B E LV E D E R E
< Belvedere.nu > Praktijkboek cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling
Inhoud Voorwoord
7
Inleiding
9
Belvedere
13
Thema’s
17
Argumenten
97
Nu
109
Initiatief en beweging
115
Feiten en waarden
141
Verbeelding en ontwerp
163
Kosten en opbrengsten
193
Morgen en overmorgen
209
Indexen
235
Voorwoord Tien jaar Belvedere Nog maar tien jaar geleden was het helemaal niet vanzelfsprekend om cultuurhistorie een plek te geven in de ruimtelijke ordening. Daar moest door de opstellers van de ‘Nota Belvedere’ hard voor worden gevochten. Maar zo vernieuwend als Belvedere toen was, zo vanzelfsprekend is het nu. Belvedere is de norm geworden, ook in mijn beleid van de monumentenzorg. En er zijn mooie resultaten bereikt. Alleen al via de subsidieregeling zijn meer dan 400 projecten ondersteund, waarvan ik persoonlijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie één van de meest aansprekende voorbeelden vind. Was de Nieuwe Hollandse Waterlinie tien jaar geleden als een ‘verborgen geheim in het groen’ alleen bij fijnproevers bekend, nu is het een nationaal erkend project met een investeringsagenda van tientallen miljoenen euro’s, waar ieder jaar duizenden Nederlanders volop van kunnen genieten. Inmiddels zijn diverse andere projecten rondom verdedigingswerken opgestart. Verdedigingswerken die ons meenemen door onze nationale geschiedenis: de restanten van de Romeinse rijksgrens (de Limes) uit het jaar ‘nul’, de Staats-Spaanse linies in Zeeland uit de tachtigjarige oorlog, de verdedigingswerken langs onze kust van de Atlantikwall uit de Tweede Wereldoorlog en tot slot de atoombunkers en militaire terreinen uit de koude oorlog. Juist omdat verdedigingswerken ons zo’n tastbaar beeld geven van onze cultuurhistorie, steken publieke, private én particuliere partijen er graag tijd, geld en aandacht in. En gelukkig geldt dat niet alleen voor verdedigingswerken. Of het nu gaat om de inrichting van de openbare ruimte, de aanleg van nieuwe natuur of de ontwikkeling van woningbouw: de praktijk laat zien dat de cultuurhistorie waarde kan toevoegen aan ruimtelijke ontwikkeling en vice versa. Beide grootheden versterken elkaar. Maar wat is nu het geheim van de smid? Het standaardantwoord hierop is dat elk project anders is en dus ook anders aangepakt moet worden. Daar ben ik het mee eens. Maar desondanks zijn er, tussen de oogharen door kijkend, toch wat rode draden te ontdekken in die tien jaar ervaring met het Belvedere ‘denken en werken’. Deze lessen staan opgetekend in dit boek. Als naslagwerk voor degenen die al zo werken, ter inspiratie voor degenen die met Belvedere aan de slag willen.
dr. Ronald H.A. Plasterk Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
7 – belvedere.nu / Voorwoord
Inleiding Dagelijks worden er gemiddeld zo’n tweehonderd woningen in Nederland opgeleverd. Per dag houden bijna zeven landbouwbedrijven op te bestaan en komt er ongeveer twee kilometer aan straten en wegen bij. De cijfers zeggen iets over het tempo waarin de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zich voltrekt. Dat is hoog. Maar ze vertellen niets over het landschaps- of stadsbeeld dat eruit voortkomt. Welke kwaliteiten hebben plaats moeten maken voor de nieuwe ontwikkelingen? Welke kwaliteiten komen er voor in de plaats? En hoe wordt een en ander gewaardeerd? Ruimtelijke ingrepen en transformaties hebben een grote invloed op de dagelijkse leefomgeving van een gemeenschap. Die leefomgeving heeft een belangrijke culturele betekenis. Er zijn geschiedenissen en herinneringen aan verbonden, soms ook tradities en mythen. Mensen genieten ervan en ergeren zich eraan. Juist die culturele betekenis van de leefomgeving is nogal eens ongrijpbaar gebleken en veronachtzaamd. Woonwijken, bedrijventerreinen, ruilverkavelingen en andere ruimtelijke interventies toonden aan het eind van de vorige eeuw een culturele onverschilligheid die steeds meer mensen tegen de borst stuitte. Rond de eeuwwisseling kwam daar een beleidsmatige reactie op. De cultuurhistorie kwam nadrukkelijk in beeld, omdat de culturele betekenis van de ruimte daar zijn wortels in heeft. Belanghebbenden kunnen er een gezamenlijke referentie in vinden, een gezamenlijke taal van waaruit nieuwe ontwikkelingen vorm kunnen krijgen. Het rijk bracht in 1999 de nota Belvedere uit, een beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. ‘De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen’, zo luidde de centrale doelstelling. Het devies van de nota Belvedere was ‘Behoud door Ontwikkeling’, een begrip dat kernachtig weergeeft waar het om te doen was: ‘het voortbestaan van oude gebouwen en structuren, het voortzetten van inrichtingsprincipes en het voortbouwen op historische processen, in relatie tot nieuwe gebruiksvormen’. Voortbestaan, voortzetten en voortbouwen: de cultuurhistorie moet kwaliteit en betekenis toevoegen aan ruimtelijke ontwikkelingen, maar zonder nieuwe belemmeringen op te werpen. Zo kreeg de cultuurhistorie een actievere rol in de ruimtelijke ordening. De reguliere monumentenzorg was tot dan toe vooral gericht op de bescherming van monumentale panden, objecten en structuren, maar onttrok zich over het algemeen aan de ruimtelijke dynamiek. Omgekeerd liet de ruimtelijke ordening de cultuurhistorie veelal links liggen. Zolang er geen monumentenstatus in het geding was, was er nauwelijks aandacht voor. Beide domeinen zijn inmiddels naar elkaar toegegroeid. De modernisering van de monumentenzorg zal deze toenadering ook instrumenteel bezegelen. Belvedere kiest positie tussen bescherming en ontwikkeling, maar zonder er afstand van te nemen. Bescherming
9 – belvedere.nu / Inleiding
als doel op zich kan nog steeds een waardevolle strategie zijn en het blijft belangrijk om ook ontwikkelingen in gang te zetten met heel andere motieven dan de cultuurhistorie. Belvedere gaat mee in de ruimtelijke ontwikkeling, maar verrijkt deze met het gebruik en dus het behoud van al dan niet beschermde cultuurhistorische waarden.
Leeswijzer Na een intensieve impuls van tien jaar begint de denk- en werkwijze van ‘Behoud door Ontwikkeling’ tot tastbare resultaten te leiden. Deel 1 laat aan de hand van dertien thema’s, geïllustreerd met concrete projecten, zien tot waar dit denken ons heeft gebracht, welke afwegingen zijn gemaakt en welke vragen er nog liggen voor het verder evolueren van dit denken. In vier argumenten, voorzien van korte toelichtingen, worden de conclusies veralgemeniseerd. In deel 2 wordt de rijke verzameling voorbeelden, kennis, redeneringen, ervaringen en tips ontsloten die de laatste tien jaar heeft opgeleverd. Ze zijn gerangschikt naar vijf domeinen die in meer of mindere mate aan ieder project verbonden zijn: initiatief en beweging; feiten en waarden; verbeelding en ontwerp; kosten en opbrengsten en ‘morgen en overmorgen’ over het bestendigen van de opgedane kennis en ambitie. Iedereen kan daar zelf zijn weg in vinden, van de bouwer die een nieuwe woning op een agrarisch erf wil zetten tot de gemeentelijke projectleider die een hele woonwijk of binnenstad moet revitaliseren.
10 – belvedere.nu / Inleiding
Belvedere
Thema’s
Argumenten
Stuwkracht door verbreding Vestingwerken, Den Bosch
18
Cultuurhistorie kan de ruimtelijke ontwikkeling extra betekenis en kwaliteit geven
99
Planologische normen gaan samen met historische waarden Strubben-Kniphorstbosch, Drenthe en rivierverruiming, Deventer
24
Dynamiek kan een belangrijke voorwaarde voor behoud zijn
101
Cultuurhistorie kan tegenstellingen overbruggen
103
Van sturing op incident naar gebiedsmentaliteit VechtVisie en Op Buuren, Maarssen
30 Cultuurhistorie kan de waarde van ruimtelijke investeringen vergroten
105
Ambities vragen nazorg Hart van Zuid, Hengelo
36
Continu schakelen tussen schaalniveaus en betekenissen Nieuwe Hollandse Waterlinie
42
Kleinschalige oplossingen voor sluipende verrommeling Agrarisch landschappelijk bouwen, Noord-Groningen en Dordtse Kleuren, Dordrecht
48
Herbouw tussen inspiratie en reconstructie Huis de Wiers, Nieuwegein en Kasteel Heemstede, Houten
54
Voortbouwen op een meerdimensionaal verleden Leidsche Rijn, Utrecht
60
Gebiedsidentiteit in de hoofden en de harten Daip, Grevelingskanaal
66
Naoorlogs erfgoed: niet aaibaar, wel van waarde Paddepoel Zuidwest, Groningen
72
Niet te kopiëren maatwerk Snelle Loop, Gemert
78
Ondergronds erfgoed ontsluiten en beleven Castellum en Hoochwoert, Woerden
84
Herbestemming met accent op vroeger of vandaag SugarCity, Halfweg en GWL-terrein, Amsterdam
90
Thema’s uit de werkpraktijk
Informatiecentrum Bastionder
Stuwkracht door verbreding
Projecten die starten vanuit een cultuurhistorische urgentie kunnen uitgroeien tot spraakmakende ruimtelijke projecten door groot te denken en breed te kijken. Een restauratie heeft meer spin-off als er een actueel gebruik aan verbonden is, of als deze deel uitmaakt van een bredere ontwikkelingsstrategie. De financieringskansen en het draagvlak nemen toe, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de historische waarden.
Vestingwerken, Den Bosch Wat in 1998 begon met een sectoraal restauratieplan voor de Bossche vestingwerken, is inmiddels uitgegroeid tot een stadsontwikkelingsproject van formaat. Het project ‘Versterkt Den Bosch’ kent maar liefst 78 deelprojecten, verschillende evenementen en vele participanten en steunbetuigers. De vestingwerken, die vanaf de veertiende eeuw zijn aangelegd, krijgen er weer een centrale en beeldbepalende rol in de stad mee. De directe aanleiding voor de opschaling was het feit dat de gemeente het restauratieplan niet van de grond kreeg. De financiering kwam niet rond en er was onvoldoende bestuurlijk draagvlak. Ook het Projectbureau Belvedere wees een eerste subsidieverzoek af,
20 – belvedere.nu / Thema’s
21 – belvedere.nu / Thema’s
omdat het te veel op behoud leunde en er geen verbinding werd gelegd met ruimtelijke ontwikkelingen. Daarop besloot de gemeente een andere koers te gaan varen. Doel was niet langer de restauratie op zich, maar de totaalontwikkeling van de binnenstadsrand aan de hand van de vestingwerken. De initiatiefnemer van het restauratieplan, de sector Stadsbedrijven, benaderde de sector Stadsontwikkeling om gezamenlijk een visie op te stellen.
Katalysator en richtsnoer Hoewel de koerswijziging voor beide afdelingen wennen was, bleek deze uiteindelijk een schot in de roos. De restauratie kon als katalysator en richtsnoer gaan fungeren voor tal van ruimtelijke opgaven: verbetering van de openbare ruimte, natuurontwikkeling, waterberging en stedelijke ontwikkeling. Langs de opgegraven, gerestaureerde en waar nodig herbouwde stadsmuur wordt een avontuurlijke wandelroute aangelegd. De singelgracht wordt bevaarbaar gemaakt, in aanvulling op het eerdere herstel van de Binnendieze – een stelsel van waterverbindingen in de oude binnenstad. De restauratiewerkzaamheden vergroten hierdoor de aantrekkingskracht van het stadscentrum. De restauratie van de wal bij de Hekellaan kent straks misschien zelfs een koppeling van drie belangen: restauratie, belevingswaarde en bereikbaarheid. Hier bestaan plannen om de restauratie te combineren met de bouw van een ondergrondse parkeergarage. Een bovengronds parkeerveld kan daardoor verdwijnen, het zicht op de vestingwerken verbetert, het water komt terug in de gracht en er ontstaat een logische en mooie voetgangersroute tussen de binnenstad en het buiten de singels gelegen Zuiderpark. Het project heeft bovendien betekenis voor de natuur. De vestingwal is een ecosysteem op zichzelf en in het zuiden grenst de vesting direct aan natuurgebied het Bossche Broek, een van de acht ‘poorten’ naar het nationale landschap Het Groene Woud. In het westen gaat de restauratie hand in hand met natuurvriendelijke oevers van de Dommel. Deze rivier fungeert hier als stadsgracht en vormt een ecologische verbindingszone. Onder het gerestaureerde Bastion Maria aan de Dommel is een onzichtbaar bassin aangelegd dat extra ruimte voor waterberging biedt bij hevige regenval en tegelijk de muren van het gedeeltelijk herbouwde bastion vormt. Architectonische contrasten tussen gerestaureerde en toegevoegde elementen, houden ‘oud’ en ‘nieuw’ nadrukkelijk als zodanig herkenbaar. De eenheid tussen alle verschillende deelprojecten wordt bewaakt door te werken met een vast ontwerpteam, dat wordt gevoed door een op de opgave afgestemd planteam met deskundigen op het gebied van onder meer archeologie, verkeer, civiele techniek, openbare ruimte en ecologie. Er is bovendien een onafhankelijke en breed opgezette klankbordgroep actief, die gevraagd en ongevraagd adviseert.
Samenwerking
Europese samenwerkingsverbanden. Deze zijn onder meer georganiseerd rond vestingsteden, steden die het water in hun binnenstad een nieuwe functie geven en steden die militair erfgoed benutten in hun ruimtelijke ontwikkeling. Behalve een grote hoeveelheid kennis, heeft dat middelen opgeleverd die onder meer zijn ingezet bij de restauratie van de westelijke wal en de ecologische inrichting van het Vughtereiland (tussen de Dommel en het Bossche Broek). Inmiddels heeft Den Bosch de leiding gekregen over de internationale vestingstedenorganisatie Walled Towns Friendship Circle. Er is een aparte stichting actief die zich concentreert op de relatie met het bedrijfsleven, de Stichting ’s Hertogenbosch Vestingwerken. Het bestuur bestaat voornamelijk uit huidige en voormalige ondernemers. Deze stichting zoekt naar verschillende manieren om bijdragen te verwerven. Er is een ‘Club van Steunberen’, waar bedrijven zich voor een vast bedrag van een paar duizend euro bij kunnen aansluiten. De tegenprestatie: publiciteit, netwerkkansen en informatie uit de eerste hand. Daarnaast heeft de stichting alle banken in Den Bosch en een paar andere bedrijven kunnen inschrijven als ‘Fundamenten’. Deze bedrijven verbinden zich tegen een aanzienlijke bijdrage aan één specifiek deelproject. Met ieder ‘Fundament’ afzonderlijk wordt een sponsorplan opgesteld. Om de vestingwerken niet alleen via fysieke ingrepen onder de aandacht te brengen, maar de beleving ook op andere manieren te versterken, is tevens een educatief spoor gevolgd. Op het Bastion Oranje, een zeventiende-eeuws bastion, is het informatiecentrum ‘Bastionder’ gebouwd. Het ontwerp is van Marc van Roosmalen en Marlène van Gessel, die samen met landschapsarchitect Martien van Osch (OSLO) de externe leden van het vaste ontwerpersteam vormen. Dit onder het maaiveld gelegen, met gras begroeide gebouw, vormt momenteel het vertrekpunt voor rondleidingen over de vestingwerken en door het Bossche Broek. Een trap met een aanlegsteigertje legt een directe verbinding met de stadsgracht.
Vestingstad van Europa Hoewel een groot deel van de projecten nog concreet vorm moet krijgen, hebben de tot op heden uitgevoerde projecten en educatieve activiteiten Den Bosch als vestingstad op de kaart gezet. De stad werd in 2005 uitgeroepen tot Vestingstad van Europa en won met het vestingproject in 2007 de Regional Champions Award. De vestingwerken zijn ook benoemd tot ‘kanjermonument’, een predicaat dat het ministerie van OCW heeft toegekend aan rijksmonumenten van grote betekenis en met een dringende restauratiebehoefte. De gemeente en de sectoren Stadsbedrijven en Stadsontwikkeling in het bijzonder zetten de integrale, ontwikkelingsgerichte aanpak inmiddels bij meer projecten in. De verbreding heeft aanvankelijk wellicht meer energie en geld gekost dan het eerder voorgenomen restauratieplan, maar heeft uiteindelijk zoveel enthousiasme en inkomsten opgeleverd dat de extra inspanningen al lang en breed zijn terugverdiend.
Dankzij deze brede aanpak, wist de gemeente de nodige overheidssubsidies en bijdragen van non-profit organisaties binnen te slepen. Alleen al internationaal is zo’n vier miljoen euro verworven. De gemeente ’s-Hertogenbosch neemt deel aan een groot aantal
22 – belvedere.nu / Thema’s
23 – belvedere.nu / Thema’s
Natuur en water hebben meer ruimte nodig. Voor beide belangen zijn planologische programma’s opgezet en beschermingsregimes ontwikkeld, ondersteund met harde wettelijke normen. Maar betekent dit ook dat een belang als cultuurhistorie dan per definitie ondersneeuwt, of laten de belangen zich goed combineren als er ruimte is om de mogelijkheden te verkennen? Verschillende projecten tonen aan dat natuur, water en cultuurhistorie soms dichter bij elkaar liggen dan op het eerste gezicht lijkt.
Planologische normen gaan samen met historische waarden Strubben-Kniphorstbosch, Drenthe en rivierverruiming, Deventer
In het Drentse esdorpenlandschap zijn nogal wat strubben te vinden. Dit zijn knoestige, grillig uitgelopen bosjes van eikenstruiken. Eeuwen geleden onderhielden de dorpelingen een hakhoutbos tussen de landbouwgrond op hun essen en de heide waar hun schapen graasden. Dit eikenbos vormde ook een natuurlijke barrière zodat de schapen niet op de akkers konden komen. Aan de kant van de heide ontstond kreupelhout doordat de schapen de jonge twijgjes eraf knabbelden en jonge boompjes op die manier kort hielden. De eiken langs de rand kregen daardoor nooit de kans hoog op te groeien. Tussen Schipborg en Anloo waren de strubben dusdanig bepalend voor het bosrijke landschap, dat het gebied zijn naam eraan ontleent: het Strubben-Kniphorstbosch. In 2006 waren de strubben echter nauwelijks meer herkenbaar. De akkers en heidevelden waren goeddeels verdwenen. In het begin van de twintigste eeuw bebosten landgoedeigenaren delen van het terrein. Ook Defensie kreeg een groot deel in het bezit, en exploiteerde dat deels als productiebos en deels als oefenterrein met schietbanen, een stormbaan, barakken en loopgraven. De strubben raakten overwoekerd en uit het zicht. Andere cultuurhistorische sporen was hetzelfde lot beschoren. Want niet alleen de kenmerkende strubben vertegenwoordigen hier een cultuurhistorische waarde. Er zijn ook veertien archeologische rijksmonumenten en 42 plekken van hoge archeologische waarde. Dankzij de rijke bewoningsgeschiedenis wordt het gebied ook wel de ‘Randstad van de prehistorie’ genoemd. Maar alleen de grootste archeologische monumenten, zoals de hunebedden en de grafheuvel Galgenberg, hadden nog een zelfstandige plek in het landschap. Andere grafheuvels en oude karrensporen waren onzichtbaar geworden.
Ecologische hoofdstructuur Toen Defensie aangaf het terrein te willen verlaten, wees de rijksoverheid het geheel aan
26 – belvedere.nu / Thema’s
27 – belvedere.nu / Thema’s
als archeologisch reservaat, het enige in Nederland. Dat betekende dat vanaf dat moment de Monumentenwet van toepassing was en dat ingrijpen zonder overleg verboden was. Staatsbosbeheer werd de nieuwe eigenaar en nam ook van een aantal landgoedeigenaren grond over. Vanwege de positie in de ecologische hoofdstructuur, golden er ook specifieke ecologische vereisten voor de inrichting. Niettemin leefde bij Staatsbosbeheer het besef dat bij het opstellen van een nieuw inrichting- en beheerplan de cultuurhistorie leidend en de natuur volgend diende te zijn. Voor deze organisatie was dat nieuw. Maar in de uitwerking, in samenwerking met landschapsarchitect Berno Strootman en cultuurhistoricus Jan Neefjes, bleek dat ‘leidend’ en ‘volgend’ een tegenstelling suggereerden die er niet was. De Cultuurhistorische Inventarisatie uit 2006 maakte duidelijk dat veel middeleeuwse karrensporen en andere historische landschappelijke patronen hun ligging danken aan prehistorische oriëntatiepunten als grafheuvels en hunebedden. Strootman wilde de routes tussen de monumenten, zoals de vele historische routes naar de Galgenberg, opnieuw open en zichtbaar maken. Staatsbosbeheer stelde voor om opnieuw schaapskuddes in te zetten in het beheer van de heide- en strubbengebieden. Op verschillende open te maken en te houden plekken, zoals rond de stormbaan, zijn inmiddels de eerste rasters uitgezet. Bij het Strubben-Kniphorstbosch beschouwden de planmakers natuur en cultuur niet los van elkaar, maar ze onderzochten beide in hun ruimtelijke, historische en ecologische samenhang. Natuurbeheer kreeg daarmee een andere betekenis: in plaats van de zelfredzaamheid van de natuur centraal te stellen, bracht het inrichting- en beheerplan de historische beheervormen terug die het landschap ooit vormden. Daarmee blijven de strubben voortbestaan en ontstaan naar verwachting nieuwe kansen voor bijzondere plant- en diersoorten als de bruine vuurvlinder, het rozenkransje en de hazelworm. Het militair erfgoed kan op termijn wellicht vleermuizen gaan herbergen.
Ruimte voor de Rivier Natuur kent als belang een stevige basis in met name Europese richtlijnen en regelgeving. Ook water is ten opzichte van cultuurhistorie een ‘sterk’ belang. Hier speelt de urgentie een rol. Het behoud van erfgoed moet het opnemen tegen de dreiging van natte voeten of erger. Toch liggen ook hier kansen om vanuit een inspirerende rol een eigen plek te verwerven in de belangenafweging. In van oudsher sterk door de waterhuishouding getekende landschappen, biedt de geschiedenis aanknopingspunten voor nieuwe wateropgaven, die op hun beurt soortgelijke kansen opleveren om de cultuurhistorie weer tot leven te brengen. Bijvoorbeeld door voormalige militaire inundatievelden in te richten voor de noodopvang van overtollig water. Of door bekenstelsels weer meer water af te laten voeren, waardoor ze weer dominanter worden in het veenlandschap. Dit soort oplossingen voor watervraagstukken heeft een positief effect op de leesbaarheid van het landschap. Ook in Deventer is dit het geval. Daar draagt de noodzakelijke verruiming van de IJssel bij aan het herstel van de allure van het plantsoen De Worp,
28 – belvedere.nu / Thema’s
volgens de gemeente de oudste openbare wandelplaats van Nederland. Niet in de laatste plaats dankzij de ligging aan de IJssel, op de oever recht tegenover de binnenstad, heeft De Worp van oudsher een grandeur waar Deventer trots op is. In de negentiende eeuw verschijnt er chique bebouwing, zoals de muziekkoepel, de buitensociëteit en het IJsselhotel aan het water. De visuele relatie tussen de rivier, het plantsoen, het hotel en de binnenstad vertroebelt als de gemeente in 1932 besluit, na ettelijke overstromingen, om een dijk aan te leggen tussen de Worp en de uiterwaard van de IJssel. Nu dankzij de klimaatverandering de IJssel meer water dreigt af te voeren dan de huidige bedding toelaat, is onder meer bij Deventer een ingreep nodig. De door politiek en bevolking omarmde ontwerpvariant zoekt de extra ruimte in de aanleg van een aantal geïsoleerde riviergeulen, waarvan de IJssel er hier meer had, de zogenaamde ‘hanken’. De belangrijkste ruimtelijke pluspunten van deze ontwerpvariant zijn dat het IJsselhotel weer pal aan het water ligt, het zicht vanaf de binnenstad intact blijft en de verbinding tussen de Worp en de IJssel wordt versterkt. Net als in het Strubben-Kniphorstbosch, heeft de aandacht voor de cultuurhistorische waarden geleid tot een plan dat niet alleen een antwoord biedt op de water- en natuuropgave, maar tegelijk het karakter van het gebied versterkt. De opgave voor de toekomst zal zijn om de cultuurhistorie zijn betekenisgevende rol te laten spelen bij ontwikkelingen die gedomineerd worden door belangen met een sterkere juridische verankering.
29 – belvedere.nu / Thema’s
Gebiedseigen bouwen komt tot uiting in ontwerpkeuzes als stijl, kleur en materiaal. Daar kunnen al dan niet dwingende richtlijnen voor worden opgesteld. Maar het gebiedseigene krijgt pas echt vaste voet aan de grond als het is verankerd in een collectieve mentaliteit, zowel bij de bouwende partijen als bij de bevolking – een mentaliteit die op zijn beurt ook weer historisch geworteld is, maar wel kan worden gestimuleerd.
Van sturing op incident naar gebiedsmentaliteit VechtVisie en Op Buuren, Maarssen
Dat de speurtocht naar de identiteit van de Vechtstreek zou uitmonden in een beeldkwaliteitsplan voor een nieuwbouwwijk van zeshonderd woningen, dat had de Vechtplassencommissie niet kunnen vermoeden. Deze commissie komt al sinds 1936 op voor de cultuurhistorische waarden en de ruimtelijke kwaliteit in de hele Vechtstreek, van Utrecht tot Muiden. Zij was bezorgd over allerlei kleine bouwprojecten langs de oevers van de Vecht: nieuwe woonbuurtjes, ontgrondingen, herbestemde boerderijen. Veel van deze ontwikkelingen sloten in hun ontwerp onvoldoende aan bij hun omgeving, vond de commissie. Tezamen tastten ze zo het karakter van de streek aan. Symbool voor deze gang van zaken stond een landhuis van architect Michael Graves, direct aan het water. Vooral vanwege een groen dak met een rij patrijspoorten heeft dit gebouw een uitgesproken architectuur. Het werd slecht ontvangen. “Wansmaak!”, kalkte een anonieme criticus op de gevel, nog voordat de bouwhekken verwijderd waren. De Vechtplassencommissie vindt het belangrijk dat de Vechtstreek zich kan blijven ontwikkelen, maar zij hoopte de wijze waarop te kunnen bijsturen in een richting die meer recht doet aan de kwaliteiten van het gebied. Ze besloot in 2001 een eigen visie op te stellen, en nam daarvoor de landschapsbureaus LA4sale en Noël van Dooren in de arm. Het Projectbureau Belvedere zorgde voor een belangrijk deel van de financiering.
Nieuw Vechts Wonen Een nauwgezette analyse van de bebouwing en beplanting langs de oevers geeft de commissie houvast om toekomstige bouwinitiatieven te kunnen beoordelen. De initiatiefnemers zelf en hun architecten kunnen er richtlijnen aan ontlenen om hun bouwplan op de omgeving af te stemmen. De analyse van Noël van Dooren kreeg gestalte in het Vecht Vademecum, waarin de verschillende kwaliteitsaspecten (variërend van ‘Hortensia’ tot ‘Deltametropool’) alfabetisch belicht en uitgelegd worden. Ieder kan
32 – belvedere.nu / Thema’s
33 – belvedere.nu / Thema’s
opzoeken welke lemma’s relevant zijn, en daar een eigen plan mee componeren of een eigen oordeel mee vormen. De analyse van LA4sale richt zich meer op de samenhang. Het ‘Nieuw Vechts Wonen’ speelt zich voor een belangrijk deel af op zogenoemde ‘korrels’, bestaande uit een kavel met bebouwing en beplanting. Door de korrels te classificeren in onder meer villa-, boerderij- en landgoedkorrels, en daar de gemeenschappelijke kenmerken van op te sporen, ontstaat een beeld van hoe een kavel ingericht moet worden om te voldoen aan de Vechtse karakteristiek. Door het samenspel van de korrels te doorgronden, ontstaat zicht op het soort korrel dat op een locatie op zijn plaats kan zijn. Deze exercitie leidde onder meer tot de conclusie dat het niet de architectuur is waardoor het huis van architect Graves misplaatst lijkt, en evenmin de ligging direct aan het water. Het wijkt af van de Vechtse mores, doordat de ‘groene voet’ ontbreekt: de keurig verzorgde en weelderige buitenruimte rondom de Vechtse landhuizen.
Het elfde Vechtdorp De tien Vechtdorpen nemen in de studie een aparte plaats in. In tegenstelling tot de korrels, zijn de dorpen volgens de VechtVisie heel compact, dicht en stenig. De straten zijn smal en samen met een enkel hofje of een overtuin aan de andere kant van de weg, vaak de enige openbare ruimte. De bebouwing is “gevarieerd in stijl en van hoge welstand”. Hoewel het Vechtdorp niet de hoofdzaak in de VechtVisie vormde, in de aanleiding noch in de conclusies, groeide het in de praktijk uit tot de meest beeldbepalende testcase. Rond dezelfde tijd als waarin de Vechtplassencommissie haar visie aan het opstellen was, onderhandelde projectontwikkelaar Kondor Wessels met de gemeente Maarssen en de provincie Utrecht over woningbouw op een verouderd industrieterrein in een bocht van de Vecht. Zij spraken af dat de ontwikkelaar zeshonderd woningen mocht neerzetten, als het bedrijf ook een omvangrijke bodemsanering zou uitvoeren. Het moest een hoogwaardige woonbuurt worden, daar waren de ontwikkelaar en de overheid het over eens. De VechtVisie bood gelegenheid om de inspiratie voor die hoge waarde te ontlenen aan de cultuurhistorie van de Vechtstreek. Het industriële verleden van de plek werd grotendeels uitgewist. In plaats daarvan zou een elfde Vechtdorp verschijnen, Op Buuren genaamd, geflankeerd door Op Buuren Buiten dat een landgoedsfeer krijgt en Op Buuren Park met een jachthaven en een klein aantal woningen. Kondor Wessels, de gemeente, de Vechtplassencommissie en een aantal ontwerpbureaus (Copijn, Mulleners + Mulleners en LA4sale als auteur van de VechtVisie) werkten gezamenlijk een beeldkwaliteitsplan uit. Kenmerken van de bestaande Vechtdorpen komen terug in dit nieuwe: de vorm en maatvoering van de straten, de vele kleuren, gevelbreedtes en dakvormen. Met afwisselende architectuurstijlen wordt een groeiproces gesuggereerd. De ontwerpen verwijzen naar verschillende periodes en op enkele kavels wordt met hypermoderne architectuur een recente toevoeging gesimuleerd. Deze variatie is in Op Buuren gerealiseerd door acht architecten in te schakelen en hun ont-
34 – belvedere.nu / Thema’s
werpen over de hele wijk te verspreiden. In een straatje van tien woningen zijn woningen van vier of vijf verschillende architecten te vinden. Zo kon een werkbaar midden worden gevonden tussen de gewenste variatie en de hedendaagse efficiency-eisen in de bouw. De eerste woningen zijn inmiddels opgeleverd. Op het eerste oog lijkt het een nostalgisch vormgegeven nieuwbouwwijk zoals er in Nederland de laatste jaren meer zijn verrezen. De toekomst zal uitwijzen of de situering in een lint van dorpen langs de Vecht, de detaillering van het stedenbouwkundig ontwerp en de afwisseling in architectuur sterk genoeg zijn om Op Buuren zich te laten onderscheiden van retrowijken waar minder gedegen onderzoek aan ten grondslag ligt.
Boerenhofstede Ook bij andere, kleinschaligere projecten is de Vechtplassencommissie uitgenodigd bij de planvoorbereiding. Voorbeelden zijn het ontwerp van de nieuwe buitenplaats Overweer in Breukelen en de mogelijke sloop en herbouw op de Vindicta-locatie in Maarssen. De commissie hanteert de eigen visie ook bij het beoordelen van bouwaanvragen en ontwerp-bestemmingsplannen waar zij niet rechtstreeks bij betrokken is. Maar het is aannemelijk dat de invloed van de VechtVisie verder strekt, dat ook andere partijen gebruik maken van de hierin opgeslagen kennis. In Nieuwersluis kwam een boerderij vrij, omdat het landbouwbedrijf het niet meer redde. Hoewel het niet de meest imposante boerderij in de omgeving was, besloten de nieuwe eigenaren niet tot nieuwbouw. Zij lieten het pand (inclusief een aangebouwde houten stal) en het omliggende erf grondig opknappen. Moderne, ontsierend geachte schuren zijn gesloopt en de nieuwe inrichting beantwoordt aan eisen die onder meer de waterhuishouding en het recreatieve gebruik van de omgeving stellen. Deze Boerenhofstede Vecht en Schans en Op Buuren zijn twee uitersten van hetzelfde verschijnsel: een andere mentaliteit om met fysieke veranderingen in een gevoelig gebied om te gaan.
35 – belvedere.nu / Thema’s
Voormalige gieterij, nu ROC Twente
Voormalige buigerij, wordt appartementencomplex
Voormalige modelmakerij, nu brandweerkazerne
Ambities vragen nazorg Hart van Zuid, Hengelo
Ambities voor een gebiedsontwikkeling komen vaak voort uit een creatief en inspirerend werkproces. Dromen en visioenen komen tot leven in een concreet toekomstbeeld. Vasthouden aan de geformuleerde ambities is vers twee. Financiële of juridische struikelblokken willen de prioriteit voor een hoog cultuurhistorisch kwaliteitsniveau nog wel eens verdringen. Tenzij daar vooraf al de nodige waarborgen voor worden ingebouwd. “Iedereen zal de wil moeten hebben om er uit te komen en oplossingsgericht in plaats van probleemgericht moeten denken. Dat is een erg belangrijke voorwaarde om dit project met succes tot stand te brengen”, betoogt Jan Nieuwenhuizen al in 2001 in het Masterplan voor het Hart van Zuid in Hengelo. Nieuwenhuizen is de algemeen directeur van Projectbureau Hart van Zuid. De gemeente Hengelo en de Van Wijnen Groep werken daarin in een publiek-private samenwerking (PPS) aan de herontwikkeling van een uitgestrekte industriële enclave, gelegen op een steenworp afstand van de binnenstad.
38 – belvedere.nu / Thema’s
39 – belvedere.nu / Thema’s
Met zijn 50 hectare is dit een van de grootste binnenstedelijke transformatieprojecten in Nederland. De beide partners hebben zich de ambitie gesteld om “de echo van een rijk industrieel verleden te laten doorklinken in de toekomst”, zoals zij dat in 2001 formuleren. Niet alleen omdat zich op het terrein enkele beeldbepalende industriële panden bevinden, maar vooral omdat de industrie diep in de plaatselijke samenleving verankerd is. Zo’n anderhalve eeuw geleden vestigde machinefabrikant Stork zich in Hengelo. Dat was de directe aanleiding voor de groei van het dorpje Hengelo tot welvarende industriestad. Er verschenen grote fabriekshallen en kantoorgebouwen, maar ook een verenigingsgebouw en een tuindorp voor de arbeiders. Vrijwel iedere familie in de stad heeft connecties met het concern. Met de komst van branchegenoten Dikkers en Siemens naar het terrein ontstond een industriële enclave midden in de stad.
Convenant en supervisieteam De ambitie moest gestalte krijgen in een flexibel plan. Het terrein is te groot om in één keer te ontwikkelen. Naar verwachting zal de uitvoering niet voor 2018 zijn afgerond. Zo’n termijn stelt eisen aan de wijze waarop de kwaliteitsambities zijn geborgd. In Hengelo gebeurt dat via een convenant en een supervisieteam. Aan de vooravond van de gebiedsontwikkeling lieten de PPS-partners een uitgebreide cultuurhistorische waardeinventarisatie maken. Deze bracht de meest kenmerkende gebouwen in kaart, benoemde de belangrijkste stedenbouwkundige en monumentale waarden en gaf aan op wat voor manieren cultuurhistorie in de planvorming kon worden ingezet. De cultuurhistorische waardestelling en de ambitie van hoogwaardig hergebruik kregen een vertaling in het Convenant Industrieel Erfgoed. Dit geeft aan welke waarden, gebouwen of elementen minimaal behouden moesten blijven om de industriële eigenheid van het gebied overeind te houden. Op abstracter schaalniveau beschrijft het in acht punten de karakteristiek van het gebied, waaronder de geschakelde fabriekspanden en het patroon van voormalige spoorwegen en straten. Het convenant is onder meer ondertekend door de provincie, de gemeente, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de ontwikkelaar. Om de doorwerking te verzekeren, stelden de gemeente en Van Wijnen een supervisieteam in, bestaande uit gerenommeerde personen uit de wereld van de cultuurhistorie en de architectuur. Dit team ziet toe op de naleving van het convenant, maar de deelnemers zijn ook inzetbaar voor advies en nieuw onderzoek.
die zijn intrek nam in Storks oude modelmakerij en de watertoren gebruikt als bluswaterreservoir. Het Regionaal Opleidingscentrum Twente heeft de voormalige gieterij in zijn nieuwbouw geïncorporeerd. De 150 meter lange fabriekshal vormt de centrale ontsluitingsas van het nieuwe gebouwcomplex en is van buitenaf nauwelijks meer zichtbaar. Per deelgebied bekijkt het projectbureau samen met de geïnteresseerde partijen en het supervisieteam wat het convenant als minimum voorschrijft en wat de praktijk verder nog biedt om de identiteit van het gebied te behouden. Pas na deze verkenningsfase toetst het Projectbureau de ambities aan de realiteit. Zodra de begroting sluitend is, wordt een deelgebied ontwikkeld. Voor deze volgorde is gekozen vanuit de hoop dat de betrokken partijen gegrepen worden door de mogelijkheden. Zo kan het gebeuren dat uiteindelijk meer behouden wordt dan alleen de objecten met een monumentenstatus. Voorbeelden hiervan zijn de Buigerij en de Weverij. Van de Buigerij, een oud magazijn, zijn de wanden bewaard. Daar tussenin zijn 41 appartementen gebouwd. In de Weverij, de oude bontweverij van Stork, zijn zeven woonwerkeenheden gerealiseerd.
Flexibiliteit Dankzij de gefaseerde aanpak kan het projectbureau flexibel inspelen op veranderingen die zich tijdens het lange planproces voordoen. Die flexibiliteit past goed bij de PPSconstructie, waarin de overheid zich vooral richt op wat publiek gewenst is en de markt in de gaten houdt wat privaat mogelijk is. Dat verschilt en verandert nogal eens. De mogelijkheden om in Hengelo een programma te vinden voor de enorme oppervlakten waar het hier om gaat, zijn minder gunstig dan die in de Randstad. De gevonden constructie draagt eraan bij dat de ambities hoog, maar wel realistisch blijven. Het masterplan uit 2001 is in 2008 geactualiseerd. Aanpassingen zijn onder meer de blijvende ruimte voor de zware industrie, een kleiner woningbouwprogramma en de Laan Hart van Zuid, de slagader van het gebied die het tracé van de voormalige spoorlijn van Stork volgt. Het Convenant en het Supervisieteam, maar ook de door bewoners opgerichte Stichting Hart voor Zuid, vormen ondertussen het geweten van het Projectbureau. Doordat deze teams van deskundigen en omwonenden een grote stem hebben en de flexibele planvorming de ruimte biedt om die stem te accommoderen, kunnen ze ingrijpen wanneer ze het gevoel hebben dat de echo van het rijke verleden niet meer voldoende doorklinkt. Jan Nieuwenhuizen in het Belvedere Festival Magazine (2008): “Ik heb het vertrouwen, maar ook de eigen weerstand georganiseerd”.
Eerste nieuwbouwprojecten De voormalige industriële enclave ontwikkelt zich inmiddels stapsgewijs tot een nieuw stadsdeel met woningen, bedrijven, opleidingscentra en recreatieve functies. Ook de zware industrie behoudt een plek in het Hart van Zuid. Stork is met een bedrijfsonderdeel achtergebleven (Stork Thermeq, voor ketels en waterstoomsystemen) en Siemens breidt haar kantoorlocatie zelfs uit. De eerste nieuwbouwprojecten en transformaties zijn inmiddels een feit. Een eerste proeve bood de in 2001 geopende brandweerkazerne,
40 – belvedere.nu / Thema’s
41 – belvedere.nu / Thema’s
Gedekte gemeenschapsweg vanaf Fort Honswijk
Cultuurhistorische gebruiken, objecten en structuren zijn te vinden op alle schaalniveaus. Ze zijn zeer divers in hun betekenis of waardering. In gebiedsontwikkelingen komen al deze schaalniveaus en motieven voor behoud samen. Door slim te schakelen tussen de niveaus en motieven krijgen afzonderlijke beleidsinitiatieven en projecten gezamenlijk een meerwaarde.
Coupure in de wal langs de gedekte gemeenschapsweg
Continu schakelen tussen schaalniveaus en betekenissen Nieuwe Hollandse Waterlinie
44 – belvedere.nu / Thema’s
Versterkingen, waterwerken en open velden vormden tussen 1815 en 1940 een ingenieus verdedigingssysteem tussen Muiden en de Biesbosch. Bij vijandelijke dreiging kon het leger weilanden onder water zetten. Een laag water van zo’n veertig centimeter blokkeerde de doorgang: te diep om te lopen, te ondiep om te varen. Forten bewaakten de zwakke plekken. Deze Nieuwe Hollandse Waterlinie was de grootste en technisch verst doorgevoerde uitvoering van een beproefd verdedigingssysteem voor de lage landen. Al bijna tien jaar lang is deze overbodig geworden militaire structuur het toneel van grote bestuurlijke aandacht. In 2000 benoemde het kabinet de Waterlinie tot nationaal project, in 2003 nam het de linie op in de nationale ruimtelijke hoofdstructuur, in 2008 verbonden alle betrokken overheden zich via het Pact van Rijnauwen aan een uitvoeringsprogramma en sinds 2009 is de Nieuwe Hollandse Waterlinie Nederlands grootste rijksmonument. Al deze bestuurlijke aandacht laat zich niet alleen verklaren uit de historische waarde. Minstens zo belangrijk is de actuele betekenis die de linie blijkt te hebben, op alle schaalniveaus – van de nationale ruimtelijke ordening tot het individuele fort. Die betekenis wordt bewezen door de talloze restauraties, herbestemmingen en andere investeringsprojecten die in deze periode al zijn uitgevoerd. De basis voor het nieuwe toekomstperspectief vormt het Linieperspectief ‘Panorama Krayenhoff’. Deze ruimtelijke visie is in 2004 uitgebracht door de Liniecommissie, waarin vijf departementen en vijf provincies zijn vertegenwoordigd. In grote lijnen komt het Linieperspectief erop neer dat de westzijde – het verdedigde deel – verder verdicht mag worden, met groen of bebouwing. De oostzijde wordt open gehouden. Dit is het land dat vroeger onder water gezet moest kunnen worden. Daar tussendoor loopt de ‘hoofdverdedigingslijn’, waar het merendeel van de zesenveertig forten aan ligt. Het landschappelijke contrast en de militaire bouwwerken maken deze verdedigingslijn herkenbaar. Op deze manier komt de Waterlinie tot zijn recht als cultuurhistorische landschapsstruc-
45 – belvedere.nu / Thema’s
tuur en als ‘megasingel door de Deltametropool’. In die laatste hoedanigheid markeert de Waterlinie de oostelijke begrenzing van de Randstad en de landschapsecologische overgang van hoog naar laag Nederland.
Van nationaal tot lokaal perspectief Om een grootschalige structuur als deze van de grond te krijgen, is de medewerking nodig van veel gemeenten, ondernemers en andere lokale partijen. Voor hen hebben de forten, waterwerken en open velden vaak net een andere betekenis, naast de cultuurhistorische waarde. Ze kunnen bijvoorbeeld een inspirerende woon- en werkomgeving vormen of deel uitmaken van een toeristisch-recreatief programma. De organisatie van het nationale project Nieuwe Hollandse Waterlinie is erop gericht om de betekenissen op verschillende schaalniveaus bij elkaar te brengen. Dat gebeurde in eerste instantie via enkele ‘quick wins’. Fort aan de Klop kreeg bijvoorbeeld een nieuwe bestemming als herberg, theehuis en camping. Het buurtschapje dat van oudsher in Fort Blauwkapel ligt, werd nieuw leven ingeblazen in combinatie met een kleinschalig woningbouwprogramma. Een groot deel van deze projecten stond al langer op stapel, maar het nationale label van de Waterlinie bracht ze in een stroomversnelling. De quick wins maakten bestuurders, maar ook ondernemers en burgers enthousiast voor de Waterlinie. Meer structureel kreeg de samenwerking vorm in zeven zogeheten ‘projectenveloppen’ voor deelgebieden. Binnen een envelop werken provincies, gemeenten, waterschappen, grondeigenaren, historische verenigingen, ondernemers en anderen samen aan meerdere restauratie- en ontwikkelingsprojecten op regionaal en lokaal niveau. Een nationaal projectbureau vervult de spilfunctie tussen alle betrokkenen en schakelt voortdurend tussen de verschillende niveaus. Een kwaliteitsteam adviseert over alle in ontwikkeling zijnde plannen en houdt daarbij met name de onderlinge samenhang in het oog.
Linielandschap In vier delen van de Waterlinie heeft de samenwerking inmiddels de vorm aangenomen van integrale gebiedsontwikkeling. Het Pact van Rijnauwen maakte dat mogelijk, ondersteund door een financiële impuls van zeventig miljoen euro, gelijkelijk verdeeld over het rijk en de provincies. Een voorbeeld is het nog relatief ongeschonden linielandschap ten zuiden van Houten, op het Eiland van Schalkwijk. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is hier in al haar facetten nog goed herkenbaar. Dit gebied zal zich ontwikkelen in de richting van een landschapspark, dat voorziet in een deel van het recreatieve, ecologische en waterhuishoudkundige programma voor de regio en waarin wellicht op kleine schaal woningbouw mogelijk is. De Waterlinie biedt de ankerpunten en het richtsnoer. Er zijn investeringen te verwachten in de toeristisch-recreatieve bereikbaarheid met onder meer een liniepont over de Lek tussen Fort Honswijk en Fort Everdingen, en met een nieuwe fietsverbinding tussen Nieuwegein en Houten via Schalkwijk. Gehoopt wordt op
46 – belvedere.nu / Thema’s
nieuwe particuliere initiatieven op het kleinste schaalniveau, die de aanpak op het hogere schaalniveau onderbouwen. De eerste ondernemers met plannen voor de ontwikkeling van het door Defensie verlaten Fort Honswijk hebben zich al gemeld. Projecten binnen de projectenveloppe ‘Linieland’ sorteerden hier al op voor en ontlenen er extra waarde aan. Zo is in opdracht van de gemeente Houten de laatste nog herkenbare gedekte gemeenschapsweg opgeknapt. Zo’n weg fungeerde als geheime verbinding tussen een aantal verdedigingswerken. De weg werd 'gedekt' door een aarden wal en aan het zicht onttrokken door hoge bomen. De soldaten konden zo beschermd en onbespied wapens en voedsel transporteren. Binnen het project is de hele constellatie van weg, begroeiing, aarden wal en inundatiekanaal tussen Fort Honswijk en het Werk aan de Korte Uitweg hersteld en beter herkenbaar gemaakt. Een door OKRA landschapsarchitecten en Bunker Q ontworpen coupure in de wal lokt passanten naar een uitkijkpunt aan het kanaal. Hier varen in de toekomst kanoërs voorbij die een Waterliniekanoroute volgen. De weg zelf is inmiddels onderdeel van een bewegwijzerde fietsroute en een lange-afstandswandelpad langs de Waterlinie.
Bekendheid Om initiatieven op het kleinste schaalniveau te stimuleren, zet het projectbureau zich in om de bekendheid met de mogelijkheden te vergroten. Zo wil het nieuwe initiatieven losmaken bij ondernemers. Zij kunnen gebruik maken van het merk Waterlinie en tegelijkertijd zelf van toegevoegde waarde zijn. Te denken valt aan boeren of horeca-ondernemers, maar ook aan kennisinstellingen als de Stichting GeoFort, die vanuit het Fort bij de Nieuwe Steeg werkt aan nieuwe GPS-systemen – onder meer voor de Waterlinie zelf. De ondernemers gaan samenwerken aan productontwikkeling en marketing. Internationaal wordt kennis uitgewisseld met ondernemers in bijvoorbeeld Vlaamse en Ierse nationale landschappen. Productinnovatie en verbreding verstevigen de economische basis onder het behoud van de Waterlinie. Ook de bekendheid bij het brede publiek heeft de volle aandacht. Tot de eerste quick wins behoorden de realisatie van een informatiecentrum in Fort Vechten bij Bunnik en de langeafstandswandelroute. Er is fors geïnvesteerd in ‘September Fortenmaand’ en andere publieksmanifestaties. Onlangs verscheen een dvd met getuigenverhalen van voormalige militairen en omwonenden. De wisselwerking tussen de Nieuwe Hollandse Waterlinie als grootschalig fenomeen en de kleine initiatieven die bedrijven of particulieren daaraan verbinden, brengen de Waterlinie weer tot leven. De continue schakeling tussen schaalniveaus en betekenissen is tot nu toe cruciaal gebleken om de Waterlinie zichtbaar, beleefbaar en duurzaam bruikbaar te maken.
