-
Océ Posterizer™ Pro Designer
Posters voor de verkoop
o
Gebruikershandleiding Applicatiegids
Copyright © copyright-2010 Océ Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, gekopieerd, bewerkt of overgedragen in welke vorm dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Océ. Océ geeft geen volledigheidsverklaring of garanties met betrekking tot de inhoud van deze handleiding. Océ geeft geen impliciete garantie met betrekking tot de verhandelbaarheid of de geschiktheid voor een bepaald doel. Verder behoudt Océ zich het recht voor deze publicatie van tijd tot tijd inhoudelijk te wijzigen zonder de verplichting anderen hiervan op de hoogte te stellen.
Edition: 2010-12
Inhoud
Inhoud Hoofdstuk 1 Voorwoord..........................................................................................................7 Handelsmerken...........................................................................................8 Opmerkingen voor de lezer.......................................................................9 Hoofdstuk 2 Océ Posterizer™ - Presentatie ........................................................................11 Océ Posterizer Pro ...................................................................................12 De module Designer ...............................................................................15 Hoofdstuk 3 Inleiding tot de Module Designer ...................................................................17 Kennismaking met de belangrijkste concepten.....................................18 Kennismaking met de interface van Module Designer.........................22 Controleer de 'Programmamappen' ......................................................25 Hoofdstuk 4 Configureren van Module Designer ...............................................................27 Omgeving configureren...........................................................................28 Wat is een omgeving.........................................................................28 Een omgeving maken of openen......................................................29 Een omgeving wijzigen of verwijderen............................................31 Aanmelden als systeembeheerder.........................................................32 Configureren van de FTP-verbinding.....................................................33 Definiëren van de FTP charterinstellingen - uitsluitend beheerders......................................................................................................33 Open de FTP-map van de charter ....................................................35 Klaarmaken van Module Designer voor gebruik...................................36 Wat is een charter...............................................................................36 Een charter importeren......................................................................38 De FTP-verbinding testen..................................................................39 De lokale printer configureren................................................................40 De printer configureren......................................................................40 Configureren van Module Designer-gebruikersvoorkeuren.................42 Configureer het ontwerppaneel........................................................42 Definieer de eenheden van Module Designer..................................44 Definieer de taal voor de gebruikersinterface..................................45 Configureren van de standaardinstellingen voor de objecten.......46 Definieer het beheerderswachtwoord..............................................48 Hoofdstuk 5
3
Inhoud
Basisfuncties voor het maken en uploaden van uw eerste sjabloon..........49 Uw eerste sjabloon maken......................................................................50 Uw eerste sjabloon voorbereiden voor gebruik in de Data Entry-module................................................................................................................52 Hoofdstuk 6 Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen..........................55 Wat is een sjabloon..................................................................................56 Een sjabloon maken of openen...............................................................57 Sjablonen maken: Overzicht..............................................................57 Een sjabloon maken...........................................................................59 Bestaande sjabloon openen..............................................................60 Definiëren van de sjablooneigenschappen............................................62 Dit toont het formaat van de sjabloon..............................................62 Definieer de eigenschappen van een sjabloon................................64 Definieer de geavanceerde eigenschappen van een sjabloon.......66 Definieer de lettertypen van de sjabloon.........................................67 Inhoud van een sjabloon maken.............................................................69 Objecten invoegen en objecteigenschappen definiëren.................69 Een object in sjabloon invoegen en manipuleren.....................69 Definieer de eigenschappen van een object..............................71 Definieer de inhoudbron van een object....................................77 Gebruik het object 'Tekst' ...........................................................80 Gebruik het object 'Afbeelding' ..................................................86 Gebruik het object 'Vorm' ...........................................................90 Gebruik het object 'Barcode' ......................................................92 Gebruik het object 'Prijs' .............................................................93 Gebruik het object 'Formule' ......................................................95 Objecten in een sjabloon indelen......................................................99 Gebruik de gereedschappen om een object te positioneren....99 Groeperen van de objecten.......................................................101 De objecten positioneren...........................................................103 Werken met meerdere objecten................................................107 Dupliceren van een object.........................................................108 Vergrendelen van de objectpositie...........................................110 Elementen van een sjabloon verwijderen......................................112 Een element van de sjabloon verwijderen...............................112 Een handeling ongedaan maken...............................................113 Geavanceerde functies.....................................................................114 Een 'Opdrachtscheider'-sjabloon maken..................................114 Gekoppelde sjablonen maken...................................................115 Manipuleren van de beelden.....................................................117 Aangepaste kleuren definiëren..................................................120 Sjablonen voorbereiden voor gebruik in de data Entry-module........123 Sta wijzigingen in het ontwerp op een poster toe.........................123
4
Inhoud
De 'Gegevensinvoer' eigenschappen van een object...................126 Definieert de weergavevolgorde van de objecten.........................129 Definieer de Data Entry instellingen van een database................135 Sjabloon bekijken...................................................................................137 Sjabloon bekijken in Module Designer...........................................137 Voorbeeld bekijken van de sjabloon in Gegevensinvoer..............138 Formules maken in Formula Editor .....................................................139 Wat is een formule...........................................................................139 OpenenFormula Editor.....................................................................140 Maak hier kennis mee Formula Editor............................................141 Een nieuwe formule maken.............................................................143 Een formule bewerken.....................................................................146 Een formule testen...........................................................................148 Geavanceerde functies.....................................................................149 Een formulebestand maken.......................................................149 Formules importeren..................................................................150 Hoofdstuk 7 Een sjabloon opslaan en exporteren.............................................................151 Een sjabloon opslaan.............................................................................152 Een charter uploaden naar FTP.............................................................153 Geavanceerde functies..........................................................................154 Een charter exporteren....................................................................154 Berichten toevoegen aan een charter.............................................155 Een selectie van het charter exporteren naar zip...........................156 Hoofdstuk 8 Werken met de optie Automation ...............................................................159 Database verbinden met de sjabloon...................................................160 Verbinden met een database...........................................................160 De databaseverbinding beheren.....................................................162 Objecten verbinden met de databasevelden.................................163 Inhoud van de verbonden database bekijken................................165 Geavanceerde functies..........................................................................166 Lagen maken en beheren................................................................166 Wat is een laag............................................................................166 De lagen bekijken........................................................................167 De inhoud van een laag definiëren...........................................168 Definieer het afdrukgedrag van de lagen.................................170 Een conditie definiëren in een laag...........................................172 De achtergrondkleur van een laag definiëren..........................175 Een pakketsjabloon gebruiken........................................................176 Wat is een pakketsjabloon.........................................................176 Open een pakketsjabloon...........................................................179 Een pakketsjabloon maken........................................................180
5
Inhoud
Hoofdstuk 9 Bijlage..............................................................................................................183 Informatie over 'Foutopsporingsvenster' ............................................184 Ondersteunde bestandsindelingen.......................................................185 Operators ondersteund in Formula editor...........................................186
6
Hoofdstuk 1 Voorwoord
Handelsmerken
Handelsmerken Océ, Posterizer Pro zijn geregistreerde handelsmerken van Océ. Microsoft®, Windows®, Access ®, ActiveX ® Data Object, ODBC ™, Windows XP®, Windows Server 2003®, Windows Vista® , Windows Server 2008® en Windows 7® zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft® Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Oracle ® en Oracle-database zijn geregistreerde handelsmerken van Oracle en/of zijn dochterondernemingen. BDE is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van Borland Software Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. DB2® is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van IBM Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. De producten in deze publicatie worden aangeduid met de algemene handelsnamen. In verreweg de meeste gevallen gaat het bij deze namen om handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de desbetreffende bedrijven.
8
Hoofdstuk 1 - Voorwoord
Opmerkingen voor de lezer
Opmerkingen voor de lezer Inleiding Deze handleiding helpt u bij het gebruik van Posterizer Pro. De handleiding bevat een beschrijving van het product en de richtlijnen om Posterizer Pro te gebruiken en bedienen. Definitie Aandachtspunten Bepaalde onderdelen in deze handleiding verdienen extra aandacht. Deze onderdelen kunnen beschikken over het volgende: ■ Aanvullende algemene informatie, bijvoorbeeld informatie die van pas komt wanneer u een taak uitvoert. ■ Informatie ten behoeve van het voorkomen van beschadigingen aan eigendommen.
Opmerking, Let op en Waarschuwing De woorden Opmerking en Let op duiden op belangrijke informatie. De aandachtspunten met de bijbehorende pictogrammen#
Woord
Pictogram
Geeft aan
Opmerking
Tips of aanvullende informatie over de juiste bediening van het product.
Let op
Informatie ten behoeve van het voorkomen van beschadigingen aan eigendommen, bijvoorbeeld schade aan het product of aan bestanden.
Hoofdstuk 1 - Voorwoord
9
Opmerkingen voor de lezer
10
Hoofdstuk 1 - Voorwoord
Hoofdstuk 2 Océ Posterizer™ - Presentatie
Océ Posterizer Pro
Océ Posterizer Pro Inleiding Wij presenteren het meest efficiënte signage-softwarepakket voor de retailomgeving. Posterizer Pro-software is een volledig geïntegreerde signage-oplossing voor de retailbranche voor prijsposters voor de korte termijn tot prijsetiketten, raamposters, banners of andere POS-signage. Met Posterizer Pro-software kan een interne of externe printprovider snel en gemakkelijke voordelige, professionele en JIT-uitingen voor retailers uit het midden- en kleinbedrijf verzorgen. Afbeelding Print Provider Shop
FTP server (anywhere on the Internet, possibly hosted by Print Provider)
Templates Customer 1 Templates Customer 2
late rs
Tem p
Pos ters
ste Po
Templates
Designer Module s
Data Entry Module
Wide Format
s
er
st
Po
Print Manager Jo Module b s
Small Format
Client module Client module
Posters
Products database server
Retail Store – Customer 1 Products table
Retail Store – Customer 2
Globale workflow Een standaard Posterizer Pro-signageworkflow kent drie stappen:
12
Hoofdstuk 2 - Océ Posterizer™ - Presentatie
Océ Posterizer Pro
#
1. Design Met de Designer-module ontwerpt u een sjabloon op maat door het grafisch charter van de eindgebruiker te implementeren en alle benodigde velden (zoals tekst, afbeeldingen, prijsformules e.d.) te positioneren en te configureren.
2. Handmatige of geautomatiseerde gegevensinvoer Met de Data Entry-module vult u de sjabloon automatisch om een batch met posters te maken door een koppeling met een database te maken. U kunt de informatie desgewenst handmatig invoeren om per direct posters te maken.
3. Geautomatiseerd printen. De slimme Print Manager-module zorgt voor: - Screening van de opdrachten op basis van vooraf ingestelde criteria - Definiëren van de beste nesting voor optimaal materiaalgebruik - Verzenden van de opdracht naar de juiste printer Zodra uw workflow is ingesteld, kan de Posterizer Pro-software een volledig nieuwe batch met posters genereren in slechts een paar minuten – nagenoeg zonder interventie van een operator.
Hoofdstuk 2 - Océ Posterizer™ - Presentatie
13
Océ Posterizer Pro
De Océ Posterizer Automation-optie De Automation-optie is een optie van Posterizer Pro. Met deze optie kunt u uw productiviteit sterk verhogen door een aantal routinetaken te automatiseren en het systeem te koppelen aan complexe databases voor automatische gegevensinvoer en batchprinting. Met de Automation-optie worden de volgende functionaliteiten geactiveerd: ■ ■
■
■
Lagenbeheer: u definieert krachtige sjablonen met een dynamische lay-out Sjabloonverbinding met productdatabases van klanten: u genereert posters op basis van de records van een database (bijv. Access, SQL, Oracle, ...) Lay-outsjablonen: u maakt lay-outs op maat voor het printen van meerdere pagina's per vel Database-aanvragen: u genereert een batch met posters vanuit een opdrachtbestand
De Océ Posterizer Multi Printers-optie De Multi Printers-optie is een optie van Posterizer Pro. Océ Posterizer kan standaard worden aangesloten op elke kleinformaatprinter (maximale uitvoer 12 x 18") en op bepaalde grootformaatprinters (neem contact op met uw plaatselijke verkoopvertegenwoordiger voor meer informatie). Met de Multi Printers-optie kunt u Océ Posterizer aansluiten op ELKE door een Windows-driver aangestuurde grootformaatprinter die op de markt te vinden is.
14
Hoofdstuk 2 - Océ Posterizer™ - Presentatie
De module Designer
De module Designer Inleiding Deze module wordt gebruikt voor het maken van een postersjabloon die alle chartervereisten en de generieke indeling van de signalering bevat.
Een set retail-specifieke en gebruiksvriendelijke gereedschappen is beschikbaar voor het geheel nieuw ontwerpen van een sjabloon, of om een bestaande sjabloon aan te passen uit de Océ Posterizer sjabloonbibliotheek. Elk variabel gegevensveld - zoals prijsstelling, productbeschrijving, kortingen, enzovoort - kan worden gekoppeld aan de productdatabase van de detailhandel voor geautomatiseerde signaalverwerking.
Hoofdstuk 2 - Océ Posterizer™ - Presentatie
15
De module Designer
16
Hoofdstuk 2 - Océ Posterizer™ - Presentatie
Hoofdstuk 3 Inleiding tot de Module Designer
Kennismaking met de belangrijkste concepten
Kennismaking met de belangrijkste concepten Definitie Om de Module Designer te kunnen gebruiken, moet u op de hoogte zijn van een aantal basisconcepten. Klant In Module Designer kunt u sjablonen ontwerpen voor uw klanten. Uw klanten kunnen een specifieke detailhandel zijn of een groep detailhandels die gebruik maken van één POS (verkooppunt) signalering. Nadat de sjablonen zijn ontworpen, kunt u op twee manieren met uw klanten communiceren: ■
■
U stuurt de sjablonen naar uw klanten via FTP. Uw klanten halen de sjablonen op via hun module Client . Daarna kunnen zij hun eigen posters maken. U gebruikt de sjablonen in uw module Data Entry. U kunt posters maken voor uw klanten. Daarna kunt u de afgedrukte posters aan die klanten leveren.
Client Client heeft betrekking op een specifieke module van Océ Posterizer. Posterizer Pro communiceert met een Client module. De gebruikers van een Client module zijn uw klanten. Zij kunnen geen sjabloon ontwerpen. Zij gebruiken de sjablonen die u ontwerpt om eigen posters te maken. De module Client is een gegevensinvoermodule. 'Omgeving' Een omgeving heeft betrekking op een of meer klanten. Deze is gekoppeld aan een charter. In Module Designer kunt u gebruik maken van verschillende omgevingen. Een omgeving wordt gedefinieerd door middel van een naam, een logo en FTP parameters.
18
Hoofdstuk 3 - Inleiding tot de Module Designer
Kennismaking met de belangrijkste concepten
De omgeving is een concept dat u gebruikt om uw werk te ordenen en uw klanten te beheren. Met verschillende omgevingen per klant kunt u specifieke instellingen toepassen op hun sjablonen. 'Grafisch charter' Een grafisch charter verzamelt de belangrijkste elementen die u nodig hebt voor het ontwerpen van sjablonen voor een specifieke omgeving. Dit is een mapdirectory. In deze directory slaat u de elementen op die gebruikt worden in de sjablonen. Deze elementen zijn de sjablonen zelf, de lettertypes, de formules, de beelden, de database -indien aanwezig- en de posters. Vanuit Module Designerlaadt u de charter naar een FTP server. De FTP server wordt gebruikt om te communiceren met uw klanten. U kunt de charter ook lokaal gebruiken, in de module Data Entry. FTP server Een FTP server is een online systeem waar u informatie met uw klanten kunt uitwisselen. U moet een Posterizer Pro aan een FTP server koppelen om te communiceren met uw klanten. Op de FTP server laadt u de charter(s) die u maakt om deze beschikbaar te stellen aan uw klanten. Daarna kan elke klant: ■ ■
automatisch de charter die u hebt gemaakt ontvangen, u zijn posters sturen om af te drukken.
Opmerking:
Zorg dat uw systeembeheerder de verbindingsinstellingen kent voor de FTP server die u gebruikt. Deze instellingen zijn vereist voor een complete configuratie van Posterizer Pro. Gegevensinvoermodule In deze handleiding heeft de uitdrukking 'gegevensinvoermodule' betrekking op de module Data Entry en op de module Client. Beide zijn modules van waaruit een gebruiker gegevens in een sjabloon kan invoegen om de posters te maken.
Hoofdstuk 3 - Inleiding tot de Module Designer
19
Kennismaking met de belangrijkste concepten
'Sjabloon' De sjabloon is het document dat u maakt in Module Designer. Deze vormt de basis voor het maken van posters in de andere Posterizer Pro modules. Een sjabloon bestaat uit verschillende objecten. Deze kan tevens worden gekoppeld aan een database. Een sjabloon kan worden gebruikt om gekoppelde sjablonen te maken binnen Module Designer. Gekoppelde sjablonen hebben allemaal dezelfde objectstructuur. De objecten hebben allemaal dezelfde eigenschappen, mogelijk ook dezelfde link naar een database. De gekoppelde sjablonen worden altijd voorgesteld en gepresenteerd samen met de gebruiker van de gegevensinvoermodule. Opmerking:
U kunt slechts één sjabloon tegelijk openen.
'Element' De objecten vormen een sjabloon. In Module Designer zijn zes objectcategorieën: ■ ■ ■ ■ ■ ■
'Tekst' objecten 'Prijs' object 'Formule' object 'Afbeelding' objecten 'Vorm' objecten 'Barcode' objecten
U kunt deze gebruiken om een sjabloon te ontwerpen en content te maken. 'Hoes' In een afdeling is een hoes een zak met transparante delen die wordt gebruikt om een poster weer te geven en te beschermen. Op een hoes kan vaste tekst of een afbeelding worden geplaatst die dan niet op elke poster hoeft te worden geprint. In Posterizer Prokan een sjabloon het attribuut 'Hoes' hebben. Dat betekent dat de sjabloon wordt ontworpen om posters voor te bereiden die worden weergegeven in een hoes. Derhalve worden in een dergelijke poster bepaalde objecten gemarkeerd als 'Hoes' objecten: hierbij zijn de attributen 'Hoes' ingeschakeld. Dit betekent dat deze objecten niet hoeven te worden afgedrukt.
20
Hoofdstuk 3 - Inleiding tot de Module Designer
Kennismaking met de belangrijkste concepten
■
■
Hiermee kan een postervoorbeeld worden bekeken of een testprint worden gemaakt. U kunt zien hoe de poster er zal uitzien in de hoes. Het attribuut 'Hoes' kan ook worden gebruikt om posters af te drukken op voorbedrukt materiaal.
Hoofdstuk 3 - Inleiding tot de Module Designer
21
Kennismaking met de interface van Module Designer
Kennismaking met de interface van Module Designer Inleiding Bepaalde gebieden en componenten vindt u binnen de interface: ■
■
■
■ ■
de bovenste menubalk bevindt zich bovenin de interface. Deze is altijd beschikbaar. de werkbalken bevinden zich standaard onder de bovenste menubalk. Deze bestaan uit pictogrammen. Beweeg de muis over een pictogram om de functie te bekijken. Pictogrammen zijn snelkoppelingen naar de beschikbare menufuncties. het palet objecten bevindt zich standaard links van de interface. Elk object heeft eigenschappen die u kunt definiëren. het objecteigenschappenpaneel bevindt zich standaard rechts van de interface. het ontwerppaneel, dat de actuele sjabloon weergeeft en de linialen bevat, bevindt zich in het midden van de interface. Deze is altijd beschikbaar.
Om deze componenten weer te geven of te verbergen selecteert u deze of heft u de selectie op vanuit het bovenste menu 'Weergeven'.
22
Hoofdstuk 3 - Inleiding tot de Module Designer
Kennismaking met de interface van Module Designer
Afbeelding
[7] Interface van de module Designer
Beschrijving van de componenten #
Gebied
Onderdeel
Functie
1
Bovenste menubalk
Hoofdmenu's. Deze bevatten alle functies die beschikbaar zijn op basis van de gebruikersrechten.
2
'Werkbalken'
Pictogrammen maken een snelle toegang tot bepaalde functies mogelijk. Alle door een pictogram gesymboliseerde functies kunt u ook vinden via de bovenste menu's.
3
'Palet elementen'
Alle objecten die u kunt opnemen in uw sjabloon en alle snelkoppelingen voor het plaatsen, indelen en vooraf bekijken van de sjabloon.
Hoofdstuk 3 - Inleiding tot de Module Designer
23
Kennismaking met de interface van Module Designer
Gebied
Onderdeel
Functie
4
Ontwerppaneel
Voornaamste werkgebied. Biedt u een voorbeeldweergave van de sjabloon.
5
'Elementeigenschappen' paneel
Alle eigenschappen die u kunt toepassen op een object. Er zijn twee manieren om dit paneel weer te geven: ■ boomstructuur ■ tabbladweergave Gebruik de voorgestelde koppeling om de weergave van het paneel te wijzigen.
24
Hoofdstuk 3 - Inleiding tot de Module Designer
Controleer de 'Programmamappen'
Controleer de 'Programmamappen' 1. Kies in het menu 'Configuratie' voor 'Programmamappen'. 2. In het venster 'Programmamappen' kunt u alle paden controleren naar de mappen die door de toepassing worden gebruikt. Deze paden leiden naar de mappen die de charter van de actuele omgeving vormen. Wanneer u extra inhoud aan een charter wilt toevoegen, volg dan deze paden en voeg de 3. inhoud toe in een speciale map.
Hoofdstuk 3 - Inleiding tot de Module Designer
25
Controleer de 'Programmamappen'
26
Hoofdstuk 3 - Inleiding tot de Module Designer
Hoofdstuk 4 Configureren van Module Designer
Wat is een omgeving
Omgeving configureren Wat is een omgeving Definitie Wanneer u Module Designer start, moet u de omgeving selecteren waarvoor u wilt werken. De eerste keer dat u Module Designer start, moet u een omgeving maken. 'Omgeving' Een omgeving heeft betrekking op een of meer klanten. Deze is gekoppeld aan een charter. In Module Designer kunt u gebruik maken van verschillende omgevingen. Een omgeving wordt gedefinieerd door middel van een naam, een logo en FTP parameters. De omgeving is een concept dat u gebruikt om uw werk te ordenen en uw klanten te beheren. Met verschillende omgevingen per klant kunt u specifieke instellingen toepassen op hun sjablonen.
■ ■
28
Een omgeving heeft een naam en kan een logo hebben. Een omgeving wordt gekoppeld aan een charter (en aan alle bijbehorende bronnen) en aan een FTP-configuratie. Al uw klanten die gebruik maken van deze FTP-configuratie, gebruiken hetzelfde charter en ontvangen automatisch de updates van het charter. Vervolgens kunnen hiermee posters op basis van de sjablonen in deze charter worden gemaakt.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
Een omgeving maken of openen
Een omgeving maken of openen Wanneer uitvoeren U maakt een nieuwe omgeving ■ ■
wanneer u voor het eerst gebruik maakt van Module Designer. wanneer u een nieuwe charter maakt.
Een nieuwe omgeving maken 1. Dubbelklik op het pictogram Module Designer vanaf uw bureaublad om het te openen. Het venster 'Omgevingsmap selecteren' wordt geopend. 2. Klik op 'Nieuw'. 3. Klik op 'Ja' om te bevestigen. 4. Voer de informatie in behorend bij deze nieuwe omgeving. ■ Voer een naam in. Voer bijvoorbeeld de activiteit of de naam van de klant in. ■ Voeg indien nodig een logo toe. Opmerking:
De afbeelding die wordt gebruikt voor het logo moet beschikken over de indeling JPG. 5. Klik op 'OK' om de informatie te valideren. De nieuwe omgeving verschijnt nu in het venster 'Omgevingsmap selecteren'.
