PORTRET OBS De Zeetuin, Almere
Met: Adriana Boekling (ib-er en adjunct-directeur) Ankie Sanders (leerkracht combinatiegroep 5/6 en ambulant ondersteuner/rt) Ineke Moerenhout (leerkracht groep 7 en ib-er)
1
Algemene kenmerken van de school
Voor Almere is De Zeetuin een al wat oudere school. In 2007 bestaat de school 25 jaar. De school ligt op de grens tussen de Muziekwijk en de Stedenwijk. In totaal telt De Zeetuin nu 315 leerlingen. De leerlingenpopulatie is naar sociaal-economische en culturele herkomst gemengd, met zo'n 30% 'gewogen' leerlingen. Volgens de prognose zou de school nu een stabiel of dalend leerlingenaantal moeten hebben, maar sinds de afgelopen 2 á 3 jaar is er juist sprake van groei. Die groei wordt deels veroorzaakt door problematiek op enkele andere scholen, en deels doordat de huizen in de wijk goed in de markt liggen, en momenteel veel verkocht worden. Vaak is dat op het moment dat de kinderen in de middelbare schoolleeftijd komen. Daar komen dan weer jonge gezinnen voor in de plaats. In de visie/missie van de school zijn gelijkwaardigheid, normen en waarden, uitgaan van respect voor elkaar de kernpunten. Elk kind moet zijn of haar eigen talenten kunnen ontplooien op zijn of haar eigen niveau. De visie is herkenbaar in de manier van lesgeven met het directe instructiemodel als uitgangspunt. Verdere steekwoorden zijn: adaptief, coöperatief leren, omgaan met verschillen en zelfstandig werken. Alle leerkrachten hebben (nu ongeveer 5 jaar geleden), een tweejarige opleiding gedragsmanagement gevolgd, wat een behoorlijke impuls heeft gegeven aan het omgaan met 53
gedragsproblemen, maar ook aan het ‘kritisch kijken naar jezelf’. Er wordt regelmatig gewerkt met video(-interactie begeleiding). Kijken bij elkaar in de klas is vanzelfsprekend, evenals collegiale consultatie. En al staan de eigen ontwikkelingskansen van het individuele kind centraal, ook samenwerken moet je kinderen leren. De afgelopen twee jaar heeft het team een training coöperatief leren gevolgd bij de schoolbegeleidingsdienst IJsselgroep (SBDIJ).
2
Het leesonderwijs
Ontluikende geletterdheid Voor de kleutergroepen is een eigen taallijn ontwikkeld, gebaseerd op de tussendoelen ontluikende geletterdheid. Doordat de taallijn in een matrixvorm is uitgeschreven voor de oudste en de jongste kleuterperiode komen alle elementen aan bod die van belang zijn voor de taal- /en leesontwikkeling: rijmen, spelletjes, prentenboeken etc. De taallijn zorgt ook voor een doorgaande lijn naar groep 3, waar gewerkt wordt met De (nieuwe) Leessleutel. In de kleutergroepen maken de kinderen al kennis met het computerprogramma Letterpret, een voorbereidend programma voor De Leessleutel. Het voorlezen van prentenboeken voor de kleuters gebeurt interactief. Een werkgroep uit het team heeft sommige boeken voorzien van een wat eenvoudiger tekst en bijpassende materialen. Verder komen de leerlingen uit groep 6 een keer in de week prentenboeken voorlezen bij de kleuters, in een éénop-één situatie of een klein groepje. Dat is stimulerend voor het leesplezier en erg goed voor de technische leesvaardigheid van de oudere leerlingen. Vorig jaar hebben leerlingen uit groep 8 zelfs prentenboeken gemaakt voor de kleuters. Al met al wordt in een heel breed scala aan taal gewerkt in het gewone onderwijs in de kleutergroepen.
