Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten Verkenning
Auteur(s)
Harry Mertens en Renske van der Zwet
Datum
Utrecht, februari 2009
© MOVISIE
MOVISIE Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling MOVISIE is het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. We bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. In ons werk staan vijf actuele thema's centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet. We investeren in de kracht en de onderlinge verbinding van burgers. We doen dit door maatschappelijke organisaties, overheden, maatschappelijk betrokken bedrijven en burgerinitiatieven te ondersteunen, te adviseren én met hen samen te werken. Lokaal of landelijk, toegesneden op het vraagstuk en de organisatie. Zo kunnen deze organisaties en hun professionals hun werk voor de samenleving zo goed mogelijk doen. Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl.
COLOFON Auteur(s): Harry Mertens en Renske van der Zwet Projectnummer: 1801 Datum: februari 2009 © MOVISIE Bestellen: www.movisie.nl Dit betreft een publicatie die uitkomt in het kader van het VWS-programma Beter in Meedoen. Dit meerjarige programma is gericht op de vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Meer informatie over dit programma kunt u vinden op de website: www.invoeringwmo.nl
Voorwoord De sociale sector besteedt veel tijd en energie aan het leveren van een positieve bijdrage aan de maatschappij. Sommige beroepen uit de sociale sector bestaan al meer dan honderd jaar. Maar wat zijn nu eigenlijk de resultaten van dit werk? Welke werkwijzen zijn het meest succesvol? Hierover is nog te weinig bekend, terwijl er vanuit de overheid een groeiende behoefte is aan meer inzicht op dit gebied. Vandaar dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in het kader van haar programma Beter in meedoen voor vijf jaar middelen vrijmaakt voor het project Effectieve interventies. Effectieve interventies is een onderdeel van het VWS-programma Beter in Meedoen. Na de invoering van de Wmo is het zaak om vooruit te kijken en te bezien welke inspanningen nodig zijn om van de Wmo een echte participatiewet te maken. Beter in meedoen richt zich op de vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) die sinds januari 2007 van kracht is. Het programma ondersteunt gemeentes, uitvoerende instellingen, professionals, burgers en cliënten bij de innovatie van het beleid en bij een kwalitatief betere uitvoering van de Wmo. Welke methoden zijn er in de sociale sector en hoe effectief zijn ze? Deze vraag beantwoordt MOVISIE in het vijfjarige project Effectieve interventies. Dit gebeurt in samenwerking met gerenommeerde wetenschappers en deskundigen uit de praktijk. In 2008 heeft MOVISIE onderzoek verricht naar methoden op 4 thema’s: Wonen met zorg en welzijn, sociale samenhang, mantelzorg en vrijwilligerswerk en activering, oftewel de samenhang tussen de Wet De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Binnen deze thema’s is gezocht naar methoden in twaalf subthema’s: Thema 1: Mantelzorg en vrijwilligerswerk: - Respijtzorg (tijdelijke opvang van mensen die normaal mantelzorg krijgen) - Diversifiëren van het vrijwilligersbestand binnen vrijwilligersorganisaties - Het ondersteunen van lokaal vrijwilligerswerk Thema 2: Sociale samenhang: - Stimuleren van overbruggende contacten (klassen, etniciteit, generaties) - Stimuleren van buurtgebonden actief burgerschap - Stimuleren van maatschappelijke binding van jongeren (moslimradicalisme, links- en rechtsextremisme) Thema 3: Wonen met zorg en welzijn: - Voorzieningen dichtbij - Versterken van maatschappelijke participatie van oudere migranten - Bevorderen van maatschappelijke inzet door vitale ouderen Thema 4: De samenhang tussen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw): - Individuele ondersteuning of activering gericht op maatschappelijke participatie - Groepsgerichte activiteiten gericht op maatschappelijke participatie - Toegankelijk maken van algemene voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie voor kwetsbare mensen De verkenning die hier voor u ligt is onderdeel van de 12 verkenningen op deze subthema’s. De overige verkenningen kunt u vinden op de pagina van Effectieve Interventies op de website van MOVISIE: www.movisie.nl.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
1
De verkenningen zijn geen volledig uitgewerkte rapportages over de subthema’s. De verkenningen zijn werkdocumenten die de zoektocht naar methoden weergeven. Dit rapport bevat een groslijst van methoden, die in samenspraak met een groep experts is opgesteld. De verkenning vormt de basis voor ons verdere onderzoek. Het vervolgonderzoek zal zich richten op een selectie van methoden uit de groslijst. Nagegaan zal worden welke methoden voldoen aan een zekere mate van onderbouwing. Deze methoden worden nader beschreven en opgenomen in de databank Effectieve interventies. We zullen dit natuurlijk doen in overleg met direct betrokkenen. Mochten er nog methoden ontbreken op de groslijst, dan kunnen we deze in het vervolgonderzoek meenemen. De onderzochte thema’s dekken niet het gehele veld van de sociale sector en de Wmo. In het vervolgonderzoek gaan we verder op zoek naar methoden die binnen de grenzen van ons onderzoeksterrein, maar buiten de grenzen van de onderzochte subthema’s vallen. Zo bouwen we onze kennis langzaam op, tot een representatief beeld van het veld ontstaat. Voor alle verkenningen zijn we uitgegaan van een gelijkwaardige onderzoeksopzet. Tot deze opzet behoorde een – voorlopige – definitie van het begrip methode: 'Een systematische manier van handelen om een doel te bereiken'. Daarnaast is gekeken naar drie aanvullende eisen: - De methode is beschreven, weldoordacht en onderbouwd; - De methode wordt ten minste twee jaar in de praktijk toegepast; - De methode wordt niet slechts op één plek en door één instelling ingezet. De volgende stap is het voorleggen van deze aangevulde lijst met methoden aan de betrokken uitvoerende organisaties middels een enquête om zo de veelgebruikte methoden te selecteren. Op basis van het derde criterium gaan we de lijst beperken tot de in Nederland veelgebruikte methoden. De gegevens voor dit criterium (spreiding) worden verzameld op basis van een enquête onder verschillende uitvoerende organisaties. Zodoende zal dit verkennende onderzoek uiteindelijk leiden tot een overzichtslijst van methoden die veel worden toegepast door sociale professionals in Nederland. De groslijst is een brede inventarisatie. Wanneer er twijfel bestond of de methode aan de definitie en eisen voldeed, hebben we de methode wel opgenomen. Het vervolgonderzoek zal uitwijzen of de methode voldoet aan de criteria voor uitgebreide beschrijving en opname in de databank. In een aantal verkenningen naar subthema’s beperken we ons niet tot methoden, maar wordt ook aandacht besteed aan diensten, projecten en activiteiten die daarbinnen geleverd, opgezet en geboden worden. Voor sommige subthema’s bleken deze onderdelen onmisbaar om een adequaat beeld te schetsen van de activiteiten. We zijn ons ervan bewust dat de invalshoek van methoden nooit een volledig beeld van het werk in de sector kan schetsen. Wanneer we één conclusie kunnen trekken uit de verkenningen is het dat in grote delen van de sociale sector nog maar weinig met methoden gewerkt wordt. Om een goed beeld te krijgen van wat wel of niet werkt binnen de sociale sector is het dus zaak om de methoden te zien binnen de context van het vele, nuttige werk dat er los van methoden verricht wordt. Ook hiervoor is ruimte binnen het project Effectieve interventies. Voor meer informatie en contactgegevens van ons projectteam kunt u terecht op onze website (www.movisie.nl). Wij willen tenslotte iedereen bedanken die aan de totstandkoming van deze en andere verkenningen heeft meegewerkt. In het bijzonder alle mensen uit de praktijk die ons ruimhartig van informatie hebben voorzien.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
2
Inhoudsopgave 1
Inleiding ............................................................................................................................................. 4 1.1 De Wmo en Wonen met Zorg en Welzijn .................................................................................. 4 1.2 De Wmo en oudere migranten................................................................................................... 4 1.3 Maatschappelijke participatie en oudere migranten .................................................................. 5 1.4 Verkennend onderzoek .............................................................................................................. 7 1.5 Leeswijzer .................................................................................................................................. 8 2 Achtergrond ....................................................................................................................................... 9 2.1 Doelgroep .................................................................................................................................. 9 2.2 Maatschappelijke ontwikkelingen in het veld ........................................................................... 10 2.2.1 Historische context allochtone ouderenbeleid ............................................................ 10 2.2.2 Sociale uitsluiting ........................................................................................................ 10 2.2.3 Interculturalisatie van woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen .................................... 11 2.3 Afbakening sector .................................................................................................................... 13 3 Voorzieningen .................................................................................................................................. 15 3.1 Woongroep .............................................................................................................................. 15 3.2 Dagopvang............................................................................................................................... 15 3.3 Woongroep gecombineerd met dagopvang ............................................................................ 16 3.4 Multifunctioneel centrum ‘De Hudsonhof’ ................................................................................ 16 3.5 Multifunctioneel zorgcentrum ‘Transvaal’ ................................................................................ 17 3.6 ‘Het Huis van de Buurt’ ............................................................................................................ 17 3.7 Multiculturele wijkvoorziening ‘De Leeuwenhoek’ ................................................................... 17 3.8 Multiculturele ontmoetingscentra ............................................................................................. 18 3.9 Kleinschalige multiculturele ontmoetingscentra ....................................................................... 20 4 Groslijst methoden ........................................................................................................................... 22 4.1 Thuis! ....................................................................................................................................... 22 4.2 Activerend Huisbezoek voor en door allochtone ouderen ....................................................... 22 4.3 Cultuurtolken ............................................................................................................................ 23 4.4 Intermediairs voor allochtone ouderen .................................................................................... 25 4.5 Intermediairs voor allochtone oudere vrouwen ........................................................................ 26 4.6 Voorlichtingsmethode Ouder worden in Nederland (in de 21e eeuw) ..................................... 26 4.7 De Turkse mantelzorger beter ondersteund! ........................................................................... 28 4.8 Reminiscentiemethodiek .......................................................................................................... 29 4.9 Anders oud worden (AOW) ...................................................................................................... 31 4.10 Huiskamergesprek ................................................................................................................... 31 4.11 WAVE ...................................................................................................................................... 32 5 Eerste bevindingen .......................................................................................................................... 33 6 Literatuur.......................................................................................................................................... 35 Bijlage 1 ................................................................................................................................................... 37
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
3
1
1.1
Inleiding
De Wmo en Wonen met Zorg en Welzijn
Het doel van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is het scheppen van een omgeving en het aanreiken van instrumenten en voorzieningen die ervoor zorgen dat kwetsbare mensen zoveel mogelijk zichzelf kunnen redden en aan de samenleving kunnen deelnemen. Zo gewoon mogelijk leven van kwetsbare ouderen en mensen met beperkingen is ook de inzet van het recente actieplan Beter (t)huis in de buurt, waarin het Ministerie van VROM/WWI en het Ministerie van VWS de doelstellingen voor Wonen met Zorg en Welzijn uit het coalitieakkoord uitwerken. De precieze doelstelling op het gebied van Wonen met Zorg en Welzijn is volgens Actieplan Beter (t)huis in de buurt: “Bevorderen dat ouderen en mensen met beperkingen zelfstandig in hun wijk (kunnen) blijven wonen, ondersteuning en zorg op maat thuis kunnen ontvangen en daardoor (langer) mee kunnen doen in de maatschappij. Ouderen en mensen met een beperking kunnen zoveel als mogelijk kiezen hoe zij willen wonen en hoe zij zo nodig zorg en ondersteuning ontvangen.” De doelgroepen zijn ouderen en mensen met een handicap of psychische beperking. De Wmo is een participatiewet. Deze wet heeft als uitgangspunt dat mensen zoveel mogelijk zelf hun problemen oplossen en hulp organiseren, zo nodig met hulp van familie of vrienden. Als dit niet mogelijk is kan de hulp van de gemeente worden ingeroepen. Voor sommige groepen burgers is het moeilijk om deze eigen verantwoordelijkheid te dragen. Zij hebben soms onvoldoende vaardigheden, kennis en sociale contacten om de (professionele) hulp te organiseren die zij nodig hebben. Gemeenten hebben echter de plicht om zich ervan te vergewissen dat ook de belangen en behoeften van de ingezetenen die niet voor zichzelf opkomen, worden betrokken in het beleid (Wmo, artikel 11). Met andere woorden, gemeenten moet weten wat de belangen en behoeften zijn van de kwetsbare burgers in hun gemeenten, zoals vluchtelingen en oudere migranten (Kosec et. al. 2008).
1.2
De Wmo en oudere migranten
Op dit moment zijn de meeste allochtone ouderen nog tussen de 55 en 65 jaar, maar in de toekomst zal het aantal 65-plussers en 75-plussers stijgen. In absolute zin vertienvoudigt het aantal migranten ouder dan 65 van nog geen 50.000 nu naar bijna een half miljoen in 2050. Ook in relatieve zin stijgt hun aandeel, van ruim 2% in de totale groep 65-plussers nu naar bijna 5% in 2020 en 12% in 2050. Hierdoor zal het beroep op (gezondheids)zorgvoorzieningen toenemen, in het bijzonder in de grote steden waar de meeste allochtone ouderen wonen (Schellingerhout 2004b). Deze groep ouderen is zeer divers en verkeert voor een belangrijk deel nog in een emancipatiefase. Om deze groeiende groep uit hun eigen kring te halen en midden in de maatschappij te zetten, is het belangrijk dat ze ten volle meedoet aan alles wat de samenleving te bieden heeft (zie www.netwerknoom.nl, geraadpleegd op 14-08-2008). Oudere migranten verkeren in dezelfde situatie als de autochtone ouderen voor wat betreft beperkingen voor zelfstandig functioneren. Hun beperkte beheersing van het Nederlands is echter een extra complicerende factor omdat die de communicatie met mensen van buiten de eigen familie sterk bemoeilijkt. Nieuwe kennis verwerven mensen uit deze doelgroepen via mondelinge overdracht door vertrouwde personen. Instellingen hebben in het algemeen nog geen werkbare manier gevonden om deze groepen te informeren en voor te lichten op een wijze die bij deze doelgroepen past. Deze ouderen behoren relatief vaak tot de groep die zich terugtrekt uit het maatschappelijk leven. Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
4
Daar bovenop worden allochtone ouderen ook geconfronteerd met een aantal specifieke problemen. Zo hebben oudere migranten vaak een onvolledige AOW opgebouwd waardoor hun inkomenspositie kwetsbaar is. Daarnaast hebben ze specifieke gezondheids- en welzijnsproblemen en hebben de meeste een schrikbarend laag opleidingsniveau (Schellingerhout 2004a). De financiële positie van veel allochtone wijkt daarmee sterk af van die van autochtone ouderen en is relatief slecht. Alarmerend is het gegeven dat armoede onder allochtone ouderen zeven keer zo vaak voorkomt als bij autochtone ouderen (Mertens 2008). De deelname van oudere migranten aan de samenleving wordt door deze factoren sterk bemoeilijkt. Binnen de beleidskaders van de Wmo is het bevorderen van de maatschappelijke participatie van de allochtone ouderen echter nog teveel onderbelicht gebleven. Van de negen prestatievelden van de Wmo zijn er vijf waarop in het bijzonder specifieke aandacht voor allochtone ouderen gewenst is. Dit zijn achtereenvolgens: sociale samenhang en leefbaarheid, informatie en advies, mantelzorg en vrijwilligerswerk, het verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met beperkingen en het bevorderen van deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. De participatie van allochtone ouderen op de hierboven omschreven prestatievelden blijft achter, het lokale Wmo-aanbod sluit veelal niet aan bij hun leefwereld en het maatschappelijke middenveld op het gebied van zorg en welzijn is onvoldoende toegerust, zowel in personeel, instrumenteel als organisatorisch opzicht. Terwijl juist gerichte maatregelen nodig zijn om hen te stimuleren tot blijvend maatschappelijk participeren (De Wild en Mertens 2007). Voor zowel gemeenten als zorg- en welzijnsinstellingen is het belangrijk om te weten welke methoden en voorzieningen ertoe doen als het gaat om het bevorderen van de maatschappelijke participatie van kwetsbare burgers zoals oudere migranten. Met de komst van de Wmo is namelijk de verantwoordelijkheid hiervan voor een groot deel bij de gemeenten komen te liggen. Met name de drie prestatievelden sociale samenhang en leefbaarheid, informatie en advies, en mantelzorg en vrijwilligerswerk zijn hier relevant.