Resultaat Wanneer u een omgeving maakt, wordt er automatisch een charter gemaakt. Deze charter bevat de benodigde mappen voor het opslaan van alle elementen van uw omgeving. Deze mappen zijn leeg: u moet ze vullen. Open de omgeving om een eerste sjabloon te maken.
Open een omgeving 1. Dubbelklik op het pictogram Module Designer vanaf uw bureaublad om het te openen. Het venster 'Omgevingsmap selecteren' wordt geopend. 2. Selecteer een omgeving. 3. Klik op 'OK' om te openen. Er verschijnt een welkomstscherm. 4. Selecteer wat u wilt doen.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
29
Een omgeving maken of openen
Opmerking:
Als u een nieuw gemaakte omgeving selecteert, kunt u 'Nieuwe sjabloon maken...'. U kunt ook een charter importeren van een ZIP bestand. Wanneer u bijvoorbeeld voor het eerst Module Designer gebruikt, importeer dan het testcharter. Opmerking:
U kunt van de ene naar de andere omgeving navigeren. Hiervoor moet u wel de sjabloon sluiten waaraan u aan het werk bent. Ga vervolgens naar het menu 'Bestand' en kies 'Omgeving wijzigen...'. Selecteer de omgeving die u nodig hebt. Klik op 'OK' om te openen.
30
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
Een omgeving wijzigen of verwijderen
Een omgeving wijzigen of verwijderen Inleiding U kunt altijd de naam of het logo van een omgeving wijzigen.
Een omgeving wijzigen 1. 2. 3. 4.
Open Module Designer. Selecteer een omgeving. Klik op 'Wijzigen...'. U kunt het volgende doen: ■ De naam van de omgeving wijzigen. ■ Het logo van de omgeving wijzigen.
5. Klik op 'OK' om te bevestigen. U kunt nu de omgeving openen.
Een omgeving verwijderen Opmerking:
Om een omgeving te verwijderen, moet u de Module Designer uitvoeren op het werkstation waarop Posterizer Pro geïnstalleerd is. 1. 2. 3. 4.
Open Module Designer. Selecteer een omgeving. Klik op 'Wis...'. Klik op 'Ja' om te bevestigen. De map van die omgeving en de inhoud ervan worden verplaatst naar de Prullenbak van uw werkstation.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
31
Aanmelden als systeembeheerder
Aanmelden als systeembeheerder Inleiding De systeembeheerder van Posterizer Pro kan geavanceerde instellingen in Module Designer configureren. De systeembeheerder kan bijvoorbeeld de FTP verbindingsinstellingen configureren. Door het aanmelden wordt voorkomen dat onervaren gebruikers de FTP configuratie kunnen wijzigen (wat kan leiden tot onverwachte problemen met de verbinding tijdens het publiceren van de charter).
'Aanmelden' 1. Open Module Designer. 2. Kies vanuit het menu 'Configuratie' voor 'Login systeembeheerder'. 3. Voer uw wachtwoord in. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Opmerking:
Het standaard wachtwoord van de systeembeheerder wordt gecommuniceerd door uw Océ-vertegenwoordiger (zie tevens de handleiding voor systeembeheerders). Vervolgens kunt u een nieuw wachtwoord definiëren. Zie: ‘Definieer het beheerderswachtwoord’ op pagina 48 Resultaat De menu-invoer is gewijzigd in 'Logout systeembeheerder'. Gebruik deze om u af te melden.
32
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
Definiëren van de FTP charterinstellingen - uitsluitend beheerders
Configureren van de FTP-verbinding Definiëren van de FTP charterinstellingen - uitsluitend beheerders Inleiding U configureert de FTP verbindingsinstellingen via het venster 'FTP charter-instellingen' (FTP-charterinstellingen). Voor toegang tot het venster 'FTP charter-instellingen' opent u het menu ' FTP ' 'Grafisch charter' - ' FTP-instellingen grafisch charter'. Doel U moet de FTP instellingen definiëren die gebruikt worden om elke charter die u maakt te publiceren. Bij voorkeur verzoekt u de systeembeheerder van Module Designer om dit te doen nadat u een omgeving hebt gemaakt. Elke charter is gekoppeld aan één FTP configuratie. Voordat u begint ■ ■
■
Zorg dat uw FTP server geconfigureerd is. Zorg dat u beschikt over alle verbindingsinformatie voor verbinding met de FTP server. Als dit niet het geval is, neemt u contact op met de systeembeheerder. Aanmelden als systeembeheerder
Definiëren van de FTP-verbinding 1. Open ' FTP-instellingen grafisch charter' vanuit het ' FTP ' - 'Grafisch charter' menu. 2. Voer vanuit het ' FTP-verbinding' tabblad het volgende in: #
Instelling
Beschrijving
de host
IP-adres of hostnaam van de FTP server.
het poortnummer
Standaard wordt FTP poort 21 geselecteerd.
de gebruikersnaam
Naam van de gebruiker die gebruik maakt van de FTP server
het wachtwoord
Gekoppeld aan de gebruikersnaam voor verbinding met de FTP server
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
33
Definiëren van de FTP charterinstellingen - uitsluitend beheerders
Instelling
Beschrijving
de map waarin de charter wordt opgeslagen
Standaard heeft deze de naam van de actuele omgeving die u gebruikt.
3. Selecteer vanuit het tabblad 'Proxy' het type 'Proxy'. Als er een proxy aanwezig is, definieer dan de aanvullende informatie (neem hiervoor contact op met uw lokale systeembeheerder). 4. U kunt vanuit het tabblad 'ZIP-bestand' een wachtwoord definiëren om te charter mee te beveiligen. Opmerking:
Als u een wachtwoord definieert, communiceer dit dan met de gebruikers van de charter. 5. Geef vanuit het tabblad 'Uitgebreid' op, of u FTP wilt gebruiken in de passieve modus. Deze modus biedt extra beveiliging. 6. Klik op 'Test verbinding'. Pop-upvensters geven u informatie over het resultaat van deze handeling. 7. Klik op 'OK' om te valideren en het venster te verlaten.
Resultaat U kunt de charter uploaden naar de FTP server zodat uw klanten deze kunnen ophalen.
34
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
Open de FTP-map van de charter
Open de FTP-map van de charter Doel U kunt de map FTP openen van de charter om de inhoud te controleren.
1. Selecteer vanuit het menu ' FTP ' 'Grafisch charter' - ' FTP-map grafisch charter openen...' 2. Als de FTP-server is geconfigureerd, wordt de FTP-map van het charter geopend. Anders verschijnt er een foutmelding. Volg in dat geval de volgende procedure: ‘Definiëren van de FTP charterinstellingen - uitsluitend beheerders’ op pagina 33.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
35
Wat is een charter
Klaarmaken van Module Designer voor gebruik Wat is een charter Inleiding U moet uw sjablonen in een charter verzamelen. Via deze handeling kunt u sjablonen gebruiken voor het maken van posters in de Posterizer Pro modules. Definitie Een charter is specifiek bestemd voor een omgeving. Hierin wordt alle informatie verzameld die u nodig hebt voor het maken van posters voor die specifieke omgeving. De charter wordt gemaakt door u, in Module Designer. U plaatst deze op de FTP server als een .ZIP bestand om deze voor uw klanten toegankelijk te maken. De charter wordt gebruikt door uw klanten in de andere Posterizer Pro modules.
In een charter worden niet alleen al uw sjablonen verzameld. Deze bevat alle grafische elementen die u nodig hebt voor het ontwerpen van de posters. Deze bevat tevens bepaalde inhoudsgegevens. De charter is een map die bestaat uit de volgende submappen: #
36
Map
Beschrijving
ExtraDb
Bevat de mogelijke databasebestanden voor koppeling aan de sjabloonobjecten. Databases kunnen worden gebruikt in Module Designer en de gegevensinvoermodules.
Lettertypen
Bevat de mogelijke aanvullende lettertypen om te gebruiken in de sjablonen of in de posters. Lettertypen kunnen worden gebruikt in Module Designer en de gegevensinvoermodules.
Formule
Bevat de formulebestanden die worden gebruikt in de charter. Formules kunnen worden gebruikt in Module Designer.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
Wat is een charter
Map
Beschrijving
Beelden
Bevat de beelden om te gebruiken in de sjablonen of in de posters. Beelden kunnen worden gebruikt in Module Designer en de gegevensinvoermodules.
Berichten
Bevat de beelden die kunnen worden uitgewisseld tussen de maker van de sjablonen (of charter), de maker van de posters en de printerassistent. Berichten kunnen worde bekeken in de gegevensinvoermodules en in de module Print Manager.
Posters
Bevat de posters die zijn gemaakt vanuit de sjablonen van de charter. Posters worden gebruikt in de gegevensinvoermodules en in de module Print Manager.
Sjablonen
Bevat de sjablonen die zijn gemaakt voor de charter. Er worden sjablonen gebruikt in Module Designer en in de gegevensinvoermodules.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
37
Een charter importeren
Een charter importeren Inleiding De charterelementen worden altijd uitgewisseld via een .ZIP bestand. Een charter kan worden geïmporteerd vanuit een .ZIP bestand op uw werkstation om te gebruiken in Module Designer. Doel Stelt samen met de installatiebestanden Océ een testcharter voor. Importeer de testcharter om te leren hoe u Module Designer gebruikt. Wanneer uitvoeren ■ ■
Als u Module Designer voor de eerste keer start. Als u een nieuwe omgeving maakt.
Opmerking:
Zorg dat u binnen de juiste Module Designer-omgeving werkt (dit kunt u controleren in de titelbalk van de module).
Importeer een charter vanuit een .ZIP bestand 1. Selecteer vanuit het menu 'Gereedschappen' 'Opties grafisch charter' - 'Grafisch charter importeren uit ZIP-bestand...' 2. Blader naar de locatie waar u de map .ZIP hebt opgeslagen die de charter bevat. 3. Klik op 'Openen'. Een pop-upvenster informeert u over de resultaten van deze handeling.
Resultaat Nadat een charter is geïmporteerd in Module Designer, is deze gereed voor gebruik in de modules Posterizer Pro. De chartermap op uw werkstation wordt samengevoegd met de charter die u hebt geïmporteerd. In dit geval wordt een element als dit reeds in de charter voorkomt, vervangen door het element in het .ZIP bestand dat u hebt geïmporteerd.
38
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
De FTP-verbinding testen
De FTP-verbinding testen Doel U kunt de FTP-verbinding met de FTP-server testen.
1. Kies vanuit het menu ' FTP ' voor 'Grafische charter' - ' FTP-instellingen grafisch charter'. 2. Klik op 'Test verbinding'. Er worden pop-upvensters weergegeven die u informeren over het resultaat van deze handeling. 3. Als de verbinding correct is, kunt u informatie naar de FTP-server pushen. Neem contact op met de systeembeheerder als de verbinding niet correct werkt.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
39
De printer configureren
De lokale printer configureren De printer configureren Doel U moet een printer configureren om een sjabloon te kunnen afdrukken. U kunt een van de printers configureren die geïnstalleerd zijn op uw werkstation. Voordat u begint ■
Zorg dat de gewenste printer is geïnstalleerd en actief is op uw werkstation (venster Printers en faxapparaten).
Opmerking:
De printer correct configureren Anders verschijnt er een foutmelding, wanneer de gebruiker een sjabloon wil afdrukken.
Printer configureren 1. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Printerconfiguratie'. Het venster 'Printer selecteren' wordt weergegeven. 2. Selecteer vanuit de keuzelijst ('Printer' tabblad) de printer die u wilt gebruiken samen met Module Designer. voor toegang tot eigenschappen van de printer. 3. Klik op Het printerstuurprogramma wordt geopend. U kunt de standaardeigenschappen van de printer gebruiken. Klik op 'OK' om te bevestigen. 4. Configureer vanuit het tabblad 'Afdrukopties' van het venster 'Printer selecteren' de opties voor de afdrukinhoud. 5. Definieer de basis 'Afdrukopties': ■ 'Automatisch roteren en verschalen' ■ 'Centreren op pagina' Vink het selectievakje aan voor positionering van de sjabloon op de materiaalsoort tijdens het afdrukken. 6. Klik op 'Uitgebreid' voor het definiëren van geavanceerdere 'Afdrukopties': ■ formaat van de afdrukmarges. ■ uiterlijk van de snijtekens (als er snijtekens moeten worden ingevoegd). ■ gedrag van de dubbelzijdige optie.
40
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
De printer configureren
■ ■
kleur van het papier waarop u afdrukt. inktbesparende optie
7. Klik op 'OK' om te valideren en het venster te verlaten.
Definieer de 'Uitgebreid' printopties 1. Selecteer vanuit het venster 'Uitgebreid' ('Bestand' - 'Printerconfiguratie' - 'Afdrukopties' tabblad) een optie. 2. Definieer het gedrag voor de geselecteerde optie. #
Optie
Beschrijving
'Marges afdrukken'
Voer een waarde in om witte ruimte rondom de sjabloon toe te voegen. Tijdens het printen wordt er een marge bewaard tussen de sjabloonrand en de randen van het materiaal waarop u print. U kunt tevens een waarde definiëren om de sjablonen te scheiden die op één materiaal zijn afgedrukt.
'Snijtekens'
Definieer het uiterlijk van de snijtekens die u tijdens het printen invoegt. Deze definitie wordt verzonden naar de andere Posterizer Promodules.
'Dubbelzijdig'
Vermeld waar u het dubbelzijdige attribuut wilt toepassen. ■ 'Software': u moet dan een handeling uitvoeren op de posters nadat deze zijn geprint, zodat er dubbelzijdige posters ontstaan. ■ 'Printer': de printer heeft dubbelzijdige capaciteit en drukt automatisch dubbelzijdige posters af.
'Papierkleur'
Vermeld indien nodig de kleur van het papier waarop u de posters print.
'Inktreductie (%)'
Definieer een percentage waarmee het gebruik van kleureninkt en zwarte inkt moet worden beperkt. Dit is met name praktisch, als u gebruik maakt van een printer die geen verschillende afdrukkwaliteitsmodi biedt.
'Speciaal'
Vink het selectievakje aan als u uw sjablonen op één materiaalrol wilt printen.
3. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
41
Configureer het ontwerppaneel
Configureren van Module Designer-gebruikersvoorkeuren Configureer het ontwerppaneel Doel Kies vanuit het menu 'Configuratie' voor 'Aanpassen...'. U kunt uw ontwerppaneel configureren. Wij adviseren u om uw voorkeuren voor het ontwerppaneel te definiëren. Daarna hoeft u deze niet meer te configureren steeds als u gebruik maakt van Module Designer.
Definieer 'Rasterinstellingen'. 1. Selecteer vanuit het menu 'Configuratie' - 'Aanpassen...' 'Rasterinstellingen'. 2. Definieer het uiterlijk van het raster. Het raster helpt u om de objecten te positioneren op een sjabloon. 3. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Opmerking:
U kunt het raster ook activeren vanuit het 'Weergeven' bovenste menu.
Definieer 'Liniaalinstellingen'. 1. Selecteer vanuit het menu 'Configuratie' - 'Aanpassen...' 'Liniaalinstellingen'. 2. De kleur van de linialen definiëren. Deze bevinden zich links en bovenaan uw sjabloon in het ontwerppaneel. 3. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Opmerking:
U activeert de linialen vanuit het menu 'Weergeven'.
Definieer 'Lettertype-instellingen'. 1. Selecteer vanuit het menu 'Configuratie' - 'Aanpassen...' 'Lettertype-instellingen'. 2. Definieer de 'Lettertype' en 'Tekensets' instellingen.
42
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
Configureer het ontwerppaneel
■
■
'Lettertypen': lijst met lettertypen die u kunt gebruiken voor de inhoud van uw sjabloon (bijvoorbeeld: tekstobjecten kunnen gebruik maken van het lettertype Arial) 'Tekensets': tekenset die geactiveerd wordt op uw besturingssysteem (bijv.: Arial lettertypen kunnen gebruik maken van Cyrillische tekens)
3. Als u de set lettertypen of tekensets wilt begrenzen die beschikbaar zijn in Module Designer: ■ Klik op 'Toevoegen' om uw eigen begrensde lijst met lettertypen te maken. U filtert de lettertypen van uw besturingssysteem om alleen een subset met lettertypen te maken voor gebruik in Module Designer. ■ Klik op 'Wissen' om een geselecteerd lettertype te verwijderen. ■ Klik op 'Alles wissen' om de lijst te resetten. 4. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
43
Definieer de eenheden van Module Designer
Definieer de eenheden van Module Designer Doel Definieer de eenheden om te gebruiken binnen Module Designer. Eenheden worden gebruikt in het ontwerppaneel (linialen en coördinaten). Deze worden gebruikt om de eigenschappen voor elk object te definiëren.
Definieer 'Eenheden'. 1. Selecteer vanuit het menu 'Configuratie' - 'Aanpassen...' 'Eenheden'. 2. Vermeld welke eenheid u wilt gebruiken. 3. Als u wilt dat de tekengrootte wordt uitgedrukt in punten, vink dan het betreffende selectievakje aan. Anders wordt de lettergrootte uitgedrukt in de eenheid die u hebt geselecteerd. 4. Klik op 'OK' om te bevestigen.
44
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
Definieer de taal voor de gebruikersinterface
Definieer de taal voor de gebruikersinterface Doel U kunt de taal van de gebruikersinterface wijzigen zonder dat u de hele toepassing opnieuw hoeft te installeren.
Definiëren of wijzigen van 'Taal' 1. Selecteer vanuit het menu 'Configuratie' - 'Aanpassen...' 'Taal'. 2. Definieer de taal die u wilt gebruiken voor de gebruikersinterface. 3. Klik op 'OK' om te bevestigen. Klik op 'Standaard' om de geselecteerde taal te selecteren als standaardtaal steeds wanneer u Module Designer start.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
45
Configureren van de standaardinstellingen voor de objecten
Configureren van de standaardinstellingen voor de objecten Inleiding Om de standaardwaarden te configureren voor elk object selecteert u 'Standaard instellingen element' uit het 'Elementen' bovenste menu. U kunt verschillende standaardsets configureren voor elk objecttype. Daarna selecteert u de standaard te activeren set , per objecttype, per sjabloon. Doel Na het configureren worden deze instellingen standaard in elke omgeving gebruikt, wanneer u een object invoegt. Opmerking:
Nadat een object is ingevoegd in een sjabloon, kunt u altijd de instellingen ervan wijzigen vanuit het gedeelte 'Elementeigenschappen'.
Configureer de standaardinstellingen voor een object 1. Selecteer vanuit de tabbladen links in het 'Standaard instellingen element' venster het objecttype dat u wilt configureren. 2. Klik op 'Nieuw'. Er wordt een 'Elementeigenschappen' gedeelte geopend (tabbladweergave). 3. Voer vanuit het tabblad 'Elementeigenschappen' - 'Element' een naam in voor de set standaardinstellingen die u wil definiëren. Valideer met het groene vinkje. Opmerking:
De naam van de set standaardwaarden wordt gebruikt voor persoonlijk gebruik. Geef expliciet een naam op. Dit is de enige objecteigenschap die niet als standaardwaarde wordt ingesteld. 4. Definieer de andere eigenschappen die u voor dit object nodig hebt.
46
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
Configureren van de standaardinstellingen voor de objecten
5. Als u deze set wilt definiëren als standaardset, klik dan op het pictogram 'Standaard' (bovenin het venster).
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
47
Definieer het beheerderswachtwoord
Definieer het beheerderswachtwoord Inleiding Océ voorziet u van een standaard wachtwoord van de systeembeheerder. Dit kunt u wijzigen. Voordat u begint Zorg dat u aangemeld bent als beheerder. Opmerking:
Alleen de beheerder van Module Designer kan het wachtwoord van de systeembeheerder wijzigen.
1. 2. 3. 4.
48
Kies vanuit het menu 'Configuratie' voor 'Wachtwoord van systeembeheerder'. Voer het nieuwe wachtwoord in het eerste veld in. Bevestig dit nieuwe wachtwoord in het tweede veld. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Hoofdstuk 4 - Configureren van Module Designer
Hoofdstuk 5 Basisfuncties voor het maken en uploaden van uw eerste sjabloon
Uw eerste sjabloon maken
Uw eerste sjabloon maken Inleiding U kunt eenvoudig een eerste sjabloon maken voor gebruik in de andere Posterizer Promodules. Doel Gebruik het Demo-charter dat standaard bij de Posterizer Pro wordt geleverd. Maak uw eerste sjabloon op basis van de sjabloon in het Demo-charter. Wanneer uitvoeren Na de installatie van Posterizer Pro. Na de import van het Demo-charter in Designer Module. Opmerking:
Het Demo-charter biedt verschillende sjablonen. Deze zijn opgeslagen in de submappen van de 'Templates'-map.
Een in een lijst opgeslagen sjabloon openen 1. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Openen'. Het venster 'Sjabloon openen' wordt weergegeven. 2. Navigeer in de boomstructuur links naar de map waarin de sjabloon is opgeslagen. Voor de geselecteerde sjablonen worden miniatuurweergaven (thumbnails) weergegeven. 3. Selecteer een sjabloon. 4. Klik op 'Openen'.
Resultaat De sjabloon wordt geopend in het ontwerppaneel van de Designer Module.
Een object invoegen 1. Selecteer een object vanuit het 'Palet elementen', of het menu 'Element'. De cursor krijgt in het ontwerppaneel een andere vorm.
50
Hoofdstuk 5 - Basisfuncties voor het maken en uploaden van uw eerste sjabloon
Uw eerste sjabloon maken
2. Geef met deze cursor in de sjabloon de locatie aan waar u het geselecteerde object wilt plaatsen. Het object wordt in de sjabloon ingevoegd. Er wordt een kader rondom het object weergegeven.
Opmerking:
Als het object wordt geselecteerd, wordt het paneel 'Elementeigenschappen' automatisch gevuld. Hier vindt u de eigenschappen van het geselecteerde object.
De eigenschappen van een object definiëren 1. Selecteer een object. 2. Ga naar het paneel 'Elementeigenschappen' en wijzig de eigenschappen van het geselecteerde object. Geef het object een duidelijke naam. 3. U kunt ook het volgende opgeven: ■ het formaat, ■ de inhoud, ■ de weergave ervan in de Data Entry-module, ■ een eventuele koppeling naar een database. 4. Definieer de eigenschappen van alle objecten van de sjabloon.
Hoofdstuk 5 - Basisfuncties voor het maken en uploaden van uw eerste sjabloon
51
Uw eerste sjabloon voorbereiden voor gebruik in de Data Entry-module
Uw eerste sjabloon voorbereiden voor gebruik in de Data Entry-module Inleiding U kunt eenvoudig een eerste sjabloon maken voor gebruik in de andere Posterizer Promodules. Doel Sla de sjabloon op voor gebruik in de Data Entry-module. Wanneer uitvoeren Na het maken van een sjabloon.
Sla uw sjabloon op. 1. Open het venster 'Sjabloon opslaan'. 2. Voer in het venster 'Sjabloon opslaan' een naam voor uw sjabloon in in het veld 'Bestandsnaam'. Opmerking:
Als u een sjabloon hebt gemaakt op basis van de standaard sjablonen in het Demo-charter, zorg dan dat u dat standaard sjabloon niet wist. 3. Ga in de boomstructuur na of de opslagmap correct is. Wijzig deze desgewenst. 4. Klik op 'Opslaan'.
Een charter uploaden naar FTP 1. Selecteer vanuit het menu ' FTP ' de optie 'Grafisch charter' - 'Grafisch charter uploaden naar FTP-map...'. 2. Klik op 'Ja' om te bevestigen. Het charter wordt geladen naar de FTP server. Een pop-upbericht geeft de status weer van de upload.
52
Hoofdstuk 5 - Basisfuncties voor het maken en uploaden van uw eerste sjabloon
Uw eerste sjabloon voorbereiden voor gebruik in de Data Entry-module
Resultaat Als u een charter uploadt naar de FTP-server, wordt de inhoud ervan (inclusief de nieuw gemaakte sjablonen) beschikbaar voor de gebruiker van de Data Entry-module.