54
Taal- en leesonderwijs vanaf groep 3 In groep 3 gebruikt de school de Leessleutel voor het technisch leesonderwijs. De kinderen werken veel in hoeken, leerkrachten lezen regelmatig voor en er zijn veel leesboeken in de groepen te vinden. Ook het 'vriendjeslezen' begint al snel, de kinderen vinden dat leuk. De keuze voor de nieuwe Leessleutel vloeit voort uit de tevredenheid over de oudere versie van dezelfde methode. Er is met de Leessleutel goed verschil te maken tussen kinderen die al wel lezen en die nog niet lezen. Ze kunnen nu zelfs in hetzelfde boek, op dezelfde pagina werken. Je hebt niet meer een A- en B-versie, maar –in het begin- losse woorden op de bovenste helft van de bladzijde voor de beginners, en zinnen met diezelfde woorden erin op de onderste helft voor de wat meer gevorderde lezers. Tijdens de instructie kan de leerkracht daardoor al meteen differentiëren, terwijl de groep bij elkaar blijft. Prettig vindt men ook het computerprogramma dat bij de Leessleutel hoort en de sterke orthotheekmap waar de leerkracht goed mee uit de voeten kan. De leerkracht kan direct signaleren waar problemen zitten en welke leerlingen nog iets extra nodig hebben. Vanaf half januari gaan de leerlingen uit groep 8 twee keer per week een half uur tutorlezen in groep 3, ook de kinderen die zelf dyslectisch zijn doen daaraan mee. Zij hebben daarmee dan ook een succeservaring. De jongere kinderen kijken op tegen het kind dat al kan lezen. De grotere kinderen zijn echt trots op hun tutorkind. Zij leren hen echt lezen en vragen instructies aan hun leerkracht over wat ze moeten doen als een kind niet luistert, of iets nog niet kan. Begrijpend lezen In de kleutergroepen is veel aandacht voor het begrijpend luisteren als voorbereiding op het begrijpend lezen. In groep 3 gaat dat, via de methode, over in begrijpend lezen. Vanaf groep 4 (tot en met groep 8) wordt de methode Goed Gelezen gebruikt voor het begrijpend leesonderwijs. 55
3
Signaleren, diagnosticeren en remediëren
Signalering bij kleuters Een belangrijke voorwaarde voor goed leesonderwijs is een vroege signalering, vindt het team van de Zeetuin. En dat begint al in de kleutergroepen. Alle jongste kleuters worden, als zij 4 jaar en 3 maanden zijn, gescreend op hun taalvaardigheid met de passieve woordenschattaak van de TAK1. Naast de taalscreening voert de leerkracht observaties uit met het Gouds leerlingvolgsysteem waarin taalvaardigheid één van de aandachtspunten is. Bij alle oudste kleuters neemt de school 'Taal voor kleuters' van het Cito af, en in het begin van groep 2 de auditieve steekproef uit het ‘Curriculum schoolrijpheid’ (zie bijlage). Dat vraagt wel een flinke inspanning, omdat het gaat om individuele afnames, maar het levert een uitstekende indicatie voor het latere leessucces van de kinderen: "Onze ervaring is dat een zwakke score op deze toets een goede voorspeller is van latere leesproblemen. Bijna alle uitvallers vind je terug in slechte scores op deze toets. We gebruiken deze auditieve steekproef omdat hij het meest compleet is, en goed voldoet. De auditieve discriminatietaak uit de TAK is beperkter. We blijven natuurlijk wel alert op eventuele nieuwe toetsen die op de markt komen, want enkele items raken verouderd. De woorden 'stropdas' en 'roe' kennen de meeste kleuters niet, die moet je altijd uitleggen. Dat kan overigens goed omdat je een op een werkt." De leerkrachten en/of ib-ers die zo intensief met een kind bezig zijn tijdens de afname van de auditieve toets, merken ook andere dingen op, zoals gehoorproblemen, slecht zicht, de pengreep. Het gesprekje eromheen geeft een goede indruk van het spontane taalgebruik van een kind. Diagnosticering en remediëring bij kleuters Wanneer kinderen uitvallen op de TAK (een D of E-score halen) wordt er, afhankelijk van de ernst en aard van de achterstand, 1