1.3
Maatschappelijke participatie en oudere migranten
Maatschappelijke participatie behelst de deelname van (groepen) burgers aan de samenleving, zoals het hebben van werk, volgen van onderwijs en betrokken zijn bij leefbaarheid van de eigen omgeving (zie www.thesauruszorgenwelzijn.nl geraadpleegd op 3-12-2008). Het actief deelnemen in maatschappelijke organisaties waarbij men zich, onbetaald, vanuit betrokkenheid inzet voor anderen, voor de maatschappij of een groep in de samenleving is een voorbeeld van maatschappelijke participatie. Maar, zoals hieronder zal worden toegelicht, het bevorderen van de maatschappelijke participatie van allochtone ouderen kan ook gericht zijn op het leren van de Nederlandse taal zodat zij zelfstandig kunnen functioneren in het dagelijks leven of het creëren van een ontmoetingsruimte voor de eigen groep om onderlinge sociale contacten te stimuleren. Participatie (en integratie) zijn begrippen die in de ouderensector een specifieke inhoud hebben gekregen. Als ze domineren in de doelstellingen van de organisatie dan is er het risico dat de organisatie voorbij gaat aan de behoeften waaraan eerst voldaan moet zijn. De wensen en behoeften van allochtone ouderen moeten dan ook eerst in kaart worden gebracht en zij moeten vervolgens betrokken worden bij de realisatie van het aanbod waar zij behoefte aan hebben, stelt Nelissen (2000). Zij meent dat het ontwikkelen van passend aanbod voorrang heeft boven het streven om ouderen te laten participeren in overlegstructuren, en boven het bevorderen van de integratie van allochtone ouderen in de wereld van de autochtone ouderen.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
5
Fenna Hendriks van Stichting Divers in Den Bosch ontwikkelde daarom met haar collega’s een model dat helpt om passend aanbod voor Zuid-Europese ouderen inzichtelijk te maken (zie afbeelding) (Nelissen en Sittrop 2001). Dit participatiemodel is gebaseerd op de piramide van Maslow. Het helpt opbouwwerkers of ouderenwerkers begrijpen waarom mensen verschillende behoeften hebben. In fase 1 zijn bewoners bezig met overleven, er is geen ruimte voor iets anders. In fase 2, wanneer de basiszaken op orde zijn, kan een mens aandacht hebben voor zijn omgeving. In deze fase van herkennen zoeken mensen elkaar op, vaak op basis van een overeenkomst. In de derde fase van oriënteren (verkennen) kijken mensen verder. Ze zoeken contact met anderen, hebben belangstelling voor dingen die nieuw zijn, willen hun leefwereld uitbreiden. In fase 4 hebben mensen duidelijke opvattingen, normen en waarden en ze erkennen dat andere mensen andere opvattingen, normen en waarden kunnen hebben. Dit is de fase dat zij kunnen integreren. Mensen zijn in staat om vanuit een autonome positie en op basis van gelijkwaardigheid samen te werken met anderen.
Zelfredzaamheid is belangrijk om te kunnen overleven (fase 1). Hierbij valt te denken aan het leren van de Nederlandse taal, een grotere toegankelijkheid van Nederlandse instellingen die voor ouderen belangrijk zijn en informatie in de eigen taal over belangrijke voorzieningen. Bij fase 2 horen zaken als een centrum voor ontmoeting in de eigen kring, een eigen (plek in het) verzorgingshuis en een zinvolle dagbesteding. Met andere woorden: het mogelijk maken en stimuleren van de onderlinge contacten en ontmoetingen binnen de specifieke groep. Pas bij fase 3 komen interculturele activiteiten en ontmoetingen ter sprake. Oftewel: het mogelijk maken en stimuleren van de contacten en ontmoetingen buiten de eigen groep. Om de maatschappelijke participatie van allochtone ouderen te bevorderen moet rekening gehouden worden met de verschillende fasen waarin oudere migranten verkeren en met de verschillende behoeften die zij dan hebben. Zo zal een breed scala van aanbod van methoden en voorzieningen met verschillende subdoelen ontstaan dat is afgestemd op de verschillende behoeften maar die allen de maatschappelijke participatie van oudere migranten beogen te bevorderen. Tijdens de expertmeeting werd duidelijk dat de experts deze benadering van maatschappelijke participatie herkenden. “Participatie moet niet worden opgelegd aan ouderen; zij moeten zelf kunnen aangeven waar zij behoefte aan hebben.” Sommige oudere migranten hebben veeleer de behoefte om de Nederlandse taal te leren of hun sociale isolement te doorbreken door het aangaan van contacten met ouderen uit de eigen etnische groep. Vrijwilligerswerk doen in een Nederlandse vereniging bijvoorbeeld is dan simpelweg een te grote stap. Dit betekent dat maatschappelijke participatie niet Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
6
alleen moet worden opgevat als participatie buiten de eigen kring, maar dat participeren binnen de eigen groep ook een vorm van maatschappelijke participatie is. De aanwezigen benadrukten dat de bonding contacten binnen de eigen etnische groep van groot belang zijn. “Het is erg belangrijk dat allochtone ouderen zich eerst veilig voelen binnen de eigen groep, eerder kan niet verwacht worden dat zij zomaar naar buiten treden en contacten aangaan met mensen buiten de eigen groep. Vrijwilligerswerk binnen de eigen kring is dan ook net zo waardevol als vrijwilligerswerk binnen een Nederlandse organisatie.” De experts zien deze onderlinge contacten als een voorwaarde. Zij menen “dat het stimuleren van contacten binnen de eigen groep de basis is van alle vormen van participatie.” Ook het Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten (NOOM) benadrukt het stimuleren van de onderlinge contacten van oudere migranten teneinde de maatschappelijke participatie te bevorderen. Het NOOM is een samenwerkingsverband van landelijke organisaties van oudere Surinamers, Turken, Marokkanen, Chinezen, Molukkers en Zuid-Europeanen. Deze organisatie is opgericht in 2007 met het doel om alle allochtone ouderen te representeren, zodat een sterke landelijke belangenbehartiging ontstaat. Het NOOM vraagt gemeenten om in het kader van de Wmo expliciet aandacht te besteden aan oudere migranten. “Het is belangrijk dat gemeenten daadwerkelijk initiatieven ondersteunen vanuit de verschillende migrantengemeenschappen om te komen tot ontmoetings-, dagopvang- en woonprojecten. De behoefte is groot. Dit soort projecten nodigen ouderen uit om de deur uit te gaan, bieden dagstructuur en activeren de deelnemers. Zelforganisaties willen graag aan de slag, maar missen vaak de capaciteit om dergelijke projecten te initiëren en vorm te geven. Met enige ondersteuning zijn initiatieven mogelijk die effect hebben op het welbevinden van de oudere migranten en tegelijk een potentieel aan nieuwe vrijwilligers meebrengen. Hier liggen bij uitstek kansen voor uitbouw van de Wmo als echte participatiewet.“ (zie www.netwerknoom.nl geraadpleegd op 27-012009)
1.4
Verkennend onderzoek
Het uiteindelijke doel van dit verkennende onderzoek is om het vizier nadrukkelijk te richten op de methoden. De centrale vragen daarbij zijn: welke methoden worden veel toegepast in Nederland, welke methoden worden bovendien ook succesvol geacht, en welke bewijsvoering kan daarvoor worden aangedragen? Echter, allereerst hebben we getracht het brede scala aan interventies dat in Nederland bestaat op het specifieke terrein van het bevorderen van de maatschappelijke participatie van allochtone ouderen te inventariseren. Wanneer immers direct ingezoomd zou worden op de methoden zou een deel van het werkterrein buiten beeld blijven. We richten ons hierbij in eerste instantie niet alleen op de voorzieningen en methoden die binnen het welzijnswerk en ouderenwerk worden gebruikt, maar zoeken we ook voorzieningen en methoden die door zorginstellingen en woningbouwcorporaties worden ingezet om de maatschappelijke participatie van oudere migranten te bevorderen. De zoektocht naar de interventies is in databases uitgevoerd aan de hand van gerichte zoektermen. Wij hebben gebruik gemaakt van Nederlandse databestanden die direct toegankelijk zijn. Het gaat dan om: de Projectenbank Zorg en Welzijn (MOVISIE), Dossiers sociaal beleid XS-2 (MOVISIE), Thema’s en dossiers van NICIS Institute en diverse themasites onder beheer van MOVISIE (zoals Zilveren Kracht). Verder is de beschikbare overzichtsliteratuur geraadpleegd. Bij de beschrijving en ordening van de methoden hanteren we een gestandaardiseerd format, waarlangs we de resultaten presenteren: korte beschrijving, doelgroep, doelstelling, aanpak, materiaal, praktische gegevens. Waar onderzoeksgegevens beschikbaar zijn over de effectiviteit van de geselecteerde methoden zal dit worden vermeld onder het kopje ‘Onderzoek’, waarin beschrijvingen en analyses van beschikbaar
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
7
onderzoek zijn samengevat. Wij hanteerden de eerste twee criteria bij het samenstellen van de onderstaande lijst met methoden: 1. De methode is beschreven, weldoordacht en onderbouwd 2. De methode wordt ten minste twee jaar in de praktijk toegepast 3. De methode wordt niet slechts op één plek en door één instelling ingezet (spreidingscriterium) Deze verkenning is het resultaat van deze eerste inventarisatie waarin naast methoden wordt ingegaan op voorzieningen en de diensten, projecten en activiteiten die daarbinnen geleverd, opgezet en geboden worden. Tijdens een expertmeeting1 nodigden wij experts uit om onze inventarisatie verder aan te vullen en inhoudelijk te reageren op onze eerste bevindingen. De aanvullingen en belangrijke opmerkingen van de experts over de methoden zijn verwerkt in deze verkenning. De volgende stap is het voorleggen van deze aangevulde lijst met methoden aan de betrokken uitvoerende organisaties middels een enquête om zo de veelgebruikte methoden te selecteren. Op basis van het derde criterium gaan we de lijst beperken tot de in Nederland veelgebruikte methoden. De gegevens voor dit criterium (spreiding) worden verzameld op basis van een enquête onder verschillende uitvoerende organisaties. Zodoende zal dit verkennende onderzoek uiteindelijk leiden tot een overzichtslijst van methoden die veel worden toegepast door sociale professionals in Nederland.
1.5
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 schetsen we de achtergronden die als fundament dienen voor de zoektocht naar interventies die tot doel hebben de maatschappelijke participatie van oudere migranten te bevorderen. Zo beschrijven wij de doelgroep, de maatschappelijke problemen en ontwikkelingen op het gebied van oudere migranten. In hoofdstuk 3 geven we een overzicht van enkele in het oog springende voorzieningen en de activiteiten en diensten die daar aangeboden worden. Vervolgens gaan we in hoofdstuk 4 in op de methoden die in Nederland worden toegepast om de maatschappelijke participatie van oudere migranten te bevorderen en het beschikbare bewijs voor de effectiviteit. Tot slot presenteren we in hoofdstuk 5 de uitkomsten en bevindingen van dit eerste deel van de verkenning.
1
Deze expertmeeting vond plaats op 21 oktober 2008. Zie de bijlage voor de deelnemerslijst.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
8
2
2.1
Achtergrond
Doelgroep
Het aantal oudere migranten neemt de komende jaren flink toe. Dit maakt aandacht voor deze specifieke doelgroep des te noodzakelijker. Uit onderzoek van het SCP blijkt dat er in 2004 ruim 115.000 niet-westerse allochtone 55-plussers in Nederland waren. Surinamers, Turken, Marokkanen en Antillianen zijn de grootste vier groepen. Samen vormen zij bijna 80% van de niet-westerse allochtone ouderen die in Nederland wonen. De ruim 115.000 niet-westerse allochtone 55-plussers vormen samen bijna 3% van alle 55-plussers. Het gaat om een nog kleine groep die snel groter zal worden: in 2020 zullen er 350.000 allochtone ouderen zijn, die samen ruim 6% van de ouderen vertegenwoordigen. De groep 55-plussers onder de allochtone bevolking die de komende jaren zal toenemen heeft een relatief groot risico om in een sociaal isolement te komen. Deze groep zal namelijk de komende jaren met pensioen gaan. Dit betekent dat hun inkomen zal afnemen en daarmee ook hun mogelijkheden om deel te nemen aan de maatschappij (Schellingerhout 2004b). De Surinaamse ouderen vormen de grootste groep niet-westerse allochtone 55-plussers (32.614 in 2003), gevolgd door de Turken (26.164), Marokkanen (22.953) en de Antillianen (9162). De Molukkers vormen een aanzienlijk kleinere groep met naar schatting tussen de 3500 en 5600 ouderen. De Surinaamse en Molukse groepen tellen relatief gezien de grootste aantallen 65-plussers. Het aantal oudere Turkse en Marokkaanse mannen overtreft het aantal oudere vrouwen uit die landen, bij de Antillianen, Surinamers en Molukkers zijn er meer vrouwen dan mannen. Met uitzondering van de Molukse ouderen wonen de meeste allochtone ouderen in de grote steden. Deze groepen oudere migranten kennen wat betreft gezondheid grote verschillen. De Molukse ouderen zijn over het algemeen zeer gezond, in sommige opzichten gezonder dan autochtone ouderen. Turkse en Marokkaanse ouderen springen er wat gezondheid betreft negatief uit: zij hebben veel chronische aandoeningen en hebben vaak ernstige beperkingen. Ook binnen de groepen zijn er gezondheidsverschillen, bijvoorbeeld naar geslacht en naar opleidingsniveau. Beleving van ziekte en hulpzoekgedrag hebben een culturele achtergrond, die verschilt per groep. Bij de aanpassing van zorgvoorzieningen zal dan ook steeds moeten worden gezocht naar maatwerk (Schellingerhout 2004b). Hindoestanen worden over het algemeen niet gezien als een probleemgroep, maar eerder als een succesvolle bevolkingsgroep wat betreft hun integratie in de Nederlandse samenleving (Choenni et. al. 2008). In Nederland wonen naar schatting 160.000 Hindoestanen afkomstig uit Suriname. Hindoestaanse ouderen weten zich te redden in Nederland, over het algemeen beheersen ze de taal, hebben ze gewerkt en weten ze de weg naar zorgvoorzieningen. De Hindoestanen vormen een hechte gemeenschap die vooral onderlinge contacten hebben. Specifieke aandacht voor de grotere groepen (oudere) migranten zoals Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen is er soms wel, maar de ouderen uit kleinere migrantengroepen worden meestal vergeten (Kosec et. al. 2008). Er zijn nog talloze kleine groepen arbeidsmigranten of vluchtelingen uit Noord-Afrika (Egyptenaren, Tunesiërs), Midden- en West-Afrika (Somaliërs, Ghanezen), het Midden-Oosten en Azië (Afghanen, Iraniërs, Irakezen enz.) en Zuid-Amerika (bijvoorbeeld Chilenen, Argentijnen) (Luif en Gronthoud 2005). Hoewel deze over het algemeen nog wat jonger zijn, bevinden zich hieronder toch ook al 50-plussers. Het is daarnaast ook belangrijk om ook speciale aandacht te besteden aan genderaspecten.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
9
2.2
Maatschappelijke ontwikkelingen in het veld