47 – belvedere.nu / Thema’s
Een boer die zijn stal vergroot, een bewoner die een uitbouw maakt, een bedrijf dat nieuwe neonverlichting installeert: verrommeling van de leefomgeving vindt soms sluipenderwijs plaats. De oorzaak ligt lang niet altijd in achteloosheid. Veel mensen zijn graag bereid een positieve bijdrage aan de leefomgeving te leveren, maar hebben niet de kennis of de vaardigheid om dat uit zichzelf te doen. De afgelopen jaren zijn op het platteland en in de stad uiteenlopende initiatieven genomen om hen daarin te ondersteunen.
Kleinschalige oplossingen voor sluipende verrommeling Agrarisch landschappelijk bouwen in Noord-Groningen en Dordtse Kleuren in Dordrecht
50 – belvedere.nu / Thema’s
Ze waren veel Noord-Groningers een doorn in het oog, de grote stalen landbouwschuren die her en der in het landschap verschenen. Qua schaal, opbouw en ligging weken ze compleet af van de oude schuren. De vereniging Wierde & Dijk, waarin boeren en andere bewoners samenwerken aan de kwaliteit van natuur en landschap in Noord-Groningen, vond dat het ook anders moest kunnen. Wierde & Dijk begon daarom in 2001 het project ‘Agrarisch landschappelijk bouwen op het hogeland’. De vereniging werkte daarin samen met LTO Noord Projecten, architect Jan Giezen en landschapsarchitecte Greet Bierema en wist zich gesteund door Europese, nationale en provinciale subsidies, onder meer van Belvedere. Inzet was om te komen tot ontwerpstrategieën om nieuwe boerenschuren beter te laten aansluiten op hun omgeving. Want dat ontwikkelingen als schaalvergroting, mechanisatie en nieuwe teelten boeren ertoe noopten om hun bedrijf uit te breiden, dat stond buiten kijf.
Streekeigen ontwerp Onderzoek legde de pijnpunten bloot. Traditionele boerderijschuren bevinden zich vaak aan of achter het woonhuis, met dezelfde dakvorm en opgetrokken uit dezelfde materialen. De nieuwe standaardschuren zijn van staal en staan meestal los op het erf en hebben ook in hun ontwerp niets met het woonhuis te maken. Ze hebben een hogere onderbouw en een flauwere dakhelling. Sommige hebben een wit dak of zijn in andere, felle kleuren geschilderd. Van details die de oude schuren kenmerken, zoals de houten goten, witte kozijnen, groene deuren en uilenborden in de nok, is in de stalen schuren niets over. Giezen stelde daar een modelschuur tegenover die beter in het landschap past. Deze heeft weliswaar een stalen dak, want dat bleek financieel noodzakelijk. Maar
51 – belvedere.nu / Thema’s
in aspecten als de dakhelling, goothoogte, bakstenen gevels, detaillering en de situering op het erf zijn ze onmiskenbaar Noord-Gronings. Als groeiende boerenbedrijven in Noord-Groningen massaal voor deze schuur zouden kiezen, was daadwerkelijk een halt toegeroepen aan een sluipende verrommelingstendens. Dat is helaas niet gebeurd. Er zijn slechts drie van deze schuren gebouwd: in Pieterburen, Godlinze en Stedum. Voor een verdere verspreiding bleken de meerkosten toch te hoog. Maar er was ook een inhoudelijk struikelblok. Het vastleggen van een aantal uiterlijke kenmerken doet onvoldoende recht aan de specificaties van een concrete locatie en kan gemakkelijk leiden tot historiserend bouwen. In een volgend project voor agrarisch landschappelijk bouwen, ditmaal in het nationaal landschap Drentsche Aa en wederom met medewerking van LTO Projecten Noord en architect Jan Giezen, wordt daarom proefgedraaid met een meer procesmatige aanpak. Uit een zorgvuldige samenwerking tussen het agrarische bedrijf, een architect, een landschapsarchitect, de gemeente en de provincie moeten oplossingen voortkomen die zijn afgestemd op de streekeigen karakteristieken en de specifieke locatie.
Dordtse Kleuren Hoewel verrommeling in de media vooral wordt gerelateerd aan het landelijk gebied, speelt dezelfde thematiek ook in de stad. Ook hier worden initiatieven ontplooid die kleine ondernemers en bewoners ondersteunen met kennis en bouwstenen. Eigenaren van panden in de Dordtse binnenstad kunnen bijvoorbeeld bij hun schilderwerk putten uit een waaier met 55 typisch Dordtse kleuren. Het palet bevat kleuren die vanouds in Dordrecht voorkomen en hebben luisterrijke namen gekregen als het Itz Wit en het Beverenburch, genoemd naar respectievelijk een kunstschilder en een karakteristiek pand. De waaier is opgesteld door de plaatselijke Stichting de Stad, op grond van een onderzoek naar het historische kleurengebruik in Dordrecht waartoe de gemeente opdracht had gegeven. De stichting biedt desgevraagd ook kleuradviezen en plaatselijke schildersbedrijven hebben geleerd te werken met de kleurenwaaier. Veel extra kost het niet en het straatbeeld knapt er zienderogen van op – dat is aangetoond in de Wijnstraat, die diende als proeftuin. Sluipende verrommeling ontstaat als kleine investeerders massaal kiezen voor efficiënte standaardoplossingen of als iedereen de eigen smaak volgt, bij gebrek aan houvast over collectieve kwaliteiten. Oplossingen hiervoor, in de stad en in het landelijk gebied, kennen een paar gemeenschappelijke componenten. Ze bieden kennis aan over het verleden, zodat mensen weten waar ze aan bijdragen en waarom dat de moeite waard is. Ze bieden aanknopingspunten over hoe de cultuurhistorische kwaliteiten te vertalen zijn in hedendaagse ontwerpen, maar geen pasklare modellen. Ze bieden waar nodig professionele ondersteuning, bij het ontwerp en in de uitvoering. En de meerkosten voor wie mee wil doen blijven binnen de perken.
52 – belvedere.nu / Thema’s
53 – belvedere.nu / Thema’s
Soms zijn objecten of structuren geheel verdwenen, maar bestaat toch de wens het verleden te laten herleven. Een nauwgezette reconstructie behoort tot de mogelijkheden, maar er kan ook een uitgesproken eigentijdse vorm ontstaan die refereert aan het verleden. Bijvoorbeeld door historische vormen en patronen te stileren.
Herbouw tussen inspiratie en reconstructie Huis de Wiers, Nieuwegein en Kasteel Heemstede, Houten
56 – belvedere.nu / Thema’s
Van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw was De Wiers een buitenplaats aan de Lek bij het dorp Vreeswijk. In de twintigste eeuw overspoelden de industrialisatie en de verstedelijking de buitenplaats. Het landhuis maakte plaats voor een scheepswerf, de groene omgeving veranderde in een bedrijventerrein tussen twee kanalen en Vreeswijk werd een wijk van Nieuwegein. Nu, in de eenentwintigste eeuw, kondigt de volgende transformatie zich aan. Een jachthaven, een nieuwe woonbuurt en een goed restaurant zijn daar de voorboden van. Net als in de negentiende eeuw komen mensen hier weer om te genieten, net als in de twintigste eeuw komen ze er om te werken. Maar de context is volledig veranderd. Het nieuwe Huis de Wiers staat symbool voor al deze transformaties. Het souterrain is oud en gerestaureerd, de bovenbouw is nieuw. De contour van de bovenbouw is historisch geïnspireerd, maar de detaillering en het materiaal- en kleurgebruik zijn eigentijds.
Referentie Architect Jaco de Visser was adviseur van een klankbordgroep die de gemeente Nieuwegein had ingesteld voor de herontwikkeling van het industriegebied. Hij zag weinig heil in het toenmalige plan om er urban villa’s te bouwen. In de geschiedenis van het oude landhuis hoopte hij een alternatief te vinden. Zichtbare resten waren er niet meer. Het oude Huis de Wiers was in 1947 gesloopt onder druk van de zich uitbreidende bedrijvigheid. Maar ondergronds waren er nog wel degelijk resten aanwezig, ontdekte De Visser na onderzoek samen met (toen nog amateur-)archeoloog René van der Mark. Gedeeltes van de verlaten scheepswerf bleken te rusten op het souterrain van het landhuis. De kruisgewelven in het souterrain waren er nog en ook delen van de ommuring van het voorterrein en de fundering van het poortgebouw werden teruggevonden, hoewel allemaal in slechte staat.
57 – belvedere.nu / Thema’s
De Visser nam zelf het initiatief om het souterrain te restaureren en er een nieuw gebouw bovenop te zetten, geïnspireerd op het oude Huis de Wiers. Hij maakte het architectonisch ontwerp, zijn partner (interieurarchitecte Odette Ex) ontwierp het interieur en zij namen zelf hun intrek in het gebouw, zowel met de bureaus van beiden als met hun gezin. Hij vroeg de gemeente om in het bestemmingsplan horeca toe te voegen aan de gecombineerde woon- en werkbestemming, om de ruimte onder de herstelde kruisgewelven te kunnen verhuren als restaurant en het huis zo ook voor het publiek toegankelijk te maken. Tussen 2005 en 2007 werden het huis en de omliggende tuin opgeleverd; bijgebouwen zoals het poortgebouw volgen in de toekomst. De contouren van het nieuwe Huis de Wiers zijn afgeleid van zijn zeventiendeeeuwse voorganger. De hoogte, de grondvorm en het karakteristieke dubbele zadeldak zijn identiek of zo goed als identiek. Het silhouet dat zo ontstaat, vormt een krachtige cultuurhistorische referentie. De verdere invulling past in het recente cultuurbeeld. De ramen zijn onregelmatig gepositioneerd, de begane grond is transparant door het gebruik van veel glas, het dak vloeit zonder geprononceerde rand of ornamentiek over in de gevels. In de eigentijdse opbouw is de cultuurhistorische achtergrond ook op een andere, meer verborgen manier te herkennen. Het gebruik van de oorspronkelijke, uit 1654 stammende fundering stelde eisen aan het gewicht van de opbouw. De nu gangbare bouwmaterialen zijn te zwaar. De Visser wilde bovendien materialen gebruiken met een natuurlijke uitstraling, die weinig afwerking nodig hebben. Een groot deel van de constructie is daarom uitgevoerd in hout: het casco, de gevels, de vloeren en het dak. Met name in het interieur is het hout sfeerbepalend. Aan de buitenkant zijn tegen het hout koperen platen bevestigd. Het voorgeoxideerde koper benadert de kleur van het metselwerk waarin het oude landhuis opgetrokken was. Het huis krijgt er een doorleefde uitstraling mee. Het past in het beeldkwaliteitsplan voor de omgeving, dat mede door De Vissers inbreng niet alleen aan het visuele beeld appelleert, maar ook aan de klanken en de geuren van de voormalige scheepswerf.
Kasteel Heemstede De Visser heeft zich verre gehouden van reconstructies of andere vormen van historisering. Die keuze staat tegenover de keuze om zo veel mogelijk van de historische situatie te laten zien. Een voorbeeld daarvan is niet ver van Nieuwegein te vinden. In buurgemeente Houten staat een ander landhuis, kasteel Heemstede. Net als Huis de Wiers was dit kasteel teloorgegaan, hoewel door brand in plaats van door sloop, en ook hier bevindt zich een restaurant in het souterrain met kantoren daarboven. Maar Van Hoogevest Architecten maakte voor de herbouw een nauwkeurige reconstructie van het oude gebouw. Zelfs de stenen zijn volgens oorspronkelijk recept gebakken. De keuze voor een reconstructie was mogelijk omdat de oude bouwtekeningen nog beschikbaar waren. Bovendien was het monumentale kasteel pas recent afgebrand. Het lag daarom nog vers in het geheugen, in tegenstelling tot het al bijna vergeten Huis de Wiers.
58 – belvedere.nu / Thema’s
Het is de voorkeur van de architect en de opdrachtgever die de balans bepaalt tussen een nauwgezette reconstructie en een eigentijdse interpretatie, maar ook de omgeving van het gebouw speelt er een rol in. Kasteel Heemstede staat nog steeds buiten de stad, in een relatief open landschap, hoewel van het oorspronkelijke landgoed weinig meer over is. Op enige afstand van het kasteel loopt er zelfs een snelweg doorheen. De wijk De Wiers lijkt daarentegen in niets meer op het buiten dat het in de zeventiende eeuw was. De natuur is verdrongen. Er zijn kanalen gegraven, er is een industriële geschiedenis overheen gekomen en nu ontwikkelt het zich tot een intensief gebruikt woon-, werk- en recreatiegebied in een voormalige groeikern. De vorm en de materialisering geven Huis de Wiers een statigheid die past bij het landhuis dat lang geleden op de plek stond, maar zijn ook op te vatten als een knipoog naar de industriële bebouwing die het beeld hier bijna een eeuw lang heeft gedomineerd.
59 – belvedere.nu / Thema’s
Tracé voormalige Romeinse weg
Oude dijkweg, opgenomen in stedenbouwkundige structuur
Voortbouwen op een meerdimensionaal verleden Leidsche Rijn, Utrecht
Educatief project Graaf Junior
Het cultuurhistorisch verhaal van een gebied beperkt zich zelden tot één object of tijdslaag. Een nieuwe ontwikkeling kan zich alleen presenteren als een nieuw hoofdstuk in dit verhaal, als de strekking ervan overeind blijft. Daarvoor is niet alleen een verbinding nodig met de toekomstige opgave – ook wel externe integratie genoemd – maar ook tussen de verschillende cultuurhistorische disciplines van de archeologie, historische geografie en bouwkunst – de interne integratie. Nieuwbouw die zich voegt naar eeuwenoude patronen en tastbare herinneringen aan het verleden herbergt, zoals een oude tuinderskas en de contouren van een ridderhofstad. De Vinexlocatie Leidsche Rijn bij Utrecht is een van de allereerste proeftuinen van het Belvedere-denken. Sterker nog, al een paar jaar voordat Belvedere het licht zag, was cultuurhistorie er een belangrijk thema in de planvorming. De eerste aanzet werd gegeven in 1993 toen de gemeente het instrument van de Cultuurhistorische Effectrapportage (CHER) introduceerde. Sinds die tijd moeten, vooruitlopend op ingrijpende transformaties, eerst de
62 – belvedere.nu / Thema’s
63 –belvedere.nu / Thema’s
cultuurhistorische karakteristieken van een gebied of plek in kaart worden gebracht en op waarde geschat. Het stadsbestuur bepaalt vervolgens wat van deze waarden moet worden ingepast, of onderzocht, of wat mag verdwijnen. Ontwerpers en ontwikkelaars kunnen de rapportage gebruiken als bron van informatie en inspiratie. Leidsche Rijn was de eerste opgave waarvoor de gemeente de CHER toepaste. Het plangebied besloeg een oppervlakte van zo’n 2500 hectare, verdeeld over de gemeente Utrecht en het toen nog zelfstandige Vleuten-De Meern. Hier moesten in dertig jaar tijd zo’n 30.000 woningen verrijzen voor 80.000 mensen. Het document kwam uiteindelijk in 1995 gereed, vlak voordat een planteam onder leiding van landschapsarchitecte Riek Bakker aan het Masterplan begon te werken. Dit team benoemde ‘identiteit’ tot een van de speerpunten en nam de aanbevelingen uit de CHER zoveel mogelijk over. De kwaliteitskaart van het Masterplan bevatte volgens de gemeentearcheologen zelfs 80 tot 90 procent van cultuurhistorische structuur van de waarderingskaart uit de CHER.
Stapeling van waarden De cultuurhistorische ambitie van de gemeente Utrecht was voor die tijd zeer vooruitstrevend. Naast behoud van erfgoed, was het bereiken van ruimtelijke kwaliteit van meet af aan een van de doelstellingen. Bijzonder was ook de manier waarop naar de cultuurhistorie in het gebied werd gekeken. De tot dan toe harde scheidslijnen tussen archeologische, landschappelijke en architectuurhistorische invalshoeken vervaagden. Het ging om de stapeling van waarden en de samenhang ertussen. Op de cultuurhistorische waardekaart van het plangebied werden vijf deelgebieden zichtbaar die een sterke samenhang kenden van cultuurhistorische elementen en structuren uit verschillende tijdslagen. Aan deze gebieden werd niet alleen een hoge waarde toegekend door de gemeentelijke archeologen en cultuurhistorici, maar ook door de ontwerpers. De hier aangetroffen cultuurhistorie bood meer aanknopingspunten voor de planvorming dan de plekken waar slechts losse relicten uit één tijdslaag aanwezig waren. Een van de vijf cultuurhistorische ‘topgebieden’ – de huidige wijk Het Zand – bezat bijvoorbeeld een gave middeleeuwse blokverkaveling, met daartussen de restanten van een Romeins badhuis, een castellum en een middeleeuws kasteel, verbonden door nog altijd gebruikte, historische wegen. Een duurzaam beheer van deze kwaliteiten diende volgens de CHER uitgangspunt te zijn voor de ontwikkeling van het gebied. Aantasting moest worden voorkomen. De supervisor van deelplan Het Zand, stedenbouwkundige Hans Ebberink, benutte de gevonden kwaliteiten als onderlegger voor de planvorming. Hij besloot de middeleeuwse blokverkaveling met kronkelige wegen, sloten en boerderijen te handhaven en tot het raamwerk voor de nieuwbouw te maken. Hiertussen bevinden zich onder meer het hoger gelegen castellum en een oude kersenboomgaard, die door omwonenden wordt onderhouden. Opvallend is ook de nieuwbouw van een voorzieningencluster dat zich nestelt om twee schoorstenen van voormalige kassencomplexen.
64 – belvedere.nu / Thema’s
Andere samenhang Heel anders is de aanblik van De Balije, een ander topgebied. Rechte, noord-zuid lopende straten maken in één oogopslag duidelijk dat hier een andere samenhang van cultuurhistorische structuren als basis voor de planvorming heeft gediend. Inderdaad kende dit gebied van oudsher langwerpige percelen met sloten ertussen, ontstaan als gevolg van elfdeeeuwse ontginningen. De percelen waren met hun bebouwing georiënteerd op de ontginningsas, in dit geval de Leidsche Rijn. Naar achteren toe boden ze vrij zicht. De enige bebouwing die de noord-zuid richting enigszins doorbrak, waren enkele oude boerderijen. Deze lagen op de verhoging van de oude Heldammer stroomrug, tevens het oude kerkenpad naar De Meern. Tijdens bouwwerkzaamheden voor de naastgelegen wijk Veldhuizen in 1997 – nadat de CHER allang voltooid was – bleek dat zich onder dit oude kerkenpad de fundamenten bevonden van de weg die vroeger langs de Limes, de Romeinse grens, liep. De Romeinen hadden destijds op de hoger gelegen stroomrug houten palen geplaatst met daartussen een grindlaag, om zo het uiterst drassige gebied toegankelijk te maken. De boerderijen waren vervolgens weer op deze stevige ondergrond gebouwd. Deze vondst maakte duidelijk dat de samenhang van cultuurhistorische elementen en structuren hier nog sterker was dan gedacht. Omdat de planvorming voor De Balije nog op gang moest komen, bleek het mogelijk deze samenhang expliciet te tonen. Landschapsarchitecten van Buro Lubbers transformeerden de stroomrug tot parkzone met daar doorheen het tracé van de Romeinse weg – gemarkeerd door grind – en geflankeerd door de monumentale boerderijen. Een bloembed van krokussen geeft ieder voorjaar het tracé van de oude Heldammer rivierbedding aan. De Romeinse weg breekt nog letterlijk door het eerste appartementengebouw van Veldhuizen, maar loopt vervolgens op andere bebouwing dood. Verder volgt de bebouwing vooral de structuur van de langwerpige percelen, waarbij de zichtlijnen vanaf de Leidsche Rijn naar achteren zoveel mogelijk behouden zijn.
Identificatie De aandacht voor de samenhang van de verschillende cultuurhistorische structuren heeft in elk van de vijf gebieden geleid tot een eigentijds beeld waar het verleden nog doorheen schemert, maar met eigentijdse bebouwing nadrukkelijk ook een nieuwe laag aan is toegevoegd. Leidsche Rijn is daarmee een van de eerste grootschalige ontwikkelingen waar in de dagelijkse realiteit kan worden ervaren op welke manier cultuurhistorie kan bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Het is ook een van de eerste ontwikkelingen waarbij in de toekomst zal moeten blijken of de nieuwe bewoners zich met dit beeld en de geschiedenis gaan identificeren. Volgens de gemeentelijke historici gaat dat niet vanzelf. Al tijdens de ontwikkeling van de wijk hebben zij geprobeerd het verhaal van het gebied op de toekomstige bewoners over te dragen met openbare opgravingen, informatiepanelen, festiviteiten en publicaties. Evaluerend zeggen zij wel dat dit aspect van meet af aan in de planvorming meer aandacht moet krijgen. De beste garantie voor toekomstig behoud is immers dat de huidige bevolking de cultuurhistorische rijkdom van het gebied beleeft en waardeert.
65 – belvedere.nu / Thema’s
Grevijlinkhuis, Annerveenschekanaal
Veel mensen voelen zich betrokken bij hun woonplaats. Ze zijn geïnteresseerd in de geschiedenis ervan en kennen de verhalen die de geschiedenis kleuren. Door bewoners te betrekken bij de zoektocht naar een gebiedsidentiteit en bij het formuleren van toekomstkansen, ontstaat een rijk beeld van het verleden en een door de gemeenschap gedragen ontwikkelingsvisie. Daar zijn inmiddels veel methodieken voor uitgedacht en toegepast.
Gebiedsidentiteit in de hoofden en de harten Daip Grevelingskanaal
68 – belvedere.nu / Thema’s
In 2004 werd de leegstaande hervormde kerk van Annerveenschekanaal in Drenthe omgetoverd tot een werkplaats voor dorpsontwikkeling. Studenten van de Hogeschool Van Hall Larenstein gingen er werken aan een ontwikkelingsvisie voor de dorpen langs het Grevelingskanaal. Zij deden dat op locatie, in een van die dorpen, om intensief te kunnen samenwerken met de bevolking. De bewoners hadden eerder al blijk gegeven van een grote betrokkenheid bij hun dorp, ook al waren velen van hen er geboren noch getogen. In Annerveenschekanaal had de dorpsbevolking bijvoorbeeld met succes gestreden voor het behoud van een school en een oude klapbrug. Enige scepsis hadden de bewoners aanvankelijk wel, toen de studenten zich meldden. Maar die verdampte toen de bewoners in de gaten kregen dat ze in ruil voor hun kennis en medewerking een waardevol instrument aangereikt kregen, een werkwijze waarin zij hun eigen wensen en ideeën konden aanscherpen en onder de aandacht van de beleidsmakers konden brengen.
Werkplaats voor dorpsontwikkeling De werkplaats Daip, genoemd naar het Groningse woord voor ‘kanaal’ of ‘diep’, had al een voorgeschiedenis. In 2002 verscheen de Agenda voor de Veenkoloniën. Provincies, waterschappen en gemeenten wilden daarmee iets doen aan de economische teruggang van dit Drents-Groningse landbouwgebied. Een van de programma’s had tot doel om de kanalen waar ooit turf over afgevoerd werd, te ontsluiten voor de recreatievaart: Van turfvaart naar toervaart. Daar viel ook het Grevelingskanaal onder. De gemeenten Aa en Hunze en Veendam en de dorpsverenigingen van Annerveenschekanaal en Eexterveenschekanaal / Bareveld grepen dit programma aan om een bredere visie op de ontwikkeling van de dorpen te ontwikkelen. Deze moest ook ingaan op vraagstukken zoals het teruglopende voorzieningenniveau en de vergrijzing. Mede door tussenkomst van de Brede
69 – belvedere.nu / Thema’s
Overleggroep Kleine Dorpen (BOKD) Drenthe, die veel ervaring heeft met het opstellen van dorpsontwikkelingsplannen in samenwerking met bewoners, kwam het contact met de hogeschool tot stand. De studenten interviewden dorpsbewoners, vooral de ouderen onder hen die veel over de historie konden vertellen. Ze organiseerden excursies waarin zij met bewoners en deskundigen kennis over de geschiedenis van het dorp konden uitwisselen. De studenten vroegen dorpsbewoners om mooie en lelijke plekken te fotograferen, en om aan de hand van een karakteristiek voorwerp te vertellen over de identiteit en kwaliteit van hun dorp. Al deze activiteiten resulteerden in een mental map van de dorpen. Deze gaf inzicht in de sociale verhoudingen, bijvoorbeeld met de opmerking ‘hier moet je zorgen dat je een kind op school hebt, dan word je meteen opgenomen’ bij de school in Annerveenschekanaal. Symbolen als een zwemmer in het kanaal of de zogenaamde krabbersdopjes (een soort vingerhoedjes voor het rooien van aardappelen) maakten duidelijk hoe sommige plekken in de hoofden van bewoners betekenis hadden gekregen. Deze betekenis was veelal niet meer in het landschap herkenbaar, en dreigde daarom in de vergetelheid te raken. Andersom kwam het ook voor dat bewoners de betekenis van wel herkenbare elementen niet meer kenden, zoals van het witte hekje dat in een nabijgelegen dorp exact de locatie van de oude Semslinie, de grens tussen Groningen en Drenthe, aangaf.
Hogeschool is nieuwe werkplaatsen begonnen, in samenwerking met andere onderwijsinstellingen en met steun van onder meer het ministerie van LNV. De werkplaats leverde de studenten een unieke praktijkervaring op, maakte dat deskundigen zich niet alleen adviserend maar ook lerend opstelden en hielp vooral bewoners om samen, los van de dagelijkse realiteit en op basis van hun persoonlijke beleving een visie op de toekomst van het dorp op te stellen. Die visie straalt datgene uit, wat Willem Foorthuis, de lector Plattelandsvernieuwing van Van Hall Larenstein, de bewoners al bij aanvang op het hart drukte: “Deze plek is en blijft van jullie”.
Vier prioriteiten Na vier maanden werkte een nieuwe groep studenten onder supervisie van het architectenbureau DAAD op basis van de mental map vier toekomstscenario’s uit. Deze varieerden van ontwikkelingen ten nutte van de dorpsbewoners zelf tot de versterking van de toeristische infrastructuur. Zo kregen de bewoners inzicht in de keuzemogelijkheden. Dat leidde tot een aantal duidelijke keuzes, zoals het verdichten van de bestaande lintbebouwing en het concentreren van nieuwe aanlegplaatsen voor de toervaart op plekken waar recreatie en water ook nu al samengaan. Om te voorkomen dat de gemeente een te groot wensenpakket in handen zou krijgen, gaven de bewoners vier prioriteiten aan: de verbetering van het knooppunt in Bareveld (waar twee bebouwingslinten kruisen), de aanleg van een fiets- en wandelpad op het schouwpad langs het kanaal, de aanleg van een dwars op het kanaal lopend fietspad in Annerveenschekanaal en de verruiming van het beleid voor leegstaande gebouwen. Inmiddels is de vaarweg uit het programma Van turfvaart naar toervaart gerealiseerd. In 2008 hebben zo’n negenhonderd toervaarders de veendorpen weten te vinden. Op basis van de ontwikkelingsvisie komen de eerste projecten tot stand, zoals de vervanging van vissteigers door stevigere aanlegsteigers in de nabijheid van bestaande voorzieningen. Ook werkt de gemeente aan herbestemming van leegstaande gebouwen. Samen met de woningstichting Woonborg zoekt ze naar een nieuwe gebruik voor het achttiende-eeuwse Grevijlinkhuis en de inmiddels door de werkplaats verlaten kerk in Annerveenschekanaal. De werkplaats plattelandsvernieuwing heeft zich voortvarend verder ontwikkeld. Daip won in 2006 de HBO Innovatieprijs en de Grontmij aanmoedigingsprijs. De
70 – belvedere.nu / Thema’s
71 – belvedere.nu / Thema’s
Voermanhaven, Groningen-Paddepoel
Wat maakt cultuurhistorische eigenschappen tot cultuurhistorische kwaliteiten, bruikbaar bij nieuwe ontwikkelingen? Die vraag speelt vooral bij jong erfgoed: naoorlogse woonwijken, bedrijventerreinen en ruilverkavelingen. Uitzonderingen daargelaten, staat dit erfgoed niet bekend om zijn schoonheid en soms wreekt zich dat in het gebruik. Maar dat is geen reden om de cultuurhistorie te negeren.
Naoorlogs erfgoed: niet aaibaar, wel van waarde Paddepoel-Zuidwest, Groningen
74 – belvedere.nu / Thema’s
Paddepoel in Groningen staat model voor een generatie woonwijken uit de wederopbouwperiode waar nu sociaal-economische problemen optreden. Veel middelhoogbouw in overvloedig groen, de straten zonder bebouwingswanden en de scheiding van verkeerssoorten – in de jaren zestig golden ze als ingrediënten voor een omgeving die licht, lucht en ruimte combineerde met betaalbare woningen. In die jaren bestond een sterk geloof in de maakbaarheid van de samenleving. De maatvoering was nauwkeurig geoptimaliseerd, met het groeiende autoverkeer in het vizier, en het voorzieningenniveau was precies afgestemd op de geplande omvang van de bevolking. Dankzij de systeembouw kon het tempo van de woningproductie hoog blijven. Ruimtelijk manifesteerde zich dat in een herhaling van identieke bouwpatronen, waarvan de vorm was bepaald aan de hand van overwegingen zoals de bezonning en de bouwtechniek. Het onderliggende landschap speelde geen rol in het ontwerp, en de aansluiting op de stad was bepaald aan de hand van een efficiënte afwikkeling van het verkeer. Veel wederopbouwwijken zijn aan herstructurering toe. De openbare ruimte wordt als sociaal onveilig ervaren. Woningen zijn veelal te klein en soms ook te gebrekkig om aan de eigentijdse woonwensen te voldoen. Op het eerste gezicht lijken de ontwerpuitgangspunten van destijds niet te handhaven, zeker niet als dit zou leiden tot hogere kosten of lagere opbrengsten. Er zijn dan ook legio voorbeelden van sloop en nieuwbouw waarbij de oorspronkelijke ontwerpmotieven geen enkele rol meer spelen. Maar daarmee gaat ook iets verloren, is de opvatting van steeds meer architecten, cultuurhistorici en ook bewoners. De wederopbouw heeft wellicht minder aaibaar erfgoed opgeleverd, maar de gelaagdheid van de stad sneeuwt onder als ze niet meer herkenbaar is als een afzonderlijke groeifase. En, misschien nog belangrijker, er schuilen ook actuele kwaliteiten in het wonen in het groen, in complexen die niet direct aan de straat liggen. Inmiddels is de aanwijzing van de eerste rijksmonumenten uit deze periode in voorbereiding – de
75 – belvedere.nu / Thema’s
zogeheten top 100 – en wordt ook nagedacht over de aanwijzing van beschermde naoorlogse stadsgezichten.
Nieuwe en bestaande kwaliteiten Bij de herstructurering van het zuidwestelijke deel van de Groningse wederopbouwwijk Paddepoel zijn de bestaande (cultuurhistorische) kwaliteiten als uitgangspunt genomen. Het herstructureringsplan is tussen 1999 en 2001 ontworpen door De Nijl Architecten, een bureau voor architectuur en stedenbouw dat een specialisatie heeft opgebouwd in de aanpak van de naoorlogse stad. De stedenbouwkundige structuur van Paddepoel bestaat uit een assenkruis van hoofdwegen, voorzieningen en plantsoenen, met daarbinnen repeterende stroken middelhoogbouw en eengezinswoningen (‘stempels’). Vooral in het zuiden was het woningbestand te eenzijdig van samenstelling, met veel portieketagewoningen zonder lift. Langs de hoofdwegen en aan de buitenranden was veel groen te vinden, ook aan de zijde van de oude stad en het water van het Reitdiep. De schuine rand van de wijk aan het Reitdiep leidde in combinatie met de stempelstructuur tot onregelmatig gevormde groene restruimten. De Nijl identificeerde de aansluiting op de omgeving als een van de voornaamste zwaktes van de wijk. Om die reden brachten de ontwerpers een nieuwe hiërarchie aan binnen de bestaande structuur. Om de aansluiting op het centrum te verbeteren, is een bestaande weg verlengd tot aan de spoorweg, waar ruimte voor een station is gereserveerd. Het Reitdiep is als bijzondere kwaliteit bij de wijk betrokken. Nieuwe woningbouw oriënteert zich deels op deze lijnen, waardoor de verscheidenheid in de woonomgeving belangrijk toeneemt en de wijk voor meer Groningers interessant wordt. De nieuwe blikvanger van de wijk is de Voermanhaven, een nieuwe insteekhaven binnen een woonhof aan het Reitdiep. Er zijn in totaal 290 nieuwe woningen gebouwd, vooral aan de buitenranden van Paddepoel-Zuidwest, tegenover 318 gesloopte woningen. De nieuwbouw kent een deels andere woningtypologie, met meer besloten binnenterreinen. Maar de nieuwbouw voegt zich wel in de orthogonale structuur van de wijk en sluit qua maatvoering, kleurgebruik en bouwmateriaal aan op de oudere bebouwing. De strakke architectuur ligt in het verlengde van de bouwstijl in de oudere delen van de wijk. En net als destijds, wordt de kwaliteit in hoge mate gezocht op het niveau van het ensemble, naast het afzonderlijke gebouw.
Eenzelfde vernieuwingsstrategie wordt gezocht voor ander erfgoed van na de oorlog. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van de vereniging Het Oversticht en Hebly Theunissen architecten naar de cultuurhistorische waardestelling van naoorlogse bedrijventerreinen. Via casestudies voor Dollegoor in Almelo en Bergweide in Deventer is een methodiek ontwikkeld, die ingaat op de betekenis voor de stad, de ontstaansgeschiedenis, het ruimtelijk karakter en de afzonderlijke gebouwen en structuren van een terrein. Ook bij natuur- en landschapsontwikkeling klinkt steeds vaker de vraag of de rationele ruilverkavelingen uit de jaren zestig en zeventig niet ook een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen. Om de recreatieve en ecologische waarde van dergelijke landschappen te vergroten worden op dit moment vaak groene landschapselementen teruggebracht van voor de ruilverkaveling; het landschap wordt als het ware opnieuw gestoffeerd naar het beeld van 1930 of eerder. Ook de opvolgers van de wederopbouwwijken, de woonerven uit de jaren zeventig, zijn inmiddels onderwerp van onderzoek en soms al van herstructurering. Hoewel ook deze wijken niet bovenaan de maatschappelijke ranglijst van nationaal erfgoed staan, is hierbij ook oog voor de cultuurhistorische waarde. De gemeente Emmen heeft een naam hoog te houden in de stedenbouw van de woonerven. Het eerste woonerf ter wereld lag in Emmen. Emmen was ook de eerste gemeente die onderzoek deed naar de cultuurhistorische waarde van deze stedenbouw en de conclusies vertaalde in een aanpak voor de herstructurering. Dat gebeurde in het kader van Emmen Revisited, het programma waarin een groot aantal partijen sinds 1997 samenwerkt aan de ruimtelijke en sociale vernieuwing van naoorlogse wijken. Ook hier wordt erkend dat erfgoed niet aaibaar hoeft te zijn om toch onderscheidend vermogen en cultuurhistorische waarde te hebben, en dat die een meerwaarde vertegenwoordigen bij vernieuwing.
Expressie herstellen In Groningen blijkt dat wederopbouwwijken te moderniseren zijn met nieuwe woningtypologieën en bescheiden maatregelen aan de bestaande stedenbouwkundige structuur. Het stedenbouwkundige ontwerp van destijds bevat waarden die ook nu nog actueel zijn en die de wijk een onderscheidend karakter geven ten opzichte van latere nieuwbouwwijken en oudere delen van de stad, al vraagt het in sommige gevallen het nodige onderzoek om ze bloot te leggen en enig herstelwerk om ze weer tot expressie te brengen.
76 – belvedere.nu / Thema’s
77 – belvedere.nu / Thema’s
Niet te kopiëren maatwerk Snelle Loop, Gemert
Eenvormigheid behoort tot de belangrijkste oorzaken van ongenoegen over de ruimtelijke inrichting. Dat geldt voor het stedelijk gebied, maar evengoed voor het landelijk gebied. De lokale geschiedenis kan tot verrassende, non-conformistische oplossingen leiden voor ontwikkelingsopgaven. Dat de twee parallelle waterlopen bij Gemert niet door natuurlijke omstandigheden zijn ontstaan, dat is in één oogopslag duidelijk. Ze zijn gegraven. In de vijftiende of zestiende eeuw was een tweede waterloop, enkele meters naast een gekanaliseerde beek, nodig om een hoogopgelopen conflict tussen rivaliserende gemeenschappen op te lossen. In 2005 werd de inmiddels verdwenen scheiding hersteld om de natuur en de waterhuishouding te verbeteren. Het herstel is in de eerste plaats te danken aan de lokale historicus Simon van Wetten. Hij had de kleurrijke geschiedenis van de Snelle Loop, zoals de beek heet, in 1995 op schrift gesteld en laten uitgeven door de Gemertse heemkundekring De Kommanderij.
80 – belvedere.nu / Thema’s
81 – belvedere.nu / Thema’s
Dat was enkele jaren voordat de Nederlandse intensieve veehouderij getroffen werd door de varkenspest, onder meer hier in de Peel. Het waterschap Aa en Maas en het ontwerpbureau Kragten wisten de reconstructieplannen die hierop volgden in verband te brengen met de door Van Wetten opgerakelde episode uit de streekgeschiedenis. Dat gebeurde dankzij de aanwezigheid van een cultuurhistoricus in de reconstructiecommissie, die ook verbonden was aan de heemkundekring.
Hoogoplopend conflict Ooit was de Snelle Loop een meanderende beek tussen de gemeente Gemert aan de ene oever en de gemeenten Aarle, Beek en Rixtel aan de andere oever. Die gemeentegrens bleek weinig stabiel, de beek verlegde zijn stroming nog wel eens en de grens bewoog dan mee, tot ongenoegen van de benadeelde gemeente. Er werd daarom besloten om de Snelle Loop te kanaliseren. Dat gaf bestuurlijke rust. Maar niet lang. De beek was niet diep. Het vee van de Gemertse boeren had er geen moeite mee om het water over te steken en zich te goed te doen aan het gras van de buren. Aan het eind van de dag bracht een speciaal daarvoor aangestelde schutter het vee terug naar de eigenaar. Hij ontving daar een halve stuiver per beest voor. Tot de schutters in 1538 opdracht kregen om de vergoeding te vervijftienvoudigen. Het tarief zou voortaan zeveneneenhalve stuiver per beest bedragen. En dat terwijl de buurgemeenten volgens de Gemertse boeren zelf schuldig waren aan het overlopende vee, omdat zij stelselmatig het onderhoud aan de waterloop verwaarloosden. De prijsverhoging was aanleiding voor een hoogoplopend en bloedig conflict. De gemoederen bedaarden pas toen een tweede beek was aangelegd, op een paar meter afstand van de eerste, die het het vee fysiek onmogelijk maakte om het water over te steken. Deze parallelle beek werd de Walgraaf genoemd. Het duurde negentig jaar voor de buurgemeenten weer op goede voet stonden. Stukje bij beetje verdween de Walgraaf, tot er in 1947 niets meer van over was. Door Van Wettens geschiedschrijving stond deze periode scherp op het netvlies, op het moment dat de reconstructie in de Peel vorm begon te krijgen. Begonnen als een operatie om de ruimtelijke structuur van de intensieve veeteelt beter bestand te maken tegen epidemieën, mondde de reconstructie al snel uit in een integrale aanpak van de zandgronden, waarbij ook landschappelijke, recreatieve en waterhuishoudkundige doelstellingen meespeelden. Een van de vele deelprojecten was de aanpak van de Snelle Loop. De beek zou meer capaciteit moeten krijgen om in natte tijden water op te slaan en zou daarnaast een grotere betekenis moeten krijgen als ecologische verbindingszone. Vooral voor vissen was de beek moeilijk begaanbaar; relatief grote hoogteverschillen maakten de stroming te onrustig.
de Walgraaf. Sinds 2005 lopen de beken weer naast elkaar: de oude nu met een flauwe oever om de ecologische rijkdom van drassige oeverzones het gebied in te brengen, en de nieuwe voorzien van dwarse stroken keien die vissen de kans bieden om het hoogteverschil te overbruggen. Vanaf de provinciale weg tussen Gemert en Beek en Donk is de curieuze splitsing te zien. Verderop kunnen wandelaars de dubbele loop oversteken via een zestien meter lange voetgangersbrug, die beide beken kruist. Deze wandelroute ontsluit de dubbele loop, en indirect de daaraan verbonden geschiedenis, voor een breed publiek. De dubbele loop is een incident in de ruimte dat herinnert aan een incident in de geschiedenis, en daarmee bijdraagt aan de uniciteit van de omgeving. Alleen op deze plek voegt de aanleg van een dubbele loop een specifieke betekenis toe aan de openbare ruimte. Elders wordt een vergelijkbare problematiek anders opgelost, ook stroomopwaarts aan de Snelle Loop zelf, waar wel deels voor de oplossing van het meanderen is gekozen. Dat sluit aan op het reconstructieplan Gemert-Bakel als geheel, dat de periode rond 1900 als referentieperiode hanteert. Dat wordt beschouwd als het hoogtepunt van de beekdalen als cultuurlandschap. Het hele gebied was toen ontgonnen in een patroon van kleine weidepercelen met elzenhagen langs de sloten en greppels die de perceelsgrenzen vormden. De waterlopen waren nodig omdat hier veel kwelwater aan de oppervlakte komt. Het vele water zorgde voor een grote landschappelijke en ecologische diversiteit. Deze probeert men nu terug te krijgen door de sloten, elzen, weiden en andere karakteristieke landschapselementen terug te brengen.
Curieuze splitsing Het leek voor de hand te liggen om de Snelle Loop opnieuw te laten meanderen, zoals ook elders in beekdallandschappen wel gebeurt. Maar de illustere geschiedenis gaf aanleiding tot een andere oplossing, tegen vergelijkbare kosten: de hernieuwde aanleg van
82 – belvedere.nu / Thema’s
83 – belvedere.nu / Thema’s
Archeologie kan sterk tot de verbeelding spreken. Vondsten maken verre geschiedenissen tastbaar: de prehistorie, de Romeinse tijd, de Middeleeuwen. Maar archeologische schatten blijven steeds vaker onder de grond opgeslagen. Ze zijn moeilijker beleefbaar te maken dan het zichtbare erfgoed in de stad en in het landschap. Toch kan ook archeologie kwaliteit en betekenis toevoegen aan ruimtelijke ontwikkelingen, onder meer door de inrichting van de openbare ruimte, kunstuitingen en een directe betrokkenheid van het publiek bij het archeologische onderzoek.
Ondergronds erfgoed ontsluiten en beleven
Bij graafwerkzaamheden voor een ondergrondse parkeergarage in Woerden, kwamen de restanten tevoorschijn van een Romeins schip. Dit schip, de Woerden 7, trok massale belangstelling en groeide uit tot een icoon voor de gemeente. Dat was geen toeval, maar het resultaat van een breed ingezette strategie om archeologische vondsten te laten bijdragen aan de identiteit van de stad. Woerden ligt aan de Limes, de voormalige Romeinse handelsroute en rijksgrens langs de toenmalige loop van de Rijn. Helemaal onverwacht kwam de vondst dus niet. Het was bekend dat tweeduizend jaar geleden een castellum gestaan moet hebben op een plek ergens in de huidige Woerdense binnenstad. Maar waar deze legerplaats precies lag, dat was in 2002 nog onzeker. In dat jaar ontvouwden de gemeente en projectontwikkelaar Multi Vastgoed de plannen voor Hoochwoert: appartementen, winkels, voorzieningen en een ondergrondse parkeergarage aan de Hogewoerd, nabij de Petruskerk.
Publieksactiviteiten
Castellum en Hoochwoert, Woerden
86 – belvedere.nu / Thema’s
De gemeente besloot het onderzoek aan te grijpen om de Romeinse geschiedenis van Woerden breed onder de aandacht te brengen. Het publiek kon het onderzoek volgen via een webcam en kon een rondleiding krijgen. Amateur-archeologen mochten de onderzoekers van ADC ArcheoProjecten helpen. Bovendien kregen inwoners en schoolklassen gratis toegang tot het Stadsmuseum om de eerste vondsten te bewonderen. Die doken al snel op. Archeologen vonden op de bouwplaats sieraden en gebruiksvoorwerpen uit de Romeinse tijd: edelstenen, aardewerk, mantelspelden, enzovoort. Ze stuitten op een muur van een van de hoofdgebouwen van het castellum, waardoor duidelijker werd waar dit precies heeft gestaan. Publicitair gezien was de vondst van
87 – belvedere.nu / Thema’s
het roeivrachtschip de kroon op het werk. Meer dan tienduizend geïnteresseerden bezochten de opgraving bij de open dagen in oktober 2003. De ‘Woerden 7’, zoals het schip wordt genoemd, trok de aandacht in de nationale en internationale pers. Naar aanleiding van het onderzoek is de locatie van de parkeergarage verschoven en het ontwerp aangepast. Er is onder meer een tweede parkeerlaag toegevoegd. De oorspronkelijk geplande locatie bleek te overlappen met het castellum. Een ondergrondse garage daar zou te veel ten koste van de bodemschatten gaan. De parkeergarage Castellum ligt nu op de plek waar de Woerden 7 is gevonden. Aan de wand hangt een foto op ware grootte (4,6 meter breed) van de restanten van het schip, precies op de vindplaats. De foto is onderdeel van het drive-in-museum dat de parkeergarage, naar een idee van Hazenberg Archeologie, geworden is. Automobilisten die op zoek zijn naar een vrije parkeerplek, rijden langs foto’s en schilderingen van het Romeinse verleden. Waar zich ooit de verdedigingswal van het castellum bevond, stuit de automobilist nu op een muur met houten palissaden. En wie vervolgens vanaf één van de parkeerdekken met de lift omhoog gaat, maakt een heuse tijdreis door de geschiedenis: dia’s nemen de bezoekers van het Romeinse verleden, via de Middeleeuwen, weer mee terug naar de huidige tijd. Het opschuiven van de parkeergarage maakte het ook mogelijk om bovengronds de contouren van de castellummuren zichtbaar te maken in de openbare ruimte. Dat is gebeurd met een granieten band in de bestrating. De hoofdingangen van het castellum zijn gemarkeerd met ondergrondse vitrines die belangwekkende vondsten tonen, waaronder de spijkers van het gevonden schip. Een stripverhaal over het leven van de Romeinen in Woerden maakt duidelijk wat het verhaal achter de granieten band en de vitrines is. Zo komen niet alleen automobilisten op zoek naar een parkeerplek, maar ook andere bezoekers in contact met het Romeinse verleden.
bovengenoemde aspecten, ook de flexibele opstelling van de gemeente ten aanzien van onverwachte vondsten, zoals de ontdekking van het schip. Ook in de gemeente zelf heeft de aanpak tot de nodige veranderingen geleid. Meer dan ooit is zij zich bewust van de rijke geschiedenis in de bodem, ook van na de Romeinse tijd. Sinds enkele jaren heeft de gemeente een eigen stadsarcheoloog in dienst, om de archeologie bij toekomstige opgaven op net zo’n creatieve en verfrissende manier in te zetten als bij de plannen aan de Hogewoerd.
Nieuwe betekenissen Met een combinatie van middelen en disciplines is de gemeente Woerden erin geslaagd om met de archeologische vondsten nieuwe kwaliteiten en betekenissen aan de ruimte toe te voegen. Dat mag baanbrekend worden genoemd, want het onzichtbare erfgoed in de bodem heeft die rol maar zelden. De publieksactiviteiten tijdens het onderzoek wekten de interesse bij een breed publiek, en dankzij de kunstuitingen en de exposities in de openbare ruimte en in de parkeergarage blijft die interesse ook na de oplevering overeind. Dat blijkt onder meer uit de populaire rondleidingen en rondvaarten, georganiseerd door vrijwilligers van het Gilde Woerden. De aanpak en het resultaat zijn inmiddels veelgeroemd. Al in 2002 was de vroege aandacht voor archeologie in de planvorming, in combinatie met de publiekscommunicatie, aanleiding voor belangrijke rijksbijdragen. In 2007 ontving de gemeente Woerden de Ym van der Werff prijs, een tweejaarlijkse prijs voor een bijzondere, duurzame prestatie op het gebied van de archeologische monumentenzorg. De jury roemde behalve de
88 – belvedere.nu / Thema’s
89 – belvedere.nu / Thema’s
Erfgoed biedt sfeer en onderscheid. Het biedt goede voorwaarden voor een bijzondere woon- en werkomgeving. Maar niet ieder object is even gemakkelijk te herbestemmen. Soms dicteren de markt en de bouwtechniek aanpassingen die de grenzen van de behoudsintentie lijken te overschrijden. Waar ligt die grens? In hoeverre is het wenselijk dat het oorspronkelijk gebruik herkenbaar blijft als er geen aanverwante functie gevonden kan worden en herbestemming vooral een functie krijgt als inspirerend decor? “Each day, millions of entrepeneurs are looking for new ways to reach success. Everyone wants to stand out from the crowd and escape the ordinary”. De promotievideo voor SugarCity laat weinig misverstand over hoe ontwikkelaar Cobraspen het erfgoed van de suikerindustrie in Halfweg inzet. De cultuurhistorie maakt het onderscheid. Met de twee gigantische silo’s als blikvanger, moet in dit dorp tussen Haarlem en Amsterdam een centrum van creatieve bedrijvigheid ontstaan. Kantoren, bedrijfsruimten, maar ook horeca, winkels, een megabioscoop, een jachthaven, een evenementenhal – alles om hier een levendig, publiek toegankelijk centrum van te maken. Alleen woningen zijn niet mogelijk, vanwege de aanvliegroutes voor Schiphol.
