Plan van Aanpak ‘Samenwerken voor de jeugd in West Brabant Oost’ 1. Samen voor de jeugd Als gemeenten zijn we druk aan de slag met het realiseren van een kwalitatief goede infrastructuur van ondersteuning en lichte hulp bij opvoeden en opgroeien. De meeste van ons doen dat in de vorm van de CJG’s. Daar kunnen jeugd en ouders terecht voor al hun kleine en grote vragen over opvoeden en opgroeien. Vanaf 2015 krijgen we er als gemeenten ook de verantwoordelijkheid voor het realiseren van passende jeugdzorg bij. We krijgen de taken over voor het bieden van de nu nog de provinciale jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, de GGZ voor jeugd (nu nog AWBZ en zorgverzekering) en de zorg voor verstandelijk gehandicapte jeugd (idem). In de regio West Brabant hebben de 18 gemeenten vorig jaar al besloten om gezamenlijk richting te geven aan deze decentralisatie, aan het vormgeven van een nieuw stelsel voor jeugdzorg. Wij zien dit in West Brabant als kans om jeugd en ouders samenhangend en effectiever te ondersteunen. Vanuit de vraag van jeugd en ouders en volgens de uitgangspunten die wij ook hanteren in de rest van ons jeugdbeleid. We noemen de decentralisatie dan ook niet voor niets transformatie; we streven naar een kanteling in denken en doen; van een focus op risico’s en problemen naar een focus op de kracht en de talenten van jeugd en ouders zelf. Een ondersteuning waarbij de advisering en zorg in het leefgebied1 van het kind (thuis, in en om school, op de kinderopvang) in samenhang plaatsvindt. Begin 2012 hebben alle 18 colleges de West Brabantse visie vastgesteld en zijn twee subregio’s gevormd voor nadere uitwerking. Dit plan van aanpak heeft betrekking op de subregio West Brabant Oost, waarbij de volgende gemeenten zijn aangesloten; Werkendam, Woudrichem, Drimmelen, Aalburg, Geertruidenberg, Breda, Baarle Nassau, Alphen-Chaam en Oosterhout. Gemeente Breda is bestuurlijk kartrekker van deze subregio. We zijn nu ruim een jaar – en een kabinet - verder en de contouren van de nieuwe jeugdwet krijgen nu steeds meer vorm. Tegelijkertijd wordt steeds duidelijker dat deze decentralisatie niet los kan worden gezien van de andere decentralisaties die op stapel staan, die van arbeidsparticipatie, van grote onderdelen van de AWBZ (allen naar gemeenten) en de ontwikkeling van Passend Onderwijs (samenwerkingsverbanden PO en VO). We staan dus aan het begin van een transformatie van het sociale domein in den brede. Voor al deze opgaven rijst de vraag; wat willen we anders en hoe kunnen we dat dan 1
Met het leefgebied bedoelen we alle opvang- en onderwijsvoorzieningen waar kinderen en ouders gebruik van maken. 12 april 2013
organiseren. De transformatie opgaven zijn majeur, niet alleen maatschappelijk, maar ook financieel. Deze complexiteit en de omvang van de transformatieopdracht vraagt om gezamenlijk optrekken en bundeling van krachten. In dit plan stellen wij voor hoe we als 9 gemeenten samen kunnen werken aan het realiseren van de transformatieopgave voor de jeugdzorg. Het is niet alleen een transformatieopgave voor overheden. Ook de veerkracht en inzet van burgers wordt op de proef gesteld, we verwachten en ‘vragen’ hen als overheden dat zij meer zelf oplossen, en zichzelf en elkaar meer helpen en ondersteunen. De grote uitdaging is dat we dat als overheid dan ook mogelijk maken, hen de ruimte bieden en burgers ook in die zin gelijkwaardig gaan bejegenen (niet ‘wij weten wat goed voor u is’, wel: wat denkt en kunt u zelf, wie kan u verder helpen’). De focus wordt dus verlegd, van inzet en initiatief van de overheid of het publieke domein naar focus op de vragen en ook de oplossingen van de burgers zelf. De toekomst zal leren in hoeverre de samenleving als geheel de veerkracht bezit om die verwachting in te lossen en waar de grenzen liggen van wat burgers zelf en met elkaar kunnen regelen. 