Vergadering: 20 januari 2009 Agendanummer: 9 Status: Bespreekstuk Portefeuillehouder: J. Steen Behandelend ambtenaar:J.W.T. van Bragt, 0595-750306 E-mail:
[email protected] (t.a.v. J. W. T. van Bragt)
Aan de gemeenteraad, Onderwerp: Re-integratieverordening Winsum Voorgestelde besluit: De “Re-integratieverordening Winsum” vast te stellen. Inhoud: a. Aanleiding: Met de invoering van de WWB in 2004 dient de raad een re-integratie verordening vast te stellen. De huidige re-integratieverordening dateert van 2004. Het werken met de huidige re-integratieverordening is breed geëvalueerd. Op grond van deze evaluatie is een nieuwe re-integratieverordening voor de gemeente Winsum wenselijk.
b. Wettelijk- of beleidskader: Artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 tweede lid van de Wet Werk en Bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. De EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb 2001, L 10/30) alsmede de beleidsaanbeveling van belang bij het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004). c. Gedachtegang: Door de inrichting van deze verordening is het mogelijk zo adequaat mogelijk in te springen op veranderende situaties en omstandigheden, zowel met betrekking tot de inzet van instrumenten als het arbeidsmarktbeleid en economische ontwikkelingen. d. Overwegingen die leiden tot het voorgestelde besluit: De re-integratieverordening die nu voorligt is een verordening op hoofdlijnen. Dat heeft een aantal voordelen ten opzichte van de huidige re-integratieverordening:
1
Aansluitend bij de methodiek ‘individueel vraaggerichte benadering’, kan er nu maatwerk geboden worden aan de klant bij de inzet van re-integratieinstrumenten; De uitvoering van re-integratie wordt niet meer collectief aanbesteed, aansluiting wordt gezocht bij de individuele vraag en situatie van de klant. Daarop wordt een passende aanbieder (scholingsinstelling en/of re-integratiebureau, sociaal activeringsproject) geselecteerd; De mogelijkheid om re-integratieinstrumenten zoals het premiebeleid te wijzigen naar aanleiding van veranderende arbeidsmarktomstandigheden en nieuwe (landelijke) ontwikkelingen.
De verordening treedt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2009 in werking. Tevens is van belang dat ten behoeve van de verantwoording voor het hele jaar één gelijkluidend regime geldt. Na vaststelling van de nieuwe re-integratieverordening door de raad zullen wij beleidsregels opstellen om het beleid verder te concretiseren. Wij zullen u separaat informeren over de voorgestelde beleidsregels. Wij informeren u tweejaarlijks middels een beleidsplan Sociale Zaken en Werk en jaarlijks via de evaluatie van het gevoerde beleid door Sociale Zaken en Werk. Het advies van de Cliëntenraad is ter inzage gelegd. Het advies geeft geen aanleiding tot wijzigingen. Onze reactie op het advies van de Cliëntenraad is eveneens ter inzage gelegd. Na vaststelling van de verordening zal publicatie plaatsvinden.
Burgemeester en wethouders van Winsum, M.A.P. Michels, burgemeester drs. R.J. Bolt, secretaris
Agendanummer: 9 Vergadering: 20 januari 2009 De raad van de gemeente Winsum;
2
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 tweede lid van de Wet Werk en Bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb 2001, L 10/30) alsmede de beleidsaanbeveling van belang bij het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004) besluit: De “Re-integratieverordening Winsum” vast te stellen
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ; b. Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI; c. niet-uitkeringskeringsgerechtigde (Nugger): persoon als bedoeld in de WWB, artikel 6 onder a;. d. jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers jonger dan 23 jaar; e. voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet: een instrument dat ingezet wordt ter ondersteuning van personen zoals bedoeld in lid a., b., c. of d. bij re-integratie; f. re-integratietraject: de vormgeving van het traject van re-integratie en de inzet van voorzieningen voor en met personen zoals bedoeld in lid a., b., c., of d.; g. loonkostensubsidie: subsidie voor werkgevers bij het in dienst nemen van personen zoals bedoeld in lid a., b., c., of d.; h. de wet: de Wet Werk en Bijstand; i. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; j. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; k. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winsum; l. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Winsum.
Hoofdstuk 2 Beleid en financiën
3
Artikel 2
Opdracht college
1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing. 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid. 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.
Artikel 3
Beleidsplan
1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening periodiek een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering. 2. Het college zendt periodiek aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.
Artikel 4
Aanspraak op ondersteuning
1. Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, het in artikel 3 genoemde beleidsplan en in de op grond van deze verordening vastgestelde beleidsregels.