TAK = Taaltoets Alle Kinderen
56
een handelingsplan gemaakt voor in en buiten de groep: "We gaan dan bijvoorbeeld werken met BAS, en met de ouderwetse praatboeken. Daarbij zorgen we voor een koppeling met de thema’s die in de groep aan de orde zijn." Ook voor de kinderen die relatief zwak scoren op de auditieve steekproef wordt een gericht plan ontwikkeld. In beide gevallen wordt contact opgenomen met de ouders. Soms betrekt de school ook de ouders bij de uitvoering van het handelingsplan naast de onderwijsassistente en de ambulante leerkracht met RT-taken. Het komt ook voor dat kinderen uit groep 8 als tutor optreden. Bij een hardnekkig gevoel van uitval, neemt één van de ib-ers ook een kleuter-FIK2 af om nog beter in kaart te brengen of er mogelijk sprake is van dyslexie. Als je dat al vroeg weet, kun je het onderwijs daarop nog beter afstemmen, en kan eventueel andere expertise ingezet worden. Waar nodig worden onderdelen opnieuw getoetst aan het eind van het jaar, om te kijken hoe leerbaar een kind is geweest. Die informatie is van belang voor een eventuele dyslexieverklaring. "Als we ernstig denken aan een dyslectische ontwikkeling vragen we ouders ook naar hun ervaringen met het kind, en dyslexie in de familie. Niet iedereen is zich ervan bewust dat een kind dyslectisch zou kunnen zijn, of waaraan je dat zou kunnen merken. We stellen dan vragen als: kan het kind bijvoorbeeld drie of vier opdrachten aan in de gezinssituatie (ga naar de wc, poets je tanden en trek je pyjama aan)? Dan blijkt vaak dat ouders van dit soort kinderen antwoorden in de trant van: "Dat doe ik nooit want dat lukt hem/haar toch niet." Ook dat soort dingen zijn een signaal." Signalering in groep 3 In groep 3 vindt de vroege herfstsignalering plaats, zoals het protocol Dyslexie aanbeveelt, na thema 3 van de methode. De 2
FIK-2 is een onderzoeksinstrument waarmee gekeken wordt naar de ontwikkeling van het kind op vijf gebieden die van belang zijn voor het ontdekken, onderzoeken en begeleiden van leerlingen met dyslexie. Het gaat om: fonologische verwerking,algemene intelligentie, verworven kennis, toepassen van kennis, en werkhouding.
57
kinderen van wie de leerkracht verwacht dat ze al op AVI-niveau lezen, worden in de herfstsignalering meteen met een AVI-kaart getest. Zij kunnen dan meteen al beginnen met het tutorlezen, en meedraaien bij het vriendjeslezen dat deel uitmaakt van de Leessleutel. In december wordt de DMT3 afgenomen, evenals het letterdictee uit de oude Leessleutelversie. Dat letterdictee is een goede manier om te zien of de kinderen de letters ook actief beheersen, zo in december/januari als alle thema’s aan de orde zijn geweest. Naast de methode-onafhankelijke toetsen neemt de leerkracht ook alle Leessleuteltoetsen af, volgens de richtlijnen uit de methode. Als kinderen daarop uitvallen is er in de Leessleutel extra oefenmateriaal beschikbaar. "In groep 3 proberen we zeker het eerste half jaar altijd een onderwijsassistent(e) in de groep te hebben om het aanvankelijk leesproces goed op gang te brengen." Remediëring technisch lezen en spelling De kinderen die uitvallen op de DMT, die een D- of E-score