Herbestemming met accent op vroeger of vandaag SugarCity, Halfweg en GWL-terrein, Amsterdam
92 – belvedere.nu / Thema’s
Facelift Anno 2009 zijn de twee silo’s en een van de twee pakhuizen opgeleverd voor het nieuwe gebruik. Andere gebouwen wachten nog op hun herbestemming en de nieuwbouw moet nog komen. Met de silo’s is al wel een statement gemaakt. Het architectenbureau Soeters Van Eldonk, ook verantwoordelijk voor het stedenbouwkundige plan, dramatiseerde het beeld van de twee reusachtige gestaltes achter de kleinschalige dorpsbebouwing. Het stripte de gebouwen van alles wat afleidde van de cilindrische hoofdvorm. Installatiegebouwtjes, een verbindingsbrug en een transporttoren sneuvelden. De bakstenen buitenmuren op de begane grond verdwenen eveneens, zodat zichtbaar is geworden dat de massa van de silo’s rust op een relatief smalle voet. De gebouwen zijn voorzien van een aluminium beplating en ruitvormige kozijnen in een ritmisch patroon. De kantoorruimten achter de ramen zijn niet te herkennen: het spiegelglas verhult dat een groot aantal kozijnen blind is. ’s Avonds zorgen led-lampjes voor een spectaculaire verlichting, die desgewenst aangepast kan worden: op Koninginnedag staan de torens
93 – belvedere.nu / Thema’s
in het oranje en tijdens de Pink Ribbon-maand, waarin aandacht wordt gevraagd voor borstkanker, in het roze. De suikersilo’s, overigens geen monumenten, zijn de iconen van het nieuwe SugarCity. Het bestaan als suikersilo is voorgoed verleden tijd. De architectuur straalt dat uit – reden waarom het project gemengde reacties oproept, van waardering voor de architectonische prestatie tot kritiek op de ingreep in het karakter van het erfgoed. Enkele andere overgebleven gebouwen kunnen eenzelfde facelift tegemoet zien. Zo zal het koelwatergebouw met veel glas in de gevels en twee glazen koepels omgebouwd worden tot een restaurant. De silo’s en het koelwatergebouw blijven herinneren aan het vroegere gebruik, door de bijzondere vormen en volumes en door de detaillering in het interieur. Maar het onderscheid in stijl met de toekomstige nieuwbouw zal relatief klein zijn. Drie gebouwen hebben wel de status van monument: de twee pakhuizen en het statige Huis Swanenburg uit de zeventiende eeuw, een villa waarin de Suikerfabriek Holland verdampingsketels had ondergebracht. Bij de herbestemming van deze monumenten staat de historische betekenis voorop. Ook de kalkoven blijft grotendeels intact en wordt toegankelijk gemaakt, mede door een provinciale subsidie. De uit het verleden geërfde industriële vormen en relicten verschaffen de locatie een unieke uitstraling waar, zo is de bedoeling, creatieve bedrijven zich graag mee vereenzelvigen en door laten inspireren. Maar wie wil terughalen hoe de suikerindustrie vroeger werkte, kan hier zonder toelichting niet meer terecht. De ontwikkeling van SugarCity verloopt minder voorspoedig dan Cobraspen en de gemeente Haarlemmerliede-Spaarnwoude vooraf hoopten. Het programma riep veel discussie op. Partijen uit omliggende gebieden protesteerden tegen de vermeende concurrentie van de winkel- en uitgaansgelegenheden en het ministerie van VROM had om veiligheidsredenen moeite met het grote aantal werkplekken onder de aanvliegroute. Maar met het ministerie is inmiddels een overeenkomst bereikt en de Raad van State heeft alle bezwaren ongegrond verklaard. De eerste bedrijven hebben zich in de silo’s en de pakhuizen gevestigd, de meeste uit de modebranche. Een van hen associeert zich nu ook via presentatiefoto’s van de jeanscollectie met de industriële omgeving.
GWL-terrein Wie van Halfweg naar Amsterdam rijdt, passeert na enige kilometers een tegenpool van SugarCity; het GWL-terrein, vernoemd naar het Gemeentelijke Waterleidingbedrijf dat er ooit was gevestigd. Ook dit terrein ontleent zijn ambiance aan erfgoed. Net als bij SugarCity zijn enkele gebouwen hergebruikt en is het vrijgekomen bedrijfsterrein verder benut voor nieuwbouw, al zijn het op het GWL-terrein voornamelijk woningen. Maar de ontwerpkeuzes in het stedenbouwkundige plan van KCAP Architects & Planners waren fundamenteel anders. De nieuwbouw heeft in kleur, materiaal en maatvoering een uniforme stijl, hoewel ontworpen door verschillende architecten. Nieuwe bebouwing onderscheidt zich daarmee nadrukkelijk van de nog aanwezige oude bebouwing: het machinepompgebouw, een magazijn, een windketelhuisje, een toegangshuisje en een
94 – belvedere.nu / Thema’s
witte watertoren die op deze locatie de blikvanger is. Deze gebouwen zijn opgeknapt en herbestemd voor vooral horecabestemmingen en bedrijfsruimten. Alleen de watertoren heeft geen nieuwe bestemming, maar fungeert nog steeds als waterreservoir voor noodgevallen. Zo veel mogelijk zijn de oorspronkelijke vormen aangehouden. De nieuwe functies zijn aan de architectuur niet af te lezen. In Halfweg is de cultuurhistorie van de suikerfabriek vooral een inspirerende vestigingsfactor, een sfeer- en waardemaker. Een onmisbaar element van wat volgens de promotievideo Hollands hottest place to be belooft te worden. Op het GWL-terrein in Amsterdam is het erfgoed evengoed een sfeermaker, maar gepositioneerd als oud en authentiek. Waar het ene project in het ontwerp scherp markeert dat de objecten hebben afgedaan en de voormalige functie met de transformatie tot geschiedenis verheft, heeft in het andere project de afleesbaarheid van het vroegere gebruik een centrale plek. Op het GWL-terrein gaan oud en nieuw in het stedenbouwkundig ontwerp een relatie aan, maar blijven het twee afzonderlijke episoden.
95 – belvedere.nu / Thema’s
Argumenten om cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling op elkaar te betrekken
Cultuurhistorie kan de ruimtelijke ontwikkeling extra betekenis en kwaliteit geven Geen twee plekken in Nederland zijn gelijk. Van de middeleeuwse ontginningslinten tot de systeembouw in Vinexwijken: zelfs als de vorm oorspronkelijk is gebleven, heeft de tijd associaties en betekenissen toegevoegd. De historische ontwikkeling is op allerlei manieren neergeslagen in de ruimtelijke inrichting. Juist nu mensen op zoek zijn naar het eigene van hun omgeving, levert dat belangrijke of zelfs onmisbare aanknopingspunten op voor de ruimtelijke kwaliteit. Wat ooit noodzakelijk was voor een veilig en welvarend bestaan, blijkt inmiddels onlosmakelijk met een gebied verbonden te zijn geraakt. Forten in een waterlinie, havenbekkens in een stad, weteringen in een veenlandschap: ze zijn lang niet allemaal aangelegd of gebouwd met veel oog voor schoonheid. En de houten bovenbouw van traditionele Noord-Hollandse huizen had meer met de belastbaarheid van de drassige bodem te maken dan met esthetiek. Maar nu de noodzaak is verdwenen, nu het technisch en economisch mogelijk is om verspreid over het hele land hetzelfde soort gebouwen neer te zetten en natuurlijke belemmeringen steeds eenvoudiger zijn te overwinnen, nu blijkt dat mensen het onderscheid tussen ‘hier’ en ‘elders’ waardevol zijn gaan vinden. Belvedere staat voor een strategie die cultuurhistorie benut om de ruimtelijke ontwikkeling extra betekenis en kwaliteit te geven. De geschiedenis van een plek of gebouw, de verhalen die er de ronde over doen, de associaties die worden opgeroepen: noties als deze maken de ene plek fundamenteel anders dan de andere. Uitgangspunt is dat de fysieke, maar ook de minder grijpbare cultuurhistorische waarden richting kunnen geven aan de ruimtelijke ontwikkeling als er een eigentijdse betekenis aan verbonden kan worden. Dat kan op alle schaalniveaus: van een gebouw of een plein tot een stedelijke regio of een landschap. Wil de strategie volledig tot zijn recht komen, dan stelt deze eigen eisen aan het ruimtelijk plan of ontwerp en aan de manier waarop dat tot stand komt. Het zoeken naar betekenis
99 – belvedere.nu / Argumenten
vraagt om onderzoek: naar de geschiedenis, naar wat daar nog van te vinden is, en naar de manier waarop mensen de ruimte beleven. Cultuurhistorie heeft goede kansen als betekenisgevende component in de ruimtelijke ontwikkeling, als drie factoren samenkomen: waardering bij het brede publiek, een grote geschiedkundige of kunsthistorische waarde en mogelijkheden voor een eigentijdse functie. Wanneer een gebouw of gebied aan al deze drie factoren voldoet, ligt het voor de hand om in de ruimtelijke ontwikkeling in te zetten op cultuurhistorie. Zijn ze alle drie zwak, dan ligt het minder voor de hand. Dan is de uitdaging aan de ontwerpers en ontwikkelaars om een sterke nieuwe identiteit te creëren. In verreweg de meeste gevallen is de situatie niet zo eenduidig. Vaak is op voorhand niet helemaal duidelijk in hoeverre een gebouw of gebied positief scoort op deze factoren. Soms kan een enkele enthousiasteling nieuwe kansen forceren voor een pand dat daarvoor weinig kans op behoud leek te hebben. En vaak wijzen de drie factoren niet in dezelfde richting. Zo kunnen verbouwingen voor eigentijds gebruik afbreuk doen aan kenmerken die historici juist waardevol achten. Archeologische waarden zijn veelal functieloos en onzichtbaar, en kunnen daardoor minder snel rekenen op een brede publieke waardering. En historiserende bouwstijlen doen het goed op de woningmarkt, ook als veel historici en ontwerpers ze opvatten als valse nostalgie. Belvedere speelt zich in dat spanningsveld af. Maar juist die spanning is een belangrijke voedingsbodem voor unieke en eigentijdse oplossingen.
Dynamiek kan een belangrijke voorwaarde voor behoud zijn
Behoud is de essentie van de monumentenzorg. Maar behoud gaat niet vanzelf. Een waardevol gebouw onbeheerd met rust laten, is een vrijbrief voor verloedering en verval. Voor beschermde landschappen en stads- en dorpsgezichten geldt hetzelfde. Als de basis onder het beheer wegvalt, is de keuze of het oude beheer als doel op zich wordt voortgezet, of dat wordt gezocht naar een nieuwe beheerbasis. Bij monumenten én bij ander erfgoed. Ruimtelijke ontwikkelingen bieden aanknopingspunten in de zoektocht naar een nieuwe beheerbasis. Het fysieke, in de openbare ruimte opgeslagen erfgoed vertegenwoordigt het collectieve geheugen van de samenleving. Het behoort tot de belangrijkste bronnen van historische kennis en de belangrijkste dragers van de cultuur. Niet voor niets kent Nederland een lange traditie van monumentenzorg. Zorg voor het erfgoed is een kwestie van beschaving. Het erfgoed dat het behouden waard is, is veel omvangrijker dan wat op de monumentenlijsten terecht komt of anderszins wordt beschermd. Maar bescherming is lang niet altijd een afdoende strategie om de cultuurhistorische waarden te behouden. ‘Niets is zo veranderlijk als een monument’, heette de oratie waarmee Fons Asselbergs in 2000 het bijzonder hoogleraarschap Kunst en Cultuur aan de Katholieke Universiteit Nijmegen aanvaardde. Mensen zijn bezig met het erfgoed, verwezenlijken hun plannen erin of ontplooien hun eigen activiteiten erin. Of ze laten het in de steek, bijvoorbeeld als het erfgoed te veel beperkingen oplegt aan het bestaande gebruik of de functie om een andere reden wegvalt. Verspreid over het hele land zijn kerken, fabriekspanden, stadhuizen en andere gebouwen te vinden die hun oorspronkelijke functie zijn verloren. Defensie stoot vliegbases en oefenterreinen af, met achterlating van het militaire erfgoed. En in het landelijk gebied zijn tal van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen te vinden die nog wel karakteristiek, maar niet per se meer functioneel zijn.
100 – belvedere.nu / Argumenten
101 – belvedere.nu / Argumenten
Met het verlies van het gebruik valt doorgaans ook het beheer weg. Leegstand of braakligging is de slechtst denkbare conditie voor behoud van cultuurhistorische waarden. Soms is de monumentale waarde van een bouwwerk of gebied de aanleiding voor de overheid om de bestaande functie te ondersteunen, bijvoorbeeld door boeren een vergoeding aan te bieden voor het beheer van landschapselementen of door bij te dragen aan de renovatiekosten van een monument. Maar dat is lang niet altijd mogelijk. Een nieuw of aangepast gebruik is vaak de beste oplossing om erfgoed dat zijn functie verliest, veilig te stellen voor het nageslacht.
Cultuurhistorie kan tegenstellingen overbruggen
‘Behoud door ontwikkeling’ is een strategie die dit nieuwe of aangepaste gebruik zoekt in de dynamiek die zich rond het bouwwerk of gebied afspeelt. Die kan liggen in economische processen, consumentenvoorkeuren, culturele oriëntaties, politieke prioriteiten, enzovoort. Daarmee ontstaat niet alleen een nieuwe basis voor het beheer, maar ook een hechte en eigentijdse aansluiting van het bouwwerk of het gebied in zijn ruimtelijke en maatschappelijke omgeving. Daar zijn bijna altijd aanpassingen aan het erfgoed aan verbonden, soms marginaal, soms ingrijpend. Dat luistert nauw, zeker als er erkende monumentale waarden in het geding zijn. ‘Behoud door ontwikkeling’ zoekt naar een balans tussen het behoud van wat waardevol is en de ontwikkeling die nodig is om het erfgoed functioneel te houden.
Over ruimtelijke kwaliteit valt altijd te twisten. Maar de cultuurhistorie kan een stevig fundament bieden voor een gedeeld besef van wat die kwaliteit behelst. Wat passend en niet passend is, hangt nauw samen met de cultuur van het maken die zich in dat specifieke gebied heeft ontwikkeld. De cultuurhistorie kan reliëf en overtuigingskracht geven aan een oordeel over wat waardevol en minder waardevol is. Mooi of niet mooi, daarover is het moeilijk discussiëren. Maar als iets heel lang in zijn omgeving staat, gaat het er haast vanzelf deel van uitmaken. Dan zijn er verhalen omheen gegroeid, soms verbonden met verre voorouders of met grote gebeurtenissen in de geschiedenis. Kinderen breien er hun fantasieën omheen. Het kan een oude eik zijn, een kasteel of een raadselachtig huis met een afwijkend uiterlijk. Experts kunnen een onderbouwd oordeel geven over wat er bijzonder is aan zo’n object en waarom, kennis die verder bijdraagt aan de verbondenheid van mensen met hun omgeving. Een boom of gebouw wordt zo mede-maatgevend voor de manier waarop nieuwe ontwikkelingen beoordeeld en ontvangen worden. Hetzelfde geldt voor complete landschappen of nederzettingspatronen. Aan een landschap van droogmakerijen is niet alleen de techniek van het omgaan met water af te lezen, maar ook de gezamenlijke inspanning die lang geleden nodig was om het land droog te malen en te houden. In het Brabantse zandlandschap konden boerenkavels daarentegen één voor één ingenomen en ontgonnen worden. Het landschap is daar voor een groot deel bepaald door het rooms-katholieke kerkbestuur, dat ten tijde van de industrialisering een actief spreidingsbeleid voerde uit angst voor de opkomst van grote en zedeloze steden. Gedeelde en hervonden geschiedenissen scheppen een band. Ze kunnen zich nog steeds vertalen naar het gebruik van de ruimte, zelfs als de oor-
102 – belvedere.nu / Argumenten
103 – belvedere.nu / Argumenten
spronkelijke aanleiding verdwenen is. Zo zal een gebied met veel historische buitenplaatsen nog steeds uitnodigen om nieuwe ontwikkelingen met een zekere allure vorm te geven. In een gebied waar opeenvolgende generaties het hoofd boven water hebben weten te houden door voortdurend om te schakelen en nieuwe activiteiten te ontplooien, wordt wellicht een zekere rommeligheid als gebiedseigen beschouwd. Dergelijke vaststellingen kunnen plannenmakers houvast bieden. Zeker nu de ruimtelijke ordening steeds vaker het karakter krijgt van integrale gebiedsontwikkeling, waarin uiteenlopende partijen met uiteenlopende belangen tot een gezamenlijk resultaat moeten komen, kan zo’n houvast van waarde zijn. Een op de cultuurhistorie geïnspireerd kwaliteitsbeeld kan een gedeeld enthousiasme losmaken, onder de betrokken organisaties zowel als onder bewoners en andere betrokkenen. Het kan het planproces zodoende versnellen. Om de cultuurhistorie op deze manier in te zetten, is het van belang om te achterhalen waar de bindende kracht van de cultuurhistorie zit. Het deskundigenoordeel is daarvoor relevant, maar dat niet alleen – ook de verhalen en anekdotes die onder de lokale samenleving de ronde doen tellen mee. Dat vraagt een ander type werk dan het traditionele historische onderzoek, gericht op welke waarden bescherming verdienen. De bindende kracht van cultuurhistorie kan gevonden worden door actief op zoek te gaan naar hoe de plaatselijke samenleving tegen de leefomgeving aankijkt, bijvoorbeeld in foto-opdrachten of gezamenlijke ontwerpsessies, en die informatie in verband te brengen met de historische ontwikkeling van de buurt, het dorp of de streek.
Cultuurhistorie kan de waarde van ruimtelijke investeringen vergroten De inzet van cultuurhistorie kan extra kosten met zich meebrengen, zoals elke extra kwaliteit een investering vereist. Daar staan extra waarden tegenover. Cultuurhistorie loont als waardemaker, financieel en maatschappelijk. Als extra kwaliteitseis aan bouw- en ontwikkelingsprojecten lijkt cultuurhistorie op het eerste gezicht duur. Maar inmiddels is duidelijk dat de Belvedereaanpak ook als investeringsstrategie werkt. Cultuurhistorie is niet zozeer een extra kostenpost, maar een extra waardemaker. Mensen zijn bereid te betalen voor die extra waarde. In een stedelijke buurt waar veel monumenten staan, is een woning zo’n vijftien procent meer waard dan een vergelijkbare woning in een buurt zonder monumenten, bleek uit onderzoek van ABF Cultuur. Bijzondere gebouwen geven een buurt een zichtbare identiteit, net als bijvoorbeeld pleinen en parken. De provincie Overijssel heeft in 2005 laten uitrekenen hoeveel het landschap opbrengt. De activiteiten die direct gelinkt zijn aan recreatie en toerisme bleken samen goed voor een omzet van zo’n 400 miljoen euro. Vooral de horeca heeft daar een groot aandeel in: 265 miljoen. In hoeverre dit bedrag samenhangt met de landschappelijke schoonheid en de cultuurhistorische waarde is niet onderzocht, maar aangenomen mag worden dat toeristen en recreanten vooral daarop afkomen. Om het zakelijke rendement van cultuurhistorie in beeld te brengen, kan het helpen om een gedachtesprong te maken. Zie het plangebied als een bv. Zou die bv de historische kwaliteiten afstoten of juist koesteren? Het onderzoeksbureau Triple E heeft dat onderzocht. Stel nu dat de oude binnenstad van Delft in eigendom en beheer zou zijn van één bv, ongeveer zoals een modern winkelcentrum. Winkeliers en andere bedrijven pachten hun zaak van deze ‘BV Oud Delft’, die in ruil daarvoor het hele gebied beheert. Zou deze bv afzien van het kostbare onderhoud van het erfgoed en gemakkelijker te
104 – belvedere.nu / Argumentent
105 – belvedere.nu / Argumenten
exploiteren moderne gebouwen neerzetten? Het antwoord van de onderzoekers luidt ‘nee’. Zij concluderen voorzichtig dat zo’n zestig procent van alleen al de toeristische en recreatieve bestedingen toe te schrijven is aan het erfgoed. Dat is bijna veertig miljoen euro op jaarbasis, goed voor een netto winst van ruim twee miljoen. Zo lucratief als dit fictieve voorbeeld zal een Belvedere-strategie lang niet altijd uitpakken. Maar duidelijk is wel dat cultuurhistorie meer is dan een kostenpost. Er staan baten tegenover, bijvoorbeeld voor bedrijven uit de creatieve industrie, de toeristisch-recreatieve sector en de vastgoedwereld. De kunst is om de kosten te laten dragen door de partijen die de baten ontvangen. Dat lukt het beste als de schaal en de reikwijdte van een project daarop zijn afgestemd. Kosten en opbrengsten, bijvoorbeeld restauratie van een oud pand en nieuwbouw aan de overkant, moeten in hetzelfde project zijn ondergebracht. Als er geen direct financieel voordeel te behalen valt, kan er nog altijd de mogelijkheid zijn van een maatschappelijke synergie. Zoals natuurontwikkeling gebaat kan zijn bij het behoud of herstel van historische houtwallen, of de reconstructie van het zeventiende-eeuwse oorlogsschip De Zeven Provinciën in Lelystad werkervaringsplekken oplevert voor tientallen jongeren. Financiële en maatschappelijke synergie komen het beste tot hun recht als het blikveld van het project opgerekt wordt tot de economische en maatschappelijke doelen die het kan dienen, dus breder is dan de cultuurhistorie alleen.
106 – belvedere.nu / Argumenten
Nu
Inhoud Inleiding
113
Initiatief en beweging
115
Feiten en waarden
141
Verbeelding en ontwerp
163
Kosten en opbrengsten
193
Morgen en overmorgen
209
Inleiding Tien jaar Belvedere heeft een schat aan kennis en ervaringen opgeleverd. Iedereen die met cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling bezig is, kan daarmee zijn voordeel doen. Dit werkboek heeft de bedoeling om praktijkervaringen te ontsluiten ter gebruik en inspiratie bij volgende projecten, ongeacht of het om een enkel erf of woonhuis gaat, of om een gebiedsontwikkeling. Het bevat informatie en ideeën die afkomstig zijn uit tientallen projecten waar het gedachtegoed van Behoud door Ontwikkeling in de praktijk is gebracht, al dan niet ondersteund door het Projectbureau Belvedere. Het werkboek is opgebouwd volgens vijf domeinen. Initiatief en Beweging gaat over de manier waarop een verlangen of een idee bij een kleine groep mensen, of zelfs een enthousiaste enkeling, kan uitgroeien tot een breed gedragen en uitvoerbaar plan. Feiten en Waarden behandelt hoe uit de rijk gevulde schatkamer van de geschiedenis juist die elementen, sporen of episoden geselecteerd kunnen worden die waardevol zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling. Het ontwerp in al zijn dimensies is onderwerp van het volgende hoofdstuk, Verbeelding en Ontwerp. Zowel de inhoudelijke afwegingen als de betekenis die het ontwerpen kan hebben in het planproces komt hier aan de orde, waarbij afzonderlijke aandacht uitgaat naar de archeologie als bijzondere ontwerpopgave. Het hoofdstuk Kosten en Opbrengsten behandelt de vraag hoe de waardecreatie van het erfgoed in een investeringsstrategie verzilverd kan worden. Het slothoofdstuk heet Morgen en Overmorgen. Cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling versterken elkaar structureel, is het uitgangspunt van dit hoofdstuk, maar dat gaat niet vanzelf. Dit hoofdstuk gaat in op de vraag hoe goede plannen of mooie successen bestendigd kunnen worden in de hoofden en de harten van iedereen die het aangaat. Elk hoofdstuk is rijk geïllustreerd met voorbeelden, citaten of leestips en laat zien welke actuele discussies er spelen.
Leestip www.belvedere.nu Op deze website zijn alle resultaten van het Projectbureau Belvedere verzameld. Er zijn onder meer publicaties, voorbeeldprojecten, digitale handleidingen en informatie over financiële regelingen te vinden.
113 – Belvedere.nu / Inleiding
Initiatief en beweging Urgentie opbouwen
117
De wil uitdragen
118
Belangen koppelen
121
Nieuw programma zoeken
125
Bewoners deelgenoot maken van de lokale geschiedenis
128
Een project opzetten
130
Coalities smeden
132
Zoeken naar chemie
133
Partners selecteren
133
Klein initiatief stimuleren en ondersteunen
137
Initiatief en beweging Netjes gepland in de cyclus van structuurvisie naar bestemmingsplan of zomaar ineens hoog op de politieke agenda. Ruimtelijke opgaven die het Belvedere-gedachtegoed raken, komen overal vandaan. Vanuit mensen of organisaties die zich inzetten voor de cultuurhistorie en zorgen hebben over de toekomst van een waardevol pand of gebied. Vanuit nieuwe ruimtelijke programma’s, bijvoorbeeld voor waterberging of infrastructuur, die vragen oproepen over de inpassing en de ruimtelijke kwaliteit. Vanuit een publiek debat dat wordt aangezwengeld door een architectuurcentrum of belangenorganisatie. Of, misschien de hardnekkigste opgave, vanuit een sluipend proces van kleinschalige transformaties, waar niemand zich werkelijk zorgen over maakt totdat het kwaad al bijna is geschied. Denk aan de erfinrichting van boerderijen die hun agrarische functie verliezen, of aan winkeliers in een historische binnenstad die met een opvallende neonverlichting klanten proberen te trekken. Dit hoofdstuk laat zien hoe een idee of verlangen kan groeien vanuit een eerste initiatief naar een compleet en uitvoerbaar project. Belangrijk daarbij is het zoeken naar de aansluiting met partners die zich, vanuit eigen doelstellingen en verantwoordelijkheden, in willen zetten voor hetzelfde project. Achtereenvolgens gaat het over hoe de urgentie van zo’n idee of verlangen kan worden opgebouwd, hoe dat is om te zetten in een project en welke coalities daarvoor nodig of nuttig kunnen zijn. Speciale aandacht is er tot slot voor het mobiliseren en begeleiden van particulier initiatief om gebiedsbreed beweging te krijgen.
Urgentie opbouwen ‘Behoud door ontwikkeling’ veronderstelt twee urgenties: een ruimtelijke urgentie (of ontwikkelingsopgave) en een cultuurhistorische urgentie (een behoudopgave). Deze komen bij elkaar in één planproces, liefst aan het begin maar in de praktijk ook vaak gaandeweg. De oorsprong van een succesvol project ligt doorgaans bij slechts één van beide urgenties. Het begint met de wil van een klein aantal mensen die elkaar hebben gevonden, zo niet een enkeling, afkomstig uit kringen van omwonenden, deskundigen, de overheid, projectontwikkelaars, enzovoort. Dit selecte gezelschap ervaart een urgentie: de noodzaak om een sluimerend maatschappelijk probleem aan te pakken of om bedreigd erfgoed voor het nageslacht te bewaren, of een eenmalige kans om iets moois of bijzonders tot stand te brengen. Om dat doel te verwezenlijken, moeten er zaken in beweging worden gezet. Hetzelfde gevoel van urgentie moet buiten de eigen kring worden opgebouwd en uiteindelijk vol in de bestuurlijke en maatschappelijke belangstelling komen te staan.
117 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
De wil uitdragen Het vraagt overtuigingskracht en doorzettingsvermogen om een wens of idee om te zetten in een planproces en uiteindelijk te materialiseren in een concreet ruimtelijk project. Opeenvolgende beslissingen door allerlei instanties en groeperingen moeten eenzelfde ambitie ondersteunen. Achter al die instanties en groeperingen gaan mensen schuil, met hun eigen ambities en emoties, met hun eigen competenties en beperkingen. Het succes is voor een belangrijk deel afhankelijk van de vraag of al deze mensen enthousiast zijn te krijgen en te houden. Erfgoed heeft die potentie. Door de waarde van het erfgoed en de verhalen die erachter schuil gaan met kracht en overtuiging onder de aandacht te brengen, kan een reuring ontstaan waar bewoners, beslissers en investeerders zich graag mee verbinden en die uiteindelijk tot behoud of herbestemming leidt.
Voorbeeld: Wagenwerkplaats, Amersfoort Een sterke wil onder omwonenden, gecombineerd met een enorme inzet en overtuigingskracht, leidt in Amersfoort tot het hergebruik van de Wagenwerkplaats in het Soesterkwartier. De grotendeels ontoegankelijke werkplaats van de Nederlandse Spoorwegen sloot in 2000. Het complex kwam onder de aandacht van bewoners toen het portiersgebouw moest wijken voor nieuwbouw. In het Soesterkwartier wonen nog veel mensen die er ooit werkten. Maar ook bij andere buurtbewoners groeide de belangstelling voor de oude gebouwen. Dat leidde tot een succesvol ingediend burgerinitiatief bij de gemeenteraad. Sloop werd via een monumentenstatus voorkomen en studenten
118 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
van de Saxion Hogeschool werd gevraagd de mogelijkheden voor herbestemming te onderzoeken. Het kenniscentrum Habiforum leverde op zijn beurt procesdeskundigheid. Een en ander mondde uit in een wervelende presentatie van nieuwe plannen en ideeën. Een publiek van ruim zevenhonderd mensen was daarbij aanwezig, onder wie een vertegenwoordiging van de eigenaar en projectontwikkelaar NS Poort. Het bedrijf bleek onder de indruk en kwam niet veel later met een eigen masterplan, opgesteld door het bureau Must in samenwerking met de gemeente en bewoners. Daarin gaf het ruimschoots gehoor aan de wensen van de omwonenden. Hun oorspronkelijke verlangen om de gebouwen te behoeden voor sloop, was inmiddels uitgegroeid tot een gezamenlijke ambitie van buurt, gemeente en projectontwikkelaar. Volgens het masterplan wordt de Wagenwerkplaats een centrum van kunst en creatieve bedrijvigheid, met de gerestaureerde bebouwing als identiteitsbepalend middelpunt.
Voorbeeld: Zandpaden in De Hilver Vrijwilligersorganisaties zetten het behoud van de zandpaden in De Hilver in beweging. Rond 1990 vond de Vereniging Natuur en Milieu Hilvarenbeek nog weinig gehoor met haar bezwaren tegen de ruilverkaveling in deze Brabantse streek. De kansen keerden rond 2005, bij de fase van de landinrichting. De vereniging richtte daarop, samen met een aantal andere organisaties, de Werkgroep Behoud Zandpaden De Hilver op. Deze verkreeg voldoende sub-
119 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
specifieke kwaliteiten aan het licht brachten. De gemeente, eigenaar en ontwerpers werden steeds nauw betrokken bij deze en andere activiteiten, zoals workshops en een publieksmanifestatie. Alle inzet heeft uiteindelijk geleid tot een herontwikkeling vanuit de historische en bestaande kwaliteiten. Onder de nieuwe naam Oostenburgereiland is het gebied nog steeds een enigszins afgescheiden enclave in de stad, met grootschalige bebouwing. Blikvanger is het nieuwe bedrijfsverzamelgebouw ‘Init’, dat met zijn omvang en robuuste architectuur de industriële sfeer van de locatie versterkt. Het evenementencentrum Amsterdam Convention Factory, gevestigd in een van de oude hallen, trekt het publiek naar het terrein. De Stichting Werk Spoor functioneert nog steeds en heeft de aandacht inmiddels verlegd naar andere locaties.
Belangen koppelen In succesvolle projecten is zowel een cultuurhistorische urgentie als een ruimtelijke urgentie aanwezig: er ligt zowel bedreigd erfgoed als een actuele ruimtelijke opgave. Maar de koppeling tussen beide is lang niet altijd van meet af aan duidelijk.
sidies en medewerking om een zandpadenplan te maken. Studenten stelden het op. Op grond daarvan kreeg 28 kilometer bedreigd zandpad een zware status in de landinrichting. Om de paden ook in de toekomst te beschermen, ontwikkelde de werkgroep vervolgens een wandelroutenetwerk. De werkgroep zelf zette de routes uit en voerde het benodigde overleg. In 2008 is het 350 kilometer grote routestelsel geopend. Een beheergroep van vrijwilligers controleert het en breidt het verder uit.
Voorbeeld: Oostenburgereiland, Amsterdam Het waren kunstenaars en onderzoekers die het debat over de herontwikkeling van het Storkterrein in Amsterdam aanzwengelden. De machinefabriek Stork-Wärtsilä had het terrein en de opstallen in 1998 verkocht aan een projectontwikkelaar. Onder die opstallen bevinden zich de enorme Van Gendthallen - genoemd naar de architect - waar Stork ooit locomotieven en treinwagons bouwde. Eerder had de VOC hier een werkeiland en een werf. Om de unieke waarden van dit terrein in kaart te brengen en er de aandacht op te vestigen bij een groot publiek, richtten beeldend kunstenaar Marjolijn Boterenbrood en socioloog Anne Hemker de Stichting Werk Spoor op; een ‘laboratorium van kunstenaars en onderzoekers voor gebieden in verandering’. Via deze stichting schakelden zij kunstenaars en onderzoekers vanuit vele disciplines in, van de choreografie tot de archeologie en van de fotografie tot de filosofie. Die maakten allen een eigen ‘scan’ van het gebied waarmee zij
120 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Aan de ene kant staan de opgaven die worden aangedragen vanuit een cultuurhistorische urgentie. De cultuurhistorische waarden kunnen alleen voortbestaan als er een functionele opwaardering plaatsvindt. Er staat bijvoorbeeld een monumentaal industrieel pand waar de bedrijvigheid is verstomd en waarvoor een nieuwe functie moet worden gevonden, of er ligt een historisch stelsel van sluisjes en watergangen dat zonder betekenis voor het actuele waterbeheer of de recreatie zijn samenhang zal verliezen en uiteindelijk zal verdwijnen. Erkenning van de cultuurhistorische urgentie is de eerste stap, maar is zelden genoeg om een project van de grond te tillen. Het is dan zaak om op zoek te gaan naar meekoppelende belangen, zoals ruimtelijke, maatschappelijke en economische opgaven. Deze dienen zich meestal niet vanzelf aan. Ze kunnen worden gevonden door het blikveld te verbreden naar andere sectoren en doelgroepen, of door het gebied op te schalen. Aan de andere kant staan de opgaven die ontstaan vanuit een ruimtelijke urgentie en waarvoor het erfgoed een meerwaarde kan betekenen. Een wijk heeft behoefte aan een sociaal centrum als onderdeel van een revitaliseringsplan, en een beeldbepalend maar leegstaand schoolgebouw blijkt geschikt om dit centrum te accommoderen. De biodiversiteit in een als ecologische verbindingszone aangewezen landschap moet worden vergroot, en het herstel van oude erfafscheidingen blijkt een uitstekende habitat te zijn voor de gewenste plant- en diersoorten. De kunst is om dit soort verbanden te leggen, maar ook om voor het voetlicht te krijgen dat het cultuurhistorisch alternatief meer kwaliteit biedt dan een standaardoplossing.
Leestip ‘Blauwe tradities, inspiratieboek water en cultuurhistorie’, 2004 ‘Cultuurhistorie natuurlijk, twaalf natuurontwikkelingsprojecten onder de loep’, 2007 ‘Plattelandswegen mooi en veilig; een beeldenboek’, i.s.m. CROW, 2008 ‘Dorp+, handreiking dorpseigen uitbreiden’, 2008 Projectbureau Belvedere heeft een aantal publicaties uitgegeven die cultuurhistorie in verband brengen met een sectorale ruimtelijke opgave. Bovenstaande titels zijn daar voorbeelden van. Ze zijn alle te vinden op www.belvedere.nu.
121 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Voorbeeld: Berlageblokken, Amsterdam Toen bleek dat woningcorporatie Ymere de ‘Berlageblokken’ in Amsterdam wilde slopen, brak maatschappelijk verzet uit, aangewakkerd door architecten. De aanleiding lag in een cultuurhistorische urgentie: het complex is het enige bouwwerk van een vooraanstaand architect in de Indische Buurt en binnen het oeuvre van Berlage neemt het een bijzondere plaats in. De drie bouwblokken zijn in 1915 gebouwd voor de allerarmsten en waren naar de maatstaven van die tijd riant. Door ruchtbaarheid te geven aan de historische waarde van het complex, wisten de actievoerders sloop te voorkomen. Om een goede basis voor behoud te leggen, legde woningcorporatie Ymere als eigenaar de koppeling met een andere urgentie: het tekort aan jongerenhuisvesting in Amsterdam. De woningen zijn te klein om nog te kunnen dienen als volwaardige gezinswoning, maar voor jongeren en starters bleken ze wel geschikt. De Berlageblokken zijn gerenoveerd, hebben hun oorspronkelijke kleuren teruggekregen en vormen nu een icoon voor de Indische Buurt.
122 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Voorbeeld: Waterzuiveringspark Het Lankheet Het klimaatbestendig maken van de waterhuishouding behoort tot de grootste urgenties van de komende tijd. Op het landgoed Het Lankheet bij Haaksbergen bleek in deze actuele opgave de sleutel te liggen voor het herstel van de karakteristieke vloeivelden uit de twaalfde eeuw. Boeren gebruikten sinds de Middeleeuwen water uit de nabijgelegen Buursebeek om de grasvelden onder water te zetten en zo te profiteren van de natuurlijke meststoffen uit het water. Met de komst van de kunstmest kwam daar een einde aan en verloren de vloeivelden hun nut. De herstelde vloeivelden hebben een heel andere functie. Ze vertragen de afvoer van regenwater en vergroten zo het waterbergend vermogen van het gebied. Om het historische systeem van voldoende water te voorzien, is vijf hectare rietland aangelegd dat oppervlaktewater uit de Buursebeek zuivert en tegelijk biomassa produceert voor een duurzame energieopwekking. Een deel van het gezuiverde water wordt gebruikt om een bosgebied te behoeden voor verdroging. Het huidige waterzuiveringspark heeft een functie als proeftuin voor wetenschappelijk onderzoek naar natuurlijke waterzuivering en biedt, mede door de cultuurhistorische lading, een aantrekkelijke omgeving voor wandelingen. Sinds het waterzuiveringspark in 2005 in gebruik is genomen, zijn de functies van het landgoed verder uitgebreid, onder meer met een resocialisatieprogramma voor jongeren en exposities van beeldende kunst.
123 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Nieuw programma zoeken In geval van herbestemming zijn meekoppelende belangen niet altijd gemakkelijk te vinden. De ruimtelijke dynamiek is bijvoorbeeld laag en een koppeling met sociale of economische vraagstukken ligt niet voor de hand. Dan begint een zoektocht naar een nieuwe functie of nieuw programma. Nieuwe gebruikers of gebruiksvormen liggen niet altijd voor het oprapen. De zoveelste theetuin in een landgoederenzone zal weinig extra bezoekers trekken. Creatieve ondernemers stellen meer vestigingseisen dan alleen een karakteristiek oud fabriekspand. Het vraagt soms het nodige onderzoek en geduld voordat een cultuurhistorisch waardevol object, patroon of landschap een actueel gebruik heeft gevonden. Bouwkundig of stedenbouwkundig onderzoek kan inzicht geven in de mogelijkheden. Bijvoorbeeld in hoeverre een bedrijfspand of kerk zich leent voor woningbouw. Een interieurarchitect kan daar goede diensten bij bewijzen. Hij of zij kan beoordelen hoe een ruimte in te delen is en voor welk gebruik zo’n indeling geschikt is. Soms kiest men ervoor de mogelijkheden af te tasten door tijdelijk gebruik toe te staan. Daardoor ontstaat inzicht in de kansen en complicaties bij het gebruik, bijvoorbeeld qua energiehuishouding of akoestiek, en kan tegelijk de markt worden verkend. Tijdelijk gebruik kan ook perioden van leegstand overbruggen, als er nog veel tijd nodig is om tot een definitief plan te komen. In plaats van zelf op zoek te gaan, kan er ook voor worden gekozen om het gebouw of gebied vol in de schijnwerpers te zetten. Door de publiciteit te zoeken en partijen (particulier en professioneel) uit te dagen met ideeën te komen, is de kans groot dat de gedroomde gebruiker zich vroeg of laat meldt. Prijsvragen en publieke debatten zijn middelen om dat te bereiken.
Voorbeeld: quick scan Terneuzen In Zeeland waren het twee stichtingen die kansen zagen in een betere benutting van het erfgoed bij de ruimtelijke ontwikkeling: de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en de Stichting Landschapsbeheer Zeeland, samen het Zeeuwse ‘Belvedereteam’. Zij ontwikkelden een ‘Belvederescan’. Deze brengt alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen een gebied in beeld en geeft aan op welke manier cultuurhistorie daaraan kan bijdragen. De eerste scan werd uitgevoerd in Terneuzen, een gemeente zonder sterke traditie van erfgoedbeheer. De scan bracht bestuurders en ambtenaren in aanraking met de cultuurhistorie, niet alleen via de rapportage na afloop, maar ook gedurende het proces. Het Belvedereteam interviewde betrokkenen, organiseerde een excursie voor het college van B&W en de ambtelijke top en hield een werkconferentie in de watertoren van Axel. Vooral de excursie gaf een goede indruk van de mogelijkheden. Dankzij de scan raakte de cultuurhistorie hoger op de gemeentelijke agenda. Dit resulteerde in de aanwijzing van honderd gemeentelijke monumenten, maar ook in een meer ontwikkelingsgerichte benadering. De cultuurhistorische identiteit is bijvoorbeeld een belangrijke bouwsteen in de ontwikkelingsvisie voor de kleinere dorpskernen van Terneuzen. Voor elke kern wordt gezocht naar een onderscheidende identiteit die richting geeft aan toekomstige investeringen. Bijkomend voordeel van de exercitie is dat er tussen de gemeente en beide stichtingen veel kortere lijnen zijn ontstaan: men weet elkaar vroegtijdig te vinden.
124 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
“We zitten met een sneltreinvaart in de ontwikkeling van een nieuwe economie, daarin gelden nieuwe wetten die we nog moeten ontdekken. Het tijdelijk gebruik op de Westergasfabriek heeft ons enorm geholpen om te leren hoe het werkt. Er moesten nieuwe contracten worden gemaakt, nieuwe financieringsmodellen ontdekt worden, we waren op zoek naar nieuwe toekomstbeelden.” Evert Verhagen, voormalig projectleider van de transformatie van de Westergasfabriek in Amsterdam tot centrum voor creatieve economie, in: Nieuwe ideeën voor oude gebouwen, J. Saris e.a., NAi Uitgevers, Rotterdam, 2008, blz 274
125 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Voorbeeld: Nieuw leven voor oude gebouwen De Stichting Agora Europa voerde in 2007 de publiekscampagne ‘Nieuw leven voor oude gebouwen’. Agora Europa initieert en ondersteunt projecten die bewoners meer invloed geven op hun leefomgeving. In deze campagne mochten Amsterdammers hun stem uitbrengen op een stuk of dertig leegstaande of vrijkomende gebouwen. De bewoners konden daarnaast suggesties indienen voor een nieuwe functie. Voor de tien panden die de meeste stemmen kregen, werd een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar de meest wenselijke herbestemming. Er werden meer dan vijfduizend stemmen uitgebracht. Hoewel de feitelijke herbestemming van de tien hoogst genoteerde gebouwen niet in alle gevallen vlot verloopt, heeft de campagne wel geleid tot een breder gedragen besef van de waarde van de objecten en zijn er gesprekken op gang gekomen tussen belanghebbenden. Ook projectontwikkelaars en woningcorporaties toonden dankzij alle publiciteit interesse. De meest concrete plannen zijn uitgewerkt voor de nummer 7 op de lijst, de Chassékerk. Woningcorporatie Ymere vormt de kerk om tot een multifunctioneel gebouw met onder meer een gymzaal, appartementen voor dak- en thuislozen en een buitenschoolse opvang. De campagne ‘Nieuw leven voor oude gebouwen’ is in 2009 voor een tweede keer gehouden. De meeste stemmen gingen toen naar de Allerheiligst Sacramentskerk in Amsterdam-Noord.
126 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Voorbeeld: Oliemolenkwartier, Amersfoort Jarenlang waren onder meer de tandpasta van Prodent, schoensmeer van Erdal en de lijm en zeep van Rohm en Haas afkomstig uit het Oliemolenkwartier in Amersfoort. Al die bedrijven zijn vertrokken, maar een aantal fabriekspanden staat er nog. Zij geven het Leestip gebied nog steeds een industriële aanblik. ‘Handreiking religieus erfgoed voor burgerlijke De gemeente Amersfoort wil dit uitgesproken en kerkelijke gemeenten. Van kerkelijk karakter benutten bij de ontwikkeling van gebruik tot herbestemming’, Vereniging van het nabijgelegen Eemkwartier. Maar er is beheerders van Monumentale Kerkgebouwen vijftien jaar nodig voordat de planvorming in Nederland, Vereniging van Nederlandse voor het Eemkwartier zo ver is dat er ook Gemeenten, Delft / Den Haag 2008 een definitieve invulling kan worden ge‘Aanbevelingen herbestemming kerken en geven aan het Oliemolenkwartier. In de kerklocaties’, bisdom Haarlem, bisdom tussenliggende periode kunnen creatieve Rotterdam en Projectbureau Belvedere, ondernemers hun intrek nemen in de indusUtrecht 2008, www.belvedere.nu triële panden. Beide titels behoren tot een waaier van publicaEen klassieke benadering met een totaalties over de herbestemming van religieus erfplan bleek voor een invulling met tijdelijk goed, die is voortgekomen uit het Jaar van het gebruik echter niet geschikt. Er waren geen Religieus Erfgoed in 2008.
127 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
investeerders te vinden. Daarom besloot de gemeente, gesteund door een innovatiemanager, kleine ondernemers zelf de ruimte te geven. De gemeente liet zich verrassen door de ideeën die her en der opborrelden en kon zo in één moeite door verkennen welke marktpotentie het gebied heeft. Zo verhuisde onder meer het poppodium De Kelder naar dit gebied, in afwachting van definitieve huisvesting in het Eemkwartier. Ontwikkelaar BOEi, een architectenbureau en enkele kunstenaars sloegen de handen ineen om de zeepfabriek om te vormen tot creatieve broedplaats. En inmiddels bestaan er plannen voor Mediafusion; de ontwikkeling van een innovatieve leer- en werkomgeving voor creatieve bedrijven en onderwijsinstellingen gericht op nieuwe media. Het organiseren van iets impulsiefs, zoals hier is gebeurd, vraagt om een geduldige houding en een Leestip open geest. Sturing is gericht op het laten ir. M. Hek, ir. J. Kamstra en ir. R.P Geraedts, ontstaan van initiatieven en het creëren ‘Herbestemmingswijzer’, Publicatiebureau van ruimte waarin die initiatieven kunnen Bouwkunde TU Delft, 2004. opbloeien. Met dank aan het industriële Instrument waarmee nieuwe functies voor (leegerfgoed en met behoud van datzelfde staande) gebouwen kunnen worden bepaald en erfgoed als resultaat. onderbouwd vanuit kennis van het gebouw, de markt en de locatie.
Bewoners deelgenoot maken van de lokale geschiedenis Bewoners zijn lang niet altijd vertrouwd met de architectonische, stedenbouwkundige en geografische eigenaardigheden van hun woonomgeving. Maar ze zijn er wel in geïnteresseerd. Als blijkt dat een bouwstijl of een landschappelijke omstandigheid die ze zelf als volstrekt normaal beschouwen, in feite zeldzaam is en aandacht krijgt van vakdeskundigen over het hele land en verder, kan dat een bijzondere trots oproepen. Maar ook als die zeldzaamheid minder is, kan kennis van de lokale geschiedenis de eigen leefomgeving tot leven brengen. Het open veenlandschap is als ‘typisch Hollands’ voor veel Hollanders de gewoonste zaak van de wereld. Maar het landschap is met zijn ligging onder waterniveau, de overal aanwezige sloten en de wilgen langs de oevers in feite zeer bijLeestip zonder, zeker vanuit een breder (inter)nationaal of www.zichtopmaastricht.nl historisch perspectief. Historici, ontwerpers en kunDeze website is opgezet in opdracht van de stenaars kunnen zulke noties onder de aandacht gemeente Maastricht en in samenwerking met brengen bij een breed publiek en daarmee het gevoel een groot aantal lokale organisaties op het van urgentie aanwakkeren, als de specifieke waarden gebied van cultuur, geschiedenis en ruimte. vervagen of op de tocht staan. De site betrekt Maastrichtenaren en andere geïnteresseerden actief bij het erfgoed, onder meer doordat bezoekers hun eigen verhalen kwijt kunnen in geschreven teksten of geluidsfragmenten en via een forum over actuele thema’s die te maken hebben met de cultuurhistorie.
