Postbus 270 2600 AG DELFT Delftechpark 9 2628 XJ DELFT tel. 015-2516300 fax 015-2625365
Bodembeheerplan gemeente Amersfoort
Definitief
In opdracht van Opgesteld door Projectnummer Documentnaam Datum
: : : : :
Gemeente Amersfoort De Straat Milieu-adviseurs B.V. B99BA0027 F:\DATA\project\oost99\b99b0027\BBP\b99b0027.r02_bbp.doc
14 augustus 2002
Opgesteld door De Straat Milieu-adviseurs B.V. 14 augustus 2002,Definitief
Inhoudsopgave Samenvatting
1
1
Inleiding
3
2
Uitgangspunten 2.1 Inleiding 2.2 Uitgangspunten bodemkwaliteitskaart 2.3 Uitgangspunten grondstromenmatrix 2.4 Bewijsmiddelen 2.5 Definities werk en grondwerk
5 5 5 5 7 9
3
Grondstromenplan 3.1 Inleiding 3.2 Lokale bijzondere situaties 3.3 Grondstromenmatrix 3.4 Toetsingskader
11 11 11 13 14
4
Procedures 4.1 Melding 4.2 Beoordeling melding door het bevoegd gezag 4.3 Registratie 4.4 Uitvoering van het grondverzet 4.5 Handhaving 4.6 Communicatieplan
15 15 15 16 16 16 17
5
Terugsaneerwaarden
19
6
Vrijstellingenbeleid bij bouwaanvragen 6.1 Geen bodemonderzoek bij bouwaanvraag 6.2 Vrijstelling bodemonderzoek bij bouwaanvraag op basis van de BKK
20 20 20
7
Aanvullend toetsingskader voor nader onderzoek
22
Literatuur
24
Bijlagen
26
Opgesteld door De Straat Milieu-adviseurs B.V. 14 augustus 2002,Definitief
Bijlagen Bijlage 1a Bijlage 1b Bijlage 1c Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
: : : : : : : : : :
zonering in deelgebieden (schaal 1:45.000) bodemkwaliteitskaart 80-percentielwaarde 0-1,0 m-mv (schaal 1:45.000) bodemkwaliteitskaart 80-percentielwaarde 1-2,0 m-mv (schaal 1:45.000) grondstromenmatrix toelichting bij de grondstromenmatrix toetsingskader P80 stroomschema grondverzet stroomschema procedures beleidskader verklarende woordenlijst
Opgesteld door De Straat Milieu-adviseurs B.V. 14 augustus 2002,Definitief
Opgesteld door De Straat Milieu-adviseurs B.V. 14 augustus 2002,Definitief
Samenvatting Inleiding Voorliggende nota is het bodembeheerplan voor hergebruik van licht verontreinigde grond in de gemeente Amersfoort. Aanleiding voor het opstellen van dit bodembeheerplan is de inwerkingtreding van het Bouwstoffenbesluit en de hieraan gerelateerde Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet. Het doel van het bodembeheerplan is hergebruik van licht verontreinigde grond buiten ‘werken’ te bevorderen en goed beheer van de bodem (‘standstill’) op het niveau van de bodemkwaliteitszones te realiseren. De algemene regels van het Bouwstoffenbesluit voor het toepassen van grond in werken blijven van toepassing. De gemeente Amersfoort is bevoegd gezag voor uitvoering en controle van hergebruik van licht verontreinigde grond. Het bodembeheerplan is opgesteld in opdracht van de gemeente Amersfoort en in samenwerking met de provincie Utrecht. Toelichting hergebruik licht verontreinigende grond De bodemkwaliteit van de gemeente Amersfoort is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente. De bodemkwaliteit is vastgelegd tot een diepte van 2,0 m-mv. In het bodembeheerplan zijn de regels opgenomen op welke wijze hergebruik van grond mag plaatsvinden en welke procedures daarbij gevolgd moeten worden. Tevens is in het bodembeheerplan beleid opgenomen betreffende terugsaneerwaarden en het vrijstellingenbeleid voor bodemonderzoek bij bouwaanvragen. Uitgangspunten voor hergebruik licht verontreinigde grond Een bodemkwaliteitskaart bestaat uit zones met een eigen bodemkwaliteit classificatie. Het gebruik binnen of tussen zones vindt plaats op basis van een grondstromenmatrix. Hierin is aangegeven of grondverzet mag plaatsvinden en zo ja, onder welke voorwaarden. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd: − De bodemkwaliteit van ontvangende bodem mag niet verslechteren. − Schone grond is in elke zone uitwisselbaar. − Licht verontreinigende grond wordt getoetst op kritische parameters. − Van grond afkomstig uit niet geclassificeerde gebieden dient de kwaliteit bepaald te worden, voordat deze kan worden toegepast. In hoofdstuk twee en drie van het bodembeheerplan is het hergebruikbeleid nader uitgewerkt.
1
Procedures bij hergebruik van licht verontreinigde grond Bij voorgenomen hergebruik van licht verontreinigde grond dient een schriftelijke melding te worden gedaan bij de gemeente Amersfoort. De melding wordt beoordeeld en geregistreerd door het gewest Eemland. De melder ontvangt een schriftelijke bevestiging. De gemeente zorgt voor de handhaving van het grondstromenbeleid door steekproefsgewijs controles uit te voeren. Om de doelstelling van actief bodembeheer te realiseren worden in het kader van het communicatieplan zowel interne als externe partijen geïnformeerd.
2
1
Inleiding
Deze nota beschrijft het beleid voor actief bodembeheer op basis van de bodemkwaliteitskaart voor de gemeente Amersfoort. In de bodemkwaliteitskaart (lit. 1) is het grondgebied van voornoemde gemeente verdeeld in een aantal zones waarvan de diffuse, gebiedseigen bodemkwaliteit is vastgelegd. Doelstelling Met ingang van 1 juli 1999 is de Vrijstellingsregeling grondverzet (lit. 2) van kracht. Deze vrijstellingsregeling is een ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit (lit. 9) die het onder voorwaarden mogelijk maakt om licht verontreinigde grond buiten 'werken' als bodem te hergebruiken. Het beleidskader wordt nader toegelicht in bijlage 7. Onder licht verontreinigde grond wordt grond verstaan met waarden tussen de samenstellingswaarden voor schone grond en de samenstellingswaarden voor bouwstoffen, niet zijnde schone grond uit het Bouwstoffenbesluit (lit. 9). Eén van de voorwaarden voor hergebruik als bodem is dat de gemeente beschikt over een ambtelijk goedgekeurde bodemkwaliteitskaart. Deze bodemkwaliteitskaart dient vergezeld te gaan van een bodembeheerplan. Een andere voorwaarde is dat het grondverzet procedureel goed moet zijn geregeld (melding, registratie en handhaving van grondverzet). Het doel van het bodembeheerplan is hergebruik van licht verontreinigde grond in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet (H. 2) en goed beheer van de bodem (‘standstill’) op het niveau van de bodemkwaliteitszones. Ook beschrijft dit bodembeheerplan het hanteren van verhoogde achtergrondwaarden als terugsaneerwaarden (H. 3) en voldoet de bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan aan de NMP3-doelstelling ‘Landsdekkend Beeld 2005’ om per 1 januari 2005 het spoor van de diffuse bodemkwaliteit per gemeente in beeld te krijgen. Kostenbesparing bij grondverzet speelt eveneens een rol. Deze nota is opgesteld in samenwerking met de provincie Utrecht. Tevens heeft afstemming plaatsgevonden met andere afdelingen van de gemeente Amersfoort en het gewest Eemland. Al het grondverzet in de gemeente Amersfoort waarbij de grond weer deel uit gaat maken van de bodem, dient plaats te vinden volgens de regels uit dit bodembeheerplan. Situaties waarin dit bodembeheerplan niet voorziet, zullen per geval worden beoordeeld door de gemeente.
3
Opbouw van het bodembeheerplan De hoofdtekst van dit document is een praktische handleiding voor het toepassen van grondstromen. Hoofdstuk 2 geeft een kort overzicht van de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan dit bodembeheerplan. Per zone geldt een aantal regels voor hergebruik binnen dezelfde zone dan wel in andere zones. Deze worden besproken in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk wordt de kern van het bodembeheerplan besproken: de grondstromenmatrix. In hoofdstuk 4 worden de te volgen procedures besproken. Hoofdstuk 5 gaat in op terugsaneerwaarden. Hoofdstuk 6 beschrijft het vrijstellingenbeleid bij bouwaanvragen. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 het aanvullend toetsingskader voor nader onderzoek behandeld. De zones uit deze grondstromenmatrix staan op de bodemkwaliteitskaart aangegeven in bijlage 1a. De grondstromenmatrix is opgenomen in bijlage 2. Bijlage 3 is een toelichting bij de grondstromenmatrix. Het toetsingskader is opgenomen in bijlage 4. Bijlage 5 bevat een stroomschema over grondverzet. Bijlage 6 bevat een stroomschema over de te doorlopen procedures bij grondverzet. Bijlage 7 schetst het beleidskader. Tot slot bevat bijlage 8 een verklarende woordenlijst.