Artikel 5
Verplichtingen van de cliënt
1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken. 2. Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW, de IOAZ en de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden. 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening of het maatregelenbesluit IOAW/IOAZ. 4. Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
Artikel 6
Subsidie- en budgetplafonds
1. Het college kan in beleidsregels een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening. 2. Het college kan in beleidsregels een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.
4
HOOFDSTUK 3 VOORZIENINGEN Artikel 7
Algemene bepalingen over voorzieningen
1. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden. 2. Het college kan een voorziening beëindigen: a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt; b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet; c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening; d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling. e. geen reden voor beëindiging is indien een persoon die met loonkostensubsidie aan het werk is, verhuist naar een andere gemeente. 3. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de wet, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op: a. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden; b. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen; c. de voorwaarden en regels waaronder loonkostensubsidie verstrekt wordt; d. de aanvraag, van en de besluitvorming over loonkostensubsidie en premies; e. de betaling van loonkostensubsidie en premies en het verlenen van voorschotten; f. het vragen van een eigen bijdrage; g. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van loonkostensubsidies en premies.
Artikel 8
Nadere invulling van beleid
Het college kan op basis van deze verordening nadere beleidsregels of richtlijnen vaststellen in het kader van re-integratie zoals bedoeld in deze verordening.
SLOTBEPALINGEN Artikel 9
Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 10
Intrekking voorgaande verordeningen
De ‘Reintegratieverordening Sociale Zaken gemeente Winsum’ wordt met ingang van inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2009.
5
Artikel 12
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Re-integratieverordening Winsum’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 januari 2009.
Voorzitter, Griffier,
6
TOELICHTING BIJ DE RE-INTEGRATIEVERORDENING Gemeenten hebben beleidsvrijheid met betrekking tot het invullen van het re-integratiebeleid, zij zijn echter gebonden aan de regels die de Europese Unie stelt ter voorkoming van staatssteun. Om te voorkomen dat het re-integratiebeleid van gemeente De Marne en gemeente Winsum in strijd is met de EU regelgeving, wordt een verwijzing opgenomen naar de EG-verordening Werkgelegenheidssteun en de EG-verordening de minimissteun alsmede de beleidsaanbeveling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Door een verwijzing naar deze regelgeving op te nemen in de re-integratieverordening heeft de gemeente bij wijziging van gemeentelijke regelgeving van re-integratie-instrumenten geen volledige informatieverplichting aan De Europese Unie. Daarnaast wordt door de verwijzing naar EG-verordening Werkgelegenheidssteun en de EG-verordening de minimissteun en de beleidsaanbeveling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorkomen dat het re-integratiebeleid van de gemeenten Winsum en De Marne in strijd is met de EU regelgeving. Nadere toelichting op de vrijstellingsverordeningen: Beleidsaanbeveling verzamelbrief van het ministerie van SZW, van april 2004: Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun: Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werkzoekenden. Doelstelling van de beleidsaanbeveling De beleidsaanbeveling kan de gemeente ontlasten van de administratieve verplichting – welke voortvloeit uit de regelgeving van de Europese Gemeenschap – om een samenvatting van de (loonkosten-) subsidieregeling (zoals vastgesteld in haar reïntegratieverordening) op te sturen naar de Europese Commissie en jaarlijks de Europese Commissie een verslag te verstrekken. De gemeente dient daartoe in haar reïntegratieverordening deze beleidsaanbeveling te incorporeren en een expliciete verwijzing naar de beleidsaanbeveling op te nemen. De Europese regels inzake staatssteun in relatie tot de gemeentelijke reïntegratieverordening Voor de beoordeling in hoeverre er sprake kan zijn van staatssteun is het volgende onderscheid van belang:
subsidieregeling die direct de werknemer subsidiëren Te denken valt daarbij de uitstroompremie aan werkzoekende bij het aanvaarden van een betrekking (zie verordening). Dit is geen staatssteun.
generieke regelingen In de beleidsaanbeveling wordt een generieke regeling als volgt omschreven: Een lokale subsidieregeling kan een generieke regeling zijn wanneer ieder bedrijf of onderneming, ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep kan doen op subsidie wanneer deze onderneming een uitkeringsgerechtigde van de betreffende gemeente in dienst neemt. Dit is ook geen staatssteun, want hier profiteren geen specifieke bedrijven of sectoren van. Waarom is de Commissie akkoord gegaan met deze omschrijving?
