Pijnackerse Vaart nabij Delfgauw rapport 3082
Pijnackerse Vaart nabij Delfgauw (gemeente Pijnacker-Nootdorp en Delft)
Een Bureauonderzoek
J.M. Blom
2
Colofon ADC Rapport 3082 Pijnackerse Vaart nabij Delfgauw (gem. Pijnacker-Nootdorp en Delft) Een Bureauonderzoek Auteur: J.M. Blom In opdracht van: Royal Haskoning © ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 3 september 2012 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Status onderzoek: definitief, 31 augustus 2012 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Autorisatie: J. Huizer
ISSN 1875-1067
ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email
[email protected]
3
Inhoudsopgave Samenvatting 1 Inleiding en administratieve gegevens 2 Bureauonderzoek 2.1 Doelstelling en vraagstelling 2.2 Methodiek 2.3 Resultaten 2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie 3 Aanbeveling 4 Aanbeveling bevoegd gezag Literatuur Geraadpleegde websites Lijst van afbeeldingen en tabellen
5 7 8 8 8 8 11 12 12 13 13 13
4
5
Samenvatting In opdracht van Royal Haskoning heeft ADC ArcheoProjecten in mei 2012 ten behoeve van het graven en de verbreding van watergangen een bureauonderzoek uitgevoerd op de locatie Pijnackerse Vaart nabij Delfgauw (gemeente Pijnacker-Nootdorp). Op basis van het bureauonderzoek werden archeologische waarden verwacht uit het Neolithicum. in afzettingen van het Laagpakket van Wormer. De top hiervan bevindt zich op ca. 250 cm –mv en blijft buiten bereik van de voorgenomen bodemingrepen. Boven deze afzettingen is het Hollandveen Laagpakket gelegen. De top hiervan ligt gemiddeld enkele decimeters beneden maaiveld. Er zijn geen aanwijzingen dat de top van het veen bewoond is geweest. In en op de afzettingen van het Laagpakket van Walcheren kunnen archeologische waarden daterend vanaf de IJzertijd aanwezig zijn. Deze waarden kunnen direct aan het maaiveld worden aangetroffen. De meest kansrijke locaties betreffen kreekruggen, die door inversiewerking hoog in het landschap zijn gelegen. Daarnaast is één archeologisch bekend terrein in het plangebied gelegen waar waarden uit de Romeinse tijd aanwezig zijn. In de zone waar reeds eerder archeologisch booronderzoek heeft plaatsgevonden is de kans op het aantreffen van archeologische waarden klein; eerder onderzoek heeft ze ondanks een intensief boorgrid immers niet aan het licht gebracht. Hierdoor geldt ook voor de kreken een lage archeologische verwachting. ADC ArcheoProjecten adviseert om in de zone met een hoge archeologische verwachting (getijinversierug) een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen. Geadviseerd wordt een boring te zetten om de 20 m tot de maximale verstoringsdiepte. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA) of Programma van Eisen (PvE). Ter plaatse van AMK-terrein 9402 wordt geadviseerd een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) uit te voeren, teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Direct aan en onder maaiveld zijn archeologische waarden uit de Romeinse tijd aanwezig. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). ADC ArcheoProjecten adviseert om de rest van het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Het bevoegd gezag neemt de aanbevelingen over, maar adviseert daarnaast een verkennend booronderzoek voor het tracé tussen de A13 en de Zuideindseweg (lengte ca. 1 km). Hier dient om de 20 m een boring gezet te worden tot de maximale verstoringsdiepte. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA).
6
Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Periode
Afkorting
Tijd in jaren
Nieuwe tijd
NT
1500 - heden
Middeleeuwen:
XME
450 – 1500 na Chr.
Late Middeleeuwen
LME
Vroege Middeleeuwen
VME
Romeinse tijd:
ROM
Laat-Romeinse tijd
ROML
270 - 450 na Chr.
Midden-Romeinse tijd
ROMM
70 - 270 na Chr.
Vroeg-Romeinse tijd
ROMV
IJzertijd:
IJZ
Late IJzertijd
IJZL
250 - 12 voor Chr.
Midden-IJzertijd
IJZM
500 - 250 voor Chr.
