Preek op zondag, 24 juni 2012 Voorganger: ds.Paul F. Thimm Bijbellezingen: Psalm 107: 1-9, 23-32; Marcus 4:35-41: Mega-storm – mega-stilte – mega-schrik Lieve gemeente, het evangelie-verhaal dat we gehoord hebben, zit vol heftige tegenstellingen, vol spanning en drama. Marcus onderstreept dat door driemaal het woord “megalos” te gebruiken (“megalos” betekent “groot”): een mega-storm, een mega-stilte, een mega-schrik. I. Als predikanten hebben we dit verhaal afgelopen dinsdag op de exegesekring in Huissen gelezen en besproken. Een collega – zij is met emeritaat en heeft al grote kleinkinderen – had een prachtige opmerking over dit verhaal. Ze zei: “Dit verhaal heb ik aan mijn kinderen verteld. En zo’n verhaal moet je aan kinderen doorvertellen, zodat als ze door een storm in hun leven moeten en bang worden, voorbereid zijn, hoe daarmee om te gaan. Dat ze vertrouwen en rust vinden.” Zusters en broeders, en zo hebben we dit woeste storm-verhaal dat in een weldadige stilte en verwondering eindigt gelezen en op ons in laten werken. Dit verhaal zit boordevol diepe symboliek. Het was een dag geweest, waarop Jezus met zijn leerlingen en met anderen over het koninkrijk van God heeft gesproken – in gelijkenissen zoals we afgelopen zondag hebben gehoord: de gelijkenis van het uitgezaaide zaad dat opgroeit, terwijl de boer slaapt – en de gelijkenis over het piepkleine mosterdzaadje dat enorm uitgroeit tot een boom, een thuis voor allerlei vogels. Zo is Gods koninkrijk. Maar na de dag breekt de nacht aan. Het wordt donker en Jezus en zijn leerlingen moeten naar de overkant – over het water. Spannend! Het water, de zee, zelfs een meer heeft altijd iets angstigs, iets onzekers en onvoorspelbaars. Israël heeft in het scheppingsverhaal met opluchting verteld, hoe God een grens schiep tussen water en land, de chaos van het water terugdrong en tot orde bracht. Gelukkig. Naar de overkant…over het water…in het donker van de nacht. Soms kom je er niet onderuit. Soms is het leven zo en kun je het niet ontlopen. Het is maar goed als je dan ervaren weggenoten hebt, die verstand hebben van de gevaren van het leven en van de elementen. Vakmensen. De leerlingen nemen Jezus mee. Met het werkwoord “meenemen” dat Marcus hier en elders gebruikt, drukt hij heel subtiel iets uit van in bescherming nemen – vertrouwd in kleine intieme kring zijn. Alles wijst erop, dat Jezus in goede handen is. Zijn leerlingen zijn immers
vissers. Ze kennen het reilen en zeilen. Ze kennen uit jarenlange ervaring de gevaren op het water. Ze zijn vakmensen, uitstekende gidsden. Zulke begeleiding moet je hebben, dan komt het vast wel goed. Trouwens er waren ook andere schepen met hen onderweg. Schepen en schepelingen zoeken elkaar op, vooral bij de invallende duisternis. Want wie is niet bang in het donker op een geniepige, verradelijke binnenzee? Duisternis en water ze staan voor chaos en zelfs dood. Het is goed als je elkaar kunt bijstaan.
II. “Er stak een grote storm op en de golven sloegen over het schip, zodat die volliep. En Jezus lag achter in de boot op een kussen. Hij lag te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: ‘Meester, kan het u niet schelen dat wij vergaan?’” (V.37-38) Kent u dat gevoel? - Wanhoop en angst, paniek “er is geen redden meer aan.” Het water staat je tot de lippen. - Je ziet een ramp, een ongeluk op je afkomen. Er lijkt geen ontkomen aan. En je prevelt een schietgebedje. - Je krijgt te horen dat je ernstig ziek bent – de wereld stort voor je in. - Je werkt in een bedrijf waar gedwongen ontslagen vallen en je voelt het aankomen: straks is het mijn beurt en hoe met het dan verder? - Je wordt getroffen door het overlijden van een dierbaar mens, een naaste die voor je zorgt en je weet: “Ik redt het niet alleen!” In zo’n benauwde situatie, op zo’n moment - wat heb je dan aan je eigen kennis en aan de ervaring van anderen om je heen – zelfs als het vakmensen zijn? De vissers op het meer zullen in hun leven wel meer stormen hebben getrotseerd en overleefd. – Maar hoe komen ze er hier doorheen? Lieve gemeente, ik vind het al een hele steun, dat de leerlingen van Jezus ook zo hun doodsangsten hebben uitgestaan en hun twijfels hebben gekend. Zij hebben hun stormen meegemaakt – op het water, maar ook figuurlijk in hun leven van alledag. Hun geloof werd soms op de proef gesteld. Ze waren geen geloofshelden, maar mensen die geloofden met vallen en opstaan. En ik denk, dat de eerste christenen voor wie Marcus zijn evangelie op schrift heeft gesteld, ook troost en steun putten in tijden van vervolging en benauwdheid. In God geloven is niet een garantie, dat je nooit in gevaar en in problemen komt. Wie Christus volgt, moet niet menen, dat hij recht heeft op een leven zonder teleurstellingen en verliezen.