128 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Voorbeeld: Robijnhof, Utrecht Een buurt zoals er vlak na de oorlog zoveel gebouwd zijn. Zo stond de Robijnhof in Utrecht jarenlang bekend. Zo was de buurt er ook aan toe: de portieketagewoningen verkeerden in zorgwekkende staat en het verloop onder de bewoners was groot. Wat maar weinig bewoners wisten, was dat hun woningen door de beroemde architect Gerrit Rietveld zijn ontworpen. En dat de meeste sociale woningbouw van deze bouwmeester elders al is gesloopt. Dat maakte hun woningen, hoe eenvoudig ze ook lijken, tot een zeldzaamheid. Woningcorporatie Bo-Ex renoveerde daarom de Robijnhof in de geest van Rietvelds ontwerp. Een centraal antennesysteem verving de schotels, de slanke kozijnen keerden terug en de oorspronkelijke kleurstelling werd hersteld. Een van de woningen heeft een functie gekregen als museumwoning en is in beheer gebracht bij het Centraal Museum in Utrecht. Deze woning is geheel in de oorspronkelijke staat teruggebracht en ingericht zoals in de jaren vijftig, compleet met de door Rietveld ontworpen kapstok en een granieten keukenblok. Bo-Ex mikt erop dat bewoners weer trots worden op hun woonomgeving en dat de wijk interessanter wordt voor goed opgeleide alleenstaanden en jonge stellen die graag in de buurt van de binnenstad wonen.
129 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
“De Noordoostpolder is misschien niet het mooiste gebied van Nederland. Maar het is wel een zeer bijzonder gebied. Het laat zich niet zo makkelijk ‘lezen’ als de Veluwe of Zuid-Limburg, maar als je iets meer moeite doet, herken je het bijzondere. Dat moeten we onze bewoners blijven vertellen. Dan stijgt de waardering voor de woonomgeving met sprongen en kan men er zijn identiteit aan ontlenen.” Burgemeester W.L.F.C. ridder van Rappard van de gemeente Noordoostpolder tijdens een Belvederebijeenkomst in 2009. Het denken uit de jaren vijftig is vrijwel nergens zo herkenbaar als in deze polder, met de systematische opbouw van tien dorpen in een kring rond de centrale verzorgingskern Emmeloord, met de traditionele Delftse School als overheersende architectuurstroming op de rand van de omslag naar het modernisme en met de drie kerken en scholen per dorp als gevolg van de verzuilde samenleving.
Een project opzetten Een gedeeld gevoel van urgentie brengt zaken in beweging. In hoeverre dat eerste enthousiasme zich doorzet, ligt aan de kwaliteit van het plan of project, maar zeker ook aan de kwaliteit van het proces. Belvedere onderscheidt zich daarin niet van andere strategieën gericht op ruimtelijke kwaliteit. Sluitende begrotingen, weergaloze visies en doorgeakkerde organisatieschema’s helpen enorm, maar zolang mensen opgesloten zitten in hun eigen organisatie of leefwereld is het resultaat niet optimaal. Veel kansrijker is een proces waarin mensen zich uitgenodigd voelen om de eigen rol te pakken in een veelbelovend geheel, en mee te denken over de belangen van anderen. In de praktijk blijkt daar meestal minstens één gedreven en vasthoudende gangmaker voor nodig. En met een sprankelend ontwerp of een goede manifestatie kan toegewerkt worden naar een momentum waarop alle partijen voelen dat ze met iets bijzonders en waardevols bezig zijn. Er bestaat geen algemeen toepasbaar draaiboek om zo’n proces vorm te geven. Daarvoor verschillen ruimtelijke projecten te veel van elkaar. Er zijn wel richtlijnen voor te geven. Het Projectbureau Belvedere heeft die verzameld in het Belvedere Kompas. Dit is in zijn geheel te vinden op de website www.belvedere.nu. De vier windstreken van het kompas staan voor vier procescomponenten: de strategie, het samenwerken, de inhoud en de werkvormen. Op elk van deze onderdelen biedt het Kompas praktijkvoorbeelden, inhoudelijke tips en aanwijzingen, die richting geven aan de opzet van een project en vervolgens helpen om het project op koers te houden. In ‘Strategie’ gaat het om het formuleren van een scherpe doelstelling van het project, zoals draagvlak verwerven of ideeën losmaken,
130 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Voorbeeld: Doesburger Eng, Ede De Doesburger Eng bij Ede is volgens betrokkenen de laatste intact gebleven eng (een bolle akker) in de Gelderse Vallei. Boeren, bewoners en omwonenden stelden met medewerking van de gemeente Ede een eigen toekomstvisie op, als alternatief voor dreigende woningbouw. Dat alternatief vonden zij in een ontwikkelingsstrategie voor een landschapspark. De cultuurhistorische waarden in het gebied geven daar volop aanleiding voor. Het gebied heeft dusdanig veel kwaliteit dat het kan gaan fungeren als stedelijk uitloopgebied voor Ede. Het Belvedere Kompas structureerde de activiteiten. Als ‘producten’ werden naast de toekomstvisie onder meer ook de gebiedsorganisatie en een uitvoeringsplan gedefinieerd. De ‘inhoud’ leidde onder meer tot de keuze voor een landschapspark met een door de cultuurhistorie bepaald casco. Onder ‘relaties’ werden niet alleen de boeren, de bewoners en de gemeente als aangesproken partij benoemd, maar ook Edenaren, deskundigen en procesbegeleiders. En de projectgroep hanteerde een verscheidenheid aan werkvormen, zoals wandelateliers en een publieksdag. De initiatiefnemers zetten zich nu als Stichting Buurtschap Doesburger Eng in voor de uitvoering van een aantal vervolgprojecten, gericht op de uitvoering van de visie, zoals de ontwikkeling van een zorgwerkboerderij, de herbouw van een schaapskooi en het opstellen en uitvoeren van een landschapsbeheerplan. Hiervoor zijn middelen ter beschikking gesteld door provincie, rijk, gemeente en de Noaber Foundation.
131 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
en aansluitend welke producten daar het beste bij passen. Worden de gestelde doelen bereikt met een beleidsvisie, ontwerpwedstrijd, publieksmanifestatie, of een combinatie van verschillende producten? ‘Samenwerken’ behandelt de vraag welke partijen nodig zijn om het gestelde doel te bereiken en hoe een goede samenwerking tot stand kan worden gebracht. Daarbij gaat het niet alleen om het identificeren van betrokkenen, maar ook om kennis van de relatie zelf. Wat is de voorgeschiedenis, welke belangen spelen een rol? ‘Inhoud’ richt zich op het verbinden van cultuurhistorie met de ruimtelijke ontwikkeling. Tot slot bevat het Kompas informatie over de ‘Werkvormen’: zowel de vooral interactieve werkvormen in de voorbereiding van een project als de financieringsconstructies en verschillende soorten overeenkomsten bij de uitvoering. Leestip werkbank.habiforum.nl Dit is de website van de Werkbank Ruimtelijke
Zoeken naar chemie Het bouwen van coalities heeft alles te maken met een zoektocht naar chemie. Gedeelde ervaringen in de creatieve en enthousiasmerende fasen van het proces blijken in latere fasen, als het erom gaat spannen, een goede basis om er samen uit te komen. Een goede chemie wordt bovendien bevorderd als er erkenning is voor ieders drijfveren, als de partners elkaar de ruimte gunnen om vanuit de eigen doelstellingen en verantwoordelijkheden bij te dragen en als de partners vanuit de eigen expertise oplossingsgericht meedenken over de dilemma’s van de ander.
Partners selecteren Veel samenwerkingspartners in een ruimtelijk project staan bij voorbaat vast. Overheden, bewonersgroepen, maatschappelijke organisaties en terreineigenaren doen mee of doen niet mee, en de rolverdeling kan variëren, maar er is geen keuze om een andere organisatie in dezelfde rol te zetten. Alleen de ontwerpers en soms de ontwikkelaar of toekomstige gebruiker kunnen worden geselecteerd.
Kwaliteit. De werkbank is een praktisch hulpmiddel om mensen na te laten denken over wat voor hen de kernwaarden zijn in het begrip ruimtelijke kwaliteit. De site bevat onder meer een gids voor een planproces in elf stappen en een matrix waarmee betrokkenen gezamenlijk een kwaliteitsprofiel voor een gebied kunnen opstellen. Op de ene as van de matrix staat de trits gebruikswaarde, belevingswaarde en toe-
De selectie van een ontwerpbureau vraagt aandacht. Elk bureau brengt zijn eigen benadering mee. Die benadering moet aansluiten bij de verwachtingen en ambities van de opdrachtgever. Bij een zoektocht naar een geschikt bureau, kunnen architectuurcentra, welstandsorganisaties en beroepsverenigingen adviseren. De vorm waarin de selectie plaatsvindt is voor private opdrachtgevers vrij. Zij kunnen een of meer bureaus benaderen voor een offerte, een open inschrijving organiseren of kiezen voor een meervoudige opdracht of ontwerpprijsvraag. In dat geval buigen verschillende bureaus zich over de opgave en doen zij een eerste ontwerpvoorstel, op grond waarvan de definitieve selectie plaatsvindt. Voor een overheid gelden aanbestedingseisen, zeker bij grotere opdrachten, om een eerlijke en open concurrentie veilig te stellen.
komstwaarde. Op de andere staat een viertal belangen: het economische, het sociale, het culturele en het ecologische.
Coalities smeden De uitvoering van een doorsnee ruimtelijk project vereist vergunningen, grond, kapitaal, gebiedskennis en maatschappelijk draagvlak. Die componenten worden geleverd door verschillende partijen. Dat maakt coalitievorming in de uitvoering noodzakelijk. Maar om zo’n coalitie een zo groot mogelijke kans op succes te laten hebben, moeten de belangrijkste partners al in de voorbereidende fasen samen optrekken, als de ambities worden vastgesteld en de eerste onderzoeksactiviteiten en ontwerpverkenningen lopen. Overheden (die het ook niet altijd met elkaar eens zijn), ontwikkelaars, omwonenden, maatschappelijke organisaties, actiegroepen, landschapsbeheerders, adviesorganen en vele anderen: ze kunnen allemaal een rol hebben en ze zullen zich allemaal voldoende in de aanpak willen herkennen voordat ze zich eraan verbinden en uitvoering mogelijk maken. Een vroegtijdige betrokkenheid van alle relevante partijen zorgt bovendien voor een realiteitstoets in het proces en voor tijdige bijsturing. En andersom is een reëel zicht op uitvoering op zijn beurt weer een belangrijke stimulans voor een vlotte samenwerking.
132 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Zulke aanbestedingseisen gelden ook als de overheid in de gelegenheid is om een ontwikkelaar te selecteren. Dat is afhankelijk van de eigendomssituatie. Een overheid kan een ontwikkelaar alleen selecteren als zij de grond of de gebouwen kan aankopen of al in bezit heeft. De selectie kan plaatsvinden op prijs, maar bij hoge kwaliteitsambities ligt het voor de hand om het aangeboden kwaliteitsniveau zwaar te laten meewegen. Een geschikt instrument daarvoor is de prijsvraag. De overheid legt haar kwaliteitsambities vast, waaronder de rol die de cultuurhistorie daarin heeft, en nodigt een aantal ontwikkelaars uit om daar vorm en inhoud aan te geven, binnen een aangegeven budget. De ontwikkelaar zoekt zelf samenwerking met een ontwerpbureau en eventuele andere partners. Het oordeel over welk plan het beste voldoet, kan de opdrachtgever zelf geven, maar ook geheel of gedeeltelijk worden uitbesteed aan een vakjury of aan het brede publiek. Zo’n competitie heeft ook een nadeel. De kraamkamer van het winnende ontwerp ligt buiten het zicht van de opdrachtgever, omdat de ontwikkelaar de ontwerper aanstuurt. De dialoog komt pas op gang wanneer de contouren van het ontwerp al getekend zijn. Voor een duurzame vertrouwensrelatie tussen ontwikkelaar en opdrachtgever is dat geen gunstige start. Om dat te ondervangen, is een professionele jury wenselijk en moet de uitschrijver geen in detail uitgewerkt ontwerp verlangen.
133 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Voorbeeld: Mariaplaats, Utrecht Het faillissement van de beoogd projectontwikkelaar was – een geluk bij een ongeluk – het begin van een geslaagde herontwikkeling van de Mariaplaats in Utrecht. De oorspronkelijk beoogde ontwikkelaar was geselecteerd op basis van een zorgvuldige procedure. De gemeente had een groot aantal, ook cultuurhistorische, voorwaarden gesteld, waaraan de ontwikkelaar voldeed. Desondanks had een aantal mensen bij de gemeente het gevoel dat de geplande ontwikkeling niet voldoende recht zou doen aan de bijzondere geschiedenis van de Mariaplaats, die van een middeleeuwse immuniteit (een ommuurd terrein waar de kerk centraal staat en de stedelijke verordeningen niet gelden). Na het vertrek van de eerste ontwikkelaar nam het Bouwfonds de uitvoering over. Er ontstond een andere samenwerkingsvorm: opener, doelgerichter. Heel anders dan daarvoor, toen er een strikte rolverdeling was tussen de voorwaardestellende overheid en de uitvoerende marktpartij. Gemeente en Bouwfonds kozen samen een architect die zich wilde laten inspireren door de geschiedenis van de locatie en van de stad: Bob van Reeth. In het werkproces kwam ruimte voor nieuwe ideeën. Exploitatiedilemma’s van de ontwikkelaar werden gezamenlijk opgelost. Een bijzondere archeologische vondst, een mozaïekvloer uit de dertiende eeuw, kreeg een plek in de parkeergarage. Het resultaat is een complex dat bijna naadloos past in de oude plattegrond van de immuniteit en in de historische omgeving van de Utrechtse binnenstad.
134 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Voorbeeld: Twentse Schouwburg, Enschede De herbestemming van de Twentse Schouwburg in Enschede verliep in twee stappen. In de eerste ronde kon iedereen met ideeën komen, ongeacht de eventuele belangstelling om ze zelf uit te voeren. Dat leverde 78 ideeën op. De gemeenteraad had voorafgaand aan deze ronde een aantal ‘Gouden Regels’ vastgesteld, waaraan iedere inzender zich moest houden. In de tweede ronde riep de gemeente marktpartijen op om invulling te geven aan de twee ideeën die als beste waren geselecteerd. Drie combinaties reageerden. Daaruit kwam het plan naar voren van ontwikkelaar Van Wijnen en corporatie Ons Huis, samen met een boekhandel die een groot deel van de ruimte zal gaan benutLeestip ten. In het winnende ontwerp blijft de ‘Geschiedenis als grondlegger; voorbeeldengrote zaal, inclusief toneel en balkons boek projectontwikkeling en cultuurhistorie’, intact en voegen de boekenkasten zich NEPROM en Projectbureau Belvedere, in de bestaande ruimte. Het oude toneel Voorburg / Utrecht 2007 krijgt een functie voor kleinschalige Deze publicatie gaat aan de hand van voorbeelculturele evenementen, zoals een voorden en een rondetafelgesprek in op de maatleesmiddag of lunchmuziek. schappelijke rol van projectontwikkelaars en de kaders waarbinnen zij invulling aan die rol kunnen geven.
135 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
.
Klein initiatief stimuleren en ondersteunen “Soms neem ik vertegenwoordigers van kleinere bouwbedrijven mee in een auto langs een paar projecten, en laat ik ze zien hoe onder meer de architectenkeuze het resultaat kan beïnvloeden. Onderweg ontstaat vanzelf de discussie over wat we met zo’n project willen en wat de opgave precies is.” Stadsontwerper Martin Hagreis van de gemeente Oss, Blauwe Kamer 2009/2
Leestip
Leestip
www.architectuurlokaal.nl
’Nederland Boven Water, Praktijkboek
en www.ontwerpwedstrijden.nl
Gebiedsontwikkeling’: deel 1 (Habiforum,
Architectuur Lokaal is het landelijke kenniscen-
Nirov en VROM, Gouda 2006) en deel 2
trum voor cultureel opdrachtgeverschap en
(Habiforum en Nirov, Gouda 2009) en
architectuurbeleid. Deze organisatie beheert
www.nederlandbovenwater.nl
Van de zorgvuldige aanplant in de eigen voortuin tot de actiegroepen die in het geweer komen tegen de verrommeling van het landschap: mensen laten voortdurend zien dat de kwaliteit van hun omgeving hen aan het hart gaat. Ze zijn bereid zich daarvoor in te spannen. Maar als buurtcomités en actiegroepen ageren tegen ruimtelijke plannen is het eigenlijk al te laat. Dezelfde energie die dan nodig is om iets te voorkomen, kan beter worden gebruikt om iets te creëren. Er lopen veel mensen rond die graag iets moois willen neerzetten, die willen bijdragen aan de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en begrijpen dat de cultuurhistorie daar aanknopingspunten voor biedt. Maar niet iedereen is in staat om die wens om te zetten in een goed plan of ontwerp. Overheden en particuliere organisaties kunnen burgers ondersteunen door bijvoorbeeld gebiedskennis aan te reiken, te adviseren of een stimuleringsregeling in te stellen. Individuele eigenaren kunnen al geholpen zijn met een toegankelijk boekje over de geschiedenis van het gebied en over de kenmerkende elementen van de bebouwing of de beplanting. In zo’n boekje kan al de slag worden gemaakt naar wat de cultuurhistorische karakteristiek kan betekenen bij nieuwbouw, verbouw en restauratie. Zo heeft de gemeente Gouda het beeldkwaliteitsplan voor de binnenstad in een waaiervorm uitgebracht, waarbij alle richtlijnen en toelichtingen gevat zijn in eenvoudige pictogrammen. Eventueel kan een kleine subsidie, een cursus of een deskundig advies de individuele eigenaren verder helpen. De provincie Fryslân heeft bijvoorbeeld een succesvolle subsidieregeling in het leven geroepen voor het herstel en onderhoud van rieten daken, traditionele dakpannen en massief houten uilenborden van historische boerderijen. Goede voorbeelden werken aanstekelijk – zodra een of enkele gebouwen zijn opgeknapt, zullen er meer volgen. Een stap verder is het daadwerkelijk ondersteunen van initiatiefnemers bij hun eigen plan. Een gemeente kan dat bijvoorbeeld doen door hen te helpen hun weg te vinden in de bureaucratie: welke vergunningen zijn wanneer nodig, welke dispensaties zijn mogelijk en welke voorwaarden zijn van toepassing. Ook kan gedacht worden aan het oprichten van een (virtueel) platform om initiatiefnemers met elkaar in contact te brengen, een loket waar mensen worden geholpen met het aanvragen van subsidie, of de oprichting van een speciaal financieringsfonds.
ook het Steunpunt Ontwerpwedstrijden. Het
Het kenniscentrum Habiforum en het Nirov
Leestip
uitschrijven van ontwerpprijsvragen of meer-
hebben de afgelopen jaren veel kennis ontwik-
‘De burger als drager van de geschiedenis’,
voudige opdrachten vraagt aandacht.
keld en bijeengebracht over samenwerking
ROmagazine, juni 2008.
Deelnemers investeren vaak grote bedragen
tussen verschillende partijen om een integrale
Speciale uitgave over de betrokkenheid van
en hebben recht op een zorgvuldige procedure.
gebiedsontwikkeling tot stand te brengen,
burgers bij hun leefomgeving en de manier
Koepelorganisaties van opdrachtgevers en ont-
elk in de eigen rol maar met een gezamenlijke
waarop zij hun kennis over de geschiedenis
werpers hebben daar afspraken over gemaakt.
kwaliteitsambitie. De boeken en de website
en kwaliteiten van een gebied kunnen inzetten
Eind 2009 publiceert het Atelier
van het programma Nederland Boven Water
bij nieuwe ontwikkelingen.
Rijksbouwmeester een leidraad voor het
bevatten methodes, projectbeschrijvingen,
Europees aanbesteden van architectendiensten.
portretten en meer wetenswaardigheden over
Dit KOMPAS Light is tegen die tijd te vinden op
integrale gebiedsontwikkeling.
www.rijksbouwmeester.nl.
136 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
137 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Voorbeeld: Stichting Boerderij en Erf, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Tot eind jaren negentig verdwenen uit de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden jaarlijks tien tot twintig historische boerderijen, meestal om plaats te maken voor moderne bungalows. Ook vervielen oude hooibergen en stookhokken door leegstand, verloren oude boerderijen hun karakteristieke waarden door onzorgvuldige ver- en ombouwingen, en raakten streekeigen landschapselementen, zoals leibomen, boomgaarden en meidoornhagen, in onbruik. Om die ontwikkeling te keren, richtte een groep bewoners in 1998 de Stichting Boerderij en Erf op. Via de stichting is eerst een groep vrijwilligers opgeleid. De vrijwilligers kregen een cursus bouwhistorie, gevolgd door enkele praktijkdagen. Samen met de vrijwilligers is vervolgens het hele gebied in kaart gebracht. De resultaten zijn ontsloten via internet. In een publicatie werd de opstap gemaakt naar de toekomst door aan te geven hoe bij een verbouwing kan worden voortgebouwd op de historie. De vrijwilligers worden inmiddels regelmatig geraadpleegd door eigenaren van boerderijen met ver- en nieuwbouwplannen of plannen om hun erf opnieuw in te richten. Het project liep parallel aan het opstellen van een gezamenlijk welstandskader voor de twaalf gemeenten in Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. De projecten hebben elkaar over en weer beïnvloed.
138 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Voorbeeld: bouwdoos voor het landschap bij Zutphen Eigenaren in het gebied tussen Zutphen en Warnsveld kunnen gebruik maken van een ‘bouwdoos’ bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het agrarische cultuurlandschap moet recreatieve druk uit omliggende steden opvangen. De gemeente Zutphen heeft de karakteristieke lanen heringericht, maar de transitie van het landschap krijgt voor een belangrijk deel ook gestalte via initiatieven van mensen die in het gebied wonen of werken. De bouwdoos bevat handreikingen en ontwerpinstrumenten die zij kunnen gebruiken. Voor verscheidene landschapsstructuren en elementen (zoals lanen, bebouwing, erven en singels) geeft de bouwdoos aan wat de huidige situatie is, hoe die is ontstaan en vooral ook welke concrete maatregelen de gewenste situatie dichterbij kunnen brengen. De gemeente helpt de veelal particuliere initiatiefnemers op weg via keukentafelgesprekken en, indien nodig, financiële ondersteuning.
139 – belvedere.nu / Initiatief en beweging
Feiten en waarden Erfgoed en identiteit
143
Keuze uit duizenden jaren cultuurhistorie
143
Keuze uit uiteenlopende gezichtspunten
146
De kennisbasis
149
De loop van de geschiedenis als uitgangspunt
149
Aanwezige sporen van de geschiedenis als uitgangspunt
152
De lokale cultuur begrijpen
154
Beleving
154
Gebruik van de ruimte en omgangsvormen
158
Kunst als onderzoekmiddel
159
Feiten en waarden Het historische verhaal van een plek, plaats of streek biedt aanknopingspunten om te komen tot een onderscheidende ruimtelijke ontwikkeling. Maar het complete verhaal is te lang en te uitgebreid om te vatten in een architectonisch of ruimtelijk ontwerp. Bovendien is niet het hele verhaal in al zijn finesses bekend. Dit hoofdstuk behandelt hoe uit de geschiedenis een verhaal geconstrueerd kan worden, dat bruikbaar is in de ruimtelijke ontwikkeling. In hoeverre bepalen historische gegevens of gebeurtenissen inderdaad de identiteit van een gebied? Welke kennisbasis is nodig om tot zorgvuldige afwegingen te komen, en hoe is die op te bouwen? En hoe valt te onderzoeken op welke wijze de geschiedenis doorwerkt in de lokale cultuur en de manier waarop mensen hun omgeving beleven? Deze drie vragen komen in dit hoofdstuk achtereenvolgens aan de orde.
Erfgoed en identiteit De start van een project kan heel intuïtief zijn. Er is een basale behoefte iets dierbaars te behouden of iets passends toe te voegen aan een karakteristieke plek. Zolang belang, plan en uitvoering in één hand zijn, bijvoorbeeld bij het verbouwen van een onbeschermd interieur, zal de afweging over de beste aanpak in stilte plaatsvinden. Zodra een project echter het privédomein overstijgt, of als er erkende waarden in het geding zijn, raken meer partijen betrokken. Zij hebben elk hun eigen belangen en inzichten. Dan wordt het belangrijker dat er een gedeeld beeld ontstaat van de belangrijkste karakteristieken en de te behouden cultuurhistorische kwaliteiten. Achter begrippen als ‘ruimtelijke kwaliteit’, ‘cultuurhistorie’ en ‘identiteit’ schuilt echter een wereld van verschillende inzichten, interpretaties en elkaar soms beconcurrerende feitelijkheden.
Keuze uit duizenden jaren cultuurhistorie Uit de ruimtelijke inrichting spreekt een eeuwenlange cultuur. Door de jaren heen zetten mensen de omgeving naar hun hand, gegeven de natuurlijke omstandigheden en de sociale verhoudingen. Zo zijn de polderlandschappen het product van een eeuwenlange eendrachtige strijd tegen het water. De Brabantse zandlandschappen hadden die collectiviteit niet altijd nodig. Daar was het de Rooms-Katholieke kerk, die ten tijde van de industrialisatie zijn invloed aanwendde om de fabrieken te spreiden over de provincie en zo het ontstaan van zedenloze steden wilde voorkomen. Maar ook economische processen, machtsverhoudingen of stedenbouwkundige idealen kunnen de ruimtelijke inrichting hebben bepaald.
143 – belvedere.nu / Feiten en waarden
De eeuwenlange cultuurhistorie van een landschap, een nederzetting of zelfs een gebouw laat zich niet ontrafelen in los van elkaar staande tijdslagen. Veel grachtenpanden in Amsterdam stammen uit de zeventiende eeuw, maar zijn laat in de achttiende eeuw verhoogd en voorzien van een nieuwe gevel, behorend bij die tijd. Voor buurten en wijken geldt eenzelfde verhaal, ook als ze in een helder af te bakenen periode zijn gebouwd. De buurt of wijk heeft sindsdien een geschiedenis meegemaakt die haar sporen heeft achtergelaten, zowel fysiek als mentaal. Die tijdslagen zijn evengoed tot het erfgoed gaan behoren.
“Je moet kijken naar wat Nijmegen echt uniek maakt. Dan kom je tot de conclusie dat het Romeinse verleden en de wederopbouwarchitectuur Nijmegen onderscheidend maken van andere steden. Daar leggen we het accent, waarmee ik niet wil zeggen dat het industriële erfgoed niet belangrijk is voor Nijmegen.” Paul Depla, wethouder in Nijmegen, tijdens het debat ‘Industrieel erfgoed Nijmegen, vergeet het maar’, mei 2005.
Voorbeeld: Kamp Westerbork
“Als we nu eens vijftig jaar verder zijn en we blikken terug naar 2008. Dan denk ik – ik weet het niet want het is absoluut onvoorspelbaar – dat we de windmolens en de cataloguswoningen in het kader van ruimte-voor-ruimte als typisch behorende tot deze tijd beoordelen en ze daarom waarderen.” Kees de Ruiter, geciteerd in het essay ‘Cultuurhistorie en gebiedsontwikkeling’ door Govert D. Geldof en Paul Berends, 2008
144 – belvedere.nu / Feiten en waarden
De geschiedenis heeft ook haar donkere kanten. Afhankelijk van hoe pregnant de schaduwzijde is, mag een gelegenheid voor herinnering of herdenking niet ontbreken. Een werkbarak van het doorgangskamp Westerbork is jarenlang in gebruik geweest als opslagruimte voor een loonbedrijf in Veendam. Zo’n gebruik bleek moeilijk te rijmen met de beladen oorlogsgeschiedenis. Meer dan honderdduizend joden zijn vanuit Westerbork naar concentratiekampen gedeporteerd. Onder hen Anne Frank en haar zus Margot, die in deze werkbarak te werk waren gesteld. De barak zou worden teruggeplaatst in het herinneringscentrum Kamp Westerbork, maar brandde bij het transport uit Veendam af. Mede dankzij de publiciteit hieromheen, kwam aan het licht dat op verschillende plaatsen in de regio nog andere barakken uit Westerbork staan. Vlak na de oorlog was er geen behoefte de barakken te behouden als tastbare getuige van de verschrikkingen. Zoveel jaar later vinden velen het huidige anonieme en functionele gebruik ervan ongepast.
145 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Keuze uit uiteenlopende gezichtspunten In haar implicaties is de cultuurgeschiedenis al net zo complex als in haar gelaagdheid. De mate waarin een bepaald tijdsbeeld nog van invloed is op de huidige identiteit kan enorm verschillen. Bloeiperioden of bijzondere gebeurtenissen kunnen een groter stempel op de identiteit drukken dan relatief rustige perioden. Maar zelfs in wederopbouwwijken, die hun identiteit sterk ontlenen aan de woningnood en de stedenbouwkundige idealen uit de jaren vijftig en zestig, schuilen andere relevante identiteiten. Soms zijn de ontginningspatronen van voor de oorlog nog steeds bepalend voor de huidige structuur. Soms hebben nieuwe bevolkingsgroepen de afgelopen decennia een heel andere betekenis of een ander gebruik gegeven aan plekken en voorzieningen. De waarde die aan bepaalde perioden of gebeurtenissen wordt gehecht is bovendien zeer subjectief. Oudere generaties Twentenaren associëren verlaten textielfabrieken met slechte werkomstandigheden en uitbuiting. Waarom zou dat beeld behouden moeten blijven? Diezelfde fabrieken vertellen anderen het verhaal van de industrialisatie van Nederland en de Twentse textielbaronnen. Voor hen is het behoud van de fysieke overblijfselen van deze geschiedenis veel vanzelfsprekender. Ook als het niet direct gaat om een waardeoordeel, maar om de vraag wat bepalend is voor de identiteit van een plek of streek, zal een zeer divers beeld ontstaan. Een boer wiens familie al generaties lang het land verbouwt, heeft daar andere ideeën bij dan een net uit de stad verhuisde forens. Voor sommigen zit de identiteit vooral in fysieke vormen of structuren, voor anderen in herinneringen en omgangsvormen. En met veranderingen in het ruimtegebruik of in de culturele belangstelling, verandert ook de identiteit van een gebied. Identiteit is kortom niet alleen een gelaagd, maar ook een persoonsgebonden en tijdsgebonden begrip. Een beschrijving van een gebiedsidentiteit wordt dan ook vaak opgesteld op basis van een gezamenlijke zoektocht van alle betrokkenen en/of een deskundigenoordeel over karakteristieke gebiedseigenschappen. De identiteit is dan datgene wat de meeste betrokkenen op dat moment ervaren als de identiteit.
“Onze regionale identiteit stoelt vooral op een feelgoodverhaal over een streek. Het is als een nieuw gebouw dat aan oude beelden moet voldoen. Het gevolg daarvan is dat een streek wordt opgezet en opgepoetst als een dood vogeltje. Je maakt er op die manier geen mensenlandschap van maar een overheidslandschap. Het landschap komt op die manier bijna uit de zuigfles. Dat leidt op zijn beurt tot knellende regelgeving. Landschap is het resultaat van permanente veranderingen in de tijd. Die geschiedenis laat zich niet stopzetten.” Rik Herngreen, adviseur ruimtelijke kwaliteit, tijdens het debat ‘Ondernemen op
Voorbeeld: Groenlo en de Tachtigjarige Oorlog In 1627 verjoeg stadhouder Frederik Hendrik de Spaanse troepen uit Groenlo. De bastions van waaruit dat gebeurde zijn nog aanwezig, maar zo goed als onherkenbaar. Ze zijn begroeid met honderden bomen en de bewapening is lang geleden weggehaald. De gemeente Oost Gelre, waar Groenlo onder valt, wilde dat de naam Groenlo bij het brede publiek in verband wordt gebracht met deze historische gebeurtenis en had het voor-nemen om het Noorderbastion te reconstrueren in de toestand ten tijde van Frederik Hendrik. Het motief Leestip was vooral economisch: Groenlo zou er Rienke Groot e.a., ‘Speculatieve cultuurhistorie; interessanter door worden als toeristische een onderzoek naar de mechanismen van bestemming. Tientallen bomen moesten waardering’, Alterra, Wageningen 2005. plaatsmaken voor replica’s van kanonVerslag van een zoektocht naar de mechanismen nen. De band tussen Groenlo en de die ertoe leiden dat toekomstige generaties Tachtigjarige Oorlog bleek echter minder bepaalde objecten en landschappen opnemen sterk dan de gemeente veronderstelde. in het domein van de gewaardeerde cultuurEr brak verzet uit tegen de bomenkap. historie. Deze zoektocht is ingezet om aanVoor veel Groenloërs dragen de bomen knopingspunten te vinden voor de ontwikkeling meer bij aan de plaatselijke identiteit van nieuwe woon-, werk-, productie- en dan de historische gebeurtenis in 1627. ontspanningslandschappen.
het platteland’ van BrabantBalie, 23 januari 2007.
146 – belvedere.nu / Feiten en waarden
147 – belvedere.nu / Feiten en waarden
“Delfshaven is een achterstandswijk van Rotterdam, bewoond door migranten met tientallen nationaliteiten. Als zij al iets met Piet Hein hebben (die in Delfshaven geboren is en daar een standbeeld heeft, red.), dan is dat in negatieve zin: hele volksstammen werden door de ‘zeeschrick van Delfshaven’ beroofd, vermoord of in slavernij gevoerd. Van de huidige Delfshavenaren kan ook moeilijk worden verwacht dat zij warm lopen voor de morele grondleggers van de Verenigde Staten. Zo is Delfshaven een mooi decor, zonder dat de lokale bevolking zich ermee identificeert of trots is op de glorieus getoonzette geschiedenis. Alleen in de molen komen heden en verleden samen: buurtbewoners laten er porties graan malen voor hun exotische gerechten.”
De kennisbasis Aan de basis van veel onderzoek staat de wens om meer inzicht te krijgen in de cultuurhistorische karakteristieken van het plangebied, de voorwaarden die deze stellen aan een toekomstige ontwikkeling en de aanknopingspunten die zij daarvoor bieden. Binnen de context van ‘behoud door ontwikkeling’ staat steeds het verband centraal tussen verleden, heden en toekomst. De invalshoek kan verschillen. Er kan bijvoorbeeld voor worden gekozen om de ontwikkelingsgeschiedenis van een gebied in beeld te brengen, met oog voor de morfologie en het menselijk handelen. Het gaat dan om de manier waarop het gebied en de bewoners ervan zich in de loop der eeuwen hebben aangepast aan ruimtelijke en maatschappelijke opgaven. Van daaruit wordt geanalyseerd hoe die geschiedenis in het huidige landschap of straatbeeld te herkennen is. Een andere mogelijkheid is om te beginnen met wat er vandaag de dag fysiek aanwezig is. Van daaruit kunnen conclusies worden getrokken over welke karakteristieken essentieel zijn en welke nieuwe functies passend worden geacht.
De loop van de geschiedenis als uitgangspunt Van oorsprong is historisch onderzoek vooral gericht op het inventariseren van cultuurhistorische elementen, objecten of structuren en op het bepalen van de waarde ervan. De daaruit voortvloeiende kennis vormt de basis om cultuurhistorie op een zorgvuldige wijze te gebruiken als kwaliteitsdrager bij een ruimtelijk ontwikkelingsproject. Iedere provincie beschikt inmiddels over een of meer cultuurhistorische waardekaarten, over gebiedspaspoorten, biografieën van landschappen of vergelijkbare documenten. Kennis over archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische waarden is bovendien toegankelijk gemaakt via websites als www.kich.nl en www.watwaswaar.nl.
Paul Meurs, hoogleraar Restauratie aan de TU Delft, in zijn oratie ‘Bouwen aan de weerbarstige stad’ uit 2007
Discours: hoe houdbaar is een eenmaal gedefinieerde gebiedsidentiteit? Een gebiedsidentiteit laat zich niet verabsoluteren. Pogingen om de identiteit vast te leggen als vastomlijnd, statisch gegeven gaan voorbij aan het dynamische en subjectieve karakter ervan. Maar in het streven om streek-, stads- of dorpseigen te bouwen, is het onvermijdelijk om te definiëren waar die eigenheid uit bestaat. In hoeverre is het legitiem om een gebiedsidentiteit doelbewust te versimpelen, als dat helpt in het streven naar een onderscheidend plan en gelijkgestemdheid onder de betrokkenen? Of is het risico te groot dat zo’n gelijkgestemdheid vluchtig blijkt, en dat mensen die zich er minder in herkennen zich uitgesloten voelen?
148 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Puur historisch onderzoek is niet geschikt om aan te geven wat de gevonden feiten en waarden kunnen betekenen in het heden en in de toekomst. In de context van een ruimtelijk vraagstuk, is die denkstap wel essentieel. Om die reden hebben verschillende instanties nieuwe onderzoeksmethodieken ontwikkeld, zoals het cultuurhistorisch profiel, de cultuurhistorische effectrapportage en de cultuurhistorische verkenning. Kenmerkend voor deze methodieken is dat zij de cultuurhistorie integraal benaderen (archeologie, landschap en bebouwing) en steeds vaker ook oog hebben voor de beleefde cultuurhistorie in de vorm van herinneringen en verhalen. De rapportages geven niet alleen een chronologisch beeld van de ontwikkelingsgeschiedenis, maar ook een voor ontwerpers meer hanteerbare ‘omkering’, een toelichting op het huidige ruimtelijke beeld vanuit diezelfde ontwikkelingsgeschiedenis. Daarnaast wordt in meer of mindere
Leestip www.zandstad.nl Op deze website is op basis van het concept ‘biografie van het landschap’ historische kennis over het zuidoosten van Brabant verzameld, bewerkt en bruikbaar gemaakt voor planners en ontwerpers. De website biedt de gebruiker een grote vrijheid om de opgeslagen data naar eigen inzicht te raadplegen, combineren en associëren. De informatie is nazoekbaar op een tijdlijn, maar ook topografisch, thematisch, cartografisch, alfabetisch, enzovoort. Bijzonder is de ontsluiting van gegevens over aspecten als verstedelijking, rituelen, infrastructuur en veel voorkomende beroepen rond zeven transformatiemomenten; periodes waarin zich cruciale omslagen voordeden in de gebiedsgeschiedenis.
149 – belvedere.nu / Feiten en waarden
mate een visie gegeven op de toekomstige ontwikkeling, worden ontwikkelingsperspectieven geschetst, wordt een doorvertaling gemaakt naar een programma van eisen, of worden uitgangspunten geformuleerd voor het ontwerp. De essentie van dit type onderzoek is dat het het verleden ontrafelt en de betekenis daarvan duidt. De methodieken zijn ontwikkeld om te zoeken naar de oorsprong of ontwerpuitgangspunten van de bebouwing of het landschap, de ontwikkeling sindsdien en de trendbreuken die zich daarin hebben voorgedaan, maar ook naar de wijze waarop de geschiedenis in de huidige situatie nog herkenbaar is of weer herkenbaar is te maken. Op die manier kunnen ze ook verborgen of verloren gegane structuren ontsluieren die in de toekomst weer relevant kunnen zijn. Onderzoeksvormen als deze bieden vaak een doorkijk naar de toekomst, bijvoorbeeld met kaartbeelden en ontwikkelingsscenario’s.
Voorbeeld: cultuurhistorisch profiel Hessenberg, Nijmegen De Hessenberg is een ontwikkelingslocatie binnen de oude stadswal van Nijmegen. In de late Middeleeuwen lagen hier begijnhofjes rondom een klooster en er staat een monumentaal weeshuis uit een latere periode. Nadat een eerder ontwerp voor de invulling van de locatie op hevige maatschappelijke weerstand stuitte, is bij de herstart van het planvormingsproces in 2001 een ‘cultuurhistorisch profiel’ opgesteld. Dit profiel vertelt het verhaal van de locatie op grond van allerhande historische bronnen, aangevuld
150 – belvedere.nu / Feiten en waarden
met een analyse van de overgebleven cultuurhistorische waarden in het gebied. Het bevat bovendien een vervolgstap, in de vorm van acht thematische invalshoeken voor de omgang met de cultuurhistorie in de toekomstige ontwikkeling. Die laatste stap is gezet in een samenwerking van experts in de kunst, de architectuur en de cultuurhistorie. Een multidisciplinair ontwerpteam heeft het cultuurhistorisch profiel vervolgens vertaald in drie ontwerpschetsen. De reacties van onder meer de omwonenden op deze drie schetsen vormden het uitgangspunt voor de laatste ontwerpfase, de definitieve schets. Hierin is de bijzondere cultuurhistorische betekenis onder meer vertaald in een besloten structuur met een aaneenschakeling van intieme hoven, pleinen en stegen. In het plan nemen een behouden kapel en voormalig weeshuis een centrale plaats in. Op het terrein worden 177 woningen gebouwd, merendeels appartementen. De bouw hiervan is in 2008 gestart en de eerste appartementen worden binnenkort opgeleverd. De voormalige kapel blijft in gebruik als kerk voor dak- en thuislozen. Het weeshuis krijgt waarschijnlijk een woonfunctie in combinatie met publieke voorzieningen.
Voorbeeld: Bellamy-atlas, Amsterdam De belangrijkste kennisbron bij toekomstige ruimtelijke ingrepen in de Amsterdamse Bellamybuurt is een atlas, die tot stand is gekomen onder aanvoering van een buurtbewoner. De Bellamybuurt maakt deel uit van de negentiende-eeuwse ring om Amsterdam,
151 – belvedere.nu / Feiten en waarden
maar heeft zelf een langere historie. Als deel van de gemeente Nieuwer-Amstel kwamen hier al in de zeventiende en achttiende eeuw buitenverblijven, pleziertuinen en kleine industriële bedrijven tot ontwikkeling. De ruimtelijke structuur heeft daardoor een veel grotere gelaagdheid dan die van de omringende buurten. In het denken over de buurt kwam die gelaagdheid onvoldoende tot uiting. Minke Wagenaar, architecte, bewoont een pand uit de achttiende eeuw. Zij nam het initiatief tot een stedenbouwkundig-historisch onderzoek, dat gaandeweg de vorm kreeg van een atlas. In de atlas wordt de ontwikkeling van thema’s als water, bebouwing en tuinen in beeld gebracht aan de hand van historisch kaartmateriaal en zijn actuele gegevens over de belevingswaarde van de buurt op kaarten weergegeven. Vanaf het begin zocht Wagenaar de samenwerking met het stadsdeel Oud-West en met andere bewoners. Mede daardoor werken de resultaten nu door in het welstandsbeleid en in het bestemmingsplan. Onder bewoners en professionals is het bewustzijn over de waarden van de buurt gegroeid. Die schuilen niet alleen in de architectuur en niet alleen in de ligging in de negentiende-eeuwse ring, zoals eerder werd aangenomen, maar vooral in het samenspel van verschillende tijdslagen.
Aanwezige sporen van de geschiedenis als uitgangspunt Een tweede mogelijke invalshoek voor onderzoek is de verschijningsvorm van een stad of landschap, en de sporen van de geschiedenis die daarin te traceren zijn. Dit is een geschikt type onderzoek om te zoeken naar de ruimtelijke identiteit van een buurt, plaats of streek, om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen aan te laten sluiten bij de bestaande karakteristieken van het gebied. De cultuurhistorische vraag hoe het zo is gekomen staat daarbij niet voorop, maar speelt wel steeds mee; soms prominent, soms op de achtergrond. Dragers en kavels zijn de sleutelbegrippen bij dit type onderzoek. Dragers staan voor de grote structuren aan de hand waarvan het ruimtegebruik zich heeft ontwikkeld. Dat kunnen bijvoorbeeld bodemsoorten, waterlopen en verkeerswegen zijn. De verkaveling is grotendeels afgeleid van die dragers. De manier waarop de kavels zijn ingericht en worden gebruikt, waaronder de bouwwijze en de architectuur, zegt ook iets over de cultuurhistorie van een gebied en kan medebepalend zijn voor de hedendaagse karakteristiek. Leestip Han Lörzing, Arjan Harbers en Sandra Schluchter, ‘Krachtwijken met karakter’, Ruimtelijk Planbureau, Den Haag 2008. Dit onderzoek inventariseert de sterke en
Voorbeeld: de korrelmethodiek bij dorpsuitbreidingen Het landschapsbureau LA4sale heeft een methodiek ontwikkeld die bestaande stedenbouwkundige en architectonische karakteristieken optekent, en deze vertaalt naar nieuwbouwprojecten. De methodiek is vooral toegepast bij dorpsuitbreidingen. De dorpsbebouwing wordt eerst getypeerd aan de hand van de dragende structuur en vervolgens uiteengelegd in ‘korrels’, bestaande uit een gebouw op zijn kavel. In de eerste plaats is de situering van de korrels punt van aandacht. Deze bepaalt in hoge mate de identiteit van het dorp. Liggen de korrels bijvoorbeeld in linten langs het water, op kunstmatige terpen of rondom een gemeenschappelijke brink? Liggen soortgelijke korrels naast elkaar of juist niet? Op het schaalniveau van de korrel zelf kunnen vervolgens tal van factoren bepalend blijken voor de specifieke dorpskarakteristiek: de verschillende korrelgroottes, de plek van de gebouwen op de kavels, eventuele bijgebouwen, beplanting, kleur, de opbouw van voorgevels, de entree, de dakrichting, de bouwmaterialen, enzovoort.
zwakke punten in de stedenbouwkundige opzet van de veertig ‘Vogelaarwijken’ en geeft aan hoe de stedenbouwkundige kwaliteiten benut kunnen worden bij de herstructurering.
152 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Voorbeeld: wikken en wegen in waardevolle wijken Onderzoek naar aanwezige waarden is een essentieel onderdeel van de methodiek ‘Wikken en wegen in waardevolle wijken’, die tussen 1999 en 2001 is ontwikkeld door onder meer het bureau De Lijn (inmiddels toegetreden tot het bureau Inbo). Aanleiding voor het opstellen van deze methodiek was de vernieuwing van de wijken uit de periode 1920-1940 die zich
153 – belvedere.nu / Feiten en waarden
destijds aandiende. De opdrachtgevers voor het achterliggende onderzoek (de ministeries van OCW en VROM, de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de gemeente Amsterdam) signaleerden een tekort aan aandacht voor de cultuurhistorisch waardevolle elementen in deze wijken. In deze methodiek gaat een onderzoek naar de aanwezige cultuurhistorische waarden in de wijk vooraf aan de analyse van de woningmarkt en het definiëren van voorstellen voor de aanpak. De cultuurhistorische analyse wordt gevoed door een inventarisatie van de stedenbouwkundige opbouw en de ideeën die daaraan ten grondslag lagen. De aandacht gaat achtereenvolgens uit naar de ontwikkelingsgeschiedenis, de ruimtelijke compositie, de openbare ruimte en de erfgoedwaarde van de gebouwen. De heldere systematiek maakt deze methode ook voor wijken uit andere perioden toepasbaar.
De lokale cultuur begrijpen ‘De geplande stad en de geleefde stad’ luidt de ondertitel van de in 2008 verschenen ‘Atlas van de Westelijke Tuinsteden Amsterdam’. De auteurs (Ivan Nio, Arnold Reijndorp en Wouter Veldhuis) doelen hiermee op het verschil tussen de idealistisch bepaalde uitgangspunten op grond waarvan deze uitbreidingswijken in de jaren vijftig en zestig zijn gebouwd en de wijze waarop de huidige bewoners de ruimte beleven, hoe zij zich oriënteren en binnen welk gebied hun leven zich afspeelt. Het verschil tussen de leefstijl van de destijds beoogde gezinnen en de huidige multiculturele en individualistisch ingestelde bevolking is aanzienlijk. De geleefde stad behoort net als de geplande stad tot de cultuurhistorie van de wijk. Voor het geleefde dorp of de geleefde streek geldt hetzelfde. Onderzoek naar de manier waarop mensen met de ruimte omgaan en hoe ze er tegenaan kijken, kan daar meer zicht op geven. Dat kan via observerend of participerend onderzoek (twee van de drie auteurs van de atlas wonen in de westelijke tuinsteden), of door direct met de bewoners in contact te treden.