Vroege IJzertijd
IJZV
Bronstijd:
BRONS
Late Bronstijd
BRONSL
1100 - 800 voor Chr.
Midden-Bronstijd
BRONSM
1800 - 1100 voor Chr.
Vroege Bronstijd
BRONSV
2000 - 1800 voor Chr.
Neolithicum (Jonge Steentijd):
NEO
Laat-Neolithicum
NEOL
2850 - 2000 voor Chr.
Midden-Neolithicum
NEOM
4200 - 2850 voor Chr.
Vroeg-Neolithicum
NEOV
Mesolithicum (Midden-Steentijd):
MESO
Laat-Mesolithicum
MESOL
6450 - 4900 voor Chr.
Midden-Mesolithicum
MESOM
7100 - 6450 voor Chr.
Vroeg-Mesolithicum
MESOV
Paleolithicum (Oude Steentijd):
PALEO
Laat-Paleolithicum
PALEOL
35.000 - 8800 voor Chr.
Midden-Paleolithicum
PALEOM
300.000 – 35.000 voor Chr.
Vroeg-Paleolithicum
PALEOV
tot 300.000 voor Chr.
Bron: Archeologisch Basis Register 1992
1050 - 1500 na Chr. 450 - 1050 na Chr. 12 voor Chr. – 450 na Chr.
12 voor Chr. - 70 na Chr. 800 – 12 voor Chr.
800 - 500 voor Chr. 2000 - 800 voor Chr.
5300 – 2000 voor Chr.
5300 - 4200 voor Chr. 8800 – 4900 voor Chr.
8800 - 7100 voor Chr. tot 8800 voor Chr.
7
1
Inleiding en administratieve gegevens In het voorliggende rapport wordt een onderzoek beschreven waarvoor de volgende administratieve gegevens gelden: Opdrachtgever: Soort onderzoek: Aanleiding: Locatie: Plaats: Gemeentes: Provincie: Kadastrale gegevens: Kaartblad: Oppervlakte plangebied Coördinaten: Bevoegde overheid: Deskundige namens de bevoegde overheid: ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): Auteur: Projectmedewerker: Autorisatie: Periode van uitvoering: Beheer en plaats documentatie: Beheer en plaats digitale documentatie (e-depot):
Royal Haskoning bureauonderzoek verbreding watergangen Pijnackerse Vaart Delfgauw Pijnacker-Nootdorp en Delft Zuid-Holland divers 37E lengte 5210 m 86.491/444.479; 86.919/444.105; 86.680/445.255; 88.941/446.023; 89.090/446.654 provincie Zuid-Holland dhr. R.H.P. Proos 51988 J.M. Blom J.M. Blom J. Huizer mei 2012 ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort http://persistent-identifier.nl/?identifier=urn:nbn:nl:ui:13-tyzf-d5
Het grootste deel van het plangebied ligt in een gebied waar een gemeentelijk archeologisch beleid is vastgesteld. Het betreft het deel van het plangebied ten oosten van de A13. Op grond van dit beleid valt het plangebied in de zone met een lage tot middelhoge verwachting. Waar het tracé een ontginningsas snijdt geldt een hoge verwachting.1 Om in deze zones een omgevingsvergunning te kunnen verkrijgen, dient de initiatiefnemer een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden. Voor het deel van het plangebied ten westen van de A13, in de gemeente Delft, is nog geen archeologisch beleid ontwikkeld.2 In Nederland dient het vaststellen van de archeologische waarde van een plangebied te gebeuren op grond van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).3 Gemeenten kunnen hierop aanvullende uitvoeringskaders vaststellen. De gemeentes Pijnacker-Nootdorp en Delft hebben voor zover bekend echter geen aanvullende uitvoeringskaders vastgesteld voor het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek, noch zijn deze voor dit project afzonderlijk opgesteld. Dit onderzoek is dus gebaseerd op de algemene criteria die in de KNA staan geformuleerd.
1
Kerkhof 2009.
2
http://www.archeologie-delft.nl/nl/beleid-a-vergunningen/archeologiebeleid/archeologiebeleid-gemeente-delft
3
SIKB 2010.
