PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING
Informatiebijeenkomst PMV op 15 juni 2006 vanaf 19.30 uur tot 22.00 uur. ‘Doorgaande ontwikkelingslijn kinderen’. Aanwezig: De heer R.V. van Engelen, voorzitter; Mevrouw N.M. van Dijk, secretaresse PMV; Mevrouw J. Vos-Juffer, PMV lid; Mevrouw N.M. Vergeer, PMV lid; Mevrouw A.J. van der Beek-Baas, plaatsvervangend PMV-lid; De heer E.A.B. Lichtenberg, PMV lid; De heer A. Rietveld, PMV lid; De heer E.J. Schotting, PVM lid; De heer M.C. Hoogland, PMV lid; Mevrouw B. van Diejen, afdeling Samenleving; Mevrouw H. Langerak, afdeling Samenleving; Mevrouw K. Mulder, MEE Zuid-Holland Zuid; Mevrouw M. Beke, Openbaar Primair Onderwijs; De dames S. Polak en J. Bakker, Kinderopvang Wasko; De heren A. Visser en M. van Dalen, Reformatorisch Onderwijs Mevrouw I. Salentijn, Peuterspeelzalen Wasko; Mevrouw J. Rietveld, VCNO (Christelijk onderwijs); De heer J. Uitterlinde, SBO De Bongerd/Merwerode, Mevrouw J. van Prehn, notuliste.
1. Inleiding door PMV-voorzitter R.V. van Engelen. De VOORZITTER opent de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom. In een korte inleiding geeft hij het verloop van de avond weer en de werking van het PMV. Hij geeft duidelijk aan dat de aanwezige politici niet aan eventuele uitspraken gehouden kunnen worden. De voorzitter vertelt tevens dat hij die ochtend heeft gehoord over een wetsvoorstel door kamerlid mevrouw M. Hamer. Dat wetsvoorstel heeft betrekking op het vormen van kindercentra bij scholen waarin voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang als basisvoorziening worden gesubsidieerd. Deze buitenschoolse opvang zou gratis voor ouders en verzorgers moeten worden. Dat staat haaks op het voorstel van minister De Geus, die de werkgevers wil laten betalen voor de buitenschoolse opvang.
2. Algemene informatie onderwijsveld Papendrecht en landelijke tendensen door de dames B. van Diejen en H. Langerak van de afdeling Samenleving. Mevrouw LANGERAK van de afdeling Samenleving (Jeugdbeleid, lokaal onderwijsbeleid voor wat betreft het onderdeel onderwijs achterstandenbeleid) geeft aan dat vanaf 1 augustus het nodige gaat veranderen op het terrein van onderwijsachterstandenbeleid. Er komt steeds meer een relatie tussen lokaal onderwijsbeleid en jeugdbeleid. Er moet voor worden gezorgd dat dit nog meer op elkaar gaat aansluiten. Tot 1 augustus 2006 is de GOA-regeling van kracht (Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid) Onder de GOA zijn de volgende zaken van belang. De gemeente heeft de regie over het onderwijsachterstandenbeleid. Daarnaast is er de verplichting het GOA aan de orde te stellen in het OOGO (Op Overeenstemming gericht Overleg) en is er een verplichting een GOA-plan op te stellen voor een periode van 4 jaar. De gemeente ontvangt geld dat ingezet wordt voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) en voor andere projecten met name binnen het onderwijs. Op 1 augustus 2006 treedt de nieuwe wet OAB (Onderwijs Achterstanden Beleid) in werking. De gemeentelijke verantwoordelijkheid is er afgehaald. De verantwoordelijkheid komt voor een groter deel bij de scholen te liggen. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de GOA-regeling zijn: er is geen
1
PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING verplichting meer een plan op te stellen, de gemeente heeft niet meer de regierol, bespreking in het OOGO is niet meer verplicht, de gelden die de gemeente nog ontvangt moeten voor een aantal andere zaken worden ingezet. De wet OAB is in februari vastgesteld en inmiddels is de nadere uitwerking in een Algemene Maatregel van Bestuur in conceptvorm beschikbaar. In de nieuwe situatie ontvangen zowel de gemeente als de scholen middelen om achterstanden aan te pakken. De gemeente moet straks de gelden aan 3 dingen uitgeven: de voorschoolse opvang van de VVE, schakelklassen en er mag geld ingezet worden voor overige zaken (15% budget). De gemeentelijke financiering van het vroegschoolse gedeelte (zoals die onder de GOA bestaat) moet over 4 jaar afgebouwd zijn. Het overleg met de scholen in de vorm van het OOGO vervalt maar er moet wel een nieuwe vorm van overleg komen inzake integratie, segregatie, bestrijding van achterstanden etc. Betreffende de schakelklassen: landelijk moeten hier in 4 jaar (voor 01 augustus 2010) 36.000 kinderen aan deelgenomen hebben. Gemeente en schoolbesturen moeten afspraken maken over de VVE (afbouw, doorgaande lijn en resultaten) en schakelklassen. Voor de gemeente zijn de VVE afspraken belangrijk, omdat het niet mag stagneren. De doelstelling van de VVE is dat er op 01 augustus 2010 een bereik van 70% van de doelgroep moet zijn. Dit zal een lastige opgave worden in de Papendrechtse situatie gezien het huidige bereik en de moeite die het kost om het huidige percentage vast te houden. De VOORZITTER merkt op dat als knelpunt wordt genoemd dat de doelstellingen op VVE gebied lokaal niet worden gehaald. Mevrouw VAN DIEJEN, beleidsmedewerkster Samenleving Met ingang van 1 augustus 2006 worden de scholen verantwoordelijk voor de tussenschoolse opvang (overblijven) onderwijs. Vanaf 1 januari 1007 wordt een begin gemaakt met de invoering van de voor – en naschoolse opvang. Ouders kunnen dan aanspraak maken op voor – en naschoolse opvang van hun kinderen. De invoering hiervan wordt in fasen uitgevoerd. Per 1 januari 2006 zijn de Rijksuitgaven van kinderopvang met 200 miljoen euro verhoogd. Van dit budget wordt m.i.v. 2006 structureel 30 miljoen Euro per jaar beschikbaar gesteld voor de verbetering en professionalisering van de tussenschoolse opvang, wordt in 2006 35 miljoen Euro gereserveerd voor de ontwikkeling van de voor –en naschoolse opvang en komt vanaf 2007 jaarlijks 27 miljoen Euro extra voor dit doel beschikbaar. 1.