Beleving
Uit veel praktijkgevallen blijkt dat de effectiviteit van belevingsonderzoek het grootst is, als het zich zo veel . mogelijk in de eigen omgeving afspeelt. Mensen praten gemakkelijker in een huiskamer, een kerkzaaltje of een dorpscafé dan in een vergaderzaal. Maar belevingsonderzoek kan veel rijker zijn dan praten alleen. Er zijn veel manieren om het onderzoek zintuiglijk te maken: om mensen te stimuleren om nog eens goed naar hun woonomgeving te kijken, om letterlijk eraan te ruiken en te voelen. Bijvoorbeeld door ze foto’s te laten maken van wat ze het meest waarderen in hun leefomgeving of door ze de producten van de streek te laten proeven.
“Met de kennis van oud-werknemers kan meer inhoud worden gegeven aan herbestemmingsprojecten. Voor de oud-werknemers betekent het veel om hun kennis te mogen delen. Ze vertellen graag over hun persoonlijke geschiedenis in de fabriek. De overdracht van deze kennis kan plaatsvinden aan de vooravond van een herbestemmingsproces, maar ook na afloop ervan. Zo worden er bij de voltooiing van herbestemmingsprojecten vaak rondleidingen georganiseerd. Deze zouden gegeven kunnen worden door oud-werknemers.” Uit: Meike Sauter, ‘Lopende banden; onderzoek naar de herbestemming
Mooi of lelijk doet er toe. De ruimtelijke kwaliteit wordt immers in hoge mate bepaald door hoe mensen een gebied beleven. En termen als ‘mooi’ of ‘lelijk’, hoe moeilijk meetbaar ook, zijn woorden waarmee mensen hun waardering voor een gebied uitdrukken. Maar achter zo’n waardering gaat vaak meer schuil dan een oppervlakkige beoordeling van de uiterlijke verschijningsvorm. Een beoordeling als mooi of lelijk zegt ook iets over de elementen in de omgeving waar mensen zich verbonden mee voelen. Een complete gebiedsanalyse omvat ook die publieke waardering, in aanvulling op de ruimtelijke interpretatie van kavels en dragers en de cultuurhistorische interpretatie van patronen en relicten. In de combinatie ontstaat een beeld van de mate waarin oorspronkelijke ontwerpmotieven nog actueel zijn en in hoeverre cultuurhistorische waarden worden herkend.
van fabrieken en hoe oud-werknemers dit ervaren’, Topos 2008-3
Leestip ‘Doen en gedaan krijgen, een draaiboek voor de leefomgeving in de dorpen van Drenthe’, BOKD, Assen 2006 De Brede Overleggroep Kleine Dorpen (BOKD) in Drenthe zet regelmatig belevingsonderzoek
De meest voor de hand liggende manier om de publieke waardering te achterhalen, is om het aan het publiek te vragen. In veel projecten anticipeert dit onderdeel van het onderzoek al op de betrokkenheid van het publiek bij de verdere planvorming. Door een aanpak te kiezen die mensen actief inschakelt en stimuleert om na te denken over hun woonbuurt, -plaats of -streek, ontstaat een goede basis om daarna een stap te maken naar de ideeën over de toekomstige ontwikkeling. Niet alleen merken mensen zo dat er iets met hun inspanningen wordt gedaan, maar er ontstaat ook een plan dat geworteld is in de samenleving.
154 – belvedere.nu / Feiten en waarden
in om aanknopingspunten te vinden voor toekomstige dorpsontwikkelingen. In deze publicatie heeft de BOKD haar ervaringen opgetekend.
155 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Voorbeeld: Rivierenwijk, Deventer Door een onderzoek in te richten en te omkleden met kleine evenementen of attracties voor de buurt, wordt het een informele en zelfs vrolijke happening. Zo is in de te herstructureren Rivierenwijk in Deventer een buurtmuseum geopend waar wijkbewoners persoonlijke herinneringen aan hun eigen woongeschiedenis konden delen. Dit initiatief was onderdeel van een veel bredere campagne om bewoners in te schakelen bij de plannen voor hun buurt. Een ander onderdeel had de vorm van keukentafelgesprekken, ondersteund door onder meer een tafelkleed met de plattegrond van de buurt, vlaggetjes, stempels en ansichtkaarten. Aan de hand van kaartjes met stellingen over de toekomst van de buurt, in een eerdere fase opgetekend uit de mond van bewoners, kwamen gesprekken tussen bewoners tot stand en werd duidelijk in hoeverre deze stellingen op brede ondersteuning konden rekenen.
156 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Voorbeeld: schaatsfabriek in IJlst In de beleving van omwonenden wordt het erfgoed niet altijd positief gewaardeerd. Omwonenden zijn het bovendien niet vanzelf met elkaar eens. In het Friese IJlst lagen plannen klaar voor herbestemming van de schaatsfabriek Nooitgedagt. Van de subsidieverstrekkers tot en met de projectontwikkelaar, iedereen stond in de startblokken voor het behoud van de monumentale fabriekshal. Maar bewoners morden. Veel IJlstenaren vonden de fabriek lelijk en te groot voor hun dorp. Ze waren blij dat ze ervan af konden. In 2003 is de fabriekshal alsnog gesloopt. Maar het hoofdgebouw is blijven staan, mede dankzij de inspanningen van weer andere bewoners. Zij bundelden hun krachten in een stichting en wisten, in samenwerking met de gemeente Wymbritseradiel, hun ideeën over behoud en hergebruik te realiseren. In het hoofdgebouw is een ‘doe- en kijkcentrum’ gevestigd over de voormalige fabriek en de producten die daar vandaan kwamen. De 22 meter hoge schoorsteen werd gerestaureerd en daarbovenop staat nu een stalen frame van nog eens acht meter hoog, een referentie aan een al in 1980 gesloopt gedeelte van de fabriekspijp.
157 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Discours: mythes koesteren of ontkrachten? Aan plekken en gebouwen kunnen historische verhalen kleven die sterk bepalend zijn voor de manier waarop een gemeenschap de historie beleeft. Het is lang niet altijd duidelijk in hoeverre zo’n verhaal op waarheid berust. Integendeel: soms weet iedereen dat dit niet zo is. In hoeverre behoren mythes en legendes tot de lokale cultuurhistorie? Recreatiepark Esonstad bij Anjum ligt op de plek waarover het verhaal gaat dat er ooit de nederzetting Ezonstad lag. Is dat een cultuurhistorische legitimatie of slechts een leuke bijkomstigheid? Kan een dorp dat zich verzet tegen de oprukkende stad een beroep doen op een geconstrueerd beeld van een hechte gemeenschap, ook als is aangetoond dat daar nooit sprake van is geweest?
Gebruik van de ruimte en omgangsvormen Belevingsonderzoek is bedoeld om te begrijpen wat mensen waarderen en niet waarderen in hun woonomgeving. Het zegt weinig over hoe de mensen met de openbare ruimte omgaan, waar ze elkaar ontmoeten en hoe ze zich erin bewegen. In buurten of dorpen die vanouds een sterk op elkaar betrokken bevolking kennen, zoals de voormalige mijnwerkerskolonies in Zuid-Limburg, verloopt het onderlinge contact anders dan in een opgeknapte stadswijk waar goedverdienende tweeverdieners hun intrek hebben genomen. En niet voor niets biedt een organisatie als Landschapsbeheer Groningen een inburgeringscursus aan voor nieuwe plattelandsbewoners afkomstig uit de stad.
“Een nieuwe bewoonster die zich niet bewust was van het karakter van de wijk, groette dagelijks de buren in het portiek met een vriendelijk goedemorgen. Op een ochtend wordt ze gecorrigeerd door de buurvrouw.
Voorbeeld: Lakerlopen, Eindhoven In een eerste vernieuwingsfase werd het karakter van de vooroorlogse wijk Lakerlopen in Eindhoven gezocht in de stedenbouw en de architectuur. Het stratenpatroon en het gesloten bouwblok waren leidend in het ontwerp van een sloop- en nieuwbouwoperatie. Toch bleken onvoldoende buurtbewoners zich in de nieuwbouw te herkennen. In de tweede vernieuwingsfase kregen het onderzoek en het ontwerp een andere wending. De communicatie met de bewoners werd geïntensiveerd. Het accent verschoof van de esthetiek naar hoe de bewoners de openbare ruimte gebruikten. Buurtbewoners ontmoetten elkaar op straat, bleek toen. Daar speelt het sociale leven zich af. Die bevindingen kregen een ontwerpmatige vertaling in een parkeeroplossing in vergrote binnenhoven en bijzondere aandacht voor de overgang van privé- naar openbaar terrein. Niet de cultuurhistorie van de architectuur was daarbij leidend, maar de levende cultuur die de bewoners samen hadden opgebouwd.
‘Dat doen we hier niet zo. We zeggen: Goedemorgen, mevrouw Van Gemeren’.” Uit: Frank Bosboom, Judith van El en Ton Rutjes, ‘Van identiteit naar wijkprogramma’, Tijdschrift voor de Volkshuisvesting 2007/3. Tijdens een brandingsessie om de wijkidentiteit te benoemen, kwam naar voren hoe de ontstaansgeschiedenis van de wijk Mariahoeve in Den Haag nog steeds doorwerkt in de dagelijkse omgangsvormen. De naoorlogse woonwijk moest vanaf het begin meer kwaliteit bieden dan de even eerder gebouwde wijken in Den Haag Zuidwest. Bewoners werden geselecteerd en ervoeren hun nieuwe woonbuurt als een
Kunst als onderzoekmiddel Kunstenaars stellen andere vragen dan onderzoekers. Zij zijn niet op zoek naar feiten, maar naar essenties. Geholpen door een onafhankelijke, onderzoekende geest en een grote verbeeldingskracht kunnen kunstenaars een nieuw licht werpen op een gebied. Herkenbaar of minder herkenbaar maar vrijwel niet eerder zo ervaren. De resultaten laten zich zelden formuleren als een reeks direct toepasbare conclusies, maar creëren wel een breder denkraam. Onpartijdige kunstenaars en hun kunstuitingen kunnen helpen om mensen bij elkaar te brengen, te bevragen en hen bewust te maken van de eigenwaarde van een gebied – zowel bij het publiek als bij professioneel betrokkenen. Kunstenaars kunnen bovendien uitdrukken wat mensen moeilijk onder woorden kunnen brengen. Zij slaan daarmee vaak een brug tussen bijvoorbeeld ontwerpers en het publiek, of tussen verschillende belangengroepen.
sociale stijging.
158 – belvedere.nu / Feiten en waarden
159 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Voorbeeld: l’Essence de Mastenbroek
Voorbeeld: A1-project, Overijssel
Het parfum l’Essence de Mastenbroek smeedde een nieuwe band tussen de oude agrarische bevolking en de nieuwe bewoners van Mastenbroek, een middeleeuwse polder tussen Kampen en Zwolle met een voor die tijd opzienbarende geometrie in de verkaveling. Door tezamen de kwaliteiten van hun polder uit te dragen, wisten de bewoners uiteindelijk de polder te behoeden voor verdere verstedelijking na de bouw van de Zwolse wijk Stadshagen. Diverse kunstenaars ondersteunden hen in hun zoektocht. Kunstenares Birthe Leemeijer en parfumeur Allesandro Gualtieri vingen de identiteit van de polder in een parfum. Zij stelden het parfum samen op basis van geuren die aangedragen zijn door vertegenwoordigers van de oude boerenfamilies uit de polder: gras-, hooi- en stalgeuren en geuren uit de vier seizoenen. L’Essence de Mastenbroek is gepresenLeestip teerd in het warenhuis De Bijenkorf in www.skor.nl Amsterdam, ver buiten het gebied zelf, Op de website van de Stichting Kunst en opdat het parfum de polder ook elders in Openbare Ruimte staan verschillende projecthet land op de kaart zou zetten als een beschrijvingen. Met de zoekfunctie kunnen bijzonder gebied. projecten worden geselecteerd op het thema ruimtelijke ordening.
160 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Mobiliteit is een onlosmakelijk deel van de cultuur geworden, en daarmee ook van de cultuurhistorie. De ligging en het ontwerp van de infrastructuur zeggen vaak iets over de manier waarop de samenleving in het verleden was georganiseerd en hoe mensen tegen hun omgeving aankeken. Recente culturele tendensen zoals de internationalisering en de individualisering vinden hun weerslag in de infrastructuur en het gebruik ervan. Om hier meer zicht op te krijgen, sloegen drie culturele organisaties uit Overijssel in 2005 de handen ineen: het Kunstenlab uit Deventer, de Kunstvereniging Diepenheim en AkkuH (Aktuele kunst Hengelo). Zij lieten kunstenaars in drie rondes reflecteren op de wisselwerking tussen de rijksweg A1 en zijn omgeving, zowel landschappelijk als in sociaal-cultureel opzicht. Bij hun werk konden de kunstenaars gebruik maken van gebiedsverkenningen die het ingenieursbureau Tauw BV uitvoerde, als onderdeel van het kunstproject, en desgewenst konden zij met de ingenieurs samenwerken. Het project resulteerde in een aantal publicaties, films en tijdelijke kunstwerken langs de A1, die automobilisten aanzetten om op een andere manier naar hun omgeving te kijken. De eerste ronde had het thema ‘de snelweg als verblijfsplaats’, naar aanleiding van de Oost-Europese snelwegnomaden op de A1. De tweede ronde ging over het doorsneden landschap. Hierin stonden de inbreuken centraal die de aanleg van de A1 destijds heeft gepleegd op het cultuurlandschap en sociale structuren. Vanaf de snelweg bieden deze
161 – belvedere.nu / Feiten en waarden
plekken vaak een verrassende doorkijk naar het oude landschap. Beeldend kunstenaar Jeroen van Westen identificeerde een tiental van deze locaties. Historicus Siebe Rossel voorzag ze van een beschrijving. Locatie en beschrijving vormden op hun beurt de inspiratiebron voor andere kunstenaars. Het kunstenaarsduo Pietertje van Splunter en Zeger Reyers vroegen bewoners aan weerszijden van de snelweg de witte was op de oude bleekvelden te leggen en fotografeerden vervolgens vanuit een helikopter de onderbroken lijn van wasgoed. De laatste ronde van dit project, dat liep van 2006 tot en met 2009, kreeg de naam IAMA1, uit te spreken als ‘I am A1’. Kunstenaar Jort den Hollander zocht hierin naar een ‘branding’ van het gebied rond de A1, door in verschillende kunstprojecten de bestaande kwaliteiten en eigenschappen uit te vergroten. De resultaten verwerkte hij in een film die op verschillende parkeerplaatsen langs de snelweg te zien was. Leestip
Verbeelding en ontwerp Ontwerpend onderzoek
165
Ontwerpafwegingen
168
Definiëren van de essentie
168
Cultuurhistorische lagen verenigen of krenten uit de pap
172
Contrast of analogie
174
Streekeigen of retro
177
Opgeknapt of de tand des tijd
179
Archeologie: een bijzondere ontwerpopgave
182
Vindplaatsen inpassen en uitsparen
182
Het verhaal uitdragen
185
Ontwerp als katalysator
187
Gezamenlijk schetsen en ontwerpen
188
Feesten en manifestaties
190
Sjoerd Cusveller en Liesbeth Melis, ‘Regionale identiteit, kunst en ruimtelijke planvorming’; Rotterdam, NAi 2006. Dit boek bevat een inventarisatie van dertig projecten waarbij landschapsarchitecten, planologen en kunstenaars hebben samengewerkt aan regionale inrichtingsplannen, met de ambitie om de culturele identiteit van de regio in beeld te brengen. Vijf daarvan worden uitgebreid geëvalueerd. Columns, interviews en essays voeden de discussie over regionale identiteit en hoe kunstenaars kunnen helpen om deze boven water te krijgen.
162 – belvedere.nu / Feiten en waarden
Verbeelding en ontwerp Iedere ontwerper moet bij iedere opgave opnieuw zijn eigen wiel uitvinden. Dat was een van de conclusies uit een serie interviews met ontwerpers die veel met cultuurhistorie werken, opgenomen in de Nirov-bundel ‘Interviews Belvedere; verslaglegging gesprekken met 12 ontwerpers’. Deze gesprekken vonden plaats in 2003. Op dat moment was er nog geen overtuigend corpus aan ervaring opgebouwd met cultuurhistorisch geïnspireerd ontwerpen. Maar ook nu dat corpus is gegroeid, blijft die conclusie van kracht. De ontwerpaanleidingen zijn zo divers en de rijkdom aan benaderingen en oplossingen is zo groot, dat iedere richtlijn of vuistregel eerder een beperking in het denken lijkt op te leveren dan een welkome ruggensteun. Daarnaast brengen ontwerpers elk hun eigen stijl en benadering mee. Een aantal afwegingen komt echter in vrijwel elk ontwerpproces terug. De keuzes die de ontwerper en zijn opdrachtgever daarin maken, bepalen in hoge mate op welke manier de cultuurhistorie en de ruimtelijke dynamiek samengaan. Dit hoofdstuk laat eerst zien hoe ontwerpend onderzoek richting kan geven aan het ontwikkelen van een ontwerpbenadering of een concreet plan. Daarna worden vijf ontwerpafwegingen behandeld die specifiek bij cultuurhistorisch geïnspireerde ontwerpen en ontwerpprocessen aan de orde zijn. Vervolgens is er aandacht voor de archeologie, die als onzichtbare vorm van cultuurhistorie eigen eisen aan het ontwerp stelt. Het laatste deel benadrukt de rol van het ontwerp in een planproces. Steeds vaker komt een ontwerp tot stand in interactie met andere professionals en omwonenden. Het ontwerp heeft zich ontwikkeld als een middel om andere partijen te inspireren en in te schakelen.
Ontwerpend onderzoek Hoe kunnen we de wateropgave combineren met cultuurhistorie? Welke richting slaan we in met een regio die met krimp te maken krijgt? Kunnen we een kwaliteitsbeleid formuleren voor de herstructurering van een bedrijventerrein? Ontwerpend onderzoek kan discussies als deze op gang brengen. Doel is niet zozeer om meteen te komen tot een te realiseren ontwerp, maar om vernieuwende ideeën en benaderingen te ontwikkelen over een nog onontgonnen opgave of over de toekomst van een gebied dat een verandering te wachten staat. Als er een levendig debat volgt, is de ontwerpoefening geslaagd. De doorwerking in het beleid of in een definitief ontwerp volgt, als het goed is, later.
Leestip B.A. Labuhn en E. Luiten, ‘Ontwerpen met geschiedenis; de Belvedere-oogst belicht en gewogen‘, TU Delft 2010. Dit handboek beschrijft, vergelijkt en illustreert de verschillende manieren waarop cultuurhistorie door hedendaagse ontwerpers geïnterpreteerd en bewerkt wordt. De publicatie besteedt veel aandacht aan de ontwerpmethoden die in Belvedereprojecten voorkomen en plaatst ze in het perspectief van oudere ontwerpbenaderingen en maatschappelijke trends.
165 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Voorbeeld: Waalfront, Nijmegen In het Waalfront in Nijmegen komen minstens drie cultuurhistorische lagen samen. De Romeinse stad heeft vooral ondergronds sporen nagelaten. De sinds de Middeleeuwen aangelegde vestingwerken zijn in de negentiende eeuw ontmanteld; alleen van het fort Krayenhoff resteren nog oude muren. De industrie, als derde laag, is nog alom aanwezig. Parallel aan de Waal zijn bovendien rivierdijken herkenbaar uit verschillende perioden. In de aanloop naar de vernieuwing van dit gebied, werkte het architectenbureau Stéphane Beel Architecten drie scenario’s uit, om te verkennen welke mogelijkheden het ontwerp biedt om deze cultuurhistorische gelaagdheid zichtbaar te maken. In alle scenario’s zijn de beide uiteinden van het plangebied aan de Waal open gebieden: de groene ruimte van het voormalige fort Krayenhoff in het westen en een havenbekken in het oosten. Daar tussenin was plaats voor dichtere bebouwing. Twee scenario’s onderzochten wat er gebeurt als een van de andere lagen dominant wordt in de invulling van dit tussengelegen gebied: de ordenende principes van een Romeinse stad of een maximaal hergebruik van het industriële erfgoed. Een derde scenario gaat uit van een neutraal grid, dat ontregeld raakt door alle onder- en bovengrondse resten uit voorgaande perioden. De ontwerpoefeningen en scenario’s belandden uiteindelijk in een ‘Ideeënboek’ en werden weer opgepakt door het ontwerpteam dat het masterplan voor het Waalfront
166 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
heeft opgesteld. Dit team stond onder leiding van landschapsarchitect Lodewijk Baljon en architect Liesbeth van der Pol. Het masterplan maakt uiteindelijk geen keuze tussen de verschillende lagen en de daaraan verbonden relicten; het brengt alles bij elkaar. Het gaat uit van de onderliggende landschappelijke structuur, zoals de enkele malen verlegde oeverlijnen en dijklijnen, om de verbanden naar boven te halen. Daarbinnen vallen herkenbare elementen uit de verschillende tijdvakken op hun plaats, zoals de restanten van de vestingmuur en de industriële objecten. In het dichtst bebouwde deel van het plangebied is een Romeins grid geprojecteerd als stedenbouwkundig patroon.
Voorbeeld: scenario’s in Ontwerpatelier Brabantstad Booming Brabant, Bruisend Brabant en Bourgondisch Brabant heetten de drie scenario’s die volgden uit het Ontwerpatelier Brabantstad. Drie scenario’s met ieder een eigen invalshoek: alles uit de kast om Brabantstad internationaal op de kaart te krijgen (booming); nieuw elan voor de stedelijke cultuur met behoud van het fijnmazige patroon van dorpen, linten en buurtschappen in het buitengebied (bruisend); inzet op de versterking van de authenticiteit van steden en dorpen (bourgondisch). De scenario’s hadden hetzelfde uitgangspunt: de karakteristiek van Brabant als ‘mozaïek’, waar steden, dorpen, natuur en infrastructuur in een fijnmazig patroon naast elkaar bestaan. Het samenwerkingsverband Brabantstad, waarin de vijf grote steden van Brabant, de provincie en
167 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
het rijk vertegenwoordigd zijn, gebruikte de resultaten om gesprekken op gang te brengen met alle andere gemeenten in Brabant en om een grote oploop te organiseren over Brabant in 2036. Juist het gebruik van scenario’s zette hier de discussie op scherp. Ontwerpmatig was uitgetekend welke gevolgen de principiële keuzes over de toekomst van de provincie konden hebben. Uit de exercitie volgde een voorkeur voor Bourgondisch Brabant. Dat was het inhoudelijke resultaat van het atelier. Maar de gelijkgestemdheid onder de Brabantse overheden als gevolg van het debat, was minstens zo belangrijk. Concreet was dit onder meer aanleiding om flink te investeren in het Groene Woud, het kleinschalige groene Brabantse landschap tussen Eindhoven, Tilburg en Den Bosch.
Ontwerpafwegingen Een op cultuurhistorie geïnspireerd ontwerpproces kent een aantal specifieke afwegingen, die de ontwerper samen met zijn of haar opdrachtgever en soms een cultuurhistoricus moet maken. Hoe die afwegingen uitvallen, hangt deels samen met de stijl en de voorkeur van ontwerper en opdrachtgever, en hangt deels samen met de aard van de opgave. Zijn er bijvoorbeeld specifieke fysieke objecten te behouden of te herstellen, of kan het ontwerp aansluiting vinden bij immateriële zaken zoals de gebiedsmentaliteit, architectonische tradities of omliggende landschapsstructuren?
Definiëren van de essentie Vanuit de gevonden en benoemde cultuurhistorische waarden in een gebied moet een vertaalslag worden gemaakt naar het ontwerp. Maar hoe? De benoemde cultuurhistorische waarden zijn vaak divers en gelaagd. De ontwerper zal vaak proberen de cultuurhistorische waarden hanteerbaar te maken door op zoek te gaan naar de cultuurhistorische essentie en de dragers daarvan. Zit de essentie in de bestaande topografie, de structuur of het ruimtelijk beeld? Of schuilt de essentie veeleer in de omgang met en het gebruik van een gebied die tot dat ruimtelijke beeld heeft geleid? Of zijn het de historische betekenissen die het gebied draagt? Vaak is het juist de unieke combinatie van - of een specifiek soort verband tussen het ruimtelijk beeld, het gebruik van het gebied en de betekenis die als essentie wordt aangemerkt. Per opgave en per gebied is er een uniek soort essentie te formuleren. De essentie ligt dus lang niet altijd in een te behouden of te herstellen object of structuur. De essentie kan ook worden gevonden in een stijlkenmerk of patroon in de omgeving. In die gevallen valt de keuze vaak op het toepassen van gebiedseigen vormen en structuren, al dan niet in gestileerde vorm, in combinatie met nieuwe tijdsbeelden. Voor deze benadering gelden culturele motieven (aan een gebouw mag de bouwperiode af te lezen zijn, ook als het refereert aan een andere periode) en praktische motieven (er worden hogere eisen gesteld aan zaken als comfort, bereikbaarheid en veiligheid). Een ontwerper kan de essentie ook zoeken bij de gebiedsmentaliteit: de manier waarop de mensen vroeger en nu met hun leefomgeving omgaan. Hij of zij kan de gebiedskarakteristiek die daaruit volgt, met een eigentijdse draai, in het nieuwe project herintroduceren.
168 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Voorbeeld: Twuyverhoek, Sint Pancras De wijze waarop de geschiedenis zich in de bestaande ruimtelijke inrichting manifesteert, stond centraal bij de ontwikkeling van zo’n vierhonderd woningen in Sint Pancras bij Alkmaar. Gemeente en ontwerpers wilden graag aansluiten bij de bebouwingsgeschiedenis van het dorp. Daartoe was vroeg in het planproces specifiek cultuurhistorisch onderzoek uitgezet. Maar zij stuitten op een cultuurhistorisch dilemma. Het dorp ontwikkelde zich de afgelopen eeuwen in parallelle linten op een brede strandwal. Doorbouwen op de strandwal zelf was geen optie: de in regionaal verband afgesproken woningaantallen zouden daar onhaalbaar zijn. De nieuwe locatie Twuyverhoek lag naast die strandwal, in een gebied waar al enkele decennia lang bollen werden geteeld en dat daarvoor een agrarisch eilandenrijk was. Als nat en moeilijk begaanbaar gebied is dat, vanuit cultuurhistorisch perspectief, geen logische vestigingslocatie. De stedenbouwkundigen van SVP Architectuur en Stedenbouw losten het dilemma op door de twee structuren over elkaar heen te leggen. De bebouwing van de nieuwe buurt volgt de hoofdontsluitingsweg, die is vormgegeven en ingericht als een lintweg. De woningen hebben eenzelfde rommelige verdeling als op de oude strandwal (hoewel deze in de nieuwe wijk nauwkeurig geënsceneerd is) en zijn georiënteerd op het lint of op de binnenplaatsen die op het lint ontsloten zijn. In de architectuur verwijzen ze naar streekeigen kenmerken. Deze informele bebouwingsstructuur wordt gecompartimenteerd
169 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
“Ik zou ervoor willen pleiten dat het verleden van de plek in elk ontwerp de kans moet krijgen zich uit te spreken, ook als dat verleden weerbarstig of ongewenst is. Dat kan alleen als we de geschiedenis niet onmiddellijk annexeren ten behoeve van onze (collectieve) herinnering, onze speurtocht naar onze identiteit of onze honger naar bijzondere ervaringen. Vaak vereist dat van de ontwerper een grote mate van terughoudendheid, een ‘ethiek van onthouding’, maar soms ook de durf om de plek ingrijpend te transformeren. In elk geval moet de ontwerper door een strak patroon van brede sloten. Cultuurhistorisch kan het niet bestaan, een bebouwingslint dat iedere honderd meter een watergang kruist. De essentie werd gevonden in het beeld van sloten, linten en streekeigen architectuur, niet in de morfologische logica eronder. Die was bij de laatste ruilverkaveling al verstoord, toen het fijnmazige slotenpatroon is vervangen door de huidige watergangen.
bereid zijn tot het voeren van een dialoog met de geschiedenis, waarbij nu eens de ontwerper dan weer het verleden het laatste woord heeft.” Belvedere-hoogleraar Jan Kolen in de bundel ‘Ontwerpen aan geschiedenis,
Voorbeeld: Zanderij Crailo, Hilversum De geschiedenis van de ontzanding was richtinggevend voor het ontwerp van het natuuren recreatiegebied Zanderij Crailo in Hilversum. In een klein deel van het gebied was de van oudsher aanwezige voedingsrijke bodemlaag nog aanwezig. Elders was de bodem afgegraven, maar tot op verschillende dieptes, variërend van zo’n dertig centimeter tot tweeëneenhalve meter, steeds dichter bij het grondwater. Deze grote verschillen in de grondwaterdiepte leidden tot verschillende mogelijkheden voor natuurbeheer, van droge graslanden en heide in droge delen tot moerassen en open water in de natte delen. Deze verschillende mogelijkheden, geordend in een strak rechthoekig patroon, bepaalden de inrichting van het nieuwe natuur- en recreatiegebied. De cultuurhistorische essentie werd hier dus niet gevonden in de beeldkwaliteit van de beplanting of de bebouwing, maar in de morfologische logica van de plek, ontstaan door menselijk ingrijpen.
170 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Een cultuur van ruimte maken’ van het Stimuleringsfonds voor Architectuur, Rotterdam 2005
171 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Discours: is behoud mogelijk zonder materie? Gestileerde structuren en bouwstijlen, voortborduren op een gebiedsmentaliteit: het zijn voorbeelden van cultuurhistorisch geïnspireerde ontwerpen, maar in concreto wordt er niets materieels behouden. Hetzelfde geldt voor de markering van een archeologische vindplaats, nadat de vondst zelf naar elders is overgebracht. Ontwerpers doen een beroep op de ‘genius loci’, oftewel de geest van de plek. Is zo’n strategie van ‘behoud zonder materie’ een goede manier van behoud van cultuurhistorische waarden? Of is zo’n oplossing, vanuit cultuurhistorisch perspectief, al gauw een lege huls?
Cultuurhistorische lagen verenigen of krenten uit de pap De cultuurhistorie van een plangebied biedt meestal een complex verhaal. Door de eeuwen heen deden zich grote gebeurtenissen voor die een kentering brachten, maar ook voortkabbelende ontwikkelingen en nieuwe impulsen van buiten. Oude gebouwen kunnen verschillende gebruiksvormen hebben meegemaakt en de bijbehorende verbouwingen hebben ondergaan. Als de ontwerpopgave een stad of een streek betreft, neemt die complexiteit exponentieel toe. Bij nieuwe interventies stelt dat de ontwerper en de opdrachtgever voor de vraag aan welke periodes of episodes ze refereren in het ontwerp. Dat geldt zelfs voor een programma als dat van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, dat zich vanuit zijn aard primair richt op het militaire erfgoed. De Waterlinie heeft zich in de 125 jaar van zijn militaire bestaan voortdurend ontwikkeld. Moet in het nieuwe ontwerp één ontwikkelingsfase dominant zijn? En in hoeverre moet aansluiting bij de niet-militaire gebiedsgeschiedenis worden gezocht? Referenties in een ontwerp aan één bepaalde periode uit de geschiedenis, één cultuurhistorische discipline (archeologie, bouwkunde of historische geografie) of zelfs één specifieke gebeurtenis hebben het voordeel van een consistent ontwerpconcept en een duidelijk verhaal, dat ook bij een breed publiek sterk tot de verbeelding kan spreken. In andere gevallen vinden de ontwerpers het juist een uitdaging om de gelaagdheid van de geschiedenis recht te doen en maken zij de gelaagdheid tot een expliciet ontwerpthema.
gehouden. De structuur in de vloerbedekking geeft de overgangen tussen de oorspronkelijke panden aan. Daarnaast zijn er veel verrassende doorkijkjes tussen de ruimtes en de verdiepingen gecreëerd, die het inzicht in de ruimtelijke structuur nog verder vergroten. Net als met de structuur laat Miralles ook in het materiaalgebruik de verschillende tijden herleven. Materialen die tijdens de renovatie op de ene plek werden weggehaald, zijn op een andere plek weer hergebruikt. Eikenhouten panelen en bakelieten lichtknopjes roepen herinneringen op aan voorbije tijden. Ook trouvailles die tijdens de verbouwing plotseling tevoorschijn kwamen maakte hij zichtbaar in het interieur, zoals trekstangen die ooit zijn aangebracht om de belastbaarheid van een verdiepingsvloer te vergroten.
Voorbeeld: stadhuis, Utrecht Het huidige stadhuis van Utrecht is een samenstel van gebouwen uit verschillende tijdvakken: middeleeuwse huizen, stadskastelen uit de Renaissance en gebouwen uit de negentiende en twintigste eeuw. De laatste uitbreiding is van de hand van de Spaanse architect Enrico Miralles en stamt uit 2000. Bij die gelegenheid vond ook een renovatie plaats. Bij die renovatie heeft Miralles de historische structuur van de - met elkaar verbonden - panden op allerlei manieren zichtbaar gemaakt. Zo is de ontvangstzaal met een omloop los gemaakt van de omliggende bebouwing. Deze zaal markeert nagenoeg de ondergrondse fundamenten van het middeleeuwse huis dat ooit op deze plek stond. In de gangen zijn de oude scheidingsmuren tussen de voormalige grachtenpanden herkenbaar
172 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Voorbeeld: Oranjewoud, Heerenveen De nieuwe inrichting van het landgoed Oranjewoud in Heerenveen grijpt terug op één specifieke tijdslaag: die van de zeventiende eeuw, toen het landgoed werd aangelegd. De Frans-Nederlandse bouwmeester Daniël Marot (1661-1752) liet zich inspireren door de structuur van het omliggende landschap. De lange assen van de polderverkaveling kwamen terug in de lanen en een ‘grand canal’. Marots barokke ontwerp heeft standgehouden tot halverwege de negentiende eeuw, toen de zwierige Engelse landschapsstijl populair werd. Rond 2000, toen het inmiddels dichtgegroeide landgoed zijn grandeur al lang was verloren, besloot Staatsbosbeheer het samen met een aantal andere landgoederen
173 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
om te vormen tot een groot wandelpark. Landschapsarchitect Michael van Gessel maakte het ontwerp. Oranjewoud kreeg bij die gelegenheid zijn barokke voorkomen terug. Lange lanen parallel aan het in ere herstelde grand canal, omzoomd met bomen en hagen, met zicht op het weidse landschap en een nieuw museum voor moderne kunst op de as – die componenten vormen samen een eigentijdse variant van de door Marot uitgetekende structuur.
Contrast of analogie Een bijzonder vraagstuk in het ontwerpproces is de aansluiting tussen oud en nieuw. Een ontwerper kan ervoor kiezen om nieuwe toevoegingen en elementen te benadrukken door het contrast ten opzichte van de oude vormentaal maximaal aan te zetten. Oud is zichtbaar oud; nieuw is zichtbaar nieuw. De ontwerper kan er ook voor kiezen om oud en nieuw tot een eenheid te smeden. Dat kan door oude vormen te kopiëren, zodat het nieuwe van de toevoeging nauwelijks zichtbaar is. Maar het kan ook door de oude vormen een hedendaagse interpretatie mee te geven. Toevoegingen zijn dan wel als nieuwbouw herkenbaar, maar ze sluiten toch aan op hun omgeving. Het is aan het vakmanschap van de architect om een overtuigende balans te vinden.
174 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Voorbeeld: Geertruidentuin, Deventer Het Sint Geertruidenziekenhuis in Deventer heeft een bijzondere bouwvorm. Het is in 1940 gebouwd in een blokvorm rondom een binnenplaats, met een aantal vleugels die naar buiten toe de groene omgeving in steken. Sindsdien is het complex met andere bebouwing uitgebreid. Het Deventer Ziekenhuis, waarin het Sint Geertruidenziekenhuis is opgegaan, heeft deze locatie afgestoten. Bij de herontwikkeling tot de woonbuurt Geertruidentuin wordt in elk geval een deel van de bebouwing gesloopt. Het debat in Deventer gaat nog over de vraag of het hoofdgebouw uit 1940 behouden kan blijven of ook gesloopt moet worden. In een ontwerponderzoek van One Architecture bleek dat de specifieke bouwvorm van het hoofdgebouw goede mogelijkheden biedt voor woningbouw in een bovengemiddeld marktsegment: een stedelijke maar groene omgeving, deels open en deels besloten, met appartementen en eengezinswoningen. Het beeldkwaliteitsplan waar het ontwerponderzoek toe leidde, laat de specifieke hoofdvorm terugkomen in twee of drie nieuwbouwcomplexen. Het gaat verder in op de samenhang tussen ontwerpaspecten als stijl, massa en materialisering (het ‘DNA’ genoemd) waarmee die specifieke hoofdvorm bereikt kan worden, ongeacht of het
175 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Streekeigen of retro De woonwijk Ypenburg in Den Haag is gebouwd in de jaren negentig op een voormalige vliegbasis. Dat is te merken aan de lange asfaltbaan midden in de wijk, een weg die ook nog eens Landingslaan heet. Deze ligt echter niet op de plek waar de oorspronkelijke landingsbaan was. Het ontwerp van de nieuwbouwwijk Wolveschans in het Groningse Leek is geïnspireerd op middeleeuwse borgen, verdedigbare slotkastelen met een park die in deze omgeving veel voorkomen. Op deze plek in Leek heeft echter nooit zo’n borg gestaan, en dat kon ook niet, want de grond is daar te laag en te vochtig voor. Dergelijke oplossingen kunnen worden opgevat als het doortrekken van lijnen uit de geschiedenis door hergebruik van typerende kenmerken, maar ook als geschiedvervalsing. Nog een stap verder is om een geschiedenis te suggereren die losstaat van de werkelijke geschiedenis, of geleend is van een andere streek. De populaire ‘retrobouw’ bedient zich daar vaak van. De suggestie van authenticiteit wordt gewekt door bijvoorbeeld het materiaalgebruik en de ornamenten in de architectuur, krommingen in het stratenpatroon en een grote verscheidenheid in het gevelbeeld. Bekende voorbeelden zijn de woonwijk Brandevoort in Helmond, het recreatiepark Esonstad bij Anjum en het winkelcentrum Bataviastad in Lelystad.
“Later wordt dit deel van Nijmegen gezien als een typisch product van dit tijdsgewricht, een periode waarin cultuurhistorie en ruimtelijk ontwerp hoofdgebouw behouden blijft of gesloopt zal worden. De plattegronden van de nieuwe woongebouwen variëren en architecten krijgen binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan een maximale vrijheid in de uitwerking. Het plan zoekt daarmee de analogie op.
verbonden zijn.” Landschapsarchitect Lodewijk Baljon, mede-opsteller van het Masterplan Waalfront, in antwoord op de vraag of dat plan wel leidt tot een nieuw stukje stad oftewel een Nijmegen van de 21e eeuw, Blauwe Kamer 2007-4.
Voorbeeld: ’t Venster, Arnhem Bij de uitbreiding van een schoolgebouw in Arnhem is de nieuwbouw om de oudbouw heen gezet. De vmbo-school ’t Venster verhuisde naar een van 1952 daterend schoolgebouw. Hoewel dat veel te klein was, wenste de gemeente dat ten minste een gedeelte behouden zou blijven. Het architectenbureau AGS nam de hoofdvleugel van het oude gebouw op in de nieuwbouw. Daarmee is een bijzondere invulling gegeven aan het werken met contrast. Wie de nieuwe entree binnenloopt, treft enkele meters verderop de buitenwand aan van het oude schoolgebouw. Het interieur van het oude gebouw is gemoderniseerd, maar een aantal karakteristieke elementen (zoals de tegelvloer) is behouden gebleven. Van buiten zijn er twee aanwijzingen dat zich binnenin de nieuwbouw iets ouders bevindt: een torentje dat door het dak heensteekt en een uitbouwtje van de oude school, dat nu achter een groot venster zichtbaar is.
176 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Voorbeeld: verzonnen geschiedenis in Berkel en Rodenrijs Soms kiezen stedenbouwkundigen en hun opdrachtgevers ervoor om in nieuwbouwwijken een identiteit te forceren. Bij de uitbreidingswijk Westpolder in Berkel en Rodenrijs is op de tekentafel een complete geschiedenis verzonnen om zo een stedenbouwkundige opzet te kunnen ontwerpen die suggereert dat de bebouwing organisch is gegroeid. Die geschiedenis begint met een rijke VOC-koopman die zijn fortuin gebruikt om een veenpolder droog te malen. In de stedenbouwkundige opzet komt dat terug in het verkavelingspatroon en een boerderij. De fictieve geschiedenis zet zich voort met de komst van pachtboerderijen, een spoorlijn, een melkfabriek en een gevangenis. Pas met een Vinex-opgave in de jaren negentig lopen fictie en werkelijkheid weer parallel.
177 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Discours: cultuurhistorie of marketing? Cultuurhistorie verkoopt. Historiserende bouwstijlen doen het goed op de woningmarkt. Dat is een pre voor een cultuurhistorisch geïnspireerd ontwerp, maar ook een valkuil. Consumenten die een leuke woning zoeken, zijn niet altijd geïnteresseerd in het cultuurhistorische verhaal achter de architectuur en de stedenbouw. Dat zet de deur open voor dunne interpretaties van de cultuurhistorie. Geleende geschiedenissen, versimpelde geschiedenissen, verzonnen geschiedenissen – zetten zij mensen op het verkeerde been of zijn het legitieme pogingen om een identiteit mee te geven aan anders anonieme nieuwbouwprojecten? Wanneer slaat een integere interpretatie van de geschiedenis om in manipulatie en banalisering?
Opgeknapt of de tand des tijds In Nederland is het geen gewoonte om oude bebouwing te laten vervallen of verruïneren. De cultuur is er niet naar en meestal is de ruimte hard nodig voor een nieuwe bestemming. Maar ook hiermee wordt in hedendaagse opgaven geëxperimenteerd, zoals in het omvangrijke transformatieproject Hart van Zuid in Hengelo, waar de verweerde stalen balken en kapotte ruitjes van de voormalige Stork-gieterij zichtbaar zijn gebleven in het huidige ROC.
Voorbeeld: reproducties in Den Haag Aan de Obrechtstraat in Den Haag is een woningbouwcomplex vervangen door een nieuw complex, met andere woningplattegronden, andere doelgroepen, maar met een gevel die tot in de details een kopie is van de eerdere bebouwing op die plek. Zelfs de moderne kiepramen zien er uit als ouderwetse schuiframen. Alleen aan de gaafheid van de bouwmaterialen is te zien dat het hier om nieuwbouw gaat. Verderop in Den Haag, in de binnenstad, ligt het winkelgebied Haagsche Bluf. Tegen een eigentijdse achtergrond van vierkante, gematteerde glasplaten zijn met wisselende tussenruimtes historische gevels geplakt. Deze façades zijn exacte reproducties van monumentale panden uit Den Haag en Delft en gemaakt van hoogwaardig materiaal. Het geruchtmakende ontwerp leverde Den Haag in de Gids voor Hedendaagse Architectuur uit 2004 de geringschattend bedoelde kwalificatie op van ‘centrum van de retro-architectuur’. Anderen vinden het een passende invulling in een historische omgeving. De falsificatie is volgens hen zo duidelijk, dat van vals sentiment geen sprake is.
178 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Ook functieloze artefacten, zoals schoorstenen die herinneren aan een verleden van industrie of glastuinbouw, worden doorgaans opgeknapt, al hebben ze hun functie verloren. Roestvorming, scheuren of andere tekenen van slijtage worden keurig weggepoetst. In veel herontwikkelde havengebieden worden een of meer hijskranen in stand gehouden zonder dat ze worden gebruikt. Ze vormen de sfeerdragers en vertellen de bezoekers dat er vroeger een haven was. De tand des tijds heeft er geen vat op, de meeste zien er patent uit. In Harlingen is zelfs voor zo’n havenkraan een nieuw gebruik gevonden. In de cabine, zeventien meter boven de kade, bevindt zich tegenwoordig een hotelkamer.
“Gerestaureerde boerderijen worden vaak authentieker dan ze ooit geweest zijn.” Landschapsarchitect Steven Slabbers in de Nirov-bundel ‘Interviews Belvedere; verslaglegging gesprekken met 12 ontwerpers’, oktober/november 2003.
179 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Voorbeeld: Broerekerk, Bolsward Alleen de gemetselde buitenmuren stonden nog overeind, nadat een brand in 1980 het dak en het houten binnenwerk van de leegstaande Broerekerk in Bolsward verwoestte. Maar die buitenmuren waren wel waardevol. De hier toegepaste nissengevel komt in Noord-Europa maar zelden voor en de verwoeste kerk bleek een prima entourage voor markten en openluchtconcerten. Om de verruïneerde kerk te behouden, moest een verder afbrokkelen van de buitenmuren worden tegengegaan. In opdracht van de gemeente Bolsward ontwierp architectenbureau Jelle de Jong een glazen koepel, die dezelfde vorm heeft als het oorspronkelijke tongewelf. Verder is de fundering vernieuwd, is de vloer verstevigd en zijn enkele geveldelen gerestaureerd. Alleen in de voorgevel is het glas-inlood hersteld. Van binnen blijft de kerk leeg. Het gebouw is nu vooral een object van schoonheid. Nu en dan vinden er culturele evenementen plaats, maar vanwege de woningen in de omgeving is het aantal aan een maximum gebonden.
180 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Voorbeeld: geheimzinnig erfgoed in Kraggenburg en Soesterberg Een gedeelte van het Voorsterbos bij Kraggenburg (Flevoland) was tientallen jaren lang in gebruik bij het Waterloopkundig Laboratorium. Het gebied was niet toegankelijk voor bezoekers; het was een geheime, afgesloten plek. Het laboratorium voerde er simulaties op schaal uit. Toen het vertrok, liet het de proefopstellingen achter. In het bos staan modellen van onder meer de Deltawerken en de haven van Lagos in Nigeria. De Vereniging Natuurmonumenten nam het eigendom en beheer over en besloot de natuur zijn gang te laten gaan. De technische opstellingen raken nu langzaam overwoekerd. Het resultaat is een sterk tot de verbeelding sprekend bosgebied, dat zijn geheimzinnigheid heeft behouden. Zoiets staat ook de projectorganisatie Hart van de Heuvelrug voor ogen met een deel van het militaire erfgoed op de voormalige vliegbasis Soesterberg. Niet al dat erfgoed leent zich voor herbestemming. De projectorganisatie onderzoekt in hoeverre andere relicten met een minimaal beheer behouden kunnen blijven. Zo kan ook hier een geheimzinnig landschap ontstaan. Voorwaarden zijn dat de militaire relicten geen belemmeringen opwerpen voor de nieuwe functie als natuur- en recreatiegebied en dat ze niet uitnodigen tot vandalisme.
181 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Archeologie: een bijzondere ontwerpopgave De ruimtelijke inrichting mag dan een toonkamer van cultuurhistorie zijn, deze toonkamer toont toch vooral de relatief recente geschiedenis. De meeste patronen en objecten uit de prehistorie en de Romeinse tijd en deels ook uit de Middeleeuwen liggen in Nederland onder de grond. De Wet op de archeologische monumentenzorg schrijft voor dat vondsten in principe in situ behouden moeten worden, dus op de huidige vindplaats en beschermd door de grond waar de resten onder schuil gaan. Dat stelt beperkingen aan het toekomstig gebruik van de locatie. Zware en onregelmatige belasting door bebouwing, diepe grondwerkzaamheden en diepwortelende vegetatie zijn taboe.
de Mariaplaats in Utrecht. In het ontwerp van de parkeergarage is een aparte ruimte gecreëerd die de vloer ter plekke omhult. Op afspraak kan de vloer bezichtigd worden; passanten kunnen door een raam naar binnen kijken.
“Het was een heel bijzondere opdracht. Tot nu toe werd er als er archeologische vondsten waren ‘archeologisch gras’ over gelegd, ter conservering. Een laagje zand, een hek eromheen, klaar. En als wij ‘gewoon’ ont-
Bij binnenstedelijke herontwikkelingen wordt de oplossing steeds vaker gezocht in archeologievriendelijk bouwen met bijvoorbeeld lichtgewicht constructies en hergebruik van bestaande fundamenten. Ook wordt nauwgezet in kaart gebracht waar het bodemarchief nog intact is en waar de bodem door eerdere werkzaamheden al verstoord is. Op basis van zo’n bodemplan kan slim worden geheid en kunnen de tracés van leidingen en andere ondergrondse infrastructuur worden bepaald.
werpen, krijgen wij een gedetailleerd programma van eisen: zoveel woningen, een park, straten en dergelijke. Nu mochten we echt nadenken over hoe we het lokale verleden integreren in het parkontwerp.”
Archeologische presentaties en publiekscampagnes kunnen helpen om archeologie onderdeel te laten worden van een gebiedsidentiteit. Zo zijn in Woerden en Utrecht opgegraven schepen aan het publiek getoond, benadrukt Nijmegen met exposities, publicaties en verwijzingen in de openbare ruimte zijn Romeinse verleden en is bij Colijnsplaat een monument voor de 117 verdronken dorpen van Zeeland neergezet. De archeologie heeft echter nog nauwelijks een actieve rol in ontwerpprocessen. Een verzameling vondsten ontbeert meestal een sterk ruimtelijk verband en heeft niet altijd een duidelijke relatie met het huidige landschap, zeker als het restanten van roerende goederen betreft. ‘Rekening houden met’ is op dit moment de meest gestelde ambitie. Ontwerpers en archeologen hebben de afgelopen jaren gezocht naar nieuwe manieren om ook het ontwerp vanuit de archeologie te inspireren. De inspiratie kan voortkomen uit een zorgvuldige omgang met de vindplaats zelf en het uitdragen van de bijbehorende historische verhalen.
