Praktijk opdracht marathonloper Wat is de relatie tussen een marathonloper en voeding? Félicia Kuijper Klas: 1H Student nr.: 14098520 Eva Maaskant Klas: 1H Student nr.: 14091569
Inhoudsopgave Voorwoord 1. Macronutriënten 1.1 Koolhydraten
blz. 3
blz. 4
blz. 4 blz. 5 blz. 6 blz. 7
blz. 8
3. Vitamines en mineralen
blz. 10
blz. 10 blz. 10
blz. 11
blz. 13
blz. 14
blz. 14 blz. 14
blz. 16
blz. 17 blz. 18 blz. 20 blz. 22
blz. 25
1.2 Eiwitten 1.3 Vetten 1.4 Voedingsvezels
2. Vocht
3.1 Vitamines 3.2 Mineralen
4. Supplementen
5. Energiebehoefte 6. Wat moet er allemaal gebeuren
6.1 Tijdens en na de training 6.2 Werken naar een wedstrijd toe
7. Schema’s 7.1 7.2 7.3 7.4
Marathonschema beginner Voorbeeld dagmenu 1 Voorbeeld dagmenu 2 Voorbeeld dagmenu 3
Literatuurlijst
2
Voorwoord. Dit onderzoek is geschreven door twee studenten van de opleiding Voeding en Diëtetiek aan de Haagse Hogeschool. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van de praktijkuren die in het eerste jaar gerealiseerd moeten worden. Vanuit een gedeelde interesse in sport en voeding, zijn het onderwerp en de samenwerking tot stand gekomen. Vaak wanneer men denkt aan een marathon, wordt er gedacht aan de lange afstand, het vele trainen en doorzettingsvermogen. Deze punten zijn voor het lopen van een marathon erg belangrijk, maar voeding speelt ook een belangrijke rol. In dit onderzoek wordt uitgezocht hoe een beginnende hardloper moet eten tijdens het trainen voor een marathon. De verschillende macronutriënten worden besproken en het belang van deze voedingsstoffen bij een marathonloper. Daarnaast zal ook nog even worden ingegaan op suppletie. Naast een onderzoek naar de voeding zelf, zal er ook een praktisch hoofdstuk worden opgesteld. Dit hoofdstuk bevat drie soorten dagmenu’s die een beginnende marathonloper kan gebruiken rondom zijn/haar training. Met behulp van een student Sport en Bewegen van ROC Mondriaan in Delft is een duidelijk trainingsschema opgesteld, hier zijn de bijbehorende menu’s van dit onderzoek op gebaseerd.
3
1. Macronutriënten. 1.1 Koolhydraten. Koolhydraten en vetten zijn de belangrijkste leveranciers van energie aan ons lichaam. Wij mensen kunnen echter gemakkelijker energie vrijmaken uit koolhydraten dan uit vet. Ook is er veel minder zuurstof nodig voor de verbranding van koolhydraten. De energie die men haalt uit koolhydraten wordt ook wel turbo-‐energie genoemd, omdat energie uit koolhydraten maar liefst drie keer zo snel wordt vrijgemaakt dan energie uit vetten. Er kan dus wel verondersteld worden dat koolhydraten een belangrijk component zijn in de voeding van een duursporter. Koolhydraten kunnen worden onderverdeeld in 4 groepen: -‐ Monosachariden -‐ Disachariden -‐ Oligosachariden -‐ Polysachariden Glucose, een monosacharide, is de basisbrandstof voor het lichaam. De koolhydraten die bij een maaltijd zijn genuttigd, worden in de darmen afgebroken in glucose moleculen en opgenomen in het bloed. Het bloed vervoerd het bloedglucose of bloedsuiker naar de spieren, waar deze de glucose gebruiken voor verbanding. Overig glucose kan worden opgeslagen in de spieren als glycogeen. Na een intensieve training of tijdens een langdurende wedstrijd heeft een sporter snel energie nodig. Voor een sporter is het belangrijk rekening te houden met de snelheid waarmee koolhydraten in het bloed kunnen worden opgenomen. Dit hangt sterk af van de soort koolhydraten die hij/zij inneemt. De snelheid waarmee koolhydraten uit de voeding in het bloed terechtkomen als bloedglucose staat weergegeven in de glycemische index. Hoe hoger het cijfer is, des te sneller kan het lichaam deze koolhydraten opnemen en verwerken tot bloedglucose. De indexcijfers gelden echter alleen als voedingsmiddelen niet gecombineerd worden. De glycemische index van hele maaltijden wordt namelijk vaak niet gemeten. De temperatuur van de maaltijd kan ook nog invloed hebben op de snelheid van de opname van de koolhydraten. Zetmeel uit gekookte producten zoals witte rijst, aardappels en witte pasta zijn snel verteerbaar. Wanneer men deze producten laat afkoelen verandert de structuur van het zetmeel en is deze lastiger te verteren. Koolhydraten uit afgekoelde producten worden langzamer in de bloedbaan opgenomen dan koolhydraten uit warme producten. De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid van koolhydraten ligt tussen de 40-‐70 en%. Echter wordt geadviseerd om 50 tot 55 en% koolhydraten binnen te krijgen. Voor sporters ligt dit iets hoger, namelijk tussen de 50 en 60 en%. Hoe intensiever en langer je beweegt, des te meer koolhydraten heb je nodig om je verbanding en bloedglucosespiegel binnen de normale grenzen te houden. Het is dus verstandig om in deze gevallen extra koolhydraten in te nemen. Maar extreem veel eten voor extra energie heeft geen zin. Het lichaam kan maar
4
een bepaalde hoeveelheid koolhydraten per uur opnemen. Tegenwoordig zijn er wel manieren om de opname van koolhydraten te vergroten. Tapering-‐off is hier een voorbeeld van. Dit is een speciaal dieet wat men in de laatste dagen voor een langdurige wedtrijd kan volgen. Met als doel om de glycogeenvooraad in je spieren te laten stijgen. Hierdoor kan meer energie worden vrijgemaakt als het bloedglucose laag is. Het eetpatroon dat gepaard gaat met dit dieet wijkt zo sterk af van de ‘’normale’’ eetgewoontes dat wordt aangeraden dit maar maximaal één keer per jaar te doen. Het dieet houdt in dan gedurende een paar dagen het aandeel koolhydraten in de voeding enorm stijgt en de hoeveelheid training langzaam afneemt. Er zijn onderzoeken die ondersteunen dat tapering-‐off beter werkt bij mannen dan bij vrouwen.