8
2
Bureauonderzoek 2.1
Doelstelling en vraagstelling
Het bureauonderzoek vormt de eerste stap in het vaststellen van de archeologische waarde van het gebied. Het doel van bureauonderzoek is het aan de hand van schriftelijke bronnen verwerven van informatie over bekende en/of verwachte archeologische waarden in het plangebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting? Is het plangebied voldoende onderzocht? o Zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek is nodig om te komen tot een selectiebesluit? o Zo ja, welk selectiebesluit kan worden genomen (vrijgeven, opgraven, begeleiden)?
2.2
Methodiek
Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek. Het bureauonderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen: 1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik; 2. Aanmelden onderzoek bij Archis; 3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid; 4. Beschrijven huidig gebruik; 5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen; 6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond; 7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden; 8. Opstellen gespecificeerde verwachting; 9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek; 10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens; 11. Aanleveren digitale gegevens bij e-Depot. De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien relevant weergegeven op een kaart. De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het bureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-Depot.
2.3
Resultaten
2.3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik De exacte locatie van het plangebied is weergegeven op afbeeldingen 1 en 2. Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van ca. 50 m rondom het plangebied.
9
In het plangebied worden watergangen gegraven en verbreed, natuurvriendelijke oevers aangelegd en duikers en landbouwbruggen geplaatst. In het westelijk deel van het tracé zal een nieuwe watergang met een breedte van ca. 15 m worden gegraven. Elders worden bestaande watergangen verbreed. De breedte van de uitbreiding bedraagt maximaal 11 m. De maximale diepte tot waarop de watergangen worden verbreed is 4 m –NAP (ca. 1 m beneden de waterspiegel). Afhankelijk van de locatie worden de watergangen aan de west-, noord-, zuid- of oostzijde verbreed. De consequentie van de voorgenomen ingreep kan zijn dat eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond mogelijk worden aangetast. 2.3.2 Beschrijving van de aardwetenschappelijke waarden De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied: Bron
Informatie
Geologische kaart van Nederland 1:50.0004
Afzettingen van Duinkerke 1 op Hollandveen op Afzettingen van Calais met Hollandveen, plaatselijk afzettingen van Duinkerke in een betrekkelijk ondiep ingesneden patroon met aan de basis Hollandveen (A2.1), midden van plangebied Hollandveen op Afzettingen van Calais en/of Gorkum met Hollandveen (C2)5 ontgonnen veenvlakte (2M46), vlakte van getijafzettingen (2M35) en getij-inversierug (3K33) weideveengronden (pVc), waardveengronden ( kVc), drechtvaaggronden ( Mv41C) en leek-/woudeerdgronden (pMn55C en pMn85C)
Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.0006 Bodemkaart van Nederland 1:50.0007
De regio rond het plangebied is gevormd in het Holoceen, het huidige geologische tijdperk dat na de laatste ijstijd is begonnen (ca. 11.700 jaar geleden). In deze periode steeg de zeespiegel door de temperatuurstijging, aanvankelijk snel maar later nam de snelheid af. Omdat de zee steeds verder naar het oosten schoof, kwam het plangebied vanaf circa 4000 v.Chr. steeds meer onder directe invloed van de zee te liggen. Grote overstromingen leidden tot sedimentatie van dekafzettingen van het Laagpakket van Wormer. Langs de steeds veranderende kustlijn ontstonden ook kustbarrières. Hierdoor veranderde het plangebied in een lagunair, dynamisch waddengebied. Dit waddengebied werd doorsneden door geulen. Deze mariene afzettingen 8 worden tot het Laagpakket van Wormer gerekend. Rond 3200 v.Chr. verzandde de voormalige Rijn-Maasmonding en verplaatste deze zich naar het gebied waar die nu ligt. Bovendien had zich nu een permanente kustbarrière gevormd. Hierdoor stagneerde de afwatering van de waddenlagune en vormde zich een dik veenpakket (Hollandveen Laagpakket) boven de afzettingen van het Laagpakket van Wormer. Met de uitzondering van enkele, goed door geulen afgewaterde veenkussens, was dit veengebied in principe te nat voor bewoning. In het veen waren veenontwateringsgeultjes aanwezig, waarin in een later stadium kreken zijn ontstaan. Hierdoor zijn de oeverzones vaak geërodeerd met als gevolg dat eventueel aanwezige vindplaatsen zijn verdwenen.9 In het plangebied ligt het veen vrijwel aan het maaiveld, enkel afgedekt door een enkele decimeters dik kleidek.