halen in december, worden geplaatst in een ‘automatiseringstraject’. Dat geldt voor alle leerlingen van groep 3 t/m 8. Zij gaan werken met het computerprogramma Lesebanc4. Je kunt het programma aanpassen aan het kind: is het een radende of juist een spellende lezer, zijn er visuele problemen? Je hebt met de Lesebanc heel veel mogelijkheden: je kunt de oefeningen aanbieden in woorden, zinnen, over de hele breedte van het scherm, diagonaal etc. Je prikkelt bepaalde hersendelen waardoor sommige kinderen aan het lezen komen. "De meeste kinderen hebben we zo al heel snel weer op de rails." De Lesebanc is nu 5 jaar in gebruik op de Zeetuin. Het programma kan zowel in als buiten de groep worden ingezet, 3
DMT = Drie minuten toets. De kinderen moeten in drie minuten zoveel mogelijk losse woorden, correct, lezen. De score op de toets (tempo en soorten fouten) geeft een indicatie voor de technische leesvaardigheid. 4 De Lesebanc is een hulpprogramma voor kinderen die achterblijven in technische leesvaardigheid, zie www.lesebanc.nl)
58
maar de leerling moet het wel altijd samen doen met een ouder, stagiaire, of een vriendje doen omdat je steeds goed of fout moet aangeven. De kinderen vinden het erg leuk om te doen. (Ook het afnemen van toetsen zoals de TAK, buiten de groep, vinden kinderen trouwens vaak leuk, ze roepen dan: “Joepie ik mag mee!” Het toetsen, of oefenen buiten de groep is geen negatieve ervaring voor ze.) Voor de periode eind groep 3, begin groep 4 is er een ouder die, een keer per week, heel veel taal/leesspelletjes doet met de kinderen die moeite hebben met lezen. Het doel daarvan is vooral het bevorderen van het leesplezier. Daarvoor gebruikt zij onder andere de spelletjes vanuit De Leessleutel, Letterpret, maar ook Pim Pam Pet, kwartetten, stapelwoorden, woordslangen, dobbelspelletjes. Vooral voor de leerlingen die dreigen uit te vallen is het heel belangrijk dat zij lol in lezen hebben en houden. Deze activiteit gebeurt groepsdoorbroken, zoals veel dingen rond lezen groepsdoorbroken gebeuren. Ook voor kinderen die uitvallen op spelling is er een remediërend traject, pre- teaching en verlengde instructie. In de remediëring speelt het materiaal van De Zuidvallei5 een centrale rol. Verder krijgen de kinderen extra oefening op de computer met 'Woorden Totaal' (Ambrasoft) en via het extra materiaal bij de taalmethode. Aanpassingen Voor de dyslectische kinderen hanteert de school enkele aanpassingen. Ze krijgen wat meer tijd, ook bij andere vakken, bij begrijpend lezen zijn er gesproken versies van de teksten beschikbaar, eventueel worden de teksten voorgelezen. Dat gebeurt ook met toetsen, als het nodig is leest de leerkracht de opgaven voor, ook bijvoorbeeld bij rekenen. Verder werkt de school met het voorbehandelen van teksten en mogen de kinderen soms hun opgaven verwerken op de
5
Zuidvallei = remediërend materiaal voor de begeleiding van leerlingen met diverse soorten lees- en spellingsproblemen uitgegeven door de Stichting Schoolbegeleidingsdienst De Zuid-Vallei in Ede.
59
computer. Werken op de computer is beter voor het woordbeeld van de kinderen. Bij het schrijven met de hand raken ze soms de weg kwijt. Ze kunnen vaak hun eigen handschrift niet goed teruglezen. Als het helpt, mogen ze bovendien de spellingcontrole aanzetten. De kinderen die er baat bij hebben lezen met een leeswijzer. En voor de dyslectische leerlingen worden de dictees aangepast. Zij schrijven alleen de woorden op waarover het gaat, geen hele zinnen.