Tapering –off schematisch weergegeven
1.2 Eiwitten. Een eiwit is in tegenstellig tot de brandstoffen vet en koolhydraten een echte bouwstof. Eiwitten zijn een erg belangrijk component van de voeding. Dit komt omdat eiwitten een belangrijke rol hebben in de spieropbouw. Hierdoor zijn eiwitten onmisbaar voor sporters. Eiwitten hebben een belangrijke functie bij de opbouw en het herstel van weefsels. Het proces van afbraak en aanmaak van weefsels blijft je hele leven doorgaan. Eiwitten vervangen dode cellen en repareren andere cellen waar nodig. Dit is een proces wat veel plaats vind bij het herstel van microrupturen. Microrupturen zijn kleine scheurtjes in onze spieren die ontstaan tijdens inspanning. Wanneer er veel microrupturen zijn leidt dit tot spierpijn. Het herstel van de microrupturen zorgt ervoor dat de spier sterker wordt. Een teveel aan eiwit kan niet worden opgeslagen en wordt verband of door de lever omgezet in vet of glucose. Eiwitten kunnen zowel in dierlijke als in plantaardige producten zitten. Eiwitten uit dierlijke producten lijken door hun aminozurensamenstelling het meest op onze lichaamseigen eiwitten. Hierdoor kun je bij herstel en opbouw van weefsels het beste dierlijke eiwitten nuttigen.
5
Eiwitten leveren 4 calorieën per gram. Eiwitten zijn echter niet zo’n efficiënte brandstof als vetten of koolhydraten. De lever moet namelijk eerst de eiwitten omzetten in glucose, wat extra energie kost. Daarnaast komen bij de verbanding van eiwitten afvalstoffen vrij die weer uitgescheiden moeten worden. Dit gebeurd via de nieren en zorgt hier voor extra belasting. Een normaal mens heeft per dag 0,8 gram eiwit per kilo lichaamsgewicht nodig. Bepaalde groepen hebben meer eiwit nodig. Sporters zijn hier een van. Voor mensen die intensief sporten ligt de aanbevolen eiwitinname tussen de 1,2 en 1,5 gram per kilo lichaamsgewicht. Een hogere eiwitbehoefte betekend niet per se dat je meer eiwitten moet gaan eten, wanneer je intensief sport moet je sowieso meer eten. Wanneer je meer eet zal de eiwitinname automatisch ook stijgen. Eiwitten kunnen zowel in dierlijke als in plantaardige producten zitten. Eiwitten uit dierlijke producten lijken door hun aminozurensamenstelling het meest op onze lichaamseigen eiwitten. Hierdoor kun je bij herstel en opbouw van weefsels het beste dierlijke eiwitten nuttigen. 1.3 Vetten. Vet kan onderverdeeld worden in verschillende categorieën , zoals; verzadigd en onverzadigd vet. Ruwweg kan er worden gezegd dat onverzadigd vet gunstig is voor de gezondheid, dit betekend dat ze een gunstig werking hebben op het hart en bloedvaten; verzadigde vetten zijn de ‘ongezonde’ vetten. Voor het lichaam zijn veten de meest geconcentreerde energiebron, één gram vet levert in totaal 9 kilocalorieën op. Om vetten te kunnen verbranden tijdens het sporten is er veel zuurstof nodig, dus bij een lage intensiteit van training zal er meer vet worden verbrand dan koolhydraten. Terwijl juist bij een hele intensieve training de koolhydraten worden verbrand, want hier in minder zuurstof voor nodig en dus toegankelijker voor het lichaam om te verbruiken. Als een sporter is staat is om gemakkelijk vetten te verbranden dan kan hij zijn voorraad glycogeen besparen. Dit is heel belangrijk, want de voorraad glycogeen in het lichaam is niet genoeg om voor een marathonloper de eindstreep te halen. Om de verbranding van vetten te stimuleren kan de duurloper langere duurinspanningen met lage intensiteit verrichten. Als de inspanning langer duurt worden er meer vetten verbrand in het lichaam. Na een tijd gaat het lichaam hormonen produceren die de afbraak van triglyceriden in het vetweefsel stimuleren. Hierdoor stijgt het aantal vetzuren in het bloed en een verhoogde concentratie zet de spier aan tot meer vetverbruik. Hiernaast kan er ook een beroep worden gedaan op cafeïne, maar hoewel cafeïne de verbranding van vet stimuleert heeft het nadelen bij een grote inname. Een belangrijk begrip in de categorie vet is substaatkeuze. Dit houdt in welke stof het lichaam verbruikt voor de energie leverantie. Dit is weer afhankelijk van zijn getraindheid en van de intensiteit van de training. Wanneer een sporten vaker gaat trainer gaat zijn zuurstof opname in het lichaam omhoog en is de mogelijkheid om vet te verbranden hoger. voor de verbranding van vet is ongeveer 10% meer zuurstof nodig dan bij de verbranding van
6
koolhydraten. Een ongetraind persoon die een lage zuurstofopnamevermogen heeft en een lager anaerobe drempel, haalt zijn energie meer uit koolhydraten. Tijdens een zware training zal een sporter meer koolhydraten verbranden dan bij een lichte inspanning waar meer vet wordt verbrand. In grafiek 1 kan worden aangetoond wanneer welke vetten onder welke inspanning het meest worden verbrand. 100% Energiegrbruik (kJ/min)
90% 80% 70% 60%
Andere vetbronnen
50%
Vrije vetzuren uit het bloed
40%
Bloedglucose
30%
Spierglycogeen
20% 10% 0% rust
40
55
75
Inspanningsintensiteit (%W-‐max)