Met ingang van 1 augustus 2006 worden de scholen bij Wet verantwoordelijk voor de tussenschoolse opvang. De regering gaat er vanuit dat deze opvang kan worden georganiseerd binnen de bestaande voorzieningen. Op de meeste scholen wordt deze voorziening nu al aangeboden. Tussenschoolse opvang is geen opvang in de zin van de Wet op de kinderopvang. Als aan alle kwaliteitseisen van deze Wet zou moeten worden voldaan, zou deze vorm van opvang in de meeste gevallen niet op school kunnen plaatsvinden en veel duurder worden. Zoals gezegd is vanaf 2006 structureel 30 miljoen Euro beschikbaar voor verbetering en professionalisering van de tussenschoolse opvang. Deze middelen kunnen ingezet worden voor het aanstellen van een coördinator tussenschoolse opvang of voor de personele uitvoering van de opvang. In overleg met de oudergeleding van de medezeggenschapsraad (MR) wordt bepaald op welke wijze het overblijven wordt georganiseerd. Via die weg kunnen ouders invloed uitoefenen op zowel de kwaliteit als op de kosten. Het schoolbestuur bepaalt in overleg met de oudergeleding van de MR o.a. de hoogte van de ouderbijdrage.
2.
Om het spanningsveld te verminderen tussen arbeidstijden van werkende ouders en de schooltijden van hun kinderen op de basisschool, zal de regering de wet – en regelgeving met ingang van 1 januari 2007 zodanig aanpassen dat scholen worden verplicht voor –en naschoolse opvang te organiseren tussen 07.30 en 18.30 uur. Vanaf 1 januari 2007 geldt voor scholen een inspanningsverplichting om op 1 augustus 2007 aan de verplichting te kunnen voldoen, tenminste een makelaarsrol te vervullen m.b.t. het aanbod van opvang in de buitenschoolse uren. In deze rol sluit de school een convenant met
2
PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING een of meerdere geregistreerde aanbieders. Het kan daarbij gaan om kinderopvangcentra of om bureaus voor gastouderschap. Een strikte organisatorische scheiding tussen school en kinderopvang blijft op deze wijze overeind. De kwaliteitseisen, zoals vastgelegd in de Wet op de kinderopvang, blijven voor de voor –en naschoolse opvang ongewijzigd van kracht. Deze opvang zal blijven vallen onder de Wet op de kinderopvang. Binnen het kader van deze wet zal ook de financiële basis gevonden dienen te worden voor (nieuwe) huisvesting. Scholen kunnen daartoe immers geen beroep doen op de gemeente! Per 1 augustus 2007 zal ook de aansluiting met de Wet op de kinderopvang geregeld dienen te zijn. De VOORZITTER vat samen: de tussenschoolse opvang wordt geprofessionaliseerd Dit brengt een inspanningsverplichting mee voor de periode van 7.30 tot 18.30 uur. 3. Mevrouw K. Mulder namens het bestuur van MEE Zuid-Holland Zuid. MEE is een landelijke organisatie. De naam staat o.a. voor meedoen, meedenken, meegaan. MEE biedt ondersteuning aan kinderen (en ouders) die leven met een beperking. Het streven is ervoor te zorgen dat mensen met een achterstand op voet van gelijkheid kunnen meedoen in de samenleving. De klanten van MEE zijn mensen met een chronische beperking/ aandoening. Ook kinderen van 0 tot 18 jaar. Kinderen met een lichamelijke, verstandelijke, een aantal psychiatrische aandoeningen of jonge kinderen met een blijvende ontwikkelingsachterstand. Hierbij horen ook mensen en organisaties die te maken hebben met kinderen met een beperking. Ook professionals kunnen aankloppen bij MEE voor ondersteuning of advies. Er zijn consulenten die dienstverlening doen, pedagogische ondersteuning, sport, informele zorg, sociaal juridische medewerkers, gedragsdeskundigen, etc. Men kan terecht voor hulpvraagverduidelijking. Men helpt mee bij het realiseren van externe hulpverlening. Ondersteuning bij bezwaar en beroep. Ondersteuning bij crisissituaties. Kortdurende en kortcyclische ondersteuning. Er worden ook veel cursussen gegeven voor klanten. De kerntaken van MEE zijn: informeren, adviseren, begeleiden, ondersteunen, signaleren. Een deel van de ouders komen met vragen inzake integrale vroeghulp (m.b.t. kinderen van 0 – 4 jaar). Vragen over o.a. ontwikkelingsachterstand. Hier wordt op gereageerd met informatie, advies, observatie, eventueel onderzoek. De ouders worden ondersteund bij aanvragen en eventuele bemiddeling. MEE werkt in samenwerking met SVHZ Zuidwest en schoolmaatschappelijk werk (schakel tussen scholen, leerkracht en ouders). MEE is gratis en wordt gefinancierd door AWBZ. Dit gaat voor een deel over naar de WMO. MEE is laagdrempelig, onafhankelijk, heeft korte lijnen, een groot netwerk, is dienstverlenend en staat dicht bij de mens. MEE Zuid-Holland Zuid is te vinden in H-I Ambacht en heeft meerdere loketten door de regio. MEE kan goed aansluiten bij de brede school. MEE is specifiek voor mensen met een beperking. MEE werkt al veel samen met de MD-teams en peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Ook een brede school kan bij MEE advies en informatie inwinnen voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand en/of beperking. De VOORZITTER stelt een aantal vragen aan mevrouw Mulder. Wordt schoolmaatschappelijk werk in Papendrecht door MEE verzorgd? Mevrouw Mulder antwoordt dat MEE connecties heeft met het speciale onderwijs in Papendrecht, maar niet met het reguliere onderwijs. Heeft MEE een link met jeugdzorg? Mevrouw MULDER bevestigt dit. Bestaat er een wachtlijst? Ja, kortdurende vragen worden direct opgepakt, ingewikkelde vragen binnen 2 maanden.