4
2
Uitgangspunten
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten behandeld, die gehanteerd zijn bij het opstellen van het bodembeheerplan van de gemeente Amersfoort. In de bodemkwaliteitskaart is de gemeente ingedeeld in een aantal zones met een vergelijkbare bodemkwaliteit (Zie bijlage 1a). De belangrijkste randvoorwaarde voor het hergebruik van licht verontreinigde grond als bodem is dat de hergebruiksgrond van vergelijkbare of betere kwaliteit dient te zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem. Dit criterium van vergelijkbaarheid wordt in dit hoofdstuk besproken.
2.2
Uitgangspunten bodemkwaliteitskaart
In de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Amersfoort (lit. 1) is op basis van een combinatie van zowel historische gegevens als analysegevens uit bodemonderzoeken de gemeente ingedeeld in een aantal zones met een vergelijkbare bodemkwaliteit. In het grondstromenplan wordt uitgegaan van de zones die zijn vastgesteld in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente. De volgende uitgangspunten uit de bodemkwaliteitskaart zijn van belang voor het grondstromenplan: − De classificatie van zones in de bodemkwaliteitskaart vindt plaats op basis van de 80percentielwaarde van de parameters: As, Cd, Cr, Cu, Hg, Pb, Ni, Zn, EOX en PAK10. − Zones zijn schoon als deze op basis van de 80-percentielwaarde (P80) binnen criteria van de MVR samenstellings- en immissiewaarden (MVR) (lit. 3) liggen. De bodemkwaliteitskaart op basis van de 80-percentielwaarde staat weergegeven in bijlage 1b. − De 95-percentielwaarde wordt conform de interim-richtlijn (lit. 4) getoetst aan de tussenwaarde (T) (lit. 7). − Zones met onvoldoende gegevens (minimaal 20 analyses conform interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten) worden aangeduid als niet gezoneerd. − De bodemkwaliteitskaart is opgesteld voor het dieptetraject 0-1,0 m-mv en 1,0-2,0 m-mv. De analyses van de bovenste halve meter worden als representatief gesteld voor de bovenste meter. Voor de ondergrond zijn voor enkele zones onvoldoende gegevens beschikbaar om de kwaliteit vast te leggen, indien uitgegaan wordt van de zone-indeling zoals die voor de bovengrond is gehanteerd. Derhalve zijn, indien de zones onderling kwalitatief vergelijkbaar zijn, ten behoeve van de zonering van het traject 1,0-2,0 m-mv zones samengevoegd om wel over voldoende gegevens te beschikken. Op basis van de historie is de ondergrond meestal vergelijkbaar of beter van kwaliteit dan de bovengrond.
2.3
Uitgangspunten grondstromenmatrix
In figuur 1 staan schematisch de uitgangspunten, die zijn gehanteerd bij het opstellen van de grondstromenmatrix in de gemeente Amersfoort. Vervolgens worden de uitgangspunten puntsgewijs verder toegelicht in de tekst. 5
herkomst
Figuur 1: Overzicht van de uitgangspunten bij het opstellen van de grondstromenmatrix
schoon/MVR, P95 < T
licht verontreinigd, P95
P95 > T
niet gezoneerd
schoon/MVR, P95 < T
VRIJ
kwaliteit bepalen, vereiste schoon/MVR
kwaliteit bepalen, vereiste schoon/MVR
kwaliteit bepalen, vereiste schoon/MVR
licht verontreinigd, P95
VRIJ
maatwerk
kwaliteit bepalen, vereiste< P80
kwaliteit bepalen, vereiste< P80
P95 > T
VRIJ
maatwerk
kwaliteit bepalen, vereiste< P80
kwaliteit bepalen, vereiste< P80
niet gezoneerd
VRIJ
kwaliteit bepalen, vereiste schoon/MVR
kwaliteit bepalen, vereiste schoon/MVR
kwaliteit bepalen, vereiste schoon/MVR
bestemming
De gemeente Amersfoort hanteert de volgende uitgangspunten. Het standstill principe is hierbij het uitgangspunt: − In schone zones wordt alleen schone grond toegepast (onder schone grond wordt grond verstaan met concentraties die binnen de criteria van de vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden (MVR, lit. 3) liggen). − In niet gezoneerde gebieden wordt in principe alleen schone grond toegepast. − De kwaliteit van grond afkomstig uit niet gezoneerde gebieden dient bepaald te worden voordat deze elders toegepast wordt. − De kwaliteit van de vrijkomende grond moet worden bepaald voor alle zones met een 95percentielwaarde (P95) groter dan de tussenwaarde. − Bij zones waarin de P80 groter is dan de interventiewaarde geldt dat onderzoek van de ontvangende bodem vereist is om na te gaan of de toepassingslocatie geen ernstig verontreinigde locatie is (waardoor sprake zou zijn van saneringsmaatregel). − Hergebruik van grond wordt getoetst aan de achtergrondwaarde (P80) van de ontvangende zone wanneer deze tussen de streef- en interventiewaarde ligt (zie bijlage 4). − Voor toepassing van grond uit licht verontreinigde zones waarvan de P95 kleiner is dan de tussenwaarde geldt maatwerk, zoals hieronder nader is uitgewerkt. − Voor het toepassen van grond afkomstig van dieper dan 2,0 m-mv gelden dezelfde regels als voor het traject 1,0-2,0 m-mv. Beneden de 2,0 m-mv mag alleen schone grond worden toegepast. − De algemene regels van het Bouwstoffenbesluit voor het toepassen van grond in werken blijven van toepassing.
6
Maatwerk bij licht verontreinigde zones bij P95
2.4
Bewijsmiddelen
Als bewijsmiddel kan een partijkeuring of een bodemonderzoek conform NEN5740 gelden, afhankelijk van een aantal criteria. In een aantal gevallen is een partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit (AP04) voorgeschreven. Een partijkeuring is voorgeschreven in de volgende gevallen: − De hergebruiksgrond is afkomstig uit een zone met P95>interventiewaarde. − De hergebruiksgrond is afkomstig uit een zone met P80 > tussenwaarde. − De hergebruiksgrond is afkomstig uit een niet gezoneerd gebied. In de overige gevallen mag als bewijsmiddel ook gebruik worden gemaakt van een recent bodemonderzoek conform NEN5740, uitgevoerd volgens één van de volgende strategieën: ONV, VED-HO, VED-HE, TOETS-S, KEU-I, KEU-I-HE (lit. 17). Uiteraard mag een partijkeuring ook in de overige gevallen als bewijsmiddel dienen. Het onderzoek kan beperkt blijven tot die bodemlagen die daadwerkelijk worden ontgraven, indien het onderzoek geen dubbele doelstelling heeft (bijvoorbeeld wanneer het onderzoek ook een verkooponderzoek betreft). Hierbij moet vermeld worden dat, indien concentraties worden aangetroffen boven de interventiewaarde, de Wet bodembescherming onverminderd van kracht blijft. Er dient in deze gevallen een aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden naar de aard en omvang van de verontreiniging. Indien voor stoffen waarvan de achtergrondconcentratie zich niet boven de tussenwaarde bevindt, concentraties boven de tussenwaarde worden aangetroffen, dan dient eveneens een aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd naar de aard en omvang. De resultaten van de kwaliteitsbepaling (partijkeuring / bodemonderzoek) worden getoetst aan de achtergrondwaarde (P80) van de ontvangende zone voor zover deze tussen streef- en of 7
interventiewaarde ligt. Wanneer de P80 lager is dan de streefwaarde geldt de streefwaarde als toetsingskader. In die gevallen waarin de P80 hoger is dan de interventiewaarde geldt de interventiewaarde als toetsingskader. Voor bodemonderzoeken volgens NEN5740 en partijkeuringen volgens het Bouwstoffenbesluit geldt in principe geen geldigheidsduur zolang de partijkeuring of het bodemonderzoek nog representatief is voor de gekeurde partij. De gemeente beoordeelt de representativiteit van het bodemonderzoek c.q. de partijkeuring. Ten aanzien van de bewijsmiddelen gelden de volgende uitgangspunten: − Binnen het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart worden bodemonderzoeken volgens bovenstaande strategieën geaccepteerd als bewijsmiddel. − Indien de grond van buiten het beheersgebied komt, is een partijkeuring volgens het Bouwstoffenbesluit vereist, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt door de betreffende gemeente(n). − Opgemerkt wordt dat voor hergebruik in zogenaamde ‘werken’ (dus conform het Bouwstoffenbesluit) altijd een partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit benodigd is als bewijsmiddel. Ook acceptanten van grond erkennen in veel gevallen de bodemkwaliteitskaart niet als kwaliteitsverklaring.
