PREEK OVER GENESIS 9,1-7 Pijnacker-Nootdorp, 11 oktober 2009 Liturgie Votum/groet Zingen Wet van de HEER Zingen Gebed Lezen Zingen Tekst Preek Zingen Dankgebed Collecte Slotzang Zegen
ds. R.T. te Velde
Gez. 141:1, 2 [vers 1 = schoolpsalm] Gez. 141:3 Genesis 8:1-9:19 Gez. 2:3, 4, 5 [daarna kinderen naar crèche-plus] Genesis 9:1-7 Ps. 104:1, 2, 7 Aan het eind van de collecte terugkoppeling crèche-plus Ps. 104:8, 10
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Hoe zou dat voor Noach zijn geweest, toen hij voor het eerst weer voet aan land zette? We hebben gelezen hoe geleidelijk de aarde droog viel, en hoe Noach testte of ze al uit de ark konden. En nu het grote moment: de deur van de ark gaat open, alle opvarenden komen naar buiten – de dieren zullen vast voorgekropen zijn. Die vreselijke vloed is voorbij – maar dan? Laten we niet teveel speculeren over hoe de aarde erbij gelegen heeft. Hoe het gegaan is met de resten van al die mensen en dieren die zijn omgekomen. Of het fris en schoon geroken heeft, of juist niet. Noach zet weer voet op de aarde, maar hoe heeft hij zich gevoeld? Op kleine schaal kom je dat tegen bij mensen die vlak bij een rivier wonen en die soms meemaken hoe hun huis onder water loopt. Wat een ravage als je weer terugkomt in je huis! Alles moet je schoonmaken, vloer en behang vervangen, nieuwe meubels kopen als je ze niet op tijd naar boven kon krijgen. Je bent weer in je huis, maar het duurt een hele tijd voordat je je weer thuis voelt. En je zet je al schrap voor de volgende keer dat het hoog water wordt. Zo zal het bij Noach ook zijn gegaan. Een verschrikkelijke catastrofe is over de aarde gekomen, jij als enige bent gered met je gezin. Je bent blij dat je nog leeft. Aan de andere kant: hoe moet je nu opnieuw beginnen? Wie zegt dat niet nog een keer alles wordt weggevaagd, en dan heb je misschien minder geluk? Wie zal het zeggen – daar geeft dit verhaal van vanmorgen antwoord op. Na alles wat er is gebeurd, is hier voortdurend God aan het woord. God weet wel wat het voor Noach betekent om op zo’n stille, uitgestorven aarde weer uit te stappen. Alles wat God doet en zegt, is om Noach moed in te praten, te zorgen dat hij het weer ziet zitten. In het kort komt het hier op neer: Een nieuw begin voor mens en wereld 1. een nieuwe zegen 2. een nieuw menu 3. een nieuwe wet
1
1. Een nieuwe zegen God zegende Noach en zijn zonen. Daar begint dit stukje mee. En straks sluit het met diezelfde woorden van zegen weer af: “Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de hele aarde.” Zo staat alles wat God hier zegt in het kader van de zegen. Als je deze woorden hoort, denk je terug aan het eerste begin van de wereld. Als God de mens gemaakt heeft – man en vrouw –, horen we het volgende: “Hij zegende hen en zei tegen hen: wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag” (Genesis 1:28). Zo wil God het vanaf het begin. Hij geeft de mens een bijzondere positie, en daar zit een bijzondere opdracht in. De mens moet er iets van maken op de aarde die God gemaakt heeft. Intussen hebben we gehoord, in Genesis 3-6, wat de mensen daarvan gemaakt hebben: niet veel goeds. Ja, ze hebben zich voortgeplant: de aarde is vol geworden. Maar dan wel vol met slechtheid. En daar heeft God een eind aan willen maken. Maar Hij maakt geen eind aan zijn wereld. Daarom klinkt nu opnieuw die zegen: wees vruchtbaar en bevolk de aarde! Wat zal dat als muziek in de oren geklonken hebben voor Noach. Je hebt de vloek als het ware nog voor ogen, de aarde die helemaal kaalgeslagen is door het water. En nu legt God zijn zegen op je, zodat je verder kunt en verder durft. Wat zou je met acht mensen durven beginnen? Maar God zegt: toe maar, ga maar weer verder met leven, pak de draad weer op, want Ik sta er achter, Ik ben bij je. Dat is de zegen, dat God er bij is met zijn woord, met zijn kracht, met zijn goedheid waardoor het leven