4. Mevrouw M. Beke namens het bestuur van het Openbaar Primair Onderwijs. Aan de hand van een presentatie vertelt mevrouw BEKE over het aantal scholen van het op Openbaar primair onderwijs Papendrecht. Algemene gegevens: ruim 1500 leerlingen, 4 scholen, 8 locaties. Het Openbaar primair onderwijs is verzelfstandigd vanaf 1 jan 2006. Mevrouw Beke gaat vervolgens in op de geschiedenis en huidige stand van zaken van elke school. Dat is allereerst de Anne Frankschool.
3
PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING Hieronder valt ook het AZC-centrum. Dat centrum stopt binnenkort. Buiten de leerlingen van het centrum heeft meer dan de helft van de leerlingen een weging. Dat betekent in onderwijstermen dat de school extra geld voor extra formatie krijgt, omdat er een indicatie van een achterstand aan kan zitten. Dat kan zijn vanwege allochtone ouders, eenoudergezin of lage opleiding ouders. Op deze school is extra aandacht voor taal en lezen. Als tweede school noemt mevrouw Beke de Knotwilg. Deze school is gegroeid en opgesplitst. Werd toen een mammoetschool en is weer opgesplitst. De Knotwilg heeft ca. 500 leerlingen. Op deze locatie wordt ook Daltononderwijs gegeven. Dat betekent o.a. zelfstandig werken en zelf verantwoordelijkheid nemen. Deze vorm van onderwijs is ontstaan na een behoefteonderzoek binnen Papendrecht. Het hele openbaar onderwijs richt zich op adaptief onderwijs. Knelpunt bij de Knotwilg is de huisvesting. Het Kofschip is andere helft opsplitsing. Zit o.a. in Oostpolder. Dat is een nieuwbouwwijk. Er zijn buitenschoolse activiteiten en interactie tussen kind en de wijk waarin de school staat. De laatste school is de Viermaster. Deze school heeft ook een aardig percentage leerlingen met een weging. Daardoor krijg je een zeer gevarieerde schoolbevolking. De kinderopvang is er dichtbij en dat werkt volgens mevrouw Beke erg prettig. Zowel bij de Anne Frankschool als de Viermaster waren in het verleden GOA-activiteiten. Voor wat betreft de toekomst geeft ze aan dat taal- en leesprestaties ontzettend belangrijk worden. Er is sprake van een hoge correlatie tussen leesvaardigheid en uitval. Daar wordt steeds meer onderzoek naar gedaan. De Brede school is van groot belang in de breedste zin van het woord. Deze school moet horizontaal in de samenleving staan en verticaal wat betreft de samenwerking met organisaties waar kind mee te maken heeft gehad voordat het naar school ging. Ook met het vervolgonderwijs, de wijk en gemeente. Kinderen in achterstandssituaties hebben prioriteit. De school kan er voor zorgen dat een kind goed functioneert in de samenleving en in deze gemeente. Heel erg belangrijk is met alle partners het kind een goede inbedding te geven en zich richten op de behoeften van het kind. Er is al overleg gestart met kinderopvang, ook gastouderopvangorganisaties. Daarnaast is bij tussenschoolse opvang professionaliteit van belang. Het bestuur van het openbaar primair onderwijs zou daar graag extra professionaliteit in zien. Sinds kort is er overleg tussen de gemeente en het primair onderwijs gestart over hoe het onderwerp van de brede school te benaderen. Belangrijk daarbij is flexibiliteit en draagvlak. (Bijgaand presentatie). 5. Mevrouw S. Polak en J. Bakker namens de Kinderopvang Wasko. In 1988 zijn twee kinderdagverblijven opgericht, bestaande uit 2 afzonderlijke stichtingen. Na verloop van tijd zijn deze, op verzoek van de gemeente, samengegaan. Ze zijn toen meteen gestart met tussenschoolse en naschoolse opvang. Na enige tijd is gebleken dat deze samenwerking geen goed verloop had en is men in 2001 verdergegaan als Wasko. Momenteel heeft Wasko 170 medewerkers in dienst. Wasko heeft op tien locaties kinderdagverblijven en op acht locaties buitenschoolse opvang. Wat doet Wasko? Het op pedagogisch verantwoorde wijze opvang bieden aan kinderen van 0 tot 13 jaar. Tevens is men continue bezig met het professionaliseren hiervan. Een van de nieuwste methoden heet: focussen op kinderen. Hierbij wordt men begeleid door een pedagoog. Het is belangrijk de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen te waarborgen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de peuterestafette: een methode waarbij kinderen worden geobserveerd. De resultaten hiervan gaan (na goedkeuring van ouders) door naar het primair onderwijs. Tevens houdt Wasko zich bezig met voor-, tussen -en naschoolseopvang in samenspraak met Openbaar, Christelijk en Bijzonder onderwijs.