1.4 Voedingsvezels. Voedingsvezels geven weinig energie en zijn ook geen bouwstof voor het lichaam. Wel zijn ze belangrijk voor de functie van de darmen. Voedingsvezels zijn niet afbreekbaar in de darmen, want ze zijn resistent tegen de menselijke spijsverteringsenzymen. Echter zijn er wel een paar bacteriën die sommige vezels kan vergisten. Een mens heeft voedingsvezels nodig voor het stimuleren van de darmwerking en het vergroten van de feces. Dit houdt in dat vezels een laxerende werking hebben. Een tekort van vezels kan leiden tot constipatie en een teveel kan juist zorgen voor maag-‐ en darmklachten zoals diarree. Daarnaast spelen voedingsvezels een rol bij de regulering van het glucosegehalte in het bloed, ze kunnen een vermindering van het cholesterol gehalte bewerkstelligen en blijft een vezelrijke maaltijd langer in de maag zodat het voor een langere tijd een verzadigd gevoel heeft. De aanbevolen hoeveelheid voedingsvezels per dag is 30 tot 40 gram, maar de behoefte per persoon verschilt. Doordat sporters meer eten omdat ze een grotere energie behoefte hebben krijgen ze meestal een goede hoeveelheid voedingsvezels binnen. Tekorten komen dus ook bijna niet voor. Een teveel kan wel voorkomen, een diëtist raad dan aan om minder vezels in te nemen op een dag. 7
Er is een berekening waarmee er uitgerekend kan worden wat de behoefte is aan voedingsvezels. De aanbevolen hoeveelheid is 12,6 gram peer 1000 kilocalorieën. Hiervoor moet je eerst de energiebehoefte berekenen. Als de energie behoefte bijvoorbeeld 2.020 is dan is de berekening als volgt. 2.020/1000 x 12,6 gram – 25,5 gram
2. Vocht.
Het lichaam bestaat ongeveer 60-‐70% uit vocht, water is daardoor ook een belangrijke bouwstof en heeft veel verschillende functies. Het transporteert de voedingsstoffen en afvalstoffen door het lichaam en het reguleert de lichaamstemperatuur door bijvoorbeeld zweten. Zweten is een belangrijk aspect voor een duursporter. Het zorgt ervoor dat zijn lichaam niet te hoge temperaturen behaald. Voor sporters is het belangrijk om niet te veel en te dikke kleding aan te doen, want een belangrijk aspect van zweten is dat het water dat op de huid terecht komt moet verdampen. Bij een te dikke lichaamsbekleding is dit niet mogelijk. Zweten kan niet getraind worden, wel leer je om sneller te zweten bij een inspanning en verlies je minder mineralen. Voor een sporters kan een klein verlies van vocht al grote gevolgen hebben voor de sportprestatie. Wanneer er een hoeveelheid vocht ter grootte van twee procent van je lichaamsgewicht verliest, kan dit al gemerkt worden door coördinatie verlies en het verminderen van het concentratievermogen. Onderzoek onder duursporters heeft uitgewezen dat een vochtverlies van 2 procent van het lichaamsgewicht kan leiden tot een prestatievermindering van 20 procent. Voor een sporter is het belangrijk om de vochtbalans goed op peil te houden. Dit houdt in dat het hoeveelheid vocht dat verloren gaat ook weer ingenomen moet worden. Zie tabel 2 voor een voorbeeld van een vochtbalans. Om er voor te zorgen dat de vochthuishouding gedurende de dag in balans is, is het belangrijk om de inname van vocht over te gehele dag te verdelen. Als er een grote hoeveelheid vocht vlak voor een sporttraining wordt gedronken kan de vochtbalans zich niet goed meer herstellen en is de kans op een tekort groter. De vochtbalans2 Vochtinname (mililiter) = Vochtverlies (mililiter) Drinkvocht (1.600) Urine (1.400) Water in de voeding (1.000) Zweetverlies (650) Water productie tijden de stofwisseling (400) Vochtverlies via de huid (530) Uitgeademde lucht (320) Feces (100) Totaal: 3.000 mililiter Totaal: 3.000 mililiter Tabel 2: voorbeeld vochtbalans.
8
Wanneer er sprake is van een intensieve duursport is de richtlijn voor vocht inname 0,6 tot 1 liter vocht extra per uur. Bij een hoge temperatuur kan dit verhoogt worden. Er zijn manieren om te kijken of er genoeg vocht gedronken is tijdens de training en om uit te rekenen wat de persoonlijke behoefte is. Een simpele manier om te kijken of er genoeg vocht binnen is gekomen tijdens de training is de kleur van de urine na het sporten. Is deze lichtgeel dan was de vochtinname goed, is deze donker geel dan is er te weinig gedronken tijdens de training. Let hier bij alleen op als er een hoge dosering vitamine preparaten is ingenomen, deze zorgen ook voor een donkere urine. Een andere methode is met behulp van een weegschaal. Meet het gewicht (zonderkleren) voor de training en meet deze na de training. Als het gewicht omlaag is gegaan betekent dit dat er vocht aangevuld moet worden. Ofwel: Vochtverlies tijden inspanning = gewicht voor – gewicht na + hoeveelheid gedronken Wanneer moet je drinken? In het dagelijks leven voelen we aan wanneer we moeten drinken want dat komt het dorstsignaal aan. Tijdens het sporten komt die signaal niet of bijna altijd te laat, wanneer er al 2 procent van het lichaamsgewicht is verloren. Een deel van de nodige vochtvoorziening kan al gedronken worden zo’n 10 minuten voor de training en de rest tijdens het sporten. Het is aangeraden om op vaste tijdstippen grote hoeveelheden te drinken dan telkens kleine slokjes te nemen. Grote hoeveelheden vocht passeren sneller de maag en is daardoor efficiënter dan kleine beetjes. De lage hoeveelheden worden door de maag bewaard en daardoor komt het klotsen wat sommige sporters ervaren. Tabel 3 laat de algemene richtlijnen zien van vochtgebruik rondom trainingen en wedstrijden. Richtlijnen vochtgebruik rondom trainingen en wedstrijden. Wanneer Hoeveel 2 tot 3 uur voor de training of wedstrijd 500-‐700 mililiter vocht 10 tot 15 minuten voor de training of westrijd 200-‐350 mililiter vocht tijdens de training of wedstrijd 150-‐250 mililiter vocht per 15 minuten aanvllen van 150% van het resterende na de traning of wedstrijd vochtverlies Tabel 3: richtlijnen vochtgebruik rondom trainingen en wedstrijden.
