Floris Meens
Pier Paolo Pasolini Floris Meens, historian, M.A., Nijmegen, The Netherlands - “Pier Paolo Pasolini Thesis”
Woord vooraf De u voorliggende scriptie vormt het resultaat van een onderzoek dat ik met zeer veel vreugde en genoegen heb uitgevoerd. Het is de uitkomst van een prachtig half jaar, waarin ik door verschillende mensen en instituten in de gelegenheid ben gesteld om de liefde voor Pasolini’s werk en de interesse voor de Italiaanse cultuur te bundelen tot dit onderzoeksverslag. Hoewel het mij onmogelijk lijkt een ieder daarvoor genoeg dank te betuigen, wil ik een aantal personen toch specifiek noemen. In de eerste plaats denk ik dan aan Prof. dr. P.J.A.N. Rietbergen, mijn begeleider in het hele proces. Zonder zijn kritische vragen en raadgeving, geduld en tijd was dit onderzoek überhaupt onmogelijk geweest. Het is een eer en genoegen om als student van hem les en advies te mogen ontvangen. Ook de steun en aandacht van Dr. N. Roelens, die mij bovendien introduceerde tot Pasolini was onmisbaar. Mede aan hen dank ik bovendien de onderzoeksperiode die ik doorbracht in Rome. De kans die mij door het Koninklijk Nederlands Instituut te Rome werd geboden om bijna drie maanden door te brengen in deze hoofdstad vol cultuur heeft onbeschrijfelijk veel voor mij en mijn onderzoek betekend.
1
Rome is met zijn bibliotheken, archieven en instituten onmisbaar gebleken voor talloze informatiebronnen in het onderzoeksproces. De gehele ambiance en sfeer in het K.N.I.R. betekende bovendien tijd voor overpeinzing en inzicht. Derhalve wil ik zeer veel dank uitspreken aan alle medewerkers van het instituut. Daarbij denk ik speciaal aan Dr. A. Treffers, die mij zeer veel hulp en raad gaf en bovendien nieuwe ideeën met betrekking tot Pasolini. De onderzoeksperiode in Rome werd bovendien mogelijk door de zeer bruikbare adviezen die ik ontving van Dr. I.L. Blom uit Amsterdam, die mij behoedde voor veel valkuilen en me hielp bij veel obstakels.
2
Inhoudsopgave Inleiding Status quaestionis De borgate: een onstaansgeschiedenis Jongens in de borgate: de ragazzi di vita Traditie van weergave van de ragazzi in de film, schilderkunst en literatuur -dichtkunst -schilderkunst, beeldhouwkunst en fotografie -proza -filmkunst Pasolini en ‘zijn’ ragazzi -Pier Paolo Pasolini: van geliefde alleskunner tot gehate relschopper -Pasolini en de voorliefde voor ragazzi: in leven en werken Conclusie Bibliografie
3
Inleiding Pier Paolo Pasolini (1922-1975) geldt als een van de belangrijkste en bekendste Italiaanse auteurs en filmmakers van de afgelopen eeuw. Zijn werken zijn in de loop van de tijd telkens weer aanleiding geweest voor heftige reacties, die ofwel blijk geven van felle haat dan wel van diepe bewondering. Waarschijnlijk hangt dit samen met het controversiële karakter van Pasolini’s werk. Hij schreef en filmde op een neorealistische wijze, kwam openlijk uit voor zijn homoseksuele geaardheid en schoof zijn communistische ideeën niet onder stoelen of banken. Ook nu nog, een en twintig jaar na zijn dood, is Pasolini volop in het nieuws en wordt Pasolini’s eerste roman, Il sogno di una cosa, voor het eerst in Nederland uitgegeven.1 Met name in Pasolini’s vroege werken komen diens politieke, artistieke en seksuele voorkeuren samen in het steeds wederkerende thema van de ‘ragazzi di vita’, de jongens van het leven. De ragazzi di vita, een term die overigens bedacht werd door Pasolini zelf, zijn pubers uit de ‘borgate’, de sloppenwijken buiten het centrum van het naoorlogse Rome, die in een uitzichtloze positie verkeren. Vaak hangen ze maar wat rond, hebben ze te weinig geld om te eten en zijn ze derhalve genoodzaakt om te stelen of om zich in te laten met andere illegale praktijken. Pasolini had veel sympathie voor deze jongemannen, waarschijnlijk juist omdat hij in de verbeelding van deze jongens een groot deel van zijn eigen gevoelens en gedachten kon vertolken. Er is een enorme hoeveelheid literatuur verschenen met betrekking tot het leven en de werken van Pier Paolo Pasolini. Opmerkelijk genoeg is het karakter van de ragazzo di vita vaak – onterecht – te veel buiten beschouwing gelaten. Dit is jammer omdat hiermee een essentieel begrip van een centraal thema in Pasolini’s werk wellicht verloren gaat. Hoe kan Pasolini immers begripvol worden gelezen wanneer niet een van de fundamenten van zijn werk wordt uitgediept? Bovendien is het zonde om niet dieper in te gaan op de ragazzi, omdat een zeer interessant en relevant deel van de geschiedenis van Rome en haar bewoners dan niet aan bod komt. Juist omdat het karakter van de ragazzo di vita zowel een ingang vormt naar het werk van Pasolini als naar de sociale geschiedenis van Rome, heb ik besloten om het als uitgangspunt te nemen voor het u voorliggende onderzoek. De centrale vraag die hierin gesteld zal worden is op welke wijze het karakter van de ragazzo di vita in het werk van Pier Paolo Pasolini moet worden geïnterpreteerd. Om tot een sluitend antwoord te komen op de deze vraag zal eerst worden ingegaan op de historische realiteit van de jongens in het naoorlogse Rome. Alvorens echter de specifieke situatie van de ragazzi te beschrijven is het noodzakelijk om in te gaan op de geschiedenis van de borgate. Daarbij zal aandacht worden besteed aan verschillende periodes in de sociale en politieke geschiedenis van de stad Rome. Daarna zal ook dieper worden ingegaan op de omstandigheden waarin de jongens leefden en deels wellicht nog immer leven. Dit is een interessant gedeelte, omdat hieruit kan blijken waar Pasolini zijn inspiratie vandaan haalde. Na deze beschrijving van de historische realiteit van de borgate en de ragazzi di vita zal worden geanalyseerd op welke wijze de ragazzi in artistiek opzicht zijn verbeeld. Hierbij zal gekeken worden naar de manier waarop in de schilderkunst, letterkunde, fotografie en filmkunst gebruik is gemaakt van het karakter van de ragazzi di vita. In eerste instantie wordt daarmee duidelijk welk kunstzinnig en 1
Van een ding dromen zal in de loop van 2006 in Nederland verschijnen en is de eerste Nederlandse vertaling van: P.P. Pasolini, Il sogno di una cosa (Milano 1962).
4
cultureel concept de ragazzi vormen. Tegelijkertijd wordt hiermee een inleiding gegeven op het werk van Pier Paolo Pasolini, omdat hij goed te plaatsen is binnen deze traditie van weergave van jongens uit de borgate. Juist hierom zal in het desbetreffende hoofdstuk steeds ook worden verwezen naar eventuele overeenkomsten en verschillen tussen de betreffende artiesten en Pasolini. Belangrijk is echter om hier meteen aan te geven dat de beschrijving van deze traditie direct impliceert dat het concept van de ragazzi zoals Pasolini dat had enigszins wordt losgelaten. Het is immers niet ondenkbaar dat andere kunstenaars een afwijkende invulling hebben gegeven aan de verbeelding van de jongens. Het kan bijvoorbeeld dat de verbeelding betrekking heeft op iets jongere of juist oudere jongens, of dat zij bepaalde kanten van de ragazzi onbeschreven laat. Ook zal de geografie van de ragazzi iets worden verbreed. Juist omdat Pasolini’s verbeelding van de Romeinse ragazzi interessante tegenhangers kent in Napels en Milaan, zullen ook deze aan bod komen. De traditie van het artistieke concept van de ragazzi vormt een goede basis van waaruit Pasolini’s leven en werk kan worden bekeken. Allereerst zal in het laatste hoofdstuk kort worden ingegaan op het leven van de kunstenaar. Daarna zal uitvoerig worden gekeken naar de werken van Pasolini en heel specifiek de verbeelding van ‘zijn’ ragazzi. Daarbij zullen niet alleen zijn films aan bod komen, maar ook zijn prachtige poëzie en rijke prozawerken. Op bepaalde plekken zal nog eens dieper worden ingegaan op de vraag in hoeverre Pasolini aansluit bij de eerder beschreven artistieke traditie. In de conclusie zal een antwoord worden geformuleerd op de vraag hoe het karakter van de ragazzi moet worden geïnterpreteerd. Daarbij zullen de drie lagen die tezamen het onderzoek vormen worden gebundeld tot een geheel. In dat kader zal hier uitgebreid in worden gegaan op de wijze waarop kunstenaars in het algemeen de sociale realiteit hebben gebruikt in hun weergave van de jongens. Ook zullen enkele interessante punten ten opzichte van Pasolini’s leven en werk worden genoemd die wellicht stof bieden tot discussie en overpeinzing. De gehele scriptie wil dan ook niet alleen een antwoord te zijn op een enkele vraagstelling, maar hoopt ook aanleiding te zijn tot nieuwe vragen, onderzoeken en – hopelijk – antwoorden. Tot slot lijkt het mij niet onbelangrijk om te vermelden dat de scriptie op bepaalde plaatsen gebruik maakt van de Italiaanse taal, juist omdat de originele werken veelal ook in deze taal geschreven werden. Omwille van de leesbaarheid van het geheel is besloten om veelal wel een Nederlandse vertaling toe te voegen. Voorts is van belang om aan te geven dat op bepaalde plekken juist niet de originele werken zijn gebruikt, maar de Engelse of Nederlandse vertaling. Dit geschiedde omdat de Italiaanse werken in sommige gevallen lastig te verkrijgen waren of, door het gebruik van een lastig dialect, onleesbaar.