Architect Frans Werner van KCAP over zijn proefontwerp voor De Hoge Woerd, een park in Utrecht Leidsche Rijn, in dagblad Trouw van 15 augustus 2005
Discours: leent archeologie zich voor behoud door ontwikkeling? Bodemschatten kunnen het beste ongestoord, in de bodem, behouden blijven. Dat is het principe achter de Wet op de archeologische monumentenzorg. Archeologie wijkt daarin af van bouwkundig en historisch-geografisch erfgoed.
Vindplaatsen inpassen en uitsparen
Dat heeft doorgaans een actueel gebruik en beheer nodig om behouden te blijven,
Een ontwerper kan de beperkingen die de archeologie oplegt, ook ombuigen in ontwerpuitgangspunten. Dat kan verrassende en sterk tot de verbeelding sprekende gebouwen en structuren opleveren. Het in situ behoud van vondsten kan bijvoorbeeld schijnbaar willekeurige leegtes opleveren in een verder strak ontworpen stedelijk patroon. Nieuwbouw op bestaande funderingen kan een bijzondere uitstraling krijgen door het materiaalgebruik, dat lichter moet zijn dan bij een nieuwe fundering nodig is. In het ontwerp kan een verwijzing worden gemaakt naar het verhaal bij de onderliggende vindplaats, maar dat is niet noodzakelijk. Soms volstaat een effect van vervreemding.
en moet daar soms op worden aangepast. Als onzichtbaar erfgoed draagt archeo-
Behoud in situ is niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld omdat de archeologische sporen te ondiep liggen en de planontwikkeling al te ver gevorderd is. Tot voor kort betekende dit dat vondsten werden opgegraven en afgevoerd naar een depot of, als dat niet mogelijk was, verloren gingen. Steeds vaker worden in dergelijke gevallen initiatieven genomen om de planontwikkeling te verrijken met de archeologische ontdekking. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld om de vondst (of een replica daarvan) ter plaatse te tonen en te verwerken in het nieuwe ontwerp. Een voorbeeld hiervan is de incorporatie van een veertiende-eeuwse mozaïekvloer in een besloten parkeergarage op
182 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
logie daarnaast minder bij aan de beleving van de geschiedenis. Is ‘behoud
Leestip
door ontwikkeling’ dan wel een
Bernard Colenbrander en Must Stedenbouw
geschikte strategie voor archeologisch
(red.), ‘Limes Atlas’, uitgeverij 010,
erfgoed? Of tonen recente initiatieven
Rotterdam 2005
afdoende aan dat archeologie wel dege-
De Limes Atlas bevat een grondige analyse en
lijk een onderscheidende factor in de
uitgebreid kaartmateriaal over de invloed van
ruimtelijke ontwikkeling kan zijn,
het Romeinse verleden op het Nederlandse
zonder de geschiedkundige waarden
grondgebied. Daarnaast bevat het boek een
op het spel te zetten?
inventarisatie van tien mogelijke ontwerpstrategieën voor archeologisch erfgoed, afkomstig uit heel Europa.
183 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Het verhaal uitdragen Elke vondst of vindplaats vertelt een klein stukje van een veel groter verhaal, een verhaal over een verre geschiedenis. Dat verhaal kan verbonden worden aan ontwerpoplossingen bij nieuwe interventies, ook als de specifieke vondst of vindplaats daar geen of een ondergeschikte rol in speelt. De ontwerper kan terugvallen op verhalen over hoe samenlevingen in een bepaalde tijd functioneerden, hoe ze inspeelden op de natuurlijke omstandigheden en welke ontwerp- of bouwtradities er op na werden gehouden. Die verhalen kunnen terugkomen in architectonische keuzes. De Romeinse architectuur is bijvoorbeeld erg herkenbaar en elementen ervan kunnen in nieuwbouw worden toegepast. Maar er zijn ook andere middelen dan de architectuur om het verhaal achter de archeologie uit te dragen, zoals publicaties, kunstvormen en onlinegames.
Voorbeeld: Stadstuinen, Almere Voor Almere Hout is tussen 2002 en 2005 een ontwerpstrategie gemaakt gericht op het inpassen van bekende en nog onbekende archeologische vindplaatsen in het stedelijk weefsel van deze uitbreidingswijk. De strategie, ontwikkeld door de gemeente Almere, markeert de vindplaatsen door ruimtes uit te sparen in de bebouwing en er ommuurde tuinen van te maken. Door deze tuinen niet zoals het omringende bebouwde gebied op te spuiten met zand, worden de bodemschatten beschermd tegen de mogelijke gevolgen van zetting. De verdiepte ligging die hierdoor ontstaat en een verbindend wandelpad maken duidelijk dat de tuinen, onregelmatig verspreid over de nieuwe wijk, een gezamenlijke achtergrond hebben, zonder expliciet in te gaan op de archeologische achtergrond. Bijzonder aan de strategie is dat er al ruimte gereserveerd kan worden, voordat exact duidelijk is waar de vindplaatsen zich bevinden. Maar tussen de ontwikkeling van Stadstuinen en de grotendeels nog onbekende ontwikkeling van Almere Hout zit veel tijd, achteraf gezien te veel. Voor het eerste gedeelte (Almere Hout Noord) werd pas in 2009 een ontwerp gemaakt, via een prijsvraag onder woningcorporaties. Politieke prioriteiten verschoven in de richting van het organisch groeien. Stadstuinen heeft niettemin zijn sporen nagelaten, zowel in de eerste ontwerpen voor Almere Hout Noord als in het archeologische beleid van de gemeente. Archeologische vindplaatsen worden bovengronds gemarkeerd, maar niet per se op de wijze zoals bedacht tussen 2002 en 2005.
Voorbeeld: Broekpolder, Heemskerk/Beverwijk In Broekpolder, een nieuwbouwwijk op de grens van Heemskerk en Beverwijk, hebben alle nieuwe bewoners een wateroffersteentje gekregen waarmee ze deelnemen in de lange en rijke traditie van hun voorgangers. Het is de bedoeling dat ze het steentje bij verhuizing uit de wijk ten offer brengen op een speciale plek in het park. Deze rituele handeling verwijst terug naar de prehistorie. De toenmalige bewoners van dit nog niet ingepolderde gebied brachten hun offers in of aan het water. In de bodem bij die offerplaatsen zijn veel witte kiezels gevonden. Leestip ‘Het verhaal verbeeld; zes schetsontwerpen voor archeologische vindplaatsen in Zuid-Holland’, Provincie Zuid-Holland, Den Haag (geen jaartal). Archeologisch onderzoek bij nieuwe ruimtelijke opgaven in Zuid-Holland leverde zes verhalen op. Beeldend kunstenaar Paul de Kort, landschapsarchitect Marcel Eekhout en archeoloog Ivar Schutte hebben deze verhalen vertaald naar concrete ontwerpen die als voorbeeld en inspiratie kunnen dienen.
184 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
185 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Ontwerp als katalysator Een ruimtelijk ontwerp kan helpen om een gebied of gebouw te doorgronden en om een beter beeld te krijgen van wat er in de toekomst plaats zou kunnen vinden. Het is niet alleen een plan bedoeld om uit te voeren of om richting te geven aan verdere beleidsvorming, maar ook een communicatie-instrument dat kan inspireren. Het kan mensen uitnodigen om mee te doen. Een ontwerp, hoe rudimentair ook, stimuleert het maatschappelijke debat rond een aanstaande verandering in de leefomgeving. Het kan onverwachte oplossingen laten zien en doordat de problematiek beeldend wordt gemaakt, kan het de twijfels en de argwaan dempen die een onbestemde ontwikkeling bijna per definitie met zich meebrengt. Voorwaarde is dat het ontwerp tot stand komt in de context van een maatschappelijk debat of proces. Een ontwerp dat in uitgewerkte staat op de samenleving wordt losgelaten en waar geen noemenswaardige beïnvloeding meer op kan plaatsvinden, heeft beduidend meer weerstanden te overwinnen.
Ateliers aan de praat
Voorbeeld: de Limes in Nederland De Limes, de voormalige grens van het Romeinse Rijk, liep dwars door het huidige Nederland van Lobith naar Katwijk. De afgelopen jaren is veel werk gemaakt van publieksactiviteiten om bij een breed publiek onder de aandacht te brengen dat het leeft op de grond die ooit onder direct bestuur van Rome stond. Zo heeft het nationale programmabureau Limes - waarin onder meer rijk, provincies en gemeenten samenwerkten - een Limes Quaestio als onlinegame op de website staan en werkte het mee aan brochures, boekjes en evenementen voor een breed publiek. In het stadsbeeld en het landschap zijn steeds meer vingerwijzingen te vinden, meestal aangebracht door overheden die het Romeinse verleden onder de aandacht willen brengen: quasi-Romeinse mijlpalen, informatiepanelen, een geheimzinnige groen verlichte lijn op het Domplein in Utrecht, enzovoort. Tegelijk is gewerkt aan nieuwe manieren om de Limes te verwerken in ruimtelijke ontwerpen. Het masterplan Gelderse Limes bevat een op het Romeinse verleden afgestemde ‘ontwerpgrammatica’. Deze is bedoeld om eenheid te verkrijgen in de wijze waarop de Limes als historische structuur herkenbaar is in het landschap, zonder de ontwerper de wet voor te schrijven. Hoekstenen van de ontwerpgrammatica zijn de schaalgroottes in het Romeinse erfgoed (van de wijze waarop de Romeinen inspeelden op het inheemse landschap tot de typisch Romeinse zuilenrijen en bogenwanden) en de ontwerpmiddelen waarover een ontwerper kan beschikken (de morfologie, de geometrie of het cluster van bouwkundige vorm, object en materiaal).
186 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Schetstafel
Ruimtelijk laboratorium
Open ontwerpproces
Creatief festival
Karakteristiek: Eenvoudig, overzichtelijk, aan één tafel, inhoud concreet, kort en bondig Formeel planproces nog niet gestart of in impasse
Karakteristiek: vakmatig, afgebakend
Karakteristiek: Complex, gestructureerd formeel planproces met ruimte voor interactie met belanghebbenden
Karakteristiek: interactief breed zoekproces
Primair doel: Nieuw zicht op oplossing, doorbraak uit impasse
Primair doel: Nieuwe inzichten verwerven
Primair doel: Formeel plan met draagvlak
Primair doel: mobiliseren van belangen, nieuwe verbinding met de plek
Middelen: Excursie (plangebied, voorbeeldplannen), referentie-beelden, plannenparade, ontwerp
Middelen: Scenario’s, logo’s, metaforen, concepten
Middelen: Excursie (plangebied,voorbeeldplannen),referentiebeelden, plannenparade, imagination day, prijsvraag, gebiedstypologie, open huis, perceptie-onderzoek (foto-opdracht, huiskamerdiscussie, oral history), ontwerp
Middelen: Vele middelen tegelijkertijd: Wijktheater, collages, tentoonstellingen, concerten, foto, film en/of video, ontwerpprijsvraag
Resultaat: Streefbeelden, ambities
Resultaat: Imago’s en agenda’s
Resultaat: Programma van eisen, concept, visie, (voorbeeld)plan, programma van realiseerbare projecten
Resultaat: nieuwe identificaties, zelfbeelden, cohesie
Rollen: Partijen ontwerpen gezamenlijk
Rollen: professioneel ontwerpteam (deskundigheid is voorwaarde voor deelname) vindt uit ten behoeve van ‘bestuurlijke buitenwereld’
Rollen: Professioneel ontwerpteam raadpleegt belanghebbenden en maatschappelijke actoren in interactief proces
Rollen: Ontwerpers en/of kunstenaars worden uitgenodigd om evenementen te organiseren en zo identificatiemogelijkheden aan te bieden.
Valkuil: Verankering in formele processen, ontbreken van (financieel) commitment
Valkuil: Ivoren toren
Valkuil: Kwijtraken van de bezieling, te veel accent op proces
Valkuil: Elitair gehalte
187 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Leestip ‘Ateliers aan de praat; handreiking voor ontwerpateliers met specifieke aandacht voor cultuurhistorie’, bureau Nieuwe Gracht in opdracht van Projectbureau Belvedere en het ministerie van VROM, Utrecht 2008. Een pdf van deze publicatie is te vinden op www.belvedere.nu. De opgave en de ambitie bepalen in hoge mate welk type ontwerpatelier het meest geschikt is. Op grond van 54 casestudies komt dit rapport tot een indeling in vier typen ontwerpateliers (de schetstafel, het ruimtelijk laboratorium, het open ontwerpproces en het creatieve festival), elk voorzien van praktische suggesties over hoe de kans op succes zo groot mogelijk kan zijn.
Gezamenlijk schetsen en ontwerpen De meest directe vorm van betrokkenheid bij een ruimtelijk ontwerp, is als bewoners direct worden ingeschakeld bij het totstandkomen van het ontwerp. Daar zijn niet veel meer ingrediënten voor nodig dan een klaslokaal, wat viltstiften, een basiskaart en een ateliermeester. Het publiek kan ook uit professioneel betrokkenen bestaan en de setting kan dan formeler zijn, in een vergaderzaal met digitale ondersteuning, maar de bedoeling is dezelfde: een aantal gezamenlijk gedragen ontwerpuitgangspunten op papier krijgen. Deze worden vervolgens in de studio van de ontwerper of in het gemeentehuis uitgewerkt, in één keer tot een coherent en uitvoerbaar ontwerp, of via een aantal tussenstappen waarin de deelnemers hun plannen kunnen verfijnen. Dat hangt af van de ambities en ook van het opdrachtgeverschap, want vooral in dorpsgemeenschappen zijn steeds vaker de bewoners zelf de opdrachtgever van zo’n exercitie. Een proces van gezamenlijk met de bevolking schetsen of ontwerpen komt van pas bij een grote publieke betrokkenheid, op een voldoende klein schaalniveau. Het leidt tot een gedeeld inzicht in nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden en kan een functie hebben in het doorbreken van impasses. Onderzoek en ontwerp gaan hand in hand, zeker als aan de inwoners wordt gevraagd om zelf over de ontwerpmogelijkheden na te denken. Kennis van de wijze waarop bewoners hun omgeving beleven, is noodzakelijk om een gezamenlijke ontwerpexercitie tot een goed einde te brengen.
188 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Voorbeeld: ontwikkelingsvisie Gelselaar Het dorp Gelselaar ligt in de Achterhoek, in een drassig essenlandschap, met de negentiende-eeuwse waterstaatskerk als trots middelpunt. De aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht door het rijk leek logisch, maar bleek op weerstand te stuiten onder de dorpsbevolking. Zij waren bang dat alle ontwikkeling uit het dorp gezogen zou worden en dat de sociaaleconomische vitaliteit onder druk zou komen te staan. De gemeente nam het initiatief om het proces om te keren en bij de bevolking te rade te gaan, met de vraag hoe hun problemen opgelost zouden kunnen worden, voortbouwend op de cultuurhistorische kwaliteiten van het dorp. Daaruit volgde een ontwikkelingsvisie die het behoud van de historische waarden combineert met mogelijkheden voor ontwikkeling, bijvoorbeeld door hergebruik van vrijkomende boerderijen, de aanplant van bomen, de restauratie van monumentale boerderijen en beeldkwaliteitseisen voor nieuwbouw. Deze inbreng gaf de bevolking voldoende vertrouwen en enthousiasme om de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht niet alleen te aanvaarden maar zelfs te propageren.
189 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Feesten en manifestaties Wanneer een groot publiek bereikt moet worden of het ontwerp tot stand komt in een complex proces met veel betrokkenen, is het gezamenlijk schetsen en ontwerpen minder geschikt. Dan komt een publieksgerichte manifestatie over de toekomst van een dorp, plaats of streek meer in aanmerking. Dat kan een programma van een aantal jaren met een eigen projectorganisatie zijn, maar ook een brainstormachtige manifestatie voor een buurt of een dorp. De conclusies kunnen in een of meer integrale ontwerpen worden vervat en een beleidsstatus krijgen, maar dat is niet strikt noodzakelijk. Het ontwerp (of de ontwerpen, als bijvoorbeeld met scenario’s of deelprojecten wordt gewerkt) kan ook geslaagd zijn als het bewoners en andere betrokkenen mobiliseert en aan het denken zet. Feesten en manifestaties bestaan bij de gratie van het vrije denken. Te veel beleidsmatige marges kunnen de creativiteit en het enthousiasme fnuiken. Afzien van een beleidsstatus kan ook een valkuil zijn, als dit doorschiet in vrijblijvendheid. Als de manifestatie is afgesloten en de resultaten zijn gebundeld, maar niemand voelt zich verplicht om ermee aan de slag te gaan, kunnen de resultaten gemakkelijk verwateren. Dat geldt in het bijzonder als de organisatie in handen is van een instelling buiten de overheid, bijvoorbeeld een architectuurcentrum. Vrijheid is tijdens de ontwerpoefening een groot goed, want dat maakt de geesten los, maar het verdient aanbeveling om al tijdens de exercitie het contact met de verantwoordelijke overheden te leggen en een afzonderlijke actie op touw te zetten om na afloop de afstand tot de reële beleidspraktijk te overbruggen.
Voorbeeld: WiMBY!, Hoogvliet WiMBY!, een acroniem van Welcome into my Backyard, was een initiatiefrijke buitenboordmotor bij de herstructurering van de Rotterdamse satellietwijk Hoogvliet. De manifestatie kende als uitgangspunt dat de herstructureringsoperatie een basis in de cultuur van de bestaande samenleving moest vinden. WiMBY! was opgezet door bureau Crimson en Felix Rottenberg als mandaathouder. Zij richtten hun pijlen op de concrete opgaven en knelpunten in de wijk: de ruimtenood bij de scholen bijvoorbeeld, de behoefte aan collectiviteit onder specifieke bevolkingsgroepen (zoals muzikanten), de breed levende wens om een betaalbare zaal te kunnen huren voor grote feesten of andere activiteiten. Tegelijk werkte WiMBY! aan een optimistischer zelfbeeld onder de bewoners. Er verschenen levensgrote portretten van bewoners op de kopgevels van de portieketageflats en een jaarlijks festival in het wijkpark heeft de bedoeling om gedeelde belevenissen voor alle bevolkingsgroepen te creëren. De ontwerpgeschiedenis maakt deel uit van de Hoogvlietse cultuur. De wijk is gebouwd in de jaren vijftig en zestig, toen de stedenbouwkundige kwaliteit primair werd gezocht in de openbare ruimte: het groen, de wegenstructuur. Dat maakte een strategie mogelijk waarbij de belangrijkste kwaliteiten van het ontwerp overeind blijven, en daarbinnen relatief veel vrijheid voor bouw- en renovatieprojecten bestaat. Nieuwe identificaties en nieuwe zelfbeelden, ondersteund door een herwaardering van de wijkgeschiedenis, zijn de baten van deze creatieve manifestatie – naast een aantal bouwprojecten en ruimtelijke ontwerpen.
190 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
191 – belvedere.nu / Verbeelding en ontwerp
Kosten en opbrengsten Meerwaarde voor investeerders
196
Synergie in beleid
200
Betalen voor de baten van cultuurhistorie
203
Voor wat hoort wat
205
Kennis in ontwikkeling
207
Kosten en opbrengsten Cultuurhistorie is een waardemaker. Als cultuurhistorische waarden aanwezig zijn en overtuigend in een nieuw ontwerp terugkomen, brengt de cultuurhistorie sfeer, betekenis en identiteit. Dat kan zich ook vertalen in een hogere financiële waarde. Als gebruik wordt gemaakt van bestaande objecten of structuren kan er bovendien sprake zijn van uitgespaarde of vermeden kosten. Bijvoorbeeld doordat geen nieuwe watergangen nodig zijn, of omdat er geen sloopkosten zijn gemaakt. Ook milieuwinst kan in dit rijtje thuishoren doordat minder sloopafval ontstaat en minder bouwmateriaal nodig is. In een hogere financiële waarde en vermeden kosten ligt de sleutel tot financiering van menig project. Van belang is om de vermeden kosten zichtbaar te maken en om het verband tussen financiering en waardestijging te leggen. Als dit laatste tijdig gebeurt, kunnen partijen die baat hebben bij de extra waarde hun aandeel nemen in de financiering. Dat kunnen bijvoorbeeld vastgoedontwikkelaars zijn, met wie contractueel wordt vastgelegd dat ze nieuwbouw mogen uitvoeren mits ze ook investeren in herbestemming van beeldbepalende oudere gebouwen. Maar het kunnen ook particulieren zijn die een toegangskaart kopen of lid worden van bijvoorbeeld Natuurmonumenten, bedrijven die sponsoren of overheden die koppelingen weten te leggen met heel andere beleidsdoelstellingen. Het kan bijvoorbeeld ook een restaurant zijn dat het aangrenzende boerenbedrijf betaalt om luzerne in plaats van mais te verbouwen. Restaurant Boshuis Drie bij Ermelo doet dat sinds 2005. Luzerne is lager dan mais, maar hoog genoeg om beschutting te bieden voor pasgeboren reekalven. Dankzij het luzerneveld hebben de restaurantgasten uitzicht op de bosrand en op de reeën die zich er bijna dagelijks vertonen.
Leestip Digitale handleiding Belvedere en financiering, www.belvedere.nu > financiering > financieringstool. De financieringstool op de Belvedere-website benadert de cultuurhistorische opgave vanuit het perspectief van de financieel-economische waarde. Centrale vraag is hoe deze waarde kan worden ontsloten en kan worden vertaald in een financiële opbrengst die behoud (door ontwikkeling) mogelijk maakt.
Leestip ’Landschap verdient beter’; Advies van de Taskforce Financiering Landschap Nederland, onder voorzitterschap van prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan, 2008. Advies aan het ministerie van LNV over mogelijke financieringsconstructies voor het landschap. Welke private financieringsbronnen zijn er om de aanleg, het herstel en het onderhoud te betalen en onder welke voorwaarden willen burgers en bedrijven financieel bijdragen?
195 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Dit hoofdstuk behandelt vier invalshoeken om kosten en opbrengsten met elkaar in verband te brengen: de meerwaarde van cultuurhistorie voor investeerders, de mogelijke synergie in beleid waardoor overheidsmiddelen een groter rendement kunnen krijgen, de (beperkte) mogelijkheden om bedrijven en particulieren rechtstreeks een prijs te laten betalen voor cultuurhistorische waarden en de voor-wat-hoort-wat-regelingen, die bedrijfsinvesteringen of investeringen in woongenot koppelen aan investeringen in de omgevingskwaliteit.
Meerwaarde voor investeerders De arbeiders die zeventig jaar geleden werkten in een graansilo, stroomcentrale, koffiefabriek of belastingkantoor aan de rand van het toenmalige Rotterdam, hadden niet kunnen vermoeden welke mensen daar nu hun brood verdienen. Kunstenaars, architecten, webdesigners, mediaproducenten, couturiers en allerlei andere creatieve beroepsgroepen hebben zich in deze gebouwen genesteld. De belangstelling voor oude gebouwen vanuit deze sector is deels functioneel. De gebouwen komen leeg en zijn beschikbaar, niet duur voor wie wat ongemak op de koop toe neemt en constructief van een ouderwetse soliditeit. Maar ook de sfeer is belangrijk. Ieder gebouw is uniek. Het ademt de tijdgeest van de bouwperiode en bevat sporen van het oorspronkelijke gebruik. Creatieve ondernemers die belangstelling hebben voor deze historische sfeer, laten zich door zo’n omgeving inspireren. En de omgeving rondom het ‘opgeleefde’ gebouw krijgt daardoor ook weer een impuls. Herbestemming van gebouwen kan op zichzelf financieel aantrekkelijk zijn, of kan aantrekkelijk gemaakt worden door bouwmogelijkheden in de omgeving aan te bieden. Een projectontwikkelaar zal met genoegen een kwart miljoen bijdragen aan de renovatie en herbestemming van een kerkgebouw, als zijn aangrenzende nieuwbouwcomplex daardoor een miljoen extra oplevert. Uit onderzoek naar de Cultuurimpuls Stedelijke Vernieuwing van ABF Research (2007) blijkt dat investeringen in achterstandswijken eenvoudiger rendabel zijn te krijgen, als er een redelijk aantal monumenten in de wijk aanwezig is. De vastgoedwaarde ligt in die wijken zo’n twintig tot dertig procent hoger dan in wijken zonder monumenten. Het investeren in monumenten of andere beeldbepalende gebouwen genereert waarde en schept daarmee ruimte voor andere investeringen. Vanuit dit inzicht heeft het rijk besloten een financiële impuls te geven aan de herbestemming en herontwikkeling van bijvoorbeeld kerken, school-, nuts- en fabrieksgebouwen en publieke voorzieningen in de veertig zogeheten krachtwijken. Van 2009 tot en met 2012 is hiervoor elk jaar 2 miljoen euro beschikbaar. In het landelijk gebied ligt zo’n redenering moeilijker. Een boer kan baat hebben bij het herstel van houtwallen, doordat het vee meer schaduw heeft, de gewassen beter beschut zijn en roofdieren worden aangetrokken die hem van zijn plaagdieren afhelpen. Maar het zijn relatief kleine baten – een beetje meer melk, een iets hogere gewasopbrengst, lagere kosten voor bestrijdingsmiddelen – en de boer maakt ook extra kosten voor het beheer van de houtwal. De baten komen in hoofdzaak terecht bij de recreanten die gratis genieten van het landschap, bij de ondernemers in de toeristisch-recreatieve sector en bij de mensen die vanwege de landschappelijke kwaliteit in het betreffende gebied zijn gaan wonen. Toch zijn er wel mogelijkheden. In Zuid-Limburg worden bijvoorbeeld voormalige graften – stroken met bomen en struiken parallel aan hoogtelijnen – hersteld om het wegspoelen van grond te voorkomen. Op kleine schaal zijn ook koppelingen denkbaar met woningbouw (rood voor groen) en op grotere schaal kunnen omliggende stedelijke gemeenten worden ingeschakeld. De gemeenten Den Haag en Delft dragen bijvoorbeeld bij aan het Groenfonds voor Midden-Delfland, dat het mogelijk maakt om de boeren in het gebied een redelijke vergoeding te bieden voor het beheer en de restauratie van landschapselementen als geriefbosjes, boerderijen en weidemolentjes.
196 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Voorbeeld: verhandelde ontwikkelingsrechten in Renswoude Een cultuurhistorisch geïnspireerde landschapsontwikkeling, betere recreatiemogelijkheden, nieuwe natuur, herschikking van de landbouw en driehonderd nieuwe woningen vormen samen het project Beekweide in Renswoude, in het oosten van de provincie Utrecht. De Reconstructiecommissie Gelderse Vallei/Utrecht-Oost had hier plannen voor landschaps- en natuurontwikkeling, de gemeente had bouwwensen en de boeren waren niet van plan om zonder meer plaats te maken. In een plan dat op eigen initiatief was gemaakt door Groenland Beheer, bleken alle programmapunten in samenhang tot een veelbelovende integrale ontwikkeling te kunnen leiden. Een convenant in 2005 honoreerde de wensen van de boeren. Sommigen wilden stoppen en slopen, anderen uitbreiden of verhuizen, en weer anderen zagen toekomst in andere activiteiten. Door deze beweging ontstond ruimte om het karakter van het oorspronkelijke kampenlandschap te herstellen en de ecologische en recreatieve betekenis te versterken. De woningbouw was onmisbaar om de financiering rond te krijgen. Boeren hadden bouwrechten verworven door vrijkomende agrarische bebouwing te slopen – de provincie had daar een ruimte-voor-ruimteregeling voor. Een ontwikkelaar kocht deze rechten op, betaalde de sloop en bouwde 55 van de driehonderd woningen. Dezelfde ontwikkelaar stond een deel van de opbrengst af aan de natuurontwikkeling. Zo werden een aanpassing van het bekensysteem en natuurontwikkeling langs de oevers gefinancierd. De overige woningen
197 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
ontwikkelde de gemeente Renswoude zelf. De hoge bomenrijen en de open en meer besloten landschappelijke ruimten die het kampenlandschap bepalen, zijn ook terug te vinden in de stedenbouwkundige opzet van de nieuwe woonwijk.
1. knooperven ontwikkelen uit
Knooperven worden ontwikkeld uit
bestaande agrarische bedrijven
bestaande middelgrote agrarische bedrijven... Waardevolle bebouwing blijft behouden, grote stallen kunnen worden gesloopt om
“Elke keer verbazen mensen zich er weer over, maar
2. Totale vrijheid leidt tot
hier ruimte te creëeren voor nieuwe
gemakzucht
compacte erfensembles
je kunt vaak veel meer met een oud gebouw dan je
Totale vrijheid in bouwen leidt tot gemakzucht: er zal worden gebouwd zoals overal
zou denken. En het is ook veel goedkoper dan slopen en maar weer iets nieuws neerzetten. Wat je al hebt
gebouwd wordt... 3. Inzet: kloeke, eigentijdse erfensembles
Inzet knooperven: kloeke, eigentijdse erfensembles die voortbouwen op de
is het casco, dat krijg je gratis en voor niks. En als je
identiteit van het Twentse erf...
dat op een goede manier gebruikt en de juiste dingen toevoegt, dan is dat veel economischer dan nieuwbouw.”
en, die de verruimde bouwmogelijkheden koppelen aan investeringen in het om4. Verruimde bouwmogelijken
liggende landschap om hier kleinschaligheid
koppelen aan investeringen in
en toegankelijkheid te versterken...
het landschap ...waar ook de landbouw van kan profiteren: buurboeren kunnen niet
André van Stigt, restauratiearchitect, Belvedere nieuwsbrief 32, 2008 5. Afstemmen op de landbouw
rendabele landschapsfragmenten uitruilen voor productieve landbouwgronden
©vanparidon°root landschapsarchitecten
Voorbeeld: knooperven in Overijssel . Leestip Tom Bade en Gerben Smit, ‘Eigen Haard is
en informatievoorziening blijken dan geen
Goud Waard; over de economische baten van
kostenposten, maar investeringen die zichzelf
cultuurhistorisch erfgoed’, Kenniscentrum
terugverdienen. Het rendement van de
Triple E, Arnhem 2008.
investeringen bestaat bijvoorbeeld uit een
In dit boek kijken de auteurs op een andere
waardevermeerdering van onroerend goed in
manier naar erfgoed dan gebruikelijk.
de omgeving, omzet en werkgelegenheid in
Zij vragen zich af of het erfgoed economisch
recreatie en toerisme, een betere concurrentie-
rendeert, niet als afzonderlijk gebouw, maar als
positie voor winkeliers en een representatief,
totaal ensemble (zoals het landschap van de
chic vestigingsklimaat. Een deel van dit rende-
Staats-Spaanse Linie, de grachten van Leiden of
ment vloeit via diverse belastingen terug naar de
de binnenstad van Alkmaar). Werkzaamheden
overheid, die veelal de belangrijkste financier is
die worden uitgevoerd voor onderhoud,
voor behoud van het cultureel erfgoed.
In Overijssel buigen meerdere partijen zich over de ontwikkeling van een nieuw investeringsconcept voor het landelijk gebied: de knooperven, naar het idee van de landschapsarchitecten Ruut van Paridon en Karen de Groot. Het concept komt er in grote lijnen op neer dat verlaten boerenerven in combinatie met de aan het erf aantakkende landschapselementen worden aangeboden aan mensen die er willen wonen en bereid zijn erin te investeren. Aan de hiervoor benodigde functiewijziging tot woonerf is de voorwaarde verbonden dat de monumentale erfbebouwing en structuur behouden blijft, en dat de bewoners zorgen voor een passende beplanting en publiek toegankelijke routes over het erf. Door de herverdeling van de gronden worden de benodigde investeringen in het landelijk gebied neergelegd bij diegenen die er direct belang bij hebben. De boer investeert in de productieruimtes, de burger in de landschapselementen zoals bosjes, steilranden, houtwallen, zandpaden en dergelijke. Naar verwachting zullen de burgers een deel van het onderhoud uitbesteden aan de boeren in het gebied, waardoor deze een extra inkomstenbron aan de constructie overhouden.
restauratie en reconstructie, toegankelijkheid
198 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
199 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Voorbeeld: Olympisch Stadion, Amsterdam In het Olympisch Stadion in Amsterdam zijn tegenwoordig kleine bedrijven gevestigd die een band hebben met de sportwereld. De eigenaar en verhuurder van deze ruimten heeft zelf geïnvesteerd in een cultuurhistorisch verantwoorde renovatie en herbestemming van het stadion, omdat het juist daardoor een interessante vestigingslocatie werd voor zijn doelgroep. Nog steeds vinden er trainingen en sportevenementen plaats in het stadion. Ondernemers en hun personeel kunnen tijdens de lunchpauze plaatsnemen op de tribune en kijken naar sportende scholieren of trainende atleten.
Synergie in beleid Wie een gebiedsplan heeft met voldoende projecten op voorraad, en goed thuis is in de wereld van stimuleringsregelingen en subsidies, zal zelden om werk verlegen zitten. Overheidsregelingen verschijnen en verdwijnen met enige regelmaat en de cultuurhistorie biedt volop kansen om mee te liften. Al gaat het doorgaans om cofinanciering en zijn aanvullende inkomstenbronnen noodzakelijk. Het onderzoek Belvedere Revisited uit 2006 (Royal Haskoning) somde een aantal op dat moment lopende subsidieregelingen op: GIOS, Interreg, EHS, Ruimte voor de Rivier, Zwakke Schakels, MIT, ISV, ILG. Geen van deze regelingen is exclusief in het leven geroepen voor projecten die de cultuurhistorie betrekken in de ruimtelijke ontwikkeling. Maar geld dat ingezet wordt voor de primaire doelen van deze regelingen (respectievelijk recreatie, regionale ontwikkeling, natuur, oeververdediging, kustverdediging, verkeer,
200 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
stedelijke vernieuwing en het landelijk gebied) kan zodanig worden benut dat het eigenlijke bestedingsdoel en de cultuurhistorie elkaar versterken. Europese subsidieregelingen bieden eveneens mogelijkheden, maar ook daarvoor is een bredere blik nodig dan cultuurhistorische doelen alleen. Een voorbeeld hiervan is de zoektocht naar financiën voor een restauratieproject. De kansen op subsidie worden vergroot door een vernieuwende invalshoek te kiezen, zoals de toepassing van innovatieve technieken, of door een koppeling te leggen met andere opgaven, zoals waterberging.
Voorbeeld: Binnendieze, Den Bosch Het herstel van de Binnendieze in Den Bosch, een stelsel van waterverbindingen dwars door de oude binnenstad, leek onbetaalbaar. Het was een project waar de stad weliswaar beter van werd, maar waar geen directe inkomsten aan verbonden leken te zijn. Dat veranderde met de oprichting van een rondvaartbedrijf. Toeristen zouden tegen betaling vaartochten over de Binnendieze kunnen maken. De ingeschatte opbrengst woog echter nog steeds niet op tegen de kosten van herstel en onderhoud van de waterwegen. Met de keuze om langdurig werklozen in te zetten als schipper, namen de maatschappelijke baten zodanig toe dat de extra waarde van dit cultuurhistorisch geïnspireerde project de gemeentelijke investering zou overtreffen. De Binnendieze is inmiddels hersteld en de rondvaartboten varen. Aanvullende financiering kwam uit een hoek die zelden met cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling in verband wordt gebracht, maar de koppeling verhoogde het rendement van zowel de ruimtelijke als de sociale bestedingen.
201 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Betalen voor de baten van cultuurhistorie Mensen zijn over het algemeen niet gewend om te betalen voor cultuurhistorische waarden. Er zijn uitzonderingen: de aanschaf van een entreebewijs voor het Muiderslot wordt normaal gevonden. Maar de vesting van Naarden behoort gratis toegankelijk te zijn. De vesting maakt immers deel uit van de openbare ruimte. Mensen komen er ook omdat ze er wonen, werken of zaken doen. Landschappen, binnensteden, laat staan dorpen of woonwijken: betalen om de eenvoudige reden dat de schoonheid wordt gewaardeerd is niet gebruikelijk. Toch blijken mensen en bedrijven er soms wel toe bereid. Bijna dertig procent van de Nederlanders is bereid om meer belasting te betalen als deze het landschap ten goede komt, bleek uit onderzoek voor de Agenda Landschap in 2007. Soms blijkt op basis van vrijwilligheid ook al het nodige mogelijk. Zo hebben in Lunteren en in de Loonse en Drunense Duinen gedurende een aantal jaren landschapsfondsen gefunctioneerd. Behalve overheden, konden ook bedrijven en particulieren hieraan deelnemen. De middelen werden gebruikt om landschapsversterkende maatregelen te treffen, zoals wandelpaden en kikkerpoelen.
“Culturele erfgoederen komen uiteindelijk het beste tot hun recht wanneer mensen hen op waarde weten te schatten en beseffen dat een waardering in een offer gestalte krijgt. Door mensen te vragen om donaties, communiceren de bezitters niet alleen met
Voorbeeld: het klooster van Zijtaart De gemeente Veghel kocht in 2006 een voormalig klooster in het dorp Zijtaart aan. Het was een kostbare aanschaf, misschien onverantwoord als er geen financiële en maatschappelijke baten tegenover stonden. Maar die waren er wel. Door de herbestemming van dit klooster in eigen hand te houden, kan het gaan functioneren als een vliegwiel voor de ontwikkeling van het dorp. Het is de bedoeling dat een basisschool een deel van het kloostergebouw gaat gebruiken, waardoor ook middelen voor scholenbouw ingezet kunnen worden voor het behoud. De gemeente hoopt bovendien een deel van de Leestip investering terug te verdienen via de extra ‘Europese subsidies voor de Nieuwe Hollandse waarde van nieuw te bouwen woningen Waterlinie: inspirerende voorbeelden en nieuwe rondom het kloostercomplex. kansen’, Bureau Buiten i.o.v. Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie, Utrecht 2005 Bij het projectbureau Nieuwe Hollandse
veel meer mensen dan in het geval dat ze zich vooral op de overheid richten, ze zorgen ook voor meer betrokkenheid, en voor de realisatie van optie-, bestaans- en erfeniswaarden” (respectievelijk de waardering voor de optie om een erfgoed ooit te kunnen bezoeken, voor het bestaan van een goed als zodanig of voor het voortbestaan voor volgende generaties, red). Prof. dr. Arjo Klamer, hoogleraar culturele economie, in de bundel ‘Het cultuurhistorisch argument’, Projectbureau Belvedere, Utrecht 2009.
Waterlinie is deze Europese subsidiewijzer te verkrijgen. Aan te vragen bij:
[email protected] of te downloaden vanaf www.hollandsewaterlinie.nl
202 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
203 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Voorbeeld: streekrekening Het Groene Woud Een effectieve manier om structurele donaties te organiseren, is de ‘streekrekening’ die zijn oorsprong kent in Het Groene Woud, het nationaal landschap tussen Eindhoven, Den Bosch en Tilburg. Sinds 2006 is het mogelijk om in Het Groene Woud een streekrekening te openen, aanvankelijk bij de ASN Bank, later bij de Rabobank. De rekeninghouders ontvangen een normale rente, maar kunnen een percentage daarvan afstaan aan het Streekfonds, een fonds dat investeringen in het landschap financiert. Ook de bank financiert mee, door bovenop de rentedonaties van de rekeninghouders een eigen bijdrage in het fonds te storten. Bedrijven, overheden en streekorganisaties kunnen een rekening openen en in de toekomst misschien ook particulieren. Een andere inkomstenbron voor het landschapsbeheer in Het Groene Woud is de Streekloterij. Loten worden verkocht via clubs, verenigingen en scholen in de streek. Zij ontvangen tweederde van de opbrengst, één derde deel gaat naar het landschapsfonds.
204 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Voorbeeld: landschapsveiling Ooijpolder Ruim 110.000 euro bracht de eerste landschapsveiling in de Ooijpolder op, in 2007. Kopers gingen naar huis met een stukje landschap onder de arm: een scheerhaag vanaf €2918, een faunatunnel voor minimaal €4267, een meidoorn voor een tientje. Dat wil zeggen: de landschapselementen blijven op hun plek, maar de kopers hadden zich verzekerd van tien jaar onderhoud en bescherming. Sinds 2007 zijn er ook op andere plekken landschapsveilingen georganiseerd en kunnen mensen ook via internet bieden.
Voor wat hoort wat De overheid kan investeringen in het landschap losmaken via het voor-wat-hoort-wat of het wie-wat-doet-krijgtwat beginsel. Vooral in het landelijk gebied komen regelingen voor die hierop gebaseerd zijn. De ruimte-voorruimte-regelingen zijn hiervan een voorbeeld, hoewel deze zich vooral richten op de ontrommeling van het landschap en niet noodzakelijkerwijs op behoud van de historische karakteristieken van de boerenerven of de landschapsstructuur. Regelingen in de gemeente Woerden en de provincie Zeeland vragen in ruil voor het toestaan van nieuwe economische activiteiten of een functiewijziging van de opstallen – waarmee nieuwe inkomsten binnen handbereik komen – een investering in de restauratie van de bebouwing op het erf, herstel van erfbeplanting of verbetering van het landschap.
205 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
omgeving. Bovendien zorgde hij voor de uitvoering van een erfbeplantingsplan. Dit plan maakte deel uit van de overeenkomst en omvatte hagen aan de randen van het perceel, twee poelen met struweel, beplanting rondom de loods en vijfentwintig vogelkasten.
Kennis in ontwikkeling De cultuurhistorische sector is van oudsher gewend te werken met subsidies. Door de ontwikkelingsgerichte benadering van cultuurhistorie groeit de behoefte aan kennis over alternatieve manieren om projecten te bekostigen. De afgelopen tien jaar is op bescheiden schaal onderzoek gedaan naar de economische waarde van cultuurhistorie en is ervaring opgedaan met de bekostiging van projecten. Nu meer en meer plannen in uitvoering komen, ontstaan nieuwe initiatieven om de kennis verder te ontwikkelen. Het NICIS Institute, een kenniscentrum voor steden, initieerde op verzoek van de aangesloten gemeenten in 2008 twee langlopende onderzoeken op dit vlak. In samenwerking met onder meer de Vrije Universiteit in Amsterdam onderzoekt het verschillende aspecten van de economische waarde van cultureel erfgoed, zoals vastgoedwaarde, toeristische baten en vestigingsvoorkeuren van huishoudens en bedrijven. In samenwerking met onder meer de Universiteit Twente vindt onderzoek plaats naar de mogelijkheden, kansen en bedreigingen van verevenings- en coalitievormingsstrategieën bij de herontwikkeling van cultureel erfgoed en gebiedsontwikkelingen. Ook binnen het innovatieprogramma ‘Mooi Nederland’ van het ministerie van VROM en het project ‘Investeren in landschap’ van het ministerie van LNV is aandacht voor de financieringsconstructies van projecten.
Discours: kan cultureel erfgoed langs de economische meetlat worden gelegd? Voorbeeld: Bouwkavel op Maat in Limburg Agrariërs die in Limburg plannen hebben die bijzondere omgevingskwaliteiten aantasten en buiten de voorwaarden van de geldende bestemmingsplannen vallen, kunnen gebruik maken van de regeling BOM+ (Bouwkavel op Maat plus). Dat kan bijvoorbeeld gaan om nieuwvestiging, verplaatsing of uitbreiding van een agrarisch bedrijf. De kern van de regeling is dat de boer zijn plannen kan doorzetten, maar dat daar een tegenprestatie tegenover moet staan gericht op het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Die tegenprestatie komt bovenop een verplicht basispakket, dat onder meer voorziet in extra voorzieningen voor infiltratie van regenwater als de verharding toeneemt en de landschappelijke inpassing van bebouwing. De provincie heeft een reeks mogelijke tegenprestaties geformuleerd. De ondernemer is echter eerst zelf aan zet om een voorstel te doen, eventueel in overleg met de gemeente. Een kwaliteitsteam (de ‘BOM+-commissie’) beoordeelt de voorgestelde tegenprestatie en brengt advies uit aan de gemeente. De uitvoering wordt verzekerd door een privaatrechtelijk contract tussen het agrarische bedrijf en de gemeente, en via de planologische procedure. Zo kreeg een fruitteeltbedrijf de mogelijkheid om te verhuizen naar een landbouwperceel bij Beek in het Zuid-Limburgse heuvelland. Het plan behelste onder meer de bouw van een fruitloods op een verhard erf in een ecologisch gevoelig gebied. Als tegenprestatie legde de ondernemer zijn loods verdiept aan en paste hij de kleurstelling aan op de
206 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Feiten en wetenswaardigheden over de economische waarde van cultuurhistorie kunnen een besluit ten goede keren, ten gunste van het behoud van het erfgoed of een investering erin. Op zijn minst leiden ze tot bijstelling van het heersende beeld dat cultuurhistorie alleen maar kost en niets opbrengt. Maar de medaille kent ook een keerzijde. Moet het cultuurhistorisch belang wel onderdeel worden van de economische ratrace waarin
Leestip
efficiëntie en effectiviteit de agenda
‘Het cultuurhistorisch argument, essaybundel’,
bepalen? Is het economisch jargon
Projectbureau Belvedere, Utrecht 2009.
wel de beste taal om over culturele
Essaybundel over het ontstaan van nieuwe
zaken te praten? En in hoeverre leidt
argumenten om te pleiten voor behoud van
de introductie van marktdenken tot
cultuurhistorie - economische waarde, publieks-
commerciële uitbuiting van het erf-
waardering, proceskwaliteiten, instrumentele
goed en wordt de cultuurhistorische
waarde - en over de spanningsvelden en risico’s
waarde straks vooral beoordeeld op
die deze ontwikkelingen oproepen. De bundel
grond van de vraag of het erfgoed al
bevat essays van Machteld Linssen, Martijn
dan niet bijdraagt aan de belevenis-
Duineveld, Kristof Van Assche, Arjo Klamer,
economie?
Elisabeth Ruijgrok en Jos Bazelmans.
207 – belvedere.nu / Kosten en opbrengsten
Morgen en overmorgen Ambities borgen
211
Blijvend op de bestuurlijke agenda
212
Planologisch instrumentarium en monumentenzorg
215
Welstandsbeleid en kwaliteitsafspraken
219
Verankering in het dagelijkse werkproces
222
Organisatorische en procesmatige verankering
222
Verankering in Milieueffectrapportage en Maatschappelijke kosten-batenanalyse
225
Kennis verduurzamen
227
Boodschap en medium
227
Jeugd- en onderwijsprogramma’s
228
Kunst
230
Morgen en overmorgen Veel mensen en organisaties komen op de vleugels van een bijzonder project of programma in aanraking met de kansen die cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling elkaar over en weer bieden. Ineens dreigt een fabriekshal te verdwijnen die al generaties lang het straatbeeld bepaalt, een historische binnenstad heeft een injectie nodig om economisch het hoofd boven water te houden, of er blijken alleen nog maar uitbreidingslocaties beschikbaar te zijn in landschappen die veel mensen dierbaar zijn. Een substantiële ontwerp- en onderzoeksinspanning levert een oplossing op die de ruimtelijke opgave effectief verbindt met de cultuurhistorische waarden. Trots en tevredenheid overheersen. Maar na de uitvoering gaan de meeste betrokkenen weer over tot de orde van de dag. Het zou jammer zijn als zo’n resultaat achteraf als incident moet worden beschouwd. Een succesvol project kan ook het fundament zijn waarop wordt doorgebouwd aan een structurele belangstelling voor cultuurhistorie in de ruimtelijke ontwikkeling. Binnen het project is immers ervaring opgedaan met een manier van denken en werken die ook daarbuiten relevant kan zijn. Om de opgedane kennis en ervaring vast te houden, is een expliciete strategie gericht op bestendiging onmisbaar. Dit hoofdstuk benoemt een aantal manieren waarop die bestendiging in de praktijk vorm kan krijgen. Ze zijn gegroepeerd naar drie potentiële invalshoeken: het borgen op de langere termijn van eenmaal vastgestelde ambities, de verankering van het gedachtegoed in het dagelijkse werkproces en het verduurzamen van de opgedane kennis.
Ambities borgen De geestdrift die een groots en hoopvol project met zich mee kan brengen, werkt aanstekelijk. Mensen werken daar graag aan mee. Maar de boog kan niet gespannen blijven: soms al tijdens de uitvoering van een project, maar zeker daarna, eisen andere onderwerpen de aandacht op en verflauwt de aandacht. Het risico is reëel dat de ambities in zo’n fase onnodig verdampen. Er zijn ervaringen opgedaan met methodes om al tijdens de voorbereiding van een project, of zelfs voorafgaand aan concrete projecten, de ambities zodanig vast te pinnen dat ze ook buiten het bestek van dat project gaan leven en overeind blijven. Binnen en buiten de overheid worden daarvoor beleidsstrategieën geformuleerd en soms zelfs complete organisaties opgetuigd.