9
3. Vitamines en mineralen. 3.1 Vitamines. Vitamines zijn erg belangrijk voor het goed functioneren. Elke vitamine heeft zijn eigen functie en is dus in zijn eigen manier belangrijk voor het lichaam. Vitamines leveren geen energie, maar werken als een soort katalysator die onmisbaar is voor het vrijmaken van energie. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, heeft een hogere vitamine inname geen invloed op de sportprestaties. Een extra inname heeft alleen invloed op de sportprestaties als er eerst een tekort was. Toch hebben sporters wel meer vitamines nog, omdat ze een hoger energieverbruik hebben. Met gezonde voeding kan een sporter genoeg vitamines binnenkrijgen. Sommige vitamines functioneren als antioxidant. Dit zijn de vitamines C en E en bètacaroteen. Antioxidanten bestrijden vrije radicalen, die ontstaan bij de energieverbranding. Vrije radicalen kunnen lichaamscellen beschadigen en hiermee veroudering versnellen. Sporters bewegen intensief en zullen dus ook en hoge energieverbranding hebben, en dus meer vrije radicalen. Dit is iets waar sporters rekening mee moeten houden. Ondanks het feit dat een extra vitamine inname geen invloed heeft op de sportprestaties zijn er wel risicogroepen. Tekort aan vitamine D kan optreden bij ouderen, hier wordt dan ook vaan suppletie voor aangeraden. Bij sporters die veel geraffineerde koolhydraten eten voor extra energievoorziening, hebben een hoger risico op een vitamine B1 tekort. Tot slot sporters die een vetarm dieet volgens hebben een grotere kans op een vitamine A deficiëntie, omdat dit vaak in boter, bak en braad producten, melkproducten en kaas zit. Dit zijn allemaal producten die relatief veel vet bevatten. Voor sporters zijn sommige vitamines en mineralen belangrijk en soms zitten deze niet in de voeding. Dan wordt er gebruik gemaakt van suppletie. In een verdere paragraaf zal er dieper worden ingegaan op dit onderwerp. 3.2 Mineralen. Magnesium. Magnesium is belangrijk voor de spierkracht, uithoudingsvermogen en spieropbouw. Een verband wat vaak wordt gelegd met een tekort aan magnesium is kramp en steken in de zij. Alleen is dit niet wetenschappelijk bewezen. Tekorten komen zelden voor en zijn ook moeilijk te herkennen. Een teveel aan magnesium komt wel vaker voor en dit komt dan vooral bij het slikken van supplementen. Dit kan leiden tot nierfunctie stoornissen en een overdosis tot een hart stilstand.
10
IJzer. In theorie zou ijzer de prestaties van een duursporter positief beïnvloeden, echter als er geen tekort aan ijzer is dan heeft extra inname geen effect. Dit komt omdat ijzer belangrijk is voor het transport van zuurstof en de energiehuishouding. Een teveel aan ijzer kan leiden tot stoornissen van de lever en kan de inname van zink negatief beïnvloeden. Chroom. Chroom is belangrijk voor de koolhydraatstofwisseling. Er wordt vaak een verband gemaakt met de opbouw van spiermassa, verlaging van het lichaamsvetpercentage en met een verbetering van het uithoudingsvermogen, maar deze effecten zijn niet bewezen. Een tekort komt bijna nooit voor en een aanvulling met supplementen in ook niet nodig. Zink. Zink is belangrijk voor de opbouw van (spier)eiwitten, de groei, het afweersysteem, de afvoer van kooldioxide door de rode bloedcellen en de energiestofwisseling. Daarnaast is het een bouwsteen voor insuline en speelt het een rol in de glucose stofwisseling. Voorst wordt het in verband gebracht met een positief effect op het anaerobe prestatievermogen. Een tekort aan zink komt bijna nooit voor. Bij een langdurig teveel aan zink kan dit leiden tot een tekort aan koper.
4. Supplementen.
Suppletie bij sporters is een heel groot begrip, wat ontzettend veel informatie omvat. Er zijn veel verschillende soorten supplementen met verschillende werkingen en resultaten. Wel hebben ze allemaal het zelfde soort doel. De sportprestaties van de atleet verbeteren. Zoals al eerder vermeld zijn er veel verschillende soorten supplementen. Deze zijn onder te verdelen in vijf groepen. Namelijk: 1. Supplementen voor een betere weerstand en een fitter gevoel 2. Supplementen voor meer en sterkeren spieren 3. Supplementen voor een groter duurvermogen 4. Supplementen voor een verlaging in het vetpercentage 5. Supplementen voor een beter en sneller herstel Supplementen voor een betere weerstand en fitter gevoel. Wanneer sporters verkouden of futloos zijn, is er vaak geen sprake van een optimale training of andere prestaties. Daarvoor is het noodzakelijk, dat dit soort situaties weinig voorkomen bij iemand die traint voor een marathon. Het is dan ook noodzakelijk te achterhalen wat de slechtere weerstand en futloosheid veroorzaakt. Een vitamine of mineralen tekort kan futloosheid en een lage weerstand als gevolg hebben. Er zijn dan ook veel vitamine en mineralen supplementen op de markt. Deze zijn niet alleen verkrijgbaar voor sporters, maar ook bijvoorbeeld zwangere vrouwen maken hier gebruik van.