Mevrouw BAKKER neemt namens Wasko deel aan het MD team. Het functioneren van verschillende kinderen wordt in dit multidisciplinaire team besproken. Dit team bestaat o.a. uit een consultatieverpleegkundige, opvoedingsdeskundigen en jeugddeskundigen. 6. De heer A. Visser en de heer M. van Dalen namens het Reformatorisch Onderwijs De heer VISSER vertelt dat de Augustinusschool is een christelijke basisschool op reformatorische grondslag. Hij geeft aan waarin de school zich onderscheidt van andere scholen. In afhankelijkheid van de zegen van de Heere is het hoofddoel van de Augustinusschool de vorming van het kind tot een zelfstandige persoonlijkheid die God naar Zijn Woord dient. “Hoe doen wij dat? Daarbij denkt u wellicht aan het beginnen en eindigen van de dag met gebed en het vertellen van een Bijbelverhaal. Kort gezegd is dit ook zo: de rijkdom en het wonder van het Evangelie en het verlossingswerk van Jezus Christus doorgeven. Dit is wel de kern van het onderwijs. Wij vinden echter dat reformatorisch onderwijs meer inhoudt. Het hele onderwijs moet doortrokken zijn van onze identiteit. Niet alleen doorgeven, ook voorleven”, aldus de heer Visser en vervolgt:
4
PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING - Onze grondslag heeft duidelijke consequenties voor de inrichting van ons onderwijs, zoals o.a. bij de keuze en het gebruik van verantwoord onderwijs – en leermethodes, van leer- en werkvormen. Het pedagogische, didactische en onderwijskundige klimaat wordt bepaald door Bijbelse normen en waarden. In het klimaat op school proberen wij een verbondenheid uit te stralen die gebaseerd is op de christelijke identiteit. - Heel grote waarde hechten wij aan de drieslag gezin, school en kerk. Ieder hebben zij hun eigen verantwoordelijkheid, maar liggen duidelijk in elkaars verlengde. Onze school heeft een vastomlijnd toelatingsbeleid, waarbij de ouders de grondslag van de school onderschrijven. U begrijpt dat ouders uit Papendrecht, of soms van daarbuiten, een bewuste keuze voor onze school maken en dat wij geen buurtschool zijn, maar een school waar leerlingen op zitten die uit alle hoeken en gaten van Papendrecht komen. - Dit verklaart ook het ontstaan van onze school 30 jaar geleden. De redenen lagen duidelijk op het gebied van de identiteit. In het verlengde van de identiteit ligt ons streven kwalitatief hoogwaardig onderwijs te leveren, aangepast aan de eisen van de tijd. Dat betekent eigentijdse leermiddelen en voorzieningen voor leerlingen die op de een of andere manier problemen ondervinden. Om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken, worden alle leerlingen vanaf groep 1 regelmatig getoetst. - Is het dan nog wel een fijne school om op te zitten? Ja zeker, de 185 kinderen gaan met plezier naar onze school en er meestal op deze wijze ook weer vanaf. We hebben overigens een goed kwaliteitszorgsysteem, onze opbrengsten zijn voldoende en een laag verwijzingspercentage naar het SO. En dat geldt niet voor leerlingen, ik zelf werk er al meer dan 25 jaar, terwijl ik wel het diploma SO op zak heb. Naast de interne inspanningen en samenwerking van personeel, directie, bestuur en ouderraad, kent onze school verscheidene samenwerkingsvormen. Onze school participeert in het reformatorische samenwerkingsverband WSNS Barendrecht en wanneer de extra en speciale hulp op school tot onvoldoende resultaat leidt, melden wij leerlingen aan bij de Permanente Commissie Leerlingen Zorg (PCL) van het samenwerkingsverband. Via deze commissie is het voorgekomen dat leerlingen diverse vormen van hulp ontvingen: van schoolbegeleiders en orthopedagogen, door een schoolarts of maatschappelijk werkers, of verwijzing naar een RIAGG en als tegenhanger voor ons de SGJ of Eleos. Samenwerking met andere scholen: Regelmatig hebben wij contacten met andere scholen. Binnen de Papendrechtse geledingen is recent (voorzichtig) een overlegvorm op directieniveau ontstaan. Daarvoor was samenwerking met anderen in voorkomende gevallen vaak gericht op scholen en organisaties van reformatorische signatuur. Zo participeert onze school ook in de Federatie PO Rijnmond, waar ruim 20 reformatorische scholen aan deelnemen. Als het gaat om samenwerking met ondersteunende organisaties zoekt onze school waar mogelijk samenwerking met organisaties die qua identiteit met onze school overeenstemmen. Zo hebben wij al jarenlang een intensieve relatie met de SBD BGS – nu Driestar- educatief. Dit brengt mij als vanzelfsprekend op een punt waar ik over het algemeen ’s ochtends ontevreden over ben en ’s avonds redelijk opgewonden over kan worden en dat is de reductie van de verstrekking van de gelden voor de schoolbegeleidingsdiensten in onze gemeente. Deze onderwijsbegeleidingmiddelen worden met 1/3 gekort en met de 1/3 korting wordt schoolmaatschappelijk werk bekostigd. Het principebesluit tot reducering van de schoolbegeleidingsmiddelen is wel na consultering van het werkveld gebeurd (een soort OOGO), maar unaniem werd het voorstel door de onderwijsinstanties afgekeurd. Het ging dus niet om de kinderen, maar blijkbaar alleen om het geld! Onze doelstelling was en is nog steeds: verbreek niet wat zorgvuldig is opgebouwd. Toch vindt dit plaats in Papendrecht. De scholen moeten het gewoonweg structureel met substantieel minder geld doen. Als deze zorg in het primair onderwijs op deze manier wordt afgebouwd, zou de rekening wel eens gepresenteerd kunnen worden na het basisonderwijs. Nu worden probleemleerlingen jong onderkend en er kan op worden ingespeeld. Dat is werken aan preventie! Mijn verzoek is dan ook nog eenmaal dat de gemeente de middelen op het niveau van de voorgaande jaren handhaaft (en eventueel uitbreidt), want we krijgen elk jaar een soort naheffing. Graag wil ik een paar opmerkingen wijden aan de Brede School. Ook wij hebben daar over nagedacht. Geconstateerd kan worden dat er een grote verscheidenheid is in de vormgeving van de netwerken die zich brede school noemen.