Een sjabloon vooraf bekijken in Data Entry 1. Klik vanuit 'Palet elementen' op . Of selecteer vanuit het menu 'Bestand' ' Posterizer Data Entry weergeven'. De module Data Entry wordt geopend. 2. Bekijk de sjabloon in het ontwerppaneel. 3. U kunt de inhoud van de objecten indien toegestaan wijzigen.
Resultaat Als u een voorbeeld van de sjabloon bekijkt in de Data Entry-module, ziet u dezelfde weergave als de gebruiker van de Data Entry-module. U kunt de Data Entry-module ook maken om posters te maken.
Hoofdstuk 5 - Basisfuncties voor het maken en uploaden van uw eerste sjabloon
53
Uw eerste sjabloon voorbereiden voor gebruik in de Data Entry-module
54
Hoofdstuk 5 - Basisfuncties voor het maken en uploaden van uw eerste sjabloon
Hoofdstuk 6 Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Wat is een sjabloon
Wat is een sjabloon Inleiding Selecteer voor toegang tot een sjabloon 'Openen' uit het menu 'Bestand'. Definitie Een sjabloon beschikt over unieke eigenschappen. Een sjabloon bestaat uit een verzameling objecten. Vanuit Module Designer kunt u een sjabloon bewerken, ongeacht de eigenschappen. Opmerking:
U kunt slechts één sjabloon tegelijk openen.
Sjablooneigenschappen De sjabloon vormt de basis voor het maken van posters. Afhankelijk van wat u definieert en toestaat in een sjabloon, is de maker van een poster min of meer flexibel bij het maken van de posters. - vanuit Data Entry Module, - vanuit de module Client. Zie voor meer informatie: ‘Definieer de eigenschappen van een sjabloon’ op pagina 64. Sjabloonobjecten U kunt een of meer van deze objecten in een sjabloon invoegen: ■ ■ ■ ■ ■ ■
'Tekst' 'Afbeelding' 'Prijs' 'Barcode' 'Formule' 'Vorm'
Zie voor meer informatie: ‘Een object in sjabloon invoegen en manipuleren’ op pagina 69
56
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Sjablonen maken: Overzicht
Een sjabloon maken of openen Sjablonen maken: Overzicht Inleiding Het maken van een sjabloon omvat verschillende stappen. Hieronder volgt een overzicht voor het maken van sjablonen. Zie voor meer details over de procedures de volgende hoofdstukken. Doel Een sjabloon maakt deel uit van een charter. Met behulp van een sjabloon kunt u de basis ontwerpen en definiëren voor het maken van meerdere posters.
Nieuwe sjablonen maken #
Stap
Actie
Uitgebreide procedure
1
Definiëren van formaat en eigenschappen van de sjabloon.
‘Dit toont het formaat van de sjabloon.’ op pagina 62
2
Dit toont de inhoud van de sjabloon.
‘Een object in sjabloon invoegen en manipuleren’ op pagina 69
3
Koppel indien nodig de sjabloon op een database.
‘Verbinden met een database’ op pagina 160
Opmerking:
U moet hiervoor beschikken over de optie Automation. 4
Sjabloon bekijken
‘Voorbeeld bekijken van de sjabloon in Gegevensinvoer’ op pagina 138
5
Sla de sjabloon op naar de charter.
‘Een sjabloon opslaan’ op pagina 152
6
Nu kunt u de charter publiceren om deze beschikbaar te stellen voor de gebruiker van de gegevensinvoermodule.
‘Een charter uploaden naar FTP’ op pagina 153
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
57
Sjablonen maken: Overzicht
Resultaat U kunt vanuit een sjabloon die is gemaakt in Module Designer meerdere posters in de gegevensinvoermodule maken.
58
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Een sjabloon maken
Een sjabloon maken Doel In dit gedeelte wordt beschreven hoe u snel een sjabloon kunt maken. Vind alle gedetailleerde procedures in de volgende hoofdstukken.
Snel een sjabloon maken 1.
#
Als
Gebeurt het volgende
open Module Designer
Selecteer een omgeving. Klik op 'OK'.
u bevindt zich in Module Designer
Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Nieuw'.
2. Selecteer 'Nieuwe sjabloon maken...'. 3. Selecteer een standaard papierformaat voor uw sjabloon. Opmerking:
U kunt het formaat voor uw sjabloon later aanpassen. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Pagina verschalen'. Klik op 'OK'. Accepteer de standaardwaarden voor 'Eigenschappen sjabloon' (standaard en geavanceerd). 4. Opmerking:
U kunt de waarden van 'Eigenschappen sjabloon' later aanpassen vanuit het menu 'Sjabloon'. Klik op 'OK'. 5. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Opslaan'. Het venster 'Sjabloon opslaan' wordt weergegeven. 6. Controleer of de geselecteerde opslagmap de map is die u wenst. Voer een naam voor uw sjabloon in het veld 'Bestandsnaam' in. 7. Klik op 'Opslaan'.
Resultaat Nu kunt u de eigenschappen van uw sjabloon definiëren en inhoud invoegen. Ga naar het menu 'Bestand' - 'Sjablooninformatie' voor een overzicht van de eigenschappen van uw sjabloon.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
59
Bestaande sjabloon openen
Bestaande sjabloon openen Inleiding Sjablonen worden opgeslagen in een charter opgeslagen. U moet deze kunnen ophalen om te gebruiken. Posterizer Pro biedt u bepaalde vooraf gedefinieerde sjablonen. U kunt deze bewerken als begin voor gebruik van Module Designer. U kunt ook een sjabloon die u hebt gemaakt, of de laatste sjabloon die u hebt bewerkt openen. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u dit doet. Voordat u begint Open Module Designer met de omgeving waarin u moet werken. Opmerking:
U kunt van de ene naar de andere omgeving navigeren. Hiervoor moet u wel de sjabloon sluiten waaraan u aan het werk bent. Ga vervolgens naar het menu 'Bestand' en kies 'Omgeving wijzigen...'. Selecteer de omgeving die u nodig hebt. Klik op 'OK' om te openen.
Een in een lijst opgeslagen sjabloon openen 1. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Openen'. Het venster 'Sjabloon openen' wordt weergegeven. 2. Navigeer in de boomstructuur links naar de map waarin de sjabloon is opgeslagen. Voor de geselecteerde sjablonen worden miniatuurweergaven (thumbnails) weergegeven. 3. Selecteer een sjabloon. 4. Klik op 'Openen'.
Open de laatst bewerkte sjabloon. #
60
Stap
U werkt reeds Module Designer
U werkt nog niet met Module Designer
1
Kies vanuit het menu 'Weergeven' voor 'Beginscherm'. Zet een vinkje vóór deze instelling.
Open Module Designer.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Bestaande sjabloon openen
Stap
U werkt reeds Module Designer
U werkt nog niet met Module Designer
2
Sla uw actuele sjabloon op.
Selecteer de omgeving.
3
Er verschijnt een welkomstscherm.
4
Klik op 'Laatst gewijzigde sjabloon openen'.
Resultaat Nu kunt u de eigenschappen van uw sjabloon definiëren en inhoud invoegen. Ga naar het menu 'Bestand' - 'Sjablooninformatie' voor een overzicht van de eigenschappen van uw sjabloon.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
61
Dit toont het formaat van de sjabloon.
Definiëren van de sjablooneigenschappen Dit toont het formaat van de sjabloon. Doel Het formaat van de sjablonen definieert het formaat van de posters die uw klanten kunnen maken. Formaat van de sjabloon wanneer u: ■ ■
de oorspronkelijke eigenschappen van uw sjabloon wilt wijzigen. gekoppelde sjablonen wilt maken.
Formaat van een sjabloon maken of aanpassen 1. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Pagina verschalen'. Het venster 'Formaat selecteren' wordt weergegeven. 2. Formaat van de sjabloon definiëren. Formaat van de sjabloon definiëren#
Als
Gebeurt het volgende
u een standaard paginaformaat gebruikt
het paginaformaat van de voorgestelde waarden in de keuzelijst selecteert. Er verschijnt informatie over de exacte afmetingen in de velden 'Breedte' en 'Lengte'.
u een aangepast paginaformaat gebruikt
selecteer de waarde 'Afwijkend papierformaat' uit de keuzelijst. U kunt de waarden'Breedte' en 'Lengte' wijzigen. Als u dit aangepaste paginaformaat dikwijls gebruikt, sla het dan op in Module Designer. Ga als volgt te werk: ■ Ga naar het tabblad 'Eigen afmetingen'. ■ Voer een naam in voor dit paginaformaat. ■ Controleer 'Breedte' en 'Lengte'. ■ Klik op het pictogram'Toevoegen' .
3. Vink het selectievakje 'Verschalen elementen' aan om de verhouding tussen de ingevoegde objecten en de sjabloon te behouden.
62
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Dit toont het formaat van de sjabloon.
4. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Wijzig het formaat van een 'Afwijkend papierformaat' 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Pagina verschalen'. Ga naar het tabblad 'Eigen afmetingen'. Selecteer het papierformaat dat u wilt wijzigen. Wijzigen de waarden'Breedte' en 'Lengte'. Klik op het pictogram'Wijzigen' . Klik op 'OK' om te bevestigen.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
63
Definieer de eigenschappen van een sjabloon
Definieer de eigenschappen van een sjabloon Doel Eigenschappen van de sjabloon definiëren. Deze eigenschappan zijn van invloed op de manier waarop de sjabloon in de andere Posterizer Pro modules wordt gebruikt. Wanneer uitvoeren Zorg dat u de sjablooneigenschappen definieert voordat u deze beschikbaar stelt aan gebruikers van de gegevensinvoermodule.
De basiseigenschappen opgeven 1. Kies vanuit het menu 'Sjabloon' voor 'Eigenschappen...'. Het venster 'Eigenschappen sjabloon' wordt weergegeven. 2. Definieer de specifieke eigenschappen die van invloed zijn op het ontwerp van de sjabloon. #
Waarde
Beschrijving
'Snijtekens'
Markeringen uitsnede toevoegen aan uw sjabloon. Tijdens het afdrukken worden deze markeringen mee afgedrukt. Opmerking:
Het aspect van de markeringen uitsnede wordt gedefinieerd tijdens de printerconfiguratie. 'Hoes afdrukken'
Vermeld dat u gebruik maakt van een hoes voor het weergeven van uw sjabloon. Tijdens het afdrukken kan de hoes worden afgedrukt bovenaan uw sjabloon.
'Dubbelzijdig'
Vermeld dat u een dubbelzijdige sjabloon wenst. Tijdens het afdrukken kunnen beide zijden van uw sjabloon worden bedrukt op één vel (hetzelfde beeld of beide zijden van de pagina, afhankelijk van de mogelijkheden van uw printer).
3. Geef 'Achtergrondkleur' van de sjabloon op.
64
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieer de eigenschappen van een sjabloon
Opmerking:
Deze conflicteert mogelijk met de papierkleur waarop de sjabloon zal worden afgedrukt. 4. Definieer 'Toegestane wijzigingen': #
Als
Gebeurt het volgende
u staat een wijziging toe: 'Dubbelzijdig wijzigen toestaan' ■ 'Wijzigen achtergrondkleur toestaan'
Vink het betreffende selectievakje aan.
u wilt een specifieke wijziging voorkomen
Vink het betreffende selectievakje uit.
■
5. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Resultaat U kunt tevens geavanceerde eigenschappen definiëren om het gebruik van de sjabloon in de andere Posterizer Pro modules te beheren.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
65
Definieer de geavanceerde eigenschappen van een sjabloon
Definieer de geavanceerde eigenschappen van een sjabloon Doel Definieer de geavanceerde eigenschappen van een sjabloon voor het toevoegen van regelingen in de andere Posterizer Pro modules.
Definieer de geavanceerde eigenschappen 1. Kies vanuit het menu 'Sjabloon' voor 'Geavanceerde eigenschappen...'. Het venster 'Eigenschappen sjabloon' wordt weergegeven. 2. Definieer de geavanceerde eigenschappen die van invloed zijn op het gebruik van de sjabloon in de andere Posterizer Pro modules. 3. Als u een 'Accepteren periode' wilt definiëren, definieer dan een startdatum en einddatum. De geldigheidsduur definieert de periode wanneer de gebruikers van de gegevensinvoermodule posters van de sjabloon kunnen maken. Opmerking:
Vanuit de opgegeven periode kan de sjabloon niet worden gebruikt voor het maken van posters. 4. Voer in het veld 'Trefwoorden' bepaalde trefwoorden in om uw sjabloon te definiëren. Dit is een vrij in te vullen tekstveld. De trefwoorden worden gebruikt in de andere Posterizer Pro modules. Opmerking:
Trefwoorden worden gebruikt als filters in de Print Manager module. Deze maken bijvoorbeeld het groepsgewijs afdrukken van posters of het versturen van posters mogelijk. 5. Klik op 'OK' om te bevestigen.
66
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieer de lettertypen van de sjabloon
Definieer de lettertypen van de sjabloon Doel De lettertypen die u definieert voor een sjabloon, worden eigenschap van de sjabloon. U definieert een subset lettertypen die u kunt gebruiken voor het maken van posters vanuit deze huidige sjabloon. De gebruiker van de gegevensinvoermodule kan alleen een lettertype selecteren uit deze subset voor het maken van de posters. Opmerking:
Definieer alleen een lijst met lettertypen, als de gebruikers van de gegevensinvoermodule de lettertypen mogen wijzigen tijdens het maken van posters.
Definieer de lettertypen van de sjabloon 1. Kies vanuit het menu 'Sjabloon' voor 'Lettertypen'. Het venster 'Selectie lettertypen' wordt weergegeven. 2. Selecteer vanuit 'Systeemlettertypen' de lettertypen die u wilt toevoegen aan de 'Sjabloonlettertypen:' lijst. Het gedeelte 'Voorbeeldtekst' toont een voorbeeld van het geselecteerde lettertype. 3. Toevoegen ( ) of verwijderen ( ) van lettertypen uit elke lijst. Opmerking:
Houd de
toets ingedrukt voor een selectie van meerdere lettertypen. 4. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
67
Definieer de lettertypen van de sjabloon
Aanpassen van 'Selectie lettertypen' 1. Klik vanuit het venster 'Selectie lettertypen' op 'Lettertype-instellingen'. Het venster 'Lettertype-instellingen' wordt weergegeven. 2. Vanuit dit venster kunt u de standaardinstellingen voor de lettertypen en de tekens aanpassen. Deze aanpassing heeft betrekking op de charter die u gebruikt. #
Gebied
Beschrijving
'Lettertypen'
■
■
'Tekensets'
■
■
68
De standaardwaarde toont alle lettertypen die ondersteund worden door uw besturingssysteem. U kunt ervoor kiezen alleen een set lettertypen weer te geven: schakel 'Alleen geselecteerde lettertypen weergeven' in. Klik daarna op 'Toevoegen' om de lettertypen te selecteren die u wilt weergeven. Op die manier begrenst u de lijst met lettertypen die gebruikt kunnen worden voor het maken van de sjablonen binnen een charter. De standaardwaarde toont alle tekensets die ondersteund worden door uw besturingssysteem. U kunt ervoor kiezen alleen de tekenset te tonen die u gebruikt: schakel 'Toon alleen huidige karakterset' in.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Een object in sjabloon invoegen en manipuleren
Inhoud van een sjabloon maken Objecten invoegen en objecteigenschappen definiëren Een object in sjabloon invoegen en manipuleren Doel U voegt objecten in een sjabloon in om inhoud toe te voegen aan de sjabloon die u maakt. U kunt objecten toevoegen: ■ ■
vanuit 'Palet elementen', of vanuit het menu 'Element'.
Voordat u begint Open een sjabloon in het ontwerppaneel.
Een object invoegen 1. Selecteer een object vanuit het 'Palet elementen', of het menu 'Element'. De cursor krijgt in het ontwerppaneel een andere vorm. 2. Geef met deze cursor in de sjabloon de locatie aan waar u het geselecteerde object wilt plaatsen. Het object wordt in de sjabloon ingevoegd. Er wordt een kader rondom het object weergegeven.
Opmerking:
Als het object wordt geselecteerd, wordt het paneel 'Elementeigenschappen' automatisch gevuld. Hier vindt u de eigenschappen van het geselecteerde object.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
69
Een object in sjabloon invoegen en manipuleren
Een object manipuleren #
70
Stap
Beschrijving
Mogelijke handeling
1
Nadat er een object is ingevoegd, wordt het frame rondom het object gestippeld met gele vierkante markeringen weergegeven.
Zolang het frame gestippeld wordt weergegeven met gele vierkante markeringen, kunt u het object in de sjabloon verplaatsen. U kunt tevens het formaat aanpassen. ■ Houd de muisknop ingedrukt binnen het frame om het object te verplaatsen. ■ Beweeg de muis over een vierkant en houd de muisknop ingedrukt om het formaat van het object aan te passen.
2
Klik nogmaals binnen het frame met de gele vierkanten. Het frame blijft gestippeld weergegeven, maar de vierkanten worden vervangen door groene cirkels.
Wanneer de groene cirkels worden weergegeven op het gestippelde frame, geeft dit aan dat u het object kunt roteren. De vorm van uw cursor verandert weer. ■ Beweeg de muis over een cirkel en houd de muisknop ingedrukt om het object te roteren.
3
Wanneer u buiten het frame klikt, ontstaat er een complete lijn.
Wanneer het frame rondom het object een complete lijn is, geeft dit aan dat het object niet langer is geselecteerd. Het 'Elementeigenschappen' paneel wordt leeggemaakt. ■ Klik in het frame om het object opnieuw te selecteren.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieer de eigenschappen van een object
Definieer de eigenschappen van een object Doel Om het paneel 'Elementeigenschappen' weer te geven selecteert u 'Elementeigenschappen' vanuit het menu 'Weergeven'. Selecteer daarna een object. Definieer altijd de eigenschappen van een object om: ■ ■ ■
het object te vullen met mogelijke inhoud. te definiëren hoe het object in de sjabloon wordt weergegeven. het gedrag van een object te definiëren in de andere Posterizer Pro modules.
Opmerking:
Dit deel beschrijft alleen de belangrijkste geïdentificeerde objecteigenschappen. Deze zijn van invloed op het gedrag van de objecten in Module Designer en voor de andere Posterizer Pro modules. 'Elementeigenschappen' weergeven Opmerking:
In de volgende procedures gebruiken we de tabbladweergave om het paneel 'Elementeigenschappen' weer te geven. #
Tabbladweergave
Structuurweergave
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
71
Definieer de eigenschappen van een object
Opmerking:
De beschikbare eigenschappen worden bepaald door elk afzonderlijk object.
Definieer de 'Element' belangrijkste eigenschappen 1. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het tabblad 'Element'. 2. Geef vanuit het deel 'Naam' een naam aan het object. Klik op om te bevestigen. Opmerking:
De software geeft een standaard naam aan elk object. Vervang deze door een zinvolle naam. 3. Geef vanuit het deel 'Positie' de positie van het object op. Geef ook op of de positie en het formaat zijn vergrendeld. Opmerking:
Van deze informatie vindt een replicatie plaats in de Data Entry-module. Als u de positie en het formaat van een object vergrendelt, wordt deze tevens vergrendeld in alle posters die vanuit deze sjabloon zijn gemaakt. 4. Geef vanuit het deel 'Zichtbaarheid' de manier aan waarop het object in de sjabloon moet worden weergegeven. Opmerking:
Deze informatie wordt herhaald voor de andere Posterizer Pro-modules. 'Element'-eigenschappen#
Eigenschappen
Beschrijving
'Zichtbaar'
■
■
72
Als dit het geval is, maakt het object deel uit van de sjabloon en wordt weergegeven. Het object zal altijd zichtbaar zijn en kan worden geprint. Als dit niet het geval is, wordt het object lichtgrijs weergegeven en verschijnt het alleen als een middel om de sjabloon te tekenen. Het is ook praktisch om de informatie op te slaan die gebruikt wordt door andere objecten van de sjabloon. Deze wordt verborgen in de posters en wordt nooit afgedrukt.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieer de eigenschappen van een object
Eigenschappen
Beschrijving
deel van een 'Hoes'
■
■
Als dit het geval is, wordt het object geïdentificeerd als een hoesobject. Een hoes is bedoeld om tijdens het printen verborgen te blijven. Deze wordt gebruikt om de sjabloon te tekenen. Deze maakt een meer realistisch printvoorbeeld tijdens het ontwerp mogelijk. Dit gedrag wordt gedefinieerd in de eigenschappen van de sjabloon. Als dit niet het geval is, maakt het object deel uit van het sjabloonontwerp. Dit wordt altijd geprint.
5. Geef in het gedeelte 'Overig' aan of de inhoud van dat object gebruikt moet worden om de posternaam te definiëren. U kunt maximaal vier objecten per sjabloon gebruiken om een posternaam aan te maken. De waarde ervan wordt samengevoegd om zo de posternaam te vormen. De waarde die u opgeeft voor deze instelling (tussen 1 en 4) bepaalt de volgorde waarin de waarden van de objecten worden samengevoegd.
Definieer 'Inhoud'. 1. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het tabblad 'Inhoud'. 2. Definieer vanuit het gedeelte 'Inhoud' ■ de inhoud van het object (als deze willekeurige tekst betreft). ■ het maximumaantal tekens dat is toegestaan als inhoud van het geselecteerde object. 3. Definieer vanuit het gedeelde 'Bron inhoud' de bron van de inhoud. De inhoud kan afkomstig zijn van: ■ 'Nee' ■ 'Ander element' ■ 'Macro' ■ 'Database'
Opmerking:
Zie: ‘Definieer de inhoudbron van een object’ op pagina 77
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
73
Definieer de eigenschappen van een object
Definieer het gedrag van een object in 'Gegevensinvoer' 1. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het tabblad 'Gegevensinvoer'. 2. Vanuit het gedeelte 'Bijschrift gegevensinvoer' kunt u een bijschrift voor het geselecteerde object definiëren. Wanneer het object gedefinieerd is, wordt dit bijschrift gebruikt in de gegevensinvoermodule voor toewijzing van het object (het verschijnt in het paneel voor postergegevens in plaats van de objectnaam die is toegekend in Module Designer). 3. Geef vanuit het gedeelte 'Gebruikersinvoer' aan of de inhoud van het geselecteerde moet worden voltooid door de maker van de poster. Opmerking:
De aangevraagde informatie varieert afhankelijk van het geselecteerde objecttype. 'Gegevensinvoer'-eigenschappen#
74
Eigenschappen
Beschrijving
'Geen invoer gebruiker'
Het object kan niet worden gewijzigd in de gegevensinvoermodule.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieer de eigenschappen van een object
Eigenschappen
Beschrijving
'Gebruikersinvoer'
Het object kan worden voltooid door de makers van de posters, afhankelijk van de waarde die u definieert. (De beschikbaarheid van deze waarden is afhankelijk van het geselecteerde objecttype.) ■ 'Benodigd': de gebruiker van de gegevensinvoermodule moet de inhoud van het object voltooien. ■ 'Niet toegestaan': de gebruiker van de gegevensinvoermodule mag geen inhoud voor het object invoeren. Het veld moet worden gewist voordat de poster kan worden afgedrukt. ■ 'Numeriek': de gebruiker van de gegevensinvoermodule moet een numerieke inhoud invoeren (bijvoorbeeld: getallen). ■ 'Gegevensvalidatie': de gebruiker van de gegevensinvoermodule moet rekening houden met de voorwaarden die u hebt gedefinieerd wanneer hij inhoud voor het object invoert. ■ 'Vrije tekst toegestaan': de gebruiker van de gegevensinvoermodule kan willekeurige inhoud invoeren voor objecten die normaal een vaste inhoud hebben (bijvoorbeeld: selecteer een andere formule, wijzig de inhoud van een 'Selectie van teksten'). ■ 'Gegevensinvoer uitsluitend als vrije tekst': de gebruiker van de gegevensinvoermodule kan de tekst van de formule wijzigen. Opmerking:
Als er niets is aangevinkt, kan de gebruiker van de gegevensinvoermodule de inhoud van het object bewerken, ook als dit niet nodig is. 4. Vanuit het tabblad 'Bij te werken eigenschappen' kunt u de wijzigingen opgeven die u de gebruiker van de gegevensinvoermodule toestaat. Vink een aankruisvakje aan om een eigenschap te definiëren waarvan u toestaat dat deze wordt bijgewerkt.