2.2.1 Historische context allochtone ouderenbeleid Het thema ouder worden in een vreemd land heeft een aantal periodes in de belangstelling gestaan. Het onderwerp dook voor het eerst in 1987 op in Nederland tijdens een conferentie van de EURAG in Noordwijkerhout. In Nederland maakten wij ons in eerste instantie vooral zorgen over een groep nietwesterse migranten, deels arbeidsmigranten en deels afkomstig uit de vroegere kolonie Suriname, die in een dreigende langdurige “achterstandssituatie” dreigen te geraken. Daar kwamen later nog ouder wordende vluchtelingen bij (Mertens 2008). De overheid onderkende op een gegeven moment het probleem dat allochtone ouderen nauwelijks bekend zijn met het Nederlandse zorgsysteem. In 1991 zei de toenmalige minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur tijdens het symposium Tussen wal en schip van het NIZW: “De afbrokkelende mantelzorg en het gebrek aan kennis over voorzieningen kunnen in de praktijk leiden tot problemen als isolement, vereenzaming, verarming en verzorgingsgebrek (Tenhaeff et. al. 1999).” Het onderwerp allochtone ouderen kwam uiteindelijk in juli 2003 voor het eerst echt op de politieke agenda toen de Voorlopige raad voor het Ouderenbeleid het advies ‘Kleur bekennen’ uitbracht. In 1994 reageerde het toenmalige Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur op dat advies met de notitie ‘Kleurrijk grijs’. Daarna volgde een eerste golf met veel aandacht in de vorm van publicaties en methodiekontwikkeling. De beleidslijn van het ministerie was; algemeen beleid waar mogelijk, specifiek of categoriaal waar nodig. Na enkele jaren zwakte de politieke aandacht af. Het was immers maar een relatief kleine groep en echte structurele aandacht zou op termijn wel eens veel kunnen gaan kosten. In het werkveld stond de ontwikkeling echter niet helemaal stil. Daar bleef een aantal professionals zich bezig houden met het opzetten en aanbieden van voorzieningen en het ontwikkelen van methoden voor deze specifieke doelgroep zoals verderop in deze verkenning zal blijken (Mertens 2008). De laatste jaren is de nadruk steeds meer komen te liggen op een kansgerichte benadering. Een goed voorbeeld hiervan is het meerjarige stimuleringsprogramma Zilveren Kracht van MOVISIE. Het biedt kennis, hulp en inspiratie aan organisaties die maatschappelijke inzet van senioren willen stimuleren: gemeenten, welzijnsorganisaties, zorginstellingen, woningcorporaties, bedrijven, vrijwilligersorganisaties en ouderenorganisaties. In plaats van een focus op de problemen van oudere migranten wordt er nadrukkelijk ook gekeken naar de kennis en (levens)ervaring waarover zij beschikken. Steeds meer wordt vanuit het welzijnswerk ingezet op het ontdekken, erkennen, benutten en zichtbaar maken van het maatschappelijke kapitaal van oudere migranten. Maar er zijn in dit kader nog geen methoden ontwikkeld. ‘Zonder de probleemkant uit het oog te verliezen lijkt het slim de focus te verleggen naar de potenties en de kracht en daarmee te kiezen voor empowerment als invalshoek voor het verbeteren van de maatschappelijke positie van allochtone ouderen en in te zetten op hun zilveren kracht’, stelt Harry Mertens (2008). Daarnaast is er steeds meer aandacht voor initiatieven vanuit de eigen groep en in zelforganisaties, meent Schellingerhout (2004b). Deze initiatieven kunnen gericht zijn op het daadwerkelijk hulp verlenen aan de ouderen of op het ondersteunen van de mantelzorgers. 2.2.2 Sociale uitsluiting Volgens het onderzoek van het SCP naar de gezondheid en het welzijn van allochtone ouderen bleek deze groep ouderen een duidelijke risicogroep voor sociale uitsluiting te zijn als gevolg van een lage opleiding, een hoog percentage werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, een laag inkomen en een slechte beheersing van de Nederlandse taal (Schellingerhout 2004b). Allochtone ouderen kampen ook Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
10
relatief vaak met psychische problemen zoals vereenzaming en depressie. Overigens beperkte het SCP zich in dit onderzoek tot Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse en Molukse ouderen. Van de andere allochtone ouderen zijn veel minder gegevens bekend. Uit onderzoek van Lize (overlegpartner rijksoverheid Zuid-Europese gemeenschappen) kwam naar voren dat Zuid-Europese ouderen te maken met dezelfde knelpunten als die uit het SCP-onderzoek naar voren kwamen (Sittrop 2000). Uit onderzoek van de stichting Bevordering Maatschappelijke Participatie (BMP) blijkt dat oudere vluchtelingen een relatief groot risico lopen om in een sociaal isolement terecht te komen (Moerbeek 2002). Ze hebben vaak weinig familie om zich heen en zijn bij instanties op het gebied van zorg en huisvesting nauwelijks bekend. Hun mogelijkheden tot deelname aan de samenleving zijn over het algemeen gering en ze hebben vaak weinig ruimte om zich uit te drukken en aan anderen te laten zien wie ze zijn. In 2006 telde Nederland ruim 155 duizend niet-westerse allochtone vrouwen van 45 jaar en ouder. Hun aantal is verdubbeld sinds 1996 en zal de komende tien jaar nog eens ruim anderhalf keer zo groot worden. Vooral het aantal niet-westerse 55-plus vrouwen zal toenemen. Landelijk onderzoek maakt duidelijk dat vrouwen van niet-westerse herkomst een zeer gevarieerde categorie vormen van vermoedelijk meer en minder zelfredzame vrouwen. De meest kwetsbaren in deze groep zijn vrouwen met weinig opleiding. Juist deze categorie staat vaak het verst af van maatschappelijke participatie en heeft het hardst steun nodig om haar weg te kunnen vinden in de Nederlandse maatschappij. Een categorie die eveneens extra kwetsbaar kan zijn, is die van vrouwen van wie de kinderen uit huis zijn. Dit geldt vooral voor vrouwen die helemaal alleen wonen. Uit de landelijke cijfers komt naar voren dat vooral Turkse en Marokkaanse vrouwen in veel opzichten de meest kwetsbare groepen vormen, meer dan bijvoorbeeld Surinaamse en Antilliaanse vrouwen. Een grote meerderheid van de oudere Turkse en Marokkaanse vrouwen beheerst de Nederlandse taal beperkt tot zeer beperkt. Meer dan 80 procent van de Turkse en meer dan 90 procent van de Marokkaanse vrouwelijke 55-plussers heeft geen enkele opleiding afgerond, zelfs geen basisonderwijs. Rond de 90 procent van de Turkse en Marokkaanse 55plussers heeft taalhulp nodig bij bezoek aan de huisarts. Tweederde van de Marokkaanse en eenderde van de Turkse oudere vrouwen is analfabeet. Zij zijn dus ook in de eigen taal niet via schriftelijk materiaal voor te lichten (Distelbrink et. al 2007).
2.2.3 Interculturalisatie van woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen Maatschappelijke participatie en interculturalisatie zijn twee kanten van dezelfde medaille, waarbij de actoren verschillen. Bij maatschappelijke participatie wordt de actie primair ondernomen door de doelgroep van allochtone ouderen en hun organisaties. Allochtone ouderen zullen zich moeten oriënteren op het ouder worden in Nederland en hun behoeften naar voren moeten brengen. Instellingen die diensten aan ouderen verlenen, zullen aanbod moeten ontwikkelen dat afgestemd is op de vraag en behoeften van oudere migranten. Zij moeten bereid zijn om zich te ontwikkelen tot een interculturele instelling. Oudere migranten worden bijvoorbeeld slecht bereikt via de geijkte voorlichtingskanalen waardoor zij niet of slecht op de hoogte zijn van de mogelijkheden. Tevens zijn sommige voorzieningen niet goed toegankelijk voor oudere migranten, omdat deze niet aansluiten bij hun belevingswereld of omdat een redelijke beheersing van het Nederlands noodzakelijk is. Gemeenten moeten zich dus richten op het bevorderen en creëren van specifieke voorzieningen voor oudere migranten wanneer de algemene niet toereikend zijn. Op dit moment spelen er met name problemen bij de woonsituatie van de allochtone ouderen, in de toekomst zullen hier problemen in de zorg bij komen, stelt Schellingerhout (2004b). Als de ouderen meer gebreken gaan krijgen zal het aantal noodzakelijke verpleegkundige handelingen toenemen. Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
11
Deze handelingen zullen niet meer door de kinderen kunnen worden uitgevoerd, waardoor men steeds meer door de noodzaak gedwongen een beroep zal moeten doen op de thuiszorg. Harry Mertens meent daarentegen dat er oudere allochtonen al veel eerder zorg nodig hebben. Echter, omdat deze groep nog niet zo groot is wordt daar weinig aandacht aan besteed. In de nabije toekomst zal deze groep echter flink toenemen dus meer aandacht voor deze kwestie in zowel de zorgsector als bij het Rijk is noodzakelijk. De zorgsector moet beter leren omgaan met allochtone ouderen. Sinds 2006 staat de interculturalisatie duidelijk op de agenda bij ActiZ, de brancheorganisatie voor zorgondernemers. ActiZ heeft in de periode 2006-2008, gesubsidieerd door het Ministerie van VWS, het project ‘Op weg naar een interculturele ouderenzorg’ uitgevoerd. Aanleiding voor dit project is de groter wordende groep Nieuwe Nederlandse ouderen, die een steeds grotere beroep doen op de reguliere ouderenzorg. In dit project is veel kennis en ervaring opgedaan. De interculturalisatie van de zorg is een van de speerpunten voor de periode 2009-2011. Met het programmaplan ‘ActiZ geeft kleur aan de zorg’ wil ActiZ “zorgorganisaties stimuleren, tegemoetkomen en faciliteren bij het invoeren van een parallel lopend interculturalisatietraject vanuit de visie, dat de zorgsector gebaat is met een investering in interculturalisatie” (zie www.actiz.nl geraadpleegd op 28-01-2009). Het is waarschijnlijk dat met het stijgen van de zorglast ook het beroep op de welzijnsvoorzieningen (zoals de dagopvang, maaltijdvoorzieningen) toeneemt, omdat de mantelzorgers het niet meer alleen bolwerken, schrijft Schellingerhout (2004b). Omdat de vraag van allochtone ouderen naar ouderenvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen toe zal nemen, is het nodig om deze voorzieningen verder aan te passen. Toegankelijkheidsproblemen werden immers met name bij deze voorzieningen aangetroffen. De belangrijkste aandachtspunten zijn de bekendheid van ouderen met de voorzieningen, de (culturele) invulling van de voorzieningen en de betaalbaarheid. Schellingerhout hanteert hier een krappe opvatting van de welzijnsvoorzieningen. Zo laat hij het gebruik van ontmoetingscentra buiten beschouwing, terwijl hier onder allochtone ouderen wel behoefte aan is (Mertens 2008). Verdere interculturalisatie van ouderenvoorzieningen en woonvoorzieningen zal als eerste aan de orde zijn in de grote steden. Hier vindt men immers de meeste allochtone ouderen. In Rotterdam bijvoorbeeld zullen de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse ouderen in 2010 gezamenlijk 12,3% van de ouderenbevolking uitmaken; in de totale populatie is dit 2,6%. In sommige deelgemeenten kan dit oplopen tot ruim 80%. In feite doet het probleem zich nog meer geconcentreerd voor: binnen de grote steden in de wijken waar veel allochtonen wonen. Het is dus juist de lokale overheid die veel aandacht moet besteden aan allochtone ouderen. Het aanbieden en aanbrengen van specifieke voorzieningen voor allochtone ouderen is in wijken met veel allochtonen doelmatig en effectief. De voorzieningen die het beste aan zouden sluiten bij de allochtone ouderen zelf zijn kleinschalige voorzieningen in de wijk. Deze voorzieningen zouden wat de Turkse, Marokkaanse en Molukse ouderen betreft specifiek moeten worden aangepast aan de eigen groep. Dit betekent dat er binnen de voorzieningen personeel is van de eigen etnische groep en dat medegebruikers ook leden van de eigen etnische groep zijn. Aangepaste voorzieningen binnen de eigen wijk zijn ook gemakkelijk voor de kinderen, die hun ouders helpen (Schellingerhout 2004b). In deze verkenning zal daarom niet alleen worden ingegaan op de methoden maar ook op deze voorzieningen in de wijk die de maatschappelijke participatie van oudere migranten beogen te bevorderen. Overigens roepen dergelijke specifiek aangepaste voorzieningen een ideologisch dilemma op, stelt Schellingerhout (2004b). Realisatie van specifieke voorzieningen voor de eigen groep betekent dat men (nog meer) gericht raakt op de eigen groep en dat men vooral contact heeft met andere allochtonen en de eigen taal spreekt en niet het Nederlands (dit laatste geldt met name voor de Turkse en Marokkaanse ouderen). Een dergelijk beeld staat haaks op de verdere integratie van de ouderen binnen de Nederlandse samenleving, indien dit als beleidsdoel wordt beschouwd, meent Schellingerhout. Het verdient ook aanbeveling om te investeren in het overbrengen van kennis omtrent Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
12
Nederlandse voorzieningen en in mogelijkheden om het Nederlands beter te leren spreken (Schellingerhout 2004b).
2.3
Afbakening sector
Het welzijnswerk voor ouderen biedt activiteiten en diensten om ouderen te ondersteunen hun leven te sturen. Uitgangspunt daarbij vormen de competenties, sociale vaardigheden en sociale verantwoordelijkheden van ouderen zelf. Het werk is onderdeel van de voorzieningen waarvan ook de woon- en zorgdiensten deel uitmaken. Instellingen voor welzijn ouderen verrichten vooral drie soorten werkzaamheden: ouderen stimuleren om deel te nemen aan de samenleving, sociale preventie en persoonsgerichte begeleiding (www.minvws.nl geraadpleegd op 09-09-2008). Op grond van de Welzijnswet (1994) zijn gemeenten verantwoordelijk voor het ouderenbeleid. Naast een algemeen welzijnsbeleid voor alle inwoners, voeren gemeenten beleid ter ondersteuning van specifieke groepen inwoners die op zorg-, hulp- of dienstverlening zijn aangewezen, zoals ouderen, chronisch zieken en mensen met een handicap. Gemeenten bepalen zelf de vorm, de inhoud en het budget dat aan welzijn besteed wordt. De financiering van het welzijnsbeleid loopt via het gemeentefonds. De uitvoering van het welzijnsbeleid is in handen van door de gemeenten gesubsidieerde stichtingen Welzijn Ouderen, Gecoördineerd ouderenwerk of sociaal-culturele centra. Onder welzijnsdiensten worden diensten verstaan als maaltijdvoorziening, personenalarmering, ouderenadvisering en verschillende activiteiten gericht op de bevordering van de zelfstandigheid, zelfredzaamheid en participatie van zelfstandig wonende ouderen. Dat kan gaan om lichamelijke activiteiten (zoals meer bewegen voor ouderen), sociale activiteiten (het sociaal-cultureel centrum) en/of om vrijwilligerswerk (zoals boodschappen doen of klusjes in en rond het huis). Deze activiteiten zijn erop gericht te voorkomen dat ouderen, chronisch zieken of mensen met een handicap in een isolement raken en mede daardoor zorgafhankelijk worden. Er is geen indicatie nodig om gebruik te kunnen maken van welzijnsdiensten (zie www.vilans.nl geraadpleegd op 30-10-2008). Welzijnsinstellingen zoals de Stichting Welzijn Ouderen en het ouderenwerk van een Stichting Maatschappelijke Dienstverlening doen welzijnswerk dat is gericht op het ondersteunen van zelfstandig wonende ouderen en groepen ouderen. Zij hebben als doel het vergroten van de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van ouderen en het versterken van de draagkracht van de oudere en zijn leefsysteem. Ook trachten deze instellingen te zorgen voor een beter samenhangend pakket van voorzieningen. De methoden die zij hiertoe gebruiken zijn in feite niet anders dan de methoden die nu in het algemene welzijnswerk worden gebruikt (Nelissen 2000). Daarnaast houden bredere welzijnsinstellingen zoals het sociaal-cultureel werk en het opbouwwerk zich bezig met het welzijnswerk voor ouderen. Overigens zetten ook steeds meer professionals vanuit de zorgsector en de woonsector zich in voor het welzijn van ouderen. In Nederland heeft de stichting BMP de afgelopen jaren diverse programma’s rond oudere vluchtelingen ontwikkeld. De stichting BMP is een landelijke projectorganisatie die tot doel heeft om, vanuit een onafhankelijke opstelling, de deelname van mensen aan maatschappelijke processen te bevorderen (zie www.stichtingbmp.nl geraadpleegd op 09-09-2008). Zo hebben BMP en VluchtelingenWerk Nederland het Europese project De kracht van oudere vluchtelingen uitgevoerd. Binnen dit project inventariseerden zij wat er bekend is over oudere vluchtelingen binnen de lidstaten van de Europese Unie en welke programma’s en methoden er ontwikkeld zijn om hun positie te versterken. Tevens implementeerden zij in een drietal andere Europese landen de methode en de formats die eerder in Nederland in het empowermentproject Levensloop Oudere Vluchtelingen (LOV) op basis van levensverhalen en een aantal experimenten met expressietechnieken zijn ontwikkeld. In het werkboek De kracht van oudere vluchtelingen. Programma's voor levensverhalen en expressieUtrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
13
werkboek (Moerbeek 2004) wordt verslag gedaan van de ervaringen met het project LOV en wordt een methode aangereikt voor mensen die zelf programma's rond levensverhalen en expressie voor oudere vluchtelingen en andere ouderen willen organiseren. Ook op Europees niveau houdt men zich bezig met het bevorderen van de maatschappelijke participatie van oudere migranten. Er zijn netwerken en projecten en er bestaan organisaties specifiek gericht op allochtone ouderen. Het European Network Intercultural Elderly Care (ENIEC) is bijvoorbeeld een formeel netwerk met als doel een informeel platform te creëren waar ideeën en ervaringen over de grenzen uitgewisseld kunnen worden. Het ENIEC is een non-profit organisatie voor professionals die zich bezig houden met oudere migranten in Europa. De leden van het netwerk ontwikkelen nieuwe initiatieven op het gebied van zorg en welzijn voor oudere migranten (zie www.eniec.eu, geraadpleegd op 13-10-2008). Verder is op Europees niveau een project afgerond over de ontwikkeling van innovatieve concepten voor de sociale integratie van oudere migranten (zie www.migranten-initiativen.org geraadpleegd op 28-01-2009). Tevens is er op Europees niveau het AAMEE-project dat onder andere tot doel heeft de sociale, culturele en economische integratie van allochtone ouderen te ondersteunen (zie www.aamee.eu geraadpleegd op 28-01-2009). En een interessante organisatie die gespecialiseerd in oudere migranten is het Policy Research Institute on Ageing and Ethnicity (PRIAE) in het Verenigd Koninkrijk en Europa (zie www.priae.org geraadpleegd op 28-01-2009).