7
De mogelijkheid om loonkostensubsidie op een generieke manier beschikbaar te stellen staat open voor alle gemeenten in Nederland. In feite voeren de gemeenten op deze manier een nationale en niet een lokale maatregel uit.
subsidieregelingen die organisaties subsidiëren die geen economische activiteiten verrichten Voor zover de gemeente loonkostensubsidies verstrekt aan organisaties die geen economische activiteiten verrichten, worden deze niet aangemerkt als staatssteun.
Verordening de minimis-steun: Valt de steun onder de minimis-verordening? Deze verordening legt vast dat de totale steun die een onderneming gedurende een periode van drie jaar ontvangt niet hoger mag zijn dan een vastgesteld plafondbedrag (€ 200.000,00 in een periode van drie jaar – dit is een verschuivende termijn). NB: Wanneer de gemeente aan één van beide vrijstellingsverordening (Verordening Werkgelegenheidssteun nr. 2204/2002 of Verordening de minimis-steun nr. 69/2001) voldoet hoeft zij de subsidieregeling niet ter goedkeuring voor te leggen aan de Europese Commissie. Artikel 1 Begripsbepalingen Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand. Artikel 2 Opdracht college 1. In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, kan de gemeente aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten. 2. Hierin wordt de opdracht uit de WWB expliciet in de verordening opgenomen dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het periodiek op te stellen beleidsplan (zie artikel 3) wordt dit punt nader uitgewerkt. 3. Het college geeft de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn. Artikel 3 Beleidsplan 1. Dit lid geeft aan dat het college periodiek een beleidsplan opstelt, binnen de kaders van deze re-integratieverordening. 2. Het college stelt periodiek een verslag op over de resultaten over die bepaalde periode. Voor wat betreft de inhoud van dat verslag wordt aangesloten bij de in het beleidsplan genoemde elementen. De mogelijkheid wordt nadrukkelijk geboden om de cliëntenraad te betrekken bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid. Hier wordt een relatie gelegd met de verordening Cliëntenparticipatie.
8
Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning 1. De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen. 2. Expliciet wordt de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, in ieder geval de verordening, het beleidsplan en de beleidsregels. Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt 1. In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. 2. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd. 3. Het derde lid legt de verbinding met de Afstemmingsverordening. De Afstemmingsverordening regelt het verlagen van een uitkering indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet (afstemming op het gedrag van de uitkeringsgerechtigde). In dat geval kan de uitkering worden verlaagd met een bepaald (relatief hoog) percentage. 4. Voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als reactie op het gedrag van de persoon dat wordt afgekeurd. Daarom is hier de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn kan claimen. Artikel 6 Subsidie- en budgetplafonds. 1. De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan gebeuren (zie het artikel 3). Op dit moment is er geen subsidie- of budgetplafond ingesteld. 2. Het uitgeput zijn van budgetten kan in algemene zin nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dit wel mogelijk te maken wordt in deze verordening het instellen van subsidieplafonds mogelijk gemaakt. Zo wordt het mogelijk om per voorziening een plafond te stellen. Dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds te stellen. De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd: dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die eventueel in de programmabegroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd. Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden zoals de loonkostensubsidie. Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen 1. Het college kan nadere regels opstellen binnen de gestelde kaders. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt
9
gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt. 2. In een aantal omschreven situaties kan het college een voorziening beëindigen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen. Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan re-integratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het re-integratiebedrijf wordt verklaard dat deze re-integratieverordening van toepassing is. Het college heeft de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten. Het college regelt onder andere de voorwaarden waaronder loonkostensubsidie aan werkgevers verstrekt wordt. De strekking van sub e is dat voor personen die bij aanvang van de loonkostensubsidie domicilie hadden in de gemeente, bij verhuizing naar een andere gemeente er geen belemmering is voor voortzetting van de loonkostensubsidie. Als de reïntegratieverordening niet de mogelijkheid kent ook deze verhuizers een loonkostensubsidie te verstrekken loop je gevaar dat betalingen uit het werkdeel onrechtmatig worden geacht terwijl de werkgever wel subsidie af kan dwingen. Het staat de gemeente vrij om met de nieuwe gemeente tot overeenstemming te komen dat de loonkostensubsidie vanaf de verhuizing voor hun rekening komt (overneemt dus); 3. De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Op dit moment wordt er van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Slotbepalingen Artikel 8 Nadere invulling van beleid Binnen het kader van deze Re-integratieverordening zullen specifieke regelingen of beleidsregels worden vastgesteld. Artikel 9 Hardheidsclausule Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 10 Intrekking voorgaande verordeningen Om de inwerkingtreding van deze verordening naadloos aan te laten sluiten op het eerdere ingevoerde verordeningen zullen de 'oude' verordeningen moeten worden ingetrokken tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze re-integratieverordening. Artikel 11 Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 12
Citeertitel
10
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
11