5
PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING Je kunt er verschillende profielen aan hangen: in verband met de 2 x 5 minuten formulieren zal ik deze profielen niet opsommen. Een op maat gesneden brede school kan een belangrijk instrument zijn in het kader van het gemeentelijke onderwijsachterstanden beleid, het integrale jeugdbeleid of het sociale beleid. Wij menen dat de school in eerste instantie verantwoordelijk is voor onderwijs en opvoeding als gedelegeerde verantwoordelijkheid van de ouders en in de tweede plaats is de school aanspreekbaar voor haar bijdrage aan het oplossen van maatschappelijke problemen. Wij staan ervoor dat het de plicht is van de ouders hun kinderen op te voeden en te doen onderwijzen overeenkomstig hun godsdienst en levensovertuiging. Dit betekent dat zij als verantwoordelijkheid hebben het oprichten en in stand houden van scholen, het tonen van betrokkenheid bij de scholen en het helpen invullen van het pedagogische klimaat. Wij zien onze school in de nabije toekomst nog geen breed arrangement aanbieden, omdat voor ons het primaat van de opvoeding in het gezin ligt. Vanuit deze zienswijze staan we ook terughoudend ten opzichte van het in eigen beheer organiseren van voor- en naschoolse opvang. En als het gaat om geformaliseerd kinderopvang, dan vinden we dit eerder onwenselijk en zien we alleen peuterspeelzaalwerk met een pedagogische doelstelling als wenselijk. Overigens vinden we de overdracht van gegevens tussen peuterspeelzaal en onze school al een stuk verbeterd. In de nabije toekomst zal ook onze school de verantwoordelijkheid hebben, om voor leerlingen die worden aangemeld een passend onderwijsarrangement te ontwikkelen. We begrijpen dat de zorgplicht uiteenvalt in twee delen: Ten eerste de zorg van de school bij aanmelden een aanbod te doen tot passend onderwijs en ten tweede de zorg na inschrijving een goede uitvoering van de zorgplicht te waarborgen gedurende de schoolloopbaan. Hoewel de verplichte vormen van samenwerking vervallen, verwachten we niet dat samenwerking met het SO/SBO niet meer nodig is. Wij hebben niet de illusie dat een passend arrangement voor alle leerlingen op onze school kan worden ontwikkeld en denken dat het samenwerkingsverband WSNS, waarin wij participeren, geen al te grote wijzigingen zal ondergaan. Ik wil tot slot mijn waardering uitspreken voor het initiatief, dat geleid heeft tot deze avond. We begrijpen dat de nieuwe wetgeving de verantwoordelijkheid bij de gemeente legt, om alle partijen die te maken hebben met zorg voor de jeugd beter te laten samenwerken en zoveel mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Mijn wens is dat er een keten gevormd wordt van sterke schakels, zodat kinderen met problemen zo adequaat mogelijk geholpen worden. Concreet zie ik het dan voor me, dat zoveel mogelijk betrokkenen – Interne leerling coördinatoren, schoolmaatschappelijk werkenden, schoolarts, orthopedagogen, politiefunctionarissen jeugdwerkers en noem maar op, een regelmatig overleg (MDT) voeren, waarbij probleemkinderen besproken worden. Zodat de verschillende disciplines eraan meewerken dat het goed gaat met onze jeugd, want daar draait het toch om in onze zorgzame gemeente. Mevrouw I. Salentijn namens Peuterspeelzalen Wasko. De peuterspeelzalen bestaan 13 jaar. In eerste instantie waren zij zelfstandig, maar sinds 1991 zijn ze samengegaan met Wasko. Het motto is: spelen is leren en spelen is leuk en fijn. Spelen is een belangrijke activiteit binnen de peuterspeelzalen. Het ontwikkelen van de kinderen is een belangrijk doel. Het ontwikkelen doet Wasko graag samen met andere instanties. O.a. het consultatiebureau, de basisschool, de logopedie, het medische kinderdagverblijf etc. De peuterspeelzalen zijn zelf gekomen met de overdracht van gegevens naar de basisschool toe: de peuterestafette. Dit is het in kaart brengen van de ontwikkeling van het kind met eventuele knelpunten. Aan het begin van het leven van het kind is het consultatiebureau belangrijk om eventuele knelpunten in de ontwikkeling te signaleren. Dit wordt opgepakt op de peuterspeelzalen. Dit gebeurde in het begin samen met de logopedie. Later is het MD team ontwikkeld. Hier wordt dankbaar gebruik van gemaakt en het functioneert goed. De peuterspeelzalen hebben zichzelf de piramidemethode eigen gemaakt. Dit heeft geresulteerd in het werken met VVE op diverse peuterspeelzalen. Hierin bestaat extra aandacht voor kinderen van 2,5 tot 6 jaar. De piramidemethode wordt ook in groep 1 en 2 toegepast. Ook voor deze reden is de overdracht naar de basisschool heel belangrijk. Op deze manier wordt getracht de kinderen op een goede manier te begeleiden als er achterstanden ontstaan. De leidsters van de peuterspeelzaal, de leidsters van kinderdagverblijf Da Vinci, de leerkrachten van de De Anne Frank school en iemand van het AZC zijn samen op piramidecursus geweest. Het is erg
6
PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING belangrijk om de doorgaande lijn te blijven bewerkstelligen. Vanaf 1 januari is er een leegloop op de peuterspeelzalen geconstateerd. Op deze manier komt de onderkant van de doorgaande lijn in gevaar. Men weet dat de gemeente de VVE belangrijk vindt, maar er bestaat op de peuterspeelzalen een inkrimping. De reden hiervan is waarschijnlijk dat de tarieven ontzettend zijn gestegen. Binnen de peuterspeelzalen bestaan hierover grote zorgen. Vanuit Da Vinci is de opvang voor kinderen gestopt en is men overgegaan naar de peuterspeelzalen. Hier wordt echter nauwelijks gebruik van gemaakt. De tarieven zijn omhoog gegaan naar 35, 78, 103 Euro per maand. Dit is een enorme drempel. De peuterspeelzalen worden op deze wijze belemmerd in het goed neerzetten van hun project. De VOORZITTER noemt nogmaals het motto en doel van de peuterspeelzalen. Belangrijk is het zijn van een schakelfunctie: veel contact met mensen in het veld. Tevens noemt hij de piramidemethode en het belang voor de doorgaande lijn. De leegloop in de peuterspeelzalen is een grote zorg. De doelstellingen van de VVE worden niet gehaald. Dit komt door de hoge tarieven. 