Definieer ontwerp en indelingsopmaak 1. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het tabblad 'Formaat'. 2. Het tabblad 'Formaat' is opgebouwd uit diverse tabbladen. Het aantal subtabbladen wordt bepaald door het geselecteerde object.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
75
Definieer de eigenschappen van een object
'Formaat' eigenschappen#
Tabblad
Beschrijving
'Lettertype'
Definieer de weergave van de tekst.
'Uitgebreid'
Definieer geavanceerde parameters die van toepassing zijn op de lettertypen van een tekst. Bijvoorbeeld 'Tekenafstand'.
'Tekstterugloop'
Geef hier aan of u dit kenmerk wilt toepassen op het object. U kunt vervolgens specificeren hoe dit moet worden toegepast.
'Doorstrepen' 'Schaduw' 'Richting'
Definieer de tekstrichting.
'Hoofdletters'
Definieer het gebruik van hoofdletters en kleine letters voor de teksten.
Definieer 'Vorm'. 1. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het tabblad 'Vorm'. 2. Het tabblad 'Vorm' is opgebouwd uit diverse tabbladen. Het aantal subtabbladen wordt bepaald door het geselecteerde object. 'Vorm' eigenschappen#
76
Tabblad
Beschrijving
'Kader'
Definieer een mogelijke vorm waarmee een frame rondom of boven het geselecteerde object kan worden toegevoegd. U kunt tevens de kleur en stijl van dat frame definiëren.
'Vullen'
Definieer de parameters om de vorm mee te vullen.
'Achtergrondafbeelding'
Geef hier aan of u een achtergrondafbeelding achter de tekst van het geselecteerde object wilt toevoegen. U kunt vervolgens definiëren hoe dit moet worden toegepast.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieer de inhoudbron van een object
Definieer de inhoudbron van een object Doel U moet hier de inhoudbron van een object definiëren. Deze informatie wordt overgedragen op de andere Posterizer Pro modules. Het 'Bron inhoud' kenmerk definieert tevens de wijze waarop de inhoud van het object mogelijk kan worden gewijzigd door de gebruiker van de gegevensinvoermodule.
Definieer de inhoudbron 1. Selecteer een object. 2. Open in het'Elementeigenschappen' paneel het tabblad 'Inhoud'. 3. Selecteer in het gedeelte 'Bron inhoud' de bron van de inhoud die u wilt gebruiken om het object mee te vullen. 'Inhoud' eigenschappen#
Eigenschappen
Beschrijving
'Nee'
Standaardwaarde. U kunt willekeurige inhoud invoeren (bijvoorbeeld: tekst, cijfers). Deze willekeurige inhoud kan worden bewerkt door de gebruiker van de gegevensinvoermodule. Opmerking:
De willekeurige inhoud wordt bepaald door het type object dat u hebt geselecteerd. 'Ander element'
De inhoud van het geselecteerde object wordt gekopieerd vanuit de inhoud van een ander object. Definieer welk object de bron is. Opmerking:
Hierdoor is het nog belangrijker om zinvolle namen aan uw objecten toe te kennen.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
77
Definieer de inhoudbron van een object
Eigenschappen
Beschrijving
'Macro'
De 'Macro' inhoud wordt bepaald door een variabele van de actuele charter. Geef vanuit de keuzelijst aan welk element (van de sjabloon of van de charter) moet worden gebruikt om de inhoud te definiëren. De 'Macro' variabele wordt geïnterpreteerd, wanneer er een poster wordt gegenereerd vanuit deze sjabloon.
'Database'
De inhoud van het geselecteerde object wordt bepaald door de inhoud van het databaseveld dat aan het object is gekoppeld. Opmerking:
U moet van te voren een database aan uw sjabloon koppelen.
Resultaat
[16] 'Bron inhoud': 'Ander element'
78
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieer de inhoudbron van een object
[17] 'Bron inhoud': 'Macro'
[18] 'Bron inhoud': 'Database'
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
79
Gebruik het object 'Tekst'
Gebruik het object 'Tekst' Doel Een 'Tekst' object kan bestaan uit verschillende indelingen. In dit gedeelte worden de mogelijke indelingen beschreven.
Inhoud toevoegen aan het object 'Tekst' 1. Selecteer het 'Tekst' object dat u wilt invoegen. (zie, indien nodig: ‘Een object in sjabloon invoegen en manipuleren’ op pagina 69) 2. Plaats dit op uw sjabloon. 3. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het tabblad 'Inhoud'. 4. Definieer de inhoud van het tekstobject. Opmerking:
U kunt afhankelijk van het formaat van uw tekstobject verschillende methodes kiezen om uw inhoud in te voegen. #
80
Tekstindeling
Beschrijving
'Tekst'
Het object 'Tekst' geeft één tekstregel weer. Als 'Bron inhoud' 'Nee'is, kunt u willekeurige tekst in het veld 'Tekst' invoeren. De gebruikers van de gegevensinvoermodule kunnen deze inhoud alleen wijzigen, als ze hiertoe gemachtigd zijn. Anders moet de inhoud van uw 'Tekst' object voldoen aan de bron die u hebt gedefinieerd (zie: ‘Definieer de inhoudbron van een object’ op pagina 77).
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gebruik het object 'Tekst'
Tekstindeling
Beschrijving
'Meerdere regels'
De complete inhoud van dit 'Tekst' object moet afkomstig zijn van dezelfde bron. Als 'Bron inhoud' 'Nee' is, kunt u inhoud invoegen vanuit een willekeurige lijst of vanuit een bestand. Klik vanuit het gedeelte 'Inhoud' op . Het venster 'Selectie van teksten' wordt weergegeven.
[19] 'Selectie van teksten' ■
■
■ ■
Klik eerst op 'Wijzigen' om de standaardinhoud van de eerste regel te wijzigen. Klik vervolgens op 'Toevoegen' om een regel en nieuwe inhoud toe te voegen. Klik op 'OK' om te bevestigen. Gebruik en om de regelvolgorde te structureren. Klik op 'OK' om de 'Meerdere regels' inhoud te valideren.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
81
Gebruik het object 'Tekst'
Tekstindeling
Beschrijving
'Tekstselectie'
Met 'Tekstselectie' kunt u meervoudige tekstinhoud vooraf definiëren. Maar u kunt slechts een inhoud tegelijk weergeven. Voer inhoud toe op dezelfde manier als u dit doet voor het object 'Meerdere regels'. Daarna kunt u vanuit het gedeelte 'Inhoud' de weer te geven tekst selecteren.
[20] Voorbeeld van een 'Tekstselectie'
Maak bijvoorbeeld slechts een sjabloon voor 'verkoop' en 'promotie'. Voer in 'Tekstselectie' deze twee woorden in. Hierdoor kan de gebruiker van de gegevensinvoermodule het op de poster weer te geven woord selecteren. Op die manier kan de klant een 'verkoop'-poster of een 'promotie'-poster vanuit één sjabloon maken.
82
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gebruik het object 'Tekst'
Tekstindeling
Beschrijving
'Grootte'
Het object 'Grootte' stelt u in staat een formaat op een sjabloon weer te gegeven. Hierdoor kan bijvoorbeeld specifieke informatie over het productformaat worden gegeven. Wanneer u dit object selecteert, wordt er een 'Formaatinstellingen' venster geopend.
[21] 'Formaatinstellingen' ■
■
■ ■
U kunt maximaal vier waarden definiëren voor het uit te drukken formaat. U kunt ook een tekst definiëren vóór en na de formaatwaarden. Het gedeelte 'Afdrukvoorbeeld' toont het verwachte resultaat. Klik op 'OK' om te valideren en het object in te voegen.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
83
Gebruik het object 'Tekst'
Tekstindeling
Beschrijving
'Periode'
Het object 'Periode' stelt u in staat een datumbereik te vermelden op uw sjabloon. Hierdoor kan de gebruiker van de gegevensinvoermodule bijvoorbeeld de datums van een promotie definiëren. Wanneer u dit object selecteert, wordt er een 'Periode instellingen' venster geopend.
[22] 'Periode instellingen' ■ ■
■ ■
Definiëren van de datums U kunt tevens een tekst definiëren voor en na de datums alsmede een nieuwe datumnotatie. Het gedeelte 'Afdrukvoorbeeld' toont het verwachte resultaat. Klik op 'OK' om te valideren en het object in te voegen.
[23] Definiëren van een nieuwe datumnotatie
84
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gebruik het object 'Tekst'
(zie, indien nodig: ‘Definieer de inhoudbron van een object’ op pagina 77)
[24] Resultaat in de gegevensinvoermodule ('Tekstselectie' 'Grootte' en 'Periode')
Wijs een naam toe aan het object 'Tekst' Opmerking:
Geef een zinvolle naam aan uw objecten zodat u er later naar kunt verwijzen. Bijvoorbeeld: - in Module Designer kunt u verwijzen naar een object om de inhoud van een ander object te definiëren. - in de Data Entry-module kunt u tevens verwijzen naar een specifiek object. De naam van het object wordt verzonden binnen alle Posterizer Pro-modules. 1. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het tabblad 'Element'. 2. Geef in het veld 'Naam' een naam aan uw object. De tekst die u invoert wordt rood weergegeven. 3. Klik op om te bevestigen. Klik op om de standaardnaam te resetten. Nadat registratie wordt de tekst weer zwart weergegeven.
Resultaat Nu kunt u ook de andere eigenschappen definiëren die van toepassing zijn op uw object. Zie de platformmontagegids ‘Definieer de eigenschappen van een object’ op pagina 71.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
85
Gebruik het object 'Afbeelding'
Gebruik het object 'Afbeelding' Doel U kunt een vast 'Afbeelding' object in de sjabloon invoegen. U kunt daarnaast de gebruiker van de Data Entry-module toestemming geven een afbeelding te selecteren tijdens het maken van een poster.
Selecteer het object 'Afbeelding' 1. Selecteer vanuit het menu 'Elementen' of vanuit 'Palet elementen' 'Afbeelding'. 2. Selecteer het gewenste beeldtype: #
Afbeeldingstype
Beschrijving
'Leeg afbeeldingskader'
Een leeg blok invoegen waar de gebruiker van de gegevensinvoermodule een beeld kan invoegen.
'Afbeelding'
Een beeld invoegen vanuit het charter of vanaf uw werkstation.
'Map afbeeldingen...'
Een beeld invoegen vanuit een map van het charter en stel de gebruiker van de gegevensinvoermodule in staat een ander beeld uit die map te selecteren.
'Afbeeldingslijst...'
Een beeld invoegen vanuit een map van het charter en definieer een lijst met beelden die de gebruiker van de gegevensinvoermodule kan gebruiken als u deze hiertoe machtigt.
Een lijst met beelden maken 1. Voeg een 'Afbeeldingslijst...'-object in. 2. Klik op ■ om een beeld toe te voegen aan de lijst met beelden. ■ als u meerdere beelden uit dezelfde map wilt toevoegen aan de lijst met beelden. Opmerking:
Houd de toets ingedrukt om een selectie van meerdere beelden te maken. 3. Voeg een beeld in vanuit het charter.
86
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gebruik het object 'Afbeelding'
Opmerking:
Als u slechts één beeld toevoegt, kunt u op 'Bladeren' klikken om naar een beeld op uw werkstation te zoeken. 4. Klik op 'Openen' om het geselecteerde beeld (of de geselecteerde beelden) toe te voegen aan de lijst met beelden. Opmerking:
Als u eenmaal een beeld opent, wordt het – ongeacht de oorsprong ervan – deel van de map 'Images' van het huidige charter. 5. Deel de lijst in op de wijze waarop u wilt dat deze verschijnt in de gegevensinvoermodule.
[25] Afbeeldingslijst gemaakt in Designer
6. Klik op 'OK' om de lijst te valideren.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
87
Gebruik het object 'Afbeelding'
De gebruiker van de gegevensinvoermodule kan de standaardafbeelding vervangen door een andere afbeelding uit de lijst.
[26] Afbeeldingslijst voorgesteld in de gegevensinvoermodule
Definieer de eigenschappen van een 'Afbeelding' object 1. Definieer de basiseigenschappen van een 'Afbeelding' object Zie: ‘Definieer de eigenschappen van een object’ op pagina 71 2. Het gedeelte 'Inhoud' van het paneel 'Elementeigenschappen' stelt u in staat om de beeldselectie in de gegevensinvoermodule aan te passen. #
Element
'Bron'
Beschrijving
Definieer of wijzig de bron van het object 'Afbeelding'. Vink het aankruisvakje 'Aanpasbaar' aan om de gebruiker van de gegevensinvoermodule in staat te stellen de laatste updates van de afbeeldingslijst op te halen. ■ Vink het aankruisvakje 'Lege afbeelding toevoegen' aan om een lege regel toe te voegen in de afbeeldingslijst. ■
88
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gebruik het object 'Afbeelding'
Element
Beschrijving
'Selectie-overzicht'
Definieer de weergave van de afbeeldingslijst in de gegevensinvoermodule.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
89
Gebruik het object 'Vorm'
Gebruik het object 'Vorm' Doel Het 'Vorm' object kan bestaan uit verschillende indelingen. De meeste kunnen uiterst intuïtief worden gedefinieerd. In dit gedeelte worden de specifieke eigenschappen beschreven die kunnen worden toegepast op een 'Vorm' object.
Definieer de eigenschappen van een 'Vorm' object 1. Definieer de basiseigenschappen van een 'Vorm' object Zie: ‘Definieer de eigenschappen van een object’ op pagina 71
Definieer de weergave van 'Vorm' 1. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het gedeelte 'Vorm'. 2. Definieer vanuit het tabblad 'Kader' de weergave van de vorm. Voor een tabel kunt u ook de verticale en horizontale lijnen verbergen of weergeven. 3. Definieer vanuit het tabblad 'Vullen' de kleuren van de vorm. Voor een tabel kunt u ook twee kleuren definiëren om alternatieve rijen weer te geven.
Definiëren van een 'Tabel' 1. Voeg een 'Tabel'-'Vorm' object in. 2. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het gedeelte 'Tabel'. 3. Dit toont de inhoud van de tabel. De inhoud een tabel moet een object van de actuele sjabloon zijn. #
Gedeelte
Beschrijving
'Tabeleigenschappen'
Definieer het aantal rijen en kolommen van de tabel. Geef aan of er een kop is. Opmerking:
De kop is de hele rij van één kolom.
90
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gebruik het object 'Vorm'
Gedeelte
Beschrijving
'Gegevensinvoer'
Rijen worden aan een oplopend nummer toegewezen. Geef aan welke rij standaard gevuld wordt in de gegevensinvoermodule. Geef tevens het maximumaantal rijen aan dat wordt toegestaan voor het maken van posters.
'Celeigenschappen'
Definieer het formaat van elke cel. ■ Selecteer een tabelcel. Er verschijnt een zwarte driehoek in de rechterbenedenhoek van de geselecteerde cel. De plaats van de geselecteerde cel wordt tevens aangegeven bovenin het gedeelte 'Celeigenschappen'. ■ Definieer het formaat van de cel. ■ Klik op , als u hetzelfde formaat wilt toepassen op de andere cellen (gebruik of om het aantal mogelijk tabeldefinities te verkleinen). ■ Selecteer vanuit de 'Element' keuzelijst de naam van het object dat u wilt definiëren als inhoud van de cel.
'Ontwerp'
Vink het selectievakje aan, als u de inhoud van de tabel wilt vergrendelen.
Definieer de 'Vorm' kleuren 1. U kunt de kleur(en) selecteren van het 'Vorm' object uit het 'Elementeigenschappen' paneel in het gedeelte 'Vorm'. 2. U kunt tevens uw eigen kleuren definiëren. Zie voor meer informatie: ‘Aangepaste kleuren definiëren’ op pagina 120
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
91
Gebruik het object 'Barcode'
Gebruik het object 'Barcode' Doel Er zijn geen specifieke eigenschappen gekoppeld aan het object 'Barcode'. Dit object kan worden gerelateerd aan de inhoud van een database of aan een nummer.
Definieer de eigenschappen van een 'Barcode' object 1. Definieer de basiseigenschappen van een 'Barcode' object Zie: ‘Definieer de eigenschappen van een object’ op pagina 71 Zorg dat de waarde 'Elementeigenschappen' - 'Inhoud' - 'Max. aantal tekens' groot genoeg 2. is om de gegevens van de barcode op te halen. (Het is het maximumaantal tekens dat is toegestaan voor de inhoud van dit object.)
Definieer de stijl van 'Barcode' 1. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het tabblad 'Formaat'. 2. Open het subgedeelte 'Barcode'. 3. Definieer het type barcode dat u wilt gebruiken. Selecteer een waarde uit de keuzelijst. 4. Vink het aankruisvakje aan'Berekenen checksum', als u de checksum in de barcode wilt opnemen. 5. Vink het aankruisvakje aan'Toon barcode', als u het label van de barcode wilt weergeven. Opmerking:
Gebruik het subgedeelte 'Lettertype' voor het definiëren van de labelweergave. 6. Geef aan als u het volgende wilt: ■ weergeven van het checksum-nummer in het label van de barcode. ■ toevoegen van tekens voor het beginnen en stoppen van het label van de barcode.
92
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gebruik het object 'Prijs'
Gebruik het object 'Prijs' Doel U kunt de weergaven van een 'Prijs' object definiëren. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u dit doet.
Definieer de eigenschappen van een 'Prijs' object 1. Definieer de basiseigenschappen van een 'Prijs' object Zie: ‘Definieer de eigenschappen van een object’ op pagina 71
Definieer 'Valuta'. 1. Een 'Prijs' object invoegen. 2. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het tabblad 'Valuta'. Dit is samengesteld uit vijf subgedeelten. 3. Definieer de weergave van de elementen die deel uitmaken van een 'Prijs' object: Definieer de 'Valuta' eigenschappen#
Element
Beschrijving
'Primair symbool'
Geef aan of u het valutasymbool (voor de cijferwaarde) wilt weergeven. Definieer het weer te geven valutasymbool en de wijze waarop het moet worden weergegeven. Klik op om een nieuw valutasymbool te definiëren.
'Tweede symbool'
Geef aan of u een tweede valutasymbool wilt weergeven (voor de eventuele decimaal). Definieer het weer te geven valutasymbool en de wijze waarop het moet worden weergegeven.
'Cijfers'
Definieer hoe de cijferwaarden moeten worden weergegeven. U kunt het scheidingsteken duizendtallen en het nulsymbool bewerken.
'Decimalen'
Definieer hoe de decimalen moeten worden weergegeven. U kunt het decimaalteken en het nulsymbool bewerken.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
93
Gebruik het object 'Prijs'
Element
Beschrijving
'Extra's'
U kunt negatieve waarden en conditionele indeling definiëren. De conditionele indeling stelt u in staat het 'Prijs' object te koppelen aan een ander 'Prijs' object van de sjabloon. U kunt bijvoorbeeld een afwijkende weergave gebruiken om een prijs te tonen die hoger is dan 1$ en om een prijs weer te geven die lager is dan 1$. Opmerking:
Het gebruik van een conditionele indeling impliceert dikwijls het gebruik van onzichtbare objecten.
94
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gebruik het object 'Formule'
Gebruik het object 'Formule' Doel Het object 'Formule' wijkt af van de andere objecten van een sjabloon. De inhoud ervan hangt af van de objecten van de sjabloon en de formules die zijn gedefinieerd vanuit Formula Editor. Eerst moet u de inhoud definiëren vanuit een hiervoor bestemd venster. Vervolgens kunt u de eigenschappen ervan definiëren in het paneel 'Elementeigenschappen'. Voordat u begint ■ ■
■
Zorg dat de formule die u nodig hebt gedefinieerd is in Formula Editor. Zorg dat de variabelenwaarden van de formule zijn beschikbaar vanuit de sjabloon (bijvoorbeeld: 'Tekst' of 'Prijs' objecten, koppeling naar database). Zorg dat u de sjabloon reeds met de bijbehorende objecten hebt opgeslagen.
Formule definiëren 1. Selecteer het object 'Formule' om in de sjabloon in te voegen. Het venster 'Formule-element' wordt weergegeven. 2. Selecteer een formuletype, als u de formulelijst wilt begrenzen. 3. Typ de naam van de gewenste formule. De in de formule gebruikte eenheden worden weergegeven in het grijze frame van dezelfde regel. 4. Definieer de waarde van de variabelen voor de geselecteerde formule. De variabelenwaarden worden weergegeven in een keuzelijst.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
95
Gebruik het object 'Formule'
Deze komen overeen met de objecten die reeds zijn ingevoegd in de actuele sjabloon.
[27] Variabelen van het object 'Formule'
5. Vink het aankruisvakje van elk formule-argument aan, als de variabele kan worden bijgewerkt door de gebruiker van de Data Entry-module. 6. Definieer de mogelijke extra informatie m.b.t. de formule.
96
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gebruik het object 'Formule'
#
Tabblad
Beschrijving
'Tekst voor bewerking'
Definieer een tekst die aan het begin van het object 'Formule' moet worden weergegeven.
'Tekst na bewerking'
Opmerking
Opmerking:
U kunt een tekst opgeven die wordt aangepast aan de uitkomst van de formule.
Definieer een tekst die aan het einde van het object 'Formule' moet worden weergegeven. U kunt ook een conditionele tekst definiëren die afhankelijk is van het resultaat van de formule.
Opmerking:
U kunt deze tekst naar een ander object van de sjabloon verplaatsen. Opmerking:
Als een tekst vooraf is gedefinieerd in Formula Editor, verschijnt deze in het speciaal hiervoor bestemde tekstveld. 'Gegevensinvoer'
Geef desgewenst de manier op waarop de formules moeten worden weergegeven in de Date Entry-module.
-
'Afrondmethode'
Geef de 'Afrondmethode' op die op het resultaat van de formule moet worden toegepast.
-
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
97
Gebruik het object 'Formule'
Tabblad
Beschrijving
Opmerking
'Uitgebreid'
U kunt extra voorwaarden en koppelingen tussen de formule en de objecten van de sjabloon definiëren.
U kunt ook bewerkingen uitvoeren op het display in de Data Entry-module.
[28] 'Formule'-object gedefinieerd
7. Klik op 'OK' om te bevestigen. U kunt het object 'Formule' invoeren.
Definieer de eigenschappen van een 'Formule' object 1. Definieer de basiseigenschappen van een 'Formule' object Zie: ‘Definieer de eigenschappen van een object’ op pagina 71 2. Definieer de 'Valuta' eigenschappen voor de elementen van het 'Formule' object. Zie: ‘Definieer Valuta.’ op pagina 93
98
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gebruik de gereedschappen om een object te positioneren
Objecten in een sjabloon indelen Gebruik de gereedschappen om een object te positioneren Doel Met behulp van bepaalde gereedschappen kunt u uw objecten in een sjabloon positioneren. Deze gereedschappen zijn: ■
■
■
Linialen Hiermee kunt u het formaat van de sjabloon en de overeenkomstige objecten bepalen. Raster Met behulp hiervan kunt u de objecten in een sjabloon indelen. 'Geleider' Met behulp hiervan kunt u de objecten in een sjabloon positioneren en uitlijnen.
De linialen gebruiken #
Actie
Beschrijving
De linialen weergeven
■
Definieer de 'Liniaalinstellingen'
U kunt de weergave van de linialen definiëren. Zie: ‘Definieer Liniaalinstellingen.’ op pagina 42
■
Selecteer vanuit het menu 'Weergeven' 'Linialen' . Er verschijnt een vinkje vóór deze menu-invoer, wanneer de linialen worden weergegeven in het ontwerppaneel.