5
2
3
Status quaestionis De inleiding heeft de lezer inzicht gegeven in de omvang en reikwijdte van het onderwerp dat in deze scriptie centraal staat. Wellicht kan een overzicht van de tot nog toe geschreven literatuur met betrekking tot het subject het belang onderstrepen van het onderzoek zoals dat hier gepresenteerd wordt. In deze status quaestionis zal worden ingegaan op de literatuur zoals die is verschenen met betrekking tot de verschillende deelonderwerpen die in het onderzoek aan bod komen. Uiteindelijk zal ook kort worden beschreven hoe dit onderzoek een aanvulling kan zijn op deze bestaande literatuur en hoe deze scriptie zich hiertoe verhoudt. De bakermat van het onderzoek ligt in feite in de sociale geschiedenis van de ragazzi en de borgate, die tot op heden beschreven zijn in verschillende werken. Meestal geven deze boeken en artikelen een vrij droge geschiedschrijving van de borgate en komen de jongens en andere bewoners van de buitenwijken van Rome weinig of zelfs niet in het verhaal voor. Het is derhalve interessant om vooral in te gaan op Borgate di Roma van G. Berlinguer en P. della Seta.4 In feite is dit werk geen historisch overzicht, maar het gaat zeer uitgebreid in op de omstandigheden in de borgate en de wijze waarop de bewoners ervan leefden. Het is een mooi voorbeeld van een sociologische benadering van de wijken, waarin echter maar zeer minimaal aandacht wordt geschonken aan de historische achtergronden. Toch is het werk uiterst bruikbaar in dit onderzoek, juist doordat het veel statistische gegevens en veel beschrijvingen bevat van onder meer de woonruimten, het voedsel en het werk van de mensen in de borgate. Deze aspecten vormen ook de basis van het werk van C. Vallat. In haar Rome et ses borgate, 1960-1980 : des marques urbaines a la ville diffuse legt ook zij de omstandigheden van de borgate bloot.5 2
Foto van Pier Paolo Pasolini, ontleend aan http://bellaciao.org/fr/IMG/jpg/pasolini.jpg. Foto van Pier Paolo Pasolini, ontleend aan http://www.sensesofcinema.com/images/directors/02/23/paso_sitting.jpg. 4 G. Berlinguer en P. della Seta, Borgate di Roma (Roma 1976). 5 C. Vallat, Rome et ses borgate, 1960-1980 : des marques urbaines a la ville diffuse (Roma1995) 3
6
Meer inzicht in de geschiedenis van de buitenwijken van Rome kan worden verkregen in grote werken. G. Talamano heeft in dit opzicht zeer goed werk geleverd door een prachtige overzichtsgeschiedenis te schrijven waarin ook de borgate aan bod komen.6 Samen met Le tre città di Roma van M. Sanfilippo zal dit de basis vormen voor de beschrijving van de geschiedenis van de borgate in Rome zoals die in het volgende hoofdstuk aan bod zal komen.7 Toch is het in bepaalde gevallen van belang om literatuur te benutten die dieper op bepaalde zaken ingaat. Zo is de geschiedenis van de borgate van Rome erg beïnvloed door het fascisme. In dit opzicht is het erg bruikbaar zijn om boeken als The order has been carried out: history memory, and meaning of a nazi massacre in Rome van A. Portelli en B. Painter’s Musolini’s Rome, rebuilding the eternal city te benutten.8 Opmerkelijk aan alle bovenstaande werken is dat zij weinig aandacht hebben voor de bewoners van de stad Rome. Juist omdat dit onderzoek de ragazzi centraal stelt, dienen ook andere werken te worden geraadpleegd. Gelukkig is er een aantal werken waarin de jeugd in de borgate uitgangspunt is. In deze werken komen de jongeren zelf ook aan het woord in een aantal interviews dat ook hier gebruikt is. Belangrijk hierbij is vooral I giovani: la qualita della vita e la cultura della aree urbane. Il caso di Roma capitale (Roma 1994).9 Natuurlijk kent ook dit soort werken beperkingen, waardoor voor bepaalde elementen gebruik moet worden gemaakt van aanvullende informatie. Onder andere met betrekking tot de prostitutie van de ragazzi en ook de jeugdbendes in Rome zullen enkele zeer specialistische werken worden geraadpleegd, die in het desbetreffende hoofdstuk worden beschreven. In de literatuur die tot op heden is geschreven met betrekking tot de geschiedenis van Rome is sporadisch aandacht besteed aan de borgate en de jongemannen in de sloppenwijken. Opmerkelijk is echter dat geen van de auteurs initiatief nam om de ragazzi als onderwerp centraal te stellen en verder uit te werken. Zoals al eerder is aangegeven vormt dit het belangrijkste doel van deze scriptie. Om een compleet beeld te geven van de ragazzi is het noodzakelijk om hen niet alleen te bezien vanuit sociaal historisch perspectief, maar ook om te kijken naar de wijze waarop de jonge jongens uitgangspunt vormen voor een artistieke traditie. Wat dit onderdeel van het onderzoek betreft is het moeilijker om een beschrijving te geven van de literatuur. Juist omdat de jongens voor meerdere kunstenaars, dichters, prozaschrijvers en filmmakers een belangrijke focus vormden, vormt ook de gebruikte literatuur een breed spectrum. De traditie van weergave van de ragazzi in de proza en poëzie kan vooral worden beschreven aan de hand van P. Bondanella’s Cassell dictionary of Italian Literature.10 Verder moet uiteraard gebruik gemaakt worden van de oorspronkelijke romans en gedichten, die in het betreffende gedeelte zullen worden geanalyseerd. Het onderzoek naar de weergave van de ragazzi in de fotografie en schilderkunst is grotendeels afhankelijk van enkele monografieën, die betrekking hebben op een specifiek onderwerp of een bepaalde kunstenaar. Jammer voor dit onderzoek is dat de originele werken vaak op zeer verschillende plaatsen te bezichtigen zijn, waardoor de analyse enigszins wordt bemoeilijkt. In dit kader kan van geluk worden gesproken dat de kwaliteit van de gebruikte literatuur zeer hoog is. De traditie van weergave in de filmkunst is waarschijnlijk het meest omvattende en tegelijkertijd ook moeilijkste gedeelte. De basis van de analyse in dit 6
G. Talamano, Roma nel novecento, da giolitti alla republica (Bologna 1987). M. Sanfilippo, Le tre citta di Roma (Bari 1993). 8 B. W. Painter, Musolini’s Rome, rebuilding the eternal city (New York 2005). 9 Italia. Dipartimento per le aree urbane, I giovani: la qualita della vita e la cultura della aree urbane. Il caso di Roma capitale (Roma 1994). 10 P. Bondanella (e.a.), Cassell dictionary of Italian Literature (London 1996). 7
7
onderdeel ligt vooral in de overzichtswerken van G. Brunetta en G. Rondolino.11 Samen vormen deze twee omvangrijke standaardwerken een aanvulling op de oorspronkelijke films die zeer uitvoerig aan bod zullen komen. Deze geschiedenis van de Romeinse borgate en haar bewoners, de meer specifieke omstandigheden waarin de ragazzi leefden en de traditie van weergave van de ragazzi vormen in feite de basis van waaruit nog een stap dieper wordt gegraven. In het laatste onderdeel van de scriptie zal immers worden gekeken naar het leven en werk van de schrijver en filmmaker Pier Paolo Pasolini. Zoals eerder is aangegeven zal worden getracht om duidelijk te maken welke relatie bestaat tussen Pasolini enerzijds en de eerder beschreven materie anderzijds. De nadruk die hierop wordt gelegd kan vooral worden gezien als een reactie op eerdere literatuur met betrekking tot Pasolini. Grote biografieën zoals In de hand van de engel van D. Fernandez en Pasolini: a biography van E. Siciliano geven immers wel een prachtig overzicht van Pasolini’s leven en werk, maar plaatsen de ragazzi wat meer op de achtergrond.12 Deze scriptie heeft nu juist als doel om de ragazzi centraal te stellen. Het zeer fraaie werk Pasolini requiem van B. Schwartz is derhalve wellicht het meest geschikt als uitgangspunt voor een beschrijving van Pasolini’s werk en leven13. Schwartz heeft immers veel meer aandacht voor de ragazzi dan Siciliano en Fernandez. Natuurlijk vormt Pasolini ook in het werk van Schwartz de protagonist. Een even begrijpelijke als terechte keuze, gezien de prachtige werken die Pasolini leverde en de faam die hij daardoor verkreeg. De onderbelichte positie van de ragazzi in de meeste levensbeschrijvingen van Pasolini heeft er echter toe geleid dat in deze scriptie de kunstenaar een beetje ondergeschikt wordt aan zijn kunst. Deze keuze werd versterkt door het eerder omschreven gemis van een overzichtswerk waarin de geschiedenis van de borgate, de sociale dimensie van de sloppenwijken en zijn bewoners, en de kunstzinnige weergave van de ragazzi samenkomen. Juist om deze redenen hoopt deze scriptie een aanvulling te zijn op de bestaande literatuur. Getracht is om in dit werk een sociale geschiedenis te combineren met een kunstzinnige traditie. In feite krijgen de ragazzi daarmede een eigen geschiedenis. Tegelijkertijd vormt de scriptie een inleiding op en ook beschrijving van Pier Paolo Pasolini. De these wil laten zien dat voor een echt begrip van Pasolini de gegeven uitwerking van de geschiedenis van de ragazzi en de kunstzinnige traditie die aan hen verbonden is, essentieel zijn. Uiteindelijk vormt deze scriptie bovendien een ode van de auteur ervan aan Pier Paolo Pasolini en wil het een stimulans zijn voor nieuwe lezingen, vertoningen en discussies.
11
G. Rondolino, Storia del cinema (Torino 1996) en G.P.Brunetta, Storia del cinema Italiano (Roma 1995). 12 D. Fernandez, In de hand van de engel (Amsterdam 1982) en E. Siciliano, Pasolini: a biography (New York 1982). 13 B. D. Schwartz, Pasolini requiem (New York 1992).
8
14
De borgate: een onstaansgeschiedenis Al in de negentiende eeuw nam de bevolking van Rome zeer snel toe. Rome was in 1870 verkozen tot hoofdstad van het koninkrijk Italië en trok derhalve veel migranten aan. Precies daarom was het zeer essentieel dat er behuizing zou worden gecreëerd voor deze nieuwe arbeiders. De zogenaamde case popolari zorgden ervoor dat de nieuwe inwoners ook een onderdak zouden krijgen. Deze wijken waren daarmee een onderdeel van de officiële, en ook geplande uitbreiding van Rome. 15 Met de intrede van het fascisme in Italie kwam dit proces in een stroomversnelling. Mussolini had een visie op de stad Rome die bepalend was voor de volkshuisvesting. Hij wilde van Rome immers een stad maken met lange, brede straten. Dit betekende dat veel oude huisjes verdwenen, waardoor veel van de oorspronkelijke bewoners op zoek moesten naar een nieuw onderdak.16 Eerder al, toen Rome een nieuwe functie kreeg als hoofdstad van Italië, waren veel arme mensen uit het centrum van Rome verwijderd, omdat daar de nieuwe gebouwen van de Italiaanse staat moesten komen, zoals de verschillende ministeries en het gebouw van de Banca d’Italia. Hierdoor werden veel mensen dakloos of gedwongen om een zeer minimale noodvoorziening te accepteren als behuizing.17
14
Beroemde foto van Pasolini wanneer hij de rol van Chaucer op zich neemt in zijn eigen verfilming van de Canterbury Tales. De foto is ontleend aan http://www.ncf.ca/~ek867/pasolini.chaucer.jpg 15 Sanfilippo, Le tre citta, 90-93. 16 Talamano (e.a.), Roma nel novecento, 264-265. 17 M. Sanfilippo, Le tre citta, 90-93.