2.4.1
Tijdelijke depotvorming
Het kan zijn dat bij de wens om grond toe te passen binnen de Vrijstellingsregeling grondverzet op het moment van het grondverzet nog niet de beschikking is over voldoende bewijsmiddel, maar dat op grond van de bekende gegevens de verwachting is dat toepassing mogelijk is. In die situatie kan het grondverzet plaatsvinden op basis van de bodemkwaliteitskaart onder de volgende voorwaarden: − Toepassing vindt plaats direct in een werk of een tijdelijk depot. − Grond is afkomstig uit een zone van een vastgestelde bodemkwaliteitskaart. − Het gaat om grond waarvan op basis van bekende gegevens het vermoeden bestaat dat de grond toepasbaar is (bodeminformatiesysteem, bodemonderzoek, geen verdachte locatie). − Er vindt een vooraanmelding plaats en overleg met het bevoegd gezag. − De benodigde kwaliteitsgegevens worden binnen drie maanden na aanvang van het werk geleverd. − Afronding van het werk vindt plaats binnen drie maanden na de start. − Toepassing vindt plaats onder de voorwaarden van het Bouwstoffenbesluit en/of de Vrijstellingsregeling grondverzet. − Terugname vindt plaats indien niet aan de vereiste kwaliteitsgegevens kan worden voldaan. − De afronding van het werk wordt gemeld bij het bevoegd gezag Bouwstoffenbesluit. Voor activiteiten met betrekking tot grondopslag langer dan zes maanden is een vergunning op basis van de Wet milieubeheer vereist.
8
2.5
Definities werk en grondwerk
Voor het onderscheid tussen ‘werken’ in het kader van het Bouwstoffenbesluit en ‘grondwerken’ waarbij grondverzet onder het regime van de Vrijstellingsregeling grondverzet plaatsvindt, worden de volgende definities gehanteerd (overgenomen uit lit. 6). Werk Kenmerk van een werk is dat een werk geen deel uitmaakt van de bodem en dat, zodra het werk zijn functie verliest, de bouwstoffen waaruit het werk bestaat worden verwijderd. Dit geldt ook indien grond als bouwstof is gebruikt. De ‘bouwstof grond’ mag niet worden vermengd met het bodemmateriaal van de onderliggende en aangrenzende bodem. Verder dient een werk functioneel te zijn (anders zou sprake zijn van verkapt storten) en mogen er geen humane en ecologische risico’s ontstaan. Werken kunnen in de tijd begrensd zijn, zoals een tijdelijke ontsluitingsweg voor de bouw van een woonwijk of onbegrensd in de tijd zijn, zoals een geluidswal, windwal of dijk. Grondwerk Een grondwerk is een werk waarbij als bouwstof uitsluitend grond wordt gebruikt. In het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet mag een grondwerk bodem worden. Indien de grond in het grondwerk geschikt is voor het beoogde bodemgebruik en een vergelijkbare kwaliteit heeft als de ontvangende bodem kan het grondwerk bodem worden en vervalt de verwijderingplicht Voorbeelden van werken die bodem worden zijn: aanvullingen, ophogingen, slootdempingen alsmede egaliseringen en accentueringen in het kader van bijvoorbeeld landinrichting en natuurontwikkeling.
9
10
3
Grondstromenplan
3.1
Inleiding
Dit hoofdstuk behandelt het feitelijke grondstromenplan: de grondstromenmatrix. In de bodemkwaliteitskaart (bijlage 1, lit. 1) is de gemeente in zones onderverdeeld. In de grondstromenmatrix is aangegeven welke regels gelden bij grondverzet van de ene zone naar de andere zone, binnen dezelfde zone en bij grondverzet van buiten de gemeente binnen de gemeentegrens. De belangrijkste voorwaarde voor hergebruik van grond als bodem is dat de hergebruiksgrond van vergelijkbare of betere kwaliteit moet zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem. Als toetsingskader geldt hierbij de 80-percentielwaarde (P80) van de betreffende zone zoals vastgesteld in de bodemkwaliteitskaart. Bijlage 4a van de bodemkwaliteitskaart gaat nader in op de onderliggende statistiek. Voordat de grondstromenmatrix geraadpleegd mag worden, moet worden nagegaan of er sprake is van een lokaal bijzondere situatie. Dit wordt in de volgende paragraaf toegelicht.
3.2
Lokale bijzondere situaties
In de bodemkwaliteitskaart (lit. 1) is de algemene bodemkwaliteit van zones vastgelegd. Lokaal kan de bodemkwaliteit afwijken ten opzichte van de zonekwaliteit. Dit betekent dat in een aantal situaties niet automatisch de regels uit de grondstromenmatrix kunnen worden gevolgd. Dit betreft de volgende situaties: − Locaties met een lokale verontreiniging veroorzaakt door een puntbron. − Gesaneerde locaties. − Zintuiglijke waarnemingen. − Gevoelige bestemmingen. − Bijzondere beschermingsgebieden. Hieronder volgt een toelichting bij bovenstaande situaties. Locaties met een lokale verontreiniging veroorzaakt door een puntbron Op verschillende plaatsen komen verontreinigingen voor die worden veroorzaakt door een lokale puntbron. In het geval van vrijkomende grond ter plaatse van een lokale verontreiniging mag uiteraard niet van de algemene zonekwaliteit worden uitgegaan. Dit betekent dat eerst moet worden gecontroleerd of de herkomstlocatie historisch verdacht is alvorens hergebruik volgens het zoneringsbeleid mogelijk is. Bij de melding van het hergebruik dient de melder historische informatie conform NVN 5725 te verstrekken waaruit blijkt dat de herkomstlocatie niet verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. De gemeente controleert in het bodeminformatiesysteem of op de betreffende locatie bodemonderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt of de locatie verontreinigd is Als grond vrijkomt ter plaatse van een lokale verontreiniging dan dient de kwaliteit van de vrijkomende grond te worden bepaald voordat de grond kan worden hergebruikt. In eerste instantie dient met een juiste onderzoeksmethode de lokale verontreiniging opgespoord en gekarteerd te worden (bijvoorbeeld door middel van een NEN-verdacht onderzoek). Indien uit het
11
onderzoek blijkt dat er geen verontreiniging aanwezig is, dan wordt uitgegaan van de oorspronkelijke zonering. Indien blijkt dat er wel een verontreiniging aanwezig is, moet er in ernstige gevallen gesaneerd worden. In niet ernstige gevallen wordt de grond in depot gezet en onderzocht middels een partijkeuring. Er moet uiteraard voldaan worden aan de verplichtingen uit de Wet bodembescherming. Hergebruik van grond ter plaatse van een aangemelde Wbb-locatie geldt als saneringsmaatregel en mag niet plaatsvinden op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet. Gesaneerde locaties Locaties die in het verleden zijn gesaneerd mogen niet opnieuw verontreinigd raken door het aanbrengen van licht verontreinigde grond. Hergebruik van licht verontreinigde grond op reeds multifunctioneel gesaneerde locaties is derhalve niet toegestaan. Dit speelt met name een rol bij stadsvernieuwingslocaties. Op locaties die zijn gesaneerd door middel van het aanbrengen van een leeflaag mag geen grond worden verwijderd. Indien de leeflaag direct wordt hersteld, kan de milieudienst het hergebruik wel toestaan. De kwaliteit van de leeflaag wordt hierbij als uitgangspunt gehanteerd. Zintuiglijke waarnemingen Indien tijdens de uitvoering van het grondverzet uit zintuiglijke waarnemingen blijkt dat de grond mogelijk verontreinigd is, dient contact te worden opgenomen met het bevoegd gezag. De partij grond moet in depot worden gezet. Door middel van monstername en analyses dient de kwaliteit van de betreffende partij grond te worden vastgesteld. Voorbeelden van dergelijke zintuiglijke waarnemingen zijn afwijkende geuren en bodemvreemde bijmengingen van bijvoorbeeld puin en koolas. Bovenstaande geldt ook indien er asbesthoudende materialen tijdens het grondverzet worden aangetroffen. Zones die zich in het buitengebied bevinden zijn meestal schoon. Ter plaatse van deze zones bevinden zich meestal erven. Deze erven zijn niet representatief voor het schone buitengebied. Ook bevinden zich in de gemeente Amersfoort in het buitengebied militaire oefenterreinen. Indien tijdens grondverzet ter plaatse van bovenstaande locaties zintuiglijke verontreinigingen worden aangetroffen, dient de partij grond in depot te worden gezet. Door middel van bodemonderzoek dient de kwaliteit van de betreffende partij grond te worden vastgesteld.