2. Van richting naar inrichting Terug naar de ondersteuning en hulp aan jeugd en ouders. De transformatie van de jeugdzorg. We staan voor de uitdaging om die transformatie handen en voeten te geven. Op regionaal niveau hebben we de richting en de uitgangspunten samen bepaald. Nu moeten we aan de slag met de ontwikkeling van een toekomstbestendige aanpak. Een aanpak die gestoeld is op de talenten, vragen en oplossingen van jeugd en ouders zelf en tegelijkertijd onderdeel uitmaakt van een bredere aanpak die vanuit het perspectief van burgers, gezinnen wordt ontwikkeld in plaats van vanuit het perspectief van instituties en overheden. Wat zijn de gedeelde waarden van de 9 gemeenten: 1. We gaan uit van talenten en eigen (oplossings)kracht van jeugd & ouders 2. De vragen van jeugd en ouders zijn leidend 3. Jeugd en ouders krijgen zo dichtbij mogelijk de ondersteuning/zorg die nodig is We hebben als 9 gemeenten in de regio West Brabant Oost de ambitie om die aanpak met elkaar te ontwikkelen. Niet door alles hetzelfde te doen, maar wel door gezamenlijk te bepalen welke ‘spelregels’ we willen hanteren. “Waar kunt u ons op aanspreken”. Zodat voor jeugd en ouders – en ook voor professionals, jeugdhulporganisaties en onderwijspartners – helder is wat zij van de gemeenten kunnen verwachten en vice versa. En door daar waar dat effectief en 12 april 2013
efficiënt is om snel de juiste inzet en hulp te kunnen bieden, wel degelijk ook de organisatie en financiering daarvan in gezamenlijke hand te nemen. Eenduidigheid in bejegening en sturing, diversiteit in hoe we dat vervolgens inbedden in onze lokale gemeenschappen. Veel kan en moet lokaal, dichtbij de burger. Rondom scholen en kinderopvang. We stimuleren vooral dat ouders elkaar adviseren en ondersteunen. Daar waar nodig bieden we vanuit de gemeente (in de vorm van bijv. CJG-ers) ondersteuning of hulp. Vraaggestuurd en in afstemming met de inzet die bijvoorbeeld in school gepleegd word. Die CJG ondersteuning wordt geboden door goede professionals, generalisten, die samen met jeugd en ouders aan slag gaan zodat ze het weer (zoveel als mogelijk) zelf en met hulp van familie en vrienden kunnen. We sturen in de subregio op eenduidige wijze op de kwaliteit van deze ondersteuning, namelijk door – conform de West Brabantse visie – te focussen en sturen op de kwaliteit van generalistische professionals. Professionals die dichtbij huis aan de slag gaan met de gezinnen. Zij kunnen 85% van de hulp zelf bieden. Soms is er aanvullend specifieke expertise of hulp nodig. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van één – maar vaak meerdere – kinderen of ouders met een verstandelijke beperking. Of psychiatrische problemen. Dan is het nodig dat de generalisten de hulp kunnen inroepen van een collega die daarin gespecialiseerd is. En ook die meer specialistische inzet, die willen we beschikbaar hebben voor álle jeugd en ouders in onze ‘Amerstreek Altena Baronie’ regio. Zonder wachtlijsten en zo efficiënt mogelijk georganiseerd. En dan is het slim om te kijken of we dat samen kunnen organiseren. Collectief in de subregio georganiseerd en gefinancierd en met ‘maatwerk’ inzet op basis van de vragen vanuit gezinnen en de generalisten die de gezinnen ondersteunen. Met uitvoering die aansluit bij de ‘couleur of culture locale’. 3. Wat gaan we doen? We hebben samen een set van ‘leefregels’ opgesteld. Die leven we na, daar willen we elkaar op aanspreken en daar kunnen burgers en andere belanghebbenden ons op aanspreken. We kiezen dus nadrukkelijk niet voor een blauwdruk voor de organisatie van ‘het CJG’ of ‘het voorliggende veld’, we kiezen wel voor een gezamenlijke inzet op de kwaliteit en de focus van onze lokale sociale infrastructuur voor jeugd en ouders. Daar gaan we op sturen.