9
In de twintigste eeuw nam de migratie naar Rome steeds meer toe, hoewel Mussolini in principe andere ideeën had met betrekking tot de steden en de functie van het platteland. De fascisten waren in feite tegen urbanisatie, echter in het geval van Rome werd een uitzondering gemaakt, temeer omdat l’Urbe (De Stad) het visitekaartje was van de nieuwe regering.18 Rome groeide daardoor in korte tijd uit van een stad met 700.000 inwoners in 1921 tot een stad van 1.415.000 inwoners in 1941.19 In 1951 was dat aantal alweer toegenomen met ongeveer 300.000 mensen.20 Om die reden was de behuizing van de inwoners een centraal thema van de Romeinse overheid. Een van de oplossingen voor de alsmaar groeiende Romeinse bevolking was de creatie van de zogenaamde borgate, volkswijken gelegen in de periferie van Rome om de bevolking die anders dakloos zou zijn op te vangen. De term borgate geeft precies ook het idee weer dat het stadsbestuur en ook Mussolini zelf hadden over de Italiaanse bevolking. Borgata stamt immers af van borgo, dat een stukje stad temidden van het platteland aanduidt. Het was dan ook de bedoeling om de inwoners van de borgate te laten werken als landbouwers. Dit is echter nooit echt van de grond gekomen. Veelal waren de stukjes landbouwgrond in handen van grootgrondbezitters of de kerk, en hadden de bewoners van de borgate enkel een klein stukje, dat ze voor eigen gewin konden benutten. Deze grond was desalniettemin zeer belangrijk, omdat dit een van de overlevingsmechanismen vormde voor de bewoners van de periferie.21 Tegelijkertijd moet ook worden geconstateerd dat Rome een stad was waar amper of geen industrie te vinden was. Daardoor was het werken als industriearbeider voor een deel van de mensen van het sottoproletariato (de armste lagen van de bevolking) in Rome onmogelijk.22 Een ander deel werkte wel in fabrieken of als dagloner in de stad. Het centrum van Rome was daardoor ook een onmisbaar element in het leven van de bewoners van de borgate. Colette Valat schreef daarover: ‘Mal reliée a la capitale, elles ne peuvent vivre sans elle, et in versement’. 23 Het gegeven dat de mensen van de periferie in feite tussen de twee werelden van platteland en stad leefden, is waarschijnlijk ook het belangrijkste kenmerk van de borgate. Hoewel een echt heldere definitie ontbreekt, gebruiken de meeste onderzoeken de omschrijving die I. Insolera heeft beschreven en later is uitgewerkt door C. Vallat. Zij beschrijft een borgate als: ‘un morceau de cité qui n’a pas une organisation suffisante pour s’appeler quartier, ou bien une agglomération rurale enfermée dans une economie familiale et dont les dimensions réduites lui interdisent une organisation complète. La borgata est une espèce de bourg: un morceau de ville au milieu de la campagne, qui n’est réelement ni l’une ni l’autre. 24 De term is in de loop van de tijd steeds meer een synoniem geworden voor de gehele periferie die om het centrum van Rome gelegen is.
Hoewel sommige borgate in principe meer sociale voorzieningen bezaten dan de wijken waar de vaak arme migranten eerst woonden, ontbraken ook hier 18
Idem, 110-111. B. W. Painter, Musolini’s Rome, 91-113. 20 Berlinguer, Borgate, 39. 21 Vallat, Rome, 53. 22 Sanfilippo, Le tre citta, 95. 23 Vallat, Rome, 215. 24 Idem, 2. 19
10
wezenlijke middelen. Allessandro Portelli heeft de omstandigheden waarin de mensen leefden omschreven in zijn boek The order has been carried out: history, memory, and meaning of a nazi massacre in Rome.25 Dit werk vormt een prachtig uitgangspunt wanneer gekeken wordt naar de privé-omstandigheden waarin de mensen in de borgate leefden. Het boek bevat immers veel verhalen van mensen die zelf in de borgate leefden, waardoor de lezer echt wordt meegenomen in de problematiek ervan.
25
A. Portelli, The order has been carried out: history memory, and meaning of a nazi massacre in Rome (New York, 2003), 63.
11
26
De borgate groeiden steeds sneller en werden ook in rap tempo gebouwd. Toch was de toename van de bevolking zoveel groter dan de toename van het aantal woningen, dat veel mensen ofwel dakloos werden ofwel woonden in bijna onmenselijke omstandigheden.27 Hierdoor waren de ruimtes vaak zeer klein en waren de omstandigheden waarin de bewoners leefden zeer slecht. In 1935 deed de gouverneur van Rome zelf verslag van de omstandigheden in een van de borgate, de Giordiani. Hieruit blijkt duidelijk dat de hygiëne onvoldoende was, dat er vaak geen of te weinig drinkwater was en dat er vaak wel 8 personen per kamer woonden. Bovendien wordt duidelijk gesteld dat er enorm veel ziekte heerste.28 Later dat jaar werden ook lijsten met de belangrijkste plannen met betrekking tot de borgate opgesteld. Daaruit blijkt bovendien dat riolen vaak afwezig waren, dat er geen straatverlichting was en dat er vaak zelfs geheel geen echte wegen waren. De omstandigheden waarin de mensen leefden werden nog verder verslechterd door het feit dat de economische ontwikkelingen bepaald niet gunstig waren. In de borgate was over het algemeen geen autonome economische ontwikkeling, waardoor de bewoners vaak afhankelijk waren van klusjes en illegale arbeid. Veel mensen zochten met name in het centrum van Rome – vaak tevergeefs naar werk.29 Berlinguer en Della Seta hebben in hun werk aangetoond dat juist de armere gezinnen meer mensen telden dan de rijkere en dat dientengevolge de armere mensen met meer personen van minder geld dienden te leven.30 De alsmaar toenemende prijsstijgingen, en de verhogingen van de belastingen waartoe de Italiaanse overheid overging, zorgden met de al eerder genoemde omstandigheden voor een grote ontevredenheid, vooral in de armste wijken van 26
De foto toont de gemiddelde behuizing van de borgate en is ontleend aan http://www.pasolini.net/0paolo_mandrione.jpg 27 Talamano, Roma nel novecento, 10-30. 28 Idem, 264-265. 29 Vallat, Rome, 214. 30 G. Berlinguer en P. Della Seta, Borgate di Roma : urbanesimo ed emigrazione interna, incremento demografico e speculazione edilizia, il fascismo e la segregazione degli indesiderabili, origine regionale e profilo psico-sociale dei baraccati, struttura familiare e consumi, le borgate nella vita politica romana (Roma 1960), 137. Aangetoond wordt hier dat een gemiddeld inkomen van 700 lire in de maand gemiddeld een tot twee personen moest onderhouden, terwijl een inkomen van 100 lire ongeveer 9 personen moest onderhouden.
12
Rome. Tijdens de tweede wereldoorlog werd dit proces nog versterkt. Vaak kwam het nu zelfs voor dat bepaalde families in een grot woonden of in noodvoorzieningen, gebombardeerde woningen of gebouwen en tenten.31 Juist om die reden is het ook lastig om een goede indicatie te geven van het aantal mensen dat gedurende deze jaren in de borgate woonden.32 Dit wordt nog versterkt door het gegeven dat de ontwikkelingen binnen de borgate bepaald niet gestuurd werden vanuit een centraal punt. Een goed voorbeeld hiervan vormt de bebouwing in de periferie van Rome. Hoewel zeer precieze wetten bestonden met betrekking tot de bouw van huizen in en om Rome, was de bouw van de borgate voornamelijk in handen van illegale ondernemingen. Hierdoor werd de planmatigheid nadelig beïnvloed en verloor de overheid gaandeweg ook de invloed op de borgate. Dit betekende veelal ook dat de controle op de leefbaarheid aanzienlijk achteruit ging en dat de omstandigheden in de borgate gaandeweg verslechterden.33
34
Ook na de oorlog bleven de borgate voortbestaan. Hoewel de sociale voorzieningen in de loop van de jaren 1950-1960 ietwat verbeterden, bleven de buitenwijken plaatsen waar de bewoners in zeer dramatische omstandigheden leefden. Dit wordt temeer duidelijk wanneer een aantal kleine documentaires wordt bekeken, dat betrekking heeft op de geschiedenis van Rome in de twintigste eeuw. Het Istituto Luce te Rome bevat een zeer interessante collectie met videomateriaal waarin ook de buitenwijken aanbod komen. Deze korte stukjes film maken duidelijk hoe de borgate gebouwd zijn en onder welke omstandigheden de mensen daar leefden. Vaak zijn vervallen en slecht gebouwde huizen en hutjes te zien, afvaldumpplaatsen waar kinderen – vaak zonder kledij – spelen, en vaak ook stoffige zandwegen, kennelijk doordat besteende wegen ontbraken.35 Maar ook nu nog, ongeveer zestig jaar na de oorlog, zijn de sloppenwijken nog deels in tact en verschijnen er boeken, artikelen en rapporten over de huidige situatie in de borgate van Rome.36 31
Sanfilippo, Le tre citta, 118-121. Vallat, Rome, 53. 33 Berlinguer, Borgate, 39. 34 De borgate zoals zij thans veel voorkomen: betonnen flats aan de rand van Rome. De foto is ontleend aan http://www.sanpaolo.org/madre03/0201md/images/0201m21b.jpg 35 De collectie van het Istituto Luce is te raadplegen op de website: http://www.luce.it/istitutoluce/index.html. 36 Vallat, Rome, 50-60. 32
13
Jongens in de borgate: de ragazzi di vita Daar het in dit onderzoek met name gaat om de ragazzi di vita, zal ik in het vervolg een kleine beschrijving proberen te geven van het leven van de ragazzi in de borgate van Rome. Ik benadruk dat hier en daar een meer algemene beschrijving van de jeugd in de armste borgate zal worden gegeven, maar zal toch vooral trachten om de jongens specifiek te belichten. In de voorafgaande beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van de borgate ben ik reeds ingegaan op de omstandigheden waarin de mensen leefden. Met het oog op de jeugd is het belangrijk om allereerst vast te stellen dat zij vaak een zeer tragische en moeilijke positie innamen in de borgate. Paul Ginsborg heeft in zijn veelbesproken boek Italy and its discontents 1980-2001 het karakter van de jeugd van de oorlogsjaren en de naoorlogse periode in de borgate gekarakteriseerd als: Young people in the peripheries were often unemployed, bored and alienated.37 Inderdaad geeft dit waarschijnlijk heel beknopt weer hoe de problematisch het leven van de meeste giovani was. In eerste instantie werd dit uiteraard veroorzaakt door de basisproblematiek in de borgate zelf. Het chronische tekort aan behuizing betekende in veel gevallen dat meer dan acht mensen op een kamer leefden. Vaak was er ook sprake van een polynucleaire familie, waardoor veel generaties en takken van families samen in een huis leefden.38 Hierdoor, en door de illegale bouwactiviteiten, was de hygiëne in de borgate minimaal en heerste er zeer veel ziekte, vooral onder ouderen, maar zeker ook onder de jongeren en dus de ragazzi. Met name tuberculose kwam zeer veel voor.39 De grote mate van onverzorgdheid uitte zich ook in de kleding van de jongens, die vaak zeer oud en versleten was.40