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
14
3
3.1
Voorzieningen
Woongroep
Woongroepen zijn in het gehele land te vinden, hoewel het merendeel in steden. In Amsterdam zijn al meer dan vijftig woongroepen van ouderen. Begin 2008 heeft corporatie Stadgenoot een Turkse woongroep geopend. In de Amsterdamse wijk Slotervaart komt een woongroep voor Marokkaanse ouderen. De gemeente helpt de Marokkaanse ouderen in Slotervaart bij het opzetten van de woongroep en de corporatie zorgt voor het gebouw. 'Dar es Salaam' (Huis van Vrede) is de allereerste woongroep voor Marokkaanse ouderen. Deze woongroep is sinds een paar jaar operationeel in Den Haag met medewerking van corporatie Haag Wonen en het GDO, Groepswonen door Ouderen. De corporatie Haag Wonen in Den Haag heeft onder andere drie Chinese woongroepen, één Hindoestaanse, één Javaanse, één Antilliaanse, één Marokkaanse, twee Turkse woongroepen en woongroepen voor autochtone bewoners en gemixte groepen (zie www.kcwz.nl geraadpleegd op 3010-2008).
3.2
Dagopvang
Dagopvang is in de regel een opvang voor ouderen die gesitueerd is in een verzorgingshuis of zelfstandig gebouw. Het is een open opvang waar men in en uit kan lopen zoals men zelf wenst. Het doel van deze voorziening is het aanbieden van een zinvolle dagbesteding in groepsverband en mogelijkheden om contacten te maken met leeftijdsgenoten in de woonbuurt van de ouderen. Vaak hebben ook verzorgingshuizen/woonzorgcomplexen mogelijkheden voor ouderen die zelfstandig in de omgeving wonen om vrijblijvend deel te nemen aan activiteitenprogramma’s. Activiteiten die aangeboden worden bij de huiskamerprojecten kunnen per project verschillen. Hierbij kan gedacht worden aan knutselen, koffie drinken, kranten lezen, spelletjes doen, kaarten, wandelen, boodschappen doen, maaltijden voorbereiden (zie www.wegwijzerloket.nl geraadpleegd op 30-102008). Dagopvang in de vorm van huiskamerprojecten voor ouderen is een voorziening voor zelfstandig wonende ouderen. Deze voorziening is bedoeld voor ouderen die niet meer zo gemakkelijk deel kunnen nemen aan andere activiteiten die bijvoorbeeld door ouderenbonden of verenigingen georganiseerd worden, omdat ze slecht ter been zijn of omdat deze activiteiten bijvoorbeeld te druk zijn. Huiskamerprojecten worden door diverse organisaties en op verschillende locaties georganiseerd. Het ouderenhuis, Rumah Orang TuaTua is een voorbeeld van een kleinschalig dagopvangproject voor Molukse ouderen in Moordrecht. In dit project hebben vrijwilligers samen met een zorgorganisatie, de gemeente en een steunfunctie een dagopvang gerealiseerd voor Molukse ouderen in de Molukse wijk in Moordrecht. Naast het coördineren van de dagopvang, fungeren de vrijwilligers ook als vraagbaak voor de ouderen en hun mantelzorgers. De vrijwilligers zijn speciaal opgeleid tot seniorenvoorlichters. Het doel van het ouderenhuis is het in een prettige sfeer zo lang mogelijk actief en zelfstandig houden van de Moordrechtse Molukse ouderen en de Nederlandse ouderen die zich daarbij willen aansluiten. Tevens het ontlasten van de Molukse mantelzorgers van de traditioneel gebonden zorg zonder dat daarbij ingeleverd wordt op de kwaliteit en kwantiteit van de geboden zorg. Het project is gestart met het opleiden van Molukse vrijwilligers die als mantelzorgers fungeerden tot seniorenvoorlichters. Op initiatief van stichting Meander en Vierstroom is deze cursus gegeven. Zij hebben daarna de ondersteuning gegeven aan de getrainde vrijwilligers d.m.v. intervisiegesprekken. Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
15
Daarna hebben de vrijwilligers huisbezoeken afgelegd bij alle Molukse ouderen in de wijk. Ze constateerden dat een groep ouderen vereenzaamden en besloten om een dagopvang op te zetten. Daarbij speelde ook het feit dat de bestaande multiculturele dagopvang Tiga Kuntji in Moordrecht werd afgebouwd doordat er steeds minder deelnemers waren en meer zwaardere cliënten zich aandienden. Samen met stichting Platform ouderen en gehandicapten Moordrecht en Vierstroomzorgring hebben zij het project “het Ouderenhuis” ten behoeve van Molukse ouderen ontwikkeld (zie www.forum.nl geraadpleegd op 30-10-2008).
3.3
Woongroep gecombineerd met dagopvang
Een Thuishuis is een kleinschalige woonvorm met een outreachend karakter in de buurt. Een Thuishuis is een huis waar ouderen die eenzaam zijn of dreigen te vereenzamen met leeftijdgenoten samen kunnen wonen. Vrijwilligers ondersteunen hen waar gewenst. Het Thuishuis is een nieuwe woonvorm waarvan binnenkort de eerste zal worden geopend. Zes initiatieven in Nederland bevinden zich in een vergevorderd stadium. Volgens het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg heeft het Thuishuis veel mogelijkheden te bieden. Het Thuishuis past volgens het kenniscentrum binnen de doelstelling van de Wmo. Het Thuishuis draait namelijk om participatie van mensen, zowel van de oudere bewoners als van de vrijwilligers. Buurtbewoners zijn welkom in het huis, hetgeen past bij de doelstelling van de Wmo om sociale samenhang en leefbaarheid in buurten te vergroten. Ook biedt het Thuishuis kansen voor woningcorporaties, zorgorganisaties, gemeenten en de bewoners zelf. Ouderen kunnen langer in hun vertrouwde woonomgeving blijven wonen en zullen minder een beroep doen op hulp- en dienstverlening van zorg- en welzijnsorganisaties. De zorgorganisaties kunnen wel een ondersteunende taak vervullen. Voor woningcorporaties is het een kans om maatschappelijk te ondernemen. “Een Thuishuis past in een keuzenpalet voor mensen. Een Thuishuis is één van de mogelijkheden, juist in een stad waar de eenzaamheidsproblematiek groot is, vooral onder oudere migranten”, aldus Piet Pellikaan, regiodirecteur bij de Osiragroep in Amsterdam. De Osiragroep zet zich in om een Thuishuis voor oudere migranten te realiseren (zie www.kcwz.nl geraadpleegd op 1709-2008).
3.4
Multifunctioneel centrum ‘De Hudsonhof’
‘De Hudsonhof’ in Amsterdam (de Baarsjes) heeft een multifunctionele bestemming: seniorenwoningen, een groepswonenproject, ontmoetingsruimten, een dagopvang en een algemene, Turkse en Marokkaanse ouderenvereniging vinden hier onderdak. Om het mogelijk te maken dat de ouderen zoveel mogelijk zelf het beheer voeren zijn deze verenigingen in het leven geroepen. Behalve een coördinator voor de dagopvang, die ook een aantal uren heeft voor het geheel, zijn er geen professionele krachten. Wel is een aantal additionele medewerkers aangesteld in de functie van ‘gastpersonen’. Uitgangspunt is dat ouderen, zoals oudere migranten, de mogelijkheden moeten krijgen om actief te participeren in de samenleving. De ouderenverenigingen trekken deels gezamenlijk (feesten, uitstapjes, maandelijkse maaltijden en soms voorlichting of belangenbehartiging) en deels gescheiden op (ontmoeting, taallessen en soms voorlichting en/of belangenbehartiging). Wel is een programmacommissie in het leven geroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende groepen, met als taak het voorbereiden en organiseren van activiteiten. Het multifunctionele karakter maakt dat het voor bezoekers heel duidelijk moet zijn waar in tijd en ruimte de grenzen van het gebruik liggen. Bewoners van het complex kunnen de gemeenschappelijke ruimten niet voor zichzelf claimen Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
16
en taallessen laten zich in één ruimte moeilijk combineren met ontmoeting. Het lokale verzorgingshuis is verantwoordelijk voor het beheer (Luif en Gronthoud 2005). De Hudsonhof in De Baarsjes is in 1999 gerealiseerd als onderdeel van de vernieuwing van het Mercatorplein en omgeving. Het centrum biedt huisvesting aan 128 bewoners in ouderenwoningen en een groepswoning voor Surinaamse ouderen. De ouderen zorgen er zelf voor dat hun ontmoetingsruimte 'De Salon' elke dag open is, ook voor de buurt. Er is een computerruimte, wasserette en een kleine fitnessruimte. De Hudsonhof is een project van zorgcentrum Nieuw Vredenburgh, woningcorporatie Stadgenoot (voorheen Het Oosten), stichting Het Hofje van de 21ste eeuw en stadsdeel De Baarsjes. De Hudsonhof wordt beheerd door Stichting Nieuw Vredenburgh. De gebruikers van de Hudsonhof zijn vertegenwoordigd in het 'Hofberaad' (www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl geraadpleegd op 09-09-2008).
3.5
Multifunctioneel zorgcentrum ‘Transvaal’
Verzorgingshuis ‘Transvaal’ biedt dagvoorziening aan Surinaamse ouderen. Transvaal is uitgegroeid tot een multicultureel en multifunctioneel zorgcentrum. Multicultureel omdat het zorgcentrum zich niet alleen op Nederlandse ouderen concentreert maar ook op de migrantenouderen. Het biedt deze doelgroepen intra- en extramurale producten en diensten op de gebieden wonen, welzijn en zorg. Multifunctioneel omdat er naast zorg aan bewoners van het huis ook zorg geboden kan worden aan wijkbewoners die daar behoefte aan hebben (www.zorgcentrumtransvaal.nl geraadpleegd op 30-092008). De brochure Dagvoorziening voor Surinamers. Motor voor de multiculturalisatie van verzorgingshuis Transvaal (2003) beschrijft de behoeften van de Surinaamse ouderen en geeft aan hoe het centrum in verschillende fasen een passend aanbod heeft geformuleerd. Foto’s geven een beeld van de vele activiteiten. Het boekje sluit af met ‘lessen voor andere initiatiefnemers’, gebaseerd op de bevindingen van zorgcentrum Transvaal. Het boekje is uitgegeven door Zorgcentrum NHS Transvaal.
3.6
‘Het Huis van de Buurt’
In woonzorgcentrum ’De Klinker’ in Amsterdam vinden ouderen met een verstandelijke beperking, psychogeriatrische problematiek en mensen met niet-aangeboren hersenletsel of chronische ziekten een comfortabel huis. Zij wonen er zelfstandig met verzorging of in woongroepen. Op de begane grond van De Klinker runnen OsiraGroep en Combiwel samen het ‘Huis van de Buurt’. Het Huis van de Buurt is er voor senioren en mensen met beperkingen. Zij kunnen er terecht voor informatie en advies, ontmoeting en activiteiten en er is een restaurant. Het restaurant is ook voor buurtbewoners.
3.7
Multiculturele wijkvoorziening ‘De Leeuwenhoek’
‘De Leeuwenhoek’ is een woonzorgcentrum in de wijk 'Het Oude Westen’ in Rotterdam. Kenmerkend voor het zorgcentrum is dat er mensen uit vele verschillende culturen wonen en werken. Het aanbod van activiteiten en diensten is hierop afgestemd. In het Zorgcentrum bevindt zich ook een multiculturele wijkvoorziening. Deze is bedoeld voor alle bewoners van 50 jaar en ouder in de wijk het Oude Westen. In totaal gaat het om een doelgroep van 2590 personen. De focus ligt daarbij op het vergroten van het bereik van de 62% allochtone ouderen.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
17
De diversiteit van de activiteiten en de laagdrempelige opzet, door onder andere een inloopfunctie, moet ervoor zorgen dat wijkbewoners makkelijk binnen komen en eerder geneigd zijn om aan verschillende activiteiten deel te nemen. Dat geldt voor de Nederlanders in de wijk, maar zeker ook voor ouderen uit bevolkingsgroepen die voorheen minder makkelijk hun weg vonden naar de Leeuwenhoek. Er komen mensen van Nederlandse, Turkse, Marokkaanse, Kaapverdische, Chinese en Surinaamse afkomst. Bijzonder in het project is dat verschillende organisaties samenwerken vanuit één locatie, De Leeuwenhoek. Vanuit deze locatie kan daardoor een groot en divers aanbod van activiteiten geboden worden dat verschillende wijkbewoners aanspreekt (zie www.projectenzorgenwelzijn.nl geraadpleegd op 17-09-2008).