4
Deskundigheid
Zo'n acht jaar geleden hebben drie teamleden, onder wie de adjunctdirectrice die tevens ib-er is, een cursus gevolgd bij de schoolbegeleidingsdienst waarin zij werden opgeleid voor het zelfstandig uitvoeren van een FIK-onderzoek. Daarmee is eigenlijk de kennis over dyslexie de school binnengekomen. Vijf jaar geleden werd, meteen bij het verschijnen ervan, het protocol leesproblemen en dyslexie op de school ingevoerd. Sindsdien is het onderwerp nog meer op de kaart gekomen in de school.
60
Een deel van de orthotheek van De Zeetuin
61
Lezen gaat voor Sinds 2005 doet de school mee aan de pilot ‘Lezen gaat voor’. Deze cursus kent twee componenten: ten eerste moet je als school met een bepaalde groep leerlingen vier keer per week een half uur individueel gaan lezen, ten tweede moet je een leesverbeterplan voor de school ontwikkelen. In dat verbeterplan zit, bij de Zeetuin, ook een teamscholing voor alle leerkrachten uit groep 1 t/m 8. Hierin komt een uitgebreide reeks onderwerpen aan bod: • Aan de hand van de tussendoelen wordt een lijn aangebracht door de bouwen heen. Tijdens de scholing vertellen enkele leerkrachten over het technisch lezen in de eigen jaargroep. • Achtergronden bij de leestoetsen worden toegelicht door de ib-ers en de leerkrachten doen zelf een Klepeltoets. • En verder: leespromotie, leesplezier, technisch lezen in de bovenbouw, verschillen tussen technisch en begrijpend lezen, het integreren van technisch en begrijpend lezen, de opbouw van materialen. • Een onderzoek naar de technische leesvaardigheid in de bovenbouw in samenwerking met de SBDIJ, omdat het team zich afvroeg of het lezen in de hogere groepen wel op niveau blijft. Dat blijkt inderdaad het geval. De aandacht voor automatisering van het lezen van losse woorden houdt kennelijk ook het AVI-lezen op niveau. "Wel moeten we zorgen dat het boek weer op de plaats komt van de computer! De kinderen moeten wel blijven lezen." De teamleden hebben wel al enkele kanttekeningen bij de cursus waarin wordt aanbevolen om pas te beginnen met behandelen van leesproblemen aan het eind van groep 3 of het begin van groep 4, als er zicht is op de hardnekkigheid ervan. ”Als je zo lang wacht, raken kinderen gefrustreerd, ontwikkelen ze faalangst en stress en dan moet je later al die blokkades eerst weer afbreken. Dat is lastiger dan het leren lezen zelf. Wij gaan ervan uit dat je beter kunt zorgen dat een kind die blokkades 62
niet opbouwt, en vinden daarom dat je zo vroeg mogelijk moet beginnen met behandelen en ondersteunen. Dat is dus al in groep 3." Ook zouden de teamleden van De Zeetuin, anders dan de 'Lezen-gaat-voor-aanpak van Struiksma adviseert, liever de leerlingen die in groep 3 net een C-tje scoren, maar die eigenlijk al veel compensatie hebben gehad, ook laten meedoen doen met intensieve training. Verder blijkt het inroosteren van, per kind, vier keer per week een extra half uur lezen, een vrij zwaar beroep te doen op de kinderen en de groepsleerkrachten. Die extra (tijds)inspanning staat vooralsnog niet in verhouding tot de vooruitgang die bereikt wordt bij de nu geselecteerde kinderen, zeker niet in vergelijking met wat werd bereikt met de eerdere aanpak van de school waarin de kinderen 2x