[29] Voorbeeld van een liniaal
Raster gebruiken #
Actie
Beschrijving
Het raster weergeven
■ ■
Definieer de 'Rasterinstellingen'
U kunt de weergave van het raster definiëren. Zie: ‘Definieer Rasterinstellingen.’ op pagina 42
Selecteer vanuit het menu 'Weergeven' 'Raster' . Er wordt een vinkje weergegeven vóór de menu-invoer, wanneer er een raster wordt weergegeven in het ontwerppaneel.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
99
Gebruik de gereedschappen om een object te positioneren
Actie
Werkbalk raster weergeven
Beschrijving
[30] Werkbalk raster ■
■
Selecteer vanuit het menu 'Weergeven' 'Werkbalken' 'Raster'. De werkbalk verschijnt in de interface. Gebruik vanuit deze werkbalk de pictogrammen om: - het raster weer te geven of te verbergen - de weergave van het raster te definiëren - de objecten te forceren om over te schakelen naar het raster - het venster 'Rasterinstellingen' weer te geven
Gebruik van de gidsen 1. Kies vanuit het menu 'Elementen' voor 'Geleider'. Of gebruik het pictogram 'Geleider' vanuit 'Palet elementen'. 2. Selecteer als u een 'Verticale geleider' ( ) of een 'Horizontale geleider' ( ) wilt gebruiken. 3. Klik in de sjabloon op de locatie waar u de gids wilt positioneren. De gids wordt weergegeven als een stippellijn. Deze kunt u net als de andere objecten verplaatsen. De andere objecten schakelen over op de gids. Op deze manier kunt u uw objecten horizontaal of verticaal uitlijnen.
Opmerking:
Tijdens het afdrukken zijn de gidsen zichtbaar.
100
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Groeperen van de objecten
Groeperen van de objecten Doel U kunt objecten groeperen voor een vereenvoudiging van vergelijkbare bewerkingen voor dergelijke objecten. U kunt bijvoorbeeld: ■
■
■
de gegroepeerde objecten positioneren Gebruik hiervoor de'Uitlijnen' werkbalk of het menu 'Indeling'. formaat aanpassen en schaal bepalen voor dergelijke objecten Hiervoor kunt u: - de muis gebruiken vanuit het ontwerppaneel, - specifieke eigenschappen definiëren in het 'Elementeigenschappen' paneel - het menu 'Indeling' gebruiken. definiëren van vergelijkbare objecteigenschappen U kunt bijvoorbeeld vanuit het paneel 'Elementeigenschappen': - een vorm toevoegen, - identieke gebruiksregels definiëren in de gegevensinvoermodule, - een vergelijkbare opmaak definiëren - ...
Objecten groeperen 1. Selecteer een object door erop te klikken. 2. Druk tegelijkertijd op de <Shift> toets van uw toetsenbord en selecteer de andere objecten die u wilt groeperen. 3. Open het menu 'Indeling' of klik met de rechtermuisknop op een geselecteerd object. 4. Selecteer 'Groep'. De geselecteerde objecten worden samen gegroepeerd. Als u een object verplaatst, volgen de andere objecten in dezelfde handeling.
Groeperen van objecten beëindigen 1. Selecteer een van de gegroepeerde objecten. 2. Open het menu 'Indeling' of klik met de rechtermuisknop op een gegroepeerd object. 3. Selecteer 'Groeperen beëindigen'. Nu kunt u elk object apart manipuleren.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
101
Groeperen van de objecten
Hergroeperen van de objecten 1. Selecteer een van de objecten die samen zijn gegroepeerd. 2. Klik er met de rechtermuisknop op. 3. Selecteer 'Hergroeperen'.
102
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
De objecten positioneren
De objecten positioneren Doel U kunt de objecten ten opzichte van elkaar positioneren, of afhankelijk van de paginaindeling. Module Designer biedt u gereedschappen voor automatische positionering van uw objecten in de sjabloon. U vindt deze gereedschappen in het menu 'Indeling' en in de 'Uitlijnen' werkbalk. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u objecten positioneert, het formaat ervan aanpast, roteert en uitlijnt. Opmerking:
Zorg dat u bovendien weet hoe u de gereedschappen gebruikt om een object te positioneren op pagina 99.
Positioneren van objecten 1. Voor een eenvoudige positionering van de objecten in een sjabloon kunt u: ■ geleiders invoeren vanuit 'Palet elementen' ■ het raster weergeven ('Weergeven' menu of werkbalk) 2. Activeer vanuit het menu 'Indeling' de volgende instellingen: ■ 'Overschakelen naar raster' ■ 'Overschakelen naar geleiders' 3. Selecteer een object. 4. Positioneer het object: #
Positie
Beschrijving
Vrij
Gebruik de muis of de pijltoetsen op het toetsenbord om het object te verplaatsen. Gebruik het 'Element'-'Positie' gedeelte van het 'Elementeigenschappen' paneel. Definieer 'Links' en 'Boven' afstand.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
103
De objecten positioneren
Positie
Beschrijving
Ten opzichte van de sjabloonindeling
Gebruik de gele en witte pictogrammen van de 'Uitlijnen' werkbalk. [31] Uitlijning ten opzichte van de sjabloon
[32] Uitlijning ten opzichte van de objecten
Formaat van objecten aanpassen 1. Selecteer het object/de objecten of de groep objecten. 2. Selecteer een methode afhankelijk van uw doel en uw werkvoorkeuren. #
Actie
Beschrijving
Afmetingen van een afzonderlijk object aanpassen
Gebruik de muis of de pijltoetsen op het toetsenbord om de afmetingen van het object aan te passen. Gebruik het 'Element'-'Positie' gedeelte van het 'Elementeigenschappen' paneel. Definieer 'Breedte' en 'Hoogte' van het object. Gebruik het menu 'Indeling': ■ Selecteer 'Schalen...'. Definieer percentage en klik op 'OK'.
104
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
De objecten positioneren
Actie
Beschrijving
Formaat van groep objecten aanpassen
Gebruik de muis of de pijltoetsen op het toetsenbord om de afmetingen van de objecten aan te passen. Gebruik het 'Positie' gedeelte van het 'Elementeigenschappen' paneel. Definieer 'Breedte' en 'Hoogte' van de objecten. Opmerking:
Deze methode is alleen van toepassing op objecten van één type. Hiermee kunt u bijvoorbeeld het formaat van al uw 'Tekst' objecten tegelijk aanpassen. Gebruik het menu 'Indeling': ■ Selecteer 'Schalen...'. Deze functie stelt u in staat om het formaat van de objecten ten opzichte van hun individuele formaat aan te passen. Definieer een percentage en klik op 'OK'. ■ Selecteer ''Grootte'...'. Deze functie stelt u in staat om het formaat van de objecten ten opzichte van de geselecteerde objecten te definiëren. Selecteer een waarde en klik op 'OK'.
Objecten roteren Opmerking:
U kunt alleen afzonderlijke objecten roteren. 1. Selecteer het object. 2. Om een object te roteren kunt u: ■ klikken op het object om het frame samen met de groene cirkels weer te geven. met de muis boven een groene cirkel gaan staan en met de muis het object roteren. ■ Definieer vanuit het 'Element' - 'Rotatie' gedeelte van het 'Elementeigenschappen' paneel de rotatiegraad ('Hoek') van het object.
Objecten uitlijnen 1. Selecteer het object/de objecten of de groep objecten.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
105
De objecten positioneren
2. 'Uitlijnen' werkbalk weergeven (vanuit het 'Weergeven'-'Werkbalken' menu). #
Actie
Beschrijving
Afzonderlijke objecten uitlijnen
Gebruik de gele en witte pictogrammen van de 'Uitlijnen' werkbalk. Hiermee kunt u het object ten opzichte van de sjabloonindeling uitlijnen.
Een groep objecten uitlijnen
Gebruik de pictogrammen van de 'Uitlijnen' werkbalk.
Gebruik het menu 'Indeling': ■ Selecteer 'Uitlijnen...'. Met behulp van deze functie kunt u de objecten ten opzichte van elkaar uitlijnen. Selecteer een waarde en klik op 'OK'.
106
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Werken met meerdere objecten
Werken met meerdere objecten Doel U kunt verschillende objecten binnen een sjabloon elkaar laten overlappen. U moet deze ordenen in overeenstemming met de weergave die u uiteindelijk wenst.
Ordenen van de objectweergave 1. Selecteer een object of een groep objecten. 2. Gebruik vanuit het menu 'Indeling' of vanuit 'Palet elementen': #
Instelling
Beschrijving
'Naar voren'
Een object vóór een ander object plaatsen.
'Naar achteren'
Een object achter een ander object plaatsen.
'Naar voorgrond'
Geselecteerde object(en) vóór alle andere objecten in de sjabloon plaatsen.
'Naar achtergrond'
Geselecteerde object(en) achter alle andere objecten in de sjabloon plaatsen.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
107
Dupliceren van een object
Dupliceren van een object Doel U kunt een object binnen een sjabloon herhalen. U kunt een object dupliceren, wanneer u exact hetzelfde object een aantal keren in de sjabloon wilt herhalen. ■
■
Om een object (of groep objecten) slechts één keer te herhalen kunt u kopiëren en plakken. Om een object een aantal keren te herhalen dupliceert u het object.
Dupliceren van een object 1. Selecteer het object dat u wilt dupliceren. 2. Kies vanuit het menu 'Elementen' voor 'Elementen dupliceren...'. Het venster 'Elementen dupliceren' wordt weergegeven. 3. Het object wordt gedupliceerd alsof het in een tabel moet worden geplaatst. Het object dat u dupliceert, vormt het beginpunt van de tabel (linkerbovenhoek). #
Stap
Actie
Opmerkingen
1
Definieer een aantal kolommen.
Dit aantal komt overeen met de horizontale duplicatie van het object.
2
Definieer een aantal rijen.
Dit aantal komt overeen met de verticale duplicatie van het object.
3
Definieer de horizontale en verticale afstand.
Deze komen overeen met de afstand die u aanhoudt tussen gedupliceerde objecten.
4. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Kopiëren - plakken 1. Selecteer het object of de groep die u wilt kopiëren. 2. Om te kopiëren kunt u: ■ met de rechtermuisknop klikken op de selectie en uitvoeren 'Kopiëren'. ■ selecteer 'Kopiëren' vanuit het menu 'Bewerken'. 3. Om te plakken kunt u: ■ met de rechtermuisknop klikken op de sjabloon en 'Plakken' selecteren. ■ selecteer 'Plakken' vanuit het menu 'Bewerken'.
108
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Dupliceren van een object
4. Positioneer de kopie in de sjabloon waar u deze wenst.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
109
Vergrendelen van de objectpositie
Vergrendelen van de objectpositie Doel Vergrendel de positie van alle objecten van een sjabloon om: ■
■
■
te voorkomen dat deze per ongeluk worden verplaatst tijdens het maken van de sjabloon. te voorkomen dat deze per ongeluk worden verplaatst tijdens de het opgeven van de 'Elementeigenschappen'. een nieuwe sjabloon te maken vanuit de actuele sjabloon, waarbij de objecten op dezelfde plaats zijn gepositioneerd.
De positie van de objecten vergrendelen 1. U vergrendelt de objectpositie als volgt: ■ Klik vanuit het menu 'Indeling' op 'Elementposities vergrendelen'. Er wordt een vinkje weergegeven vóór de menu-invoer, wanneer de objectpositie wordt vergrendeld. ■ Klik op vanuit de werkbalk. 2. Er wordt een hangslot weergegeven wanneer u met de muis boven de geblokkeerde objecten beweegt.
De positie van de objecten ontgrendelen 1. U ontgrendelt de objectpositie als volgt: ■ Klik vanuit het menu 'Indeling' op 'Elementposities vergrendelen'. Het vinkje vóór deze menu-invoer verdwijnt. ■ Klik op vanuit de werkbalk. 2. Er wordt een handje weergegeven wanneer u met de muis boven de ontgrendelde objecten beweegt. U kunt deze verplaatsen of het formaat ervan aanpassen.
Vergrendel de positie en het formaat van een afzonderlijk object 1. Selecteer het object. 2. Vink vanuit het gedeelte 'Positie' van het 'Elementeigenschappen' paneel het selectievakje met de naam 'Vergrendelen positie/formaat' aan.
110
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Vergrendelen van de objectpositie
Opmerking:
Vink het aankruisvakje uit om de positie van het geselecteerde object te ontgrendelen.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
111
Een element van de sjabloon verwijderen
Elementen van een sjabloon verwijderen Een element van de sjabloon verwijderen Doel U kunt de objecten of de geleiders die u in een sjabloon hebt ingevoegd verwijderen.
Objecten verwijderen 1. Selecteer het object dat u wilt verwijderen Opmerking:
Indien gewenst kunt u een selectie van meerdere objecten uitvoeren. Selecteer extra objecten en druk tegelijk op de <Shift>-toets. 2. U kunt het volgende doen: ■ druk op de toets op het toetsenbord. ■ klik met de rechtermuisknop op de geselecteerde objecten en selecteer 'Wissen'. ■ selecteer 'Geselecteerde elementen verwijderen' vanuit het menu 'Bewerken'. ■ gebruik het pictogram 'Wissen' vanuit 'Palet elementen'.
Geleiders verwijderen 1. Selecteer vanuit het menu 'Bewerken' 'Alle geleiders verwijderen'.
Opmerking:
Om slechts een geleider te verwijderen: - Zorg dat het gereedschap 'Geleider' geselecteerd is in 'Palet elementen' en selecteer de geleider die u wilt verwijderen - druk op de toets op het toetsenbord.
112
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Een handeling ongedaan maken
Een handeling ongedaan maken Doel U kunt bepaalde wijzigingen die u hebt toegepast op een object of groep objecten, ongedaan maken.
Objectwijzigingen ongedaan maken 1. Selecteer vanuit het menu 'Bewerken' 'Objectwijzigingen ongedaan maken'. U kunt tevens gelijktijdig de toetsenbordtoetsen + gebruiken. 2. Handelingen die u ongedaan kunt maken, zijn: ■ formaat aanpassen, schalen, uitlijnen of verplaatsen ■ knippen, kopiëren of plakken ■ invoegen ■ verwijderen
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
113
Een 'Opdrachtscheider'-sjabloon maken
Geavanceerde functies Een 'Opdrachtscheider'-sjabloon maken Doel Een 'Opdrachtscheider' wordt gebruikt voor het maken van een document voor het scheiden van de posters tijdens het printen. Deze wordt gemaakt in Module Designer en u kunt deze gebruiken in de module Print Manager ('Opdrachtscheider'). De gebruiker van Print Manager integreert een scheidingsdocument om de posters te onderscheiden die door de gebruiker worden besteld. Doel is om de eigenaar van de posters te identificeren.
1. Een sjabloon maken. 2. Voeg de objecten in die u nodig hebt voor identificatie van verschillende printopdrachten voor de posters. U voegt voornamelijk 'Tekst' en 'Afbeelding' objecten in. 3. Definieer 'Macro'-inhoud voor de objecten. Voeg bijvoorbeeld de 'Tekst' objecten in voor het definiëren van de gebruiker, de datum, de posterbreedte... met behulp van de 'Macro' inhoud. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Opslaan als...'. 4. Het venster 'Sjabloon opslaan' wordt weergegeven. 5. In het veld 'Bestandsnaam' geeft u een duidelijke, beschrijvende naam op voor uw sjabloon. 6. In het vervolgkeuzemenu kiest u de bestandsindeling 'Opdrachtscheider' (*.btf). 7. Klik op 'Opslaan'.
Resultaat In de module Print Manager kunt u deze sjabloon gebruiken als een 'Opdrachtscheider'.
114
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Gekoppelde sjablonen maken
Gekoppelde sjablonen maken Doel Maak gekoppelde sjablonen, wanneer u een sjabloon wilt maken in verschillende formaten of in verschillende indelingen. Om gekoppelde sjablonen te maken moet u rekening houden met dezelfde structuur voor alle sjablonen. U moet de volgende zaken aanhouden: ■ ■ ■
één objectstructuur (type objecten, volgorde objecten, lagen) één naam voor elk object zoals dat geldt voor de gekoppelde sjablonen één koppeling naar een database, indien aanwezig
Beschrijving Gekoppelde sjablonen worden gemaakt vanuit een sjabloon die reeds is opgeslagen in de actuele charter. We noemen deze sjabloon de 'originele sjabloon': u gebruikt deze als basis voor het maken van de gekoppelde sjablonen. Sla alle gekoppelde sjablonen op in dezelfde map van een charter. Gebruik deze specifieke syntaxis om de gekoppelde sjablonen een naam te geven: original_template_name[specificity_of_the_associated_template].ptf.
Koppelen van sjablonen 1. Open een sjabloon (de sjabloon die u wilt gebruiken als originele sjabloon). 2. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Pagina verschalen'. 3. Wijzig het paginaformaat en klik op 'OK'. Opmerking:
Verwerk de sjabloon zonder dat u de structuur ervan wijzigt. 4. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Opslaan als'. Opmerking:
Zorg ervoor dat u de gekoppelde sjablonen opslaat in dezelfde map als de originele sjabloon. 5. Geef een naam van de gekoppelde sjabloon: ■ gebruik dezelfde naam
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
115
Gekoppelde sjablonen maken
■
voeg een achtervoegsel toe met behulp van deze syntaxis: [page_size] of [new_layout] Bijvoorbeeld: template_for_bazar[A4].ptf template_for_bazar[A0].ptf en template_for_bazar[blue_landscape].ptf zijn gekoppelde sjablonen.
6. Klik op 'Opslaan'. De sjabloon die u hebt opgeslagen, wordt nu gekoppeld aan de originele sjabloon die u hebt gemaakt. Deze worden beide opgeslagen in één charter.
Resultaat In de gegevensinvoermodule worden gekoppeld sjablonen samen voorgesteld aan de gebruiker die gebruik maakt van deze charter. De gebruiker van de gegevensinvoermodule kan inhoud toevoegen aan een van deze sjablonen om een poster te maken. Als de toegevoegde inhoud deel uitmaakt van de objecten zoals dat geldt voor de gekoppelde sjablonen, wordt de inhoud automatisch overeenkomstig bijgewerkt in alle posters die zijn gemaakt vanuit de gekoppelde sjablonen.
[36] Resultaat in de gegevensinvoermodule
116
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Manipuleren van de beelden
Manipuleren van de beelden Doel Posterizer Pro biedt geavanceerde functies voor het rechtstreeks manipuleren van de beelden van een charter in een Module Designer. Op die manier bent u voor het manipuleren van de beelden van uw charter niet afhankelijk van een toepassing van een andere leverancier. Deze geavanceerde functies stellen u in staat om: ■
■
het formaat van de afbeeldingen te beperken en de prestaties vanPosterizer Pro in alle modules te behouden. stempels te maken van beelden, wanneer u een lijst beelden voorstelt aan de gebruiker van de gegevensinvoermodule. het formaat van beelden te wijzigen voor een optimale printuitvoer van de posters. Converteer de indeling van uw afbeelding naar een formaat en grootte waardoor de kwaliteit van de poster wordt vergroot (bijvoorbeeld om pixels op de printuitvoer te voorkomen).
Stempels maken van afbeeldingen 1. U kunt stempels maken van de afbeeldingen die u wilt weergeven in de afbeeldingslijst. Op die manier wordt een afbeeldingslijst sneller in de gegevensinvoermodule geladen. Voeg een 'Afbeelding' object in. 2. Blader vanuit 'Browser' naar de chartermap die de beelden bevat die u wilt converteren naar stempels. 3. Klik met de rechtermuisknop op de beelden. 4. Selecteer 'Aanmaken pictogrammen afbeeldingen...'. 5. Vanuit het venster 'Aanmaken pictogrammen afbeeldingen': #
Stap
Actie
1
Controleer de bronmap.
2
Geef de doelmap aan of maak deze. Opmerking:
De doelmap moet behoren tot de actuele charter. 3
Definieer het stempelformaat en het verwachte formaat van de stempels.
6. Klik op 'Aanmaken pictogrammen afbeeldingen' om te bevestigen.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
117
Manipuleren van de beelden
Resultaat #
Gebruik de stempels
Illustratie
inModule Designer
in de gegevensinvoermodule
Converteren van het beeldformaat 1. U kunt de afbeeldingen converteren naar een ander formaat voor een nog betere weergave in de Posterizer Pro modules. Voeg een 'Afbeelding' object in. 2. Blader vanuit 'Browser' naar de chartermap die de beelden bevat die u wilt converteren. 3. Klik met de rechtermuisknop op de beelden. 4. Selecteer 'Omzetten afbeeldingen via wachtrij...'.
118
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Manipuleren van de beelden
5. Vanuit het venster 'Doorlopende verwerking': #
Stap
Actie
1
Blader naar de doelmap en klik op 'OK'.
2
Selecteer 'Grafisch formaat' waarin u de beelden wilt converteren.
3
Vermeld welke afbeelding u wilt converteren.
6. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
119
Aangepaste kleuren definiëren
Aangepaste kleuren definiëren Doel Posterizer Pro biedt de mogelijkheid uw eigen kleuren te definiëren om de objecten in uw sjabloon te maken. U kunt eenvoudig kleuren of hellingshoeken definiëren.
Definieer uw eigen kleurenlijst 1. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het gedeelte 'Vorm'. 2. Klik vanuit een willekeurige instelling waar u een kleur kunt instellen op de pijl om het keuzepallet weer te geven. 3. Klik op 'Meer kleuren...'. 4. Definieer de aangepaste kleur. 5. Geef een naam aan de aangepaste kleur. 6. Klik op om de aangepaste kleur aan uw eigen kleurenlijst toe te voegen. 7. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Een aangepaste hellingshoek definiëren 1. Ga vanuit het 'Elementeigenschappen' paneel naar het gedeelte 'Vorm'-'Vullen'. 2. Selecteer 'Verloophoek'. 3. Klik op 'Wijzigen...'. Het venster 'Verloopinstellingen' wordt weergegeven. 4. Een hellingshoek definiëren.
120
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Aangepaste kleuren definiëren
#
Stap
Actie
1
Selecteer 'Stijl' van de hellingshoek.
2
Definieer de weergavehoek.
3
Gebruik de 'Verschuiving t.o.v. centrum' instellingen voor het definiëren van de positie van de hellingshoek.
4
Selecteer vanuit de 'Kleur' keuzelijst een eerste kleur voor de hellingshoek. Deze komt overeen met de kleur die wordt vermeld in de zwarte pijl in het voorbeeld van de hellingshoek linksboven.
5
Klik vanuit het voorbeeld van de hellingshoek linksboven op de witte pijl. Deze wordt vervolgens zwart. Selecteer een tweede kleur voor de hellingshoek uit de 'Kleur' keuzelijst indien nodig. Opmerking:
Klik op
om de hellingshoek om te keren.
Opmerking:
U kunt tussenkleuren in de hellingshoek invoegen. Dubbelklik onder het voorbeeld van de hellingshoek om een pijl in te voegen. Definieer opnieuw de kleur indien nodig. Definieer de positie van de kleur: gebruik de 'Positie' instelling of verplaats de overeenkomstige pijl. 6
Wijs een naam toe aan de hellingshoek
7
Klik op
om de aangepaste hellingshoek toe te voegen aan uw eigen lijst.