3.8
Multiculturele ontmoetingscentra
‘De Ontmoeting’ is een multicultureel ontmoetingscentrum in de Pijp in Amsterdam voor groepen oudere migranten van tenminste zeven nationaliteiten. Dit zijn Italianen, Marokkanen, Turken, Surinamers, Chinezen, Zuid-Europeanen en Latijns-Amerikanen. De Turkse en Marokkaanse vrouwen hebben hun eigen dagdelen. De Ontmoeting organiseert allerlei activiteiten, maar de verschillende groepen opereren verder autonoom. In het centrum wordt een groot beroep gedaan op de 'zelfredzaamheid' van de ouderen. De Ontmoeting biedt daarmee ruimte aan allochtone ouderen die behoefte hebben aan activiteiten of vragen hebben rond het ouder worden in Nederland. Het stadsdeel ondersteunt en financiert (gedeeltelijk) zowel het gebouw, als de organisatie, als de activiteiten in samenwerking met de lokale welzijnsorganisatie (zie www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl geraadpleegd op 08-09-2008). In het centrum vinden activiteiten plaats op het terrein van ontmoeting, informatie, taal, computerles en ontspanning. De Ontmoeting bestaat uit een grote ruimte die niet opgedeeld kan worden. Daarom kunnen de groepen volgens het rooster maar enkele dagdelen per week gebruik maken van de ruimte. Het succes van het centrum wordt voor een deel verklaard door de vrijwilligerscommissie(s) die het centrum runnen en de activiteiten organiseren onder begeleiding van een professionele coördinator en een additionele medewerker. Door deze werkwijze behoudt het centrum een neutrale uitstraling en blijft het voor verschillende groepen toegankelijk. Een ander voordeel hiervan is dat het centrum de mensen benadert vanuit hun eigen cultuur. Daarnaast is veel aandacht besteed aan het aantrekkelijk maken van de inrichting voor deze nieuwe groepen. De Ontmoeting is georganiseerd bij Combiwel, de organisatie voor gecombineerd welzijnswerk in Amsterdam. Eerst zijn allochtone collega's uit het welzijnswerk bij elkaar gebracht. Vervolgens is er een samenwerking met allochtone ouderengroepen gekomen. Dit leidde tot draagvlak voor het initiatief. In de laatste fase is vanuit Combiwel gewerkt aan het vergroten van politiek en maatschappelijk draagvlak. Dit met het oog op continuïteit van 'De Ontmoeting'. De allochtone ouderengroepen dragen steeds meer zelf verantwoordelijkheid, zoals voor beheer van het centrum en voor de inhoud en uitvoering van het activiteitenprogramma. Vanuit iedere participerende groep helpen mensen nieuwe ouderen hun weg in het activiteitenaanbod te vinden. Het is belangrijk dat iedere groep het multifunctionele centrum als een 'thuis' beschouwt. Zo beschikt iedere groep over een eigen kast voor hun spullen. De Ontmoeting is in de Servaes Noutstraat in de Amsterdam Oud-Zuid. Op alle dagen zijn er activiteiten voor de verschillende allochtone groepen. Het project geeft de ouderen niet alleen een gelegenheid om elkaar te ontmoeten, maar informeert hen ook over de beschikbare diensten en het aanbod van hulpverlening in de wijk. Een gevolg hiervan is ook dat er ondertussen een vaste groep van verschillende culturele minderheden het centrum regelmatig bezoekt. Dit is iets dat je in Nederland niet vaak ziet. Veel van de bezoekers leefden zeer
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
18
geïsoleerd voor ze naar het centrum kwamen, nu hebben ze contact met andere mensen met verschillende culturele achtergronden (zie www.movisie.nl geraadpleegd op 08-09-2008). ‘De Binnenstad’ in Oss is een ander voorbeeld van een multicultureel ontmoetingscentrum voor ouderen. Er worden activiteiten en cursussen georganiseerd en mensen kunnen naar binnen lopen voor een kopje koffie/thee en een praatje. Ook wordt er informatie verstrekt over wonen, zorg en welzijn en kunnen ouderen met hun vragen en problemen in De Binnenstad terecht. Het project wordt mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van het Oranje Fonds in het kader van het project de multiculturele buurt. Voorlichting gebeurt in samenwerking met de GGD (gezonde voeding in acht bijeenkomsten en hoe doe je bij jezelf -preventief- borstonderzoek) en met de GGZ (huiskamersessies, reminiscentieproject voor Turkse dames en Turkse mannen, Lichte Dagen Donkere Dagen). De doelstelling is blijvend bevorderen dat activiteiten en voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg beter toegankelijk worden voor en beter gebruikt worden door alle ouderen in Oss en met name voor en door allochtone ouderen. Hiermee wordt beoogd dat ook allochtone ouderen zo gezond en zelfstandig mogelijk, zo veel mogelijk thuis kunnen blijven leven. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn dat men beter geïnformeerd is en beter in staat wordt gesteld (waar nodig met ondersteuning) de regie over het eigen leven te voeren, gelegenheid te hebben tot ontmoeting en eenzaamheid te voorkomen, gebruik te maken van praktische diensten ter ondersteuning van het voeren van een eigen huishouden en een passende woning en passende zorg te verwerven. Het ontmoetingscentrum heeft een open en algemeen karakter. Alle leden van de doelgroep (allochtone en autochtone ouderen, georganiseerd of niet georganiseerd) kunnen er terecht voor een aanbod aan activiteiten dat op hun behoeften is toegesneden en dat bij voorkeur voor iedereen bereikbaar is. Slechts voor zover nodig zullen activiteiten een cultuurspecifiek karakter hebben. Een multicultureel ouderencentrum verlaagt bovendien de drempel voor het gebruik van voorzieningen (activiteiten en diensten) door migrantenouderen. RIGOM Ouderenwerk Maasland wil de mogelijkheid tot ontmoeting bevorderen middels het aanbieden van gerichte activiteiten. In het project ligt nadruk op voorlichting en ontmoetingsaspecten tussen allochtone en autochtone ouderen. Er wordt gestreefd naar een vastomlijnd activiteitenprogramma voor het ouderencentrum. Middels een outreachende werkwijze worden de allochtone ouderen in Oss benaderd, in eerste instantie de Turkse ouderen. Via huisbezoeken en persoonlijke brieven worden de ouderen benaderd, natuurlijk met veel hulp van vrijwilligers uit de doelgroep om het draagvlak te vergroten. Naar verwachting zal hiervan een grotere toeloop uitgaan van Turkse ouderen. Naast de outreachende werkwijze wordt gebruik gemaakt van mond-tot-mond reclame binnen de Turkse gemeenschap en de contacten die de Turkse sleutelfiguren hebben. Daarnaast geeft de RIGOM gerichte voorlichting (individueel en in groepen) en biedt zij vraaggerichte ontmoetingsactiviteiten aan om allochtone ouderen te stimuleren naar De Binnenstad te komen. Zo zijn er taallessen en gymlessen, worden excursies georganiseerd, gaat men bloemschikken en krijgt men zogewenst voorlichting van de ouderenwerker, GGD of GGZ. Turkse ouderen hebben grote behoefte aan voorlichting. Om aan deze wens van ouderen tegemoet te komen is in De Binnenstad elke donderdagochtend een ouderenwerker van de RIGOM aanwezig die ouderen individueel informeert en adviseert over voorzieningen en die antwoord geeft op vragen die ouderen hebben. De RIGOM wil eerst de groep in beeld krijgen, en vervolgens deze groep voorlichting laten geven door de instellingen waarmee ze niet bekend zijn. Instelling en doelgroep komen op deze manier rechtstreeks met elkaar in contact waarmee de dialoog wordt opgestart. Het project had als doelstelling dat er per jaar meer dan 50 allochtone bezoekers in De Binnenstad werden ontvangen. Dit is zowel in 2006 als in 2007 gelukt en het project is daardoor structureel geworden. Steeds meer allochtone ouderen weten de weg naar De Binnenstad te vinden. Aan de hand van actuele voorlichting, cursussen en activiteiten worden mensen geprikkeld om naar De Binnenstad te komen. Voorbeelden van activiteiten zijn onder andere Nederlandse les, 'gym u fit', handwerk- en Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
19
naailessen, inloopuur en een spreekuur van een ouderenwerker. Het benaderen van Turkse en Marokkaanse ouderen blijft doorgaan, maar een groot deel weet van het bestaan van ontmoetingscentrum De Binnenstad af. Bij deze twee groepen zullen bestaande contacten worden geïntensiveerd en uitgebouwd. Ondertussen heeft een aantal Surinaamse ouderen De Binnenstad benaderd met het verzoek of de contacten (van vroeger) in 2008 weer aangehaald zouden kunnen worden. Dit geldt ook voor de Antilianen (zie www.projectenworgenwelzijn.nl geraadpleegd op 08-102008).
3.9
Kleinschalige multiculturele ontmoetingscentra
Een Buurtkamer is een kleinschalige ontmoetingsruimte voor ouderen uit de buurt. Buurtbewoners kunnen hier terecht om de krant te lezen, koffie te drinken, een praatje te maken met de buren of om samen een activiteit te ondernemen. In februari 2004 is de eerste Buurtkamer in Enschede geopend. Vrijwilligers uit de doelgroep zelf speelden een grote rol. De woningcorporatie stond open voor dit initiatief en heeft een huurwoning ter beschikking gesteld als gemeenschappelijke ontmoetingsruimte. Het idee van een huiskamer voor ouderen is in 2003 bij toeval verzonnen tijdens een project in Enschede-Zuid over ouderen en veiligheid. De Multiculturele Buurtkamer in Enschede is een kleinschalige ontmoetingsruimte in de wijk waarin allerlei activiteiten worden uitgevoerd zoals kennismaking met de computer, gezondheidsspreekuur en gezondheidsvoorlichting, een inloopspreekuur, taallessen met begeleiding en samen koken en samen eten. In Enschede Zuid wonen veel senioren van 55-plus, waarvan ongeveer 10 procent van allochtone afkomst. Deze groepen ouderen zijn voornamelijk van Suryoye, Turkse en Marokkaanse afkomst. Deze groep 55-plussers is een groep met veel problemen. Zij behoren deels tot de eerste generatie migranten uit Turkije en Marokko, deels tot de Suryoye die als vluchteling naar Nederland zijn gekomen in de jaren 70 en 80. Beide groepen beheersen de Nederlandse taal slecht en zijn bovendien veelal analfabeet. Zij stellen zich zeer afhankelijk op van hun kinderen en andere familie in de wijk, die echter steeds minder vanzelfsprekend beschikbaar zijn. Een zorgconsulent werkt samen met diverse welzijnsinstanties om activiteiten te ontplooien in de buurtkamers. De zorgconsulent zet ook een inloopspreekuur op voor allochtone ouderen en ontwikkelt activiteiten voor allochtone ouderen, in samenwerking met allochtone vrijwilligers. Dagelijks zijn vrijwilligers aanwezig als gastvrouw en gastheer en voor het geven van computerles, taalcursussen, samen koken, excursies en voorlichtingsactiviteiten. Veel allochtonen zijn analfabeet in de eigen taal. Dat is problematisch voor het leren van de Nederlandse taal. Daarom zijn de taalcursussen heel praktisch opgezet, bijvoorbeeld door naar de markt te gaan en daar de Nederlandse woorden te leren. De buurtkamer heeft een duidelijke signalerings- en verwijsfunctie. Het is een samenwerkingsproject van Stichting Welzijn Ouderen (SWO), Humanitas, verzorgingshuis de Posten, woningbouwvereniging en Livio. De ouderen die de buurtkamer bezoeken, met name Turkse en autochtone, hebben een duidelijke ontmoetingsplek in de wijk, krijgen meer contacten en zijn betrokken bij elkaar (www.projectenzorgenwelzijn.nl geraadpleegd op 09-09-2008). Doel van de buurtkamers is het verbeteren van de mogelijkheden voor ouderen om sociale contacten te blijven onderhouden, deel te blijven uitmaken van een sociale structuur waarbij welzijn en zorg gecombineerd wordt. De SWO ziet in de buurtkamers een kans om invulling te geven aan de multiculturele buurt. De Stichting wil bijdragen aan het bevorderen van de participatie van allochtone ouderen in de buurtkamers door de inzet van allochtone zorgconsulenten. De toegankelijkheid van een voorziening voor allochtonen wordt voor een belangrijk deel bepaald door de mate van interculturalisatie van de voorziening. Dit betekent onder meer aandacht voor de (multiculturele)
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
20
samenstelling van het personeel en vrijwilligers, activiteitenaanbod, manier van werven, begeleiding van het interculturalisatieproces (www.projectenzorgenwelzijn.nl geraadpleegd op 09-09-2008). Ook het project ‘Mekân’ in Delfshaven is een voorbeeld van een kleinschalige ontmoetingsruimte. Het is een initiatief van Pluspunt en CMO-Stimulans. In 2006 is het project overgenomen door diverse partners zoals Thuiszorg, Zorgcompas, Woonbron, SOR en Com Wonen (www.pluspuntrotterdam.nl geraadpleegd op 09-09-2008). Mekân zijn ruimtes waar allochtone senioren elkaar kunnen ontmoeten en waar ze met elkaar recreatieve of educatieve activiteiten kunnen organiseren, zoals gymnastiek, conversatieles en intercultureel koken. Mekân betekent ruimte voor ontmoeting. Er zijn aparte ruimten en activiteiten voor mannen en vrouwen. Pluspunt heeft het boekje Mekân ontmoetingsruimten. Een methode om Turkse en Marokkaanse ouderen te bereiken uitgebracht over Mekân (Hilverda 2006a). In dit boekje zijn de ervaringen in Rotterdam met Mekân ontmoetingsruimten beschreven. Het boekje bevat de voorgeschiedenis, methodebeschrijving en beschrijving van de dagelijkse praktijk (zie www.movisie.nl geraadpleegd op 09-09-2008).
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
21
4
4.1
Groslijst methoden
Thuis!
Korte beschrijving De inburgering en integratie van allochtonen in Nederland is al jaren een belangrijk agendapunt. De eerste generatie migranten is daarbij echter een vergeten groep, zeker wat taalcursussen betreft. Voor deze groep, de anderstalige senioren, is door FORUM i.s.m. de Vrije Universiteit Amsterdam de lesmethode Thuis! ontwikkeld. Doelgroep Oudere migranten. Doel Met deze methode kunnen oudere migranten hun Nederlands verbeteren en zich voorbereiden op het ouder worden in Nederland. Aanpak In de methode ligt de nadruk op spreken en luisteren. In de lessen worden tien thema’s behandeld die nauw aansluiten bij de belevingswereld van ouderen. Daarnaast voorziet de methode in ‘er-op-uit activiteiten’ waarbij de cursisten het geleerde in de praktijk toepassen. De methode vormt een van de producten van het project “educatie allochtone ouderen.” De methode is opgebouwd rond tien thema’s, die uitgewerkt zijn in taallessen. De thema’s sluiten aan bij de belevingswereld van allochtone ouderen en informeren hen over allerlei relevante onderwerpen, voorzieningen en instellingen. In Thuis! staat het praktisch taalgebruik centraal. De nadruk ligt op spreken en luisteren. Naast reguliere lessen voor in het klaslokaal bevat de methode ook ‘er-op-uit lessen’, waarin de cursisten het geleerde in de praktijk toepassen. Materiaal De methode bestaat uit een cursistenboek en een uitvoerige docentenhandleiding met audio-cd’s. De lesmethode is bedoeld voor gealfabetiseerde én voor niet of nauwelijks gealfabetiseerde anderstalige senioren (zie http://www.forum.nl geraadpleegd op 05-09-2008).