4
Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO 1993.
5
Afzettingen van Duinkerke worden tegenwoordig gerekend tot het Laagpakket van Walcheren (Formatie van Naaldwijk).
Afzettingen van Calais worden tegenwoordig gerekend tot het Laagpakket van Wormer (Formatie van Naaldwijk). Afzettingen van Gorkum worden tegenwoordig gerekend tot de Formatie van Echteld. 6
Alterra 2003.
7
Stichting voor Bodemkartering 1972.
8
Kerkhof 2009.
9
Kruidhof 2006.
10
Uit diverse boringen aan de westzijde, in het midden en aan de oostzijde van het plangebied blijkt dat de top van het Hollandveen Laagpakket op maximaal 0,4 m –mv is gelegen. De top van het Laagpakket van Wormer ligt op maximaal 2,6 m –mv.10 Vanaf circa 1500 v.Chr. vonden nieuwe zee-inbraken plaats in het toenmalige kustgebied van West-Nederland. Tijdens verschillende van deze inbraken werden dek- en geulafzettingen behorende bij het Laagpakket van Walcheren afgezet. De door inversiewerking hoger gelegen geulafzettingen waren voor bewoning aantrekkelijker dan de dekafzettingen. Een belangrijke geulsysteem is dat van de Gantel, dat van ca. 300 tot 100 v. Chr. actief was. In de Romeinse tijd zijn de oevers van het toen inmiddels drooggevallen systeem intensief gebruikt voor bewoning. e
Rond de 3 eeuw na Chr. vernatten de omstandigheden in het plangebied opnieuw en begon het Hollandveen Laagpakket weer in omvang toe te nemen op de afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Rond 900 na Chr. ontstond een nieuwe Maasmonding. Hierdoor ontstonden nieuwe waterlopen, werd het veengebied beter ontwaterd en stopte het veen met groeien. Vanaf dat moment werden de veengebieden geschikt voor ontginning en veranderde het landschap. Uit een hoogtebeeld en de geomorfologische kaart blijkt dat in het plangebied drie kreekruggen zijn gelegen, die door inversiewerking relatief hoog in het landschap zijn komen te liggen. Deze kreekzettingen behoren tot het Laagpakket van Walcheren en liggen aan het maaiveld. Deze locaties zijn binnen het plangebied het meest geschikt voor bewoning. Hierbuiten zijn laaggelegen dekafzettingen (Laagpakket van Walcheren) aan het maaiveld gelegen. Deze waren vanwege hun lage en natte ligging weinig aantrekkelijk voor bewoning (zie afb. 3). Een deel van het plangebied is reeds eerder onderzocht door middel van een booronderzoek. De boringen zijn op een afstand van ca. 20 m van het tracé van het plangebied gezet en kunnen derhalve als representatief voor het plangebied worden beschouwd. De boringen zijn om de 20 m gezet, waardoor de bodemopbouw gedetailleerd in kaart is gebracht. Het grootste deel van dit tracé heeft een lage tot middelmatige verwachting voor archeologische waarden zowel in het Laagpakket van Wormer, het Hollandveen Laagpakket en het Laagpakket van Walcheren. Op één locatie geldt een hoge verwachting voor archeologische waarden in het Laagpakket van Wormer.11 Dit niveau ligt hier op 250 cm –mv (5,05 m –NAP) en derhalve beneden de geplande graafwerkzaamheden. 2.3.3 Beschrijving van bekende archeologische waarden In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld (zie afb. 4): AMK-terrein nr
Omschrijving
Datering12
Opmerking
1090
versterkt huis (mogelijk Huis Ruiven)
LME
op kreekrug
9402
nederzettingscomplex
ROM
op kreekrug 0-40 cm –mv
Waarnemingsnr
Omschrijving
Datering13
Opmerking
100069
aardewerk
LME
oppervlaktevondst
100101
aardewerk
LME
oppervlaktevondst
100111
aardewerk
LME
oppervlaktevondst
100155
aardewerk
LME
oppervlaktevondst
413577
vondstlaag met aardewerk
ROM
413579
aardewerk en hoefijzer
LME/NT
vondstlaag op kreekrug (Laagpakket van Walcheren) geen context, aanlegvondsten
425143
fundering boerderij
NT
17e-19e eeuw
10
www.dinoloket.nl boringen B37E2730, 2518, 2926.