41
37
P. Ginsborg, Italy and its discontents 1980-2001 (London 2001), 60-62, aldaar 62. Vallat, Rome , 214-216. 39 Ibidem. 40 A. Portelli (e.a.), Il borgo e la borgata. Ragazzi di don Bosco e l’altra Roma del dopoguerra (Roma 2002), 23. 41 Ragazzi in de borgate, ontleend aan http://www.blackmailmag.com/images/CINEMA/PPP1.jpg 38
14
De ziekten werden bovendien versterkt doordat er vaak te weinig voedsel was en doordat het eten niet de benodigde voedingsstoffen bood. Uit interviews die Alessandro Portelli met een aantal ragazzi had blijkt goed hoe moeizaam het voor hen was om aan eten te komen, in het bijzonder in de jaren net na de oorlog. 42 Uit tabellen die de eetpatronen van de gemiddelde ragazzi in de borgate weergeven, blijkt dat zij vrijwel van alle stoffen minder binnenkregen dan het nationale gemiddelde. De grote uitzondering hierop vormden vette en sterk gekruide producten.43 Doordat veel mensen samen in een huis leefden, was de privacy voor de ragazzi ook zeer beperkt. Mede daardoor voelden veel jongeren de behoefte om weg te gaan uit huis en rond te hangen en uit te gaan in de stad. Het ‘Dipartimento per le aree urbane’ heeft in een onderzoek naar jongeren in de afgelopen 60 jaar vastgesteld dat ‘I figli del sottoproletariato stanno sbatutti dalla mattina alle sera sul muretto’(de kinderen van de armste mensen verbleven dus gedurende de middag en begin van de avond bij de muren).44 In het werk van Portelli wordt gesteld dat de meeste ragazzi leefden als ‘sciuscià’ (straatjongens, letterlijk schoenpoetsertjes).45 Juist door het gebrek aan ruimte ontstonden vaak ook problemen tussen de ragazzi en hun ouders, met name de vader. ‘Molti hanno un dialogo, specie con il padre’. 46 Hiermee wordt de eenzaamheid en de relationele problematiek in de leefomgeving duidelijk beschreven. De slechte omstandigheden in de wijken waarin ze leefden betekenden in eerste instantie vooral een letterlijke vlucht naar andere plaatsen, die wellicht betere condities zouden bieden. Het centrum van Rome was daarvoor de beste gelegenheid. Veel ragazzi gingen daar naartoe voor vermaak en om rond te hangen, maar zeker ook op zoek naar werk. Interviews met jongeren uit de borgate maken duidelijk dat zij werk als een van de belangrijkste mogelijkheden zagen om op de maatschappelijke ladder verder omhoog te geraken en uit de borgate te komen. Toch was deze wens vaak niet meer dan een droom. Vaak vond immers enorme discriminatie plaats als het ging om het krijgen van werk, waardoor de ragazzi zeer frequent veroordeeld werden tot ‘il lavoro nero’(illegale arbeid).47 G. Berlinguer en P. della Sera hebben in hun werk duidelijk aangetoond hoezeer de mensen in de borgate, onder wie dus ook de ragazzi, juist afhankelijk waren van deze arbeid. Vaak bestond deze eruit dat oude spullen op afvalhopen of op straat werden verzameld en vervolgens voor een kleine vergoeding werden verkocht.48 De ontmoedigende situatie met betrekking tot het vinden van werk was zowel een oorzaak als gevolg van de gebrekkige scholing van de meeste ragazzi. Uit verscheidene interviews die werden gehouden met jonge jongens in de borgate blijkt dat school door de meeste van hen als onbelangrijk werd ervaren.49 Doordat een groot gedeelte enkel primair onderwijs volgde, was de opstap naar het leven buiten de borgate en de eigen sociale laag vaak zeer lastig. Dat betekende niet alleen dat veel ragazzi gedwongen werden tot zeer slecht betaald – en vaak aldus zwart werk, 42
Portelli, Il borgo, 19. Berlinguer, Borgate, 143. 44 Italia. Dipartimento per le aree urbane, I giovani: la qualita della vita e la cultura della aree urbane. Il caso di Roma capitale (Roma 1994), 158-159. 45 Portelli, Il borgo, 20-21. 46 Idem, 163. 47 Berlinguer, Borgate, 293-295. 48 Idem, 295-300 . 49 Voor interviews zie onder andere: Italia. Dipartimento per le aree urbane, I giovani: la qualita della vita e la cultura della aree urbane. Il caso di Roma capitale (Roma 1994) en P. Malenotti, Vivere la citta: una ricerca sociologica sulla qualita della vita nella periferia di Roma (Roma 1998). 43
15
maar ook dat zij veelal terecht kwamen in de prostitutie. Uit de interviews blijkt dat een gedeelte van de jongens zichzelf verkochten aan mannen, die hun betaalden.50 Hoe groot hun aantal precies is geweest, is lastig vast te stellen, omdat dit alles geschiedde in illegaliteit. Opmerkelijk is daarin ook dat de meeste boeken over homoseksualiteit en prostitutie in Italië weinig melding maken van deze illegale praktijken.51 Boeken als Vivi e lascia vivere van Eustace Chesser doen wel verslag van prostitutie en homoseksualiteit, maar houden deze onderwerpen gescheiden, waardoor de prostitutie in Rome enkel gedomineerd leek te worden door ragazze.52 Ook in moderne overzichtswerken die de geschiedenis van prostitutie in Italië behandelen, komen de ragazzi niet of nauwelijks voor.53 Enkel pas de laatste jaren ontstaat meer duidelijkheid over de prostitutie door de ragazzi, onder meer door documentaires die duidelijk maken hoe jonge jongens – soms gedwongen – overgaan tot het werken in de prostitutie.54 Ook in het onderzoeksrapport van het Programma Daphne wordt beschreven hoe jongens uit de borgate zich al aan het begin van de vorige eeuw prostitueerden, vooral aan de randen van het stadscentrum van Rome. De ontmoedigende situatie zoals die hierboven staat beschreven, werd ook door de jongens zelf zo ervaren. In bepaalde interviews staat letterlijk: ‘Il quartiere non mette a disposizione nessuna opportunità’ (de wijk biedt geen mogelijkheid tot ontwikkeling).55 De ellende die de ragazzi derhalve vaak in hun leven ervoeren, uitte zich niet alleen in een letterlijke vlucht naar het centrum van de stad, alwaar zij hoopten te kunnen werken. Ook vonden veel jonge jongens een afleiding in drugs. 56 Juist doordat de drugs en bepaalde veel voorkomende gokspellen (‘giocare a carte’) vaak erg duur waren en verslavend werkten, bleef het verdienen of anderszins verkrijgen van geld een zeer essentieel onderdeel van het leven van de ragazzi.57 Waarschijnlijk is dit, zoals reeds is aangegeven, een van de belangrijkste motieven geweest achter de prostitutie van de ragazzi, met name in de Villa Borghese, de Villa Giulia en rond station Termini. Naast de prostitutie waren er echter ook andere illegale methoden om aan geld te komen, waarvan diefstal wellicht de belangrijkste was. In het werk van Portelli wordt aangegeven: ‘Certo, c’erano tanti ragazzi buoni, ma c’erano dei ragazzi, poveretti, traviati. Giravano anche dei mascalzoni, li alla stazione Termini. Parlo dei grandi eh. Non so, la malavita, prostituzione, altri che magari rubavano, altri che eccetera.’.58 Bovendien werden sommige ragazzi verleid om deel te nemen aan de georganiseerde criminaliteit, waaronder de ‘banda della magliana’, een bende van criminelen die een aantal belangrijke politieke delicten pleegde.59 Wat dit alles betreft lijkt de stelling van Portelli dat de ragazzi in feite met 10 of 12 jaar al volwassen waren, terecht. 50
Italia. Dipartimento per le aree urbane, I giovani , 158-159. Het gebrek aan openheid met betrekking tot prostitutie van jongens komt duidelijk naar voren in een rapport van het Programma Daphne, Ricerca sulla prostituzione maschile dei giovani stranieri 52 E. Chesser, Vivi e lascia vivere (Milano 1958). 53 Een voorbeeld van een dusdanig werk is: C. Bernieri, Veneri di strada : sessant'anni di prostituzione in Italia dalle voci protagoniste (Roma 2002). 54 Een voorbeeld van een dergelijke documentaire is The Cutting Edge: The Child Sex Trade van de Roemeense filmmaker Liviu Tipurita. 55 Italia. Dipartimento per le aree urbane, I giovani , 158-159. 56 P. Malenotti, Vivere la citta: una ricerca sociologica sulla qualita della vita nella periferia di Roma (Roma 1998), 65. 57 Portelli, Il borgo, 26. 58 Idem, 23. 59 G. Bianconi, Ragazzi di malavita. Fatti e misfatti della banda della magliana (Milano 1995), 15-35. 51
16
Juist de ellendige situatie in de borgate en de problematiek die daar vaak uit voortkwam bepaalde waarschijnlijk ook de waarden die de jonge ragazzi hadden. De verschillende onderzoeken laten duidelijk zien dat bepaalde zaken als scholing en contact met de ouders als onbelangrijk werden ervaren. Het is echter opvallend dat het gebrek aan sociale voorzieningen en steun – voor zover dat mogelijk was - door de jongeren zelf lijkt te zijn opgevangen. Hoog bovenaan de waarden van de ragazzi stonden ‘l’amicizia’ en de dingen die de vrienden samen konden doen.60 Belangrijk in dat opzicht is zeker om te wijzen op het frequente bioscoopbezoek. In een aantal wijken waren kleine theaters waar de jongens naar toe gingen.61 Anders was het centrum van Rome de aangewezen plek om de nieuwste films te bekijken. 62 Gesprekken tussen de jongens hadden vaak betrekking op zaken als sport en vrouwen. Een enkeling geeft in een van de interviews aan wel degelijk interesse te hebben gehad in boeken, politiek en kunst, maar anderen stelden: ‘ma chiaramente un ragazzo che è nato in un quartiere popolare, penso prioprio che non trovi interesse in queste cose’(de ragazzi die geboren en opgegroeid zijn in de volkswijken hebben in dergelijke zaken geen interesse).63 Politiek en kunst waren voor de meeste ragazzi nietszeggend.