12 april 2013
Onze gedeelde waarden concretiseren we naar gezamenlijke ‘leef/spelregels’:“zo doen we dat dus in onze 9 gemeenten, hier kunt u ons op aanspreken” 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
We luisteren goed en praten mét in plaats van over jeugd en/of ouders; Een jongere en/of gezin heeft 1 vast, vertrouwd aanspreekpunt; De jongere en/of het gezin is leidend (voor zover mogelijk), oa bij opstellen plan; Hulp en ondersteuning vindt in principe thuis (of zo-dicht-bij-huis mogelijk) plaats; Ondersteuning jongere en/of gezin door actieve inzet & goede samenwerking met het sociale netwerk van jeugd & ouders; Jeugd & ouders hebben in principe volledig inzicht in hun eigen dossiers; Jeugd & ouders kunnen om een andere professional (CJG-er) vragen als er geen vertrouwensband en goede samenwerking mogelijk blijkt2; Wij stimuleren vindplaatsen om vroeg & adequaat te signaleren en advies/inzet van CJG-ers in te vliegen waar nodig; CJG-ers/professionals schenden het vertrouwen jeugd & ouders niet en handelen transparant.
Deze leefregels hebben wij afgeleid van de uitgangspunten van de West Brabantse Visie op de transformatie van de jeugdzorg. En we hebben ze ontleend aan wat jeugd en ouders ons hebben meegegeven op de bijeenkomst die we op 13 december 2012 hebben gehad in het NAC stadion. Daar hebben we met jeugd, ouders en vertegenwoordigers van instellingen gesproken over de ervaringen die de aanwezige jeugd en ouders hebben. 4. Hoe gaan we dat organiseren? Uitgangspunten en leefregels bieden houvast en richting. De vraag is hoe we de jeugdhulp in de geest van onze leefregels organiseren en aansturen. We zoeken daarbij zoals gezegd naar een goede balans tussen eenheid in benadering (voorspelbaarheid en consistentie van beleid) en flexibiliteit in de inbedding in de lokale gemeenschappen. Die balans hebben wij gevonden in een aanpak die focust op de inzet van generalisten (competente professionals) die in overleg met jeugd en ouders het overgrote deel van de ondersteuning en hulp zelf leveren. Waar specialistische hulp nodig is of waar de generalist niet voldoende kan beoordelen wat er exact aan de hand is (diagnose stellingen, onderzoek etc.) daar kan de generalist de inzet van een collega, een specialist inroepen. 2
Onderzoek toont aan dat de ‘persoonlijke klik’ tussen jongere/gezin en professional doorslaggevend is voor effect van de ondersteuning. 12 april 2013
De 9 gemeenten organiseren ieder (of in combinaties waar dat gewenst is) het voorliggende veld en de inzet van generalisten. Leidraad hierbij zijn de gezamenlijke opgestelde leefregels en de gezamenlijke focus op kwaliteit voor jeugd en ouders. We maken afspraken over de inzet van de generalisten en de financiering daarvan. Daarnaast vormen we in de subregio een pool van specialisten, op basis van een inschatting van de benodigde expertise. Daarbij kunt u denken aan bijvoorbeeld de inzet van een psychotherapeut of iemand die deskundig is op het gebied van verstandelijk beperkte jeugd. Professionals uit deze pool sluiten op vraag van de generalisten aan en bieden de hulp die nodig is. Daar waar een generalist niet weet welke hulp nodig is, schakelt hij of zij het topteam in. Daarin zitten in ieder geval een jeugdarts, een jeugdpsychiater en een orthopedagoog. Zij bieden intercollegiale consultatie aan generalisten en voeren waar nodig onderzoek uit, stellen gezamenlijk de diagnose en adviseren over welke specialistische hulp nodig is. De gemeente Breda zal namens – en in nauw overleg met - de 9 gemeenten de verantwoordelijkheid voor het organiseren van de specialisten en het topteam op zich nemen. Deze inzet van generalisten en specialisten behelst alle vormen van “inclusieve” jeugdzorg. Dat wil zeggen alle preventieve ondersteuning en alle hulp die in en om huis en school, in de eigen leefomgeving plaatsvindt. Er zal een kleine groep kinderen en jongeren blijven die niet in hun eigen gezin en/of op hun eigen school geholpen kunnen worden. Zij zullen (tijdelijk) meer gebaat kunnen zijn bij “exclusieve” jeugdzorg. Zorg buiten het