Opmerking:
De instelling 'Aantal kleuren' stelt u in staat de schermweergave ('Afdrukvoorbeeld') en afdrukkwaliteit ('Afdrukken') van de hellingshoek te definiëren. Het aantal 'Aantal kleuren' duidt het aantal kleuren aan waaruit de hellingshoek is samengesteld. Hoe hoger het aantal, hoe hoger de kwaliteit van de hellingshoek.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
121
Aangepaste kleuren definiëren
5. Klik op 'OK' om te bevestigen.
122
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Sta wijzigingen in het ontwerp op een poster toe
Sjablonen voorbereiden voor gebruik in de data Entry-module Sta wijzigingen in het ontwerp op een poster toe Doel Bepaalde ontwerpelementen van een sjabloon kunnen worden gewijzigd tijdens het maken van posters. Die elementen zijn: ■ ■ ■
de dubbelzijdige eigenschap de achtergrondkleur de hoes
BinnenModule Designer behoren deze ontwerponderdelen tot de basiseigenschappen van een sjabloon. Wanneer uitvoeren U definieert de te bewerken ontwerpelementen tijdens het maken van een nieuwe sjabloon, of voordat u de charter exporteert die de sjabloon bevat.
De basiseigenschappen opgeven 1. Kies vanuit het menu 'Sjabloon' voor 'Eigenschappen...'. Het venster 'Eigenschappen sjabloon' wordt weergegeven. 2. Definieer de specifieke eigenschappen die van invloed zijn op het ontwerp van de sjabloon. #
Waarde
Beschrijving
'Snijtekens'
Markeringen uitsnede toevoegen aan uw sjabloon. Tijdens het afdrukken worden deze markeringen mee afgedrukt. Opmerking:
Het aspect van de markeringen uitsnede wordt gedefinieerd tijdens de printerconfiguratie.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
123
Sta wijzigingen in het ontwerp op een poster toe
Waarde
Beschrijving
'Hoes afdrukken'
Vermeld dat u gebruik maakt van een hoes voor het weergeven van uw sjabloon. Tijdens het afdrukken kan de hoes worden afgedrukt bovenaan uw sjabloon.
'Dubbelzijdig'
Vermeld dat u een dubbelzijdige sjabloon wenst. Tijdens het afdrukken kunnen beide zijden van uw sjabloon worden bedrukt op één vel (hetzelfde beeld of beide zijden van de pagina, afhankelijk van de mogelijkheden van uw printer).
3. Geef 'Achtergrondkleur' van de sjabloon op. Opmerking:
Deze conflicteert mogelijk met de papierkleur waarop de sjabloon zal worden afgedrukt. 4. Definieer 'Toegestane wijzigingen': #
Als
Gebeurt het volgende
u staat een wijziging toe: 'Dubbelzijdig wijzigen toestaan' ■ 'Wijzigen achtergrondkleur toestaan'
Vink het betreffende selectievakje aan.
u wilt een specifieke wijziging voorkomen
Vink het betreffende selectievakje uit.
■
5. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Definiëren van een 'Hoes' 1. Selecteer het object van de sjabloon dat bij de hoes hoort. 2. Ga vanuit het 'Elementeigenschappen' paneel naar het gedeelte 'Element'-'Zichtbaarheid'. 3. Vink het selectievakje 'Hoes' aan.
Resultaat Afhankelijk van de te bewerken elementen die u hebt gedefinieerd, kan de gebruiker van de gegevensinvoermodule het ontwerp van deze sjabloon aanpassen voor het maken van posters.
124
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Sta wijzigingen in het ontwerp op een poster toe
[41] Resultaat in de gegevensinvoermodule
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
125
De 'Gegevensinvoer' eigenschappen van een object
De 'Gegevensinvoer' eigenschappen van een object Inleiding 'Gegevensinvoer' is een van de objecteigenschappen. Definieer de 'Gegevensinvoer' eigenschappen voor elk object vanuit het 'Elementeigenschappen' paneel. Doel Het tabblad 'Gegevensinvoer' is cruciaal voor het definiëren van een object. Hier wordt de wijziging gedefinieerd die u op basis van uw sjabloon toestaat aan de maker van de poster. Deze eigenschappen zijn van invloed op de gegevensinvoermodule.
Definieer het gedrag van een object in 'Gegevensinvoer' 1. Ga vanuit het paneel 'Elementeigenschappen' naar het tabblad 'Gegevensinvoer'. 2. Vanuit het gedeelte 'Bijschrift gegevensinvoer' kunt u een bijschrift voor het geselecteerde object definiëren. Wanneer het object gedefinieerd is, wordt dit bijschrift gebruikt in de gegevensinvoermodule voor toewijzing van het object (het verschijnt in het paneel voor postergegevens in plaats van de objectnaam die is toegekend in Module Designer). 3. Geef vanuit het gedeelte 'Gebruikersinvoer' aan of de inhoud van het geselecteerde moet worden voltooid door de maker van de poster. Opmerking:
De aangevraagde informatie varieert afhankelijk van het geselecteerde objecttype. 'Gegevensinvoer'-eigenschappen#
126
Eigenschappen
Beschrijving
'Geen invoer gebruiker'
Het object kan niet worden gewijzigd in de gegevensinvoermodule.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
De 'Gegevensinvoer' eigenschappen van een object
Eigenschappen
Beschrijving
'Gebruikersinvoer'
Het object kan worden voltooid door de makers van de posters, afhankelijk van de waarde die u definieert. (De beschikbaarheid van deze waarden is afhankelijk van het geselecteerde objecttype.) ■ 'Benodigd': de gebruiker van de gegevensinvoermodule moet de inhoud van het object voltooien. ■ 'Niet toegestaan': de gebruiker van de gegevensinvoermodule mag geen inhoud voor het object invoeren. Het veld moet worden gewist voordat de poster kan worden afgedrukt. ■ 'Numeriek': de gebruiker van de gegevensinvoermodule moet een numerieke inhoud invoeren (bijvoorbeeld: getallen). ■ 'Gegevensvalidatie': de gebruiker van de gegevensinvoermodule moet rekening houden met de voorwaarden die u hebt gedefinieerd wanneer hij inhoud voor het object invoert. ■ 'Vrije tekst toegestaan': de gebruiker van de gegevensinvoermodule kan willekeurige inhoud invoeren voor objecten die normaal een vaste inhoud hebben (bijvoorbeeld: selecteer een andere formule, wijzig de inhoud van een 'Selectie van teksten'). ■ 'Gegevensinvoer uitsluitend als vrije tekst': de gebruiker van de gegevensinvoermodule kan de tekst van de formule wijzigen. Opmerking:
Als er niets is aangevinkt, kan de gebruiker van de gegevensinvoermodule de inhoud van het object bewerken, ook als dit niet nodig is. 4. Vanuit het tabblad 'Bij te werken eigenschappen' kunt u de wijzigingen opgeven die u de gebruiker van de gegevensinvoermodule toestaat. Vink een aankruisvakje aan om een eigenschap te definiëren waarvan u toestaat dat deze wordt bijgewerkt.
Resultaat Afhankelijk van de door u gedefinieerde regels: ■ ■
het object kan zichtbaar zijn in de gegevensinvoermodule. de gegevens uit het 'Element' menu kunnen beschikbaar zijn in de gegevensinvoermodule. De gebruiker van de gegevensinvoermodule kan de objecteigenschappen bewerken.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
127
De 'Gegevensinvoer' eigenschappen van een object
■
128
sommige objecteigenschappen kunnen beschikbaar zijn in het paneel Postergegevens. De gebruiker van de gegevensinvoermodule kan uit een beperkte lijst met waarden een nieuwe waarde voor de objecteigenschappen selecteren.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieert de weergavevolgorde van de objecten
Definieert de weergavevolgorde van de objecten Inleiding Vanuit Module Designer kunt u de weergave van het paneel Postergegevens in de gegevensinvoermodule definiëren. In het paneel Postergegevens worden gegevensvelden van de poster verzameld die overeenkomen met de bij te werken objecten van de sjabloon. Doel In de Data Entry-module zien de gebruikers de waarde van elk bij te werken object dat deel uitmaakt van de sjabloon. Vanuit het paneel Postergegevens kunnen deze de waarde definiëren van elk gegevensveld van de poster dat ze genereren. Definieer de volgorde van de objecten nadat u een sjabloon hebt afgerond.
Definieer de volgorde van de objecten. 1. Kies vanuit het menu 'Indeling' voor 'Volgorde elementen'. 'Volgorde elementen' wordt geopend. Alle objecten die u in de sjabloon hebt ingevoegd, worden in een lijst weergegeven. 2. Definieer 'Invoervolgorde' en weergave van de gegevensvelden van de poster in de Data Entry-module. Opmerking:
Dit tabblad is alleen van toepassing op de bij te werken objecten van de sjabloon. #
Stap
Actie
1
■ ■
Selecteer een object in de lijst. Gebruik en om de lijst met objecten te structureren.
Alle deze bij te werken objecten worden als gegevensvelden van de poster in de Data Entry-module weergegeven.
Opmerkingen
Het eerste object uit de lijst wordt op de eerste positie van het paneel Postergegevens in de Data Entry-module weergegeven.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
129
Definieert de weergavevolgorde van de objecten
Stap
Actie
Opmerkingen
2
Vink het aankruisvakje 'Geef een scheidingsteken weer' aan om een scheidingsteken vóór het gegevensveld van de poster in te voegen.
Een scheidingsteken stelt u in de staat om gegevensvelden van de poster te groeperen. Opmerking:
Het scheidingsteken wordt gemarkeerd in de onderstaande illustraties.
130
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieert de weergavevolgorde van de objecten
Stap
Actie
Opmerkingen
3
Definieer de weergave van het scheidingsteken. ■ Wijs een naam toe aan het scheidingsteken. Deze naam is gelijk aan de legenda voor de groep gegevensvelden van een poster. ■ Definieer de positie van het scheidingsteken. ■ Definieer het type scheidingsteken dat moet worden gebruikt.
Het scheidingsteken kan een enkelvoudige lijn of een tab zijn. Als u een tabtype wilt selecteren, raden wij u sterk aan de tab een naam te geven. Opmerking:
Definieer voor een beter overzicht slechts een type tab -indien aanwezig.
[42] Definitie objectvolgorde in Designer
3. Definieer 'Tekenvolgorde', indien nodig. #
Stap
Actie
Opmerkingen
1
Selecteer een object in de lijst.
In de lijst 'Tekenvolgorde' worden alle objecten van de sjabloon weergegeven.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
131
Definieert de weergavevolgorde van de objecten
Stap
Actie
2
Gebruik tureren.
Opmerkingen
en
om de lijst te struc-
Het eerste item van de lijst bevindt zich voorin de sjabloon: het bevindt zich boven de andere objecten. Het kan niet worden overlapt of verborgen door een ander object: het is zichtbaar en wordt volledig geprint op de poster. Als gevolg hiervan bepaalt de 'Tekenvolgorde' de printvolgorde van de objecten die op de poster worden weergegeven. Opmerking:
Controleer welk object zich op de achterkant bevindt. Het wordt wellicht niet geprint of is niet zichtbaar. 4. Als uw sjabloon gegroepeerde objecten bevat, kunt u tevens de 'Uitlijnen en tekst verschalen' definiëren. Elke groep objecten beschikt over een eigen sub-tabblad.
132
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieert de weergavevolgorde van de objecten
Voor elke groep kunt u regels definiëren voor uitlijning van objecten binnen dezelfde groep. U kunt bijvoorbeeld de inhoud van het eerste object uitlijnen met de bovenzijde van het tweede object met inhoud.
Opmerking:
Sla uw sjabloon regelmatig op voor de laatste informatie in de lijsten.
Resultaat In de gegevensinvoermodule toont het paneel Postergegevens de gegevens afhankelijk van de door u gedefinieerde objectvolgorde.
[44] Resultaat in de gegevensinvoermodule
U kunt de volgordeconfiguratie van de objecten exporteren om deze opnieuw te gebruiken samen met andere sjablonen. ■
■
Klik voor het exporteren van de objectvolgorde op 'Elementvolgorde exporteren...' en sla het bestand .OLF op in de actuele charter. Om de objectvolgorde opnieuw te gebruiken opent u het venster 'Volgorde elementen'.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
133
Definieert de weergavevolgorde van de objecten
Klik op 'Elementvolgorde importeren...' en blader naar de locatie waar u het bestand .OLF hebt opgeslagen.
134
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Definieer de Data Entry instellingen van een database
Definieer de Data Entry instellingen van een database Doel U kunt de inhoud van de databasenavigator definiëren die wordt weergegeven in de gegevensinvoermodule.
1. Selecteer vanuit het bovenste menu 'Database' 'Uitgebreid'. 2. Selecteer 'Eigenschappen gegevensinvoer...'. Het venster 'Eigenschappen sjabloondatabase' wordt weergegeven. 3. Voer een selectie uit vanuit de keuzelijst, of vink het aankruisvakje aan om: #
Stap
Actie
1
Geef aan hoe u de databasenavigator (werkbalk) wilt weergeven.
2
Definieer de handelingen die u toestaat voor de database in Module Designer.
3
Geef aan als u de volgende opties toestaat geavanceerd zoeken (SQL zoeken) ■ het Excel helpscherm ■
[45] eigenschappen gedefinieerd in Designer
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
135
Definieer de Data Entry instellingen van een database
4. Klik op 'OK' om te bevestigen.
[46] Resultaat in de gegevensinvoermodule
136
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Sjabloon bekijken in Module Designer
Sjabloon bekijken Sjabloon bekijken in Module Designer Inleiding U kunt de sjabloon bekijken in Module Designer: ■ ■
voordat u deze afdrukt voor een algemeen overzicht van wat u hebt gemaakt
Bekijken voordat u afdrukt 1. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Afdrukvoorbeeld'. Er wordt een venster geopend. Opmerking:
Het formaat voor uw sjabloon moet passen binnen de printerconfiguratie. Anders kunt u de verwachte afdruksjabloon niet vooraf bekijken. 2. U kunt het volgende doen: ■ definieer het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken ■ voeg de 'Dubbelzijdig' eigenschap toe aan uw sjabloon (voorbeeldweergave van 'Dubbelzijdig' richting die het best past op uw printerconfiguratie) ■ wijzig 'Printerconfiguratie' 3. Klik op 'Afdrukken' om de sjabloon af te drukken. Klik op 'Sluiten' om de sjabloon af te sluiten.
Gemaakte sjabloon vooraf bekijken 1. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Voorbeeld poster'. Of klik op het pictogram 'Afdrukvoorbeeld' vanuit de werkbalken. Er wordt een venster geopend. 2. U kunt het volgende doen: ■ een voorbeeldweergave van uw sjabloon met of zonder de hoes bekijken ■ een voorbeeldweergave van uw sjabloon bekijken met de eigenschap 'Dubbelzijdig' (horizontaal of verticaal 'Dubbelzijdig') ■ uw sjabloon afdrukken ■ het venster 'Afdrukvoorbeeld' weergeven (klik op het pictogram 'Afdrukken') 3. Klik op 'Sluiten' om het venster 'Afdrukvoorbeeld' te sluiten.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
137
Voorbeeld bekijken van de sjabloon in Gegevensinvoer
Voorbeeld bekijken van de sjabloon in Gegevensinvoer Inleiding Module Designer biedt een voorbeeld van uw sjabloon in de module Data Entry. Hierdoor leert u hoe een gebruiker van de gegevensinvoermodule een poster kan maken vanuit uw sjabloon.
Een sjabloon vooraf bekijken in Data Entry 1. Klik vanuit 'Palet elementen' op . Of selecteer vanuit het menu 'Bestand' ' Posterizer Data Entry weergeven'. De module Data Entry wordt geopend. 2. Bekijk de sjabloon in het ontwerppaneel. 3. U kunt de inhoud van de objecten indien toegestaan wijzigen.
138
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Wat is een formule
Formules maken in Formula Editor Wat is een formule Definitie Een formule is een objecttype dat u in een sjabloon kunt invoegen. Dit is een wiskundige bewerking.
Het object 'Formule' stelt u in staat om automatisch: ■ ■ ■
prijzen te berekenen, korting te verlenen, besparingen te berekenen.
Met het object 'Formule' kunt u onregelmatigheden voorkomen in prijzen die op posters worden weergegeven. Formules worden opgeslagen in het bestand 'posterizer.for' in de mapFormulas. Het bestand is van toepassing op al uw charters. Nadat u een formule hebt gedefinieerd, kunt u deze gebruiken in al uw sjablonen.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
139
OpenenFormula Editor
OpenenFormula Editor Inleiding De Formula Editor module stelt u in staat de formules voor uw sjabloon te definiëren of aan te passen.
OpenenFormula Editor 1. Selecteer van uit het 'Gereedschappen' bovenste menu van Module Designer 'Formule editor'. 2. Klik vanuit de werkbalk 'Gereedschappen' op het pictogram 'Formule editor'.
Resultaat Formula Editor is een module van Posterizer Pro. Deze wordt geopend als nieuwe toepassing.
140
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Maak hier kennis mee Formula Editor
Maak hier kennis mee Formula Editor Inleiding Met de Formula Editor-module kunt u formules maken of wijzigen. Afbeelding
[48] Interface van Formula Editor
Beschrijving van de Formula Editor-interface Interface van Formula Editor#
Gebied
Onderdeel
Beschrijving
1
bovenste menu
■ ■
Formulebestanden beheren Beheren van Formula Editor-display
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
141
Maak hier kennis mee Formula Editor
Gebied
Onderdeel
Beschrijving
2
pictogramwerkbalk
Naam van de formule en pictogrammen voor snelkoppelingen naar: ■ Formulebestand openen ■ Formulebestand opslaan ■ Formulebestand importeren ■ Afsluiten Formula Editor
3
tabbladen
Maken het mogelijk te schakelen tussen: 'Formules'-paneel ■ 'Systeemvariabelen'-paneel ■
142
4
formulelijst
Toon de lijst met formules van een formulebestand. U kunt de formules sorteren aan de hand van verschillende criteria.
5
beheerknoppen
Met al deze knoppen worden nieuwe vensters geopend waarin u uw formules kunt beheren: ■ Een formule maken ■ Een formule wijzigen ■ Een formule verwijderen ■ Een formule testen Met deze knop wordt het venster 'Formule' geopend. Daar kunt u het verwachte resultaat van een formule weergeven. Op die manier kunt u snel kijken of een formule correct is, voordat u deze gebruikt in een sjabloon.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Een nieuwe formule maken
Een nieuwe formule maken Doel U kunt willekeurige formules maken en deze aan uw behoeften aanpassen. Gebruik de formules in de modules Posterizer Pro wanneer u een 'Formule-element' in een sjabloon invoegt.
Een nieuwe formule maken 1. De module Formula Editor maken. 2. Klik op de knop 'Nieuw....'. Het venster 'Nieuwe formule' wordt weergegeven. 3. Vul de volgende velden in: #
Stap
Actie
Voorbeeld
1
'Naam formule' Geef een naam aan de formule die u maakt.
'Naam formule' = Prijs_per_artikel
2
'Formule type:' Geef vanuit de keuzelijst het formuletype op.
Het type formule geeft een indicatie over het effect van een formule. Deze classificatie is echter zeer subjectief. ■ 'Eenheden' Voor prijsdefinitie. ■ 'Valuta' Voor prijsconversie. ■ 'Wiskundig' Voor een berekening. ■ 'Speciale aanbieding' Om een korting te berekenen. ■ 'Verkleinen' Om een korting toe te passen.
3
'Formule versie:' Geef een versienummer op.
'Formule versie:' = 1
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
143
Een nieuwe formule maken
Stap
Actie
4
'Formule' Formule definiëren ■ Pas willekeurige parameters toe om de waarden weer te geven. ■ Gebruik wiskundige operatoren om de gewenste berekening weer te geven. Zie voor meer informatie: ‘Operators ondersteund in Formula editor’ op pagina 186
Voorbeeld ■ ■ ■ ■
/ betekent 'delen' * betekent 'vermenigvuldigen' + betekent 'optellen' - betekent 'aftrekken'
'Prijs / kwantiteit' betekent bijvoorbeeld dat we de prijs (totaal aantal betaald) willen delen door een bepaalde hoeveelheid artikelen (gekochte producten). Aan de hand van deze formule wordt de prijs per artikel berekend.
5
'Tekst vooraf' / 'Tekst na' Definieer mogelijke tekst vóór en achter de formule.
In dit voorbeeld kunnen we de toevoeging 'resulteert in' vóór de formule; en 'euro per artikel!' achter de formule plaatsen. Het resultaat is dan: 'dit resulteert in 2 euro per artikel!'
6
'Maateenheid' Definieer de maateenheden.
Deze informatie is praktisch bij het filteren van bestaande formules.
4. Klik op 'OK' om te bevestigen. Als er geen foutmelding verschijnt, is de syntaxis van de formule juist. De formule wordt toegevoegd aan de formulelijst.
Een nieuwe variabele maken 1. Ga vanuit de module Formula Editor naar het tabblad 'Systeemvariabelen'. 2. Klik op 'Nieuw....'. Het venster 'Variabele toevoegen' wordt weergegeven. 3. Vul de velden in voor 'Naam variabele' en 'Waarde variabele'. Dit zijn vrije tekstvelden. 4. Klik op 'OK' om te bevestigen. De nieuwe variabele wordt gemaakt. U kunt deze gebruiken om formules te maken.
De nieuwe formule opslaan 1. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Opslaan'. 2. De nieuwe formule wordt toegevoegd aan het huidige formulebestand.
144
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Een nieuwe formule maken
Resultaat U kunt deze nieuwe formule gebruiken in Module Designer.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
145
Een formule bewerken
Een formule bewerken Doel U kunt een formule bewerken om deze aan uw behoeften aan te passen.
1. Selecteer vanuit de formulelijst de formule die u wilt wijzigen. 2. Klik op 'Wijzigen...'. Het venster 'Wijzig formule' wordt weergegeven. 3. Wijzig o.a. de volgende criteria: #
146
Criteria
Beschrijving
Voorbeeld
'Naam formule'
Geen een naam aan uw formule. Dit is een vrij in te vullen tekstveld.
Kilogram
'Formule type:'
Selecteer o.a. de voorgestelde formuletypes. Hiermee kunt u de formules uit de hoofdlijst filteren.
Eenheden
'Formule versie:'
Voer een nummer in om de versie van een formule op te geven. Alle versies blijven altijd beschikbaar (zolang u deze niet verwijdert).
1
'Formule'
Voer de formule in die u wilt maken. Zie voor meer informatie: ‘Operators ondersteund in Formula editor’ op pagina 186
Prijs/capaciteit
'Tekst vooraf'
Voer de tekst in die u wilt weergeven vóór de formule. Dit is een vrij in te vullen tekstveld.
Enorme korting:
'Tekst na'
Voer de tekst in die u wilt weergeven achter de formule. Dit is een vrij in te vullen tekstveld.
per kilogram
'Maateenheid'
Geef de maateenheid op die u wilt gebruiken in de formule. Hiermee kunt u de formules uit de hoofdlijst sorteren. Dit is een vrij in te vullen tekstveld.
Kg
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Een formule bewerken
Opmerking:
Zie ook : ‘Een nieuwe formule maken’ op pagina 143 4. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Resultaat De gewijzigde formule wordt samen met de nieuwe criteria in de formulelijst weergegeven.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
147
Een formule testen
Een formule testen Doel Formula Editor biedt u de mogelijkheid om het resultaat van een formule te bekijken. U kunt controleren of de uitkomst van de formule aan uw verwachtingen voldoet. Vervolgens kunt u die formule invoeren in een sjabloon.
1. Selecteer de formule in de formulelijst. 2. Klik op 'Test...'. Het venster 'Formule' wordt weergegeven. 3. Pas 'Parameterwaarde' aan uw behoeften aan. De uitkomst van de formule wordt in rood weergegeven in het gedeelte 'Resultaat'.
148
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Een formulebestand maken
Geavanceerde functies Een formulebestand maken Doel U kunt uw eigen formulebestand maken om back-ups te maken of om reeksen formules op te slaan die u op dit moment nog niet nodig hebt. Beschrijving Formules worden opgeslagen in een .FOR-bestand. Het standaard formulebestand is 'posterizer.for'. Dit wordt opgeslagen in de map Formulas samen met de installatiebestanden. Het standaardbestand wordt gebruikt voor elke omgeving die u maakt. Om een formule te gebruiken in een sjabloon moet u ervoor zorgen dat het 'posterizer.for'bestand deel uitmaakt van de installatiemap van Posterizer Pro. Dit wordt gebruikt in uw charter(s). Opmerking:
Alleen het bestand met de naam 'posterizer.for' wordt gebruikt in de sjablonen.
