en een vorm die dicht aanligt tegen de belevingswereld van de hedendaagse leerling. Kete Kervezee deelt dat op dit vlak nog veel te winnen is, maar waarschuwt dat er wel grote passen gemaakt zullen moeten worden. De praktijk is dat er nu al een bijzonder groot verschil is in de schoolsituatie op het gebied van technologie en de belevingswereld buiten het schoolse. Zij wijst op de noodzaak van aantrekkelijk onderwijs. Daarnaast acht Kete Kervezee het van belang dat ouders meegenomen worden in het verkleinen van dit onderscheid. Jet de Ranitz ziet de discussie graag gevoerd gerelateerd aan de verantwoordelijkheden die een ieder heeft in de onderwijsketen. Vanuit toezicht op instellingen is er immers geen oneindige flexibiliteit. Een school moet zich kunnen verantwoorden over resultaten van leerlingen. Invoer van technologie moet dan ook geen doel op zich zijn. Ook Dirck van Bennekom ziet de rol van de besturen en OCW direct gekoppeld aan de verantwoordelijkheden die ze hebben. Dat betekent samenhang aanbrengen en motiveren. Verder vult hij aan dat in het VO een drempel ligt op het gebied van inzet van digitaal leermateriaal doordat er nog geen volledige curricula in het digitale domein aanwezig zijn.
Datum 21 juni 2012
Hans van der Vlist verzoekt om concreter te maken wat dan de rol kan zijn van de Informatiekamer in dit proces. Walther Tibosch antwoordt hierop dat in ieder geval prioriteiten en knelpunten kunnen worden benoemd. Dirck van Bennekom geeft aan dat het hem zinnig lijkt als de raden in gesprek gaan met hun achterban met de notitie als leidraad, zodat in de volgende Informatiekamer hierop teruggekomen kan worden. De aanwezigen van de sectorraden beamen
Pagina 4 van 5
dit. Hans van der Vlist vindt dat een goed idee en geeft aan dat OCW de komende tijd ook verder zal gaan met dit traject.
Kennis
6. Resultaten, conclusies en vervolgafspraken
Nummer 419709
Het evaluatievoorstel voor de Informatiekamer wordt zonder aanpassingen vastgesteld. De conclusies en resultaten zijn al genoemd bij de besproken onderwerpen.
Datum 21 juni 2012
De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering.
Pagina 5 van 5