eigen gezin, bijvoorbeeld in een residentiële voorziening. Soms omdat zij zelf te zware (psychiatrische, verstandelijke) problemen hebben, soms omdat het voor hun eigen veiligheid beter is als zij het ouderlijk huis (tijdelijk) verlaten (na uitspraak kinderrechter over ontnemen voogdij ouders; gezinsvervangend tehuis, pleegzorg). Soms omdat het voor de omgeving voor henzelf beter is (jeugdzorg plus, jeugddetentie). Al deze vormen van exclusieve zorg organiseren wij op een grotere schaal, omdat het van belang is om te zorgen dat deze expertise in Nederland voldoende beschikbaar is en aansluit op de zorgvraag. Afhankelijk van de omvang van de doelgroep, de zorgbehoefte en de financiële aspecten zal dat op onderdelen regionaal/provinciaal zijn en op onderdelen zelfs bovenprovinciaal en wellicht landelijk. De basis wordt echter gevormd door de inclusieve (= ambulante) zorg en die organiseren we in samenhang vanuit de 9 gemeenten. Er zal daarbij aandacht zijn voor de aansluiting met het Passend onderwijs en de samenhang met de overige transities in het sociale domein. 12 april 2013
Deze redenatie volgend ligt het in de lijn dat ook de inzet van gezinsvoogden (jeugdbescherming, onder toezichtstelling) en uitvoering van jeugdreclassering op subregionaal niveau kan worden georganiseerd. Daar is veel voor te zeggen want de gezinsvoogd/gecertificeerde instelling respectievelijk de uitvoerders van de jeugdreclassering kunnen dan nauw aansluiten op en afstemmen met de jeugdhulp zoals geboden door de generalisten en specialisten. De gezinsvoogden zouden dan een toezichthoudende/coördinerende taak hebben, de jeugdprofessionals bieden de hulp die nodig is. Figuur 1: uitwerking organisatie jeugdhulp in subregio West Brabant Oost
12 april 2013
5. Wat staat ons te doen? We hebben de ambitie om uiterlijk 1 januari 2015, en zoveel eerder als mogelijk, te komen tot de werkwijze zoals we hierboven geschetst hebben. 1. Dat betekent voor alle gemeenten dat er soms kleine- soms grotere stappen gezet moeten gaan worden, dat er een omslag in werken en in aansturen gemaakt gaat worden. Van soms nog productsubsidiëring aan diverse instellingen naar een financiering die gebaseerd is op inzet van competente professionals. Van groot belang daarbij is dat we een gedeeld beeld hebben op hoe wij eenduidig, vanuit ieder van de 9 gemeenten (of in combinaties samen waar dat gewenst is) sturen op de kwaliteit van de generalisten (de CJG-ers). Onder andere door te werken met dezelfde basis competentieprofielen; welke competenties en welke ‘instelling’ verwachten wij van onze jeugdprofessionals. Dergelijke basisprofielen kunnen door een iedere gemeente naar gelang aangevuld worden met competenties of expertise die aansluiten bij de specifieke bevolkingssamenstelling, culturele achtergronden etc. Kortom die de generalist de gewenste couleur locale geven 2. Dat betekent dat we de actieve betrokkenheid van jeugd en ouders bij het doordenken en doorontwikkelen van onze aanpak structureel willen borgen. Zij hebben belangrijke input geleverd voor onze leefregels, zij zijn degenen die straks te maken krijgen met onze jeugdprofessionals. Zij hebben bovendien aangegeven dat zij ook graag actief betrokken willen blijven. Naast het meedenken over de doorontwikkeling is het trouwens ook van grote meerwaarde dat zij een actieve rol krijgen en nemen in bijvoorbeeld een CJG of een wijkteam. Zij kunnen andere jeugd en ouders informeren, adviseren, in contact brengen met. En zij vormen een goede spiegel voor professionals. En voor beleidsmakers en bestuurders! We gaan die actieve betrokkenheid - in ieder geval voor het doorontwikkelen van onze aanpak – organiseren. Uiteraard willen we ook de jeugdorganisaties en partners als het onderwijs deelgenoot maken van onze visie, onze leefregels en de aanpak die we voorstaan. Met de jeugdorganisaties kunnen we dan vervolgens ook afspraken gaan maken hoe zij kunnen voorsorteren en hoe we – samen met onder andere provincie en bijvoorbeeld zorgverzekeraars – ook qua inkoop en aansturing al richting onze nieuwe aanpak bewegen.