12
Gevoelige bestemmingen In ‘Van trechter naar zeef’ (lit. 6) zijn de bodemgebruikswaarden voor immobiele parameters gepubliceerd. Dit zijn standaard terugsaneerwaarden voor de leeflaag om, afhankelijk van het gebruik, te beoordelen of de concentraties in de bodem kunnen leiden tot risico’s. In een aantal zones zijn deze bodemgebruikswaarden lager dan de 80-percentielwaarden voor één of meer parameters. Zo is de bodemgebruikswaarde voor lood voor gebruikstype I (wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen) gelijk gesteld aan de streefwaarde. Afhankelijk van de bestemming en de aanwezige concentraties in de toe te passen grond (risicobeoordeling) neemt de gemeente een beslissing of grond wel of niet mag worden toegepast. Bijzondere beschermingsgebieden De gemeente Amersfoort beschikt over drie waterwingebieden en één grondwaterbeschermingsgebied in de wijken De Berg, Liendert/Rustenburg/Schuilenburg en Stoutenburg-Noord (zie bijlage 3c, bodemkwaliteitskaart). Op grond van de provinciale milieuverordening (PMV) is het in waterwingebieden niet toegestaan verontreinigde grond aan te brengen. Van dit verbod kan geen ontheffing worden verleend. Het toepassen van licht verontreinigde grond in grondwaterbeschermingsgebieden moet worden getoetst aan het geldend PMV-beleid.
3.3
Grondstromenmatrix
Bijlage 2 bevat de grondstromenmatrix van de gemeente Amersfoort, opgesteld voor zowel de bovengrond (0-1,0 m-mv) als voor de ondergrond (1,0-2,0 m-mv). Indien geen sprake is van een lokale bijzondere situatie dan gelden voor hergebruik van grond de regels zoals weergegeven in bijlage 2. Een toelichting op de grondstromenmatrix is opgenomen in bijlage 3. Beschrijving van de grondstromenmatrix Op de horizontale as staan de zones weergegeven als herkomstzone (in welke zone komt de hergebruiksgrond vrij). Op de verticale as zijn de zones weergegeven als bestemmingszone (in welke zone wordt de grond toegepast). Elke combinatie van herkomst en bestemmingszone wordt gerepresenteerd door een vakje met een letter (A -J) en een kleurcodering. Onder de figuur staat per letter/kleur aangegeven welke voorwaarden gelden bij het grondverzet van de herkomst naar de bestemmingszone. Afhankelijk van de zone van herkomst en bestemming kan de grond vrij worden toegepast of dient eerst de kwaliteit van de vrijkomende grond te worden bepaald. Afhankelijk van de kwaliteit van de zone van herkomst wordt als bewijsmiddel alleen een partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit geaccepteerd (volgens AP04 of VKB protocollen) dan wel wordt zowel bodemonderzoek (NEN5740) als partijkeuring als bewijsmiddel geaccepteerd. Dit is behandeld in paragraaf 2.4. In enkele gevallen wordt ook een bewijsmiddel van de ontvangende bodem vereist. Dit betreft zones waar de 80-percentielwaarde hoger is dan de interventiewaarde of waar dit verwacht wordt. In deze zones wordt de kans groot geacht dat op de toepassingslocatie sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Dit is het geval voor de zones Kazerne, Rangeer13
terrein NS en Voormalige smederij & sloop/opslag. Van de verplichting tot onderzoek van de ontvangende bodem kan worden afgeweken in het kader van hetgeen in een raamsaneringsplan is opgenomen dan wel op basis van afwijkende afspraken met de provincie. De analyseresultaten van de bewijsmiddelen (partijkeuring of bodemonderzoek) moeten worden getoetst aan de concentraties die staan weergegeven in bijlage 4. In bijlage 4 is per zone de 80-percentielwaarde voor de 10 parameters weergegeven. De analyses uit het bewijsmiddel (bodemonderzoek of de partijkeuring) worden vergeleken met de concentraties in bijlage 4. Grondverzet is alleen mogelijk indien alle analyseresultaten kleiner zijn dan de concentraties uit bijlage 4.
3.4
Toetsingskader
Wanneer de kwaliteit van de hergebruiksgrond door middel van analyses is bepaald, worden de analyseresultaten uit het bewijsmiddel (bodemonderzoek of de partijkeuring) omgerekend naar de standaardbodem. Vervolgens moeten de resultaten voor de 10 parameters genoemd in paragraaf 2.2 worden getoetst aan de 80-percentielwaarde. In Bijlage 4 is per zone en dieptetraject het toetsingskader voor de 80-percentielwaarde weergegeven. In deze tabel is al rekening gehouden met een acceptatiefactor. In veel gevallen ligt de 80-percentielwaarde onder de streefwaarde. In deze gevallen moet voor de betreffende parameter getoetst worden aan de streefwaarde (groene vakjes). In alle andere gevallen ligt de 80-percentielwaarde tussen de streef- en interventiewaarde en zijn de vakjes geel gekleurd of boven de interventiewaarde (roze vakjes). Grondverzet is alleen mogelijk indien alle analyseresultaten kleiner of gelijk zijn aan de concentraties uit het betreffende toetsingskader.
14
4
Procedures
Om hergebruik van licht verontreinigde grond op zorgvuldige wijze plaats te laten vinden geldt een aantal regels van procedurele aard: - melding bij de gemeente Amersfoort. Dit kan in het kader van: - bouwvergunningen; - Wet milieubeheer; - Overig. - het bevoegd beoordeelt de melding en stuurt een ontvangstbevestiging naar de melder; - registratie door de gemeente; - de toepasser meldt zintuiglijke verontreinigingen bij het bevoegd gezag; - controle bij uitvoering van het werk door het bevoegd gezag; - handhaving door de gemeente.
4.1
Melding
De eigenaar of erfpachter van de bodem waarop de grond wordt gebruikt dient het voorgenomen toepassen van grond (inclusief hergebruik van schone grond) in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering te melden bij het bevoegd gezag. Hierbij dienen de volgende gegevens te worden verstrekt: - herkomst van de grond (adresgegevens; in welke zone) en bestemming van de grond (adresgegevens; in welke zone); - wijze van ontgraving (profiel en diepte) en wijze van aanbrengen; - kadastrale kaart van zowel de locatie waar de grond vrijkomt als de locatie waar de grond zal worden toegepast; - historische informatie over de herkomstlocatie (NVN 5725) en de bestemmingslocatie; - soort grond; 3 - hoeveelheid (aantal vaste dan wel losse m ); - informatie over de kwaliteit van de vrijkomende grond (zone-classificatie, bodemonderzoek, partijkeuring); - reden van toepassing van de hergebruiksgrond; - gegevens melder; - datum toepassing.
4.2
Beoordeling melding door het bevoegd gezag
Het bevoegd gezag beoordeelt de melding. Indien de verstrekte gegevens naar het oordeel van het bevoegd gezag onduidelijk, onvolledig of anderszins niet toereikend zijn kan voornoemde afdeling nadere gegevens van de melder verlangen. Het bevoegd gezag raadpleegt bij de beoordeling het bodeminformatiesysteem om na te gaan of er op de locatie waar de grond vrijkomt dan wel op de locatie waar de grond wordt toegepast geen sprake is van een lokale bijzondere situatie (zie paragraaf 3.2). De vergelijkbaarheid van de toe te passen grond wordt beoordeeld op de wijze zoals in paragraaf 3.3 omschreven. In
15
bijlage 5 staat een stroomschema weergegeven waar rekening mee gehouden moet worden in het kader van grondverzet.
4.3
Registratie
Het gewest Eemland registreert de meldingen. Indien het gewest Eemland akkoord gaat met de voorgenomen toepassing van licht verontreinigde grond ontvangt de melder een schriftelijke bevestiging. Ook als het gewest niet akkoord gaat, wordt dit schriftelijk gemeld.
4.4
Uitvoering van het grondverzet
De uitvoerder van het grondverzet dient de schriftelijke bevestiging tijdens de werkzaamheden te kunnen overleggen. Wanneer tijdens de werkzaamheden zintuiglijk verontreiniging van de grond wordt waargenomen, dient de grond in depot te worden gezet en dient contact te worden opgenomen met de gemeente. De grond moet onderzocht worden door middel van een partijkeuring volgens het Bouwstoffenbesluit. Eventuele afwijkingen ten opzichte van de oorspronkelijke melding worden voorafgaand aan de toepassing gerapporteerd. De afronding van het project wordt teruggemeld aan de gemeente door middel van een schriftelijke bevestiging.
4.5
Handhaving
De gemeente is verantwoordelijk voor de handhaving van het grondstromenbeleid. De handhaving moet uitgevoerd worden door iemand die geen belanghebbende partij is bij projecten waarin licht verontreinigde grond wordt hergebruikt. Voor de handhaving van het grondstromenbeleid dienen voldoende middelen beschikbaar te zijn om steekproefsgewijs controles uit te kunnen voeren. De handhaving van het grondstromenbeleid kan door de gemeente aan derden worden uitbesteed voor zover de handhaver zelf geen belanghebbende partij is bij hergebruik van grond.
16
4.6
Communicatieplan
De gemeente stelt als doel dat actief bodembeheer in de gemeente gerealiseerd wordt. Hiertoe informeert de gemeente de volgende interne en externe partijen. Intern: Extern: - Projectrealisatie openbare ruimte. - Gewest Eemland. - Beheer openbare ruimte. - Ontwikkelingsbedrijf Vathorst B.V. - Monumentenzorg. - CSG Eemkwartier B.V. - Economische ontwikkeling. - Overige partijen die grondverzet plegen - Ruimtelijke ordening. in de gemeente Amersfoort. - Bouw- en woningtoezicht. Het informeren van bovenstaande partijen over actief bodembeheer in de gemeente kan middels een workshop.