64
60
Italia. Dipartimento per le aree urbane, I giovani , 160-161. Valat, Rome, 210-215. 62 Ibidem. 63 Italia. Dipartimento per le aree urbane, I giovani , 160-161. 64 Enkele ragazzi uit de borgate met geestelijken. De foto is ontleend aan http://www.30giorni.it/foto/1050475917062.jpg 61
17
Traditie van de weergave van de ragazzi in de film, schilderkunst en literatuur De verbeelding van jongens is een verschijnsel dat al eeuwenlang voorkomt. Ook in Italië vormden adolescenten vaak het onderwerp van artistieke producten. In het volgende hoofdstuk zal worden getracht om na te gaan welke ‘traditie’ van weergave bestaat op het gebied van de ragazzi di vita, de jongens uit de arme wijken. Belangrijk is evenwel om hier eerst aan te geven dat hier de geografische beperking van Rome voor even wordt losgelaten. Hoewel Pasolini zich specifiek richtte op de jonge jongens, tussen de 14 en 20, in en om Rome, moet worden vastgesteld dat de kunstzinnige verbeelding van de jongeren uit arme wijken zich niet beperkte tot de borgate van Rome. Ook plaatsen als Napels en Palermo vormden voor andere kunstenaars, regisseurs en schrijvers het uitgangspunt voor de verbeelding van de ragazzi. De term ragazzi zal in het volgende gedeelte dus niet zozeer staan voor de jongens uit de borgate van Rome als wel voor jongemannen uit het Italiaanse ‘sottoproletariato’, de laagste klasse van de bevolking. Her en der zal beperkt worden ingegaan op de weergave van arme jongens in andere landen. De traditie van de verbeelding van de ragazzi is ingedeeld in een aantal subgroepen, waarmee een duidelijker overzicht kan worden verkregen. Dichtkunst De poëzie is wellicht de kunstvorm waarin de verbeelding van de jongens het minst (direct) naar voren komt. Toch is ervoor gekozen om met deze weergave te starten. Daar Pasolini deels het uitgangspunt vormt voor deze scriptie lijkt het niet onlogisch om aan te vangen met de personen die wat artistieke producten het dichtste bij hem staan. In dat kader kan niet anders dan worden begonnen met Sandro Penna (1906-1977). Penna was een gevierd dichter, bewonderd door grote namen in de Italiaanse literaire wereld zoals Elsa Morante en haar echtgenoot Alberto Moravia. Desalniettemin leefde Penna een afgezonderd leven en meed hij de publiciteit. Het werk van Penna wordt in sterke mate gekenmerkt door zijn liefde voor de jongens in Rome. Opmerkelijk is vooral ook dat de gedichten van Penna volgens critici nooit een ander onderwerp of thema hebben gehad dan zijn homoseksuele gevoelens. De dichter schreef in een reactie hierop: Ma non so parlare d’altre cose / Le altre cose son tutte noiose (Maar ik weet niet hoe te schrijven over iets anders / De andere zaken zijn allemaal saai).65 Evenals Pasolini stond Penna bekend om zijn contacten met de ragazzi en was hij een frequent bezoeker van plekken waar jongens zich prostitueerden. Opmerkelijk is bovendien dat Penna en Pasolini jarenlang in een strijd verwikkeld waren ‘wie de meeste jongens kon doen’. Het was overigens Pasolini die de strijd overtuigend won.66 Dat Penna een bijzondere voorliefde had voor jonge mannen blijkt ook uit het gegeven dat hij jarenlang samenleefde met een jongen die hij in 1956 op straat tegenkwam.67 Veel van de gedichten die Penna schreef hebben ofwel een ‘ragazzo’ dan wel een ‘fanciullo’(ander woord voor jongen) als onderwerp. In vrijwel zijn gehele oeuvre 65
S. Penna, Tutte le poesie (Milano 1972). Schwartz, Pasolini, 237. 67 Penna, Poesie, 1-10. 66
18
zijn de jongens de personificatie van liefde en staan de lichamen van de ragazzi voor puur verlangen. De jongens uit de armere wijken nemen daarbij een bijzondere plaats in, temeer omdat Penna zichzelf identificeerde met hun eenzaamheid, die mede wordt ingegeven door hun tragische leefomstandigheden. Vrijwel elk gedicht van Penna heeft te maken met deze verregaande identificatie, die soms wordt verbeeld in een seksuele ontmoeting tussen de dichter en een jongen. Toch speelt het verlangen en het onbereikbare van de jongens een grote rol in Penna’s werk. Penna laat zijn lezers voelen dat zijn melancholieke stemming direct in verband staat met het gemis van de jongens.68
69
Een andere dichter die zich expliciet bezighield met de armere lagen van de bevolking in Rome was Guiseppe Gioachino Belli (1791-1863). Belli wordt wel beschouwd als de meest oorspronkelijke dichter van het Romeinse dialect. Hoewel Belli zich niet specifiek bezighield met de ragazzi en in feite ruim voor Pasolini leefde, is zijn werk toch zeer relevant. Zijn Romeinse sonnetten, waarvan hij er meer dan 2000 schreef, geven immers een breed en duidelijk beeld van het leven van Rome in de negentiende eeuw. Naast de prachtige verzen over kerken en monumenten hield Belli zich ook uitdrukkelijk bezig met de situatie waarin de armste mensen van Rome leefden. Het postnapoleontische Rome in de jaren voorafgaande aan de Risorgimento was een van de armste gebieden van Italië.70 In de inleiding van een van zijn werken noemt hij het weergeven van de armoede van het Romeinse volk zelfs expliciet zijn streven: ‘Ik heb besloten om een monument achter te laten van wat de gewone mensen in Rome vandaag de dag zijn’.71 Volgens Belli hadden de arme mensen van Rome nog geen kunst en decadentie en waren zij de meest pure mensen in de samenleving. Bovenal hoopte Belli dat de sociale omstandigheden waarin de mensen leefden zouden veranderen. Hierin vertoont Belli opmerkelijke overeenkomsten met Pasolini, die zijn werk dan ook zeer bewonderde.72 Belli kent zijn Milanese 68
Bondanella, Italian Literature, 441. De foto toont Sandro Penna en is ontleend aan http://andrejkoymasky.com/liv/fam/biop2/penn3.jpg 70 Bondanella, Italian Literature, 40-42. 71 L. de Nardis, Roma di Belli e di Pasolini (Roma 1977), 5-30. 72 Schwartz, Pasolini, 235. 69
19
tegenhanger in Carlo Porta (1775-1821), die ook in dialect schreef en, zij het in mindere mate, de positie van de armere mensen in zijn stad verwoordde.73 Een laatste belangrijke poëet is Salvatore di Giacomo (1860-1934). Hij leefde in Napels en schreef met name gedichten en toneelstukken. In veel van zijn poëtische werken, die vaak geschreven werden in het lokale dialect, komen aspecten terug van het leven in de armoedige buurten van Napels. Het belangrijkste werk in dit kader is waarschijnlijk het sonnet O’fùnneco verde’(1886), een prachtig geschreven portret van een Napolitaanse sloppenwijk.74 Behalve gedichten en toneelwerken schreef Di Giacomo ook studies, onder andere met betrekking tot de prostitutie en woonvoorzieningen in Napels.75 In het werk van Di Giacomo komen her en der beelden van jongens voor, die als kruimeldieven of in de prostitutie in leven trachtten te blijven. Deze weergave is echter beperkt doordat de sociale realiteit het uitgangspunt vormt voor de auteur, voor wie derhalve enkel de verbeelding van bepaalde elementen uit het leven van de jongens interessant is. Het werk van Di Giacomo lijkt in sterke mate op het werk van zijn tijd- en plaatsgenoot Raffaele Viviani (1888-1950), die vooral bekend werd door zijn toneelstukken. Zijn belangrijkste werk L’ultimo scignizzo (1931) verhaalt van een straatjongen die zich probeert op te werken in de maatschappij, maar uiteindelijk faalt en keihard ten onder gaat. De hardheid van het leven in Napels komt in het werk van zowel Viviani als Di Giacomo zeer evident naar voren.
76
Schilderkunst, beeldhouwkunst en fotografie Vanaf het midden van de negentiende eeuw maakt een aantal kunstenaars werken die aansluiten bij de thematiek van de borgate en de ragazzi di vita. Vooral de namen van de schilder Antonio Mancini en de beeldhouwer Vincenzo Gemito zijn in dit verband erg van belang. Juist ook in deze tijd komt de fotografie als vorm van kunst op. Wilhelm von Gloeden was een belangrijke fotograaf die arme, jonge jongens als 73
Bondanella, Italian literature, 579-580. S. Di Giacomo, Tutte le poesie (Roma 1997). 75 Bondanella, Italian literature, 205. 76 De foto toont Salvatore di Giacomo en is ontleend aan http://www.bnnonline.it/images/digiacomo1.jpg&imgrefurl=http://www.bnnonline.it/news/digiacomo.ht m&h=481&w=354&sz=10&tbnid=Xze5MZOaaBIejM:&tbnh=126&tbnw=92&hl=nl&start=1&prev=/i mages%3Fq%3Dsalvatore%2Bdi%2Bgiacomo%26svnum%3D10%26hl%3Dnl%26lr%3D 74
20
centraal thema in zijn werk opnam. Ook zijn werk sluit aan bij de thematiek van de borgate, juist omdat arme jongens vaak het uitgangspunt vormen voor zijn foto’s. Antonio Mancini (1852-1930) werd geboren in Rome, maar studeerde vanaf zijn twaalfde levensjaar aan het Istituto di Belle Arti. Hij woonde in Napels te midden van de scugnizzi, de straatjongens uit de arme wijk waarin hijzelf ook leefde. Vanaf dat moment zijn de jonge jongens maar ook meisjes het centrale thema in zijn werk. Enkele bezoeken aan de Franse hoofdstad brengen daar geen of weinig verandering in. In 1883 verhuisde Mancini naar Rome alwaar hij zich wederom richtte op de verbeelding van alledaagse taferelen. In 1887 bezocht hij achtereenvolgens Venetië, Londen en ook Nederland en genoot hij steeds meer bekendheid. Daardoor veranderden de onderwerpen van schilderijen ook gaandeweg. Daar waar hij eerst arme straatkinderen als uitgangspunt had genomen voor zijn werken, waren het nu rijke burgers die hem betaalden voor een portret. Uiteindelijk was de naam van Mancini zo bekend dat hij zelfs tot ‘Accademico d’Italia’werd benoemd.77
78
In de tijd waarin Mancini in Napels woonde worden zijn schilderijen voornamelijk gekenmerkt door de verbeelding van de ‘couleur locale’. Vaak zijn het portretten van arme kinderen met voorwerpen als rozenkransen of boeken. Wat opvalt aan de werken die jongens als onderwerp hebben, is de psychologische diepgang die uit de verbeelding spreekt. Dit komt vooral goed tot uitdrukking in een van Mancini’s beroemdste schilderijen: ‘Il prevetariello’ uit 1870. Dit werk laat een priestertje zien voor wie een typisch Napolitaans jongetje model voor heeft gestaan, met sluwe maar onschuldige ogen. Opvallend aan dit maar ook vele andere werken is de natuurgetrouwe weegave van de werkelijkheid. Mancini’s belangrijkste streven was dan ook de verbeelding van ‘il vero’ en het natuurgetrouw weergeven van emoties. De problematiek waarin veel van de scugnizzi leefden wordt daarmee zeer goed tastbaar voor de toeschouwer.79 De jongens zijn vaak ziek, mager of bleek en roepen medelijden op. Een goede vriend van Mancini was de Italiaanse beeldhouwer Vincenzo Gemito (1852-1929). Gemito werd geboren in een arm gezin en werd door zijn moeder achtergelaten bij een weeshuis. Hij werd geadopteerd door een familie die 77
D. Cecchi, Antonio Mancini (Torino 1966), 10-20. De afbeelding is een schilderij van Antonio Mancini en is ontleend aan http://www.mediaarte.it/antonio_mancini.htm 79 H. Pennock, Antonio Mancini en Nederland (Haarlem 1987), 9-26. 78
21
net een kind had verloren. De vader was een kunstenaar en het is zeer waarschijnlijk dat Gemito door hem werd aangemoedigd om iets met zijn handen te doen. Al zeer vroeg getuigde zijn werk van een vernieuwende geest en ook hij werd student aan het Istituto di Belle Arti. Ook Gemito’s werk wordt in de vroege fase van zijn leven gekenmerkt door de verbeelding van het straatleven in Napels. Daarbij speelt de getrouwe weergave van de werkelijkheid en de verwerping van het sentimentalisme een belangrijke rol. In het begin van zijn carrière maakte Gemito vooral beelden van jongens, waarvan Il Pescatore Napolitano (1878) waarschijnlijk het bekendste is. In 1877 verhuisde Gemito evenals Mancini naar Parijs waar hij tot 1880 zou blijven. Vanaf dat jaar woonde hij wederom in Napels, waar hij in 1887 een mentale inzinking kreeg. Tot 1909 zou hij vrijwel geen enkel beeld maken. In plaats daarvan richtte hij zich nu op het maken van schetsen en tekeningen, vaak met arme jonge jongens in de hoofdrol. Net als in het werk van zijn vriend Mancini zien we ook hier verbeeldingen van de poverelli uit de armste wijken van Napels waar Gemito zelf had gewoond. Een aantal belangrijke tekeningen zijn onder andere: Pescatorello (1870), Studio di Nudo(1871), Studio di Giovinetto Arciere(ca. 1908-1909) en Studio di Giovanetto(1909).80 Net als in het werk van Gemito en Mancini vormen arme jongens ook het belangrijkste onderwerp in het werk van Baron Wilhelm von Gloeden (1856-1931). Hij werd geboren in een rijke familie van aristocraten uit Mecklenburg, maar verhuisde in 1878 naar het plaatsje Taormina op Sicilië om van zijn tuberculose te genezen. Von Gloeden was direct gegrepen door de schoonheid en aantrekkingskracht van het eiland, maar zeker ook van zijn arme, jonge bewoners. Vanaf zijn eerste jaren op Sicilië fotografeerde hij adolescente jongens, maar ook landschappen en andere genrefoto’s. Het is opmerkelijk dat Von Gloedens voorkeur voor jonge, vaak naakte jongens door de bewoners van zijn dorp werd geaccepteerd. Het is aannemelijk om dit in verband te brengen met de rijkdom die Von Gloeden meebracht naar Taormina en het gegeven dat hij de poserende jongens goed betaalde om zijn hobby te kunnen uitvoeren.
