POËZIE IN BEELD GEDICHTEN SCHRIJVEN
LESBRIEF K&C
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
OËZIE SCHRIJVEN Hier volgt een schrijfopdracht die resulteert in gedichten van 5 regels. Deze gedichten kunnen dienen als uitgangspunt voor de beeldende opdrachten. Deze opdracht is ontleend aan: Weten waar de woorden zijn, een methodiek creatief schrijven
voor leerkrachten en schrijfdocenten, Mariet Lems, IseoPublishers 2010. Lievelingsplek U vertelt kort over een plek waar u graag bent. Met zoveel mogelijk zintuiglijke indrukken. U vraagt de leerlingen naar hun favoriete plek. Deze moet specifiek zijn, bv de camping, het zwembad, de tuin van oma, de manege. Laat sommigen kort vertellen zodat anderen op ideeën komen. Vraag iedereen nu een plek in gedachten te nemen en deze te noteren. Bespreek met de leerlingen wat zintuigen zijn. Vertel dat een dichter schrijft over wat op een plek te zien is, geluiden die daar te horen zijn, een geur enzovoort. Zo kun je die plek goed voor je zien. Elke leerling schrijft op het zintuigblad kernwoorden over de gekozen plek. Bij het oog en het oor zullen de meeste woorden terecht komen. Toch dwingen de andere rubrieken tot verdieping. Bij tasten past alles wat jij aanraakt of wat jou aanraakt. Dus bv zacht mos onder je voeten, wind in je haren, een hond aaien. Het ingevulde zintuigenblad dient als ondersteuning voor het maken van het gedicht. Stap 1 Het gedicht Op de achterkant van het zintuigblad wordt onder elkaar genummerd van 1 t/m 5. U geeft regel voor regel aanwijzingen voor het gedicht. Regel 1: een korte zin die de plek beschrijft zonder werkwoord en persoon(svorm) erin, bijvoorbeeld: In de sporthal, Op de camping in …, In de tuin bij mijn oma, enzovoort. Regel 2: een zin met ik erin. Wat doe je op die plek? Regel 3: een zin met dingen die je ziet. Regel 4: een zin met geluiden of geuren. Regel 5: even openlaten Stap 2 Iedereen leest zijn tekst door en bedenkt voor regel 5 een verrassende afsluiting. Vervolgens schrijven de ll. het gedicht op een leeg papier, zonder regelnummers. Stap 3 Voorlezen in tweetallen en nabespreken. Nu kunnen de leerlingen in groepjes een gedicht van 5 regels maken. Deze gedichten worden gebruikt om op de poëziebanieren vorm te geven. Ze kunnen zelf het thema kiezen.
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
ACHTERGRONDINFORMATIE WAT IS EEN GEDICHT ? Kinderen en volwassenen vragen vaak: Wat is een gedicht nu eigenlijk? De gemakkelijkste manier om kinderen te leren een gedicht te herkennen is: Kijken naar de lay-out. Laat een bladzijde zien waar een gedicht op staat, en vergelijk deze met een bladzijde waar een verhaal of informatieve tekst op staat. Het verschil is meteen duidelijk. Je herkent een gedicht aan de vorm: korte regels, met veel wit eromheen Maar er is meer: een gedicht is: veel zeggen met weinig woorden een gedicht is als een liedje dat je spreekt, een opzegversje een gedicht rijmt een gedicht rijmt niet altijd een gedicht is soms een soort verhaal een gedicht is soms net een puzzel in een gedicht staan bijzondere woorden een gedicht is soms net een schilderij een gedicht vertelt wat de dichter gedacht of gezien heeft een gedicht maakt het onmogelijke mogelijk
Mies Bouhuys, die veel kindergedichten schreef, zegt het zo: Ik zie, ik zie wat jij ook ziet. Hoe jij het ziet dat weet ik niet, ik zeg het zoals ik het zie en dat heet poëzie
K. Schippers schreef: Gedicht In dit gedicht is geen woord te veel Neem je er iets af dan is het niet meer heel
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
Een dichter gebruikt de taal op een speciale manier. Vaak speelt hij of zij met woorden en klanken. Zoals Joke van Leeuwen: de slome slak slaapt in de slappe sla (alliteratie) en:
Ik voel me ozo heppie Ik voel me ozo heppie zo heppie deze dag, en als je vraagt wat heppie als ik eens vragen mag, dan zeg ik: hoe wat heppie wat heppik aan die vraag, heppie nooit dat heppieje dat ik hep vandaag?