11
Kruidhof 2006.
12
Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1.
13
Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1.
11
Onderzoeksmeldingsnummer
Soort onderzoek
Resultaat
Advies
1476314
booronderzoek
divers
divers
In ARCHISII zijn voor het onderzoeksgebied geen vondstmeldingen geregistreerd. Op de verwachtingskaart van de gemeente Pijnacker-Nootdorp valt het plangebied in de zone met een lage tot middelhoge verwachting. Waar het tracé een ontginningsas snijdt geldt een hoge verwachting.15 Voor het deel van het tracé in de gemeente Delft, ten westen van de A13, geldt op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland (CHS) een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Het tracé doorsnijdt één terrein van archeologische waarde, waar direct aan of onder het maaiveld archeologische resten uit de Romeinse tijd zijn gelegen. Ongeveer 50 m ten zuiden van het tracé zijn resten van een versterkt huis, mogelijk Huis Ruiven, gelegen. Ook elders langs het tracé zijn diverse vondsten aan het maaiveld gedaan, teruggaand tot de Romeinse tijd. Waarnemingen uit oudere periodes zijn niet gedaan. Een booronderzoek dat deels op dezelfde locatie is uitgevoerd als het plangebied heeft geen aanwijzingen voor archeologische waarden aan het licht gebracht. Er geldt een lage tot middelhoge verwachting voor archeologische waarden daterend vanaf het Neolithicum.16 Omdat deze boringen op een afstand van slechts 20 m van de Pijnackerse Vaart zijn gezet, kan worden aangenomen dat deze verwachting ook voor het plangebied geldt. 2.3.4 Beschrijving van de historische situatie, mogelijke verstoringen en bouwhistorische waarden De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt: Bron
Jaartal
Historische situatie
Veldminuut
1850
agrarisch gebied, in oostelijk deel is Pijnackerse Vaart reeds aanwezig
Er zijn geen aanwijzingen voor vroeg-middeleeuwse vindplaatsen in het onderzoeksgebied e aanwezig. De oorsprong van het dorp Delfgauw gaat terug tot de 14 eeuw, maar de eerste e ontginningen van het gebied vonden reeds plaats vanaf de 10 eeuw. Op de veldminuut zijn direct naast het tracé drie boerderijen weergegeven (zie afb. 5). Sindsdien hebben geen grootschalige ingrepen of landschappelijke veranderingen plaatsgevonden. Er zijn geen aanwijzingen dat de bodem is verstoord. 2.3.5 Beschrijving huidig gebruik Het plangebied is momenteel onbebouwd en in gebruik als grasland.
2.4
Gespecificeerde verwachting en conclusie
De eerste, voor het bureauonderzoek opgestelde onderzoeksvraag “Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting?” kan als volgt worden beantwoord: In het plangebied worden archeologische waarden verwacht uit het Neolithicum. Deze kunnen worden aangetroffen in afzettingen van het Laagpakket van Wormer. De top hiervan bevindt zich op ca. 250 cm –mv en blijft derhalve buiten bereik van de voorgenomen bodemingrepen. Boven deze afzettingen is het Hollandveen Laagpakket gelegen. De top hiervan ligt gemiddeld enkele decimeters beneden maaiveld.
14
Zie paragraaf 2.3.2.
15
Kerkhof 2009.
16
Kruidhof 2006.