17
18
5
Terugsaneerwaarden
Bij sanering van niet-mobiele gevallen van verontreinigingen behoeft in veel gevallen niet te worden teruggesaneerd tot de streefwaarden zoals deze zijn vastgelegd in de ‘Circulaire streefwaarden en interventiewaarden’ van 24 februari 2000. Bij het hanteren van verhoogde terugsaneerwaarden zijn zowel de achtergrondwaarden zoals vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart van belang als de bodemgebruikswaarden (BGW’s) die zijn opgenomen in ‘Van trechter naar zeef’. Verhoogde achtergrondwaarden als terugsaneerwaarden In de ‘Circulaire saneringsregeling Wet bodembescherming, beoordeling en afstemming’ (lit. 8) van december 1997 is opgenomen dat in gebieden met verhoogde achtergrondwaarden deze achtergrondwaarden de streefwaarden voor het betreffende gebied vormen. In diffuus licht verontreinigde gebieden maakt deze diffuse verontreiniging geen deel meer uit van het te saneren geval van bodemverontreiniging. Het geval van bodemverontreiniging wordt afgebakend door het verontreinigingsniveau dat op of onder de achtergrondwaarde ligt. Het wordt beleidsmatig niet wenselijk geacht om schone postzegels te creëren in een diffuus verontreinigd gebied. Bodemgebruikswaarden Het kabinet heeft gekozen voor een functiegerichte aanpak van saneringen van gevallen van ernstige bodemverontreiniging (in plaats van het streven om alle verontreinigingen multifunctioneel te saneren tot de streefwaarde). De uitwerking hiervan is opgenomen in de nota ‘Van trechter naar zeef’ (lit. 6). De nota ‘Van trechter naar zeef’ biedt een standaardaanpak voor niet mobiele verontreinigingen. In ‘Van trechter naar zeef’ zijn bodemgebruikswaarden (BGW’s) opgenomen. De BGW’s zijn afhankelijk van het toekomstige bodemgebruik. Deze BGW’s kunnen standaard als terugsaneerwaarden worden gebruikt. Terugsaneerwaarden Als terugsaneerwaarden worden in eerste instantie de achtergrondwaarden gehanteerd wanneer deze hoger zijn dan de streefwaarde. De interventiewaarde geldt hierbij als absolute bovengrens. Wanneer de BGW hoger is dan de streefwaarde of achtergrondwaarde wordt deze echter als terugsaneerwaarde gehanteerd. Voor gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld kinderspeelplaatsen) behoudt de gemeente zich het recht voor een strengere terugsaneerwaarde dan de achtergrondwaarde te eisen. In onderstaande tabel is dit systematisch weergegeven: Situatie
Te hanteren terugsaneerwaarde
Schone zones en niet gezoneerde gebieden Licht verontreinigde zones, achtergrondwaarde < BGW Licht verontreinigde zones, achtergrondwaarde > BGW Achtergrondwaarde > interventiewaarde Gevoelige bestemmingen zoals kinderspeelplaatsen
BGW’s BGW’s Achtergrondwaarde (P80) Interventiewaarde Invulling door de gemeente
19
6
Vrijstellingenbeleid bij bouwaanvragen
Op grond van de Woningwet heeft de gemeente de taak het bouwen op verontreinigde grond tegen te gaan. De doelstelling van het bodemonderzoek bij bouwaanvragen is inzicht te krijgen in de geschiktheid van de locatie voor een specifiek bouwproject. Het beoordelen van de bouwaanvragen en de eventueel daaruit voortkomende bodemonderzoeken, de bodemtoets, is vooral gericht op risico's voor de mens. In de gemeente Amersfoort is de algemene bodemkwaliteit voldoende vastgelegd in de vorm van een bodemkwaliteitskaart. Om deze reden is het in een aantal gevallen niet noodzakelijk om een volledig bodemonderzoek te laten uitvoeren. Daarnaast is het in het kader van de Woningwet niet vereist bij alle bouwaanvragen een bodemonderzoek te overleggen. Wanneer dit wel noodzakelijk is en wanneer niet, wordt beschreven in het vrijstellingenbeleid.
6.1
Geen bodemonderzoek bij bouwaanvraag
Bij bouwaanvragen wordt onderscheid gemaakt tussen meldingsplichtige en vergunningsplichtige bouwwerken. Meldingsplichtige bouwwerken betreffen in het algemeen de kleinere bouwwerken. In het kader van de Woningwet wordt geen bodemonderzoek vereist ten behoeve van bouwwerken die geen of een geringe invloed hebben op de bodem en de risico's van eventuele bodemverontreiniging voor de mens. Op 14 maart 1998 is de 'Wet tot wijziging van de Woningwet inzake het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond' in werking getreden. In deze wijziging is vastgelegd dat bij een bouwaanvraag voor een bouwwerk waarin geen mensen verblijven (opslagruimtes, fietsenstallingen, parkeergarages) geen bodemonderzoek geëist mag worden. In navolging van voornoemde wetswijziging wordt door de gemeente Amersfoort geen bodemonderzoek geëist bij de volgende bouwaanvragen: - Bouwwerken waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven. - Meldingsplichtige bouwwerken. - Met meldingsplichtige bouwwerken vergelijkbare vergunningplichtige bouwwerken. - Bouwwerken die niet de grond raken. - Bouwwerken geen gebouw zijnde (kunstwerken etc.). - Opbouw op een bestaand gebouw (dakkapellen etc.). - Interne verbouwingen die de grond niet raken. - Tijdelijk bouwwerk met niet gevoelige functie. - Tijdelijk bouwwerk los geplaatst op een verharde ondergrond (portocabins etc.). 2 - Bouwoppervlakte kleiner dan 50 m op historisch onverdachte locaties. 6.2
Vrijstelling bodemonderzoek bij bouwaanvraag op basis van de BKK
Bij bouwwerken waarin wel voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven, is volgens de woningwet een bodemonderzoek noodzakelijk. In het algemeen betreft dit een verkennend onderzoek. Omdat door het opstellen van de bodemkwaliteitskaart inzicht verkregen is 20
in de bodemkwaliteit in de gemeente, kan het soort onderzoek gekoppeld worden aan de zone waarin het bouwwerk zich bevindt. In onderstaande tabel wordt als voorstel weergegeven welk onderzoek gedaan kan worden in welke zone. Vergunningplichtig bouwwerk
Gezoneerde gebieden, P95 < tussenwaarde
Gezoneerde gebieden, P95 > tussenwaarde en niet gezoneerde gebieden
Bouwaanvraag > 50 m2
Historisch onderzoek
Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740
In de gezoneerde gebieden waar de P95 voor geen enkele parameter hoger is dan de tussenwaarde (Voornamelijk de wijken aangelegd na 1970) kan in eerste instantie worden volstaan met historisch onderzoek. Het historisch onderzoek dient ten minste te voldoen aan de eisen die hieraan in de NVN 5725 worden gesteld. Deze richtlijn is opgesteld ten behoeve van het vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader bodemonderzoek. Wanneer uit het historisch onderzoek blijkt dat er sprake is van een verdachte locatie, zal een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Dit betreft voornamelijk de bebouwing aangelegd vóór 1970. Het bodemonderzoek kan beperkt worden tot de uit het historisch onderzoek gebleken verdachte (deel)locaties. In de bouwverordening van de gemeente Amersfoort wordt definitief beschreven hoe om te gaan met bodemonderzoek bij bouwaanvragen op basis van de bodemkwaliteitskaart.
21
7
Aanvullend toetsingskader voor nader onderzoek
Wanneer bij een verkennend bodemonderzoek een overschrijding van de tussenwaarde wordt vastgesteld is een nader onderzoek nodig. De tussenwaarde is gedefinieerd als de helft van de som van streef- en interventiewaarde. In een aantal zones zijn de achtergrondwaarden hoger dan de tussenwaarde. Ook voor deze zones geldt dat een nader onderzoek nodig is wanneer bij een verkennend bodemonderzoek een overschrijding van de tussenwaarde is gemeten. Voor zones waar de achtergrondwaarde hoger is dan de interventiewaarde geldt echter dat nader onderzoek pas nodig is indien bij een verkennend bodemonderzoek een overschrijding van de interventiewaarde is vastgesteld, een en ander is afhankelijk van afspraken die gemaakt zijn of worden met de provincie. Zware metalen in grondwater Ter plaatse van de wijken Kattenbroek, Nieuwland en Vathorst in de gemeente Amersfoort worden in het grondwater regelmatig sterk verhoogde concentraties zware metalen (Cu, Ni, Zn) aangetroffen zonder direct aanwijsbare antropogene verontreinigingsbron. In veel gevallen is na herbemonstering de aangetroffen concentratie lager. Indien een dergelijke sterk verhoogde concentratie wordt aangetroffen hoeft de situatie niet beschouwd te worden als een ernstig geval.