211 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Blijvend op de bestuurlijke agenda Bestuurders met een bijzondere belangstelling voor cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling kunnen een doorslaggevende stimulans zijn voor een succesvol project of beleid. Zij kunnen initiatiefnemers ondersteunen, onderzoek laten uitvoeren en voortdurend de publieke aandacht vestigen op de kansen die de combinatie van cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling met zich meebrengt. Andersom mag het succes niet afhankelijk zijn van een min of meer toevallige belangstelling bij een wethouder, een dijkgraaf of een gedeputeerde. Bovendien vergen de meeste projecten een inbreng van meer dan één bestuurder: collega’s in het dagelijks bestuur, volksvertegenwoordigers, opvolgers, collega’s van andere overheden en samenwerkingspartners. Bestuurlijke agenda’s wisselen snel. Mensen die zich inzetten voor een rol van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ontwikkeling, binnen of buiten het openbaar bestuur, doen er daarom goed aan om hun ideeën actief onder de aandacht te blijven brengen van het openbaar bestuur. Dat kan rechtstreeks bij de betreffende gezagsdrager of door de publieke belangstelling warm te houden – een goed bestuurder reageert tenslotte op wat er onder de bevolking leeft. Belangrijk daarin is het markeren van successen: opleveringen feestelijk vieren, contracten met enig ceremonieel ondertekenen, of tijdens de uitvoering van een project zorgen voor kleine tussentijds te vieren resultaten (‘quick wins’). Wie in de nabijheid van een bestuurder staat, helpt hem of haar het beste door te zorgen voor ter zake doende en toegankelijke informatie. Bestuurders, zeker als ze afkomstig zijn uit een andere vakdiscipline, zijn daarvan afhankelijk om adequaat te kunnen handelen in hun politieke of maatschappelijke contacten. En bestuurders kunnen het onderwerp zodanig institutionaliseren in beleid en procedures dat het ook na het aftreden enige jaren op de bestuurlijke agenda blijft. Een voorbeeld hiervan zijn de convenanten die de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft gesloten met onder meer Rijkswaterstaat, de Dienst Landelijk Gebied en Staatsbosbeheer. Dergelijke convenanten kunnen heel praktische afspraken bevatten. Met Rijkswaterstaat is bijvoorbeeld afgesproken dat bij nieuwe projecten één procent van de totale bouwkosten wordt gereserveerd voor archeologisch onderzoek. Buiten de overheid komen heemkundekringen en andere geschiedkundige verenigingen op voor het erfgoed en de bestuurlijke prioriteit daarvoor. Belangenorganisaties die gebiedsgericht werken en meedenken over de kwaliteit van de leefomgeving in brede zin, zijn er echter een stuk minder. De Hollands-Utrechtse Vechtstreek kent al sinds 1936 zijn Vechtplassencommissie, samengesteld uit betrokken bewoners, maar is daarin vrij uniek. Instellingen zoals welstandsorganisaties en architectuurcentra nemen die rol soms op zich en sommige wijk- en dorpsverenigingen ontwikkelen zich in die richting. In gebieden waar zo’n organisatie actief is en een voldoende niveau van deskundigheid op de been weet te brengen, loont het voor de overheid en andere partijen om die organisatie te ondersteunen, bijvoorbeeld via projectsubsidies. In planvormingsprocessen kunnen overheden en private ontwikkelaars gebruik maken van de kennis, het enthousiasme en de betrokkenheid onder de deelnemers. Dat kan debat opleveren, zelfs weerstand, maar uiteindelijk ook mooie plannen die in de betreffende gemeenschap in goede aarde vallen.
212 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Voorbeeld: Stichting IJsselhoeven Een aantal bewoners van ijsselhoeven, de karakteristieke boerderijen langs de IJssel in Gelderland en Overijssel, vond elkaar in 2003 in de ambitie om hun hoeven op een cultuurhistorisch verantwoorde wijze op te knappen. De boerderijen met hun erven en hun schuren gingen achteruit, onder meer omdat een aantal hoeven de agrarische functie verloor en het onderhoud kostbaar was. De bewoners organiseerden zich, ondersteund door een adviseur voor het landelijk gebied en een medewerkster van de welstandsorganisatie Het Oversticht, en maakten een projectplan voor het herstel van de hoeven. Dat was het begin van de Stichting IJsselhoeven, die zich in een paar jaar tijd ontwikkeld heeft tot een organisatie die zich inzet voor de ruimtelijke kwaliteit van de hele regio. Via onderzoeksprojecten en een steuncomité van vakexperts werkt de stichting in hoog tempo aan een stevige kennisbasis, niet alleen van belang voor de stichting zelf, maar ook voor ieder ander die betrokken is bij de regionale ontwikkeling. Bewoners met bouwof verbouwplannen kunnen er terecht voor advies. Bij grote projecten, zoals de droge riviergeul die wordt aangelegd als noodafvoer voor de IJssel, stelt de stichting zich op als kennisleverancier en gesprekspartner. Maar de oorsprong wordt niet vergeten: de Stichting IJsselhoeven brengt nog steeds bewoners met elkaar in contact, bijvoorbeeld via de marktplaats op haar website, waar mensen gietijzeren dakramen aanbieden of vragen om zes staanders voor een te reconstrueren negentiende-eeuws bruggetje.
213 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Historisch gezicht
Horizontale stapeling
Erfafscheiding
Entree/Brug
bestuurders binnen en buiten de gemeente en bij investerende partijen. Het debat is niet verdampt, integendeel, een groter bewustzijn leidt ook tot een grotere alertheid onder bewoners. Vooral grotere projecten voor woningbouw en bedrijfsontwikkeling maken de tongen in de polder los. Maar de discussies spelen zich steeds af tegen de gemeenschappelijke achtergrond van zorg voor het erfgoed.
Planologisch instrumentarium en monumentenzorg In de juridische instrumenten die overheden tot hun beschikking staan, groeien het planologisch instrumentarium en de monumentenzorg naar elkaar toe. In 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) ingevoerd en bij het schrijven van dit boek heeft het kabinet een modernisering van de monumentenzorg in voorbereiding, onder meer met het doel om de monumentenzorg meer gebieds- en ontwikkelingsgericht te maken.
Voorbeeld: Bureau Des Beemsters De Beemster viert iedere vijfentwintig jaar de drooglegging in 1612. Tussenliggende jaren zijn goed voor opwarmende festiviteiten, maar bij de 25-jarige jubilea pakt de poldergemeenschap groots uit. Het besef dat hun droogmakerij er niet zomaar een is, zit diep in de cultuur van de Beemster bevolking. De toekenning van de Unesco-werelderfgoedstatus in 1999 heeft dat besef alleen maar gevoed. Maar ook in de Beemster maakt de landbouw een proces door van schaalvergroting en verbreding en ook daar heeft de klimaatverandering effect op de waterhuishouding. Hoe kunnen de cultuurhistorische waarden een actieve rol krijgen in de dynamiek die zich hoe dan ook voordoet, op een manier dat daar een breed maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor is en blijft? De gemeente onderzocht dat in het project Des Beemsters. Zij deed dat in het begin door sterk publieksgerichte activiteiten en is zich nadien meer gaan richten op afgebakende ruimtelijke opgaven, vooral in het landelijk gebied. Voorbeelden zijn de waterberging, de verpaarding en de schaalvergroting van boerenerven. In 2007, nadat de ontwikkelingsvisie gereed was, werden de uitvoeringsprojecten en de bestendiging van het gedachtegoed in handen gelegd van het gemeentelijke Bureau Des Beemsters. Dit biedt een platform aan de bevolking en koppelt daaraan specifieke deskundigheid. Het blijft zeker tot en met het vierhonderdjarig bestaan van de polder in 2012 (de beoogde einddatum van het projectbureau) functioneren. Des Beemsters leidt tot een mindset bij de bevolking, bij
214 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
De Wro stelt voor gemeenten, provincies en rijk een structuurvisie verplicht over de integrale ruimtelijke ontwikkeling van hun grondgebied, inclusief de wijze waarop deze gerealiseerd zal gaan worden. Zo’n structuurvisie kan op abstract niveau een ambitie neerzetten, maar ook concreet aangeven welke karakteristieken van een gebied leidend zijn bij nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast kunnen provincies op basis van de Wro een provinciale verordening vaststellen (voor het rijk is dat een Algemene Maatregel van Bestuur). Daarin staat welke zaken van provinciaal belang worden gevonden. Gemeenten moeten deze in hun bestemmingsplannen borgen. In zo’n verordening kan het behoud van cultuurhistorische waarden geregeld worden, zoals Noord-Holland doet in de verordening voor de Stelling van Amsterdam. Ook kunnen provincies in een verordening regels opnemen over de te volgen procedure bij de totstandkoming van een bestemmingsplan, bijvoorbeeld dat daarin een inventarisatie van cultuurhistorische waarden voor bepaalde gebieden opgenomen moet zijn. Overijssel werkt met zo’n procesgerichte verordening. Ook een aan het bestemmingsplan gekoppeld beeldkwaliteitsplan biedt goede mogelijkheden om aan te geven hoe de cultuurhistorie door moet werken in een nieuwe ontwikkeling. Een beeldkwaliteitsplan is vooral geschikt als er een relatief uitgewerkt ontwerp ligt en veel individuele partijen (bewoners of investeerders) zich daaraan moeten conformeren. In het denken over de modernisering van de monumentenzorg wordt aangesloten bij de systematiek van de Wro. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, wil de minister het Besluit ruimtelijke ordening aanpassen. Nu al moeten gemeenten bij het opstellen van een bestemmingsplan in beeld brengen of er archeologische waarden in het geding zijn en op basis daarvan een zichtbare afweging maken. Dat wordt straks verbreed naar cultuurhistorie. Verder willen de ministers van OCW en VROM een rijksstructuurvisie opstellen voor de monumentenzorg, zonodig vergezeld van een Algemene Maatregel van Bestuur. In de Wro is bovendien de Grondexploitatiewet opgenomen. Gemeenten hebben daarmee meer mogelijkheden dan voordien om publieke voorzieningen te laten financieren vanuit de vastgoedontwikkeling. Bij het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan wordt nagegaan welke kosten aan de uitvoering zijn verbonden. Hieronder vallen naast publieke voorzieningen bijvoorbeeld ook de onderzoekskosten om de cultuurhistorische en archeologische waarden beter in beeld te brengen. Ook kosten voor ontwikkel- en ontwerpcompetities en prijsvragen
215 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
kunnen aan de grondexploitatie worden toegerekend. Als er zulke kosten zijn, moet er een exploitatieplan gemaakt worden. Een gemeente kan een bijdrage van private ontwikkelaars vervolgens afdwingen. De Grondexploitatiewet stimuleert echter expliciet dat ontwikkelaars al bij het opstellen van het exploitatieplan worden betrokken: op basis van een structuurvisie kunnen een gemeente en een of meer ontwikkelaars een ‘anterieure overeenkomst’ sluiten, voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan.
Voorbeeld: schaarste als drukmiddel in Zaanstad De Zaan is een uitstalkast van industrieel erfgoed. Vooral de productie en verwerking van levensmiddelen kleurt de oevers: cacao, glucose, rijst, et cetera. Maar de ene na de andere fabriek sluit. Na enkele, op zichzelf succesvolle, ombouwoperaties tot appartementencomplexen besloot de gemeente Zaanstad dat het economische karakter van de rivieroevers ook in het gebruik behouden moet blijven. De Zaan mag geen puur woongebied worden. De gemeente stimuleert de vraag naar hergebruik met twee maatregelen. Ten eerste, door elders geen planologische ruimte meer te bieden aan nieuwe bedrijventerreinen. En ten tweede door de industriële panden een status als gemeentelijk monument te geven. Met dit laatste verzekert de gemeente zich van een plek aan tafel bij de ontwikkeling van een gebouw waar zij geen eigenaar van is.
216 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Voorbeeld: het bestemmingsplan in Maastricht Meer dan zestienhonderd rijksmonumenten telt Maastricht. Maar een formeel verankerde lijst van gemeentelijke monumenten is er niet. Rond 2004 werd overwogen om de ruwe inventarisatie van waardevolle gebouwen alsnog in een formele monumentenlijst te gieten, maar het debat daarover mondde uit in een andere oplossing. ‘Maastrichts Planologisch Erfgoed’ is een bestemming geworden in het bestemmingsplan, bovenop de reguliere bestemmingen zoals ‘wonen’ en ‘recreatie’. Maastricht was de eerste gemeente die voor deze oplossing koos. In de praktijk betekent dit, dat geen bouw- of aanlegvergunning wordt afgegeven voor een plan dat ten koste gaat van de cultuurhistorische betekenis. Doordat de begripsbepaling ‘monument’ in de monumentenverordening is uitgebreid, zijn bouwinitiatieven in gebieden met de bestemming Maastrichts Planologisch Erfgoed eerder vergunningplichtig dan in reguliere situaties. Het voordeel is tweeërlei. Niet alleen gebouwen, maar ook stedenbouwkundige ensembles, groenstructuren, stadsgezichten en zelfs Leestip straatmeubilair of afzonderlijke bomen www.vrom.nl vallen onder de planologische bescherOp de website van het ministerie van VROM is ming. Dat is een stap vooruit ten opzichalles te vinden over de nieuwe Wet ruimtelijke te van de traditionele monumentenzorg, ordening met daarin opgenomen de die sterk op gebouwen is georiënteerd. Grondexploitatiewet.
217 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Het tweede voordeel is dat de systematiek ruimte biedt voor gradaties in beschermingsniveaus. Voor gebouwen is bijvoorbeeld een onderscheid mogelijk tussen dominante panden, die integraal worden beschermd, en beeldondersteunende panden, waarvan alleen vanaf de straat zichtbare gevels worden beschermd. Het bestemmingsplan voor Oud-Caberg en Malberg had de primeur. In 2005 werd hierin voor het eerst de dubbelbestemming ‘Maastrichts Erfgoed’ officieel vastgesteld.
“Ik heb natuurlijk vaak gedacht: het is een oud ellendig ding dat vreselijk duur is, kunnen we daar niet een keer per ongeluk met de trekker doorheen rijden. Dat gaat wel door je hoofd heen. Maar slopen mag niet, daar krijg je geen vergunning voor.” Simon de Koning uit Kamperland, die zijn boerenschuur nu wil ombouwen tot een bedrijfsverzamelgebouw voor creatieve ondernemers en daarmee een voorbeeld stelt in het hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing, op YouTube (te benaderen via www.youtube.com/boerenbouwen).
Discours: veel of weinig uitbreidingsruimte? De manier waarop de ruimtelijke ordening in Nederland is georganiseerd, nodigt projectontwikkelaars ongewild uit tot speculatieve grondaankopen en concurreren op prijs. Volgens veel betrokkenen uit zowel de publieke als de private sector, is het beter om ze te laten concurreren op kwaliteit. Maar hoe? Is de aangewezen manier om als overheid de planologische ruimte pas te geven op het moment dat een ontwikkelaar een plan kan overleggen dat aan alle beeldkwaliteits- en andere eisen voldoet? Het voordeel hiervan is dat de overheid kwaliteitsgaranties inbouwt zonder zelf over de grond te hoeven beschikken, maar daar staat een grotere planologische onzekerheid tegenover. Daardoor kan het bouwtempo onder druk komen te staan. Of moet een overheid harde planologische restricties stellen aan stedelijke uitbreidingen en die stringent handhaven, en de woningbouwproductie strak programmeren? Dat biedt een goede uitgangs-
Welstandsbeleid en kwaliteitsafspraken De welstand is traditioneel het instrument waarin in Nederland de kwaliteitszorg is georganiseerd. Sinds 2003 zijn gemeenten die een welstandsbeleid voeren, verplicht om een welstandsnota op te stellen. Burgers kunnen daarin vinden welke ambities de gemeente heeft en waarop bouwinitiatieven worden getoetst. In veel van deze nota’s is de cultuurhistorische identiteit van wijken, buurten en streken benoemd als een kwaliteit die de gemeente wil behouden. De laatste jaren doet zich bovendien een verbreding van de welstandszorg voor, waarbij er een relatie wordt gelegd met de ruimtelijke ordening en landschapsbeheer. Welstandscommissies groeien samen met monumentencommissies uit tot adviescommissies voor de ruimtelijke kwaliteit. Deze worden niet alleen geraadpleegd bij bouwaanvragen, maar ook steeds vaker bij bestemmingsplannen en stedenbouwkundige plannen. Toetsing achteraf maakt steeds vaker plaats voor advies en inspiratie aan het begin van een planontwikkeling. De welstandscommissie kan daar een rol in hebben, maar niet per se. Zo’n kwaliteitsadvies vooraf komt steeds vaker van zogeheten kwaliteitsteams die daarvoor speciaal in het leven zijn geroepen. Deze teams van deskundigen, meestal multidisciplinair van samenstelling, adviseren bij ruimtelijke ingrepen over de na te streven kwaliteit of buigen zich over trends in het ruimtegebruik. Een kwaliteitsteam kan bijvoorbeeld worden opgezet voor een grootschalig en complex transformatieprogramma (zoals is gebeurd bij de Rijkswerf Willemsoord in Den Helder), voor een cultuurhistorisch ensemble zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie of in een hele provincie, om te adviseren over nieuwe ruimtelijke vraagstukken. Als er veel partijen betrokken zijn bij een ontwikkeling kan het lonen om een convenant te sluiten met alle betrokkenen over behoud van objecten, structuren en elementen of over het te behalen kwaliteitsniveau. Afspraken vooraf kunnen dan ook de vorm aannemen van een vaste normstelling, bijvoorbeeld over wat minimaal behouden moet blijven of over objectief vast te stellen criteria zoals bouwhoogtes of – materialen. Als de normstelling eenduidig genoeg is, is een welstandscommissie of kwaliteitsteam niet nodig – althans niet om deze normstelling te handhaven.
“Het plan is doorspekt van cultuurhistorie en daarmee ook een geweldig resultaat van alle tot nu toe geleverde inspanningen. Tegelijkertijd ontbreekt het inzichtelijk maken van eventuele breekpunten. Het plan zou moeten aangeven wanneer de standvastige lijn niet meer herkenbaar is, wanneer het Romeinse Quartier met zijn grid niet meer als Romeins wordt ervaren en wanneer het Fort Krayenhoff niet meer als strategisch punt kan functioneren.”
positie om het landschap te sparen en de grondprijs buiten de stad te beheersen. De verdere borging van de kwaliteit is dan afhankelijk van een vruchtbare publiek-private samenwerking en het functioneren van het
Yana van Tienen over het Masterplan Waalfront in ‘Nijmegen ontwikkelt; cultuurhistorie aan de Waal’, uitgeverij Thoth, Bussum 2007
welstandstoezicht en een eventueel kwaliteitsteam.
218 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
219 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Voorbeeld: convenant in Middag-Humsterland
Voorbeeld: beeldkwaliteitsplannen in Noord-Holland
In Middag-Humsterland is de samenwerking tussen partijen met verschillende belangen tien jaar geleden vastgelegd in een convenant. Middag-Humsterland is een bijzonder, middeleeuws wierdenlandschap in het westen van Groningen. Maar door natuurlijke processen en agrarische ingrepen wordt dit landschap steeds minder goed herkenbaar. In 1998 sloot de gebiedscommissie een convenant af. In deze commissie, onder voorzitterschap van de provincie, zijn in principe alle gebruikers en belanghebbenden van het gebied vertegenwoordigd. Het convenant bevatte afspraken over landschapselementen die behouden moeten blijven en landschapselementen die kunnen worden aangepast als de agrarische bedrijfsvoering daar baat bij heeft. Veel aandacht ging uit naar de sloten: welke sloten boeren zouden mogen dempen en onder welke voorwaarden. Verder werden afspraken gemaakt over het gebruik van cultuurhistorische verbindingen (zoals kerkenpaden) als fiets- of wandelpad en over het herstel van een aantal dijkdelen en wierden. Omdat de partijen in de gebiedscommissie gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de uitvoering van het convenant, heeft het goed gewerkt. Maar nu er enige jaren verstreken zijn, treden er ontwikkelingen op waarin het convenant niet voorziet. De schaalvergroting in de landbouw maakt een nieuwe slag, er verscheen een kippenboerderij en steeds meer agrarische bebouwing raakt leeg en vervallen. Het slotenbeleid is bovendien aan een actualisatie toe. Dat levert soms stevige discussies op. Maar dankzij de gezamenlijke prestatie van de tien jaren daarvoor, erkennen de partijen elkaars belang en zijn ze in staat om constructief naar een nieuwe oplossing toe te werken.
De provincie Noord-Holland verplicht gemeenten die willen uitbreiden in het landelijk gebied tot het opstellen van een beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan moet ten minste aandacht besteden aan vijf punten: de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken, de inpassing in de wijdere omgeving en de bestaande kwaliteiten van het gebied. Aandacht voor de cultuurhistorie wordt hiermee afgedwongen, zowel in het beeldkwaliteitsplan zelf als in bijvoorbeeld de bouwplannen die eraan getoetst worden. Het systeem werkt echter alleen als er ook aan het beeldkwaliteitsplan zelf kwaliteitseisen kunnen worden gesteld, bijvoorbeeld over de diepgang en het proces van totstandkoming. De juridische basis voor deze aanpak lag tot 2008 in de verplichte toetsing van bestemmingsplannen door de provincie. Provinciale goedkeuring kon alleen worden verkregen als er aan het bestemmingsplan een deugdelijk beeldkwaliteitsplan was gekoppeld. De juridische constructie onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is op het moment van schrijven nog niet uitgewerkt, maar de instrumenten van de structuurvisie en de provinciale verordening bieden aanknopingspunten. Een voorbeeld van een beeldkwaliteitsplan is dat van de gemeente Andijk, gelegen aan de Westfriese Omringdijk. HzA Stedenbouw en Landschap dat het beeldkwaliteitsplan heeft opgesteld, heeft het plangebied ingedeeld in negen deelgebieden. Voor elk
220 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
221 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
daarvan is een beschrijving gemaakt van de ontwikkelingsgeschiedenis, de manier waarop die beleefd wordt, de functionele en culturele betekenis en de ontwikkeling van de laatste jaren. Daaruit zijn aandachtspunten voor de beeldkwaliteit afgeleid.
“Het team praat met ondernemers, maakt voorbeelden en zoekt naar spelregels die verankerd kunnen worden in de provinciale structuurvisie. In die volgorde. Bij nieuwe opgaven kun je ruimtelijke kwaliteit niet op voorhand afdwingen met planologische regelingen.” Landschapsarchitect Rik de Visser, lid van het Kwaliteitsteam Zeeland, over de omgang met een nieuw verschijnsel zoals de aquacultuur, in ‘Er komt iets van de grond, met opdrachtgevers in het landelijk gebied’, Architectuur Lokaal, Amsterdam 2009
Verankering in het dagelijkse werkproces Buiten het bestek van een enkel project, maar wezenlijk voor de continuïteit, is de verankering van de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke dynamiek in de werkprocessen van een organisatie of in de organisatie zelf. Als cultuurhistorisch onderzoek een vast onderdeel van een planproces wordt, is aandacht voor de cultuurhistorie in de planontwikkeling gegarandeerd – hoewel nog niet de mate van doorwerking. Bij grotere projecten kan dat bijvoorbeeld door de cultuurhistorie in te bedden in milieueffectrapportages en maatschappelijke kosten-batenanalyses. Voor kleinere projecten zijn ook andere instrumenten voorhanden, zoals een cultuurhistorische effectrapportage. Maar ook onderlinge contacten kunnen belangrijk zijn om het begrip tussen beide disciplines te vergroten en de beide werelden dichter bij elkaar te brengen.
Organisatorische en procesmatige verankering Bij provincies en gemeenten zijn de werelden van de monumentenzorg, landschap en ruimtelijke ordening vanouds gescheiden domeinen. Dat verhindert een goed onderling contact, ook informeel, en een gelijkgestemdheid in ambities. Het risico bestaat dat de afdeling cultuurhistorie daardoor vooral voorwaarden stelt aan de planvorming in plaats van dat zij de krachten kan bundelen met de plannenmakers. De ervaring leert dat de koppeling tussen cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling beter tot zijn recht komt, wanneer de plannenmakers en de cultuurhistorici binnen één dienst of afdeling zitten en elkaar liefst ook in het informele circuit regelmatig tegenkomen.
222 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Nabijheid zal echter niet voor alle type organisaties het sleutelwoord zijn. Bij sommige organisaties ligt die ingang bij de procedures die gevolgd worden. Dat is vooral een geschikte manier van werken voor overheden die gewend zijn te werken met vaste procedures of protocollen. Zo was de cultuurhistorie in de gemeente Eibergen (inmiddels opgegaan in de fusiegemeente Berkelland) opgenomen als rubriek in projectprocedures.
Voorbeeld: Culemborg Een historisch stadje in een prachtig rivierenlandschap, met relatief gave onderdelen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie binnen de gemeentegrenzen. Een wethouder en een burgemeester met een meer dan gemiddelde belangstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en cultuurhistorie. En een groots project dat moet leiden tot een betere entree van de stad vanaf de rivier de Lek, de herontwikkeling van een voormalig industrieterrein, de aanleg van een jachthaven en natuurontwikkeling in de uiterwaard, tegelijk met een verruiming van de rivierbedding of versterking van de dijken. Alle seinen staan op groen in Culemborg. Maar de gemeente beseft ook dat dit niet voortdurend het geval zal zijn. Daarom wordt niet alleen gewerkt op projectniveau, maar ook aan een structurele inbedding in de organisatie. Cultuurhistorie moet integreren in alle beleidsterreinen, van welzijn tot publiekszaken en van ruimtelijke ordening tot onderwijs. Een vroegtijdige inbreng in de werkprocessen en een brede kennis van de cultuurhistorie zijn daarvoor de belang-
223 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
rijkste middelen. Op de afdeling ruimtelijke ordening werken inmiddels twee cultuurhistorici, in de verwachting dat beide disciplines daardoor naar elkaar toe zullen groeien. Voor grotere ruimtelijke projecten wordt een cultuurhistorische effectrapportage opgesteld. De gemeente voert bovendien een actief communicatiebeleid, om de waarde van het erfgoed te laten doordringen tot in de haarvaten van de Culemborgse gemeenschap.
Voorbeeld: de cultuurhistorische effectrapportage in Utrecht Al in 1995 maakte de gemeente Utrecht voor het eerst een ‘cultuurhistorische effectrapportage’ (cher) voor de uitbreidingswijk Leidsche Rijn. De cher is in Utrecht inmiddels uitgegroeid tot een verplicht instrument, voor zowel kleinschalige als grootschalige ontwikkelingen. In 1995 bestond de cher nog uit een beschrijving van de bestaande situatie en de daarin aanwezige cultuurhistorische waarden, met een daaruit afgeleide cultuurhistorische waardekaart. Het instrument heeft zich sindsdien geëvolueerd tot een integraal onderdeel van de planvorming. Van meet af aan wordt de kwaliteit die de cultuurhistorie kan toevoegen aan de planvorming bij het onderzoek betrokken. Er worden ontwerpers bij ingeschakeld en de resultaten worden zo gepresenteerd dat ontwerpers en plannenmakers ermee verder kunnen.
“We kampten met een imagoprobleem. Men zag ons als de club van wie niks mag. De ontwerpende disciplines hebben zich eigen moeten maken dat cultuurhistorie een belangrijke, niet beperkende maar medebepalende factor is.”
Verankering in Milieueffectrapportage en Maatschappelijke kosten-batenanalyse Bij grotere projecten is aandacht voor de cultuurhistorie verzekerd via de m.e.r. (milieueffectrapportage). De Europese richtlijnen voor de m.e.r. en de Wet Milieubeheer benoemen effecten op de cultuurhistorie expliciet als milieueffecten, en daarom als verplicht onderdeel van een m.e.r. Daarnaast wordt de maatschappelijke kostenbatenanalyse steeds vaker ingezet om effecten van een plan of planvarianten te meten en zo de besluitvorming te ondersteunen. Het ligt voor de hand om ook daarin de cultuurhistorie een rol te geven. In een m.e.r. gaat het bijvoorbeeld om doorsneden zichtlijnen, verstoorde landschappen, verdroogde archeologische vindplaatsen, vernietigde objecten, of in positieve gevallen een verbeterde herkenbaarheid, een versterkte beleving of de restauratie van historische objecten. Uit oogpunt van behoud zijn dat belangrijke conclusies. Uit oogpunt van integratie van cultuurhistorische waarden in actuele opgaven, zijn ze echter niet voldoende. Dit verandert op het moment dat aan de planalternatieven een cultuurhistorische variant wordt toegevoegd, analoog aan de ‘meest milieuvriendelijke variant’ die een vast onderdeel in een m.e.r. is. Zo’n cultuurhistorische variant is gericht op de potentie van cultuurhistorische waarden als leidraad voor de ingreep, naast het behoud ervan. Een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) richt zich vooral op welvaartseffecten. Hieronder vallen bijvoorbeeld woongenotswaarde, belevingswaarde en financiële opbrengsten. Een MKBA is niet compleet zonder cultuurhistorische waarden, al was het maar vanwege de bijdrage daarvan aan verschillende vormen van welvaart. Het analyse-instrument wordt onder meer ingezet om een investeringsbeslissing te onderbouwen (keuze tussen projecten) of om binnen een planontwikkeling verschillende alternatieven te vergelijken. Bij planontwikkelingen komt de cultuurhistorie het best tot zijn recht als er een aparte cultuurhistorische variant wordt meegenomen in de vergelijking. Qua welvaartsstijging zal een cultuurhistorisch alternatief het niet altijd op kunnen nemen tegen met name een economisch geoptimaliseerd alternatief. Een dergelijke exercitie toont echter wel vaak aan dat er onvermoede baten zijn die verband houden met de cultuurhistorie, die toe- of afnemen dankzij een ingreep. Deze baten blijven op dit moment vaak buiten beeld in besluitvormingsprocessen. Inzicht in deze baten kan de besluitvorming doen kantelen en inspireren tot een meer kwalitatief alternatief.
Evert Leusink, teamleider archeologie en monumenten bij de gemeente Apeldoorn, in Belvedere Nieuws nummer 25.
Leestip ‘Handreiking cultuurhistorie in m.e.r. en MKBA’, Witteveen + Bos i.o.v. Projectbureau Belvedere en de Rijksdienst voor het Cultureel
Leestip
Erfgoed, juni 2008.
‘Levend verleden; een reflectie op inzet en
gehouden bij de ontwikkeling van de Vinex-
handelen cultuurhistorische sector in Leidsche
locatie Leidsche Rijn in Utrecht. Die bevindingen
hun opdrachtgevers. De handreiking biedt
Rijn e.a. casussen’, Projectbureau Belvedere,
zijn vervolgens gespiegeld aan andere grote
inzicht in de vraag om welke mogelijke effecten
de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en
ruimtelijke projecten. De publicatie is te vinden
het gaat en hoe deze in beeld gebracht kunnen
de gemeente Utrecht, 2008.
op de website www.belvedere.nu.
worden.
Handreiking voor MER- en MKBA-makers en
In deze publicatie is een analyse gemaakt van de manier waarop de cultuurhistorische ambitie voet aan de grond heeft gekregen en
224 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
225 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Kennis verduurzamen Een onderzoek dat is uitgevoerd voor een concreet planvormingsproces heeft daarna zijn waarde niet verloren. Binnen hetzelfde plangebied ontstaan in de (nabije) toekomst als vanzelf beheer- en inrichtingsvraagstukken of nieuwe transformatieopgaven. De eerdere onderzoeksresultaten komen dan goed van pas. Ze vertellen een verhaal over het gebied of het gebouw. Bovendien hebben ze eerder bijgedragen aan een breder bewustzijn over de kwaliteiten van de leefomgeving bij professionals en het publiek. Ook dat is het behouden waard.
Boodschap en medium Beleidsdocumenten als structuurvisies en cultuurhistorische waardekaarten hebben een beperkt bereik en soms een beperkte houdbaarheid. Ze zijn belangrijk, maar helpen niet om de ontdekte gebiedsidentiteiten vast te leggen in het collectieve bewustzijn. Onderzoeksrapporten is eenzelfde lot beschoren. Om een breed publiek aan te spreken, komen andere middelen meer in aanmerking: een inspirerend boek, een dvd met een animatie of documentaire, een kwartetspel, rondleidingen, een vernieuwende website of informatiepanelen in de openbare ruimte. De kans dat de boodschap blijft hangen, wordt groter als deze is samengevat in een of meer pakkende noties die zich gemakkelijk laten navertellen: “In de Utrechtse Vechtstreek zijn geen twee huizen gelijk. Dat komt omdat men elkaar daar al generaties lang naar de kroon probeert te steken.” Eenvoudige, maar overtuigende bouwregels kunnen op eenzelfde manier de ronde doen en zich nestelen in het collectieve bewustzijn van een gemeenschap: “Schuren liggen hier in het verlengde van de boerderij”, “hoekpanden hebben hun voorgevel hier aan de gracht en niet aan de zijstraat of op de hoek”. Voor de toelichting en nuancering kan worden teruggevallen op rapporten, boeken en websites.
Voorbeeld: Cultuurhistorische variant in Urk De bebouwing van Urk heeft de grenzen van het voormalige eiland al bij voorgaande uitbreidingen overschreden. Urk bouwt verder in de Noordoostpolder. Bij de meest recente uitbreiding ontstond de wens om die afwijkende historische achtergrond zichtbaar te maken in de stedenbouwkundige structuur en het bodemarchief te ontzien. In het structuurbeeld voor een van de deelgebieden was die aansluiting onvoldoende aanwezig. Dat kwam naar voren uit de milieueffectrapportage, waarin dit een expliciet aandachtspunt was. Voor dit deelgebied is vervolgens een cultuurhistorische variant opgesteld. De typerende verkavelingstructuur van de Noordoostpolder is hierin herkenbaar, hoewel de oriëntatie van de kavels juist op deze locatie afwijkt van de verdere polderstructuur. Het ontwerp van deze variant reageert daarnaast op de voormalige loop van de Overijsselse Vecht, die hier in de steentijd stroomde, en de rivierduinen die in de bodem herkenbaar zijn. De verschillende cultuurhistorische lagen zijn samengebracht in één ‘mogelijk integratiemodel’, dat zo is genoemd omdat de lagen niet synchroon bleken te lopen en dus ook binnen de cultuurhistorische variant keuzes noodzakelijk maakten. Het integratiemodel heeft doorgewerkt in het definitieve ontwerp.
Voorbeeld: kwartetspel IJsseldelta Een populair medium om het bewustzijn bij een breed publiek te bevorderen en te bestendigen, is het gezelschapsspel. Het kwartetspel is een relatief eenvoudig uit te voeren vorm, die ook gelegenheid geeft om korte toelichtingen op de kaarten te zetten. Kwartetten met het Nationaal LandLeestip schap IJsseldelta geeft bijvoorbeeld de gelegenheid om vier gemalen, vier ‘Parade van de verbeelding, methodieken voor kerken of vier mooie uitzichtspunten de verbeelding van cultuurhistorie’, Projectbij elkaar te verzamelen. Andere streken bureau Belvedere, Utrecht 2007 (als pdf te en steden etaleren hun kwaliteiten bijvinden op www.belvedere.nu). voorbeeld in een monopolyspel of in Deze waaier geeft plus- en minpunten, toepassineen virtuele game. gen en mogelijke variaties aan voor acht media die een boodschap kunnen overbrengen: het verhaal, het boek, de kaart, de prent, de tijdbalk, de film, het model of buiten (de stad of het landschap zelf).
226 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
227 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Voorbeeld: het dorpspaspoort in Friesland Het ‘dorpspaspoort’ dat het bureau Noordpeil heeft ontwikkeld, bevat in een paar kaartjes en korte teksten de cultuurhistorische en landschappelijke dragers van een dorp. Een korte beschrijving, kaartjes van het groeiproces, en vooral een analyse van de kwaliteitsdragers geven een beeld waarop bij toekomstige opgaven teruggegrepen kan worden. Daardoor behoeft niet bij iedere opgave opnieuw een speurtocht naar de identiteit van het dorp te worden ingezet. Wel blijft het bij een nieuwe opgave nodig om te bezien of de informatie nog actueel is.
Jeugd- en onderwijsprogramma’s Het heeft twee grote voordelen om kennis te verspreiden via de jeugd. Ten eerste zijn de kinderen of jongeren de mensen die de ruimtelijke ontwikkeling in de nabije toekomst bepalen. Ten tweede kunnen via de kinderen de ouders worden bereikt. Binnen een specifiek project kunnen scholieren bijdragen aan het belevingsonderzoek, door hen te laten nadenken over de eigen leefomgeving en de toekomst daarvan. Maar ook los van concrete projecten liggen er mogelijkheden. Zo kent de Utrechtse Vinexwijk Leidsche Rijn een club van jonge archeologen: Graaf Junior. Onder begeleiding van de stadsarcheologen maken de jonge Leidscherijners kennis met de voorgeschiedenis van hun woonomgeving en het werk van een stadsarcheoloog.
228 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Voorbeeld: Plan je eigen ruimte Het project ‘Plan je eigen ruimte’ is ontwikkeld om aardrijkskundeleerlingen in de Tweede Fase van Havo en VWO aan de slag te laten gaan met hun eigen woonomgeving. Leerlingen doen onderzoek naar een ruimtelijk vraagstuk met een cultuurhistorische dimensie dat in hun eigen regio speelt. Via een digitale leeromgeving hebben ze toegang tot historische bronnen, beleidsstukken en kaartmateriaal. Daarnaast gaan de leerlingen het veld in. Op basis van het onderzoek maken ze een eigen inrichtingsplan, waarin ze cultuurhistorische elementen verwerken. ‘Plan je eigen ruimte’ is ontwikkeld door Erfgoedhuis Utrecht in opdracht van Erfgoed Nederland en het Projectbureau Belvedere, en is inmiddels in beheer bij twaalf provinciale organisaties. Zij hebben elk een ruimtelijke opgave geselecteerd en daaromheen een onderwijsprogramma voorbereid. Zo biedt de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland een programma aan rond de organische groei van Zeeuwse dorpen en heeft het Limburgs Museum een programma opgezet over de reconstructie van de zandgronden. Informatie over het project is te vinden op www.planjeeigenruimte.nl.
229 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Voorbeeld: Gouda, Week van de binnenstad In Gouda mochten scholieren hun visie geven op de toekomst van de historische binnenstad, nadat zij zich eerst hadden verdiept in het verleden van hun woonomgeving. Dat gebeurde als onderdeel van de Week van de Binnenstad, waarin ook andere publieksactiviteiten waren georganiseerd. Een aantal van de jonge plannenmakers vond de Goudse binnenstad in vergelijking met vroeger nogal doods en saai. Ze wilden die levendigheid terug: meer terrasjes en vrijetijdsvoorzieningen, het openmaken van een gedempte gracht, wonen op het water, bebouwde bruggen, hergebruik van gebouwen uit de jaren zeventig en, niet te vergeten, een onderwaterpark. Het leerlingenproject was georganiseerd door het Gouds architectuurcentrum grAp en het Erfgoedhuis Zuid-Holland, de Week van de Binnenstad door de gemeente Gouda.
Voorbeeld: Zernike, Groningen Het kasteelterrein onder de Zernikelaan in Groningen was eeuwenlang aan het oog en het geheugen onttrokken. Eind jaren negentig wilde de gemeente de geschiedenis weer zichtbaar maken en de sporen van onder meer het kasteel, een klooster en een galgenveld integreren in een op deze plek te realiseren bedrijvenpark. Zo is onder meer een middeleeuwse toegangsweg gereconstrueerd. Onderdeel van dit plan was een poëziewedstrijd, uitgeschreven door de gemeente Groningen en het Centrum Beeldende Kunst. Vier winnende gedichten zijn uitgestanst uit stalen platen in de vorm van de handen van de dichters en op palen in het landschap geplaatst. Deze gedichten markeren de locatie van het vroegere kasteel Selwerd. De dichters lieten zich inspireren door de cultuurhistorie in het landschap langs de Paddepoelsterweg en andersom verrijken de gedichten het landschap: passanten zien het landschap door het gedicht heen.
Kunst Kunstenaars zijn in staat om met bescheiden middelen blijvend de aandacht te vestigen op de geschiedenis of andere bijzondere eigenschappen van een gebied. Kunst is daarmee een kansrijke methode om de resultaten van met name identiteitsvinding voor langere tijd op het netvlies te houden.
230 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
231 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
“polderwachter (de ~) 0.1 Wandelend kunstwerk van beeldend kunstenaar Marcel Bleekendaal. 0.2 Een boswachter zonder bos. 0.3 Een Hollandse indiaan. In de zin van een oorspronkelijk bewoner (de polderwachter komt uit een van de oudste polders van Nederland) en iemand die het polderlandschap kan ‘lezen’. 0.4 In België is nog een aantal polderwachters actief. Zij zijn echter geen kunstenaars maar muskusrattenvangers.” Uit: ‘De Polderwachtergids’, Centrum Beeldende Kunst Utrecht, 2009. Marcel Bleekendaal doet hierin verslag van zijn werkzaamheden als polderwachter, onderdeel van het kunstenprogramma Zangsporen dat het grootschalige en langlopende herinrichtingsproject De Venen voor het veenweidegebied in het noorden van het Groene Hart begeleidde. De polderwachter exploreert het polderlandschap, verwerkt zijn bevindingen in een verhaal en deelt dit verhaal met zijn gasten die hij meeneemt de polder in.
232 – belvedere.nu / Morgen en overmorgen
Indexen
235 – Belvedere.nu / xxxxxxxxxx
Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland
Index projecten geografisch
o o
met paginacijfers 185. Heemskerk / Beverwijk – wateroffersteentjes Broekpolder 173. Heerenveen – Oranjewoud 36. Hengelo – Hart van Zuid 190. Hoogvliet – WiMBY! 42. Houten – Gedekte Gemeenschapsweg 58. Houten – Kasteel Heemstede 157. IJlst – schaatsfabriek Nooitgedagt 213. IJssel – Stichting IJsselhoeven 227. IJsseldelta – kwartetspel 119. Kempenland / De Hilver – Zandpaden 181. Kraggenburg – Waterloopbos 206. Limburg – Bouwkavel op Maat plus 186. Limes 30. Maarssen – Op Buuren 217. Maastricht – Bestemmingsplan 160. Mastenbroek – l’Essence de Mastenbroek 220. Middag-Humsterland – convenant 42. Nieuwe Hollandse Waterlinie 54. Nieuwegein – Huis de Wiers 150. Nijmegen – Hessenberg 166. Nijmegen – Waalfront 167. Noord-Brabant – Ontwerpatelier Brabantstad 221. Noord-Holland – Beeldkwaliteitsplan 205. Ooijpolder – landschapsveiling 199. Overijssel – knooperven 197. Renswoude – Beekweide 169. Sint Pancras – Twuyverhoek 181. Soesterberg – vliegbasis 24. Strubben-Kniphorstbosch – inrichtings- en beheerplan 124. Terneuzen – Quick scan 226. Urk – uitbreiding 60./ Utrecht – Leidsche Rijn / CHER 224. 134. Utrecht – Mariaplaats 129. Utrecht – Robijnhof 172. Utrecht – stadhuis 30. Vechtstreek – VechtVisie 145. Westerbork – herinneringscentrum 84. Woerden – Castellum en Hooghwoert 216. Zaanstad – industrieel erfgoed langs de Zaan 202. Zijtaart – klooster 139. Zutphen – bouwdoos voor het landschap
153. Algemeen – korrelmethodiek bij dorpsuitbreidingen 229. Algemeen – Plan je eigen ruimte 153. Algemeen – Wikken en wegen in waardevolle wijken
.