opbloeit. De woorden waarmee God Noach zegent mogen ook ons vandaag in de oren klinken. Want Noach staat daar niet privé. Noach en zijn zonen, bij hen begint de mensheid opnieuw. Van generatie op generatie wil God deze zegen laten doorwerken. Nooit heeft God deze woorden ingetrokken. Zo mogen we ons vandaag er nog door laten bemoedigen: toe maar, durf maar te leven, Ik zal er altijd bij zijn. De wereld kan soms heel dreigend op je af komen. Ja, de natuur hebben we met onze techniek aardig onder controle, met ons systeem van dijken en waterkeringen houden we de meeste overstromingen wel buiten de deur. Maar op andere manieren wordt je leven bedreigd, als ziekte je leven binnensluipt of als je van de ene op de andere dag niets meer kunt; als de economie terugvalt en je zonder inkomen komt te zitten; als andere mensen je dwars zitten, je wegpesten van je werk. Dreiging, dat hoort bij ons leven in een wereld die door het kwaad bedorven is. Want zo is de wereld gebleven, ook na de grote schoonmaak die God in de dagen van Noach uitvoerde. Houd je in al die dreiging maar vast aan Gods woord van zegen en bemoediging. Wees vruchtbaar en word talrijk – die woorden van God brengen je soms in de problemen als je ze doorvertaalt naar de praktijk. Aan de ene kant denk je aan de bevolkingsproblematiek wereldwijd. Sommige landen vergrijzen zo snel dat het de vraag is of de jongeren straks nog voor al die ouderen kunnen zorgen. De AOW van 65 naar 67 is daarin maar een klein stapje. Andere volken groeien explosief, maar hebben niet genoeg voedsel voor al die hongerige monden. Zou God daar rekening mee gehouden hebben toen Hij Noach deze opdracht gaf? Aan de andere kant kun je deze zegen van God heel persoonlijk op jezelf en je eigen gezin betrekken. Wees vruchtbaar en word talrijk – moeten wij dan allemaal zoveel mogelijk kinderen krijgen? Mag je Gods zegen wel tegenwerken door iets aan geboortebeperking te doen? Ik denk dat je kortsluiting maakt op deze manier. Gods zegen is allereerst bedoeld voor de mensheid, voor de wereld als geheel. Aan alle mensen samen wil God de ruimte geven in zijn wereld. Zij mogen de wereld in gebruik nemen. Maar dat is iets anders dan dat jij individueel het maximale aantal kinderen moet krijgen. God geeft zijn zegen op maat, zodat het past bij jou en wat jij aankunt. Laat intussen die zegen wel met je meegaan. Dat gewone leven van alledag, waar je soms nauwelijks bij stil staat, daarin merk je hoe God voor je zorgt. Probeer dat maar zo concreet mogelijk voor jezelf in te vullen. Dat de aarde droog blijft, dat de zon weer
2
opgaat, dat er baby’s geboren worden en dat jongens en meisjes verliefd worden op elkaar, daar proef je de zegen in van God die wil dat zijn wereld verder draait. 2. Een nieuw menu Ik pik eerst dat punt er maar even uit: bij de nieuwe start hoort een nieuw menu. Voortaan staat God aan Noach en zijn nageslacht toe om vlees te eten van de dieren. Als je het vergelijkt met de menukaart van het begin, verandert er wel iets. Ook in Genesis 1 zegt God iets over wat de mensen te eten krijgen: “Hierbij geef ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef ik de groene planten tot voedsel.” Mensen en dieren leefden vegetarisch, zelfs veganistisch. Je krijgt het idee dat mensen vooral fruit eten, en de dieren gras en groente. Het is maar een heel kort stukje uit de tijd voordat de zonde in de wereld kwam. En hoe het daarna gegaan is, horen we niet in Genesis. Kan best zijn dat Adam en Eva al begonnen zijn met vlees eten toen ze uit het paradijs verdreven waren. Waarom zou Abel anders vee hebben? En als je een dier slacht om van de huid kleding te maken, waarom zou je dan het vlees niet gebruiken? Maar met zoveel woorden staat het nergens. Nu dus wel: Noach en zijn zonen krijgen van God toestemming om dieren te doden voor consumptie. Met een discussie voor of tegen vlees eten zitten we er bij deze