22
23
Literatuur 1.
Bodemkwaliteitskaart gemeente Amersfoort; De Straat Milieu-adviseurs; projectnummer B99B0027; augustus 2002. 2. Vrijstellingsregeling grondverzet; ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit; 10 september 1999. 3. Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden; ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit; Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu; Staatscourant, 6 juli 1999. 4. Interim-richtlijn Opstellen en toepassen bodemkwaliteitskaarten in het kader van de Vrijstellingsregeling grondverzet; bijlage 1 van de nota "Grond grondig bekeken", ministerie van VROM, juni 1999. 5. Hergebruik van verontreinigde grond volgens Actief Bodembeheer – Interimbeleid MVG; provincie Utrecht; vastgesteld op 18 januari 2000. 6. Van trechter naar zeef; uitvoeringsprogramma BEVER; Bunnik, 15 oktober 1999. 7. Circulaire Streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering; Staatscourant, 24 februari 2000. 8. Circulaire saneringsregeling Wet bodembescherming, beoordeling en afstemming; ministerie van VROM, 19 december 1998. 9. Bouwstoffenbesluit Bodem- en Oppervlaktewaterenbescherming, Staatsblad 567, november 1995, inclusief wijziging Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit, supplement bij de Nederlandse Staatscourant van 30 oktober 2000, nr. 210. 10. Saneren zonder stagneren; Commissie Welschen; november 1993. 11. Grond, grondig bekeken: verantwoord omgaan met schone en verontreinigde grond; Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu; augustus 1999. 12. Wet Bodembescherming; Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.
24
25
Bijlagen Bijlage 1a Bijlage 1b Bijlage 1c Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
: : : : : : : : : :
zonering in deelgebieden (schaal 1:45.000) bodemkwaliteitskaart 80-percentielwaarde 0-1,0 m-mv (schaal 1:45.000) bodemkwaliteitskaart 80-percentielwaarde 1-2,0 m-mv (schaal 1:45.000) grondstromenmatrix toelichting bij de grondstromenmatrix toetsingskader P80 stroomschema grondverzet stroomschema procedures beleidskader verklarende woordenlijst
26
27
28
29
30
Bijlage 3: Toelichting bij de grondstromenmatrix A Historisch onderzoek op de plek van herkomst van de partij grond. Wanneer deze plek historisch onverdacht is, zijn geen verdere bewijsmiddelen nodig en is vrij grondverzet toegestaan.
B Een in situ partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit of bodemonderzoek conform NEN5740 is vereist van de vrijkomende grond (zie paragraaf 2.4). Grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van het onderzoek aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoon is of voldoet aan de criteria van de MVR (lit.3). Er zijn geen bewijsmiddelen nodig van de ontvangende bodem.
C Een in situ partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit of bodemonderzoek conform NEN5740 is vereist van de vrijkomende grond (zie paragraaf 2.4). Als de gemiddelde concentraties van de partijkeuring of het bodemonderzoek kleiner of gelijk zijn aan de concentraties van de ontvangende zone weergegeven in bijlage 3, dan is grondverzet mogelijk. Met andere woorden: grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van het bodemonderzoek aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoner is danwel vergelijkbaar met de ontvangende bodem. Er zijn geen bewijsmiddelen nodig van de ontvangende bodem.
D Een in situ partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit is vereist van de vrijkomende grond. Grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van de partijkeuring aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoon is of voldoet aan de criteria van de MVR (lit.3). Er zijn geen bewijsmiddelen nodig van de ontvangende bodem.
E Een in situ partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit is vereist van de vrijkomende grond. Als de gemiddelde concentraties van de partijkeuring kleiner of gelijk zijn aan de concentraties van de ontvangende zone weergegeven in bijlage 3, dan is grondverzet mogelijk. Met andere woorden: grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van de partijkeuring aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoner is danwel vergelijkbaar met de ontvangende bodem. Er zijn geen bewijsmiddelen nodig van de ontvangende bodem.
F In verband met mogelijke (ernstige) verontreinigingen op de plek van toepassing is een (recent) bodemonderzoek conform NEN5740 van de ontvangende bodem nodig. Grondverzet is mogelijk wanneer geen ernstige verontreiniging wordt aangetoond op de locatie waar de grond wordt toegepast. Historisch onderzoek op de plek van herkomst van de partij grond is vereist. Wanneer deze plek historisch onverdacht is zijn geen verdere bewijsmiddelen nodig en is vrij grondverzet toegestaan.
G In verband met mogelijke (ernstige) verontreinigingen op de plek van toepassing is een (recent) bodemonderzoek conform NEN5740 van de ontvangende bodem nodig. Grondverzet is mogelijk wanneer geen ernstige verontreiniging wordt aangetoond op de locatie waar grond wordt toegepast. Er is een in situ partijkeuring conform Bouwstoffenbesluit of bodemonderzoek conform NEN5740 vereist van de vrijkomende grond (zie paragraaf 2.4). Grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van het onderzoek aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoon is of voldoet aan de criteria van de MVR (lit.3).
I In verband met mogelijke (ernstige) verontreinigingen op de plek van toepassing is een (recent) bodemonderzoek conform NEN5740 van de ontvangende bodem nodig. Grondverzet is mogelijk wanneer geen ernstige verontreiniging wordt aangetoond op de locatie waar grond wordt toegepast. Een in situ partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit is vereist van de vrijkomende grond. Grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van de partijkeuring aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoon is of voldoet aan de criteria van de MVR (lit.3).
J In verband met mogelijke (ernstige) verontreinigingen op de plek van toepassing is een (recent) bodemonderzoek conform NEN5740 van de ontvangende bodem nodig. Grondverzet is mogelijk wanneer geen ernstige verontreiniging wordt aangetoond op de locatie waar grond wordt toegepast. Een in situ partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit is vereist van de vrijkomende grond. Als de gemiddelde concentraties van de partijkeuring kleiner of gelijk zijn aan de concentraties van de ontvangende zone weergegeven in bijlage 3, dan is grondverzet mogelijk. Met andere woorden: grondverzet is alleen mogelijk als de resultaten van de partijkeuring aantonen dat de bodem op de plek van herkomst schoner is danwel vergelijkbaar met de ontvangende bodem.
31
Bijlage 4: Toetsingskader (achtergrondwaarde P80 danwel streef- of interventiewaarde) zone Am ersfoort Noordoost Bosgebied Buitengebied-W est De Berg De Kruiskamp & De Koppel & Randenbroek Dorrestein < 45 Isselt oost Isselt west kazerne Leusderkwartier Liendert & Schuilenburg Oude kern Hoogland&Hooglanderveen Schothorst Soesterkwartier Sportparken & Nimm erdor & W aterwingebied Stadskern & Zonnehof Vathorst
diepte 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m 0-1,0m 1,0-2,0m
klasse 1 1 1.5 1 1.5 1 2 1,5 2 1,5 3 2 2 2 2 1,5 4 14 2 1,5 1.5 1,5 2 1 2 1,5 2 1,5 1.5 1 3 2 1.5 1
arseen 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 x 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29 29
cadm ium 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,82 0,8 0,8 0,8 2,62 x 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 1,08 0,8 0,8 0,8
chroom 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 x 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
koper 36 36 36 36 36 36 43,8 36 60,0 36 80,5 98,8 65,1 36 36,7 36 99,8 x 41,8 36 36,7 36 42,2 36 45,6 36 36 36 36 36 148,7 98,8 36 36
kwik 0,3 0,3 0,3 0,3 0,32 0,3 0,56 0,3 0,62 0,3 1,72 0,68 0,68 0,3 0,3 0,3 2,0 x 0,48 0,3 0,3 0,3 0,42 0,3 0,42 0,3 0,4 0,3 0,48 0,3 1,32 0,68 0,3 0,3
lood 85 85 85 85 85 85 163,9 85 176,5 85 461,5 175 206,3 131,3 100,5 85 443,1 x 176,6 85 85 85 190,9 85 101,5 85 137,3 85 86,2 85 490,9 175 85 85
nikkel 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 43 x 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35
zink 140 140 140 140 140 140 211,1 140 209,5 140 578,2 196,4 428,6 185,7 145,7 140 720 x 307 140 140 140 239,5 140 140 140 226 140 140 140 698,7 196,4 140 140
PAK10 1,9 1 2,0 1 2,0 1 7,0 2,0 5,4 2,0 32,8 9,1 16,8 4,4 6,1 2,0 40 x 15,5 2,0 2,0 2,0 11,5 1,6 4,7 2,0 15,2 2,0 2,0 1 18,3 9,1 2,0 1
Te hanteren normen voor de beoordeling van toe te passen grond. De getallen gelden voor standaardbodem (lutum=25, humus=10). Bij de toetsing dienen de analysegegevens van de hergebruiksgrond om te worden gerekend naar standaardbodem . Bovenstaande waarden zijn in m g/kg.ds In bovenstaande tabel is de streefwaarde vermeld indien de P80 lager is dan de streefwaarde In gevallen waar de P80 tussen de streef- en de interventiewaarde ligt wordt getoetst aan de P80 Verder is de interventiewaarde in plaats van de P80 verm eld indien de P80 hoger is dan de interventiewaarde Ter plaatse van zones waar een x is weergegeven, zijn niet genoeg analyses aanwezig voor de berekening van achtergrondwaarden Als achtergrondwaarde wordt uitgegaan van de P80 zoals vastgelegd in de bodem kwaliteitskaart van de gem eente Am ersfoort N.b. slechts 17 zones zijn weergegeven. De zones 'Rangeerterrein NS' en 'Voorm alige smederij & sloop/opslag' hebben niet genoeg analyses om de achtergrondwaarden te berekenen
32
EOX 0,4 0,3 0,5 0,3 0,6 0,56 0,62 0,3 0,7 0,3 0,36 0,4 0,86 0,3 0,54 0,3 1 x 0,68 0,3 0,4 0,3 0,6 0,3 0,6 0,3 0,54 0,3 0,3 0,3 0,58 0,4 0,6 0,3
Bijlage 5: Stroomschema grondverzet in de gemeente Amersfoort
ja
Vindt grondverzet plaats op een gesaneerde locatie?