Uw formulebestand maken 1. Open Formula Editor. 2. Deel de formulelijst in (toevoegen, verwijderen, de formules in de lijst wijzigen). 3. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Opslaan als'. Er wordt een venster geopend. 4. Geef een naam aan het formulebestand. Opmerking:
Alleen de formules die zijn opgeslagen in het bestand 'posterizer.for' kunnen worden gebruikt in Module Designer. 5. Blader naar de locatie waar u uw formulebestand wilt opslaan. 6. Klik op 'Opslaan'. Uw formulebestand wordt gemaakt.
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
149
Formules importeren
Formules importeren Doel Als u formules hebt gemaakt of opgeslagen in een .FOR-bestand, kunt u deze formules importeren in Formula Editor om ze te kunnen gebruiken in Module Designer. Opmerking:
U hoeft geen formule te exporteren.
Opmerking:
Als u een schoon formulebestand wilt, kunt u het volledig leegmaken voordat u nieuwe formules importeert. Hiervoor kunt u de optie 'Alles wissen...' in het menu 'Bestand' gebruiken.
1. Maak in het menu 'Bestand' van Formula Editor de volgende keuze: ■ 'Import': om alleen een selectie van formules te importeren ■ 'Alles importeren...': om een volledig formulebestand te importeren 2. 3. 4. 5. 6.
Klik op 'Ja' om uw keuze te bevestigen. Blader naar de locatie waar uw formulebestand zich bevindt (.FOR). Selecteer het bestand. Klik op 'Openen'. Als u 'Import' kiest, wordt er een lijst met de beschikbare formules geopend. Selecteer de formules die u wilt importeren. Opmerking:
U kunt ook de variabelen importeren die worden gebruikt in de geselecteerde formules. Ga naar het tabblad 'Systeemvariabelen' om de nieuwe variabelen te selecteren. 7. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Resultaat De formules en variabelen die u hebt geselecteerd, worden toegevoegd aan het formulebestand van elk charter die u gebruikt. Sla het bestand op als 'posterizer.for'. Uw formules zijn nu beschikbaar om te worden gebruikt in de module Formula Editor.
150
Hoofdstuk 6 - Geavanceerde instellingen voor het maken van sjablonen
Hoofdstuk 7 Een sjabloon opslaan en exporteren
Een sjabloon opslaan
Een sjabloon opslaan Inleiding Uw sjabloon opslaan voor toekomstig gebruik. Het verdient tevens aanbeveling uw sjabloon tijdens het maken regelmatig op te slaan als back-upversie. Toegang tot het venster 'Opslaan' 1. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Opslaan'. 2. Selecteer vanuit de bovenste valkpictogrammen
.
Sla uw sjabloon op. 1. Open het venster 'Sjabloon opslaan'. 2. Voer in het venster 'Sjabloon opslaan' een naam voor uw sjabloon in in het veld 'Bestandsnaam'. Opmerking:
Als u een sjabloon hebt gemaakt op basis van de standaard sjablonen in het Demo-charter, zorg dan dat u dat standaard sjabloon niet wist. 3. Ga in de boomstructuur na of de opslagmap correct is. Wijzig deze desgewenst. 4. Klik op 'Opslaan'.
Resultaat Hierbij wordt een bestand gemaakt met de extensie .PTF in de map die u hebt opgegeven. De sjabloon wordt opgeslagen in de map Template van uw charter.
152
Hoofdstuk 7 - Een sjabloon opslaan en exporteren
Een charter uploaden naar FTP
Een charter uploaden naar FTP Doel Laad een charter naar de FTP-server. Deze kan worden opgehaald door de gebruikers van de gegevensinvoermodule.
Een charter uploaden naar FTP 1. Selecteer vanuit het menu ' FTP ' de optie 'Grafisch charter' - 'Grafisch charter uploaden naar FTP-map...'. 2. Klik op 'Ja' om te bevestigen. Het charter wordt geladen naar de FTP server. Een pop-upbericht geeft de status weer van de upload.
Resultaat De gebruikers van de gegevensinvoermodule kunnen profiteren van uw recente wijzigingen.
Hoofdstuk 7 - Een sjabloon opslaan en exporteren
153
Een charter exporteren
Geavanceerde functies Een charter exporteren Doel U kunt een charter exporteren naar een .ZIP bestand: ■
■
om een lokale back-up te maken voor uw actuele charter (deze kunt u op elk gewenst moment importeren in Module Designer). om de charter uit te wisselen met Océ (op die manier kunt u deze verzenen via e-mail).
Volledige charter exporteren 1. Selecteer vanuit het menu 'Gereedschappen' 'Opties grafisch charter' - 'Grafisch charter exporteren naar ZIP-bestand...' 2. Wijs een naam toe aan charter. 3. Pad van de directory waarin u de charter wilt opslaan. 4. Klik op 'Opslaan'.
Resultaat Het ZIP-bestand van het charter is beschikbaar om in de toekomst te worden geïmporteerd en gereed voor verzending via e-mail.
154
Hoofdstuk 7 - Een sjabloon opslaan en exporteren
Berichten toevoegen aan een charter
Berichten toevoegen aan een charter Doel U kunt berichten maken voor de gebruiker van de gegevensinvoermodule. De berichtbestanden worden opgeslagen in de map Messagesvan de charter. Berichtbestanden zijn tekstbestanden met de extensie .MESS. Wanneer uitvoeren Voeg een bericht toe aan de charter voordat u de charter naar de FTP server uploadt. Maak berichten om te communiceren met de gebruikers van de gegevensinvoermodule.
Een bericht maken 1. Blader naar de rootmappen van de charter. Opmerking:
Open het menu 'Configuratie' - 'Programmamappen' voor het te volgen pad. 2. Als het nog niet in de root-structuur van de charter bestaat, maak dan een map aan met de naam 'Messages'. 3. Open de map 'Messages'. 4. Maak een tekstbestand aan waarin u uw bericht typt (een .TXT bestand bijvoorbeeld). 5. Sla het bestand op in de map 'Messages'. 6. Vervang de bestandextensie van .TXT (bijvoorbeeld) in .MESS
Resultaat Wanneer de gebruiker van de gegevensinvoermodule de module opent, wordt het bericht opgehaald. Het bericht verschijnt in een speciaal paneel van de interface.
Hoofdstuk 7 - Een sjabloon opslaan en exporteren
155
Een selectie van het charter exporteren naar zip
Een selectie van het charter exporteren naar zip Doel U kunt een selectie van een charter maken wanneer u alleen een subset van het charter wilt exporteren (bijvoorbeeld alleen een paar sjablonen of afbeeldingen). U kunt de selectie van het charter op dezelfde manier exporteren als bij een volledige charterexport: in een .ZIP-bestand. Hiermee krijgt u meer controle over de onderdelen van de bestaande charters in de winkels. U kunt nieuwe onderdelen exporteren of eerder geëxporteerde onderdelen verwijderen.
Een selectie van het charter maken 1. Selecteer vanuit het menu 'Gereedschappen' de optie 'Opties grafisch charter' - 'Selectie grafisch charter exporteren naar ZIP-bestand...'. 2. Geef de hoofdmap van het charter een naam en klik op 'OK' ter bevestiging. Het venster 'Export grafisch charter' wordt weergegeven. 3. Vanuit het kader 'Grafische charter' (linkerkolom) vouwt u de mappen open. 4. Selecteer het bestand of de mappen die u wilt exporteren. #
Als u het volgende wilt exporteren
Dan doet u het volgende
Een map
■
■
Een bestand
■
■ ■ ■
Dubbelklik op een mapnaam om de map naar de exportlijst te verplaatsen. (Of klik met de rechtermuisknop op de map en kies Map > Exporteren.) Klik op 'Ja' om te bevestigen. Selecteer de map waarin de bestanden zich bevinden. De bestandslijst wordt onder in de linkerkolom weergegeven. Rechtsklik op het bestand dat wilt exporteren. Selecteer 'Bestand -> exporteren...'. Klik op 'Ja' om te bevestigen.
Deze items worden weergegeven op het tabblad 'Te exporteren items' (rechterkolom). 5. Selecteer de bestanden of mappen die u wilt verwijderen uit het charter zoals die in de winkels aanwezig zijn.
156
Hoofdstuk 7 - Een sjabloon opslaan en exporteren
Een selectie van het charter exporteren naar zip
#
Als u het volgende wilt verwijderen
Dan doet u het volgende
Een map
■
■ ■
Een bestand
■
■ ■ ■
Klik met de rechtermuisknop op de map die of het bestand dat u wilt verwijderen. Selecteer 'Map -> toevoegen aan verwijderlijst...'. Klik op 'Ja' om te bevestigen. Selecteer de map waarin de bestanden zich bevinden. De bestandslijst wordt onder in de linkerkolom weergegeven. Rechtsklik op het bestand dat wilt exporteren. Selecteer .'Bestand -> toevoegen aan verwijderlijst...' Klik op 'Ja' om te bevestigen.
Deze items worden weergegeven op het tabblad 'Te verwijderen items' (rechterkolom).
Geavanceerde instellingen opgeven 1. U kunt de charterupdate beperken tot bepaalde winkels. Hiervoor geeft u de winkelcodes op van welke winkel waarvoor de charterupdate moet gelden. Op het tabblad 'Winkelcodes' definieert of importeert u de lijst met winkelcodes die de charterupdate moeten ontvangen. 2. Op het tabblad 'Uitgebreid' kunt u bovendien: #
Stap
Actie
1
Desgewenst aanvullende items om te exporteren aangeven.
2
Desgewenst extra informatie geven over de charterselectie die u maakt. Opmerking:
Zorg er wel voor dat u het selectievakje 'Onderstaande gegevens gebruiken' aanvinkt.
Een bericht toevoegen aan de charterselectie 1. Rechtsklik op een willekeurige plek in het kader 'Grafische charter' (links bovenin). 2. Selecteer 'Berichtbestand maken...'. 3. Geef het berichtenbestand een naam en klik op 'OK' ter bevestiging.
Hoofdstuk 7 - Een sjabloon opslaan en exporteren
157
Een selectie van het charter exporteren naar zip
Opmerking:
Verander de bestandsextensie .MESS niet. 4. Typ uw bericht in. 5. Klik tweemaal op 'OK' om het bericht te bevestigen en te sluiten.
De selectie van het charter exporteren 1. Klik op 'Exporteren naar ZIP-bestand...'. 2. Voer het wachtwoord voor 'Login systeembeheerder' in en bevestig. Een pop-upbericht geeft de status van de export weer. 3. Klik op 'Sluiten' om te sluiten.
Resultaat Het ZIP-bestand van de charterselectie is beschikbaar om in de toekomst te worden geïmporteerd. U kunt het ook per e-mail verzenden aan de gebruiker van de Data Entrymodule. De gebruiker van de Data Entry-module ontvangt de selectie van het charter, waarmee het charter dat hij of zij gebruikt wordt bijgewerkt.
158
Hoofdstuk 7 - Een sjabloon opslaan en exporteren
Hoofdstuk 8 Werken met de optie Automation
Verbinden met een database
Database verbinden met de sjabloon Verbinden met een database Inleiding Voor het beheren van de database-inhoud en verbinding in Posterizer Pro gebruikt u het menu 'Database'. Opmerking:
Voor het gebruik van een database is de optie Automation nodig.
Doel De sjabloon bestaat uit een verzameling objecten. Sommige van deze objecten bevatten informatie over een product, zoals namen, verwijzingen, prijs, etc. Om het maken van posters te vereenvoudigen kunt u een sjabloon verbinden met een productdatabase. De gebruikers van de gegevensinvoermodule zijn dan in staat te bladeren door de producten en de resulterende poster voor elk product uit de database te bekijken. U bent dan ook in staat om eenvoudig een set posters te maken die overeenkomen met een bepaalde database-query. Voordat u begint Open de sjabloon die u wilt verbinden met een database.
Verbind de sjabloon met een database 1. Selecteer vanuit het 'Database' bovenste menu 'Verbinden' - 'Verbind...'. Opmerking:
Als de charter die u gebruikt een database bevat met een CSV of een Excel indeling, selecteer dan de betreffende voorgestelde gegevenswaarde. 2. Het venster 'Selecteer database' wordt geopend. Selecteer de indeling van de database waarmee u wilt verbinden. 3. Klik op 'Selecteren' om het te gebruiken bestand te vermelden. Vermeld tevens de vereiste informatie voor de databaseverbinding.
160
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
Verbinden met een database
Opmerking:
Vraag uw databasebeheerder indien nodig om deze informatie. 4. Klik indien nodig op 'Selecteer tabel' om een specifieke tabel van het databasebestand te selecteren. Er verschijnt een pop-upvenster. Dit bevat een lijst met alle beschikbare tabellen in het geselecteerde databasebestand. 5. Selecteer de tabel waarmee u wilt verbinden. 6. U kunt de verbinding met het database-bestand testen. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Resultaat De sjabloon die momenteel geopend is in het ontwerppaneel, wordt nu verbonden met de geselecteerde database.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
161
De databaseverbinding beheren
De databaseverbinding beheren Doel Wanneer u een sjabloon bewerkt, kunt u de verbinding vanuit een database verbreken (om bijvoorbeeld verbinding te maken met een andere database).
Verbinding met een database verbreken 1. Kies vanuit het menu 'Database' voor 'Ontkoppelen'. 2. Klik op 'Ja' wanneer u wordt voorgesteld de informatie over de verbinding te bewaren. Hierdoor kunt u later opnieuw een verbinding met de database tot stand brengen.
Verbinding met database opnieuw tot stand brengen 1. Kies vanuit het menu 'Database' voor 'Verbinding herstellen'. De sjabloon wordt nu opnieuw verbonden met de eerder geselecteerde database.
162
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
Objecten verbinden met de databasevelden
Objecten verbinden met de databasevelden Doel Wanneer uw sjabloon is verbonden met een database, kunt u profiteren van gereedschappen om de velden van de database te verbinden met de objecten van de sjabloon. Voordat u begint Zorg dat de actuele sjabloon is verbonden met een database.
Beheer de verbinding van elk object 1. Selecteer vanuit het menu 'Database' 'Uitgebreid' - 'Sjabloongegevens verbinden met database' - 'Sjabloonelementen...'. De lijst met objecten die zijn ingevoegd in uw actuele sjabloon, wordt in een nieuw venster weergegeven.
2. U kunt elk object verbinden of de verbinding verbreken van elk object dat reeds met de database is verbonden.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
163
Objecten verbinden met de databasevelden
#
Als u het volgende wilt doen
Wat
Gebeurt het volgende
verbinding van de database verbreken
één object
■ ■
alle objecten
■ ■
verbinden met de database
■ ■
één object
■ ■ ■
selecteer het object en klik op klik op klik op 'Ja' om te bevestigen klik op klik op 'Ja' om te bevestigen selecteer het object klik op wijzig de inhoudbron (indien nodig) en vermeld het databaseveld waarmee u wilt verbinden
3. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Naam van sjabloonobjecten aanpassen aan de naam van de databasevelden 1. Selecteer vanuit het menu 'Database' 'Uitgebreid' - 'Sjabloongegevens verbinden met database' - 'Naam sjabloonelementen wijzigen in verbonden databasevelden...'. 2. Klik op 'Ja' om te bevestigen. Elk object van de actuele sjabloon dat vervolgens wordt verbonden met de database, heeft dezelfde naam als het databaseveld waarmee het verbonden is. Tijdens het maken van posters is de inhoud van elk object eenvoudig te herkennen vanuit de database.
164
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
Inhoud van de verbonden database bekijken
Inhoud van de verbonden database bekijken Doel Zodra uw sjabloon is verbonden met een database, kunt u de inhoud van die database bekijken. Dit kan u helpen bij het ontwerpen van de sjabloon en de bijbehorende objecten.
1. Kies vanuit het menu 'Database' voor 'Bekijken gegevens'. Er wordt een 'Data' zwevend venster geopend. 2. U kunt de informatie ervan gebruiken om de inhoud van een object te definiëren.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
165
Wat is een laag
Geavanceerde functies Lagen maken en beheren Wat is een laag Definitie Een laag is een Module Designer concept op basis waarvan u de gegevens in een sjabloon kunt ordenen. Een sjabloon bestaat uit op elkaar geplaatste lagen: de sjabloon kan uit diverse lagen bestaan. Deze lagen kunnen worden in- en uitgeschakeld (zichtbaar of verborgen). In Module Designer is een laag een manier om objecten te verzamelen om: ■ ■
de objecten zichtbaar te maken of ze te verbergen. de indeling van de sjabloon op een dynamische manier – overeenkomstig de ingevoerde gegevens – aan te passen.
U kunt tot 40 lagen definiëren. Eigenschappen lagen Laaginhoud De lagen bestaan uit objecten. Als een laag geen object bevat, wordt deze niet gebruikt. Activeren van een laag Om de objecten van een laag te kunnen bewerken moet de laag actief zijn. Er kan slechts een laag tegelijkertijd actief zijn. Doel U kunt slechts een laag gebruiken om een volledige sjabloon te maken. In Module Designer kunt u echter meerdere lagen gebruiken voor het maken van een krachtigere sjabloon: ■ ■
166
die gebruik maakt van condities. die kan worden toegepast op meerdere producten.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
De lagen bekijken
De lagen bekijken Doel Voor het eenvoudig beheren van de laagconfiguratie en -instellingen stelt Module Designer een speciaal venster voor.
1. Kies vanuit het menu 'Weergeven' voor 'Lagen'. U kunt ook het pictogram 'Lagen' van het 'Palet elementen' gebruiken. Het venster 'Instellingen lagen' wordt weergegeven. 2. Dit is opgebouwd uit drie tabbladen: #
Tabblad
Beschrijving
'Lagen'
Beheer de zichtbaarheid van de lagen in het ontwerppaneel. Definieer de actieve laag. Beheer de condities van de lagen. Definieer het gedrag van de lagen tijdens het printen.
'Gegevensinvoer'
Beheer het gedrag van de lagen in de gegevensinvoermodule.
'Legenda'
Haal informatie op over de pictogrammen van het venster 'Instellingen lagen'.
Definieer de zichtbare lagen 1. Selecteer vanuit het venster 'Instellingen lagen' de laag die u wilt bekijken in het ontwerppaneel. 2. Klik op . 3. Herhaal deze handeling voor alle lagen die u wilt bekijken.
Opmerking:
Als u op klikt, worden alle lagen tegelijk zichtbaar. Als u op ('Lege lagen verbergen') klikt, worden alleen de lagen zichtbaar die in de sjabloon worden gebruikt. Opmerking:
De geselecteerde zichtbare laag is ook de actieve laag.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
167
De inhoud van een laag definiëren
De inhoud van een laag definiëren Doel U wordt geadviseerd met identificeerbare lagen te werken. De lagen die in een sjabloon worden gebruikt, bevatten de objecten van de sjabloon. Er zijn twee methoden om objecten toevoegt aan een laag toe te voegen: ■
■
De objecten zijn al gemaakt: u kunt de lagen en de objecten van de sjabloon aan elkaar koppelen (zie de procedure hieronder). De lagen zijn al gemaakt: u kunt direct objecten in de actieve laag maken (selecteer een laag en maak uw objecten).
Opmerking:
Een laag moet actief (geselecteerd) zijn als u wilt werken aan de objecten die de laag bevat.
Wanneer uitvoeren U definieert de lagen nadat u objecten in de sjabloon hebt ingevoegd. Opmerking:
Als u weet hoe nu de sjabloon moet ordenen, kunt u ook met het maken van de lagen beginnen. Daarna maakt u de objecten voor elke laag. In een dergelijk geval is de koppeling tussen de laag en het object (of de objecten) automatisch. Deze methode wordt niet besproken in het huidige gedeelte.
Een naam toekennen aan een laag 1. Kies vanuit het menu 'Weergeven' voor 'Lagen'. 2. Selecteer vanuit het tabblad 'Lagen' van het venster 'Instellingen lagen' een laag. 3. Klik met de rechtermuisknop op de laag en selecteer 'Ontwerp' - 'Naam...' (of kik op het pictogram 'Naam laag'). Geef een duidelijke naam aan de laag. 4. 5. Klik op 'OK'.
Een object aan een laag toevoegen 1. Selecteer vanuit het ontwerppaneel een object van de sjabloon.
168
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
De inhoud van een laag definiëren
2. Ga in het paneel 'Elementeigenschappen' naar het gedeelte 'Laag' ('Element' tabblad of invoer 'Positie en formaat'). 3. Klik op het kleine pijlsymbool om het gedeelte 'Laag' volledig weer te geven. 4. Selecteer in de keuzelijst de laag waaraan u het object wilt koppelen. Opmerking:
Wanneer u een object maakt, is het standaard gekoppeld aan de actieve laag.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
169
Definieer het afdrukgedrag van de lagen
Definieer het afdrukgedrag van de lagen Doel U kunt één printgedrag per laag definiëren. Het printgedrag is van invloed op de gegevensinvoermodule. U kunt het volgende doen: ■
■
het printen van een laag forceren. In dat geval definieert u de afdrukbare lagen. de gebruiker van de gegevensinvoermodule toestaan de af te drukken lagen te selecteren. In dat geval definieert u een lijst van mogelijke afdrukbare lagen. De gebruiker van de Data Entry-module kan de selectie van objecten in- of uitschakelen overeenkomstig de lagen die hij besluit te printen.
Afdrukbare lagen definiëren 1. Selecteer vanuit het tabblad 'Lagen'van het venster 'Instellingen lagen' de af te drukken laag. 2. Klik op . Opmerking:
U kunt verschillende afdrukbare lagen definiëren. Alle objecten van de afdrukbare lagen worden geprint, in de volgorde die staat aangegeven in de 'Tekenvolgorde' (zie: ‘Definieert de weergavevolgorde van de objecten’ op pagina 129). 3. Sla de sjabloon op. Deze laag is altijd zichtbaar in de gegevensinvoermodule: deze wordt altijd geprint.
Mogelijke afdrukbare lagen definiëren 1. Vink vanuit het tabblad 'Gegevensinvoer' van het venster 'Instellingen lagen' het selectievakje 'Keuzelijst Laag maken' aan. 2. Geef de lagenlijst een duidelijke naam. De laag wordt weergegeven in de gegevensinvoermodule. 3. Vink het selectievakje 'Meerdere lagen selecteren' aan, als u de gebruiker van de gegevensinvoermodule wilt toestaan meerdere lagen te selecteren. Anders kan de gebruiker van de gegevensinvoermodule slechts een laag uit de lagenlijst selecteren. 4. Ga naar het tabblad 'Lagen' van het venster 'Instellingen lagen'. 5. Het printgedrag wordt gedefinieerd door de gebruiker van de gegevensinvoermodule.
170
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
Definieer het afdrukgedrag van de lagen
#
U kunt:
Hoe u dit doet
voorstellen een laag te printen
■ ■
Selecteer de laag. Klik op .
In de gegevensinvoermodule wordt de laag standaard geselecteerd, maar de gebruiker kan deze selectie niet wijzigen. een selectie lagen laten printen
■ ■ ■
Selecteer de laag. Klik op . Herhalen voor alle lagen van de selectie
6. Sla de sjabloon op.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
171
Een conditie definiëren in een laag
Een conditie definiëren in een laag Doel U kunt condities voor de lagen van een sjabloon definiëren. Hierdoor kunt u één sjabloon voor meerdere gebruikers maken. U kunt bijvoorbeeld een sjabloon maken in overeenstemming met het aantal en type objecten die zijn gedefinieerd in de gegevensinvoermodule. Hiervoor moet u een conditie voor een laag en een activeringsobject definiëren. Afbeelding
[50] Voorbeeld van een conditie waarbij activeringsobjecten worden gebruikt
Een conditie en het activeringsobject definiëren 1. Selecteer vanuit het tabblad 'Lagen' van het venster 'Instellingen lagen' de laag waarvoor u een conditie wilt toepassen. 2. Klik op . Er wordt een nieuw venster geopend. 3. Definieer de conditie waarop u de geselecteerde laag wilt toepassen. De conditie wordt gedefinieerd op basis van de objecten van de sjabloon, of op basis van de relatie tussen deze objecten. U definieert de conditie waarin de laag wordt weergegeven.