per week extra begeleid werden en verder telkens kort achter de computer gaan oefenen met de Lesebanc. Het probleem is bovendien dat de leerlingen nu vaker instructiemomenten missen en daardoor achterraken op andere gebieden. De school gaat wel door met het 2e jaar van ‘Lezen gaat voor’. “Pas aan het eind van het hele traject kun je goed evalueren.” Borging Steeds meer teamleden zijn nu op de hoogte van een goede aanpak voor het leesonderwijs: de pre-teaching hoek, het werken met de Lesebanc etc. Er zijn regelmatig scholingen en onderlinge gesprekken. De adjunct doet de FIK-onderzoeken en de kleuterscreeningen niet meer alleen, maar samen met vier andere teamleden. De remedial teacher en één van de ib-ers gaan binnenkort de dyslexiecursus volgen: "We realiseren ons vaak niet dat wat wij als gewoon ervaren niet overal standaard is. Je merkt het wel bij intervisies. Er is een soort honger naar informatie in het team. We zijn een lerende organisatie. Een nieuw thema is bijvoorbeeld het omgaan met verschillen. Als we binnen de school te maken krijgen met een specifieke problematiek dan huren we expertise in van buiten, bij de schoolbegeleidingsdienst, voor een teambreed college over 63
autisme, of over spraaktaalproblemen bijvoorbeeld. Zodat elke leerkracht die de leerling tegenkomt ook weet om wie of wat het gaat. Ook verzorgen we zelf scholingen over lezen, beeldende vorming, techniek of gedragsmanagement. Die scholing wordt voortgezet in de team- en bouwvergaderingen waar we een afwisseling hanteren van praktische en een inhoudelijke vergaderingen.” Het samenwerkingsverband (Stichting 1) stimuleert vernieuwing via bijvoorbeeld deelname aan de pilotcursus ‘Lezen gaat voor’. Binnen het cluster Muziekwijk-Literatuurwijk (dat bestaat uit 8 scholen) vindt intervisie plaats op team- en directieniveau, ook van daaruit worden scholing en samenwerking gestimuleerd en ervaringen uitgewisseld. Logopedie is grotendeels wegbezuinigd, maar het bestuur zoekt hard naar goede manieren om kennis over dyslexie verder te verspreiden over alle scholen. Het streven is om de leerlingen zoveel mogelijk goede begeleiding te bieden binnen de scholen, maar verwijzing naar een leeskliniek moet mogelijk zijn als dat nodig is. Tijdens speciale studiedagen voor ib-ers is heel veel aandacht besteed aan het Masterplan Dyslexie. Goede begeleiding van leerlingen met leesproblemen moet niet afhankelijk zijn van iemand die toevallig ergens in geïnteresseerd is. Het bestuur draagt het principe van de lerende organisatie uit. Het Masterplan Dyslexie Bij de invoering van het protocol, vijf jaar geleden, bleek dat de geadviseerde werkwijze al heel sterk overeenkwam met de praktijk op de Zeetuin. Hetzelfde is nu het geval met het protocol voor de bovenbouw. De lijn vanuit onder en middenbouw zet zich voort. Bij kinderen die tussentijds instromen vanuit een andere school neemt men, als het nodig is bijvoorbeeld wel een pi-dictee af. Via scholingen voor het team worden af en toe de zaken weer op een rij gezet: “Gezien vanuit de kerndoelen hoeven we eigenlijk heel veel niet te doen. Technisch lezen staat trouwens niet eens expliciet genoemd als 64
doel, al is het natuurlijk wel een voorwaarde voor veel andere kerndoelen.”