Overleg m et bevoegd gezag
Nee Is de grond afkomstig van een verdachte locatie?
ja Partijkeuring vrijkom ende grond
Nee ja
Wijkt de grond zintuiglijk af? Nee In welke zone komt de grond vrij en in welke zone wordt de grond toegepast? ->raadpleeg de kaart in bijlage 1
Bekijk in de grondstromenmatrix welke lettercode bij de betreffende herkomst- en bestemmingszone hoort.
letter A
ja
Nee
letter B
ja
Reken de resultaten om naar standaardbodem en vergelijk deze getallen m et de getallen van de ontvangende zone in bijlage 4
In situ partijkeuring of bodem onderzoek vrijkom ende grond (alleen indien nog niet uitgevoerd)
Zijn de resultaten van in situ partijkeuring of bodem onderzoek kleiner dan de getallen in bijlage 4
ja
ja
Nee
ja
Nee
letter E
Vrij grond verzet
Nee
Vrij grondverzet, indien na historisch onderzoek onverdacht. Indien verdacht: zie paragraaf 3.2, Bodembeheerplan
Nee
letter D
ja
ja
Nee
letter C
Is de grond schoon volgens in situ partijkeuring of bodem onderzoek?
In situ partijkeuring vrijkom ende grond (alleen indien nog niet uitgevoerd)
Grondverzet is toegestaan
Hergebruik in betreffende zone niet toegestaan
Nee
Onderzoek ontvangende bodem Ja Ernstig geval van bodem verontreiniging?
Nee
letter I
Ja Nee
Letter J
Nee
letter G
ja
Overleg m et bevoegd gezag
33
Nee
letter F
Vrij grondverzet, indien na historisch onderzoek onverdacht. Indien verdacht, zie paragraaf 3.2, Bodem beheerplan.
Bijlage 6: Stroomschema procedures hergebruik grond in de gemeente Amersfoort
Wat zijn de procedures bij hergebruik van licht verontreinigde 1) Melding Hergebruik van licht verontreinigde grond dient bij de gemeente Amersfoort, sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer, afdeling Milieu, te worden gemeld. Hierbij zijn de volgende gegevens van belang: - herkomst en bestemming van de grond (adresgegevens; in welke zone); - wijze van ontgraving (profiel en diepte) en wijze van aanbrengen; - kadastrale kaart van herkomst en bestemming van de grond; - historische informatie over de herkomstlocatie (NVN 5725) en de bestemmingslocatie; - soort grond; - hoeveelheid grond die vrijkomt (aantal vaste dan wel losse m3); - informatie over de kwaliteit van de vrijkomende grond (zone-classificatie, bodemonderzoek, partijkeuring); - reden van toepassing van de grond; - gegevens melder; - datum toepassing.
2) Beoordeling melding De gemeente stuurt de melding door naar het gewest Eemland. Het gewest beoordeelt de melding op juistheid en volledigheid.
3) Registratie Het gewest Eemland registreert de melding. De melder ontvangt een schriftelijke reactie met de mededeling dat het gewest wel of niet akkoord gaat.
4) Uitvoering van grondverDe uitvoerder van het grondverzet dient zich tijdens de werkzaamheden aan een aantal zaken te houden: - De schriftelijke bevestiging van het gewest Eemland moet overlegbaar zijn. - Indien zintuiglijk verontreinigde grond wordt aangetroffen dient contact opgenomen te worden met de gemeente. De grond dient in depot te worden gezet en onderzocht te worden middels een partijkeuring. - Eventuele afwijkingen t.o.v. de oorspronkelijke melding worden voorafgaand aan de toepassing gemeld. - De afronding van het project wordt teruggemeld aan de gemeente d.m.v een schriftelijke bevestiging.
5) Handhaving De gemeente is verantwoordelijk voor de handhaving van het grondstromenbeleid. De handhaving kan door de gemeente aan derden worden uitbesteed, voor zover de handhaver geen belanghebbende partij is.
34
Bijlage 7: Beleidskader
7.1
Inleiding
Dit hoofdstuk behandelt het beleidskader op het gebied van bodemzonering en hergebruik van verontreinigde grond. Allereerst wordt ingegaan op het achterliggende kader van Actief Bodembeheer. Vervolgens wordt ingegaan op het Bouwstoffenbesluit (lit. 9), de ‘Vrijstellingsregeling grondverzet’ (lit. 2) en de bijbehorende ‘interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten’ (lit. 4), de ‘Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden’ (lit. 3) en het provinciale beleid voor grondverzet (lit. 5).
7.2
Actief Bodembeheer
Na de eerste ontdekking van een aantal gevallen van bodemverontreiniging in het begin van de jaren tachtig werden ambitieuze beleidsdoelstellingen geformuleerd. Destijds werd het doel gesteld om de Nederlandse bodem binnen één generatie multifunctioneel schoon te maken. Alle bodemverontreiniging diende volgens het beleid uit de jaren tachtig te worden gesaneerd tot concentratieniveaus zoals die in de natuur normaal gesproken voorkomen. In de loop der jaren bleek de bodemverontreinigingproblematiek veel omvangrijker dan gedacht. Het aantal ernstig verontreinigde locaties bleek zo groot te zijn dat sanering van al deze locaties binnen één of enkele generaties financieel, technisch en maatschappelijk niet mogelijk zou zijn. Grote gebieden bleken diffuus verontreinigd te zijn. Maatschappelijke processen dreigden te stagneren door de structurele aanwezigheid van bodemverontreiniging. De commissie Welschen introduceerde in het begin van de jaren negentig het begrip ‘Actief Bodembeheer’ (lit. 10). Het centrale doel van Actief Bodembeheer is om op een verstandige, doelmatige wijze om te gaan met de structurele aanwezigheid van bodemverontreiniging. Eén van de elementen van Actief Bodembeheer is het hergebruik van licht verontreinigde grond. Hergebruik van licht verontreinigde grond geniet tegenwoordig beleidsmatig de voorkeur boven het reinigen of storten van deze grond (lit. 11). Storten van licht verontreinigde grond is zelfs verboden.
7.3
Hergebruik van verontreinigde grond en het Bouwstoffenbesluit
In de Wet milieubeheer wordt alle verontreinigde grond (inclusief licht verontreinigde grond) als afvalstof beschouwd. De Wet bodembescherming (lit. 12) biedt geen ruimte voor het hergebruik van verontreinigde grond. Het Bouwstoffenbesluit is een AmvB bij de Wet Bodembescherming, de Wet verontreiniging oppervlaktewater en de Woningwet. Het Bouwstoffenbesluit (lit. 9) biedt alleen de mogelijkheid om verontreinigde grond toe te passen in ‘werken’. Hierbij dient de grond aan de samenstellings- en immissiewaarden van het Bouwstoffenbesluit te voldoen. Een ‘werk’ is een civieltechnisch werk met een tijdelijk karakter (ooit wordt het weer afgebroken). Het Bouwstoffenbesluit schrijft voor dat de bouwstoffen bij afbraak van het ‘werk’ terugneembaar 35
zijn. Licht verontreinigde grond die in een ‘werk’ wordt toegepast mag derhalve niet worden vermengd met de (onderliggende) bodem. Nadat het werk zijn functie verliest dient de verontreinigde grond te worden verwijderd. De kwaliteit van de onderliggende bodem is bij hergebruik in ‘werken’ volgens het Bouwstoffenbesluit niet van belang.