12 april 2013
3. Dat betekent ook dat we samen gaan verkennen hoe we die onafhankelijke generalisten het beste kunnen positioneren, hoe verhouden zij zich tot de gemeente, hoe verhouden zij zich tot de instellingen die (in de vorm van professionals dan wel exclusieve zorg) onderdelen van de jeugdhulp leveren. Hoe verhouden zij zich tot jeugd en ouders, als de ‘echte’ klant. Met de regionale middelen die nog beschikbaar zijn voor het ontwikkelen van een sturingsmodel hebben we een opdracht uitgezet om de diverse juridische constructies die mogelijk zijn te verkennen en aan te geven wat de voor- en nadelen van de varianten zijn. Zodat er vervolgens door gemeenten een keuze kan worden gemaakt. 4. Dat betekent dat we met elkaar bindende afspraken moeten gaan maken over de inzet van middelen. Wat investeren we minimaal in de inzet van generalisten (preventie/voorliggend veld/huidige cjg taken). Welk percentage van onze budgetten (naar rato van bijv het aantal jeugdigen) zetten we daarop in. Als we die afspraken kunnen maken, kunnen we vervolgens ook – op basis van solidariteit en naar rato van verdeling – afspraken maken over de financiering van de specialistische hulp. Het realiseren /subsidiëren /inkopen van die hulp leggen we vervolgens neer bij de gemeente Breda die dat namens de 9 gemeenten organiseert (in lijn met de afspraken die we daarover maken en in nauw overleg). 5. En dat betekent ook dat we – als we met de 9 gemeenten gaan voor inzet op preventie en het versterken van de eigen kracht van burgers, op investeren aan de voorkant - we met vereende krachten afspraken maken met huisartsen en zorgverzekeraars; hoe voorkomen we dat er te snel en onnodig aanspraken worden gemaakt op zwaardere en duurdere vormen van zorg. Welke afspraken maken we over doorverwijzing naar onze generalisten. Hoe kunnen we samen met hen een alliantie vormen die juist investeert in preventie. Want dat rendeert op de lange termijn. 6. We zullen samen moeten lobbyen richting regio, provincie en rijk. Om te voorkomen dat we straks een te groot deel van de middelen kwijt zijn aan het cofinancieren van exclusieve zorg, uitgevoerd door landelijke opererende instellingen. We beseffen dat een deel van de middelen terecht nodig is voor hulp aan jongeren die te kampen hebben met zware complexe problematiek. We willen echter wel inzicht in en mede sturen op hoe we juist voor deze groep jongeren ook zorgen dat die zorg zo effectief en efficiënt mogelijk wordt georganiseerd en zoveel als mogelijk aansluit bij de leefregels die wij hebben geformuleerd.