Toch begrijpen we al te goed, dat de vissers die Jezus met de beste bedoeling in bescherming hebben genomen in hun boot, nu zelf om zijn hulp verlegen zijn, hem zelfs verwijten maken: “Hoe is het mogelijk. Wij hozen en doen er alles aan om het hoofd boven water te houden. En, jij, Jezus slaapt, terwijl wij aan slapen niet toe-komen. – Kan het jou dan niet schelen, dat wij ten ondergaan?” Een sterk staaltje – Jezus staat niet toe te kijken, nee, hij ligt zelfs achter te slapen in alle zielenrust – op een zacht kussen – blijkbaar moe-gepreekt na een lange dag. En God, waar is God in onze wereld? – Kijkt hij toe of slaapt hij als er stormen woeden in de wereld? Of is Hij wakker – de wachter van Israël slaapt noch sluimert. In je onmacht en angst zoek je een de schuldige, en die weet je dan prompt te vinden: God waarom laat je dit toe en grijp je niet in? Jezus, waarom moest jij zo nodig naar de overkant – in nacht en ontij? Waarom doe je niets? Ben je onverschillig met ons lot?
III. “En hij stond op…” Het is hetzelfde woord dat in het Paasverhaal wordt gebruikt “opstaan…opstanding”. Jezus staat op en omdat God achter zijn opstaan, achter zijn opstanding staat, zal hij de chaosmachten in Gods naam tot zwijgen brengen. Zusters en broeders, dit is geen krantenbericht over een wonderlijke gebeurtenis met een foto erbij. Nee, dit is een verhaal met een diepere waarheid, een diepere symboliek. Want als moderne mensen kunnen we ons maar moeilijk voorstellen, dat je orkaan-winden met een commando tot zwijgen kan brengen en stormgolven tot rust. Waarschijnlijk zijn die gevaarlijke valwinden die van de berghellingen af het meer opwoelen, net zo snel en plotseling weer opgehouden als ze opkwamen. Dat is een bekend verschijnsel op het meer van Genesareth. Maar ik denk dat we met deze rationele verklaring van de grote stilte na de grote storm niet de kern van dit mysterieuze verhaal raken. De kernvraag die in de leerlingen opkwam is de vraag: “Wie is deze Jezus toch, dat Hij de chaosmachten die ons bedreigen, de storm die ons benauwd en bang maakt, tot bedaren, tot rust kan brengen?” Misschien is dit verhaal net zo’n gelijkenis als die van het mosterdzaad. En het wil ons duidelijk maken dat van Jezus Gods kracht uitgaat die sterker is dan onze angst, sterker dan al die krachten die ons benauwen en ons leven en onze toekomst bedreigen.
Jezus brengt iets van Godsvertrouwen terug bij die door elkaar geschudde, verwarde angstige en stoere vissers, die hem proberen na te volgen. Jezus brengt een heerlijke mega-stilte na die verschrikkelijke mega-storm. Er is stilte in vele soorten en maten: bijvoorbeeld gewijde stilte, pijnlijke of geladen stilte. Er zijn stiltes die spreken…soms meer dan duizend woorden. Wat is het bijzondere aan deze stilte van Jezus? Deze stilte is zo bijzonder vanwege het contrast, het verschil met grote storm daarvoor. Het verhaal van de grote storm op het meer is een oerverhaal van de gelovige. Het gaat om de ervaring, dat een grote stilte en rust kan neerdalen (juist) in onze woelige wereld of het woelige hart als Jezus tot onze stormen zegt: “Stop, zwijg, houd je koest!” “Waarom zijn jullie zo bang? Waar is jullie vertrouwen?” vraagt Jezus. Jezus straalt rust uit, tussen mensen die totaal in paniek zijn. Waarom verwijt Jezus zijn volgelingen dat ze zo bang zijn en geen vertrouwen hebben? Is er niet onderscheid tussen gezonde en ongezonde angst? Er is angst die een natuurlijk reactie is in gevaren, zodat we alert blijven: gezonde angst. Maar er is ook angst die ons verlamt – paniek: ongezonde angst. Jezus wijst erop, hoe je ongezonde angst, paniek kunt overwinnen: door het tegenovergestelde van angst te voeden: namelijk vertrouwen. Laat je niet beheer-sen door angst, maar bezweer je angsten door je over te geven in de handen van God.
IV. Mega-storm – mega-stilte en tenslotte mega-schrik – of beter gezegd “mega-huiver” of groot ontzag. Dat is de laatste fase van geloven – het hoogtepunt van dit verhaal. De columnist van dagblad Trouw, Jean Jacques Suurmond (dinsdag, 19 juni 2012, Verdieping, p.19) zegt het zo: “Huiver is…iets anders dan angst. In angst blijven we schuldig in onszelf opgesloten (…) maar in huiver worden we gekeerd naar God. …Kippevel krijgen is het belangrijkste vermogen van de mens. Geluksprofessoren kunnen veel leren van de godservaring.” Ontzag voor God opent onze ogen. Want ontzag voor God is het begin van wijsheid. De weg door de storm naar de stilte en tenslotte naar eerbied van God, lieve gemeente, het is de weg die dit evangelieverhaal wijst – voor ons leven als gemeente, voor ons persoonlijk leven.
En daarom is het goed, als dit verhaal steeds weer verteld wordt en gehoord wordt – aan kinderen en aan volwassen. Het wil ons helpen om als we door een storm in ons leven moeten en bang worden, voorbereid zijn, hoe daarmee om te gaan. Wij zijn niet alleen in de boot. Wij kunnen niet zonder zulke bemoedigende verhalen die nieuw vertrouwen vinden, een rots in de branding, stilte na de storm, ontzag voor de Heilige aanwezige God. Amen.