4.2
Activerend Huisbezoek voor en door allochtone ouderen
Korte beschrijving De groep allochtone ouderen neemt de laatste jaren in omvang toe: steeds meer allochtonen besluiten hun laatste levensfase in Nederland door te brengen. Tegelijkertijd blijkt dat zorg- en welzijnsinstellingen onvoldoende toegerust zijn om hierop in te spelen. Ook vanuit het meer laagdrempelige vrijwilligerswerk is nauwelijks een adequaat en effectief aanbod ontwikkeld voor deze doelgroep. Binnen allochtonenorganisaties is een groeiende belangstelling te bespeuren voor huisbezoekprojecten voor en door allochtone ouderen. De belangstelling gaat uit naar een mix van informerend (met name over financiën), adviserend (over gezondheidsvragen) en activerend huisbezoek. Odyssee (dat vertrouwd is met het begeleiden van verschillende soorten trainingen voor vrijwillige huisbezoekers) heeft in overleg met sleutelfiguren uit allochtonenzelforganisaties een combinatievariant Activerend Huisbezoek ontwikkeld en deze via de Stichting Buitenlanders Rijnmond getest bij Turkse en Marokkaanse ouderen. Doelgroep Oudere migranten. Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
22
Doel Het ondersteunen van ouderen zodat zij zelf weer grip krijgen op hun eigen leven, sociale vaardigheden effectief (blijven) gebruiken en hun sociale netwerk versterken. Aanpak Kern van de aanpak ligt bij de methode van Activerend Huisbezoek: ouderen die hiervoor kiezen gedurende een van tevoren afgesproken tijd door middel van periodiek huisbezoek tijdelijke ondersteuning en begeleiding bieden, gericht op herstel van zelfsturing en zelfmanagement. Deze methode is begin 1997 geïntroduceerd door het NIZW (Huizing 2000). Sindsdien is op ongeveer 40 plaatsen in Nederland een project Activerend Huisbezoek opgezet. De uitgangspunten en de werkwijze van Activerend Huisbezoek evenals de cursus voor vrijwilligers, staan beschreven in het praktijkboek ’t Heft in handen (Ter Steege & Penninx 2000), waarmee lokale organisaties direct aan de slag kunnen om dit huisbezoekproject op te zetten. De nadruk ligt op het zelf actief worden/zijn. Impliciet wordt hiermee ook de gezondheidssituatie van de betrokkenen positief beïnvloed (use it or loose it). De bedoeling is om jongere ouderen uit de doelgroep op te leiden en toe te rusten om (oudere) ouderen die hun draai niet goed kunnen vinden tijdelijk te ondersteunen om zelf weer greep te krijgen op het eigen leven, sociale vaardigheden effectief te (blijven) gebruiken en en passant hun sociale netwerk te versterken. Odyssee heeft een 30-maanden durend project Activerend Huisbezoek voor en door allochtone ouderen gerealiseerd door het ontwikkelen van een aangepaste variant van de reeds bestaande methode voor Activerend Huisbezoek (zie www.onderzoekinformatie.nl geraadpleegd op 08-09-2008). Materiaal Huizing, A. (2000) Ervaring leert. Drie jaar Activerend huisbezoek bij ouderen. NIZW. Utrecht. Steege, G. ter en Penninx, K. (2000) 't Heft in handen. Praktijkboek Activerend Huisbezoek bij ouderen. NIZW. Utrecht. Onderzoek TNO Preventie en Gezondheid heeft effectonderzoek (Chorus en Hopman-Rock 2006) gedaan om na te gaan of deze methode daadwerkelijk bij kan dragen aan het voorkomen van sociale uitval en isolement. Zij heeft de aanpak getest bij Turkse en Marokkaanse ouderen in het Rijnmondgebied door doelmatigheid- en effectiviteitsonderzoek te laten doen (zie www.onderzoekinformatie.nl geraadpleegd op 24-09-2008). Tevens is een procesevaluatie verricht (Klercq). In Samenspraak is een evaluatieonderzoek van de interventie ‘Activerend Huisbezoek ter bevordering van de sociale participatie en het voorkomen van eenzaamheid’, uitgevoerd door de GGD Rotterdam e.o., Stichting Welzijn Ouderen Ridderkerk (SWOR) en RIAGG (Meulenberg 2002). Het project is uitgevoerd bij alleenstaande 55-plussers in Ridderkerk en liep van januari 2001 tot september 2003. De deelnemers werden in twee groepen verdeeld, een experimentele groep en een controlegroep. De methode van Activerend Huisbezoek wordt op verschillende plaatsen gepraktiseerd en gevolgd met monitorstudies (Westhoff en Hopman-Rock 2000).
4.3
Cultuurtolken
Korte beschrijving De Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Delfshaven (SMDD) te Rotterdam had een cliëntenbestand ouderen waarvan destijds 10% van allochtone afkomst was. De stichting wilde ervoor zorgen dat zij allochtone ouderen beter bereikte. Om het percentage te verhogen zijn de ouderenadviseurs van de SMDD op allerlei manieren meer vraaggericht gaan werken. Door de wijk in te gaan en mensen te ontmoeten, door te bellen, door huisbezoeken af te leggen en vooral door samen te werken met zelforganisaties. Deze zelforganisaties spelen een belangrijke rol, alleen al Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
23
vanwege hun adressenbestand, want het was niet meteen duidelijk waar alle 55-plussers gevonden konden worden. Om het vertrouwen te winnen, zijn eerst gesprekken gevoerd met de sleutelfiguren van deze organisaties. De medewerkers van POM zien deze aanpak als een methode. Doelgroep Allochtone ouderen. Doel Het beter bereiken van allochtone ouderen. Aanpak Een belangrijk probleem daarbij bleek de taalbarrière. De meeste ouderenadviseurs spraken geen Turks, Portugees, Arabisch of Berbers. Dit is opgelost door cultuurtolken® in dienst te nemen voor de drie grootste niet-Nederlands sprekende bevolkingsgroepen. De cultuurtolken vertaalden tijdens de contacten en daarbuiten gaven ze uitleg over specifieke cultuurkwesties. Door de onbekendheid met de nieuwe doelgroepen was het noodzakelijk, nog meer dan bij Nederlandse ouderen, eerst veel en lang te luisteren. Dat was, en is, nog steeds een heikel punt. Ouderenadviseurs willen graag snel helpen, zaken oplossen. Toch is eerst goed luisteren (en dan nog een keer, en nog een keer) vaak al een vorm van hulpverlening. Oudere migranten voelen zich vaak niet of slecht gehoord. Voor het overige bleken oudere migranten niet met wezenlijk andere vragen te zitten dan Nederlandse ouderen. Hooguit verschilt de mate waarin bepaalde vragen voorkomen. Zo stellen allochtone ouderen significant vaker vragen over financieel administratieve zaken. Ten eerste overbrugt de cultuurtolk taal en cultuurverschillen. De cultuurtolken vormen de spil van de methode. Zij slaan een brug tussen cliënt en ouderenadviseur, tussen oudere migranten en welzijnsinstellingen. Een cultuurtolk vertaalt wat de cliënt en de ouderenadviseur tegen elkaar willen zeggen. Maar meer nog zorgen zij voor vertrouwen. Voor de cliënt is de cultuurtolk een bekend gezicht in een vreemde organisatie. De hulpverlener krijgt informatie over cultuur, emotie, waarden en normen van de cliënt. De cultuurtolk doet zo veel méér dan tolken. De hulpverlener vraagt door. De cultuurtolk ondersteunt dit. Zo komen ze samen bij de kern van de zaak. De cultuurtolk is geen hulpverlener. Dat moet voor alle betrokkenen steeds duidelijk zijn. De cliënt heeft bij een huisbezoek twee bezoekers. De één heeft als taak een brug te vormen en taalbarrières weg te nemen. De ander is de ouderenadviseur die de eigenlijke dienstverlening in gang zet. Ook de cultuurtolk en de ouderenadviseur voeren na afloop een evaluatiegesprek. De cultuurtolk volgt de hulpverlening en voorziet de organisatie van informatie over culturen en gebruiken. Bovendien levert het een verkleuring van het personeelsbestand op. De SMDD ziet deze baan ook als een springplank. De functie is beschikbaar voor mensen die zich naast het werk verder willen ontwikkelen en een opleiding willen volgen (www.oudere-migranten.nl geraadpleegd op 09-09-2008) Praktische gegevens In Delfshaven was de start van POM in 2001. Sinds 2004 is het structureel. In Rotterdam is men met de uitrol in 2007 begonnen. Momenteel werken vier Rotterdamse deelgemeenten met POM: Delfshaven, Feijenoord, Centrum en Noord. De gemeente Rotterdam financiert deze stadsbrede opzet. De vier organisaties voor ouderenwerk in deze deelgemeenten Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Delfshaven, Stichting Ouderenwerk Noord, Stichting Welzijn Feijenoord en Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Centrum werken hierbij structureel samen met zelforganisaties van migranten. Onderzoek SMDD heeft zelf een evaluatie uitgevoerd.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
24
4.4
Intermediairs voor allochtone ouderen
Korte beschrijving Met de nieuwe zorgverzekering en de invoering van de Wmo wordt het nog belangrijker dat er op lokaal niveau vrijwilligers actief zijn die op de hoogte zijn en blijven van de meest actuele ontwikkelingen. Het is een feit dat allochtone ouderen en met name Molukse ouderen en hun omgeving niet genoeg geïnformeerd zijn over de laatste ontwikkelingen. Daarom is het van groot belang dat er op lokaal niveau aan goede voorlichting en belangenbehartiging wordt gedaan. Seniorenvoorlichters kunnen hierin een belangrijke rol vervullen. Een belangrijke methode om allochtonen te bereiken is de inzet van de zogenaamde seniorenvoorlichters, ook wel intermediairs genoemd. De stichting Meander en de Landelijke Stuurgroep Molukse Ouderen willen op basis van de ervaringen die zijn opgedaan in den lande en waar zij bij betrokken zijn geweest, de methode seniorenvoorlichter/intermediair toepasbaar maken en overdragen. Hoewel deze methode vooral is uitgevoerd bij Molukse seniorenvoorlichters, is zij ook geschikt voor andere allochtone groepen, stelt Stichting Meander (zie www.stmeander.nl geraadpleegd op 30-10-2008). Begin jaren 90 werd door onderzoek duidelijk dat Molukse ouderen niet alleen onvoldoende op de hoogte waren van de beschikbare algemene voorzieningen, maar ook dat aanbod op maat ontbrak en zij financiële drempels ervaarden. Uit contacten met diverse instellingen blijkt dat Molukse ouderen zeer weinig gebruik maken van voorzieningen die speciaal voor hen bedoeld zijn. Wellicht spelen cultuurelementen hierbij een rol. De ouderen geven echter ook aan dat voorlichting niet eenmalig zou moeten zijn. Aanspreekpunten voor Molukse ouderen waar deze op terug kunnen vallen zou veel beter zijn. Ook in Rotterdam en Drechtsteden worden allochtone vrijwilligers getraind tot Wmo-ambassadeur (zie www.forum.nl geraadpleegd op 30-10-2008). Wmo-ambassadeurs zijn allochtone vrijwilligers die tussen de cliënt en het centrale loket van de deelgemeente in staan. Doelgroep Oudere migranten. Doel Doel van de inzet van intermediairs en seniorenvoorlichters is om een brugfunctie te vervullen tussen instellingen en de moeilijk bereikbare groep oudere migranten met als doel de communicatie tussen allochtone ouderen en Nederlandse instellingen en voorzieningen te bevorderen. Aanpak Seniorenvoorlichters zijn vrijwillige ouderenadviseurs. De vrijwilliger vervult een brugfunctie tussen instellingen en de moeilijk bereikbare groepen zoals oudere migranten. Vrijwilligers worden getraind om voorlichting en informatie te geven aan ouderen in/uit de plaatselijke migrantengemeenschap. Er worden Informatieve en trainingsbijeenkomsten (gratis) georganiseerd waarbij vrijwilligers informatie, kennis en vaardigheden opdoen met betrekking tot: de Wmo; helpen, adviseren en ondersteunen van cliënten bij aanvragen Wmo; vaardigheden om zelfstandig informatie over de Wmo te zoeken; signaleren van knelpunten en dilemma’s over de Wmo; deelnemen aan Wmo adviesraad en/of andere overleggen. Naast het geven van voorlichting en verstrekken van informatie, zijn de vrijwilligers getraind in het afleggen van huisbezoeken. De vrijwilliger fungeert als voorlichter en vraagbaak en spreekt als het nodig is dezelfde taal als de cliënt. Kortom: een bruggenbouwer in de Wmo. Materiaal Stichting Meander (2006) Handleiding Seniorenvoorlichters Molukse Ouderen. Handleiding opzet en uitvoering scholings- en trainingsbijeenkomsten. Alphen aan den Rijn.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
25
4.5
Intermediairs voor allochtone oudere vrouwen
Korte beschrijving Allochtone oudere vrouwen blijken vaak in een isolement te verkeren en de weg naar Nederlandse instellingen op het terrein van zorg en welzijn niet te kunnen vinden (’s Jacob 1996). De instellingen hebben op hun beurt weinig ervaring met deze vrouwen. Uit een expertmeeting georganiseerd door het Ministerie van VWS in 1995 kwam naar voren dat intermediairs mogelijk een bijdrage kunnen leveren aan dit aansluitingsprobleem (‘s Jacob 2000). In 1997 besloot het Ministerie van VWS daarom met het project Péndula te starten dat bestond uit vijf pilots. Het Péndulaproject duurde twee jaar (van november 1997 tot november 1999). De pilots waren Eindhoven, Heusden, Leiden, Rotterdam (Feijenoord) en Zaanstad. Het Verwey-Jonker Instituut ondersteunde de ontwikkeling van de functie van intermediair door middel van onderzoek. Doelgroep Het project richtte zich op vier doelgroepen, te weten vrouwen van vijftig jaar of ouder van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Kaapverdische afkomst (FORUM 2004). Doel Doel van de inzet van intermediairs was de communicatie tussen allochtone oudere vrouwen en Nederlandse instellingen en voorzieningen te bevorderen. Aanpak De intermediairs bereiken door hun outreachende werkwijze allochtone oudere vrouwen die in een sociaal isolement verkeren. Door hun persoonlijke aanpak en het spreken van dezelfde taal, gecombineerd met hun professionele deskundigheid, winnen de intermediairs het vertrouwen van de doelgroep. In het eerste contact, meestal in de vorm van een huisbezoek, geeft de intermediair informatie over het project en legt uit wat zij voor de vrouw kan betekenen. Vaak wordt haar gevraagd ook informatie over haar eigen achtergrond te geven. De intermediair probeert een indruk te krijgen van de leefsituatie van de vrouw en de behoeften en de hulpvragen die daaruit voortkomen. De intermediair helpt de vrouw bij het inzicht krijgen in haar leefsituatie, het ordenen van de eventuele problemen en probeert vervolgens samen met de vrouw de hulpvraag duidelijk te krijgen. Alleen de vrouwen die zelf het initiatief tot het contact hebben genomen hebben een duidelijke hulpvraag; meestal is er dan een directe aanleiding of probleem. Als het initiatief van de intermediair is uitgegaan kan ook blijken dat de vrouw geen hulpvraag heeft. Het blijft vaak niet bij eenmalige bemiddeling tussen de vrouw en de instelling. De intermediair fungeert nog al eens als contactpersoon en belangenbehartiger voor de cliënt met instanties, zoals ziekenhuizen, advocaat, notaris, thuiszorg, Sociale Dienst of woningbouwvereniging. De intermediair bemiddelt in geval van conflicten of misverstanden. De intermediair probeert deze communicatiestoringen te voorkomen door regelmatig samen de post door te nemen, te zorgen voor begeleiding naar instanties en hulpverleners en te bemiddelen bij eventuele calamiteiten (‘s Jacob 2000). Onderzoek Het Verwey-Jonker Instituut (‘s Jacob 2000) heeft een kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar intermediairs voor allochtone vrouwen.