RIJM, RITME EN HERHALING Drie belangrijke hulpmiddelen zijn: rijm, ritme en herhaling. Je vindt dit terug in opzegversjes, liedjes en aftelrijmpjes. Deze zijn daardoor gemakkelijk te onthouden: Iene miene mutte, tien pond grutten, tien pond kaas, Iene miene mutte is de baas Hier is eindrijm: regels eindigen met rijmwoorden: mutte en grutten, kaas en baas. Er is ook binnenrijm: iene en miene en tien. Het ritme is opvallend. Dit alles maakt het versje of gedicht tot een eenheid. Ienne Biemans: Mijn naam is Ka. Ik denk dat ik besta. Knoop en draad - inderdaad. Melk en beker - zeker. Bloem en vaas - sinterklaas. Schoen en lepel - 'tuurlijk. Lepel is figuurlijk. Je kunt er niet van eten. Dat moet je even weten. Hol en muis - zo vast als een huis. Oog en gezicht - allicht. Mijn naam is Ka. Ik denk dat ik besta.
Als kinderen poëzie gaan schrijven kunt u benadrukken dat het NIET hoeft te rijmen.
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
GEDICHTEN SCHRIJVEN De belevingswereld van kinderen staat dicht bij het denken van de dichter. Kinderen verwonderen zich over de wereld, over dingen die de meeste volwassenen vanzelfsprekend vinden. Anderzijds kijken kinderen niet op van onmogelijke gebeurtenissen, de vermenging van droom en werkelijkheid. De fantasie speelt nog een voorname rol. Spelen met taal en associëren ligt in de aard van jonge kinderen, maar geleidelijk aan ontwikkelen sommige kinderen een ingebouwde criticus of een soort faalangst. Het creatieve schrijfproces verloopt veel natuurlijker en gemakkelijker als de leerlingen bij het schrijven een werkwijze volgen van: * mogelijke onderwerpen verzamelen ( zie: lijstjes maken) * hieruit een onderwerp kiezen * trefwoorden verzamelen bij het onderwerp ( associëren) ( zie clustering) * een versvorm kiezen * het eigenlijke gedicht schrijven Zo wordt het probleem van een onderwerp kiezen en “wat moet ik dan schrijven” ontrafeld. Als de leerlingen bovendien een praktische vorm als acrostichon, elf of rondeel krijgen aangereikt, kunnen ze deze ‘invullen’ vanuit hun woordenschat. Maar natuurlijk zijn ook vrije verzen prachtig!
LIJSTJES MAKEN Een eenvoudige manier om ideeën te verzamelen is: individueel een lijstje maken naar aanleiding van een opgegeven onderwerp. Bijvoorbeeld: kleuren, lievelingsdieren, dingen waar je een hekel aan hebt, soorten eten, speelgoed, familieleden, schoolvakken, kleren enz. Als de lijst klaar is vraagt u elk kind om één onderdeel te kiezen en dit te omcirkelen. Het opstellen van de lijst geeft een gevoel van overzicht en zorgt voor originele ideeën. Het probleem meteen iets moois te moeten maken is uitgesteld. In de vrijblijvendheid zit de ruimte om rustig te kunnen nadenken. Pas daarna wordt een keus gemaakt: waar wil je het liefste over schrijven?
ASSOCIËREN Associëren is dingen in gedachten met elkaar in verband brengen. De leerlingen schrijven bij het uitgekozen woord of onderwerp zoveel mogelijk trefwoorden of korte zinnetjes. ‘Waar doet het woord je aan denken? Wat zie je, wat ruik je, wat proef je, wat hoor je…waar is het? Welke kleuren, welke omgeving, wat doe je… Er zijn verschillende associatietechnieken. De woordspin is de bekendste hiervan. U kunt de kinderen ook laten associëren bij afbeeldingen. Een goedgekozen foto, tekening of afbeelding van een schilderij kan een prima startpunt voor associaties zijn. Laat de kinderen in trefwoorden opschrijven waar de afbeelding aan doet denken. Laat na afloop de kinderen in tweetallen een minuut aan elkaar vertellen wat ze bedacht of opgeschreven hebben. Dit stimuleert het creatieve proces en de openheid.
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
CLUSTEREN Een prettige en effectieve associatietechniek is ‘clustering’, het Engelse woord voor samenbundelen. In Nederland worden termen als woordspin en dichtweb gebruikt. Doel is zoveel mogelijk beeldende associaties rond een woord of begrip te verzamelen. Elk woord kan dienen als uitgangspunt. Om te oefenen beginnen we met een kleur. Schrijf de kleur in het midden van een lege bladzijde. Je omcirkelt het woord. Daarna ga je woorden opschrijven waar je aan moet denken als je aan die kleur denkt. Omcirkel ook de nieuwe woorden en verbind ze met een lijn met het eerste woord. Op de nieuwe woorden kun je weer verder doordenken. Uitbreiding met tekeningetjes leidt tot een simpele mindmap. Neem voor de cluster 5 à 10 minuten de tijd. Bekijk de woorden die je zo verzameld hebt. Schrijf een tekst of gedicht ( het hoeft niet te rijmen), waarin je een aantal woorden uit je ‘cluster’ gebruikt. Het hoeft geen logisch verhaal te worden!