7. Mevrouw J. Rietveld namens het bestuur VCNO (Christelijk Onderwijs). Mevrouw RIETVELD laat ter inleiding een introductiefilmpje zien. Zij is algemeen directeur van VCNO Papendrecht. Ze staat in lijn tussen de directeuren en het bestuur in. Haar taak is tweeledig, schoolniveau, het ontwikkelen van beleid en het aansturen van de directeuren. En daarnaast zorgt ze voor bestuursondersteuning en regelt ze bovenschoolse zaken. VCNO Papendrecht, voluit Vereniging voor Christelijk Nationaal Onderwijs te Papendrecht, is een vereniging die al ruim 100 jaar bestaat. De vereniging is destijds opgericht door enkele ouders die het noodzakelijk vonden dat er ook in Papendrecht een Christelijke, toen nog, lagere school kwam. De Koningin Wilhelminaschool was de eerste school. Dat gebouw bestaat inmiddels niet meer, de tweede school was de Prinses Beatrixschool. Dit gebouw bestaat nog wel. Het staat aan het Westeinde en inmiddels is er een afdeling van het RMPI in gevestigd. Momenteel heeft de vereniging vier scholen onder haar hoede, welke verdeeld zijn over meerdere locaties, 7 totaal. 1. De Prins Constantijnschool, een school met ruim 230 leerlingen, gevestigd aan de Walmolen. 2. De Koningin Beatrixschool, een school met ca. 400 leerlingen, gevestigd aan de Van der Palmstraat. 3. De Oranje-Nassauschool, de kleinste van de vier met ca. 150 leerlingen, gevestigd aan de Leeuwerikstraat/Duivenstraat. 4. De Prins Florisschool met een aantal leerlingen dat hard op weg is naar de 700. Deze school is verdeeld over 4 locaties. De school is destijds gestart aan de Moerbeihof. Al snel werd deze locatie te klein en moesten er noodlokalen bijkomen. Deze staan aan de Lindenzoom. In de wijk Oostpolder is nog een locatie gevestigd van de Prins Florisschool, nl. aan de Zuidkil. Daarnaast is er nog een locatie van deze school gevestigd in een oud schoolgebouw aan de Schoorweg. Hier zitten in verband met ruimtegebrek in zowel de wijk Wilgendonk als in de wijk Oostpolder bovenbouwleerlingen uit de wijken Wilgendonk en Oostpolder. Na de zomervakantie wordt verhuisd uit de Schoorweg naar de Boeieraak, waar destijds is begonnen, toen de bouw van de wijk Oostpolder begon. De Prins Florisschool is de enige school waarvan door huisvestingsproblemen kinderen buiten hun eigen woonwijk naar school moeten gaan. Alle scholen van VCNO Papendrecht hebben een integraal verantwoordelijke directeur, waarbij de Prins Florisschool ook nog een adjunct-directeur heeft. Daarnaast werken alle scholen met een middenmanagement. Dit middenmanagement bestaat uit bouwcoördinatoren voor de onderbouw en de bovenbouw en de Interne Begeleider Leerlingenzorg, de IB-er. De taakverdeling tussen de directeur en het middenmanagement is duidelijk geregeld. De directeur blijft integraal verantwoordelijk, maar heeft e.e.a. aan taken gedelegeerd aan het middenmanagement. Samen met de 4 directeuren vormt mevrouw Rietveld het managementteam, waarvan zij de voorzitter is. Ze vergaderen maandelijks. Alle scholen hebben een eigen medezeggenschapsraad en daarnaast is er de GMR, de gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad. Daarin zitten per school een lid van de personeelsgeleding en van de oudergeleding van de MR.
7
PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING
De missie van VCNO Papendrecht is: leren met Hoofd, Hart en Handen. VCNO Papendrecht verzorgt kwalitatief goed basisonderwijs, gericht op de ontwikkeling van kinderen en volwassenen, met vertrouwen in de toekomst, waarin gewerkt en geleefd wordt vanuit een christelijke grondhouding, waarbij liefde voor God, voor elkaar en voor de schepping in de praktijk wordt gebracht. Vanuit deze missie is er beleid ontwikkeld op diverse gebieden. • Pedagogisch/Didactisch • Onderwijskundig/Kwaliteit • Personeel • Communicatie • Financieel/Beheersmatig
Waar zijn we momenteel op de scholen mee bezig? De laatste jaren is er een enorme slag gemaakt in de kwaliteit van het onderwijs. • Er is geïnvesteerd in scholing van management, middenmanagement, gediplomeerde IB-ers, ICT-coördinatoren, bouwcoördinatoren die de opleiding aspirant directeur gaan volgen en leerkrachten. • Er zijn onderwijsassistenten en leerkrachtondersteuners aangenomen als helpende hand in de groepen of voor leerlingenzorg. De interne leerlingenzorg is sterk verbeterd en is zich nog steeds aan het ontwikkelen, leerlingen blijven steeds langer binnen het primair onderwijs alvorens doorverwezen te worden. Het leerlingvolgsysteem, de naam zegt het al volgt de leerlingen gedurende hun hele schoolloopbaan. • Twee van onze scholen nemen deel aan een vierjarig BAS-project, bouwen aan een adaptieve school, de twee andere scholen zijn daar ook gestart met adaptief onderwijs, maar hebben een andere invalshoek gekozen en werken meer vanuit het omgaan met verschillen en verlengde instructie. We zijn dus met elkaar bezig om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. In plaats van klassikaal, frontaal onderwijs wordt er veel meer naar het kind zelf gekeken, hoewel de groep als geheel ook niet vergeten mag worden. • Wanneer we praten over zorgleerlingen is het een gegeven dat we steeds vaker worden geconfronteerd met leerlingen met gedragsproblemen. Ik noemde net dat ook het belang van de groep niet vergeten mag worden en wanneer het gaat om leerlingen met gedragsproblemen, is dat niet altijd even gemakkelijk. Kijkend naar de toekomst blijven we doorgaan met de impulsen voor de ontwikkeling van kwalitatief goed onderwijs. Het onderwijs is in beweging en we bewegen mee. Denk maar aan de kinderopvang waarover we met elkaar, openbaar onderwijs, speciaal basisonderwijs en reformatorisch onderwijs en VCNO aan het praten zijn. Denk maar aan de ontwikkeling van de Brede School, de verlengde schooldag, kansen die er zijn om met elkaar te zorgen voor de ontwikkeling van onze kinderen, ook hierover is het overleg gestart. Denk maar aan vernieuwingen die eraan komen voor wat betreft de leerlingenzorg, de zorgplicht, enz. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Het is van belang dat we met elkaar uit de hokjes komen, jeugdbeleid en onderwijsbeleid moeten samen een eenheid gaan vormen. 8. De heer J. Uitterlinde namens het bestuur SBO De Bongerd. Betreffende de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen merkt hij op dat er ook kinderen zijn waar de ontwikkelingslijn niet automatisch doorgaat. Deze kinderen hebben ander onderwijs nodig: speciaal onderwijs. Speciaal onderwijs wordt echter ingewikkeld gemaakt door de landelijke overheid. Sinds 2002 kennen we de clusterscholen, deze vallen onder de wet expertise centra. Deze worden onderverdeeld in 4 verschillende soorten speciaal onderwijs: visuele, auditieve, lichamelijke of geestelijke handicap en psychiatrische problematiek of ernstige gedragsproblemen. De Bongerd hoort echter niet bij deze 4 clusters. Het gaat hier om kinderen die problemen hebben, maar niet ‘voldoen’ aan de criteria van deze clusters. Kinderen die niet op de reguliere school terecht kunnen en niet ‘ernstig genoeg’ zijn om op de clusterscholen te komen. Deze kinderen gaan naar het speciale basisonderwijs. Dit onderwijs is gespecialiseerd, omdat het op een andere manier probeert het basisonderwijs te bieden, zoals het in de wet staat op primair onderwijs. Zij hebben de opdracht om te
8
PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING proberen deze kinderen tot het eind van groep 8 te brengen, zodat ze later naar het vervolg onderwijs kunnen. De Bongerd en Merwerode staan op het punt van fuseren. Na 1 augustus ontstaat er een speciale basisschool aan de Noordersingel, met een capaciteit van 250 leerlingen met een regio functie. Deze speciale basisschool werkt in samenwerkingsverband. De school is opgericht in 1973 omdat een aantal wijze mensen bedachten dat er een aantal kinderen bestonden, die extra speciale aandacht nodig hebben. In het schoolbestuur zaten vertegenwoordigers van het christelijke, openbaar en rooms-katholieke onderwijs. In 1978 heeft men een eigen gebouw gekregen met de extra toevoeging om experimenteel een kleuterklas voor kinderen vanaf 4 jaar op te starten: de afdeling ‘zeer jeugdigen”. Dit werd snel veranderd in onaangepaste kleuters, wat na 3 jaar is veranderd in ‘in ontwikkeling bedreigde kleuters’. Nu zijn het de ‘jonge risico kinderen’. De kinderen van 4 tot 6 jaar zijn 11 jaar lang opgevangen vanuit heel de regio. Dit omdat De Bongerd als enige experimenteel deze klas mocht houden. Interne ontwikkeling in de school. Er bleek een categorie kinderen te zijn die nog niet zo bekend was. Het betrof hier kinderen onder de leeftijd van 6 jaar, die al zo opvielen, zodat de basisschool al aangaf niet verder te kunnen met deze kinderen. Dit bleek later te gaan om kinderen met vorm van autisme. Dit was voor die tijd nog niet bekend als autistisch. Kinderen die normaal of meer dan normaal begaafd waren, maar wel autistisch. De Bongerd is zich hierin gaan specialiseren, wat resulteerde in grote klassen. Deze situatie is besproken in de Tweede Kamer en men wilde dit belonen met extra formatieplaatsgeld. Op dat moment had de gemeente hier echter geen geld voor. Na anderhalf jaar is dit geld wel beschikbaar gesteld. Dit was echter geld voor 1 jaar. Intussen zijn er speciale scholen voor de autistische kinderen opgericht. Deze scholen hadden echter nog geen expertise, leraren en schoolgebouw, waarin De Bongerd heeft voorzien. Na een jaar, toen de school wel eigen capaciteiten kreeg, hebben 72 kinderen de school verlaten en is men begonnen als school De Dijk. 17 Personeelsleden zijn van de Bongerd meegegaan naar deze school. Dit had tot gevolg dat De Bongerd veel kleiner is geworden. De Bongerd is begonnen als school voor 4 tot 12 jarigen. In 1985 kreeg men de mogelijkheid om hier VSO voortgezet onderwijs aan te kunnen koppelen. Soms waren deze kinderen 12, 13, 14 jaar voor ze de overstap konden maken naar het voortgezet onderwijs. De overheid was het hier niet mee eens en de VSO afdeling mocht niet blijven. Ditzelfde gold voor Merwerode in Sliedrecht, wat heeft geresulteerd in de aanstaande fusie. De toekomst. Midden in Papendrecht, midden in de regio, contacten met genoemde instellingen, genoemde basisscholen. Er wordt had gewerkt behoud, uitbreiding en kwaliteit. Men werkt intensief samen met jeugdzorg. Men ziet met belangstelling uit naar de op handen zijnde zorgplicht. En is nu al bezig om na te denken over de aan te bieden zorgarrangementen aan de basisscholen.
9.
Korte pauze
10.
Verduidelijkende vragen aan elkaar en discussie. De VOORZITTER geeft de leden van het Platform de mogelijkheid tot het stellen van vragen. Hij complimenteert de betrokkenen voor hun inzet en samenwerking in het belang van kinderen. De heer LICHTENBERG dankt de aanwezigen voor hun bijdragen. Hij vraagt wat het verschil is tussen voorschoolse en vroegschoolse opvang. Mevrouw SALENTIJN antwoordt dat voorschoolse opvang is voor kinderen die naar de basisschool gaan. Vroegschoolse opvang is voor kinderen van groep 1 en 2. Er wordt getracht de voortgang in groep 1 en 2 te waarborgen. De heer SCHOTTING informeert naar het overblijven. Wordt hier een kwaliteitsimpuls aan gegeven of staat dit op de nominatie om te verdwijnen?