72 231
66 180
o
o
157
24
228 173
lokaal
145 77
regionaal, provinciaal, nationaal 169
o
226
181
221
o
153
o
o
214
227 160
o
185 216
o
90
151, 122, 94, 126, 200, 120
o
184
o
o
o
135 127 118 139
181 60, 224, 134, 129, 172
84 230
54
197
131
123
176
138
190 52
189
147
58 42 223
o
36
30 30
177
161
175, 156, 28
186
178
199
213
170
o
o 42
150 166
205
o
186
201 18
o
229
o
o
204
o
167
202 78
119
o
159 153
124
o
206
217
de Limes, grens van het Romeinse rijk
gebieden met sectorale cultuurhistorische waarden en/of sectoraal hoge waarden gebieden met hoge gecombineerde cultuurhistorische waarden
236 – belvedere.nu / Indexen
220
Bron: Belvedere 1999
161. A1 – A1-project Overijssel 138. Alblasserwaard – Vijfheerenlanden – Stichting Boerderij en Erf 184. Almere – Stadstuinen 118. Amersfoort – Wagenwerkplaats 127. Amersfoort – Oliemolenkwartier 151. Amsterdam – Bellamyatlas 122. Amsterdam – Berlageblokken 94. Amsterdam – GWL-terrein 126. Amsterdam – Nieuw Leven voor Oude Gebouwen 200.Amsterdam – Olympisch Stadion 120. Amsterdam – Oostenburgereiland 66. Annerveenschekanaal – Daip Grevelingskanaal 176. Arnhem – ‘t Venster 214. Beemster – Des Beemsters 177. Berkel en Rodenrijs – Westpolder-Bolwerk 180. Bolsward – Broerekerk 170. Crailo – Zanderij 223. Culemborg 201. Den Bosch – Binnendieze 18. Den Bosch – Versterkt Den Bosch 178. Den Haag – Haagsche Bluf/ Obrechtstraat 175. Deventer – Geertruidentuin 156. Deventer – Rivierenwijk 28. Deventer – Rivierverruiming bij De Worp 52. Dordrecht – Dordtse Kleuren 131. Ede – Doesburger Eng 159. Eindhoven – Lakerlopen 77. Emmen – Emmen Revisited 135. Enschede – Twentse Schouwburg 228. Friesland – dorpspaspoort 189. Gelselaar – ontwikkelingsvisie 78. Gemert – Snelle Loop 230. Gouda – Week van de binnenstad 204.Groene Woud – streekrekening 147. Groenlo – Groenlo Vestingstad 48. Groningen (prov.) – landschappelijk agrarisch bouwen Noord-Groningen 72. Groningen (stad) – Paddepoel Zuidwest 231. Groningen (stad) – Zernike 123. Haaksbergen – Waterzuiveringspark Het Lankheet 90. Halfweg – SugarCity
48
gebieden met hoge cultuurhistorische waarden van universeel belang geplaatst op de lijst Werelderfgoed van de UNESCO
★
in cultuurhistorisch opzicht belangrijkste steden
237 – belvedere.nu / Indexen
0
20km
Index projecten alfabetisch De ervaringen die binnen verschillende projecten zijn opgedaan vormen de kennisbasis van dit boek. In het boek wordt naar de volgende 85 projecten verwezen: p. 161 A1 – A1-project Overijssel Opdrachtgever: Kunstenlab, Kunstvereniging Diepenheim en AkkuH Uitvoering: diverse kunstenaars, TAUW bv www.a1-project.nl p.138 Alblasserwaard – Vijfheerenlanden - Stichting Boerderij en Erf Opdrachtgever en uitvoering: Stichting Boerderij & Erf AlblasserwaardVijfheerenlanden www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) p. 184 Almere – Stadstuinen Opdrachtgever en ontwerp: gemeente Almere ‘Stadstuinen Almere Hout, belvedereproject’, gemeente Almere, 2006 www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) p. 118 Amersfoort – Wagenwerkplaats Opdrachtgever masterplan: NS Vastgoed Ontwerp masterplan: Must Stedebouw Samenwerkingspartners: Burgerinitiatief Wagenwerkplaats en gemeente Amersfoort www.wagenwerkplaats.eu www.nederlandbovenwater.nl Cees Anton de Vries en Josje Kuenen, ‘Het wonder van de Wagenwerkplaats’, Habiforum, Gouda p. 127 Amersfoort – Oliemolenkwartier Opdrachtgever: gemeente Amersfoort Uitvoering: Amersfoort Creatieve Stad i.s.m. o.m. BOEi www.oliemolenkwartier.nl J. Saris e.a., ‘Nieuwe ideeën voor oude gebouwen’, NAi-uitgevers, Rotterdam 2008
p. 151 Amsterdam – Bellamyatlas Uitvoerder: Minke Wagenaar i.s.m. onder meer Stadsdeel Oud-West www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) De uitgave van de Bellamyatlas in boekvorm is in voorbereiding. p. 122 Amsterdam – Berlageblokken Opdrachtgever: woningcorporatie Ymere Ontwerp renovatie: Architectenbureau Hoogeveen Jaap Huisman, ‘Tekens van de tijd, monumenten van Ymere’, uitgeverij THOTH, Bussum 2006 p. 94 Amsterdam – GWL-terrein Opdrachtgever: Stichting Ecoplan Amsterdam ( waarin samenwerkten de woningcorporaties Rochdale, Zomers Buiten, AWV, PWV en De Doelen) Ontwerp: KCAP Architects & Planners (stedenbouwkundig plan), West 8 (openbare ruimte), architectuur door verscheidene bureaus www.gwl-terrein.nl www.project.vrom.nl p. 126 Amsterdam – Nieuw Leven voor Oude Gebouwen Organisatie: Stichting Agora Europa www.nieuwlevenvooroudegebouwen.nl p. 200 Amsterdam – Olympisch Stadion Opdrachtgever renovatie: Stichting Behoud Olympisch Stadion, Sociaal Fonds Bouwnijverheid (parkeergarage) Ontwerp renovatie: Architectenbureau J. van Stigt Huidige eigenaren: Stichting Olympisch Stadion Amsterdam (SOSA) en BPF Bouw www.olympischstadion.nl www.burovanstigt.nl
239 – belvedere.nu / Indexen
p. 120 Amsterdam – Oostenburgereiland Opdrachtgever onderzoek: Stichting Werk Spoor Uitvoering onderzoek: verscheidene kunstenaars en onderzoekers Opdrachtgever ontwikkeling: Heijmans IBC www.werkspoor.org www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) Cassandra Wilkins (red.), ’11 ha; het Storkterrein in Amsterdam verkend door kunstenaars en onderzoekers’, uitgeverij De Balie/Stichting Werkspoor, Amsterdam 2002 p. 66 Annerveenschekanaal – Daip Grevelingskanaal Opdrachtgever: gemeente Aa en Hunze Uitvoering: Hogeschool Van Hall Larenstein, BOKD, Stichting Voorwerk, bureau DAAD www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) ‘DAIP – bewoners en studenten maken een ontwikkelingsplan voor hun dorpslandschap’, stichting Voorwerk en Hogeschool Van Hall Larenstein, 2006 ‘Dorp+, Handreiking dorpseigen uitbreiden’, Projectbureau Belvedere i.s.m. bureau Dinges en bureau Westerlengte, Utrecht 2008 Slotcitaat afkomstig uit: Albert Sikkema, ‘De cultuurwaarde van Annerveenschekanaal’, in: Lava (eigen uitgave Van Hall Larenstein), nummer 4, 2004. p. 176 Arnhem – ‘t Venster Opdrachtgever: Gelderse Onderwijs Groep Quadraam Ontwerp: Peter Zandbergen (AGS Architekten & Planners; architectuur), Ruud-Jan Kokke en Petra Hartman (interieur) www.vmbo-venster.nl
p. 214 Beemster – Des Beemsters Opdrachtgever: gemeente Beemster Uitvoering: projectbureau Des Beemsters Ontwerp en onderzoek: Bureau Venhuizen i.s.m. Steenhuis stedenbouw/ landschap en REDscape landscape and urbanism www.desbeemsters.nl ‘Des Beemsters, een ontwikkelingsvisie voor de Beemster op basis van de eigen kwaliteiten’, Bureau Venhuizen i.o.v. gemeente Beemster, provincie NoordHolland en Milieufederatie NoordHolland, 2005 ‘Des Beemsters II, van visie naar projecten’, Bureau Venhuizen, Steenhuis stedenbouw/landschap en REDscape landscape and urbanism i.o.v. gemeente Beemster, 2006 p. 177 Berkel en Rodenrijs – WestpolderBolwerk Opdrachtgever: Gemeente Berkel en Rodenrijs Ontwerp: Heeling Krop Bekkering www.lansingerland.nl Han Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Het geheugen van de stad, cultuurhistorie en stedenbouwkundig ontwerp, TU Delft, 2006 p. 180 Bolsward – Broerekerk Opdrachtgever: gemeente Bolsward Ontwerp: Jelle de Jong architekten Gebruiker: Stichting Vrienden van de Broerekerk Belvedere-nieuwsbrief 32 www.bnagebouwvanhetjaar.nl (editie 2008) p. 170 Crailo – Zanderij Opdrachtgever: Goois Natuurreservaat Ontwerp: Vista Landscape and Urban Design www.vista.nl
p. 223 Culemborg Opdracht en uitvoering: gemeente Culemborg Onderzoek: Het Gelders Genootschap www.culemborg.nl ‘Rijk verleden. Sterke toekomst; cultuurhistorisch beleid voor Culemborg 2006-2010’, Het Gelders Genootschap i.o.v. de gemeente Culemborg, 2005 ‘Belvedere op de Werkvloer, perspectieven op de werkpraktijk’, Projectbureau Belvedere, Utrecht 2009 p. 201 Den Bosch – Binnendieze Opdrachtgever: gemeente ’s-Hertogenbosch Exploitatie rondvaartbedrijf: Kring Vrienden van ‘s-Hertogenbosch J. van Oudheusden, ‘Binnendieze de stadsrivier van ’s-Hertogenbosch’, Waanders Uitgevers, Zwolle 1996 www.binnendieze.nl p. 18 Den Bosch – Versterkt Den Bosch Opdrachtgever: gemeente ‘sHertogenbosch Ontwerp: Van Roosmalen Van Gessen Architecten en Buro Lubbers Landschapsarchitecten www.vestingwerken.nl www.vestingstad.com www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) www.project.vrom.nl ‘Belvedere Revisited’, Royal Haskoning i.o.v. Projectbureau Belvedere, Nijmegen 2005 ‘Jaarboek Landschapsarchitectuur en Stedenbouw 2007/2008’, Stichting Jaarboek LS, Wageningen 2009 p. 178 Den Haag – Haagsche Bluf Opdrachtgever: Geste Groep Ontwerp: Interieurarchitect Van der Helm (concept), Van Lamoen & Wurth (uitwerking moderne deel), Architectenbureau Hienkens (uitwerking klassieke gevels) www.haagschebluf.com
240 – belvedere.nu / Indexen
Paul Groenendijk en Piet Vollaard, ‘Gids voor Hedendaagse Architectuur in Nederland’, uitgeverij 010, Rotterdam 2004 p. 178 Den Haag – Obrechtstraat Opdrachtgever: Ceres Projecten Ontwerp: Scala Architecten www.scala-architecten.nl www.vestia.nl p. 175 Deventer – Geertruidentuin Opdrachtgever: Synchroon BV Ontwerp beeldkwaliteitsplan: One Architecture www.onearchitecture.nl p. 156 Deventer – Rivierenwijk Opdrachtgever: woningcorporatie Rentré Wonen, gemeente Deventer Uitvoering: Raster Welzijnsgroep en Joop Hofman www.buurtsmederij.nl www.rivierenwijkdeventer.nl www.project.vrom.nl Joop Hofman en Ap van Straaten, ‘Kolonisten van de wijk, een methodiek’, Raster Groep, Deventer 2006 p. 28 Deventer – Rivierverruiming bij De Worp Opdrachtgever: gemeente Deventer, provincie Overijssel, programmadirectie Ruimte voor de Rivier Onderzoek en ontwerp ruimtelijk kwaliteitskader Deventer Uiterwaarden: DN Urbland Onderzoek en ontwerp Inrichtingsplan Ruimte voor de Rivier Deventer: Royal Haskoning, VHP, Duurzame Rivierkunde, Jos Rademakers Ecologie en Ontwikkeling www.ruimtevoordeijssel.nl www.deventer.nl
p. 52 Dordrecht – Dordtse Kleuren Opdrachtgever: gemeente Dordrecht Uitvoering: Stichting de Stad Onderzoek: Hendrik Groeneweg en Kees Rouw www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) www.project.vrom.nl ‘Dordtse Kleuren’, gemeente Dordrecht, 2002 p. 131 Ede – Doesburger Eng Opdrachtgever: stichting Green Valley Uitvoering: stichting Buurtschap Doesburger Eng, m.m.v. Alterra ‘Kijk op de toekomst van de Doesburger Eng door de Buurtschap’, Stichting Green Valley, Wageningen 2008 www.doesburgerbuurt.nl www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) Monique Eerden, ‘Observaties vanuit de Belvederepraktijk, in ’Op historische gronden; erfgoed in een context van ruimtelijk ontwerp, planning en democratie’, Projectbureau Belvedere, Utrecht 2008 p. 159 Eindhoven – Lakerlopen Opdrachtgever masterplan: Projectgroep Integrale Wijkvernieuwing Lakerlopen (woonstichting SWS, Stichting Trudo, Projectontwikkelingsburo Haagdijk, gemeente Eindhoven, politie, SWHL, Loket W) Ontwerp masterplan: Must Stedenbouw Ontwerp herstructurering deelgebieden: Diederendirrix, Biq Stadsontwerp, Atelier Quadrat, Hendriks Schulten Architecten www.delakerlopen.nl www.eindhoven.nl ‘Masterplan Lakerlopen’, Must Stedenbouw i.o.v. Projectgroep Integrale Wijkvernieuwing Lakerlopen, 2005 ‘Lakerlopen, Eindhoven’, Stadscahiers 1/2009, uitgeverij Trancity/SUN, Haarlem 2009
p. 77 Emmen – Emmen Revisited Opdrachtgever: gemeente Emmen Uitvoering: Projectbureau Emmen Revisited www.emmenrevisited.nl www.kei-centrum.nl www.project.vrom.nl www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) ‘Woonerfgoed; Angelso, Emmerhout en Bargeres woonerven als levende cultuur’, Projectbureau Emmen Revisited, 2007
Simon van Wetten, ‘Grensconflict zonder limieten, de strijd rondom de Snelle Loop’, Heemkundekring De Kommanderij, Gemert 1995 Ontwikkelbureau Gemert-Bakel, ‘Ontwikkeling bij de benedenloop van de Snelle Loop; van conflictsituatie tot integrale reconstructie’, 2004 ‘Streefbeeld een natuurlijke Snelle Loop en Esperloop’, Kragten Civiele Techniek i.o.v. waterschap De Aa, 2002 www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 135 Enschede – Twentse Schouwburg Opdrachtgevers: Van Wijnen Projectontwikkeling Oost en Ons Huis Wooncorporatie Ontwerp: De Zwarte Hond BV www.enschede.nl
p. 230 Gouda – Week van de binnenstad Opdrachtgever: gemeente Gouda Uitvoering scholierenproject: stichting grAp (Gouds regionaal Architectuur platform) en Erfgoedhuis Zuid-Holland Uitvoering beeldkwaliteitsplan: OD205 stedenbouw, onderzoek en landschap ‘De uitdaging van Gouda, schatplichtig aan haar historie’, gemeente Gouda, 2006 www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 228 Friesland – dorpspaspoort Opdrachtgever: stichting De Nieuwe Kijk Ontwikkeling: NoordPeil landschap en stedenbouw www.noordpeil.nl www.denieuwekijk.nl www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) ‘Nieuwe kijk op oude dorpen’, stichting De Nieuwe Kijk, 2005 ‘Dorp+, Handreiking dorpseigen uitbreiden’, Projectbureau Belvedere i.s.m. bureau Dinges en bureau Westerlengte, Utrecht 2008 p. 189 Gelselaar – ontwikkelingsplan Opdrachtgevers: gemeente Borculo en provincie Gelderland Ontwerp: BügelHajema Adviseurs bv i.s.m. de bewoners www.gelselaar.nl www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) p. 78 Gemert – Snelle Loop Opdrachtgever: waterschap Aa en Maas (dubbele loop), gemeente Gemert-Bakel (voetgangersbrug), Staatsbosbeheer (coulisselandschap) Ontwerp Snelle Loop: Kragten Landschapsarchitectuur
241 – belvedere.nu / Indexen
p. 204 Groene Woud – streekrekening Uitvoering: stichting Streekrekening het Groene Woud en Rabobank www.streekrekeninghetgroenewoud.nl www.project.vrom.nl p. 147 Groenlo – Groenlo Vestingstad Opdrachtgever en uitvoering: gemeente Oost Gelre www.oostgelre.nl www.groenlovestingstad.nl www.landroof.nl p. 48 Groningen (prov.) – landschappelijk agrarisch bouwen Noord-Groningen Opdrachtgever: Vereniging Wierde & Dijk Uitvoering: Vereniging Wierde & Dijk, LTO Noord Projecten, Artès bureau voor architectuur en interieur, Greet Bierema landschapsarchitect www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) www.wierde-en-dijk.nl Dré van Marrewijk, ‘Moderne boerenschuren met een streekeigen ‘look’ in Noord-Groningen’, notitie Projectbureau Belvedere
p. 72 Groningen (stad) – Paddepoel Zuidwest Opdrachtgever: gemeente Groningen Stedenbouwkundig ontwerp en architectuur Voermanhaven: De Nijl Architecten www.denijl.nl Han Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Het geheugen van de stad, cultuurhistorie en stedenbouwkundig ontwerp, TU Delft, 2006 p. 231 Groningen (stad) – Zernike Opdracht en uitvoering: gemeente Groningen i.s.m. Centrum Beeldende Kunst www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) ‘Hervonden stad, jaarboeken archeologie, bouwhistorie en restauratie in de gemeente Groningen’, stichting Monument en Materiaal, Groningen (vanaf 1996) p. 123 Haaksbergen – Waterzuiveringspark Het Lankheet Opdrachtgever: Landgoed Het Lankheet bv Ontwerp: Strootman Landschapsarchitecten i.s.m. Wageningen UR www.hetlankheet.nl www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) ‘Jaarboek Landschapsarchitectuur en Stedenbouw 2003/2007’, Stichting Jaarboek LS, Wageningen 2008 DVD Vloeiweiden, waterbeheer van de 21e eeuw, op landgoed Het Lankheet p, 90 Halfweg – SugarCity Opdrachtgever: Cobraspen Stedenbouwkundig ontwerp en architectuur hergebruik silo’s: Soeters Van Eldonk architecten www.sugarcity.com www.soetersvaneldonk.nl Jaarboek Architectuur in Nederland 2008/09, NAi Uitgevers, Rotterdam 2009
p. 185 Heemskerk / Beverwijk – wateroffersteentjes Broekpolder Opdrachtgevers: gemeenten Heemskerk en Beverwijk Ontwerp: Marcel Eekhout (Parklaan Landschapsarchitecten) en Paul de Kort Marcel Eekhout en Paul de Kort, ‘Wateroffers voor Broekpolder’, 2004 p. 173 Heerenveen – Oranjewoud Opdrachtgevers: Staatsbosbeheer, gemeente Heerenveen Ontwerp landgoed: Michael van Gessel ‘Jaarboek Landschapsarchitectuur en Stedenbouw 2003/2007’, Stichting Jaarboek LS, Wageningen 2008 p. 36 Hengelo – Hart van Zuid Opdrachtgever: Van Wijnen Groep en gemeente Hengelo Uitvoering: Projectbureau Hart van Zuid www.hartvanzuid.nl www.project.vrom.nl Masterplan Hart van Zuid 2001 Masterplan Hart van Zuid 2008 “Working towards more effective and sustainable brownfield revitalisation policies”, eindrapportage van het Europese REVIT-programma, 2007 p. 190 Hoogvliet – WiMBY! Opdrachtgever: Stichting Internationale Bouwtentoonstelling Rotterdam-Hoogvliet Ontwikkeling en uitvoering: Crimson Architectural Historians en Felix Rottenberg (en vele partijen bij deelprojecten) www.wimby.nl Michelle Provoost (eindred.), ‘WiMBY! Hoogvliet, toekomst, verleden en heden van een New Town’, NAi Uitgevers, Rotterdam 2007 Han Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Het geheugen van de stad, cultuurhistorie en stedenbouwkundig ontwerp, TU Delft, 2006
242 – belvedere.nu / Indexen
p. 42 Houten – Gedekte Gemeenschapsweg Opdrachtgever: gemeente Houten Ontwerp: OKRA landschapsarchitecten en Bunker Q www.houten.nl (hierop o.m. een film over de opening) www.okra.nl p. 58 Houten – Kasteel Heemstede Opdrachtgever: Woningbouw Centraal Nederland (nu Phanos NV) Ontwerp: Van Hoogevest architecten www.vanhoogevest.nl Carien de Boer-Van Hoogevest (samenstelling), ‘Bouwen op historie, 100 jaar Van Hoogevest Architecten, 1909-2009’, Uitgeverij SUN Architecture, Amsterdam 2009 Eric Luiten, ‘Tot hier… en nu verder, ruimtelijk ontwerp en historisch besef’, oratie TU Delft, in ’Op historische gronden; erfgoed in een context van ruimtelijk ontwerp, planning en democratie’, Projectbureau Belvedere, Utrecht 2008 p. 157 IJlst – Nooitgedagt Opdrachtgever renovatie: Stichting DBF Ontwerp renovatie: Bureau voor Harmonische Architectuur Hoogenberk Ontwerp schoorsteen: Rein Hofstra Exploitatie Doe- en Kijkcentrum: Stichting Nooitgedagt IJlst www.nooitgedagt-ijlst.nl www.project.vrom.nl p. 213 IJssel – Stichting IJsselhoeven www.ijsselhoeven.nl www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) Gerard Hendrix, ‘IJsselhoeven, als bij toeval staan ze goed; een kleine catalogus bij een tentoonstelling over IJsselhoeven’, stichting IJsselhoeven, Veessen 2008
p. 227 IJsseldelta – kwartetspel Ontwikkeling: provincie Overijssel, programmabureau NL IJsseldelta www.nlijsseldelta.nl p. 119 Kempenland / De Hilver - Zandpaden Opdrachtgever zandpadenplan: Werkgroep Behoud Zandpaden de Hilver (met subsidie van de gemeenten Hilvarenbeek en Oisterwijk en de provincie Noord-Brabant) Opstellers zandpadenplan: hogeschool HAS Den Bosch Opdrachtgever wandelroutenetwerk (formeel): Brabants Bureau voor Toerisme (nu: Vrijetijdshuis Brabant) Ontwikkeling en uitvoering wandelroutenetwerk: Werkgroep Behoud Zandpaden de Hilver www.vnmhilvarenbeek.nl p. 181 Kraggenburg – Waterloopbos Eigendom en beheer: Vereniging Natuurmonumenten www.natuurmonumenten.nl p. 206 Limburg – Bouwkavel op Maat plus Ontwikkeling: provincie Limburg Uitvoering: provincie Limburg i.s.m. de betrokken gemeenten en ondernemers ‘Voorbeeldboek Bouwkavel op Maat Plus’, provincie Limburg p. 186 Limes Opdrachtgever: Stichting de LIMES Uitvoering: Projectbureau de LIMES www.limes.nl www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) Bernard Colenbrander en Must Stedenbouw (red.), ‘Limes Atlas’, uitgeverij 010, Rotterdam 2005 p. 30 Maarssen – Op Buuren Opdrachtgever: Kondor Wessels Projecten en gemeente Maarssen Ontwerp beeldkwaliteitsplan: LA4sale, Copijn, Mulleners + Mulleners architecten,
ingenieursbureau Maris www.opbuuren.nl www.kwp.nl www.nederlandbovenwater.nl ‘Belvedere Revisited’, Royal Haskoning i.o.v. Projectbureau Belvedere, Nijmegen 2005 p. 217 Maastricht – Bestemmingsplan Conceptontwikkeling: gemeente Maastricht, bureau Res Nova ‘Springlevend verleden, beleidsnota cultureel erfgoed Maastricht 2007-2012’, gemeente Maastricht, 2007 www.res-nova.nl p. 160 Mastenbroek – l’Essence de Mastenbroek Opdrachtgever: Provincie Overijssel, gemeenten Zwolle, Hasselt en Genemuiden, i.s.m. SKOR en Stichting Kunst en Cultuur Overijssel Uitvoering parfum: Birthe Leemeijer Sjoerd Cusveller, Liesbeth Melis (red.), ‘Regionale identiteit, kunst en ruimtelijke planvorming’, NAi Uitgevers i.s.m. SKOR, Rotterdam 2006 p. 220 Middag-Humsterland – convenant Uitvoering: gebiedscommissie MiddagHumsterland, samengesteld uit vertegenwoordigers van de landbouw, de dorpen, de Milieufederatie Groningen, het waterschap Noorderzijlvest, de gemeenten Zuidhorn en Winsum, de Dienst Landelijk Gebied (secretariaat) en de provincie Groningen (voorzitter). www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) Wijbrand Havik en Hanneke van Wel, ‘Belvedere verleden’, Libau, Groningen p. 42 Nieuwe Hollandse Waterlinie Opdrachtgever: Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie (‘Liniecommissie’) Uitvoering: Projectbureau Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie Samenstelling Panorama Krayenhoff: Eric Luiten, Joost van Hezewijk,
243 – belvedere.nu / Indexen
Ed Joosting Bunk, Peter Paul Witsen www.hollandsewaterlinie.nl www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) ‘Panorama Krayenhoff, linieperspectief’, Stuurgroep Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, Utrecht 2004 ‘Eén linie, samen sterk in de uitvoering’, uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie, Utrecht 2006 Chris Will, ‘Sterk water, de Hollandse Waterlinie’, uitgeverij Matrijs, Utrecht 2002 Clemens Steenbergen en Johan van der Zwart, ‘Strategisch Laagland, digitale atlas Nieuwe Hollandse Waterlinie’, uitgeverij 010, Rotterdam 2006 KKBA (Kengetallen Kosten Baten Analyse) Nieuwe Hollandse Waterlinie, Rigo Research bv i.o.v. ministerie van VROM, Amsterdam 2008 p. 54 Nieuwegein – Huis de Wiers Opdracht en ontwerp: JDdV architecten www.devisserbv.nl www.architectenweb.nl www.huisdewiers.nl www.bouwwereld.nl Eric Luiten, ‘Tot hier… en nu verder, ruimtelijk ontwerp en historisch besef’, oratie TU Delft, in ’Op historische gronden; erfgoed in een context van ruimtelijk ontwerp, planning en democratie’, Projectbureau Belvedere, Utrecht 2008 Jaarboek Architectuur in Nederland 2006/07, NAi Uitgevers, Rotterdam 2007 p. 150 Nijmegen – Hessenberg Opdrachtgever: Ontwikkelcombinatie Hessenberg (gemeente Nijmegen en Heijmans) Ontwerp: AWG Architecten, MTD Landschapsarchitecten www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) www.project.vrom.nl Monique Eerden, ‘Observaties vanuit de Belvederepraktijk, in ’Op historische gronden; erfgoed in een context van ruimtelijk ontwerp, planning en democratie’, Projectbureau Belvedere,
Utrecht 2008 ‘Jaarboek Landschapsarchitectuur en Stedenbouw 2003/2007’, Stichting Jaarboek LS, Wageningen 2008
voor natuur en landschap’, veilingkrant, 2007 www.groenegoededoelen.nl www.project.vrom.nl
p. 166 Nijmegen – Waalfront Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen, Rabo Vastgoed Ontwerp: Lodewijk Baljon landschapsarchitecten en DOK Architecten (masterplan), Stéphane Beel Architecten (scenario’s) Onderzoek: o.m. Yana van Tienen www.nederlandbovenwater.nl Yana van Tienen, ‘Nijmegen ontwikkelt; cultuurhistorie aan de Waal’, uitgeverij THOTH, Bussum 2007 ‘Jaarboek Landschapsarchitectuur en Stedenbouw 2003/2007’, Stichting Jaarboek LS, Wageningen 2008
p. 199 Overijssel – knooperven Conceptontwikkeling: Landschapsarchitectenbureau van Paridon x de Groot, provincie Overijssel, InnovatieNetwerk Opdrachtgever eerste toepassing: gemeente Tubbergen www.vpxdg.nl www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 167 Noord-Brabant – Ontwerpatelier Brabantstad Opdrachtgever: samenwerkingsverband Brabantstad Projectleiding: Bosch Slabbers tuin- en landschapsarchitecten en provincie Noord-Brabant www.brabantstad.nl ‘Brabantstad Mozaïek Metropool’, Brabantstad Ruimtelijke Ordening, 2007 p. 221 Noord-Holland – Beeldkwaliteitsplan Conceptontwikkeling en uitvoering: provincie Noord-Holland ‘Beeldkwaliteitsplan, ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord’, brochure, provincie Noord-Holland, Haarlem 2004 N. de Vreeze (red.), ‘Landschap NH, over de regie van functieveranderingen en bouwactiviteiten in het landelijk gebied van Noord-Holland’, WZNH, Alkmaar 2007 p. 205 Ooijpolder – landschapsveiling Conceptontwikkeling en uitvoering: Triple E Via Natura, Ark en Triple E, ‘Daadkracht
p. 197 Renswoude – Beekweide Opdrachtgever: gemeente Renswoude, Van Hoogevest Ontwikkeling Ontwerp: SVP Architectuur en Stedenbouw www.nederlandbovenwater.nl www.svp-svp.nl p. 169 Sint-Pancras – Twuyverhoek Opdrachtgever: gemeente Langedijk Ontwerp: SVP Architectuur en Stedenbouw (stedenbouwkundig ontwerp) Onderzoek: Steenhuis stedenbouw/landschap www.svp-svp.nl ‘Contrast en Samenhang’, publicatie over de Gouden Piramide 2009, uitgeverij 010, Rotterdam p. 181 Soesterberg – vliegbasis Opdrachtgever: Projectbureau Hart van de Heuvelrug Ontwerp: Bureau Alle Hosper Onderzoek: Planmaat, Arcadis www.hartvandeheuvelrug.nl Ruimtelijk Plan Vliegbasis Soesterberg, Projectbureau Hart van de Heuvelrug, 2009 Kees Volkers, ‘Geheim Landschap, 200 jaar militairen op de Heuvelrug’, provincie Utrecht / Stokerkade cultuurhistorische uitgeverij, 2009
244 – belvedere.nu / Indexen
p. 24 Strubben-Kniphorstbosch – inrichtingsen beheerplan Opdrachtgever: Staatsbosbeheer regio Noord Ontwerp en onderzoek: Strootman Landschapsarchitecten, Overland Jan Neefjes (Overland), ‘Cultuurhistorische inventarisatie De Strubben-Kniphorstbos’, Wageningen 2007 ‘Inrichtings- en beheerplan StrubbenKniphorstbosch’, 2008 met daarin een essay van Hans Elerie en Theo Spek: ‘Integratie van natuurbeheer en erfgoedzorg in het StrubbenKniphorstbosch: bouwstenen voor een historisch-ecologische benadering’. www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) p. 124 Terneuzen – Quick scan Opdrachtgever: gemeente Terneuzen Uitvoering: Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) en Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ) p. 226 Urk – uitbreiding Opdrachtgever: gemeente Urk Onderzoek: TAUW bv Ontwerp: Atelier Dutch ‘Samenvatting Handreiking cultuurhistorie in m.e.r. en MKBA’, Witteveen + Bos i.o.v. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Projectbureau Belvedere, Amersfoort 2009 p. 60, 224 Utrecht – Leidsche Rijn / CHER Opdrachtgever en uitvoering CHER: gemeente Utrecht www.leidscherijn.nl ‘Cultuurhistorische Effectrapportage Leidsche Rijn’, Gemeente Utrecht, Dienst Volkshuisvesting, Sector Monumenten, 1995 ‘Levend verleden; een reflectie op inzet en handelen cultuurhistorische sector in Leidsche Rijn e.a. casussen’, projectbureau Belvedere, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en gemeente Utrecht, 2008
Kristof van Assche en Martijn Duineveld, ‘Groot archeologiepark Leidsche Rijn, over de rol van cultuurhistorie in planning en ontwerp’, Wageningen UR, 2004
p. 145 Westerbork – herinneringscentrum Herinneringscentrum Kamp Westerbork www.westerbork.nl
p. 134 Utrecht – Mariaplaats Opdrachtgever: Bouwfonds Ontwerp: AWG Architecten www.awg.be www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 84 Woerden – Castellum en Hooghwoert Opdrachtgever: gemeente Woerden en Multi Vastgoed Onderzoek: ADC Archeoprojecten, Hazenberg Archeologie www.woerden7.nl www.drive-in-museum.nl Carolien van Dam, ‘Hoochwoert enzo, de ontwikkeling van de Woerdense binnenstad 1949-heden’, gemeente Woerden, 2006
p. 129 Utrecht – Robijnhof Opdrachtgever: woningcorporatie Bo-Ex Ontwerp renovatie: Bertus Mulder www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) www.archined.nl Catja Edens (red.), ‘Rietvelds Robijnhof, de geschiedenis van een moderne Utrechtse buurt’, uitgeverij THOTH, Bussum 2008 p. 172 Utrecht – stadhuis Opdrachtgever: gemeente Utrecht Ontwerp: Enric Miralles, Benedetta Tagliaube J. Jamar e.a, ‘Het stadhuis van Utrecht’, uitgeverij Matrijs i.s.m. het Utrechts Archief, Utrecht 2000 ‘Jaarboek Architectuur in Nederland 2000-2001’, NAi Uitgevers, Rotterdam 2001 p. 30 Vechtstreek – VechtVisie Opdrachtgever: Vechtplassencommissie Onderzoek en ontwerp: LA4sale en Noël van Dooren ‘Belvedere bouwen Vecht en Plassen’, LA4sale, 2002 ‘Vecht Vademecum’, Noël van Dooren landschapsarchitect, 2002 www.vecht.nl www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten)
p. 216 Zaanstad – industrieel erfgoed langs de Zaan Beleidsontwikkeling en –uitvoering: gemeente Zaanstad ‘Parels Rijgen, wat erfgoed verdient’, gemeente Zaanstad, 2005 www.zaans-industrieel-erfgoed.nl (Vereniging Zaans Erfgoed) p. 202 Zijtaart – klooster Opdrachtgever: gemeente Veghel Ontwerp: Leenders Architecten p. 139 Zutphen – bouwdoos voor het landschap Opdrachtgever: gemeente Zutphen Uitvoering: Dienst Landelijk Gebied en Lantschap (adviesbureau voor landschap en cultuurhistorie) www.belvedere.nu (voorbeeldprojecten) p. 153 Algemeen – Korrelmethodiek bij dorpsuitbreidingen Ontwikkeling: LA4sale (Landscapearchitects for sale) www.la4sale.nl ‘Kleine Kernen Kookboek’, LA4sale i.o.v. provincie Noord-Holland, 2002 ‘Bouwen voor Waterland 2020, LA4sale i.o.v. provincie Noord-Holland, 2004
245 – belvedere.nu / Indexen
Han Meyer, Leo van den Burg e.a., ‘Het geheugen van de stad, cultuurhistorie en stedenbouwkundig ontwerp, TU Delft, 2006 p. 229 Algemeen – Plan je eigen ruimte Opdrachtgevers: Erfgoed Nederland en Projectbureau Belvedere Ontwikkeling: Erfgoedhuis Utrecht Uitvoering: diverse provinciale organisaties www.planjeeigenruimte.nl ‘PjER staat op eigen benen, eindevaluatie van het driejarig project Plan je Eigen Ruimte (PjER) van Erfgoed Nederland’, Bureau Advies Research Training voor Non-profit en Overheid, i.o.v. Erfgoed Nederland, 2008 Augustus 2008 p. 153 Algemeen – Wikken en wegen in waardevolle wijken Opdrachtgevers onderzoek ‘Jonge bouwkunst in de 21e eeuw’: Ministeries van OCW en VROM, gemeente Amsterdam en Rijksdienst voor de Monumentenzorg Opdrachtgever werkcongres ‘Wikken en wegen in waardevolle wijken’: Architectuur Lokaal Uitvoering: De Lijn bureau voor volkshuisvesting en ruimtelijke ontwikkeling, Rein Geurtsen & Partners BV, Reijndorp Stedelijk Onderzoek en Advies ‘Werkboek wikken en wegen in waardevolle wijken’, 2001
Index projecten thematisch De in het boek genoemde projecten hebben alle een betekenis op de plek waar ze zijn opgenomen, maar zijn ook thematisch te ordenen. Deze thematische ordening, met paginanummers, vindt u hieronder.
Infrastructuur 119. Zandpaden in de Hilver 161. A1-project, Overijssel 121. Leestip ‘Plattelandswegen mooi en veilig’ Water 28. Rivierverruiming, Deventer 78. Snelle Loop, Gemert-Bakel 123. Waterzuiveringspark Het Lankheet, Haaksbergen 201. Binnendieze, Den Bosch 211. Leestip ‘Blauwe tradities, inspiratieboek water en cultuurhistorie’ Landschap, natuur 24. Strubben-Kniphorstbosch 42. Nieuwe Hollandse Waterlinie 48. Landschappelijk Agrarisch Bouwen, Groningen 123. Waterzuiveringspark Het Lankheet, Haaksbergen 131. Doesburger Eng, Ede 138. Stichting Boerderij en erf, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden 139. Bouwdoos voor het landschap, Zutphen 160. l ‘Essence de Mastenbroek 170. Zanderij Crailo, Hilversum 173. Landgoed Oranjewoud, Heerenveen 181. Waterloopbos, Kraggenburg 181. Vliegbasis Soesterberg 199. Knooperven, Overijssel 204. Streekrekening, het Groene Woud 205. Landschapsveiling, Ooijpolder 206. Bouwkavel op Maat, Limburg 213. Stichting IJsselhoeven, Gelderland en Overijssel 214. Des Beemsters
220. Convenant, Middag-Humsterland 121. Leestip ‘Cultuurhistorie natuurlijk, 12 natuurontwikkelingsprojecten onder de loep’
230. Scholierenproject ‘Week van de binnenstad’, Gouda 152. Leestip ‘Krachtwijken met karakter’
Dorpsontwikkeling 30. Het nieuwe dorp Op Buuren 66. Dorpsontwikkelingsplan, Annerveenschekanaal 153. Korrelmethodiek bij dorpsuitbreidingen 169. Twuyverhoek, Sint Pancras 189. Ontwikkelingsvisie Gelselaar 197. Beekweide, Renswoude 228. Dorpspaspoort, Friesland 121. Leestip ‘Dorp+, handreiking dorpseigen uitbreiden’ 155. Leestip ‘Doen en gedaan krijgen’ over dorpsontwikkelingsplannen
Herbestemming 36. Hart van Zuid, Hengelo 90. SugarCity, Halfweg 94. GWL-terrein, Amsterdam 118. Wagenwerkplaats, Amersfoort 120. Oostenburgereiland, Amsterdam 122. Berlageblokken, Amsterdam 126. Publiekscampagne ‘Nieuw leven voor oude gebouwen’, Amsterdam 127. Oliemolenkwartier, Amersfoort 135. Twentse Schouwburg, Enschede 157. Schaatsfabriek, IJlst 172. Stadhuis, Utrecht 175. Geertruidentuin, Deventer 176. ’t Venster, Arnhem 180. Broerekerk, Bolsward 200. Olympisch Stadion, Amsterdam 202. Kloostercomplex, Zijtaart 216. Industrieel erfgoed, Zaanstad 127. Leestip ‘Handreiking religieus erfgoed voor burgerlijke en kerkelijke gemeenten’ 127. Leestip ‘Aanbevelingen herbe stemming kerken en kerklocaties’ 128. Leestip ‘Herbestemmingswijzer’
Stedelijke (her)ontwikkeling 18. Vestingwerken, Den Bosch 36. Hart van Zuid, Hengelo 52. Dordtse kleuren, Dordrecht 60. Leidsche Rijn, Utrecht 72. Paddepoel, Groningen 77. Emmen Revisited 84. Castellum en Hooghwoert, Woerden 122. Berlageblokken, Amsterdam 129. Robijnhof, Utrecht 134. Mariaplaats, Utrecht 150. Hessenberg, Nijmegen 151. Bellamy-atlas, Amsterdam 156. Rivierenwijk, Deventer 159. Lakerlopen, Eindhoven 166. Waalfront, Nijmegen 177. Westpolder-Bolwerk, Berkel en Rodenrijs 178. Haagsche Bluf, Den Haag 178. Obrechtstraat, Den Haag 184. Stadstuinen, Almere-Hout 185. Broekpolder,Heemskerk/Beverwijk 190. Hoogvliet 201. Binnendieze, Den Bosch 216. Industrieel erfgoed, Zaanstad 223. Culemborg 226. Cultuurhistorie in m.e.r., Urk
247 – belvedere.nu / Indexen
Recreatie 42. Nieuwe Hollandse Waterlinie 131. Doesburger Eng, Ede 139. Bouwdoos voor het landschap, Zutphen 147. Vestingwerken, Groenlo 170. Zanderij Crailo, Hilversum 201. Binnendieze, Den Bosch Gebiedsontwikkeling 18. Vestingwerken, Den Bosch 36. Hart van Zuid, Hengelo 42. Nieuwe Hollandse Waterlinie 127. Oliemolenkwartier, Amersfoort 131. Doesburger Eng, Ede
197. Verhandelde ontwikkelingsrechten, Renswoude 136. Leestip ‘Nederland Boven Water, praktijkboek gebiedsontwikkeling’ Campagne, publieksbereik 52. Dordtse kleuren, Dordrecht 66. Dorpsontwikkelingsplan, Annerveenschekanaal 84. Castellum en Hooghwoert, Woerden 120. Oostenburgereiland, Amsterdam 126. Publiekscampagne ‘Nieuw leven voor oude gebouwen’, Amsterdam 139. Bouwdoos voor het landschap, Zutphen 160. l ‘Essence de Mastenbroek 186. Limes, Nederland 190. Hoogvliet 204. Streekrekening, het Groene Woud 205. Landschapsveiling, Ooijpolder 214. Projectbureau Des Beemsters 227. Kwartetspel IJsseldelta 228. Dorpspaspoort, Friesland 230. Scholierenproject ‘Week van de binnenstad’, Gouda 231. Zernike, Groningen 128. Leestip ‘www.zichtopmaastricht.nl’ 188. Leestip ‘Ateliers aan de praat’ over ontwerpateliers 227. Leestip ‘Parade van de verbeelding’, over manieren om cultuurhistorie in beeld te brengen Bestuurlijk instrumentarium 206. Bouwkavel op Maat, Limburg 216. Schaarste als drukmiddel, Zaanstad 217. Bestemmingsplanmethodiek, Maastricht 221. Beeldkwaliteitsplannen, Noord-Holland 224. Cultuurhistorische Effectrapportage, Utrecht 226. Cultuurhistorie in m.e.r., Urk 225. Leestip ‘Handreiking cultuurhistorie in m.e.r. en MKBA’ Publiek-private samenwerking 36. Convenant, Hart van Zuid,
42. Hengelo 118. Nieuwe Hollandse Waterlinie Ontwikkelen van onderop, 134. Oliemolenkwartier Amersfoort 135. Mariaplaats, Utrecht Ontwikkelingsprijsvraag, 197. Twentse Schouwburg Verhandelde ontwikkelingsrechten, 206. Renswoude 220. Bouwkavel op Maat, Limburg 135. Convenant, Middag-Humsterland Leestip ‘Geschiedenis als 136. grondlegger’ Leestip ‘ 195. www.ontwerpwedstrijden.nl’ Leestip ‘Digitale handleiding Belvedere en financiering’ Onderzoeksmethoden 66. Dorpsontwikkelingsplan, Annerveenschekanaal 124. Quick scan, Terneuzen 153. Korrelmethodiek bij dorpsuitbreidingen 153. Wikken en wegen in waardevolle wijken 166. Ontwerpend onderzoek, Waalfront, Nijmegen 224. Cultuurhistorische Effectrapportage, Utrecht 132. Leestip ‘werkbank.habiforum.nl’ 188. Leestip ‘Ateliers aan de praat’ over ontwerpateliers 224. Leestip ‘Levend verleden’ over de manier van werken van cultuurhistorici Burgerinitiatief 52. Dordtse kleuren, Dordrecht 66. Dorpsontwikkelingsplan, Annerveenschekanaal 118. Wagenwerkplaats, Amersfoort 119. Zandpaden in de Hilver 120. Oostenburgereiland, Amsterdam 131. Doesburger Eng, Ede 138. Stichting Boerderij en erf, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden 189. Ontwikkelingsvisie Gelselaar 213. Stichting IJsselhoeven, Gelderland en Overijssel 137. Leestip ‘De burger als drager van de geschiedenis’ 155. Leestip ‘Doen en gedaan krijgen’ over dorpsontwikkelingsplannen
248 – belvedere.nu / Indexen
Imago/identiteit 30. Vechtvisie, Vechtstreek 145. Herinneringscentrum Kamp Westerbork 147. Groenlo en de tachtigjarige oorlog 160. l ‘Essence de Mastenbroek 167. scenario’s in Ontwerpatelier Brabantstad 177. Verzonnen geschiedenis, Berkel en Rodenrijs 162. Leestip ‘Regionale identiteit, kunst en ruimtelijke planvorming’ Archeologie 24. Strubben-Kniphorstbosch 54. Huis de Wiers, Nieuwegein 60. Leidsche Rijn, Utrecht 84. Castellum en Hooghwoert, Woerden 120. Oostenburgereiland Amsterdam 134. Mariaplaats, Utrecht 184. Stadstuinen, Almere-Hout 185. Broekpolder, Heemskerk/Beverwijk 186. Limes, Nederland 226. Cultuurhistorie in m.e.r., Urk 231. Zernike, Groningen 183. Leestip ‘Limes Atlas’ 185. Leestip ‘Het verhaal verbeeld, zes schetsontwerpen voor archeologische vindplaatsen in Zuid-Holland’
Index dilemma’s Rond het adagium ‘behoud door ontwikkeling’ is de afgelopen jaren een aantal vragen gerezen die aanzetten tot discussie en dat ongetwijfeld zullen blijven doen. Ook in het boek komen deze aan de orde: Identiteit Het begrip ‘identiteit’ wordt in Belvedere-kringen veelvuldig toegepast, maar roept ook reacties op. Identiteit is als begrip diffuus, subjectief, tijd- en schaalgebonden. p. 143 t/m 148, Erfgoed en identiteit p. 158, Mythes koesteren of ontkrachten Begrenzing Het adagium ‘behoud door ontwikkeling’ is nooit van een strakke definitie voorzien om de ontwikkeling van het gedachtegoed alle ruimte te geven. Maar is Belvedere daardoor synoniem aan retro? Is Belvedere een legitimatie voor dunne interpretaties van erfgoed en holle verkooppraatjes? p. 172, Is behoud mogelijk zonder materie? p. 177, Streekeigen of retro? p. 179, Cultuurhistorie of marketing? Archeologie Binnen het Belvedere-denken neemt het veelal onzichtbare archeologische erfgoed een eigen positie in. Is ‘behoud door ontwikkeling’ wel een geschikte strategie voor archeologie? p. 84 t/m 89, Ondergronds erfgoed ontsluiten en beleven p. 182 t/m 186, Archeologie, een bijzondere ontwerpopgave Economische waarde De denk- en werkwijze van Belvedere veronderstelt een koppeling van cultuurhistorie met andere belangen. Voor het leggen van deze verbindingen, wordt ook de economische waarde van cultuurhistorie benadrukt. Maar hieraan kleven risico’s. p. 105-106, Cultuurhistorie kan de waarde van ruimtelijke investeringen vergroten p. 207, Kan cultureel erfgoed langs de economische meetlat worden gelegd?
249 – belvedere.nu / Indexen
Beeldverantwoording Thema’s Foto’s Dieuwertje Komen, Rotterdam, m.u.v. p. 29 De Worp, Deventer – Wim van der Ende p. 53 Dordtse Kleuren – Huib Kooijker p. 59 kasteel Heemstede – Hollandse Hoogte/Frans Schellekens p.63 Graaf Junior – gemeente Utrecht, sector Cultuurhistorie p. 92 SugarCity bij nacht – Hollandse Hoogte/Thomas Schlijper p. 95 GWL-terrein, Amsterdam – Hollandse Hoogte/Dirk-Jan Visser Initiatief en beweging p. 118 Wagenwerkplaats, Amersfoort – Must stedenbouw p. 119 Zandpaden in De Hilver – Monique Pijnenburg-Leesberg p. 120 Oostenburgereiland, Amsterdam – Hollandse Hoogte/Siebe Swart p. 122 Berlageblokken, Amsterdam – Woningcorporatie Ymere p. 123 Waterzuiveringspark Het Lankheet – Eric Brinckmann p. 124 Quickscan Terneuzen – Tonny van Hoecke p. 126 Chassékerk Amsterdam – Voermans van Bree p. 127 Oliemolenkwartier, Amersfoort – Poolen architecten p. 129 Robijnhof Utrecht – Joel van Houdt p. 131 Doesburger Eng – Voermans van Bree p. 134 Mariaplaats, Utrecht – AWG Architecten p. 135 Twentse Schouwburg, Enschede – De Zwarte Hond p. 138 Bouwdoos voor het landschap bij Zutphen – Dienst Landelijk Gebied p. 139 Stichting Boerderij en Erf, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden – Piet den Hertog
Feiten en waarden p. 145 Kamp Westerbork – Sake Elzinga/ANP p. 147 Groenlo en de Tachtigjarige Oorlog – Voermans van Bree p. 150 cultuurhistorisch profiel Hessenberg, Nijmegen – MTD Landschapsarchitecten p. 151 Bellamy-atlas, Amsterdam – Minke Wagenaar p. 153 de korrelmethodiek bij dorpsuitbreidingen – LA4sale p. 156 Rivierenbuurt Deventer – Bertus Boerkamp p. 157 Schaatsfabriek in IJlst – Hoge Noorden, Jeroen Horsthuis p. 159 Lakerlopen, Eindhoven – Biq stadsontwerp p. 160 l’Essence de Mastenbroek – Mirjam Kapelle p. 161 A1-project Overijssel – Pien Reijers Verbeelding en ontwerp p. 166 Waalfront, Nijmegen – Lodewijk Baljon landschapsarchitecten p. 167 Ontwerpatelier Brabantstad – Bosch Slabbers p. 169 Twuyverhoek, Sint Pancras – SVP Architectuur en Stedenbouw p. 170 Zanderij Crailo, Hilversum – Voermans van Bree p. 173 stadhuis, Utrecht – Duccio Malagamba p. 174 Oranjewoud, Heerenveen – Kim Zwarts p. 175 Geertruidentuin, Deventer – One Architecture p. 176 ‘t Venster, Arnhem – Sjef Prins/APA p. 178 (boven) Den Haag Obrechtstraat – Vinkbouw p. 178 (onder) Haagsche Bluf – Mirjam Kapelle p. 180 Broerekerk, Bolsward – Wim van der Ende p. 181 geheimzinnig erfgoed in Kraggenburg – n.v.t.
251 – belvedere.nu / Verantwoording
p. 184 Stadstuinen, Almere – gemeente Almere p. 185 Broekpolder, Heemskerk/Beverwijk – Jan Samsom p. 186 de Limes in Nederland – Projectbureau Limes p. 187 Schema Ateliers aan de praat – bureau Nieuwe Gracht p. 189 Gelselaar – Voermans van Bree p. 191 WiMBY!, Hoogvliet – Maarten Laupman Kosten en opbrengsten p. 197 verhandelde ontwikkelingsrechten in Renswoude – SVP Architectuur en Stedenbouw p. 199 knooperven in Overijssel – VanParidon&DeGroot p. 200 Olympisch Stadion, Amsterdam – Hollandse Hoogte/Bastiaan Heus p. 201 Binnendieze, Den Bosch – Hollandse Hoogte/Taeke Henstra p. 202 het klooster van Zijtaart – Dries van Bergeijk p. 203 streekrekening Het Groene Woud – Peter van Bolhuis, Pandion p. 204 landschapsveiling Ooijpolder – Hollandse Hoogte/Koen Verheijden p. 206 Bouwkavel op Maat in Limburg – Provincie Limburg Morgen en overmorgen p. 213 Stichting IJsselhoeven – Voermans van Bree p. 214 Des Beemsters – Bureau Des Beemsters p. 216 bibliotheek in Verkadefabriek Zaandam – Cocon Vastgoed p. 217 het bestemmingsplan in Maastricht – gemeente Maastricht p. 220 convenant in Middag Humsterland – Paul Paris p. 221 beeldkwaliteitsplannen in Noord-Holland
– HzA Stedenbouw en Landschap p. 223 Culemborg – Marijke Volkers p. 226 Cultuurhistorische variant in Urk – Atelier Dutch i.o.v. TAUW Deventer p. 228 het dorpspaspoort in Friesland – Noordpeil landschap & stedenbouw p. 229 Plan je eigen ruimte – Teunis Bloothoofd p. 230 Gouda, Week van de Binnenstad – Peterpaul Kloosterman p. 231 Zernike, Groningen – Gert Kortekaas Voor deze publicatie is o.a. gebruik gemaakt van archiefbeeld. Zoveel mogelijk is getracht de eventuele rechthebbenden van deze afbeeldingen te achterhalen.
252 – Belvedere.nu / Verantwoording
Colofon
Praktijkboek cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling
Uitgave: Uitgeverij Matrijs i.s.m. Projectbureau Belvedere Tekst en research: Peter Paul Witsen, Westerlengte, Amsterdam en Mieke Dings, Bureau Dinges, Utrecht Begeleiding tekst en research: Machteld Linssen, Projectbureau Belvedere, Utrecht Redactie: Monique Eerden, Mirjam Kapelle, Beata Labuhn, Machteld Linssen, Frank Strolenberg Eindredactie: Machteld Linssen, Peter Paul Witsen Vormgeving: Rick Vermeulen, Via Vermeulen, Rotterdam Druk: Drukkerij Die Keure, Brugge Uitgever: Uitgeverij Matrijs, Utrecht
ISBN: 978-90-5345-402-2 Oplage: 2.000 exemplaren
Projectbureau Belvedere bedankt alle deelnemers aan de provinciale bijeenkomsten die in de loop van 2009 zijn gehouden ter inspiratie en ter toetsing van de inhoud van dit Praktijkboek.
Utrecht, december 2009
255 – Belvedere.nu / Verantwoording