7.4
De Vrijstellingsregeling grondverzet
Grond die vrijkomt in grootschalig diffuus verontreinigde gebieden kan volgens het Bouwstoffenbesluit zelf niet worden hergebruikt als bodem. Het hergebruik van de vrijgekomen licht verontreinigde grond leidt in deze gebieden echter niet tot een verslechtering van de ontvangende bodem. Om hergebruik van verontreinigde grond als bodem mogelijk te maken, wanneer dit niet tot een verslechtering van de ontvangende bodem leidt, is de Vrijstellingsregeling grondverzet (lit. 2) opgesteld. In de regeling worden als belangrijkste voorwaarden voor hergebruik van licht verontreinigde grond als bodem gesteld: - het hergebruik vindt plaats op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurde bodemkwaliteitskaart (zoneringskaart) en bijbehorend bodembeheerplan; - de kwaliteit van de ontvangende bodem mag niet verslechteren (stand still-beginsel). De wijze waarop het hergebruik gebaseerd op de bodemkwaliteitskaart zal plaatsvinden dient beleidsmatig te zijn vastgelegd in een bodembeheerplan. Verder dient melding en registratie van de grondstromen plaats te vinden. De bodemkwaliteitskaart inclusief bodembeheerplan van een bepaald gebied dient door burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente te worden vastgesteld.
7.5
De interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten
De ‘interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten’ (lit. 4) bevat minimale vereisten waaraan een bodemkwaliteitskaart en bijbehorend bodembeheerplan dienen te voldoen. De interim-richtlijn laat een zekere beleidsruimte aan het bevoegd gezag hoe het bodembeheerplan wordt ingevuld. De richtlijn wordt op dit moment in de praktijk geëvalueerd alvorens een definitieve richtlijn wordt gepubliceerd. Naar verwachting zal de definitieve richtlijn in 2002 worden gepubliceerd.
36
7.6
De Vrijstellingsregeling samenstellings- en imissiewaarden
De Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden (lit. 3) is eveneens met ingang van 1 juli 1999 in werking getreden. Deze vrijstellingsregeling biedt een zekere versoepeling van de normering voor welke grond in het geval van hergebruik als schone grond wordt beschouwd: - Voor PAK en EOX hoeft bij de bepaling van de streefwaarde geen bodemtypecorrectie te worden uitgevoerd wanneer het percentage organische stof lager is dan 10%; - Voor EOX wordt als streefwaarde 0,3 mg/kg.ds gehanteerd; In de ‘interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 4) is opgenomen dat bovenstaande toetsingsregels tevens gelden bij het karakteriseren van de kwaliteit van een zone in een bodemkwaliteitskaart.
7.7
Provinciaal beleid Utrecht
In de Vrijstellingsregeling grondverzet is opgenomen dat bij de bestuurlijke vaststelling van de bodemkwaliteitskaart rekening dient te worden gehouden met het geldende provinciale beleid ten aanzien van grondverzet. In aanvulling op het landelijke beleid acht de provincie Utrecht (lit. 5) tevens de volgende punten van belang: op grond van de PMV is het in waterwingebieden niet toegestaan verontreinigde grond aan te brengen. Van dit verbod kan geen ontheffing worden verleend; het toepassen van licht verontreinigde grond in grondwaterbeschermingsgebieden moet worden getoetst aan het geldend PMV-beleid; in het bodembeheerplan dient een relatie te worden gelegd met de gebruiksfunctie van het gebied; grondstromen dienen te worden geregistreerd in een registratiesysteem; de provincie wil tevens een ‘communicatieplan’ voor zowel interne als externe communicatie zien als onderdeel van het bodembeheerplan; aan het één-loketbeginsel grondstromen (in verband met de PMV-verplichting om het transport van verontreinigde grond te melden bij de provincie) wordt nog gewerkt.
37
Bijlage 8:
Verklarende woordenlijst
80-percentielwaarde de waarde waarbij 80% van de populatie een lagere waarde heeft en 20% een hogere waarde Achtergrondwaarde Concentratie-waarde voor een bepaalde stof die de gebiedseigen kwaliteit aangeeft. Bij een concentratie beneden deze grenswaarde is sprake van gebiedseigen bodemkwaliteit. Actief Bodembeheer Het totaal aan samenhangende activiteiten die zijn gericht op het adequaat en efficiënt omgaan met het structureel aanwezig zijn van bodemverontreiniging. Het ontwikkelen en uitvoeren van een maatschappelijk acceptabel gebiedsgericht bodembeleid. Betreft de keten bodembescherming, -beheer, -sanering en nazorg. Afvalstoffen Alle stoffen, preparaten of andere producten waarvan de houder zich- met het oog op de verwijding daarvan- ontdoet, voornemens is zich te ontdoen (artikel 1 Wm). Beheersgebied Gebied waarbinnen de opgestelde bodemkwaliteitskaart of bodembeheerplan geldend is Bodem Het vast deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen (artikel 1 Wbb) Bodembeheerplan Gemeentelijk beleidsstuk dat onderdeel kan uitmaken van het gemeentelijk milieuprogramma, waarin beschreven staat hoe wordt omgegaan met hergebruik van licht verontreinigde grond als bodem binnen gezoneerde gebieden. het bodembeheerplan bevat onder meer een grondstromenplan waarin wordt aangegeven hoe grondstromen worden beoordeeld en in hoeverre grond binnen een gebied en tussen gebieden kan worden uitgewisseld. Bodemkwaliteitskaart Een kaart met één of meer kaarteenheden, ook wel gebieden op zones genoemd die elke gekenmerkt worden door een uniforme bodemopbouw en een specifieke gebruikshistorie. De kaart biedt inzicht in deze kenmerken en in de daarmee samenhangende fysische en chemische kwaliteit van de bodem. Diffuse verontreinigingen Historische gegroeide achtergrondgehalten. Deze zijn door diverse oorzaken ontstaan zoals het legen van asladen, depositie van uitlaatgassen, gebruik van bestrijdingsmiddelen e.d.
38
Gebiedseigen bodemkwaliteit De voor een deelgebied kenmerkende bodemkwaliteit, die is ontstaan als gevolg van achtergrondverontreiniging. Geval van ernstige bodemverontreiniging Geval van verontreiniging waarbij de bodem zodanig is of dreigt te worden verontreinigd dat de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier ernstig zijn of dreigen te worden verminderd; de vaststelling of sprake is van een dergelijk geval geschiedt aan de hand van interventiewaarden. Geval van verontreiniging Geval van verontreiniging of dreigende verontreiniging van de bodem dat betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen. Grond Een niet-vormgegevens bouwstof met een vaste structuur, die van natuurlijke oorsprong is, niet door de mens geproduceerd en onderdeel van de Nederlandse bodem kan uitmaken. Interventiewaarden Waarde waarmee voor verontreinigde stoffen het concentratieniveau wordt aangegeven waarbij sprake is van ernstige vermindering of dreigende vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor de mens, plant of dier. Mediaan Ook wel de 50-percentielwaarde: de waarde waarbij 50% van de populatie een lagere waarde heeft en 50% een hogere waarde Multifunctionele bodem Bodem met een zodanige kwaliteit dat de verschillende potentiële en actuele functies van de bodem naar behoren kunnen worden vervuld. Onaanvaardbaar verspreidingsrisico Een dermate grote kans op verspreiding van de gebiedseigen verontreiniging dat in het Bodembeheerplan aan het aspect “verspreiding” aandacht moet worden geschonken. Of sprake is van een dergelijk verspreidingsrisico wordt vastgesteld aan de hand van de gebiedseigen grondwaterkwaliteit en het uitlooggedrag van grond met een gebiedseigen kwaliteit. samenstellings- en immissiewaarden Samenstellingswaarden: de concentraties organische- en anorganische parameters die zich in een materiaal bevinden. Immissiewaarden: in het Bouwstoffenbesluit min of meer synoniem voor uitloging: de uittredende hoeveelheid verontreinigende stoffen uit een materiaal Sanering Geheel van maatregelen gericht op het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van verontreiniging en de directe gevolgen daarvan of van dreigende verontreiniging van de bodem. 39
Significante bodembelasting Een immissie die binnen 100 jaar leidt tot een concentratietoename in de bodemlaag van 1 meter dikte direct onder de verontreiniging met meer dan 1% van de interventiewaarde, of de achtergrondgrenswaarde indien deze hoger is. Streefwaarde Waarde die het kwaliteitsniveau aangeeft waarop de functionele eigenschappen van de bodem zijn veiliggesteld. Urgentie Urgentie van het saneren van een geval van ernstige verontreiniging; indien GS in de beschikking bedoeld in artikel 29 Wbb hebben vastgesteld dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, stellen zijn ingevolge artikel 37 Wbb tevens vast of er sprake is van urgentie om het geval te saneren; indien dat het geval is, bepalen zij een tijdstip waarop met de sanering dient te worden begonnen. Werk Een grondwerk, wegenbouwkundig werk waterbouwkundig werk of bouwwerk. Binnen een werk moeten bouwstoffen terugneembaar worden toegepast en geen deel gaan uitmaken van de bodem.
40