5
Afstemming met andere betrokkenen
Ouders Voor de jongere kinderen zijn er bij de Leessleutel oefenboekjes en werkboekjes voor thuis. Daar kunnen de ouders van alle kinderen op intekenen en daar kunnen ze thuis mee werken met hun kind. “Verder adviseren we ouders van dyslectische kinderen om veel voor te lezen. Vaak werkt dat beter dan de kinderen zelf te laten lezen onder dwang. Dat leidt vaak alleen maar tot stress, voor de kinderen én de ouders. Het is belangrijk dat ook de kennisontwikkeling doorgaat, dus stimuleren we de ouders om boeken te kiezen die de kinderen zelf leuk vinden. Verder adviseren we wel eens om symmetrische sporten te beoefenen: roeien bijvoorbeeld, of zwemmen. Kruipen, schommelen, huppelen, zijn allemaal sensomotorische oefeningen die kunnen helpen. Ook wijzen we ouders op de stichting Balans en geven we ze het informatieboekje ‘Letters op de snelweg’ (Kenmerk) mee.” Als er op school een FIK-onderzoek wordt gedaan, is het gebruikelijk eerst toestemming te vragen aan de ouders. Het onderzoek kan op school plaatsvinden, dankzij de opleiding daarvoor van de intern-begeleider en één van de leerkrachten. In het gesprek met de ouders komt aan de orde wat er is gedaan, en waarom de school denkt dat er mogelijk sprake is van een dyslectische ontwikkeling. De afspraak met de schoolbegeleidster is vervolgens dat zij het onderzoek, het handelingsplan voor en het kind nog eens bekijkt via dossierstudie en op basis daarvan eventueel een dyslexieverklaring afgeeft. Sinds dit jaar zijn de eisen van de gezondheidsraad iets versoepeld. Het is niet meer nodig ook een intelligentietoets af te nemen. Door de afspraken met de schoolbegeleiding kan de school nu grotendeels zelf zorgen voor 65
de dyslexieverklaringen. Dat betekent alleen wel dat de school een groot deel van de zorg en tijdsinvestering op zich neemt zonder dat daar een zorgbeschikking of extra gewicht tegenover staagt. “Als er financiële ondersteuning zou zijn voor de dyslectische leerlingen, zouden we meer kinderen beter kunnen begeleiden.” Externe begeleiding Er zijn momenteel geen kinderen die naast de begeleiding op school nog externe hulp krijgen. “Dat is op dit moment niet nodig. We hebben ze tot nu toe allemaal aan het lezen gekregen. Je moet ook zorgen dat het niet te beladen wordt, zeker voor de kinderen die er moeite mee hebben.” Voortgezet onderwijs In het algemeen wordt de samenwerking tussen het basis- en voortgezet onderwijs steeds nauwer en worden de lijntjes korter. Er is bijvoorbeeld een traject voor leerlingen uit groep 7 die zes weken mogen ‘ruiken’ aan het vo, leerlingen uit de 2e klas komen terug naar de basisschool om een lesje Frans te geven (als opdracht vanuit het vo), of om te helpen bij een sportdag. Er is een digitaalsysteem voor de overdracht van leerlingen van het basis- naar het voorgezet onderwijs: Digidoor. Daarnaast zijn er overdrachtsgesprekken. Als leerlingen een dyslexieverklaring hebben, geeft de school dat door en wordt besproken hoe er op de Zeetuin met hen is gewerkt. Veel voscholen in Almere nemen inmiddels bij alle leerlingen een signaleringstoets dyslexie af. Met name een van de vo-scholen (het Helen Parkhurstcollege) experimenteert met het gebruik van spraakcomputers voor leerlingen met een dyslexieverklaring, en met een ‘dyslexiekaart’ waarop precies staat van welke compensatie de leerling gebruik kan maken.
66
6
Knelpunten
Het eerste knelpunt is het gebrek aan tijd en financiële middelen: "Het is jammer dat er zulke prachtige protocollen zijn, dat er op de scholen steeds meer deskundigheid komt, maar dat er geen financiële tegemoetkoming is, niet vanuit de zorg, niet vanuit het onderwijs. Als school investeer je extra tijd, heb je extra speel/leerplekken nodig, materialen, kasten en beheer." De Zeetuin zou wel een fulltime leerkracht kunnen aanstellen voor de begeleiding van de dyslectische leerlingen, inclusief het onderzoek, het zoeken en ontwikkelen van materialen, preteaching, oudergesprekken, en het bijhouden van nieuwe kennis en informatie. Hetzelfde geldt voor andere problemen: rekenen, taal, gedrag etc. “We houden steeds meer leerlingen binnen het gewone onderwijs. Dat vinden we ook een goede ontwikkeling, maar het kost wel extra tijd, ruimte in het gebouw, meer organisatie, materialen en menskracht.” Voorlopig is er op de Zeetuin voor gekozen de groepen iets groter te houden (gemiddeld zijn er nu 29 tot 30 leerlingen) om wat ambulante tijd over te houden. Een tweede knelpunt is het begrijpend leesonderwijs, waarin met name de woordenschat een belangrijke rol speelt. Ook bij het rekenen is een goed begrip van de teksten onmisbaar. De school wil daarom opnieuw, nog meer aandacht gaan besteden aan goed woordenschatonderwijs.