11
De vitaminen die bij een tekort futloosheid veroorzaken en die men dus kan slikken zijn B-‐ vitamines, vitamine C, Vitamine E en bètacaroteen. Daarnaast ook de spoorelementen zink en ijzer. Er zijn ook nog specifieke supplementen die je kan nemen om de fitheid te bevorderen, namelijk taurine, spirulina, cafeïne en guarana. Alleen van cafeïne en guarana is echter wetenschappelijk bewezen dat ze daadwerkelijk werken. Supplementen voor meer en sterke spieren. Spierkracht is bij veel sporten een belangrijk onderdeel. In zekere mate kun je dit trainen, maar soms kan er met training alleen niet genoeg bereikt worden. Dan kiezen sommige sporters voor suppletie. Er zijn verschillende soorten, zowel de supplementen voor spieropbouw als supplementen voor sterkere spieren. De meest bekende zijn wel de eiwitshakes. De eiwitten zijn belangrijk bij de opbouw en het herstel van de spieren. In de meeste westerse landen wordt de ADH voor eiwitten gewoon gehaald, dus dit heeft niet altijd nut. Sommige mineralen (magnesium, chroom en zink) zijn van belang bij de spieropbouw. Dit heeft echter alleen effect als er een tekort is en dit dus met suppletie wordt aangevuld. Er zijn nog specifieke supplementen die de prestaties van explosieve sporters verbeteren. Voorbeelden zijn: creatine, bèta-‐alanine, natriumbicarbonaat en natriumcitraat. Omdat deze supplementen bij hardlopers minder relevant zijn, zullen we hier niet verder op ingaan. Supplementen voor een groter duurvermogen. Een groter duurvermogen is iets dat bij een marathonloper van belang is. Een marathonloper moet immers een groot uithoudingsvermogen hebben. Bij suppletie voor een groter duurvermogen denken veel mensen aan doping. Een fenomeen wat in de duurportwereld helaas veel voorkomt. Er zijn echter ook legale supplementen die het duurvermogen vergoten. Namelijk ijzer(pillen), l-‐carnitine en cafeïne. IJzerpillen hebben alleen effect als er een tekort weer wordt aangevuld. Wanneer een sporter genoeg ijzer binnenkrijgt zullen ijzerpillen niks uitmaken. Over l-‐carnitine wordt heel veel beweerd, deze beweringen zijn alleen nog niet wetenschappelijk onderzocht en kunnen dus niet worden ondersteund. Cafeïne heeft wel een bewezen effect op het duurvermogen. Zo stimuleert het de vetafbraak, hierdoor kan er zuiniger worden omgegaan met het glycogeen dat is opgeslagen in de spieren. Een teveel aan cafeïne kan echter wel nadelige gevolgen hebben. Supplementen voor een verlaging in het vetpercentage. Een verlaging van het vetpercentage is iets wat veel mensen willen. Bij sporters is dit niet om in de bikini of zwembroek te passen, maar om bijvoorbeeld een bepaalde gewichtsklasse te halen. Als gezond eten en beweging niet de gewenste daling geeft, zijn er een tal van supplementen die beweren het vetpercentage (zo snel mogelijk) te verlagen. Vaak zijn deze supplementen niet goed voor sporters, omdat ze vocht afdrijven. Naast een nadelig effect op de sportprestaties is dit ook niet goed voor de gezondheid. Over cafeïne, chroom en l-‐ carnitine wordt ook beweerd dat ze de vetverbranding stimuleren. Alleen van cafeïne is de onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek
12
Supplementen voor een beter en sneller herstel. Een beter en sneller herstel betekend minder spierpijn en snel weer door kunnen trainen. Wat belangrijk is als je ergens naartoe traint. Wel is het erg belangrijk rust te nemen en genoeg te slapen. Een optimale inname van antioxidanten is erg belangrijk, omdat dit het herstel enorm bevorderd. Bij een normaal gezond dieet lukt dit bijna altijd. Supplementen voor een sneller herstel zijn melatonine en HMB. Melatonine is een lichaamseigen hormoon wat de slaap bevorderd, wel kan er gewenning optreden. HMB (beta-‐Hydroxy beta-‐Methyl-‐ Butyraat) is een stof waarvan wordt gezegd dat het de afbraakproducten in het bloed verminderd, dit zou dan minder spierpijn of spierschade opleveren. Voor topatleten biedt HMB niet heel veel resultaat. De bovenstaande supplementen zijn maar een klein onderdeel van het enorm brede scala aan supplementen dat er is. Suppletie kan soms een handig hulpmiddel zijn, maar in veel gevallen kan het ook negatieve gevolgen, zoals gewenning, met zich mee brengen. Wanneer iemand denkt aan suppletie is het altijd aan te raden om dit te overleggen met een arts. 5. De energiebehoefte. Voeding en sporten zijn twee begrippen die nauw samengaan. Voor geslaagde prestaties en een goede gezondheid is een juist voedingspatroon erg belangrijk. Van sporten krijg je energie, maar er is ook een goede energielevering nodig tijdens het sporten. Om optimaal en gezond te kunnen sporten moet een sporter rekening houden met zijn of haar energiebehoefte. Dit is de hoeveelheid energie die een persoon nodig heeft. Vanzelfsprekend is dat sporters een hogere energiebehoefte hebben dan mensen met bijvoorbeeld een zittende baan. Dit komt omdat zij tijdens het sporten ook meer energie verbruiken. Dit moet aangevuld worden. Voor de berekening van de energiebehoefte kan worden uitgegaan van de volgende formule: Energieverbruik = ruststofwisseling + lichaamsbeweging Hierbij wordt gekeken naar wat de persoon verband met lichaamsbeweging en in rust. De ruststofwisseling is het aantal calorieën dat men nodig heeft om het basaal metabolisme te onderhouden. Dus de energie die je lichaam nodig heeft voor de werking van de organen. Met lichaamsbeweging vanzelfsprekend ook calorieën en met de ruststofwisseling en lichaamsbeweging kun je dus de energiebehoefte berekenen. Zoals al eerder gezegd heeft een duursporter meer energie nodig, omdat deze simpelweg een stuk meer verbruikt dan een recreatieve sporter. Het is wel van belang dat de energie uit goede producten komt. Wanneer je veel sport moet je energieverbruik met goede voeding worden gecompenseerd. Voor topsporters worden dan ook vaak eetschema’s opgesteld door diëtisten. Niet goed eten in aanloop van een belangrijke wedstrijd kan nadelige gevolgen hebben op de sportprestaties.