9
PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING Mevrouw BEKE zegt dat de tussenschoolse opvang valt onder de kinderopvang. Het overblijven wordt over het algemeen door vrijwillige ouders gedaan. Deze ouders zullen in de toekomst wat meer geschoold worden. In de toekomst zullen de eisen aan de professionaliteit verhoogd worden. De VOORZITTER vraagt of met tussenschoolse opvang alle tussenschoolse opvang wordt bedoeld. Onder welke wet valt het tussen de middag overblijven onder de begeleiding van Wasko?
Mevrouw BEKE antwoordt dat onder buitenschoolse opvang voor, tijdens -en naschoolse opvang wordt bedoeld. Bij sommige scholen verzorgen ouders de tussenschoolse opvang. De eisen daarvoor worden echter strenger en daarom is samenwerking met Wasko gezocht. De heer LICHTENBERG merkt op dat de wettelijke eisen die straks aan de gemeente worden gesteld niet betekenen dat deze aan dezelfde eisen moet voldoen als de Wet kinderopvang. Hij vraagt zich af of hier een dilemma in de financiering zal ontstaan. Mevrouw BEKE verwacht het vooralsnog niet. Mevrouw VERGEER vraagt nadere informatie over het MD-team. Mevrouw SALENTIJN zegt dat het is begonnen met onderzoek dat plaatsvond op de peuterspeelzaal. Dit deed men in samenwerking met het consultatiebureau en de logopedie. Een ieder bekeek de situatie vanuit zijn eigen invalshoeken. Om de lijnen kort te houden ontstond er behoefte aan een dergelijk team. Het eerdere vto-team bestond niet meer, dus heeft men het MD-team opgericht. Mevrouw BAKKER vult aan dat het team 1 maal in de 6 tot 8 weken bij elkaar komt met de verschillende disciplines. Kinderen kunnen aangemeld worden met of zonder de toestemming van ouders. Er wordt geprobeerd de expertise die bij verschillende teamleden aanwezig is op tafel te kijken. Er bestaat een samenwerkingsverband tussen Papendrecht en Alblasserdam. Het MD-team is pas sinds een aantal maanden pas bezig. Er zijn 3 bijeenkomsten geweest, waarin een aantal casussen besproken zijn, die gevolgd worden. De heer HOOGLAND begrijpt dat de heer Visser terughoudend staat tegenover buitenschoolse opvang. Per 1 januari 2007 wordt dit echter verplicht. Hoe zal hij hier mee omgaan? De heer VISSER zegt dat de school dit kan uitbesteden. De heer RIETVELD vraagt hoe dit praktisch geregeld zal worden wanneer de voorzieningen niet aanwezig zijn. En hoe wordt dit financieel geregeld? Mevrouw VAN DIEJEN antwoordt dat de ouders een financiële bijdrage moeten leveren. De heer RIETVELD vindt onderwijsbegeleiding een goed onderwerp voor de komende PMV agenda. De VOORZITTER zegt dat dit een besluit van de raad is. Men zou de wethouder er op kunnen aanspreken, om het zodoende in de raad te laten terugkomen. Mevrouw VAN DER BEEK vraagt of de raadsleden de informatie die vanavond is gegeven en een overzicht van de taken op papier kunnen ontvangen. Dit met oog op de aanstaande veranderingen. De VOORZITTER zegt dat de actieve informatieplicht van het college hierin zal voorzien. Mevrouw VAN DER BEEK vraagt of de taken van de schoolbegeleidingsdienst (in verband met de gekorte subsidie) door MEE zullen worden overgenomen. Mevrouw MULDER ontkent dit.
De voorzitter geeft een korte opsomming van wat vanavond is besproken: • De ontwikkelingen op het gebied van het achterstandsbeleid.
10
PLATFORM MAATSCHAPPELIJKE VERKENNING • • • • • • • •
• • •
De VVE: de gemeente haalt de doelstellingen niet, het percentage loopt terug. Aandacht is hiervoor gewenst. Schakelklassen. De professionalisering van de tussenschoolse opvang: wat op scholen en wat door Wasko? Het MD- team, het professionele samenwerkingsverband gericht op het kind. Het doorgeven van informatie; de peuterestafette. Dit behoeft aandacht. De Brede School: door een groot gedeelte van de aanwezigen wordt hier positief over gedacht, Een enkeling is niet positief. Het belang van het ontstaan van een keten met sterke schakels. Het wetsvoorstel van de Tweede Kamer van mevrouw Hamer, om de peuterspeelzaal op te heffen en te komen met een basisvoorziening. Er wordt 16 uur voor de onderkant van de inkomensgroepen gratis aangeboden. Een belangrijke ontwikkeling: de meerderheid van de Tweede Kamer lijkt hier voor te zijn. De Papendrechtse ontwikkelingen: het onderwijs meer vanuit het kind en minder klassikaal Aandacht voor kinderen die stagneren in de ontwikkelingslijn. Grote betrokkenheid en motivatie om te komen tot een ontwikkelingslijn.
Een vervolgavond zal worden georganiseerd door het PMV. Dit zal een avond zijn waar ouders en anderszins betrokkenen kunnen inspreken. Het voorstel is deze avond te laten plaatsvinden na de zomervakantie. Alle organisaties worden uitgenodigd om mee te luisteren. Dit zal geen informatie avond zijn, maar een avond met ervaringen van betrokkenen. De uitkomsten van deze avond zullen in de vergadering van het PMV van 29 juni worden nabesproken. De taak van het college is de uitvoering van het beleid, de ambtenaren geven de vorm. De raad heeft een belangrijke rol in het vormgeven van het beleid. Zij kan aangeven wat de doelen moeten zijn. Afgezien van de kinderen zelf, zullen de mensen in het veld de grootste rol toebedacht krijgen. Het doel is om snel tot goede resultaten te kunnen komen.
11. Sluiting. Niets meer aan de orde zijnde, dankt de VOORZITTER de aanwezigen voor hun aandacht en inbreng en sluit de bijeenkomst om 22.00 uur.
11