81
80 81
B. Mantura, Temi di Vincenzo Gemito (Roma 1989). Getoond is een van de beroemdste foto’s van Von Gloeden en is ontleend aan http://www.lacoctelera.com/ellos-son-los-locos/imagen/Von%20Gloeden%201111.jpg
22
Toen de financiële situatie van zijn familie echter verslechterde, zag Von Gloeden zich genoodzaakt om van zijn hobby een echte professie te maken. Von Gloeden werd een van de toonaangevende fotografen van Europa. Het belangrijkste element in zijn werk bleef echter de vaak naakte jonge jongens van het eiland. Een groot verschil met de kunstwerken van Mancini en Gemito is echter dat Von Gloeden een sterk esthetiserend element toevoegde aan de realistische verbeelding van arme jongens. De werken van Von Gloeden zijn vaak geen weergaven van de vaak moeilijke omstandigheden waarin de jongens vaak leefden. Von Gloeden gebruikte de arme jongens integendeel voor de weergave van een geheel andere wereld. Hij was gefascineerd door de Griekse oudheid en creëerde op vrijwel iedere foto een decor waarin klassieke elementen naar voren komen. Bovendien dragen de jongens vaak gewaden en voorwerpen die aan de oudheid doen denken. Toch zijn er ook werken waarin juist wel de jongens worden afgebeeld in een vrij realistische setting. Desalniettemin hebben de foto’s van Von Gloeden immer een homo-erotiserend element, vooral ook omdat het gaat om de weergave van naakte jongens.82 Proza In een klein aantal prozawerken is duidelijk sprake van de weergave en verbeelding van de ragazzi. Deze verbeelding hangt echter in sterke mate samen met de verbeelding van de arbeidersklasse. De verbeelding van jongemannen is daarmee vaak een onderdeel van of zelfs ondergeschikt aan de verbeelding van een hele groep of een bepaalde geografische plaats. Dit alles heeft veel te maken met de dominante stroming in het twintigste eeuwse Italiaanse proza, het neorealisme. Alvorens hier verder op in te gaan is het van belang eerst de wortels van het neorealisme bloot te leggen. Vanaf het midden van de negentiende eeuw is in de Italiaanse letterkunde sprake van de opkomst van het verisme, dat te beschouwen is als de Italiaanse variant van het naturalisme. Het belangrijkste kenmerk van prozawerken die in deze stijl zijn geschreven, is dat zij als doel hebben de werkelijkheid zoveel mogelijk weer te geven zoals zij is. Het Franse naturalisme, waarvan Emile Zola (1840-1902) een van de belangrijkste schrijvers is, richtte zich in grote mate op het leven in de stad. Het Italiaanse verisme daarentegen richtte zich vooral op aspecten van het leven op het platteland en in de verschillende regio’s. Daarin speelt de weergave van de omstandigheden waarin arme mensen leefden een belangrijke rol.83 Met name de naam van de Siciliaanse schrijver Giovanni Verga (1840-1922) is in dit kader belangrijk. Hij geeft in zijn werken een duidelijk beeld van de wijze waarop de mensen in het sottoproletariato in Italië leefden. Verga meende dat de taal waarin boeken worden geschreven aan moest sluiten bij het onderwerp. Dat is de reden dat hij vaak in de volkstaal of dialect schreef. Het bekendste en waarschijnlijk ook belangrijkste werk van Verga is I malavoglia (1881), dat later door Visconti werd verfilmd.84 In deze roman doet Verga op indrukwekkende wijze verslag van het leven van een vissersfamilie op Sicilië. Hij beschrijft de moeilijke omstandigheden waarin de familie leeft. Ook de jonge generatie komt daarbij uitgebreid aan bod. Op een gegeven moment tracht de familie haar positie te verbeteren door een aantal nieuwe initiatieven, dat hen uiteindelijk fataal wordt. Het fatalistische einde dat in Verga’s werk vaak terugkomt, geeft blijkt van zijn pessimistische visie op de werkelijkheid: er is 82
M. Miraglia en I. Mussa, Le fotografie di Von Gloeden (Milano 1996). Bondanella, Italian literature, 599-600. 84 Giovanni Verga, I malavoglia (Roma 1993). 83
23
geen hoop. Verga’s werk is daarmee dan ook zeker geen socialistisch pleidooi. Integendeel laat het de harde werkelijkheid zien zoals zij is. Dit blijkt ook uit een serie van korte verhalen, Per le vie (1883), die de weergave van arme jongens nog duidelijker als thema hebben.85 De verhalen in dit werk hebben betrekking op het leven van de jeugd in de straten van Milaan. Hierin komen vaak beelden van ragazzi terug. Ook in deze verhalen zit echter geen enkele hoop op een betere toekomst.86 Het verisme zoals we dat zien bij Verga heeft zeer evidente sporen achtergelaten in de Italiaanse literatuur van de twintigste eeuw. De sociale betrokkenheid die blijkt uit de onderwerpen waarover schrijvers als Verga schreven kan duidelijk worden teruggevonden in de werken van de Italiaanse neorealisten. De term neorealismo is afkomstig van de Italiaanse essayist Arnaldo Bocelli (1900-1976). Hoewel er zeer veel verschillende ideeën zijn met betrekking tot de stroming, beschrijft Peter Bondanella het neorealisme als ‘analyzing the human condition in the light of the social environment and of objective psychological insights, and avoiding the then prevalent stylistic and formal hedonism’.87 Neorealistische werken laten derhalve vaak de sociale omstandigheden zien waarin mensen leven, waarmee het duidelijk aansluit bij het verisme van Verga, maar ook de werken van Zola. Dit wordt versterkt door het gebruik van de verschillende Italiaanse dialecten, waarmee volgens Italo Calvino eindelijk een geschreven taal werd gegeven aan de taal zoals die in Italië dagelijks gesproken werd. Een andere overeenkomst tussen de neorealisten en de realisten en veristen is dat zij inzagen dat de belangen van verschillende klassen niet perse samen hoefden te vallen. In tegenstelling tot Verga en andere schrijvers boden de neorealisten echter wel een oplossing van de problemen van de lagere klassen. Daarmee had het neorealisme vaak een socialistische invalshoek.88 Bovendien hebben veel werken een soort positieve ondertoon, zeker de werken van na de Tweede Wereldoorlog, toen in Italië het geloof in de Amerikaanse droom een hoogtepunt bereikte. Wellicht hangt dit samen met de invloed van enkele grote Amerikaanse auteurs als Hemmingway en Dos Passos. Toch was het neorealisme zeker geen eenduidige stroming in de literatuur. De belangrijkste neorealistische schrijvers, onder wie Moravia, Pratolini, Bernari, Levi en Vittorini, hadden ieder een eigen opvatting over de functie van literatuur en de wijze waarop literaire werken tot stand dienden te komen. Meestal wordt het werk Gli Indifferenti (1929) van Alberto Moravia (1907-1990) als eerste echt neorealistische roman beschouwt. Het beschrijft drie dagen uit het leven van een Romeinse familie die ten tijden van het fascisme de waarden en normen van de bourgeoisie aan tracht te houden, terwijl ze juist daardoor zichzelf te gronde lijkt te richten. Hoewel het werk waarschijnlijk zijn beroemdste roman is gebleven, zijn enkele latere werken van Moravia in het licht van dit onderzoek interessanter. In Gli Indifferenti focuste Moravia zich op de bourgeoisie, waarbij hij een duidelijke aanval opende op de manier van leven die in deze laag van de bevolking gewoon was.89 In latere werken verschoof Moravia’s aandacht meer naar de lagere klassen van de Italiaanse bevolking. In het beroemde essay L’uomo come fine uit 1946 verklaarde Moravia zijn interesse in de arbeidersbevolking door te refereren aan de belangrijkste doelstelling in het leven van een mens.90 Volgens Moravia was er pas sprake van een authentieke relatie tussen de mens en de realiteit 85
Giovanni Verga, Tutte le Novelle (Milano 1993). Bondanella, Italian literature, 600-604. 87 Idem, 399-402. 88 Ibidem. 89 A. Moravia, Gli indifferenti (Milano 1949). 90 A. Moravia, L’uomo come fine (Milano 2000). 86
24
wanneer de mens verankerd was in zichzelf en zijn doelen niet buiten zichzelf zocht. De schrijver meende dat de arbeiders dit altijd al hadden begrepen en maakte hen omwille daarvan tot onderwerp van zijn werken.91 Dit is met name het geval in de bundeling verhalen die in 1954 verscheen onder de naam Racconti romani.92 Hierin doet Moravia uitgebreid verslag van het alledaagse leven van de arbeidersklasse in de arme wijken van Rome. Op verschillende momenten krijgt de lezer een impressie van jongemannen, die er alles voor over hebben om snel aan geld te komen. Toch is het moeilijk om te bepalen of het hier daadwerkelijk om de verbeelding van ragazzi gaat. De hoofdpersonen in het werk van Moravia zijn ouder dan de jonge jongens in bijvoorbeeld de werken van Pasolini of Sandro Penna, die nog uitvoerig aan bod zullen komen. Toch geeft Moravia met zijn Racconti een verbeelding van de arme bevolking en ook de jongemannen daarbinnen. Hij laat zien hoe de jonge mensen in de borgate aan hun geld trachtten te komen en hoe zij daarbij vaak illegale praktijken uithaalden.
91 92
Bondanella, Italian literature, 387. A. Moravia, Racconti romani (Milano 1954).
25
93
Nog meer dan bij Moravia zijn de arbeiders en hun leefwijze het belangrijkste thema in het werk van Vasco Pratolini (1913-1991). Deze Florentijnse romanschrijver groeide op in Santa Croce, een van de armste wijken van Florence. Zijn belangrijkste werken Il quartiere (1945), Cronaca Famigliare (1947) en Cronache di poveri amanti (1947) gaan stuk voor stuk over de leefomstandigheden van de arbeiders in Florence in het interbellum. Pratolini is hierin waarschijnlijk sterk beïnvloed door zijn goede vriend Elio Vittorini (1908-1966), die in zijn werken verslag deed van de onderklassen in Rome. In Il quartiere wordt door Pratolini een beeld geschetst van een bende jongeren tussen 1932 en 1937. Hierin kan een duidelijke verbeelding van jongemannen worden teruggezien. De lezer wordt meegenomen in persoonlijke gebeurtenissen uit het leven van jongemannen, maar wordt eveneens geconfronteerd met de grote gebeurtenissen in de jaren ’30.94 De Cronache di poveri amanti is een verbeelding van het leven in de Via del Carno, een zeer arme Florentijnse straat, vanaf 1925. Hierin maakte Pratolini duidelijk dat het leven van de meeste jongens van deze klasse werd gedomineerd door de liefde en de vriendschap voor elkaar. Het leven is hard en meedogenloos, en het boek is dan ook, zoals zoveel andere neorealistische werken dat zijn, een aanklacht tegen het fascisme.95 Toch is het boek, ook zoals andere romans en films, geen marxistische retoriek. Steeds laat de auteur zien dat niet de politieke overtuiging het leidmotief is voor de arme jeugd, maar de liefde voor de vrienden uit dezelfde klasse.96 De Florentijnse verbeelding van de arbeidersklasse van Pratolini, en meer specifiek het leven van jonge mensen in arme wijken kent een Napolitaanse variant in het werk van Carlo Bernari (1909-1992). In romans als Tre operai (1934), Quasi un secolo (1940) en Speranzella (1949) maakt Bernari op veel plekken gebruik van het Napolitaanse dialect, waardoor de omstandigheden nog werkelijker lijken. In Tre operai laat de auteur de levens van Teodoro Barrin, Marco De Martino en Anna 93
De foto toont Pier Paolo Pasolini met aan zijn linkerhand Alberto Moravia. De afbeelding is ontleend aan http://www.comune.torino.it/archiviostorico/mostre/antologia_immagini_2004/img/gdpspettac2-03.jpg 94 V. Pratolini, Il quartiere (Milano 1961). 95 V. Pratolini, Cronache di poveri amanti (Milano 1962). 96 Bondanella, Italian literature, 470-472.