tekst naast. Ook met de vraag hoe het gebit en de spijsvertering van mensen en dieren veranderd moet zijn als ze van vegetarisch overstappen op vlees eten. We zijn zostraks begonnen bij de zegen die God aan Noach meegeeft. Het leven mag weer doorgaan op aarde. Daar zorgt God voor door concreet aan te wijzen waar de mens van leven mag, zijn menu dus. Tegelijk klinkt hier iets door van de situatie die veranderd is sinds de schepping. God zag dat alles wat Hij gemaakt had zeer goed was. Verderop in de bijbel hoor je over harmonie tussen mens en dier en tussen dieren onderling, als het rijk van de Messias komt. Maar zo is het niet in de wereld waarin wij nu leven, zo is het ook niet als Noach uit de ark stapt. Slechtheid en dreiging zijn volop aanwezig, en dat zit ook in hoe dieren en mensen met elkaar omgaan. Zo zit er een scherp kantje aan de zegen, dat God rekening houdt met hoe de wereld is geworden. Maar ik denk wel dat het voor Noach een beetje vreemd geweest is: ben je net zo’n tijd met al die dieren samen geweest in de ark, kom je op aarde weer zo tegenover elkaar te staan. Mensen mogen dieren doden om ze op te eten. Dat heeft te maken met wat God eerder zegt: alle dieren zullen ontzag en angst voelen voor de mens, “ze zijn in jullie macht”. Ook dat is weer een echo van Genesis 1: “Heers over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt”. Maar ook hier proef je de verandering. Gezag over de dieren heeft hier met macht te maken, met bang zijn en elkaar scherp in de gaten houden. Dieren en mensen zijn soms vijanden van elkaar geworden. Denk maar aan de verhalen over wolven die uit OostEuropa weer oprukken in onze richting. En de tralies in de dierentuin zijn ook niet voor niets. Daar spreekt God dus heel realistisch over. Maar ook hierin zit iets van Gods zegen, dat Hij het leven van mensen mogelijk maakt. Dat Hij je dus ook beschermt tegen de woestheid van de dieren, dat Hij zich druk maakt over wat wij mensen te eten krijgen. Hoe je je menu ook samenstelt, of je graag een stukje vlees op je bord hebt, of dat je liever vegetarisch eet, denk er altijd aan van wie je dat eten krijgt om je in leven te houden. Je valt niet zomaar op je eten aan, maar je denkt aan de zegen die de HEER je geeft. En je gebruikt die goede gaven in de lijn die God uitzet, zijn plan om het leven weer helemaal goed te maken door Christus. 3. Een nieuwe wet In de tekst heb je eigenlijk een soepele overgang van het vorige punt naar dit punt: van menu naar wet. Want als God aan Noach toestemming geeft om dieren te doden en te
3
eten, voegt Hij daar een uitzondering aan toe: “Vlees waarin nog leven is, waar nog bloed in zit, mag je niet eten”. En over dat bloed gaat het dan nog door, niet alleen over de dieren, maar ook over de mensen. Voor ons is het niet zo makkelijk te vatten, hoe dat nu zit met bloed en leven. Letterlijk spreekt God over de “ziel”, dat is het leven. De ziel heeft met het bloed te maken, ergens anders in de bijbel lees je: “want het bloed is de levenskracht (de ziel) van een levend wezen” (Leviticus 17:11). Maar wil je de woorden die God spreekt in Genesis 9 precies vertalen, dan moet je keuzes maken. In onze NBV is dat ook gebeurd. Als je nu vers 4 leest, krijg je het idee dat het gaat over rauw vlees, dat je om zo te zeggen zomaar je tanden zet in een dier dat niet eens fatsoenlijk geslacht is. Dat is dan ook wel het eerste wat God wil duidelijk maken met de regels over bloed. Mensen mogen heersen over de dieren. Ze krijgen ruimte om te leven. Maar het is niet Gods bedoeling dat je wreed en woest maar pakt wat je kunt krijgen. Dat je uit gulzigheid en bloeddorst aanvalt op je prooi zoals de wilde dieren dat doen. Ook daarin zit een stuk bescherming, maar dan de andere kant op: God wil de slechtheid die in ons huist beteugelen. En dan gaat het verder van de dieren naar de mensen: ook het bloed van mensen is kostbaar, dat