12 april 2013
Wat gaan we doen: 1. We sturen in alle 9 gemeenten op de kwaliteit van de generalisten. 2. We betrekken jeugd, ouders en andere relevante partners actief bij het doorontwikkelen van onze aanpak. 3. We verkennen samen hoe we de onafhankelijke generalisten het beste kunnen positioneren (juridische basis) 4. We maken met elkaar bindende afspraken over welk % van het budget we minimaal inzetten op ‘de voorkant’ cq de generalisten. 5. We maken samen afspraken met huisartsen en zorgverzekeraars. 6. We lobbyen samen voor een goede sturing op - en efficiënte organisatie van - exclusieve zorg die op regionaal of bovenregionaal niveau zal plaatsvinden. 7. Planning Globaal ziet onze planning er voor 2013 als volgt uit (nadrukkelijk op hoofdlijnen omdat we op onderdelen afhankelijk zijn van aard en tempo van wetgevingsproces jeugdwet, vaststelling verdeelmodellen etc.). 2de kwartaal: April – Juni Beslispunten voorleggen aan de colleges en waar gewenst raden Doorontwikkeling langs de 3 sporen: Aansluiting jeugdzorg – passend onderwijs: a. Projectplan proeftuin integrale zorg thuis en in school ingediend bij provincie, start uitvoering na toekenning middelen; b. Aansluiting lokale CJG’s met onderwijs; subregionale werkgroep; afstemmen en waar gewenst samen optrekken. c. Voorbereiden OOGO; gecombineerde werkgroep ambtenaren onderwijs – vertegenwoordigers PO en VO. Aansluiting CJG’s en (doorontwikkeling) Veiligheidshuis a. Aansluiting CJG’s en SHG/AMK: Projectplan proeftuin ingediend bij provincie, start uitvoering na toekenning middelen: integratie Steunpunt Huiselijk Geweld/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en versterking van aansluiting met CJG’s. Doorontwikkeling CJG’s: inventariseren welke stappen per gemeente gezet moeten worden om toe te werken naar model zoals hierboven geschetst (sturing op kwaliteit van generalisten).
12 april 2013
Onderzoek juridische (en daaraan gekoppelde financiële) modellen voor organisatie lokale CJG’s/generalisten resp. subregionale pool van specialisten: werkgroep formeren met juridische en inkoopexperts vanuit gemeenten. Bijeenkomst met jeugd, ouders, partners, instellingen: vervolg op NAC bijeenkomst; waar staan we nu, waar gaan we, welke stappen, welke betrokkenheid van wie. 3de kwartaal: Juli- September Doorontwikkeling langs de 3 sporen. Indien verdeelmodel budgetten jeugdhulp bekend (meicirculaire); inzicht in financiële middelen en consequenties in kaart brengen en opstellen van scenario’s: waar willen we op investeren en waar kunnen we op korte termijn bezuinigen, waar zitten we vast aan langer termijn verplichtingen? Etc. Inzicht in huidige hulp- en zorgvragen en huidige gebruik/afname van zorgaanbod. Ontwikkelen van voorstellen voor borgen intergemeentelijke samenwerking (vorm en aard van de samenwerking, welke afspraken en voorwaarden, juridische en financiële kaders). Oriënterende gesprekken met huisartsen en zorgverzekeraars voorbereiden en voeren (ambtelijk en bestuurlijk). Opstellen scenario’s voor aansluiting vrijwillige kader en justitiële kader (positioneren en organiseren van Jeugdbescherming en Jeugdreclassering; voorbereiden besluitvorming door colleges. Idem voor exclusieve en deeltijdvoorzieningen. Opstellen van participatie- en communicatieplan voor actieve betrokkenheid van en structurele informatievoorziening richting jeugd, ouders, partners, jeugdorganisaties e.a. Participatie- en communicatietraject in gang. 4de kwartaal: Oktober –December Doorontwikkeling langs de 3 sporen: stappenplan richting model generalistenspecialisten gereed en vastgesteld (lokaal en subregionaal). Definitieve keuzes maken voor inrichting gehele stelsel inclusieve en exclusieve zorg, vrijwillig respectievelijk justitiële kader. Keuzes maken voor verdeling middelen; inclusieve zorg, exclusieve zorg. Afspraken met huisartsen, zorgverzekeraars en provincie. Plan van aanpak 2014 maken. Proeftuinen op de ‘scharnierpunten’ van generalist naar specialist, van zorg in en zorg om school (passend onderwijs, 1 gezin, 1 plan), van shg/amk inzet naar cjg en vice versa.: transformatie fonds aanvragen. En verder voorbereiden/inrichten aanpak (o.l.v. kartrekkers). 12 april 2013