26
Giordano zien. Alledrie leven ze in erbarmelijke omstandigheden en alledrie zijn doodongelukkig.97 Het verdriet en de wanhoop van jonge mensen is een thema dat ook in de andere romans van Bernari terugkomt, zeker ook in Speranzella, waarin hij het naoorlogse Napels en zijn jonge bewoners van zijn duistere kant laat zien.98 De donkere thematiek in het werk van Bernari werd door de fascisten gezien als een aanval op hun visie.99 Niet alleen Bernari was doelwit van fascistische kritiek. Vrijwel alle neorealistische schrijvers werden ofwel gevangengezet of moesten vluchten, of schrijven onder een pseudoniem.100 De neorealisten lieten de Italiaanse samenleving van een kant zien die door anderen onderbelicht werd gelaten. De romans waren verbeeldingen van de vreselijke omstandigheden waarin de arbeiders leefden. De verbeelding van jonge mensen was in dit kader voor de fascisten waarschijnlijk des te schokkender, omdat werd aangetoond dat de jonge mannen en vrouwen zeker niet gelukkig werden van de regering. Integendeel, geluk is in neorealistische werken een gevolg van broeder- en zusterliefde en het opkomen voor de eigen klasse. De verbeelding van jonge jongens in arme wijken is in neorealistische werken dan ook telkens ondergeschikt aan dit totaalbeeld. De verbeelding van arbeiders en de sociale armoede van het twintigste eeuwse Italië als aanval op het fascisme is het uitgangspunt, de weergave van de arme jongens slechts een klein facet. Derhalve kan niet anders dan geconcludeerd worden dat Pier Paolo Pasolini de eerste prozaïst was die de verbeelding van de jonge jongens uit de borgate als centrale thematiek koos in zijn werk. Na Pasolini’s dood, en ook na het hoogtepunt van het neorealisme, vormen arme jonge jongens soms uitgangspunt in het werk van enkele andere auteurs. Het beste voorbeeld daarvan is waarschijnlijk Allessandro Golinelli (1963-). In zijn werk Basta che paghino(1992) maakt de lezer kennis met Kurt, een jonge jongen in Milaan, die zichzelf aan mannen verkoopt om in leven te kunnen blijven. Ook zien we andere, vaak allochtone, jongens die zich in eenzelfde positie bevinden als de protagonist. Maar de lezer ziet ook de intelligentie van deze jongemannen, hun interesse voor elkaar en de andere cultuur.101 Hoewel ook in dit werk de sociale armoede van Italië een belangrijk thema is, vormen de jonge jongens en het totaalbeeld van hun leven het uitgangspunt en niet andersom. In de verbeelding van de ragazzi is Golinelli een auteur die enigszins Pasoliniaans genoemd zou kunnen worden. Filmkunst Net als in de literatuur kende de Italiaanse film vanaf het einde van de jaren 1930 de opleving van het neorealisme. Toch zijn al in vroegere films sporen aanwezig van de latere neorealistische films. Te denken valt in dat kader aan enkele films van Nino Martoglio (1870-1921) en ook Assunta spina (1915) van Gustavo Serena (1882-1970).102 Net als voor de eerder besproken prozawerken geldt voor de neorealistische Italiaanse film dat de periode van het fascisme en de Tweede Wereldoorlog bepalend waren voor het ontstaan. Veel regisseurs waren fel tegen het fascisme en trachtten in hun films de werkelijkheid van het leven in een dictatuur te tonen.Vooral na de oorlog echter leidde de felbegeerde vrijheid van meningsuiting tot 97
C. Bernari, Tre operai (Milano 1965). C. Bernari. Speranzella (Milano 1949). 99 Bondanella, Italian literature, 51-52. 100 Bondanella, Italian literature, 600-604. 101 A. Golinelli, Basta che paghino (Milano 1992). 102 P. Bondanella, Italian literature, 400. 98
27
het ontstaan van films met de sociale realiteit als centraal thema. De manier van filmen werd veelal bepaald door de economische omstandigheden van dat moment. Er was weinig geld en derhalve ook weinig technische apparatuur, bovendien waren de studio’s van het beroemde filmcomplex Cinecittà in Rome in gebruik als onderdak voor vluchtelingen. Het was, kortom, voor veel filmmakers noodzakelijk om op straat te filmen met weinig hulpmiddelen of professionele acteurs.103 Hoewel er ook in de filmkunst geen eenduidige omschrijving is van het neorealisme, geeft Gianni Rondolino in zijn overzichtsgeschiedenis van de Italiaanse film een zeer bruikbare definitie: ‘In altre parole: a un linguaggio che tendeva a identificarsi con la pura e semplice riproduzione filmica, della realtà quotidiana, senza gli intermediari consueti dello spettacolo, attori, scenografie, costumi, effeti di luce, montaggio elaborato, - si affiancava un autentica partecipazione degli autori alla realtà comtemporanea, che era in certo senso vissuta, giorno per giorno, a fianco dei loro personaggi fittizi, ma ispirati a uomini e donne reali, immersi in situazioni umane e sociali (…)’.104 Het uiteindelijke doel van de neorealistische filmmakers was, met andere woorden, de wereld te laten zoals zij was, vaak met hulp van enkele auteurs die toen bekend waren (waaronder ook Pasolini). Daarbij maakten de regisseurs zo min mogelijk gebruik van technische hulpmiddelen, decors en professionele acteurs. Het neorealisme kende, net als in de literatuur, een duidelijke sociale bewogenheid en vaak hoop op verbetering. Soms waren de werken zelfs verfilmingen van neorealistische of veristische boeken. Een goed voorbeeld hiervan is wellicht Luchino Visconti’s La terra trema (1948), de verfilming van I malavoglia, het meesterwerk van Verga.105 Hieraan voorafgaand was echter al een aantal neorealistische films gemaakt. Meestal wordt de film Roma città aperta(1945) van Roberto Rossellini (1906-1977) als de eerste echte neorealistische film gezien. Hierin laat de regisseur Rome zien in de nadagen van het fascisme. Inderdaad komen de eerder beschreven kenmerken van het neorealisme in deze film zeer evident naar voren. In het kader van dit onderzoek is de film Paìsa, die een jaar later werd opgenomen, meer van belang.106 Rossellini laat in zes episoden de opmars van de geallieerden door Italië zien, vanaf de landing op Sicilië tot aan de monding van de Po. De belangrijkste thematiek in de film is de verhouding tussen de lokale bevolking en de geallieerden. Met name de tweede episode, die zich afspeelt in Napels, is zeer interessant. Rossellini laat de kinderen zien die in en door de oorlog hun onderdak en familie hebben verloren. De kijker ziet hoe de jonge jongens en meisjes als zwerfjongeren op straat leven. Ze halen allerlei illegale praktijken uit om in leven te kunnen blijven. De kinderen stelen, vallen andere mensen lastig en gaan ook in de prostitutie. De verbeelding van de jonge jongens heeft in deze film derhalve voornamelijk betrekking op hun woonsituatie en de wijze waarop ze in leven trachtten te blijven. Rossellini toont wel sympathie voor de jonge mensen: de vriendschap die zich ontwikkelt tussen een Amerikaanse soldaat en een straatjongetje is hartverwarmend. De soldaat staat zelfs zijn kledij af als hij ziet in welke omstandigheden de kinderen leven, terwijl hij eerst is bestolen door hen. De eerder genoemde Visconti (1906-1976) gaf in zijn prachtige epos Rocco e i suoi fratelli uit 1960 een ander beeld van de ragazzi. De film draait om de verhuizing van een weduwe met haar vier zoons vanuit het arme zuiden naar het aantrekkelijkere Milaan, waar de vijfde zoon een baan heeft. Eenmaal aangekomen in Milaan beginnen de problemen. De familie leeft met zes mensen in een onverwarmde 103
L. Micciche (ed.), Il neorealismo cinematograficoi italiano (Venezia 1999), 50 e.v. Rondolino, Storia , III, 268. 105 Idem, 299-315. 106 Brunetta, Cinema Italiano, III, 409-426. 104
28
en slecht onderhouden kelderverdieping. We zien hoe de migranten uit het zuiden gediscrimineerd worden bij het zoeken naar geschikt onderdak en werk. Deze hardheid wordt versterkt door de vreselijke buitenwijken van Milaan waar het verhaal zich afspeelt, en door de rol van geweld in de film. Steeds weer wordt de kijker geconfronteerd met rauw straatgeweld en verkrachtingen. In eerste instantie wordt het beeld van de jongemannen dan ook bepaald door deze rauwe omstandigheden en zijn de ragazzi erg armoedige kinderen, die in de kou getoond worden in vieze en kapotte kledij. Het enige dat ze hebben is elkaar en hun moeder. Uiteindelijk gaan de verschillende zonen echter anders om met hun afkomst en komen dan ook in totaal verschillende situaties terecht, waardoor de kijker een zeer uiteenlopend beeld krijgt van deze jongemannen. Een van de zonen, Simone, raakt van het rechte pad en verwordt tot crimineel die een relatie aangaat met de prostituee Nadia. Hij brengt zijn broer Rocco, die in de film het eerlijkste en positiefste karakter lijkt te hebben, in gevaar. Rocco krijgt ook een relatie met Nadia, maar laat de erecode en zijn broederliefde uiteindelijk boven alles gaan. Hij wil zijn broer ‘redden’ en kan zijn liefde voor Nadia daarom niet tonen. Vooral het tweede gedeelte van de film draait om deze liefdesgeschiedenis en duwt de weergave van de pure ragazzi als het ware naar achteren. De weergave van de ragazzi is, wanneer de film in zijn geheel wordt aanschouwd, vrij dramatisch door de emotionele ondertoon die het verhaal domineert.107
108
Een geheel ander neorealistische werk waarin arme jongens centraal staan is Sciuscia (letterlijk te vertalen met ‘schoenpoets’) die in 1946 gemaakt werd door Vittorio de Sica (1902-1974). De titel geeft in feite al weer wat de kijker gaat zien: De Sica schetst in deze film, die wordt beschouwd als een van de hoogtepunten van het neorealisme, een beeld van de ‘scugnizzi’, de arme jonge jongens in Napels, die geld trachten te verdienen door schoenen te poetsen. We maken kennis met de jonge Pasquale en Giuseppe, die beste vrienden zijn en beide geld verdienen om zichzelf en hun familie in leven te houden. De Sica maakte in de film gebruik van onprofessionele acteurs en filmde vrijwel alleen op locatie in de kleine, arme straatjes van Napels, waardoor de kijker echt wordt meegenomen in het leven van de ragazzi. De beide jongens hebben een gemeenschappelijke droom: ze willen een paard kopen. Wanneer zich de mogelijkheid voordoet om illegaal aan een groot bedrag te geraken, gaan de jongens hierop in. De politie wordt uiteindelijk echter ingeschakeld, omdat de jongens worden verdacht van het stelen van geld. Hoewel ze onschuldig zijn worden de beide protagonisten geplaatst in een soort internaat, waar ze hun vriendschap verliezen en bovendien worden geconfronteerd met de rauwe levens van de straatkinderen van Napels. In deze film staan de ragazzi in feite steeds centraal, 107 108
Idem, 440-448. De afbeelding laat Visconti zien en is ontleend aan http://www.bfi.org.uk/features/visconti/images/visconti_directing.jpg
29