7
Sterke punten
Een sterk punt van het onderwijs op de Zeetuin is de motivatie van het team om zichzelf te ontwikkelen, vinden de geïnterviewden. "Het team is stabiel. Een enkele keer vertrekt er wel iemand maar dat gebeurt vanuit een gezonde ambitie. En we hoeven, mede dankzij onze ambulante structuur, zelden groepen naar huis te sturen bij ziekte van een leerkracht." Verder vormen, meer specifiek voor het leesonderwijs ook de 67
vroege signalering en de positieve ervaring van het zien dat het werkt wat je doet, sterke punten. Over het computerprogramma Lesebanc is men erg tevreden. Het traint de leerlingen met name in leestempo en automatisering, het kost weinig aan (tijds)investering en levert veel op. Ook de leerlingen ervaren succes en krijgen meer plezier in lezen. Verder blijken de tijdsaanpassingen bij de avitoetsen goed te werken voor de dyslectische leerlingen. Zo kunnen zij namelijk wat eerder gaan oefenen in het lezen van boeken op hun eigen begripsniveau zodat ze hun taalbegrip en vaardigheid in begrijpend lezen verder kunnen ontwikkelen: “De toets regeert niet. We zijn mensen met gezond verstand. En leesplezier en motivatie doen wonderen.” Er is, ondanks deze sterke punten, niet echt sprake van een afname van het percentage leerlingen met leesproblemen. Per klas zijn er toch wel 2 of 3 dyslectische leerlingen, plus enkele leerlingen van wie het nog niet helemaal duidelijk is. “Dat we zoveel ondersteuning bieden betekent ook dat we dyslectische leerlingen trekken."
8
Tips •
•
• 68
Besteed veel aandacht aan automatisering van het lezen, dat kan met een computerprogramma zoals de Lesebanc, maar ook op andere manieren. Voor kinderen (in groep 3) bij wie de letters niet zo gemakkelijk 'blijven hangen' werkt het stimulerend om alle zintuigen in te schakelen door letters te tekenen in het zand, letters te kleien of borduren, letters te voelen van schuurpapier, letters te hinkelen, springen, plakken, knippen. "Je kunt bijvoorbeeld een hele grote a op het schoolplein tekenen en de kinderen die helemaal laten springen. Of je kunt een spel verzinnen waarbij ze moeten sprinten van de ie naar de ei enzovoort." Zorg vooral voor plezier in lezen, voor de kinderen en jezelf, maak lol!
• •
•
•
Durf af te wijken van gebaande paden en kijk waar het kwartje valt. Maak voor de andere kinderen duidelijk welke andere talenten een dyslectisch kind heeft. Laat de dyslectische leerlingen ook voorlezen aan jongere kinderen. Gebruik leesboeken als 'Ik ben niet bom'6. Zorg dat de andere kinderen het normaal vinden als een dyslectische leerling iets op een andere manier mag doen. Een advies aan ouders van dyslectische leerlingen is om het kind (in groep 7) een typcursus te laten volgen. Als ze met een lap top mogen gaan werken, hebben ze veel profijt van een goede typvaardigheid. Zorg (tijdens instructies) voor beeldmateriaal en andere manieren van informatie overbrengen dan alleen via schrift.
6
Marion van de Coolwijk. Ik ben niet bom! De Fontein, 2003. Kinderboek over dyslexie, pesten en vriendschap.
69
70