13
6. Wat moet er allemaal gebeuren? 6.1 Tijdens en na de training. Wat te doen tijdens het lopen? Het is verstandig voor hardlopers die langer dan een uur lopen om tijdens de training of wedstrijd koolhydraten in te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door het drinken van sportdrank. Dit wordt voorgesteld omdat dit ervoor zorgt dat de spieren direct voorzien worden van bloedglucose en daardoor onmiddellijke energie. Tevens zorgt dit ervoor dat de glycogeenvoorraad gespaard blijft en er hierdoor voor een langere periode gelopen kan worden. Wat te doen na de training? Het is belangrijk om na een wedstrijd of training de gebruikte glycogeen voorraad weer bij te vullen. Dit gebeurt om na het hardlopen is te eten of te drinken wat veel koolhydraten bevat. Er is een kritiek periode van 30 minuten na het hardlopen, waarin de spieren heel ontvankelijk zijn voor koolhydraten. Het is daarom een goed idee om niet gelijk na de training te gaan werken of te haasten voor een afspraak, dit zorgt voor een minder goed herstel. Neem rust en eet een koolhydraatrijke maaltijd en het liefst in combinatie met eiwitten voor een goede spieropbouw. 6.2 Werken naar een wedstrijd toe. De voorbereiding voor een wedstrijd gebeurt al weken van te voren, niet alleen met trainen van de spieren maar ook met het eten van de juiste voeding. Een paar weken van te voren. Het is belangrijk om de calorie-‐inname gelijk te verhogen met de afstandsvergroting van de training. De verbranding gaat omhoog en er moet meer energie binnenkomen om dit in balans te houden. Als de calorie consumptie niet mee veranderd riskeert de sporter slechtere prestaties en verlies van de spiermassa. Een lage energie inname zorgt voor een laag spierglycogeengehalte en die maakt de training zwaarder en kan de immuniteit verlagen. Voorbeeld: als de sporter eerst 15 kilometer per week hardliep en dit verhoogt naar 30 kilometer per week moet er 1400 calorieën extra worden gegeten. Dit is 200 calorieën extra per dag. Het verhogen van de calorie-‐inname kan doormiddel van extra kleine maaltijden of consumptie van snacks. Let er wel op dat die gelijk verdeeld wordt over de dag , want het regelmatig binnekrijgen van calorieën en voedingsstoffen zorgt voor een gelijkmatig bloedsuikergehalte en aanvulling van het glycogeen. Hiernaast is het belangrijk om veel groente en fruit te eten. Deze zitten vol vitamines en antioxidanten en ze zorgen voor een betere immuniteit en ze dragen bij tot het onschadelijk maken van de extra vrije radicalen die tijdens intensieve training geproduceerd worden.
14
De week voor de wedstrijd. Het belangrijkste van deze week is de spieren volstoppen met glycogeen. Als deze voorraad hoog is zal de wedstrijd beter gaan. Glycogeen geeft energie en de sporter zal tijdens de wedstrijd minder snel moe worden. Verminder de duur en intensiteit van de training en hierbij de calorie-‐inname. Neem kleinere maaltijden en verdeel deze over de dag om de energie inname de verlagen. Hiernaast is het belangrijk om de samenstelling van voedingsstoffen in het lichaam te veranderen. Zorg ervoor dat de meeste calorieën uit koolhydraten (60-‐70% komen, minder uit vet (15-‐20%) en een variatie aan eiwitten. Pas op dat het aantal calorieën niet verhoogd wordt met de verhoging van de koolhydraten. Kies voor laag-‐glycemische maaltijden en producten, deze verbranden langzamer er is beter voor de opslag van glycogeen. Eén dag voor de wedstrijd. Als het goed is moet de glycogeen voorraad voldoende zijn en de spieren goed uitgerust. Het doel van deze dag is om de het aantal glycogeen een beetje te verhogen en het vermijden van valkuilen die de prestatie kunnen doen verlagen. Eet kleine maaltijden waar veel koolhydraten, weinig vetten en gemiddelde hoeveelheid eiwitten inzitten. Dit is om te voorkomen dat het spijsverteringskanaal overbelast wordt. Neem geen grote maaltijd de dag voor de wedstrijd, dit verstoord de spijsvertering van het ritme dat door de week is opgebouwd. Vermijd alcohol en blijf bij bekende maaltijden en voedingsmiddelen. De dag van de wedstrijd. Door de goede voorbereiding zit de glycogeenvoorraad helemaal vol. Voor de wedstrijd moet er wel voor gezorgd worden dat het glycogeengehalte van de lever aangevuld word, omdat het gehalte in de nacht daalt. De lever compenseert het vochtverlies tijdens de slaap door afbraak van glycogeen om het bloedsuikerspiegel op peil te houden. Door het eten van een goed gebalanceerd ontbijt kan de voorraad in de lever weer worden aangemaakt. Het is verstandig om 3 tot 4 uur voor de wedstrijd de laatste grote maaltijd te eten, omdat het een paar uur duurt voordat het eten goed verteerd is. Daarnaast is het goed om te streven naar een inname van 25-‐50 koolhydraten ieder uur voor de wedstrijd, dit is wel afhankelijk van lichaamsgewicht en de duur van de wedstrijd. Tevens is het belangrijk om genoeg te drinken voordat de wedstrijd begint. Het is verstandig om 2 uur voor de wedstrijd ten minste 400-‐600 milliliter water of sportdrank te drinken. Tijdens de wedstrijd. Het is verstandig om gelijk te beginnen met de inname van vocht, zeker in de eerste 30 minuten van de wedstrijd. Dit is om dehydratie te minimaliseren in plaats van op een later tijdstip te proberen om weer van voldoende vocht te voorzien. Daarom is het belangrijk om iedere 15 tot 20 minuten 150 tot 350 milliliter vocht binnen te krijgen. Als het dorstgevoel komt is dit een teken dat er te weinig vocht binnen is gekomen en dit is ten nadelen van de sportprestaties. (!)