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
EENVOUDIGE
OËZIEVORMEN:
NAAMDICHT Heel geschikt als warming-up. Zet de letters van je naam in hoofdletters onder elkaar links op een bladzijde. Verzin bij elke letter een woord dat je mooi vindt. Egel Liniaal Indiaan Natuur Ei
over een tijger:
Tanden IJsberen Grommen Energiek Roofdier
Maak ook een naamdicht voor degene die naast je zit.
ELF Voor jong en oud blijft de elf een fantastische oefenvorm en voorbereiding op het schrijven van poëzie. Zo langzamerhand is de elf ingeburgerd in het taalonderwijs. Hierbij - misschien ten overvloede – de vorm: Een elf bestaat uit elf woorden. De eerste regel telt één woord, de tweede regel twee, de derde drie, de vierde vier woorden en de vijfde weer één woord om het gedicht af te maken. Kijk naar de volgende kleurelf en tel zelf: rood je wangen het heeft gesneeuwd sleeën van de heuvel roetsj
lekker in bed wat kruipt daar? een zwarte harige spin help!
Werkwijze: Laat de kinderen individueel eerst een kleurenlijst maken en een kleur uitkiezen. Maak dan met de hele groep gezamenlijk een kleur-elf op het bord, zodat iedereen goed snapt wat de bedoeling is. Ter ondersteuning kun je per regel aanwijzingen geven: Bijvoorbeeld: 1. een kleur 2. iets dat die kleur heeft 3. waar of wanneer is het 4. nog een toevoeging, (of: een vraag) 5. slotwoord, liefst verrassend Daarna gaan de kinderen zelf een kleur-elf maken. Meer elfen maken mag natuurlijk ook! ‘Als alle vijf regels klaar zijn, kun je kijken of je tevreden bent. Wil je nog iets veranderen? Doe het dan! ‘ Elfen kun je schrijven over alle mogelijke onderwerpen: feest, dieren, namen, school. Schrijf je elfen mooi op een papier en maak er een tekening bij.
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
EEN-TWEE-DRIETJE Regel Regel Regel Regel Regel Regel Regel
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
oftewel sneldicht
een plek in huis of buiten ( ongeveer 5-7 woorden) een zin met een kleur op die plek een geluid op die plek of in de verte vertel iets over het weer. vertel wat er gebeurt door dat weer een regel met ik erin die doorloopt in de plek van regel 1 waarin nu iets veranderd is.
VIJFJE of QUINTIJN 5 regels met een vast aantal lettergrepen. ( U kunt variëren) Regel 1: het onderwerp van het gedicht. Regel 2: beschrijving van het onderwerp in 4 lettergrepen. Regel 3: iets dat beweegt in 6 lettergrepen. Regel 4: een gevoel dat daaraan gekoppeld is in 8 lettergrepen. Regel 5: het onderwerp anders beschreven in 2 lettergrepen. Of zonder gegeven lettergrepen. Regel 1: een tijdstip van dag, maand of jaar. Regel 2: wat gebeurde er toen? Regel 3: hoe het gebeurde, of wat er verder over te vertellen is. Regel 4: herhaling van regel 1. Regel 5: een vervolg op ‘wat gebeurde er toen?’
KLANKGEDICHT In een klankgedicht is het ritme van groter belang dan de inhoud: de klanken zijn vaak nietbestaande woorden. De titel geeft betekenis. • Maak een lijstje van onderwerpen met specifieke klanken. Bijvoorbeeld dieren, apparaten of andere voorwerpen, handelingen. Kies hier één van uit. • Bedenk welke geluiden bij jouw onderwerp horen, en schrijf deze op. Maak hier klankassociaties bij. Varieer hierop. • Maak van deze klankwoorden een gedicht. Klank en ritme zijn het belangrijkst. Herhaling is hier een handig stijlmiddel • Lees je gedicht een paar keer hardop om te horen of het goed loopt en leuk is. • Geef je gedicht een titel.