12
Er zijn geen aanwijzingen dat de top van het veen bewoond is geweest. In en op de afzettingen van het Laagpakket van Walcheren kunnen archeologische waarden daterend vanaf de IJzertijd aanwezig zijn. Deze waarden kunnen direct aan het maaiveld worden aangetroffen. De meest kansrijke locaties betreffen kreekruggen, die hoog in het landschap zijn gelegen. Daarnaast is één archeologisch bekend terrein in het plangebied gelegen waar op een kreekrug waarden uit de Romeinse tijd aanwezig zijn. Op de locatie waar reeds eerder archeologisch booronderzoek heeft plaatsgevonden is de kans op het aantreffen van archeologische waarden klein; eerder onderzoek heeft ze immers niet aan het licht gebracht. Hier geldt ook voor de kreekruggen een lage archeologische verwachting (zie afb. 6). Organische resten en bot zijn door de boven het hoogste grondwaterpeil heersende relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht geconserveerd. Andere typen indicatoren (aardewerk) zijn waarschijnlijk matig goed geconserveerd. Door de geplande werkzaamheden zullen deze waarden in het Laagpakket van Walcheren, die direct vanaf het maaiveld aanwezig kunnen zijn, worden verstoord. De beantwoording van de overige onderzoeksvragen is als volgt: Is het plangebied voldoende onderzocht? Nee, het plangebied is niet voldoende onderzocht. In de zones met een hoge verwachting kunnen archeologische waarden daterend vanaf de IJzertijd worden aangetroffen.
Zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek is nodig om te komen tot een selectiebesluit? Geadviseerd wordt in de zones met een hoge archeologische verwachting een booronderzoek uit te voeren, teneinde de bodemopbouw en eventuele bodemverstoringen in kaart te brengen. Ter plaatse van AMK-terrein 9402 wordt geadviseerd een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Dit terrein is in 2006 nog onderzocht en begrensd en aangenomen. In de rest van het plangebied wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.
3
Aanbeveling ADC ArcheoProjecten adviseert om in de zone met een hoge archeologische verwachting (getijinversierug) een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen (zie afb. 6). Geadviseerd wordt een boring te zetten om de 20 m tot de maximale verstoringsdiepte. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA). Ter plaatse van AMK-terrein 9402 wordt geadviseerd een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) uit te voeren, teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Direct aan en onder maaiveld zijn archeologische waarden uit de Romeinse tijd aanwezig. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). ADC ArcheoProjecten adviseert om de rest van het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.
4
Aanbeveling bevoegd gezag Het bevoegd gezag neemt de aanbevelingen over, maar adviseert daarnaast een verkennend booronderzoek voor het tracé tussen de A13 en de Zuideindseweg (lengte ca. 1 km). Hier dient om de 20 m een boring gezet te worden tot de maximale verstoringsdiepte. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA).
13
Literatuur Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische Kaart van Nederland. Bakker, H. de & J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, De hogere niveaus, Wageningen. Berendsen, H.J.A., 1997, Landschap in delen. Overzicht van de geofactoren - Fysische geografie van Nederland, Assen Kerkhof, M., 2009: Pijnacker-Nootdorp, Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, DAR 96, Delft. Kruidhof, C.N., 2006: Plangebied Leiding Delft-Berkel en Rodenrijs in het AHR-transportsysteem, gemeenten Delft, Pijnacker-Nootdorp, Berkel en Rodenrijs; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (booronderzoek), RAAP-rapport 1323, Amsterdam. SIKB, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems. Gouda. Stichting voor Bodemkartering, 1969: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 30 en 37 Oost ’s-Gravenhage en Rotterdam Stichting voor Bodemkartering, 1972: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 37 Oost Rotterdam. Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, 1972: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, toelichting op blad 37 Oost Rotterdam. Wageningen. Stichting voor Bodemkartering, 1982: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 30 Oost ’s-Gravenhage. Wageningen.
Geraadpleegde websites http://archis2.archis.nl http://www.ahn.nl/viewer http://www.watwaswaar.nl
Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Het plangebied op de geomorfologische kaart Afb. 4 Verwachtingskaart gemeente Pijnacker-Nootdorp, Afb. 5 Het plangebied op de veldminuut uit ca. 1850 Afb. 6 Verwachtingskaart Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.
14
Afb. 1 Locatie van het plangebied
15
Afb. 2 Detailkaart van het plangebied
16
Afb. 3 Het plangebied op de geomorfologische kaart (bron: Alterra)
17
Afb. 4 Verwachtingskaart gemeente Pijnacker-Nootdorp, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen. NB. Het meest westelijke deel van het plangebied ligt op het grondgebied van de gemeente Delft, waarvoor geen verwachtingskaart aanwezig is.
18
Afb. 5 Het plangebied op de veldminuut uit ca. 1850
19
Afb. 6 Verwachtingskaart