15
Het is belangrijk om de juiste soort drank te kiezen, bij een wedstrijd die minder dan een uur duurt is het verstandig om gewoon water te drinken. Bij wedstrijden langer dan een uur kan er gekozen worden voor sportdrank. Hou wel vast aan eigen drinkgewoontes en probeer niet iets nieuws tijdens een sportprestatie. Na de wedstrijd. Wat veel marathonlopers vergeten is dat het na de wedstrijd nog niet afgelopen is met de voedingsstrategie. Het vochtverlies moet weer gecompenseerd worden en het glycogeengehalte weer worden bijgevuld. Dit is belangrijk om de dag na de wedstrijd normaal te kunnen functioneren. Voor iedere halve kilo die verloren is gegaan moet dit weer worden aangevuld met 750 milliliter water. Het is de beste keus om de eerste 30 min na de wedstrijd minstens 500 milliliter vocht binnen te krijgen en daarna elke 5 of 10 minuten te drinken totdat het vochtverlies weer is gecompenseerd. Als de urine donker van kleur is, misselijkheid optreedt of hoofdpijn moet er meer gedronken worden. Hiervoor is ook de keus aan sportdrank of water met een beetje zout . Probeer de eerste 30 minuten na de wedstrijd een snack te nemen met veel koolhydraten. Dit houdt in 1 gram koolhydraten per lichaamsgewicht, bijvoorbeeld een hardloper die 70 kilo weegt moet 70 gram koolhydraten innemen. Herhaal deze snack elke twee uur totdat er een maaltijd gegeten kan worden. Het duurt ten minste 24 uur om de glycogeenvoorraad weer aan te vullen na een korte wedstrijd, maar meer dan zeven dagen na een marathon.
7. Schema’s.
Het eerste schema is het trainingsschema van de student aan het ROC Mondriaan in Rotterdam. In het schema is een training gemaakt voor een beginnende hardloper. Deze training is als voorbeeld genomen voor de eet menu’s. Het eerste menu is voor Training met matige inspanning (maximaal 1 uur), tweede menu is voor Training met intensieve inspanning (meer dan een uur) en het derde menu is voor een rustdag. Voor menu 1 is het belangrijk dat de sporter voldoende koolhydraten binnen krijgt voor de energie en een gemiddelde hoeveelheid vet. Dit zijn beide brandstoffen die nodig zijn voor het energieverbruik. Hiernaast zijn de eiwitten belangrijk voor het herstel van de spieren. Voor menu 2 geld hetzelfde als voor menu 1 alleen worden hier nog meer koolhydraten geconsumeerd. Doordat de training langer is en intensiever is hier nog meer energie voor nodig en de belangrijkste brandstof is koolhydraten. Voor de rustdag is het belangrijkste dat er genoeg eiwitten binnen komen, dit komt omdat eiwitten belangrijk zijn voor het herstel van de spieren. Hiernaast worden er ook veel koolhydraten genuttigd, want de glycogeenvoorraad in de spieren moeten worden aangevuld.
16
17
7.2 Voorbeeld dagmenu 1: Training met matige inspanning (maximaal 1 uur) Maaltijd Ontbijt 3 volkoren boterhammen Besmeerd met Halvarine Pindakaas 2 plakjes Kipfilet Subtotaal: Tussendoor: Appel Handje amandelen Subtotaal: Lunch: 4 volkoren boterhammen Besmeerd met halvarine Kipfilet 2 plakjes schouderham Hüttenkase Subtotaal: Tussendoor: 2 boterhammen 2 plakken kipfilet Subtotaal: Diner: Volkorenpasta (100 gram ongekookt) Broccoli (250 gram) Saus met mager rundergehakt
Koolhydraten (gram) 45,7
Vetten (gram) 2,7
Eiwitten (gram) 8,8
Vezels (gram) 7,2
Energie (kcal) 258
0,1
4,0
0,1
0,0
36
1,8 0,0 47,6 12,0 1,6
7,8 1,0 15,5 0,0 7,8
3,9 4,2 17,0 0,4 2,9
0,9 0,0 8,1 2,3 1,6
94 28 416 54 91
13,6 60,8
7,8 3,6
3,3 7,8
3,9 9,6
145 344
0,1
6,0
0,2
0,0
54
0,0 0,5
0,5 2,0
2,1 5,2
0,0 0,0
14 41
0,8 62,2 30,4 0,0 30,4 65,0
1,3 13,4 1,8 1,0 2,8 2,5
3,7 19,0 5,9 4,2 10,1 12,0
0,0 9,6 4,8 0,0 4,8 9,5
29 482 172 28 200 352
5,0
0,3
8,0
73
8,4
7,0
10,0
10,3 0,3
18
122
(100 gram) Bereid in margarine (15 gram) Subtotaal: Tussendoor: Banaan Subtotaal: Totaal:
0,1
12,0
0,0
0,0
107
78,5 23,5 23,5 255,8 gram
21,8 0,3 0,3 61,6 gram
30,0 1,5 1,5 80,9 gram
20,1 2,5 2,5 49,0 gram
654 108 108 2005 kcal