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
RONDEEL Een rondeel is een versvorm waarin bepaalde regels als een soort refrein terugkeren. Dat maakt het stevig en rond. Hier volgt een opdracht voor een rondeel van 8 regels. Hierbij liever geen rijm gebruiken! Fase 1: Inhoud verzamelen! De leerlingen maken een lijstje, bijvoorbeeld van dieren Ze kiezen de leukste uit om over te schrijven. De keus omcirkelen In trefwoorden schrijven ze uiterlijke kenmerken, eigenschappen en iets over de leefomgeving van het dier op. Kleuren, geuren, geluiden, speciale details. Bewegingswerkwoorden, passend bij het dier. Uitwisselen in tweetallen. Vervolgens gaan de leerlingen een rondeel schrijven: Maak van tevoren duidelijk dat een regel 5 tot 7 woorden heeft. Korter mag ook. Het verdient aanbeveling om het gedicht klassikaal regel voor regel ‘op te geven’. Ieder kind maakt wel individueel een tekst. U kunt eventueel tevoren een gezamenlijk rondeel maken op het bord. Regel Regel Regel Regel Regel Regel Regel Regel
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8:
Gaat over het dier, er komt een bewegingswerkwoord in voor Hoe ziet het dier eruit Hier komt een kleur in voor. Iets over de plek waar het dier leeft. Er komt een geluid in voor Herhaal regel 1 Wat doet het dier ( plus bewegingswerkwoord) Hierin schrijf je nog iets bijzonders herhaal regel 1 herhaal regel 2
Wensrondeel: - Regel 1: begint met ‘ik wens (dat ik)’ en dan de geheime wens. - Regel 2: waar gebeurt het?, waar ben je? Er komt een kleur in voor. - Regel 3: iets wat er bijzonder aan is, of wat je erg leuk vindt. - Regel 4: hetzelfde als regel één. - Regel 5: wat beleef je, of wat ga je doen? - Regel 6: nog iets bijzonders hierover vertellen. - Regel 7: hetzelfde als regel 1. - Regel 8: hetzelfde als regel 2. Ik wens dat ik kan vliegen Hoog boven de groenblauwe aarde De trekvogels zijn mijn vrienden Ik wens dat ik kan vliegen We vliegen samen naar Afrika Ik zie zee, pyramides en woestijn Ik wens dat ik kan vliegen Hoog boven de groenblauwe aarde
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
VOORBEELDEN VAN VORMGEGEVEN GEDICHTEN
Hoe weet je de weg Hoe weet je de weg op zee, kapitein? Hoe weet je waar je moet zijn? Daar is nergens een huis, daar is nergens een straat, daar is nergens een bord waar de naam op staat van de stad waar je morgen moet zijn. Hoe weet je de weg, kapitein? Willem Wilmink
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
SUPERGUPPIE Alle guppen die ik had, zwemmen nu in onze kat. Nou ja, waarschijnlijk zijn ze dood, hij viste zo, zó met zijn poot. Er is er één maar die hij miste. O, omdat hij zich vergiste? Katje dom en van de tel? Of zwom die ene veel te snel? Maakt niet, kan me niet schelen liever dan dat hele kluppie heb ik deze in zijn uppie: Superguppie in mijn kom. Er nog zijn, dáár gaat het om. Edward van de Vendel
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra
AANBEVOLEN LITERATUUR Jolien de Vries van de Bibliotheek Hoogeveen heeft voor POËZIE IN BEELD een leskoffer samengesteld met geschikte poëziebundels. Lees hier vooral veel uit voor en laat de leerlingen er in lezen. Het huis lijkt wel een schip Handleiding voor het poëzieonderwijs op de basisschool Auteur: Jacques Vos ISBN 90 5574 356 9 Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is. gedichten voor kinderen van alle leeftijden gekozen door Tine van Buul en Bianca Stigter ISBN 90 214 5571 4 Weten waar de woorden zijn Methodiek creatief schrijven voor leerkrachten en schrijfdocenten Auteur: Mariet Lems Hans & Monique Hagen Edward van de Vendel Sjoerd Kuyper Ienne Biemans Ted van Lieshout Hans Kuyper Theo Olthuis Jan van Coillie
-
Van mij en van jou De groeten van Superguppie Ik blijf altijd bij je Paperasje Twee ons liefde Kat in ’t bakkie, rijmen is een makkie In je hoofd kun je alles Er staat een taart in lichterlaaie
Bij de Stichting Plint zijn poëzieposters en ansichtkaarten verkrijgbaar. Download de gratis brochure meteen! http://bit.ly/10bPVTs Stichting Plint, Postbus 164, 5600 AD Eindhoven Tel. 040 2454001 www.plinternet.nl SKEP – Stichting Kinderen en Poëzie www.skep.nl
Poëzie in Beeld K&C Nicolette Leenstra