Archeologisch onderzoek
POPERINGE SINT—JANSSTRAAT
Uitvoerder :
Monument Vandekerckhove nv
Begeleiding :
Archeo7 en Agentschap Onroerend Erfgoed
Financiering :
Paletten De Backer
Timing veldwerk :
juli 2012
In het voorjaar van 2011 werd een vooronderzoek uitgevoerd op de uitbreidingszone van het industrieterrein “Sappenleen” te Poperinge. Meer dan 90 proefsleuven werden aangelegd over een terrein van 29,2 ha. Dit leverde een aantal zones op met sporen uit de Metaaltijden, de Romeinse periode, de Middeleeuwen en de Eerste Wereldoorlog Van 11 tot en met 15 juli 2011 voerde men een archeologisch onderzoek uit op de 1100 m² grote zone (zie rood vakje op de foto) gelegen tussen de Sint-Jansstraat en de Duitslandlaan. Deze zone was archeologisch het meest interessant om sporen en vondsten van de Eerste Wereldoorlog aan te treffen.
HISTORISCH OVERZICHT Het gebied van de industriezone werd tijdens de eerste wereldoorlog twee functies toegeschreven. In de loop van de periode 1914—1917 werd de site vooral gebruikt voor het transport en het tijdelijk opslaan van materiaal. Vanaf de spoorweg Ieper - Poperinge ontdekte men twee doodlopende spooraftakkingen. Dit gaf de mogelijkheid het materieel, de munitie en de manschappen aan te voeren naar de frontzone. Mogelijk is ook nog een derde spoorlijn aan te duiden. Tussen de spoorlijnen door lag materiaal opgestapeld. Het lijkt er ook op dat tussen de gewone sporen er smalsporen zijn geïnstalleerd. Die maken baan door de site. Langs de sporen zijn nog meer constructies gedetecteerd. In het noorden situeert zich een zone die als opslagplaats kan worden aangeduid. Centraal staan de gebouwen van de hoeve. Daarrond werden een aantal barakken opgetrokken waarin materiaal opgeslagen werd. Twee constructies werden aan de zuidzijde gedetecteerd. Mogelijk zijn dit bunkers of betonnen schuilplaatsen. Naast de opslag van goederen bevonden zich ook tenten en barakken . Deze kampementen waren mogelijk tijdelijke onderkomen van troepen die op doortocht waren naar het terrein of van personeel dat in dit gebied tewerkgesteld werd.
Detail Duitse luchtfoto 30.09.1917 In de periode tussen september 1917 en het voorjaar van 1918 werd een nieuwe functie toegevoegd aan het terrein. De Kemmelberg kwam in Duitse handen en voor het eerst kwam het stadscentrum van Poperinge in het vizier. Het terrein werd ingericht als gevechtszone. Er werden drie gevechtsloopgraven aangelegd die door verbindingsloopgraven aaneen werden geschakeld. De loopgraven werden niet echt diep uitgegraven waardoor de borstwering grotendeels bovengronds werd aangebracht. Detail Britse loopgravenkaart 02.1917
VONDSTEN UIT WERELDOORLOG I
Loopgraven Over de volledige breedte van het terrein werd een loopgravenstelsel opgegraven bestaande uit twee parallelle loopgraven aangelegd volgens een typisch zig-zag patroon. De twee loopgraven werden onderling verbonden door een communicatieloopgraaf. Op de bodem van de eerste loopgraaf werd geen houten plankenvoer aangetroffen. Over een deel van de loopgraaf lagen wel golfplaten. Ten noordwesten liep een tweede loopgraaf. Deze loopgraaf was niet voorzien van enige vloerbedekking of versterking. Ze was ook opvallend minder diep ingegraven. Ter hoogte van de communicatieloopgraaf bevond zich een versterkte schuilplaats. In soldatenjargon stond deze schuilplaats beter bekend als ‘baby elephant’.
De Baby elephant was een vrij eenvoudige constructie van 2 gebogen golfplaten. Deze werden ondersteund door houten balken. De vloer kon bestaan uit gravel of houten planken. Doorgaans had de Baby elephant een breedte van 1,80 m, een hoogte tot 1,13 m en een lengte van 2 m. De structuur die hier werd aangetroffen was ongeveer 3,85 m lang en 1,95 m breed. Hier bestond de vloer uit houten planken. Waarschijnlijk dateerde deze constructie van in het begin van 1918.
Soortgelijke Baby elephant in Britse loopgraven.
Een nog bestaande Baby elephant in de Reningestraat te Brielen.
Vondsten in de loopgraven.
Een compleet schouderinsigne van de Royal Irish Rifles.
Dit is de bodem van een vierkante fles in lichtgroene kleur. Op de bodem lees je ‘Walker’s Kilmarnock Whisky 1810’. De vondst van deze fles wijst op het nuttigen van Whisky door de geallieerde troepen.
Restanten van een Brits gasmasker : een deel van de filter en een koppelstuk. Dit type werd gebruikt sinds 1916.
Restanten van een tandenborstel in been.
Een Franse munt. Het is een bronzen 10 centimes. Onderaan wordt de datum aangegeven. We kunnen nog net 191? lezen.
Vondsten in de afvalkuilen.
Slachtafval van runderen met snij– en kapsporen
Glasscherven van twee flessen. De ene fles heeft een donkergroene kleur en is vermoedelijk van een bier-, limonade– of wijnfles. De andere fles heeft een witte kleur en diende mogelijk als steriliseerbokaal.
Gedeelte van een bandolier met resten van het textiel en de Britse .303 Lee Enfield patronen op een Mk II clip.
3 koperen haakjes, zogenaamde hook and eye closures, die dienden om de bandolier af te sluiten.
Klein koperen gespje van een persoonlijk polshorloge
Een zwart gegraveerd houdertje van de waterbestendige, blauwkleurige Aniline inkt.
Een deel van een Britse .303 Lee Enfield patronen op een Mk II clip.
Vondsten via metaaldetectie
6 gevonden koperen munten waarvan slechts één munt nog duidelijk te herkennen is. Het is een Belgische 2 cent van Leopold I of II
Een koperen herdenkingspenning of insigne. Centraal op de voorzijde staat een adelaar met een kroontje. Deze munt dateert uit de 19de eeuw, meer specifiek uit de regeringsperiode van de Franse keizer Napoleon III (1852-1870)
Drijfband - en obuskopfragmenten die een onderdeel vormen van obussen. De drijfband zorgde voor een rechtlijnig traject bij het afvuren van de obus. Een transportvijs die geplaatst werd op de Britse 60 ponder gasbom. Deze transportvijzen werden aan het front vervangen door de obuskop en stonden dan pas op scherp om afgevuurd te worden.