Energiepercentages Koolhydraten
Vetten
Eiwitten
Vezels
5% 16%
51% 28%
19
7.3 Voorbeeld dagmenu 2: Training met intensieve inspanning (meer dan een uur) Maaltijd Ontbijt 2 volkoren boterhammen Besmeerd met Halvarine 2 plakjes Kipfilet 1 banaan Bakje havermoutpap (125 gram) Subtotaal: Tussendoor: Gedroogde vijgen (35 gram) Subtotaal: Lunch: 5 volkoren boterhammen Besmeerd met halvarine Aardbeienjam 2 plakjes schouderham 2 Vruchtenhagel Subtotaal: Tussendoor: 2 boterhammen 2 plakken kipfilet Appel Subtotaal: Diner: Zilvervliesrijst (200 gram) Bataat (100 gram) Linzen (75 gram) Tartaar (120
Koolhydraten (gram) 45,7
Vetten (gram) 2,7
Eiwitten (gram) 8,8
Vezels (gram) 7,2
Energie (kcal) 258
0,1
4,0
0,1
0,0
36
0,0 23,5 11,9
1,0 0,3 3,1
4,2 1,5 4,4
0,0 2,5 1,4
28 108 95
81,2 18,9
11,1 0,5
19,0 1,2
11,1 4,7
525 95
18,9 76,1
0,5 4,5
1,2 14,7
4,7 12,1
95 431
0,1
6,0
0,2
0,0
54
18,0 0,5
0,0 2,0
0,1 5,2
0,5 0,0
74 41
29,5 125,2 30,4 0,0 12,0 42,4 52,0
0,0 12,5 1,8 1,0 0,0 2,8 3,0
0,0 20,2 5,9 4,2 0,4 10,5 6,4
0,0 12,6 4,8 0,0 2,3 7,1 6,0
119 719 172 28 54 254 274
21,0
0,1
1,3
96
11,3 0,0
0,5 5,3
7,5 26,2
2,5 3,8 0,0
20
88 152
gram) Bereid in margarine (15 gram) Subtotaal: Tussendoor: 2 plakken ontbijtkoek Subtotaal: Totaal:
0,1
12,0
0,0
0,0
107
84,4 27,1
20,9 0,7
41,4 1,3
12,3 1,2
714 123
27,1 379,2 gram
0,7 48,5 gram
1,3 93,6 gram
1,2 49,0 gram
123 2430 kcal
Energiepercentages Koolhydraten
Vetten
Eiwitten
Vezels
4%
15%
18% 63%
21
Voorbeeld dagmenu 3: rustdag. Maaltijd Ontbijt Bakje magere Yoghurt (125 gram) Muesli (50 gram) 1 banaan Subtotaal: Tussendoor: 2 rijstwafels 1 gekookt ei Pindakaas Subtotaal: Lunch: 5 volkoren boterhammen Gerookte zalm (50 gram Philadelpia (30 gram) 2 plakjes schouderham 2 besmeerd met halvarine Subtotaal: Tussendoor: kwark (70 gram) Appel Subtotaal: Diner: Biefstuk (150gram) Bereid in margarine (15 gram) Aardappels (100 gram)
Koolhydraten (gram) 3,1
Vetten (gram) 0,1
Eiwitten (gram) 2,4
Vezels (gram) 0
Energie (kcal) 23
33,3
3
5
4,3
190
23,5 59,9 11,9 0,4 1,8 14,1 76,1
0,3 3,4 0,6 6,7 7,8 15,1 4,5
1,5 8,9 1,3 7,7 3,9 12,9 14,7
2,5 6,8 0,7 0 0,9 1,6 12,1
108 321 60 92 94 246 431
0
5,6
12,5
0
100
0,8
9,6
2,4
0
98
0,5
2,0
5,2
0,0
41
0,6
2,5
0,3
0
26
78 2,5
24,2 0,3
35,1 9,1
12,1 0
696 50
12,0 14,5 0
0,0 0,3 5,3
0,4 9,5 35,7
2,3 2,3 0
54 104 191
0
4,1
0
0
36
17
0,1
2
2,5
82
22
Spinazie (120 gram) Subtotaal: Tussendoor: 2 plakken ontbijtkoek Subtotaal: Totaal:
0,7
0,4
3
2,4
18
17,7 27,1
8,1 0,7
27,8 1,3
4,9 1,2
263 123
27,1 211,3 gram
0,7 51,8 gram
1,3 95,5 gram
1,2 28,9 gram
123 1753
Energiepercentages Koolhydraten
Vetten
Eiwitten
Vezels
3%
22% 48%
27%
23
Literatuur
1. Meltzer, S. Fuller, C. (2006). Sport en Voeding. Een praktische leidraad voor sportvoeding. Utrecht: Veltman Uitgevers. 2. Harms-‐Aris, C. Geerets, T. (2002). Sportkookboek. Gezonde en lekker recepten voor (top)sporters (2e druk). Nieuwegein: Arko Sports Media BV. 3. Harms-‐Aris, C. Geerets, T. (2005). Sportvoedingswijzer. Alles over eten en drinken voor actieve mensen. Nieuwegein: Arko Sports Media BV. 4. Shorter, F. (2010). Hardlopen. Voor een fit en gezond lichaam. Baarn: Forte uitgevers B.V. 5. Harms-‐Aris, C. Geerets, T. (2012). Sportvoedingsatlas. Een wereld te winnen. Nieuwegein: Arko Sports Media BV.\ 6. Voedingscentrum. (2006). NEVO-‐tabel. Nederlands voedingsstoffen bestand. Den Haag: Stichting Voedingscentrum Nederland Uitg. 7. Voedingswaardetabel.nl. De voedingswaarde. Geraadpleegd mei, 2015. Beschikbaar via: http://www.voedingswaardetabel.nl 8. Mayur K. Ranchordas, David Rogerson, Alan Ruddock, Sophie, C. Killer and Edward M. Winter. Nutrition for Tennis: Practical Recommendations. Journal of Sports Science and Medicine (2013) 12, 211-‐224 9. NocNsf.nl. E-‐learning model voeding. Geraadpleegd mei, 2015 beschikbaar via: http://elo.nocnsf.nl/CMS/Centrale%20informatiemap/voeding%20topsport/0401/04 01/system/cursus.html
24