4.6
Voorlichtingsmethode Ouder worden in Nederland (in de 21e eeuw)
Korte beschrijving In 1994 heeft het NIZW het voorlichtingprogramma Ouder worden in Nederland uitgebracht. Meer dan 200 keer is de methode door instellingen en organisaties gebruikt om diverse groepen allochtone ouderen kennis te laten maken met de voorzieningen voor ouderen. De methode is ook buiten Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
26
Nederland geïntroduceerd. In 2005 is de methode opnieuw uitgebracht (zie www.forum.nl geraadpleegd op 05-09-2008). Ouder worden in Nederland in de 21e eeuw is een voorlichtingsprogramma voor oudere migranten en vluchtelingen over de onderwerpen welzijn, wonen en zorg. Het is de opvolger van de bovenstaande voorlichtingsmethode Ouder worden in Nederland. De komende decennia zal het aantal oudere migranten en vluchtelingen toenemen. Deze ouderen hebben nog vaak een traditionele kijk op de zorg en verwachten dat hun kinderen hen in huis zullen nemen en voor hen zullen zorgen als hun gezondheid achteruit gaat. Tegelijk merken ze dat dit in Nederland niet zo vanzelfsprekend is. Aan de andere kant hebben ze weinig kennis van de voorzieningen in Nederland en maken er ook weinig gebruik van. Dit voorlichtingsprogramma biedt ouderen de ruimte om na te denken en met elkaar te praten over het ouder worden en geeft informatie in de eigen taal en op maat gesneden over ouderenvoorzieningen in Nederland op het terrein van welzijn, wonen en zorg. Doelgroep Oudere migranten en vluchtelingen. Doel Het doel van de voorlichting is ondersteuning bieden aan migranten- en vluchtelingenouderen om hun eigen keuzes te maken en bewust na te denken over hun behoeften op het gebied van wonen, welzijn en zorg en hoe het mogelijk is daaraan tegemoet te komen. Daarvoor is het van belang dat de ouderen beter bekend raken met voorzieningen. Die informatie hebben zij nodig om hun eigen afwegingen te kunnen maken. Voorlichting op maat voor deze groepen ouderen kan ook het niet-gebruik van voorzieningen op het terrein van wonen, welzijn en zorg – voor zover veroorzaakt door kennisgebrek – terugdringen. Aanpak Bij dit voorlichtingsprogramma gaat men uit van groepsgewijze voorlichting, bij voorkeur in de eigen taal. Dit houdt in dat de voorlichting wordt gegeven aan één groep ouderen die dezelfde taal spreekt. Dit betekent ook dat de cursusbegeleider de taal van de ouderen spreekt of met een tolk werkt. In sommige situaties is het om financiële en organisatorische redenen niet mogelijk om voorlichting te geven aan één taalgroep en moet een combinatie worden gemaakt van migranten en vluchtelingen die verschillende talen spreken. Dit vraagt veel tijd voor vertalen en uitleg. Dan moet er rekening worden gehouden met een groter aantal dagdelen voor de uitvoering van dit programma. Bij sommige groepen, zoals Turkse en Marokkaanse ouderen, blijkt uit ervaring dat het de voorkeur heeft om de voorlichting gescheiden aan mannen en vrouwen te geven. In de bijeenkomsten wordt ingegaan op de gevolgen van het ouder worden op het terrein van wonen, welzijn en zorg. De ouderen krijgen basisinformatie over de voorzieningen waar ouderen een beroep op kunnen doen in Nederland. Het is belangrijk dat organisatoren van de voorlichting partners zoeken voor de uitvoering ervan. De instellingen die aanbod hebben voor ouderen, hebben ook de opdracht om hun potentiële klanten goed te informeren. Als er formeel een samenwerkingsverband is overeengekomen, kan er voor onderdelen van de voorlichting gebruikgemaakt worden van de voorlichters uit de betreffende instellingen zonder dat daar een financiële vergoeding tegenover staat. Partners kunnen zijn: welzijn ouderen, woningcorporaties, thuiszorg, zelforganisaties of contactpersonen vanuit de doelgroep. Het programma bestaat uit een kennismakingsbijeenkomst en vier modules onderverdeeld in zeven bijeenkomsten. De modules kunnen onafhankelijk van elkaar worden gebruikt. Als het niet mogelijk is om acht bijeenkomsten te organiseren, dan kan men een module laten vervallen. Het is wel belangrijk om per module beide bijeenkomsten uit te voeren, omdat ze zijn opgezet volgens het stramien: eerst praten over de eigen beleving en kennis en daarna pas informatie aanbieden. De kans is dan groter dat de informatie ook daadwerkelijk blijft hangen.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
27
Materiaal De publicatie Voorlichtingsprogramma. Ouder worden in Nederland in de 21ste eeuw omvat een handleiding inclusief een DVD met ondersteunend cursusmateriaal en is bedoeld voor GGDinstellingen, Stichtingen Welzijn Ouderen, migrantenorganisaties en organisaties die betrokken zijn bij welzijn, wonen en zorg voor (migranten)ouderen. De publicatie is te downloaden van de website van het Kenniscentrum ouderen. De publicatie is te bekijken en te bestellen bij Vilans (www.vilans.nl).
4.7
De Turkse mantelzorger beter ondersteund!
Korte beschrijving De Turkse mantelzorger beter ondersteund! is een project van de GG&GD Utrecht in samenwerking met de welzijnsorganisatie Cumulus en Stade. In dit project is gekozen voor de Turkse doelgroep omdat deze in Utrecht, na de Marokkanen, de grootste allochtone groep vormt en omdat, op basis van de literatuur, verwacht werd dat de Turkse gemeenschap meer open zou staan voor het ter discussie stellen van de traditionele zorgopvattingen. Voor de wijk Overvecht is gekozen vanwege het hoge aantal Turkse bewoners in deze wijk en de mogelijkheid aan te sluiten bij de activiteiten van Cumulus en Stade. Het project stelt zich ten doel de overbelasting van Turkse mantelzorgers in Utrecht Overvecht te verminderen door middel van een wijkgerichte aanpak. Dit wil men bereiken door het bespreekbaar maken van de zorgopvattingen, het bespreekbaar maken van de belasting van mantelzorgers, het vergroten van de toegankelijkheid van het welzijns- en zorgaanbod en door empowerment van de doelgroep. Hiervoor zijn drie strategieën ontwikkeld: voorlichting en bewustwording, participatie van de doelgroep en samenwerking met zorg- en welzijnsinstellingen (www.vilans.nl geraadpleegd op 30-092008). Doelgroep Turkse mantelzorgers. Doel Het verminderen van de overbelasting van de Turkse mantelzorgers. Aanpak Het project bestaat uit twee fasen. Kernactiviteiten in projectfase 1 zijn: - Opzet en training van een projectgroep bestaande uit een vertegenwoordiging van Turkse zelforganisaties, Turkse ouderen en mantelzorgers. - Organisatie door de projectgroep van informatiebijeenkomsten voor Turkse mantelzorgers en ouderen, gekoppeld aan discussie over zorgopvattingen en een inventarisatie van behoeften en knelpunten in het gebruik van welzijns- en zorgvoorzieningen. In projectfase 2 wordt op basis van de resultaten van projectfase 1, in samenwerking met andere partijen, een aangepast aanbod ontwikkeld. Materiaal Een draaiboek over de opzet, organisatie en inhoud van een serie voorlichtingsbijeenkomsten voor Turkse mantelzorgers is bedoeld voor organisaties die zelf aan de slag willen met het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten. Loog, A. (2005) De Turkse mantelzorger beter ondersteund! : Draaiboek voor de uitvoering van een wijkgericht voorlichtings- en discussieproject voor Turkse ouderen en Turkse mantelzorgers. GG&GD Utrecht. Onderzoek Door middel van een procesevaluatie is geïnventariseerd hoe het project is uitgevoerd en welke factoren positief dan wel negatief hebben bijgedragen aan het succes ervan (van Bergen 2004). De Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
28
hieruit voortgekomen aanbevelingen zijn verwerkt in het draaiboek van dit project. Daarnaast is gekeken naar de behaalde effecten. Een deel van de evaluatie is uitgevoerd door Annelies Kooiman in het kader van een afstudeeronderzoek voor de opleiding Toegepaste Communicatiewetenschap aan de Universiteit Twente.
4.8
Reminiscentiemethodiek
Korte beschrijving Reminiscentie is een methode voor het activeren van mensen tot communicatie met anderen. Door middel van prikkels (voorwerpen, foto’s, geuren of verhalen van anderen) komen bij de deelnemer herinneringen op aan een gebeurtenis of omstandigheid uit het verleden. “reactiestarters”, oftewel, iets dat aanzet tot reactie. Deze methode om contact tot stand te brengen is ontwikkeld door het NIZW (zie www.projectenzorgenwelzijn.nl, geraadpleegd op 17-09-2008). Deze methode voor sociale buurtontwikkeling gebruikt herinneringen om: - contact en communicatie tussen generaties en culturen te stimuleren, - de kwaliteit van sociale relaties in buurten te verbeteren, - de sociale cohesie te versterken. Doelgroep Ouderen in de buurt. Doel Herinneringen ophalen en daarnaast een gestructureerde activiteit bieden die uiteindelijk leidt tot een betere communicatie met de omgeving in het heden. De beoogde effecten zijn het voorkomen van sociaal isolement, het bieden van een sociale rol aan ouderen, het versterken van het gevoel van identiteit en eigenwaarde, het bijdragen aan begrip en plezier. Aanpak Mensen leren in kleine monoculturele groepen in 4 tot 6 bijeenkomsten hoe ze herinneringen kunnen ophalen. De deelnemers leren elkaar en het doel van het project kennen. Ze leren luisteren en vragen stellen aan anderen. Een tweede doel is mensen te laten merken dat hun verhaal interessant is. Ook leren de deelnemers wat een goed verhaal is. De groepen worden heringedeeld. Deelnemers leren in 4 tot 6 bijeenkomsten verhalen uit te wisselen met mensen uit verschillende culturen en worden gestimuleerd overeenkomsten in elkaars verhalen te ontdekken. Tevens leren ze hoe ze anderen kunnen stimuleren tot vertellen. Men leert zo elkaars geschiedenis op een luchtige manier kennen waardoor er begrip voor elkaar ontstaat. De verhalen worden verteld aan een breed publiek. In een buurt of wijk kunnen verschillende plekken gezocht worden waar verteld kan worden. Te denken valt aan scholen, buurthuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, straat- en wijkactiviteiten of bibliotheken. Materiaal Mercken, C. (2002) Een buurt vol verhalen. Integratie van generaties en culturen door buurtreminiscentie. NIZW. Praktische gegevens • Pluspunt heeft in drie Rotterdamse deelgemeenten volgens de methode van buurtreminiscentie uitwisselingsbijeenkomsten tot stand gebracht tussen ouderen van verschillende culturen. Doel van het buurtreminiscentieproject in Spijkenisse en in de Rotterdams deelgemeenten Charlois en Kralingen-Crooswijk was dat senioren uit verschillende culturen met elkaar in gesprek kwamen en elkaar leerden kennen door middel van het uitwisselen van herinneringen. Met ervaringen van begeleiders en deelnemers en tal van bruikbare tips. Pluspunt heeft hierover een boek uitgebracht (Hilverda 2006b). Bij het boek Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
29
hoort een dvd. Het boek is gericht op organisaties die ook een dergelijk reminiscentieproject op willen zetten. Het uiteindelijke doel van dit project Verhalend Verleden is dat de buurthuizen en het sociaal-cultureel werk de buurtreminiscentieactiviteiten zelfstandig kunnen voortzetten en verder uitbouwen. Pluspunt verzorgt hiertoe een training voor de reminiscentiewerkers. Per deelgemeente starten drie groepen ouderen van 8 tot 10 deelnemers, bijvoorbeeld een Marokkaanse, een Turkse en een Nederlandse. De reminiscentiewerker houdt het groepsproces op gang en stimuleert het vertellen van verhalen. Een assistent maakt aantekeningen over de verhalen en springt bij als het nodig is. Het gehele traject wordt afgesloten met een stedelijke presentatie, zodat ook andere geïnteresseerden kennis kunnen nemen van de methode en de resultaten. Te denken valt aan wijkaccommodaties, bibliotheken en het sociaal-cultureel werk. •
Het project Koffieverhalen van alle tijden! beoogt met een tiental ontmoetingen Marokkaanse, Nederlandse, Surinaamse en Turkse ouderen uit de wijk Lombok met elkaar en met andere, jongere generaties kennis te laten maken. Dit gebeurt door middel van reminiscentieactiviteiten. Veel ouderen hebben een schat aan levenservaringen en herinneringen die weinig worden gedeeld, uitgewisseld of doorgegeven aan de jongere generaties. De contacten die de ouderen hebben in de wijk zijn meestal beperkt tot contacten met de eigen generatie. Dat patroon wordt in Koffieverhalen van alle tijden! doorbroken. Daarbij worden de deelnemers aangemoedigd om naar elkaars levensverhalen te luisteren en eigen verhalen te vertellen. Studenten van de Hogeschool Domstad participeren als deelnemer in het project en vervullen daarnaast ook begeleidende taken (www.integratie.net geraadpleegd op 09-09-2008). Door gedeelde herinneringen kreeg men betere contacten in de eigen groep, maar ontstond er ook meer contact tussen de verschillende groepen. In eerste instantie bleven de deelnemers binnen hun eigen groep en praatten ze met elkaar in hun eigen taal, maar later werden de groepen ook gemixt. Hoewel zij misschien wat van elkaar afstonden en de contacten in eerste instantie stroef waren, hadden de deelnemers allemaal iets gemeen: een gezamenlijke geschiedenis in hun wijk Lombok. Samen met de zorg over de veranderingen in de wijk zorgde dit voor toenadering tussen de verschillende groepen en vonden zij iets dat hen bindt (www.movisie.nl geraadpleegd op 09-09-2008).
•
In alle culturen hebben ouderen een belangrijke functie in de overdracht van verhalen en tradities. De vertellers van Verhalenderwijs zijn ouderen met verschillende culturele achtergronden. Graag nemen ze hun publiek in hun verhalen mee naar andere tijden en andere culturen. Met hun verhalen overbruggen ze de verschillen tussen generaties en de verschillen tussen culturen. De negentien verhalenvertellers van Verhalenderwijs zijn afkomstig uit verschillende culturen (Curaçao, Kaap-Verdië, Suriname, Turkije en Nederland) en getraind door de Surinaamse verteller Paul Middellijn. Sinds de start van het project in 1999 vertelden ze hun verhalen vele malen bij ouderenorganisaties, in zorgcentra, bibliotheken en op scholen en festivals. Verhalenderwijs is een project van Pluspunt en COS Rijnmond & Midden-Holland. Onderzoek Volgens CABO blijkt uit ervaring dat reminiscentiebijeenkomsten vaak functioneren, al naar gelang de opzet, als contactnetwerk tussen oudere migranten uit hetzelfde land van herkomst, tussen ouderen van verschillende afkomst en tussen verschillende generaties (Luif en Gronthoud 2005). Ernst Bohlmeijer heeft onderzoek gedaan naar het effect van reminiscentie op depressie, maar er is geen onderzoek gedaan naar sociaal isolement.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
30
4.9
Anders oud worden (AOW)
Korte beschrijving Senioren organiseren informatiebijeenkomsten in de eigen wijk voor andere senioren. Deze formule 'voor en door senioren' in Rotterdam bestaat al meer dan 25 jaar. Anders Ouder Worden (AOW) bestaat uit ongeveer 23 werkgroepen van senioren die actief zijn in Rotterdamse wijken. Daarnaast zijn er werkgroepen, die gericht zijn op een speciale categorie senioren, bijvoorbeeld homoseksuele ouderen, dove en slechthorende ouderen, maar ook Surinaamse senioren en Antilliaanse, Kaapverdische, Turkse en Marokkaanse senioren. Doelgroep Oudere migranten (onderverdeeld in verschillende specifieke groepen). Doel Doel van Anders Ouder Worden is senioren de mogelijkheid te geven elkaar te ontmoeten, ervaringen uit te wisselen en hun stem te laten horen. Aanpak Iedere AOW-werkgroep bestaat uit zelfstandige vrijwilligers, eventueel ondersteund door een wijkberoepskracht. De werkgroepen bepalen zelf de thema's en regelen deskundige inleiders of gespreksleiding. Het gaat over thema's die voor senioren van belang zijn, bijvoorbeeld Persoons Gebonden Budget (PGB) of symptomen en behandeling van depressies. Pluspunt ondersteunt de werkgroepleden. Op stedelijk niveau komen iedere zes weken de werkgroepleden bij elkaar voor uitwisseling en deskundigheidsbevordering. Een werkgroep bestaat uit vijf of zes senioren die regelmatig themabijeenkomsten organiseren voor de senioren in de wijk of in de stad. De bijeenkomsten gaan altijd over actuele thema’s. Afgevaardigden van de werkgroepen komen eens in de zes weken bij elkaar om ervaringen uit te wisselen en op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen. Pluspunt verzorgt deze gezamenlijke bijeenkomsten en zorgt voor scholing en andere ondersteuning. Deze Anders Ouder Worden werkgroepen zorgen ervoor dat Pluspunt een brede achterban heeft onder senioren.