172
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
Een conditie definiëren in een laag
#
Stap
Actie
Voorbeeld
1
Selecteer een object van de sjabloon.
U hebt bijvoorbeeld voor de geselecteerde laag een frame gemaakt om een productomschrijving weer te geven. Dit frame bevat: ■ 2 tekstobjecten: - 'Titel' met 'Inhoudsbeschrijving' bevat een vrije tekstinhoud - 'Productbeschrijving' waarvan de inhoud gekoppeld is aan een database en die de beschrijvingstekst van het product bevat ■ 1 beeldobject: - 'Info' geeft een afbeelding van een informatieteken weer
Opmerking:
Zorgt dat u de objecten van de sjabloon een duidelijke naam hebt gegeven.
2
Definieer de waarde van het object waarmee een conditie wordt gemaakt.
Selecteer het object met de naam 'Productbeschrijving'. Definieer de waarde 'geen lege waarde' voor dit object.
3
Klik op om het object en de betreffende waarde toe te voegen aan de conditielijst.
Voeg 'Productbeschrijving' toe aan de conditie 'geen lege waarde' van de conditielijst. Dat betekent dat wanneer de objectwaarde voor 'Productbeschrijving' is ingevuld, de laag waaraan het object is gekoppeld zichtbaar is in de Data Entry-module.
4
Selecteer een operator, indien nodig.
In ons voorbeeld is geen operator nodig.
5
Herhaal deze procedure met alle conditionele objecten.
U hoeft deze procedure niet te herhalen voor ons voorbeeld.
Opmerking:
Gebruik de voorgestelde pictogrammen om de conditionele objecten uit de lijst te wijzigen, ordenen of te verwijderen. 4. Klik op 'OK' om te bevestigen. 5. Sla de sjabloon op.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
173
Een conditie definiëren in een laag
Opmerking:
Klik op
om een voorwaarde te wijzigen.
Resultaat In ons voorbeeld: ■
■
174
Als het object 'Productbeschrijving' gekoppeld is aan een lege cel van de database, wordt de laag niet weergegeven. De andere objecten van de laag ('Info' en 'Titel') zijn onzichtbaar op de poster (en onzichtbaar in het postergegevenspaneel van de Data Entry-module). Deze worden niet meegenomen tijdens het printen. Als het object 'Productbeschrijving' aan bepaalde inhoud is gekoppeld ('geen lege waarde'), wordt de laag weergegeven. De andere objecten zijn zichtbaar in de Data Entry-module en alles kan worden geprint.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
De achtergrondkleur van een laag definiëren
De achtergrondkleur van een laag definiëren Doel U kunt de achtergrondkleur opgeven waarop de objecten op de sjabloon worden weergegeven. Opmerking:
De laag moet objecten bevatten.
1. Selecteer vanuit het tabblad 'Lagen' van het venster 'Instellingen lagen' een laag. 2. Klik op de geselecteerde rij, onder de kolom 'Kleur'. Er wordt een venster geopend. 3. Selecteer de achtergrondkleur voor de laag. 4. Klik op 'OK' om te bevestigen.
Resultaat Met deze functie kunt u werken aan lagen van de Module Designer. De functie kan ook worden gebruikt in combinatie met een 'Activeren element'. De achtergrond van de poster (in de Data Entry-module) kan veranderen overeenkomstig de lagen die u activeert.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
175
Wat is een pakketsjabloon
Een pakketsjabloon gebruiken Wat is een pakketsjabloon Definitie Een pakketsjabloon is een specifiek soort sjabloon. Een dergelijke sjabloon definieert de manier waarop u wilt dat de posters worden geprint in de Print Manager-module. Hiermee kunt u bepalen hoe verschillende posters op één pagina worden geplaatst tijdens het printen. Het is een .PLF-bestand.
176
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
Wat is een pakketsjabloon
Afbeelding
[51] Voorbeeld van een pakketsjabloon
Opmerking:
Een pakketsjabloon is niet essentieel voor het printen van posters. Deze functie biedt extra controle in de module Print Manager. U maakt een pakketsjabloon in Module Designer. De pakketsjabloon wordt gebruikt in de module Print Manager om de posters te printen. Deze wordt gekoppeld aan een printerconfiguratie. U kunt bijvoorbeeld een pakketsjabloon maken om een blad met productlabels te printen. Elk label wordt gegenereerd als één poster, maar als de juiste pakketsjabloon wordt gebruikt, wordt elke labelposter op de juiste plaats op het materiaal gepositioneerd. De pakketsjablonen zijn met name praktisch om verschillende labels op voorgesneden materiaal te printen.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
177
Wat is een pakketsjabloon
Gebruiksvoorbeeld Voorbeeld van een workflow waarbij een pakketsjabloon wordt gebruikt#
178
Stap
Actie
Resultaat
1
Maak een pakketsjabloon voor het printen van productlabels van: ■ 100 mm breed ■ 60 mm hoog ■ op een A4 papierformaat (210*297mm)
De pakketsjabloon kan acht productlabels bevatten: ■ 2 kolommen van labels van 100*600 mm ■ 4 rijen van labels van 100*60 mm
2
Maak de sjabloon die gebruikt wordt in de Data Entry-module voor het maken van de labels.
De sjabloon die u maakt in Module Designer heeft een formaat van: 100 x 60 mm (dit is een aangepast formaat).
3
Maak in de Data Entry-module de labels.
Elk product heeft een eigen label. De labels zijn gereed om te worden geprint.
4
Configureer in de module Print Manager een printer waardoor gebruik wordt gemaakt van de pakketsjabloon.
Labels worden geprint met de printer die gebruik maakt van de pakketsjabloon. De printer drukt A4 bladen af met elk 8 labels.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
Open een pakketsjabloon
Open een pakketsjabloon Doel De pakketsjablonen worden opgeslagen in een charter. U moet deze kunnen ophalen voor wijzigingen in Module Designer, of voor gebruik in de module Print Manager. Posterizer Pro biedt u bepaalde vooraf gedefinieerde pakketsjablonen. U kunt deze bewerken als begin voor gebruik van Module Designer.
1. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Openen...'. 2. Blader naar de directory van het charter waar u de pakketsjablonen hebt opgeslagen. Opmerking:
Vooraf gedefinieerde pakketsjablonen vindt u in de map -PLF van de Océ charter. 3. Een pakketsjabloon selecteren. 4. Klik op 'Openen'.
Resultaat Bewerk de pakketsjabloon vanuit Module Designer. Bewaar deze. Deze is nu gereed voor gebruik in de module Print Manager.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
179
Een pakketsjabloon maken
Een pakketsjabloon maken Doel Maak pakketsjablonen voor het optimaliseren van het afdrukken van posters of labels in de modulePrint Manager. De onderstaande procedures geven een beschrijving hoe u vanaf het begin een pakketsjabloon maakt. Opmerking:
Vooraf gedefinieerde pakketsjablonen vindt u in de map -PLF van de Océ charter.
Een positie-object tekenen ('Element indelingspositie') 1. Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Nieuw'. 2. Definieer het formaat van de sjabloon en klik op 'OK'. 3. Klik 'OK' twee keer voor het bewaren van de standaard waarden voor de andere sjablooneigenschappen. 4. Open het menu 'Elementen'. Selecteer 'Geavanceerde elementen' - 'Element indelingspositie' om het specifieke positieobject in te voegen waarmee een pakketsjabloon kan worden getekend. 5. Pas het formaat van het object aan en positoneer het op de sjabloon. Wijs dezelfde 'Breedte' en 'Hoogte' toe als die van de posters waarop deze wordt toegepast. Bijvoorbeeld: #
Als
Gebeurt het volgende
de indelingssjabloon wordt gebruikt voor het printen van labels van 100 mm x 60 mm
teken een 'Element indelingspositie' met: ■ 'Breedte'= 100 mm ■ 'Hoogte'= 60 mm
Opmerking:
- Kies de 'Millimeters' of de '1/10 Inches' als eenheden. - Kies gehele getallen. - Gebruik het formaat van het positie-object om de sjabloon te maken voor de posters die worden geprint op die pakketsjabloon.
180
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
Een pakketsjabloon maken
Ontwerpen van de pakketsjabloon 1. Voeg zoveel 'Element indelingspositie' toe als u nodig hebt: #
Als u een 'Element indelingspositie' wilt
Dan
met verschillende formaten
Herhaal de eerste procedure om de positie-objecten te maken en in te voegen.
met eenzelfde formaat
Dupliceer het huidige 'Element indelingspositie'. ('Elementen' menu - 'Elementen dupliceren...'; zie ook: ‘Dupliceren van een object’ op pagina 108)
2. Positioneer de objecten in de sjabloon. (Zie ook: ‘De objecten positioneren’ op pagina 103) Opmerking:
De objecten mogen elkaar niet overlappen. 3. Selecteer vanuit het menu 'Bestand' de optie 'Pakketsjabloon' - 'Nummer'. Er wordt automatisch een nummer binnen het 'Element indelingspositie' weergegeven. Dit nummer komt overeen met de reeksvolgorde waarin de posters op een pagina worden geplaatst (en geprint). Het nummer is uniek. Opmerking:
U kunt het nummer ook handmatig definiëren, in het gedeelte 'Elementeigenschappen''Inhoud'. U kunt de printvolgorde kiezen. Geef een uniek nummer aan elk 'Element indelingspositie'. 4. 5. 6. 7.
Kies vanuit het menu 'Bestand' voor 'Opslaan als...'. In het veld 'Bestandsnaam' geeft u een duidelijke, beschrijvende naam op voor uw sjabloon. In het vervolgkeuzemenu kiest u de bestandsindeling 'Pakketsjabloon' (*.plf). Klik op 'Opslaan'.
Resultaat U kunt nu een sjabloon maken waarmee de af te drukken posters met de gemaakte indeling worden gegenereerd.
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
181
Een pakketsjabloon maken
Opmerking:
Zorg dat de sjabloon die u maakt voor het genereren van de posters exact hetzelfde formaat heeft als die van het positie-object waarin het tijdens het afdrukken moet passen.
182
Hoofdstuk 8 - Werken met de optie Automation
Hoofdstuk 9 Bijlage
Informatie over 'Foutopsporingsvenster'
Informatie over 'Foutopsporingsvenster' Doel Voor een efficiënte ondersteuning biedt Océ u een hulpprogramma aan. Wanneer uitvoeren Als u een probleem ondervindt bij het gebruik van Posterizer Pro alleen bij aanvraag van uw Océ leverancier.
Gebruik van 'Foutopsporingsvenster' 1. Kies vanuit het menu 'Weergeven' voor 'Foutopsporingsvenster'. 2. Volg de instructies van uw Océ leverancier. #
Pictogram
en
Beschrijving
Maak een scheidinglijn in het rapport door gebruik te maken van een van deze tekens. Wis het foutopsporingrapport. Kopieer het foutopsporingrapport naar uw lokale klembord. Sla het foutopsporingrapport op naar een .txt bestand.
3. Klik op het 'Sluiten' pictogram om het venster af te sluiten.
184
Hoofdstuk 9 - Bijlage
Ondersteunde bestandsindelingen
Ondersteunde bestandsindelingen Ondersteunde bestandsindelingen #
Bestandsindelingen database
.db, .mdb, .csv, .xls
Bestandsindelingen afbeeldingen
.bmp, .jpeg, .jpg, .psd, .tif, .tiff, .png .emf, .wmf
Opmerking:
Als de toepassing een beeldbestand niet kan verwerken, wordt er een grote 'X' weergegeven in plaats van de afbeelding. Controleer in dat geval of de bestandsindeling wordt ondersteund en de bestandsextensie correct is. Aangepaste indelingen Posterizer #
Bestandsindeling voor
Extensie
Designermodule
Taakscheidingsbestand
.btf
Formule
.for
Berichtenbestand
.mess
x
Lay-outbestand objecten
.olf
x
Opgeslagen poster
.ppf
Naar spooler verzonden poster
.psf
Sjabloon
.ptf
x
Pakketsjabloon
.plf
x
Opgeslagen wachtrijinstellingen
.qni
Printrapport logbestand
.qrp
Formuleeditor
Data Entry -module
x
Print Manager-module x
x
x x
x x x
x
Hoofdstuk 9 - Bijlage
185
Operators ondersteund in Formula editor
Operators ondersteund in Formula editor
Opmerking:
Zorg er bij operators waarbij argumenten tussen haakjes zijn opgenomen voor dat er geen ruimte is tussen de operatornaam en de haakjes. #
186
Operator
Gebruik
Voorbeeld
Aantal argumenten
-
Aftrekken
A-B
2
! of NIET
Ontkenning
!A
1
1 als A=0, 0 als A<>0
*
Vermenigvuldigen
A*B
2
.
/
Delen
A/B
2
.
^ of POW
Macht van
A^B POW(A,B)
2
.
+
Optellen
A+B
2
<
Is kleiner dan
A
2
1 als A=B
<=
Is kleiner dan of gelijk aan
A<=B
2
1 als A<=B, 0 als A>B
<>
Wijkt af van
A<>B
2
1 als A<>B, 0 als A=B
>
Is groter dan
A>B
2
1 als A>B, 0 als A<=B
>=
Is groter dan of gelijk aan
A>=B
2
1 als A>=B, 0 als A
ABS
Absolute waarde
ABS(A)
1
A als A>=0, -A als A<0
CHS
Teken wijzigen
CHS(A)
1
-A
FRAC
Gedeelde waarde
FRAC(A)
1
A-INT(A)
IIF
Conditie
IIF(V,A,B)
3
A als V<0, B als V>=0
Hoofdstuk 9 - Bijlage
Resultaat
Operators ondersteund in Formula editor
Operator
Gebruik
Voorbeeld
Aantal argumenten
Resultaat
INT
Geheel getal
INT(A)
1
.
MAX
Maximaal
MAX(A, B,C)
n
.
MIN
Minimaal
MIN(A,B,C)
n
.
ONE
1 waarde (voor vergelijkingen)
ONE
0
1
PROD
Product van
PROD(A,B,C)
n
A*B*C
ROUND
Afronden (op eerste gehele getal)
ROUND(A)
1
.
SIGN
Teken van
SIGN(A)
1
1 als A>0, 0 als A=0, -1 als A<0
SQR
Kwadraat van
SQR(A)
1
A2
SQRT
Vierkantswortel van
SQRT(A)
1
√A
SUM
Som van
SUM(A,B,C)
n
A+B+C
ZERO
0-waarde (voor vergelijkingen)
ZERO
0
0
Hoofdstuk 9 - Bijlage
187
Index
Index Aangepast papierformaat Aangepast papierformaat .................................62 Aanmelden Aanmelden .....................................................32 Achtergrond Wijziging ......................................................123 Achtergrondkleur Achtergrondkleur ............................................64 Activeren van een object Activeren van een object ...............................172 Afbeeldingslijst Afbeeldingslijst ...............................................86 Afdrukken Voorbeeld .....................................................137 Afdrukopties Afdrukopties ...................................................40 Afmelden Afmelden ........................................................32 Automation-optie Automation-optie ...........................................14
B Barcode Label ...............................................................92 Type ...............................................................92 Beeld Beeld ..............................................................86 Doorlopende verwerking ..............................117 Stempels .......................................................117 Bericht Maken ..........................................................155 Bij te werken objecten Bij te werken objecten ..................................129 Bijschrift Bijschrift .......................................................126
C Charter Charter ...........................................................18 Bericht .................................................155, 157 Definitie .........................................................36 Exporteren ....................................................154 Importeren .....................................................38
188
Selectie .........................................................156 Uploaden .....................................................153 Client Client .............................................................18 Clientmodule Clientmodule ......................................126, 135 Configuratie Configuratie ...................................................42 Mappen ..........................................................25
D Database Database .......................................................135 Beeld ............................................................165 Verbinden ...........................................160, 163 Verbinding opnieuw tot stand brengen .........162 Verbinding verbreken ...................................162 Databaseveld Verbinden ....................................................163 Dubbelzijdig Dubbelzijdig ..........................................64, 123 Dupliceren Object ..........................................................108
E Eenheden Eenheden ........................................................44
F Formaat aanpassen Formaat aanpassen .......................................103 Formule Formule ..........................................................95 Bestand ........................................................149 Bewerken ......................................................146 Definitie .......................................................139 Importeren ...................................................150 Maken ..........................................................143 Opslaan ........................................................143 Resultaat .......................................................148 Testen ..........................................................148 Variabelen ....................................................150 Formule editor Openen ........................................................140 Operatoren ...................................................186 Formule-editor Beschrijving ..................................................141
Index
FTP Configureren ..................................................33 Map ................................................................35 Openen ..........................................................35 Testen ............................................................39 Verbinding ...............................................33, 39 FTP-server FTP-server ......................................................18
G Gegevensinvoer Objecteigenschappen ....................................126 Toegestane wijzigingen .................................123 Gegevensinvoermodule Gegevensinvoermodule .................18, 126, 135 Voorbeeld .....................................................138 Geldigheidsduur Geldigheidsduur .............................................66 Geleider Geleider ..........................................................99 Groep Groep ...........................................................101 Groeperen beëindigen Groeperen beëindigen ..................................101
Kopiëren Kopiëren ......................................................108
L Laag Laag .....................................................166, 168 Activeren van een object ...............................172 Afdrukbaar ...................................................170 Beeld ............................................................167 Conditie .......................................................172 Naam ...........................................................168 Selectie .........................................................170 Zichtbaarheid ...............................................167 Lagenlijst Lagenlijst ......................................................170 Lettertypen Lettertypen ..............................................42, 67 Systeem lettertypen .........................................67 Lijst Uploaden ........................................................52 Linialen Linialen ....................................................42, 99
M H Hellingshoek Definiëren ....................................................120 Hergroeperen Hergroeperen ...............................................101 Hoes Hoes ...............................................18, 64, 123
Marges afdrukken Marges afdrukken ...........................................40 Markeringen uitsnede Markeringen uitsnede .....................................64 Multi-Printers-optie Multi-Printers-optie ........................................14
N I Interface Beschrijving ....................................................22 Invoervolgorde Invoervolgorde .............................................129
K Klant Klant ..............................................................18 Kleur Definiëren .............................................90, 120 Kleurenlijst Kleurenlijst ...................................................120
Nummer Nummer ......................................................180
O Object Object ............................................................18 Barcode ..........................................................92 Beeld ..............................................................86 Bron ...............................................................77 Databaseveld ................................................163 Eigenschappen ................................................71 Formule ..........................................................95 Inhoud ...........................................................77
189
Index
Invoegen .........................................................69 Laag .............................................................168 Manipuleren ...................................................69 Positie .............................................................99 Prijs ................................................................93 Standaard .......................................................46 Tekst ..............................................................80 Vergrendelpositie ..........................................110 Vorm ..............................................................90 Objecteigenschappen Boomstructuur ...............................................22 Data Entry .............................................74, 126 Formaat ..........................................................71 Gegevensinvoer ...............................................71 Inhoud ...........................................................71 Object ............................................................71 Tabbladweergave ............................................22 Vorm ..............................................................71 Objecten Groep ...........................................................101 Groeperen beëindigen ..................................101 Hergroeperen ...............................................101 Océ Posterizer Pro Océ Posterizer Pro ..........................................12 Omgeving Omgeving .......................................................18 Definitie .........................................................28 Maken ............................................................29 Openen ..........................................................29 Verwijderen ....................................................31 Wijzigen .........................................................31 Wijziging ........................................................29 Ongedaan maken Ongedaan maken .........................................113 Ontgrendelen Ontgrendelen ...............................................110
P Pakketsjabloon Pakketsjabloon .............................................176 Maken ..........................................................180 Openen ........................................................179 Positie-object ................................................180 Workflow .....................................................176 Paneel Objecteigenschappen ......................................22 Ontwerppaneel ...............................................22 Plakken Plakken ........................................................108 190
Positie Positie ..........................................................103 Vergrendelen ................................................110 Postergegevens Postergegevens ..............................................129 Prijs Prijs ................................................................93 Printer Configureren ..................................................40 programmamappen programmamappen ........................................25 Proxy Proxy ..............................................................33
R Raster Raster .......................................................42, 99 Roteren Roteren ........................................................103
S Selectie van charter Exporteren ...........................................156, 158 Sjablonen maken Overzicht ........................................................57 Sjabloon Sjabloon .........................................................18 Definitie .........................................................56 Eigenschappen ................................................64 Formaat aanpassen ..........................................62 Geavanceerde eigenschappen ..........................66 Gekoppelde sjablonen ............................62, 115 Gekoppelde sjabloon ......................................18 Grootte ...........................................................62 Lettertypen .....................................................67 Maken ...............................................50, 57, 59 Openen ....................................................50, 60 Opslaan .................................................52, 152 Pakketsjabloon .............................................176 Snel maken .....................................................59 Taakscheidingssjabloon ................................114 Tekens ............................................................67 Voorbeeld ..............................................52, 138 Voorbereiden ..................................................52 Sjablooninformatie Sjablooninformatie ...................................59, 60 Standaardinstellingen Standaardinstellingen ......................................46
Index
Systeembeheerder Wachtwoord ...................................................32
W T Taakscheidingssjabloon Taakscheidingssjabloon ................................114 Taal Taal ................................................................45 Tekeningvolgorde Tekeningvolgorde .........................................129 Tekst Datumperiode ................................................80 Grootte ...........................................................80 Meervoudige lijnen .........................................80 Tekst ..............................................................80 Tekst selectie ..................................................80 Terug Terug ...........................................................107 Toegestane wijzigingen Toegestane wijzigingen ..........................64, 123 Trefwoorden Trefwoorden ...................................................66
Wachtwoord Definiëren ......................................................48 Werkbalk Uitlijning .....................................................103
U Uitlijnen Uitlijnen .......................................................103
V Valuta Valuta .............................................................93 Variabelen Maken ..........................................................143 Vergrendelen Vergrendelen ................................................110 Verwijderen Geleider ........................................................112 Object ..........................................................112 Volgorde objecten Volgorde objecten ........................................129 Voorbeeld Afdrukvoorbeeld ...........................................137 Data Entry ......................................................52 Vooruit Vooruit ........................................................107 Vorm Tabel ..............................................................90
191
-
Beyond the Ordinary
o
Printing for Professionals
Overal in de wereld gebruiken professionals Océ producten en diensten voor digitaal printen en documentbeheer. Op kantoor zorgt Océ ervoor dat bedrijven en overheidsinstellingen altijd de juiste informatie hebben. In de productiesector, de architectuur, engineering en de bouwsector stellen de grootformaatprinters van Océ de norm, en met onze grafische systemen kunnen banners, reclameborden en andere grote, kleurrijke toepassingen worden vormgegeven. In de wereld van bedrijfsrepro's, marketingbureaus en de grafische industrie worden op de hoogste snelheden Océ-systemen gebruikt voor het afdrukken van transactiedocumenten, mailings, kranten, handleidingen en boeken-op-demand. En Océ Business Services neemt wereldwijd de volledige documentenstroom op locatie van klanten over. Met Océ producten kunt u grenzen overschrijden op het Océ. Afbeeldingen en specificaties zijn niet noodzakelijk van toepassing
gebied van printenen en documentbeheer.
op de standaarversies van toestellen in alle plaatselijke markten. Technische specificaties kunnen wijzigen zonder voorafgaandelijke kennisgeving.
Voor meer informatie bezoek ons op:
2010-12
www.oce.com NL