mag niet zomaar vergoten worden. We weten nog hoe vanaf Kaïn en Abel dit wel gebeurt in de wereld: dat mensen elkaar doodslaan en het bloed vloeit op de aarde. Maar God roept daaraan een halt toe door deze regels in Genesis 9. Denk niet dat je ongestraft het leven van een ander kunt afnemen: God eist er genoegdoening voor. Genoegdoening, dat klinkt een beetje als wraak. En over de hele wereld kennen we het verschijnsel bloedwraak: heb jij iemand uit mijn familie gedood, dan ga ik net zo lang achter je aan tot ik jou gedood heb. Wij zijn in Europa een beetje te beschaafd geworden voor zo’n bloedwraak. En ook voor de doodstraf, die je uit deze tekst zou kunnen afleiden. Maar vergis je niet: door genoegdoening te eisen voor elke moord die wordt gepleegd, zorgt God voor de bescherming van het leven. Want stel je voor dat je ongestraft je gang kon gaan om een ander te doden. Daar komt God tegenop. Tussen dieren en mensen en tussen mensen onderling plaatst God de bescherming van zijn wet. Het gaat in vers 5 over de “medemens”, eigenlijk staat er: je broeder. Besef dat de mensen om je heen eigenlijk je broer en zus zijn. Geen anoniem figuur die je zomaar uit de weg kunt ruimen. Het is God die genoegdoening eist. Dat is eigenlijk het belangrijkste in deze wet die God voor het eerst afkondigt. Het gaat om wat mensen elkaar aandoen. Maar daarin draait het om God. Heel duidelijk zie je dat als in vers 6 opnieuw verwezen wordt naar het begin: “God heeft de mens als zijn evenbeeld geschapen”. Dat zegt iets over de mens, hoe waardevol en kostbaar je bent. Maar het zegt vooral ook iets over God. God wil mensen tegenover zich hebben die Hem weerspiegelen, die Hem kunnen vertegenwoordigen in de wereld, die iets van Hem laten zien. Als je aan zo’n mensenleven komt, dan kom je eigenlijk aan God, want die mens is Gods evenbeeld. Hier kunnen we de vraag laten rusten of de mens dat evenbeeld van God niet verloren heeft door te zondigen. God grijpt er zelf op terug, God laat de mens zoals Hij hem heeft gemaakt niet los. Als evenbeeld van God geschapen, en dus moet je ervan afblijven: kom je aan de mens, dan kom je aan God. Respect voor het leven, dat leer je hier van God. Het is ten diepste respect voor God zelf. Dat blijft hard nodig in onze wereld. Mensen verbeelden zich soms dat ze zomaar over andermans leven kunnen beschikken. Dat kan gaan over leven van kinderen die nog niet geboren zijn, en die om een of andere reden niet welkom zijn. Het kan gaan over levens van onschuldige burgers die door terroristen worden gebruikt als menselijk schild – en als er dan bij een NAVO-bombardement in Afghanistan burgerdoden vallen, heeft het Westen het gedaan. Het kan gaan over een reorganisatie in je bedrijf waarbij rücksichtslos mensen aan de kant worden gezet, over oorlogen waarin soldaten als kanonnenvoer zijn ingezet. Het kan ook gaan over de doodstraf die met een schijn van recht door overheden wordt gebruikt om van lastposten af te komen. “Wie bloed van
4
mensen vergiet, diens bloed wordt door mensen vergoten” – het is een goede regel die God stelt in een wereld die door het kwaad bedorven is. En zelfs zo’n goede regel kunnen wij dan met ons geknoei kapot maken. Een nieuw begin voor mens en wereld. God zet Noach en zijn zonen weer op het spoor, Hij geeft ze een steun in de rug om weer te durven leven op aarde. God is uit op leven en bloei en goedheid. Je hoort in zijn zegen hoe Hij daar aan vasthoudt en hoe Hij daarin bij je is. Heel concreet, in omstandigheden die soms moeilijk en bedreigend zijn. Aan kwaad en woestheid wil God een halt toeroepen. Daarmee heeft dit nieuwe begin iets voorlopigs. Het is nog altijd de oude wereld waarop wij verder moeten. Maar je hebt daarin wel hoop: God wil met deze oude wereld nog verder. Het leven op aarde heeft toekomst omdat God toewerkt naar zijn complete verlossing. Zo mogen we op weg naar het nieuwe begin. Amen
5