4.10
Huiskamergesprek
Korte beschrijving In een huiskamergesprek kunnen bewoners van verpleeghuizen en woongroepen op een prettige, gezellige manier hun wensen kenbaar maken. In de alledaagse drukte is het huiskamergesprek een moment van rust voor verzorgenden en bewoners. Een goede manier om het contact tussen bewoners en verzorgenden te verbeteren. Huiskamergesprekken leveren zo een bijdrage aan de kwaliteit van leven in het verzorgings- of verpleeghuis. Bewoners krijgen het meer naar hun zin en het werk wordt leuker voor de verzorgenden (zie www.sting.nl geraadpleegd op 30-10-2008). Huiskamergesprekken kunnen op buurtniveau en op het niveau van een verzorgingshuis of woongroep plaatsvinden. Huiskamergesprekken kunnen dus ook kleinschalige bijeenkomsten zijn per buurtdeel in huiskamersfeer, waarin met bewoners van gedachten wordt gewisseld over de plannen voor de buurt. Tijdens de huiskamergesprekken is er voor bewoners ruimte voor opmerkingen, ideeën, vragen en klachten over de buurt. Doelgroep (allochtone) ouderen Doel De contacten tussen (allochtone) ouderen onderling en met anderen verbeteren en eventuele wensen en behoeften in kaart brengen. Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
31
Aanpak De ruimte waarin de gesprekken worden gehouden wordt ingericht als 'een echte huiskamer', compleet met schemerlamp, kleedjes, bloemen, koffie en koekjes. Door de bijeenkomst met een kleine groep bewoners te houden (10-12 tot 5-20) in een huiskamersfeer is de drempel voor bewoners laag om deel te nemen aan het gesprek. Hierdoor krijgen bewoners de kans om mee te praten over allerlei thema's die in de buurt spelen. Iedereen komt aan het woord. Er is geen formele vergadering, geen vaste overleggroep en ook geen vaste agenda. Uitnodiging vindt plaats door nieuwsbrieven. Voor ieder buurtdeel wordt een huiskamergesprek georganiseerd. Door de buurt in kleine delen te splitsen voor een huiskamer leren bewoners elkaar beter kennen. Er ontstaat overeenstemming over gedeelde ergernissen in de woonomgeving. Voor Turkse en Marokkaanse bewoners worden aparte huiskamers gehouden. Deze worden voor de hele buurt georganiseerd. Ze bevorderen communicatie in twee richtingen (zie www.instrumentenwijzer.nl geraadpleegd op 30-10-2008).
4.11
WAVE
Korte beschrijving WAVE staat voor Waardering en Acceptatie van Elkaar. WAVE is een educatief bordspel voor oudere Antillianen/Arubanen, Marokkanen, Molukkers, Surinamers, Turken en autochtone Nederlanders. Deze groepen komen via het spel nader met elkaar in contact. Het spel stimuleert de meningsvorming over diverse onderwerpen en vestigt de aandacht op de eigenheid van de verschillende culturen. Doelgroep Oudere Antillianen/Arubanen, Marokkanen, Molukkers, Surinamers, Turken en autochtone Nederlanders. Doel Ouderen worden aangespoord met elkaar in gesprek te gaan en ervaringen uit te wisselen over onderwerpen die voor hen van belang zijn. Zodoende komen ze met elkaar in contact. Aanpak WAVE is een bordspel met 500 vragen verdeeld over 25 thema’s. Een deel van de vragen heeft betrekking op de groepen waarvoor WAVE ontwikkeld is. Het spel wordt gespeeld met een zo gemengd mogelijke groep van tien tot vijftien ouderen, verdeeld over teams van twee tot vier personen. De vragen worden per team beantwoord. Naast kennisvragen zijn er discussievragen en opdrachten. WAVE-kaarten en bonuspunten zorgen voor verrassingselementen. Het spelen van WAVE duurt ongeveer anderhalf uur. Het team dat aan het eind van het spel de meeste punten heeft, heeft gewonnen. WAVE wordt gespeeld met een spelleider. Hij of zij bevordert de discussie, zorgt ervoor dat iedere speler zijn mening durft te geven en stimuleert de spelers elkaar te helpen bij taalproblemen. Er is een uitgebreide spelleiderhandleiding met praktische adviezen en tips voor het werken met multiculturele spelersgroepen. De omgangstaal tijdens het WAVE-spel is Nederlands. WAVE is als methodische handreiking bestemd voor intermediairs uit zelforganisaties die ervaring hebben met intercultureel groepswerk, voor zorg- en welzijnsinstellingen en voor het buurtwerk, het opbouwwerk en educatieve centra. Praktische gegevens WAVE is ontwikkeld in een samenwerkingsverband van: FORUM, ANBO, de bond voor vijftigplussers en PYLOON, experts in educatie. WAVE is medegefinancierd door VSB-fonds, NDCO en het Oranjefonds (www.forum.nl, geraadpleegd op 09-09-2008).
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
32
5
Eerste bevindingen
Er bestaat een grote verscheidenheid aan voorzieningen dat erop is gericht om de maatschappelijke participatie van oudere migranten te bevorderen. De genoemde voorzieningen zijn vooral gericht op het faciliteren en stimuleren van de onderlinge contacten en ontmoetingen van allochtone en autochtone ouderen. Hierbij trachten de instellingen het aanbod aan activiteiten en diensten zoveel mogelijk af te stemmen op de lokale behoeften van de specifieke doelgroep. Ook maken de welzijnswerkers die binnen deze voorzieningen werkzaam zijn gebruik van een kansgerichte benadering. Zij proberen met name de kwaliteiten (zoals de kennis en levenservaring) waarover oudere migranten beschikken te benutten. De voorzieningen zijn voornamelijk opgezet door zorg en welzijnsinstellingen. Tijdens de expertmeeting merkte een aanwezige op dat dit niet verrassend is. Het criterium dat de interventie of methode goed beschreven moet zijn, dat in deze verkenning is gehanteerd bracht met zich mee, zo legde zij uit, dat lokale zelforganisaties niet worden meegenomen in deze verkenning omdat deze kleinere zelforganisaties van migranten de Nederlandse taal vaak onvoldoende beheersen. Daarentegen hebben welzijns- en zorginstellingen wel de kennis en kunde om hun voorzieningen en methoden goed te beschrijven, stelde zij. “Het is teleurstellend dat er weinig voorzieningen voor de specifieke groepen oudere migranten in het overzicht staan, want zij doen ook veel op dit gebied.” Om inzicht te krijgen in de voorzieningen die lokale zelforganisaties van (oudere) migranten zelf opzetten is verder onderzoek noodzakelijk. Aanvankelijk probeerden we de gevonden methoden te ordenen op basis van de verschillende subdoelen die aan de hand van de piramide van Maslow onderscheiden kunnen worden. De methoden bleken echter moeilijk in te delen omdat zij vaak meerdere subdoelen hadden en daardoor niet zomaar aan één fase te koppelen waren. Zoals Nelissen en Sittrop (2001) al schreven doet hun harde theoretische indeling geen recht aan de werkelijkheid. Toch bood het participatiemodel van Nelissen en Sittrop hulp bij het ordenen van het brede scala aan methoden en voorzieningen op dit subthema. Deze indeling hebben we vervolgens voorgelegd aan de experts tijdens de expertmeeting. Het bleek dat zij deze categorisering zeer bruikbaar vonden om de praktijk van maatschappelijke participatie inzichtelijker te maken en te onderbouwen. Zo hielp de indeling bij het inzichtelijk maken dat de behoeften, vragen en wensen van de doelgroep voorop moeten staan en dat niet zomaar gestreefd kan worden naar volledige interculturalisatie. Een expert gaf aan dat we in dit onderzoek niet teveel moesten vasthouden aan de eis dat de methoden al minstens twee jaar moeten worden toegepast. Hij stelde dat “veel van dit soort projecten nog in een beginfase verkeren en moeten worden doorontwikkeld.” Dit kan ook verklaren waarom er nog vrij weinig methodisch wordt gewerkt. De aanwezigen waren van mening dat in plaats van een focus op volledig ontwikkelde methoden het zinvol zou zijn om “de intuïtieve wijze waarop welzijnswerkers werken te beschrijven en daaruit te leren wat effectief is.” Christina Mercken gaf aan “dat respect en vertrouwen essentiële voorwaarden zijn voor het succesvol toepassen van methoden.” Theo Papilaja voegde toe dat “de intrinsieke motivatie moeilijk in welzijnstermen te beschrijven is. Het gaat vaak om een attitude die vrijwilligers en mantelzorgers doorgeven aan de volgende generatie, al is dat wel wat aan het verwateren.” Het zou een goed idee zijn om, met enige handreikingen daarvoor vanuit MOVISIE, de ontwikkelaars van succesvolle initiatieven zelf de succesfactoren te laten beschrijven concludeerden de experts. Uiteindelijk hebben we een tiental methoden gevonden die beoogden de maatschappelijke participatie van oudere migranten te bevorderen. Een aantal van deze methoden (zoals activerend huisbezoek en intermediairs) had onder andere tot doel een brug te slaan tussen oudere migranten en een voorziening of instelling. Deze methoden zijn met name gericht op het in kaart brengen van de Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
33
behoeftes en het bevorderen van de zelfredzaamheid, waarmee ook de maatschappelijke participatie wordt versterkt. Van allochtone ouderen die nauwelijks buitenshuis komen, kan namelijk niet worden verwacht dat zij de weg naar deze voorzieningen en centra vinden en/of zich (daar) actief gaan inzetten voor een vrijwilligersorganisatie. Een outreachende benadering is hier noodzakelijk. Zij moeten thuis worden bezocht, zo mogelijk door getrainde professionals of vrijwilligers (Penninx & Mertens 2007). Verder wordt vanuit het welzijnswerk voor ouderen steeds meer ingezet op het ontdekken, erkennen, benutten en zichtbaar maken van het maatschappelijke kapitaal van oudere migranten. Maar er zijn in dit kader nog geen specifieke methoden ontwikkeld voor professionals die met oudere migranten werken. Verder is gebleken dat slechts een zeer klein aantal methoden (wetenschappelijk) onderzocht is. De methode Activerend Huisbezoek voor en door allochtone ouderen is door TNO onderzocht waarbij gebruik is gemaakt van kwantitatief onderzoek. Het betreft hier een effectevaluatie op basis van een gerandomiseerde, gecontroleerde studie met voor- en nameting. Verder is kwalitatief onderzoek verricht naar Intermediairs voor allochtone vrouwen door het Verwey-Jonker Instituut. Ook is er een procesevaluatie gedaan naar de methode De Turkse mantelzorger beter ondersteund! Een deel hiervan is gedaan in het kader van een afstudeeronderzoek van een studente van de Universiteit Twente. De methoden die zijn gericht op het stimuleren van de interetnische en intergenerationele contacten blijken minder uitgebreid beschreven en niet (wetenschappelijk) onderzocht.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
34
6
Literatuur
Bergen, A. van (2004) Evaluatierapport. De Turkse mantelzorger beter ondersteund! Een project van GG&GD Utrecht, Stade en Cumulus in Utrecht Overvecht. GGD Utrecht. Bot, V. de, en Gastelaars, G. (2005) Thuis! Sociale redzaamheid voor anderstalige senioren. Forum en uitgeverij Coutinho. Choenni, C.E.S., Kalidien, S. N., Adhin, K. Sh. (2008) Hindoestaanse ouderen in Nederland. Een inventariserend onderzoek naar hun achtergronden, behoeften en welbevindingen. Dr. Jnan Adhin Instituut. Chorus, A.M.J. en Hopman-Rock, M. (2006) Effectevaluatie Activerend Huisbezoek Turkse en Marokkaanse oudere migranten. TNO Leiden. Distelbrink, M.,Gruijter, M. de en Pels, T. (2007) Zelfredzaamheid bevorderen voor allochtone vrouwen. Handreiking aan gemeenten. NICIS. FORUM (2004) Overzicht intermediairs voor allochtone ouderen. FORUM Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling. Utrecht. Graaf, F. de, Arjun, N. en Marapin, T. (2005) Verslag conferentie ‘Allochtone ouderen en sociale redzaamheid’. Gehouden op 8 december 2005 in het Auditorium van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hilverda, W. (2006a) Mekân ontmoetingsruimten. Een methode om Turkse en Marokkaanse ouderen te bereiken. Pluspunt. Hilverda, W. (2006b) Verhalend Verleden. We zongen allemaal hetzelfde lied maar ieder in onze eigen taal. Pluspunt. Huizing, A. (2000) Ervaring leert. Drie jaar Activerend huisbezoek bij ouderen. NIZW. Utrecht. Jacob, R. ‘s (1996) Een kwestie van lange adem. Ervaringen met het toegankelijk maken van algemene instellingen voor allochtone ouderen. NIZW/Verwey-Jonker Instituut. Utrecht. Jacob, R. ‘s (2000) Intermediairs voor oudere allochtone vrouwen: een onderzoek naar de ontwikkeling van deze functie in het kader van het landelijk project Pendula. Verwey-Jonker Instituut. Utrecht. Klercq, J. HUTUMA Procesevaluatie huisbezoeken bij Turkse en Marokkaanse Ouderen. Odyssee. Kosec, H., Wassie, N., Koning, C. en Bouwhuijsen, P. van den. (2008) Handreiking. Wmo participatie oudere migranten en vluchtelingen. Pharos/Regioplan. Loog, A. (2005) De Turkse mantelzorger beter ondersteund! : Draaiboek voor de uitvoering van een wijkgericht voorlichtings- en discussieproject voor Turkse ouderen en Turkse mantelzorgers. GG&GD Utrecht.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
35
Luif, G. en Gronthoud, W. (2005) Oudere migranten aan zet! Aanknopingspunten voor stadsdeelbeleid. Stichting CABO. Mercken, C. (2002) Een buurt vol verhalen. Integratie van generaties en culturen door buurtreminiscentie. NIZW. Mertens, H. (2008) (nog niet gepubliceerd) Allochtone ouderen nog te weinig op het netvlies. Geron. Tijdschrift over ouder worden en maatschappij. Uitgeverij SWP. Meulenberg, F. (2002) Verslag van het congres.‘Tijd voor eenzaamheid?!’ ZonMw, Den Haag/ Lasa Vrije Universiteit, Amsterdam/ Kenniscentrum Ouderen NIZW, Utrecht. Moerbeek, S. (2002) The elderly in exile: some findings regarding the situation of older refugees in the Netherlands. Stichting Bevordering Maatschappelijke Participatie, Amsterdam. Moerbeek, S. (2004) De kracht van oudere vluchtelingen. Programma's voor levensverhalen en expressiewerkboek. Stichting Bevordering Maatschappelijke Participatie, Amsterdam. Nelissen, H. (2000) Een blijvende ontmoeting. Visies en vaardigheden in het welzijnswerk met allochtone ouderen. Forum, Utrecht. Nelissen, H. en Sittrop, B. (2001) Ervaren jaren. Methodiekboek. Griekse, Italiaanse, Spaanse, Portugese, Kaapverdiaanse, Sloveense, Kroatische, Joegoslavische, Macedonische en Bosnische ouderen in Nederland. Stichting Lize, Utrecht. Penninx, K. & Mertens H. (2007) De zilveren kracht van allochtone ouderen in Schiedam. Bouwstenen voor een uitnodigende en verbindende aanpak. MOVISIE, Utrecht. Schellingerhout, R. (2004a) Cijferrapport Allochtone ouderen. SCP. Schellingerhout, R. (red.) (2004b) Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen. SCP. Sittrop, B. (2000) Kent u ons nog? Stichting Lize, Utrecht. Steege, G. Ter en Penninx, K. (2000) ’t Heft in handen. Praktijkboek Activerend Huisbezoek bij ouderen. NIZW. Utrecht. Stichting CABO. Evaluatie van de voorlichtingen Ouder worden in Amsterdam. 1999-2003. Tenhaeff, C., Bilgin, S., Lenssen, P., Nelissen, H. (1999) Het win-win effect. Verslag van het project Waardig oud worden in Nederland 1996-1998. Een samenhangend aanbod van welzijn, zorg en wonen; ontwikkeld met en voor allochtone ouderen. NIZW, Utrecht. Westhoff, M.H., Bloem B., Hopman-Rock M. (2000) Gezondheids- en welzijnsbevordering voor-en-door ouderen: monitorstudie Ageing Well 2000. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid. Wild J. de, en Mertens H. (2007) Contourennota. Allochtone ouderen in de Wmo. MOVISIE.
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
36
Bijlage 1 Deelnemerslijst Expertmeeting ‘Maatschappelijke participatie oudere migranten’ op 21 oktober 2008. Peter Rensen, dagvoorzitter Heidi Bassa Fenna Hendriks Wim Kop Marijn Kuijper Jan Willem van de Maat Freddy May Christina Mercken Harry Mertens Arend Odé Riki van Overbeek Theo Papilaja Wasilis Psathas Roelof Schellingerhout Boudewijn Sittrop Yvonne Witter Renske van der Zwet
MOVISIE Stichting Pluspunt (vervangt Liesbeth van Well) Welzijnsonderneming Divers, Den Bosch Palet Vilans MOVISIE NOOM Xina Tekst & Support MOVISIE Regioplan Vilans Forum CABO ITS-Nijmegen LIZE Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg MOVISIE
Utrecht, februari 2009 Verkenning Het versterken van de maatschappelijke participatie van oudere migranten
37