die – net als bij Pasolini het geval is – worden vertolkt door echte kinderen uit arme wijken van Napels. Toch wordt de kijker in De Sica’s werk niet geconfronteerd met bepaalde rauwe aspecten die het werk van Visconti en Pasolini wel kenmerken, waarbij vooral kan worden gedacht aan elementen als de prostitutie. De scugnizzi van De Sica zijn bovendien een stuk jonger dan de jongens die de protagonisten zijn in Pasolini’s werk, die immers rond de zestien jaar waren. Toch komt het beeld dat De Sica schept wel overeen met de ragazzi van Pasolini: er is sprake van grote armoede, straatkinderen, illegale praktijken en problematische thuissituaties.109 Vaak wordt de film Proibito rubare (1948) van Luigi Comencini als een iets positievere variant van Sciuscia gezien. Ook deze film speelt zich af in de arme wijken van Napels, waar een priester een onderkomen voor de straatjongens opzet. Hoewel de meeste jongens het opvangtehuis enkel lijken te benutten om hun gestolen goederen te bewaren en om uit handen van de politie te blijven, heeft de film toch een positieve boodschap. De film kent geen negatief einde zoals Scuscia, maar laat tegelijk toch wel de problemen van de jongens zien. De kijker krijgt immers een idee van de manier waarop de jongens in Napels aan hun geld kwamen en hoe zij elke gelegenheid aangrepen om onderdak en eten te krijgen en uit handen te blijven van de officiële instanties.110
111
Op hetzelfde moment als in Italië kenden ook andere landen de opleving van de neorealistische film. In sommige gevallen waren de films die buiten Italië werden geproduceerd veel minder positief gestemd dan de Italiaanse. Een goed voorbeeld van een negatievere neorealistische film, die wellicht ook van invloed is geweest op het werk van Pasolini, is Los olividados (1950) van de Spaanse regisseur Luis Buñuel (1900-1983). In deze film zien we hoe de straatjongens van Mexico-City dagelijks leefden. De film speelt zich hoofdzakelijk af in de arme wijken van de stad, waar een bende jongens onder leiding van Jaibo allerlei streken uithalen. Ze stelen, bekogelen straatmuzikanten en gooien een invalide uit zijn wagentje, een rol overigens die wordt gespeeld door de regisseur zelf. Buñuel laat in deze film bovendien de achtergrond van de kinderen zien. Vaak gaat het om jonge jongens, waarvan de vaders dood zijn of zijn weggelopen. Een van de weinige personages die schijnbaar schuldloos is en daarmee een soort engel, Pedro, droomt ervan hoe hij door zijn moeder wordt 109
Rondolino, Storia, III, 286-298. Brunetta, Cinema Italiano, IV, 372-376. 111 De foto toont de ragazzi in Luigi Comincini’s Proibito rubare en is ontleend aan http://www.cinetecamilano.it/2001/p_mar_apr01/proibito_rubare.jpg 110
30
gestreeld, terwijl hij in het echt wordt mishandeld. De film laat daarmee een rauw, compromisloos beeld zien van de straatkinderen, dat in de zwartgalligheid ervan een tegenstelling vormt ten opzichte van werken van de meer positieve Italiaanse neorealisten.112 Tegelijk met de Italiaanse en andere neorealistische films bestond ook een klein aantal producties dat tot stand kwam uit de samenwerking tussen Pier Paolo Pasolini en andere personen. Het gaat daarbij dus niet om films van Pasolini zelf, maar om werken waar hij, vaak als scriptschrijver, invloed op had. De belangrijkste films in dit kader zijn afkomstig van de beroemde filmmaker Mauro Bolognini (1922-2001). Diens La notte brava en La giornata balorda (1960) werden geschreven door Pasolini. Ze passen dan ook zeer duidelijk in de traditie van de verbeelding van jongemannen in de filmkunst. La notte brava is in feite de verfilming van Pasolini’s roman Ragazzi di vita en gaat zoals de titel al doet vermoeden over het leven van enkele arme ragazzi in Rome. De kijker ziet hoe de jongens stelen, prostituees en homoseksuelen pesten en vrouwen proberen te verleiden, waardoor de toeschouwer weinig sympathie krijgt voor de jongens. La giornata balorda laat ietwat minder de verschillende verhalen van de jongemannen zien, omdat deze film zich focust op het leven van één man, David. Hij verwacht een baby met de vrouw van wie hij houdt en dient daarom een baan te krijgen. De film toont aan hoe moeizaam en problematisch het leven van een gemiddelde bewoner van de borgate soms was. Opmerkelijk aan de film is echter dat de rol van de protagonist wordt gespeeld door Jean Sorel, in die tijd een van de bekendste, rijkste en mooiste acteurs ter wereld. Het neorealisme werd hier dus even in de steek gelaten. Wellicht is dit voor Pasolini de aanleiding geweest om zelf films te regisseren, omdat hij zich duidelijk afzette tegen grote namen in de producties.113 Ook Bernardo Bertolucci (1940-) regisseerde films die werden geschreven door Pasolini, die op zijn beurt bij de publicatie van zijn eerste boek werd geholpen door Bernardo’s vader Atillio. La commare secca (1962) was Bertolucci’s debuutfilm waarin het leven in de arme buurten van Rome uitvoerig wordt beschreven. Dit keer vormen de ragazzi echter niet de protagonisten, maar spelen zij op de achtergrond een rol. Het verhaal draait om een politiecommissaris die de moord op een prostituee tracht op te lossen door allerlei getuigen te horen. Daaronder bevinden zich ook ragazzi, die in de nacht van de moord in het park aanwezig zijn waar de prostituee wordt gevonden. In de getuigenissen die de jongens afleggen, wordt breed verbeeld wat de jongens in hun dagelijks leven doen en waarmee zij zich in leven houden. De verbeelding van de ragazzi lijkt in eerste instantie geen prioriteit, maar in feite is La commare secca een film over het leven in de armste gedeelten van de Romeinse maatschappij. Zo ziet de toeschouwer dat de ragazzi stelen en op andere manieren aan geld trachten te komen om samen met hun ragazze te kunnen eten. Ook de film Ostia (1970) van de in 2005 overleden Sergio Citti (1933-2005) is een verfilming van een script dat Pasolini schreef. Citti was afkomstig uit een arme Romeinse familie en vormde daardoor voor Pasolini een goede medewerker voor zijn films. Citti werkte dan ook lang mee aan de werken van Pasolini, maar Ostia is geheel van hemzelf afkomstig. Ook deze film laat jonge jongens zien die criminele activiteiten uithalen op en rond het strand van Ostia, waar Pasolini later vermoord zou worden. Ook komen bepaalde elementen als verkrachting en het contact met, en de angst voor de politie in het plot terug. De jongens worden ook in deze film vrij rauw verbeeld, maar de film mist de diepgang die andere films, zoals die van Pasolini zelf, kenmerkt.114 112
Rondolino, Storia, III, 139-145. Idem, 320-335. 114 Idem, 327. 113
31
115
Een veel minder bekende film in dit kader is Una vita violenta die in 1962 werd gemaakt door de regisseurs Paolo Heusch en Brunello Rondi. Het script is in feite de verfilming van de bekende roman van Pier Paolo Pasolini met dezelfde naam als de film. Pasolini verfilmde zijn werk zelf ook al eerder, onder de naam Accattone, maar de verfilming van Heusch en Rondi is interessant omdat ook hierin beelden naar voren komen van ragazzi. De verbeelding van de ragazzi in deze film komt uiteraard sterk overeen met het beeld dat ook uit de werken van Pasolini spreekt. De kijker ziet jongemannen die zich aan de ellende van de sloppenwijken van Rome trachtten te onttrekken, maar uiteindelijk falen in deze opzet. Het leven is hard en rauw, en de beelden kunnen daarom worden benoemd als compromisloos. Opmerkelijk detail van de film van Heusch en Rondi is dat zij ongeveer dezelfde acteurs gebruikten als Pasolini in zijn Accattone had gedaan. Hoewel de neorealistische film in Italië uiteindelijk steeds minder scherp werd en een soort ‘roze’ variant kreeg, zijn er toch nog enkele belangwekkende films gemaakt waarin de arme jongens uit de borgate worden verbeeld. Opmerkelijk genoeg werden al deze films gemaakt in de afgelopen dertig jaar, en vormen de jaren 1970 dus een vrij lege periode. Het lijkt alsof de dood van Pasolini in 1975 gezorgd heeft voor hernieuwde aandacht voor de jongeren, en daarmee ook de ragazzi, in de sloppenwijken. Een van de eerste en wellicht ook bekendste films in dit kader is Er Moretto, Von liebe Leben (1985) van de Zwitserse regisseur Simon Bischoff (1951-). In dit werk, dat is opgenomen in documentairestijl, laat Bischoff het leven zien van de Romeinse protagonist, die ‘Er Moretto’ wordt genoemd omwille van zijn donkere huidskleur. Bischoff leerde de jongen zelf kennen toen deze dertien was en net van huis was weggelopen. De film is daarmee een soort mengsel van een echte documentaire en speelfilm. De personages in de film worden grotendeels daadwerkelijk gespeeld door ragazzi. De film laat zien hoe de protagonist is veranderd als hij zeventien is. Inmiddels is ‘Er Moretto’ een straatjongen die zijn lichaam verkoopt aan mannen. De kijker krijgt intieme close-ups van de ontmoetingen met de vaak veel oudere klanten en ziet hoe de protagonist zichzelf in leven houdt. Op de achtergrond projecteert de regisseur alle pracht en praal die Rome kent. Het Colosseum is de vaste ‘werkplek’ van de jongens en de schoonheid ervan staat in schril contrast met het moeizame en tragische leven van de ragazzi. 115
De foto toont Sergio Citti, een goede vriend van Pasolini, en bovendien de regisseur van Ostia. De foto is ontleend aan http://www.pasolini.net/sergiocitti-Ostia.jpg
32
Ook de films van Bischoffs leeftijdsgenoot Marco Risi (1951-) laten de tragische kanten zien van de huidige Italiaanse samenleving. Zijn films spelen zich meestal af in het arme zuiden van Italië en gaan vaak over de problematiek van de jongere generatie. In Mery per sempre (1989) laat Risi een ambitieuze docent zien die aan het werk gaat op een school voor jonge criminelen in Palermo. Hij wordt geconfronteerd met zeer uiteenlopende types, waaronder een jonge travestiet, een jonge bendeleider en enkele andere straatkinderen. Allemaal zitten ze op die school omdat ze een delict hebben gepleegd. Toch laat de jonge docent zich niet uit veld slaan en tracht de kinderen in aanraking te brengen met poëzie en geschiedenis. Dat blijkt moeilijker te zijn dan de protagonist in het begin had kunnen vermoeden. Mery per smpre kreeg in 1990 een vervolg met Ragazzi fuori. Daarin krijgt de toeschouwer opnieuw een indruk van het leven van de kansarme kinderen in het hedendaagse Italie. Opnieuw zien we dieven, straatkinderen en een travestiet die wordt aangeklaagd vanwege illegale prostitutie. De films van Risi kennen duidelijke verbeeldingen van ragazzi, omdat ze heel duidelijk het leven van de armste kinderen van grote Italiaanse steden verbeelden. Risi’s werken draaien echter niet specifiek om de jongens, maar vormen veeleer een aanklacht tegen de algemene sociale wantoestanden in bepaalde delen van Italië. Net als in veel neorealistische films is de verbeelding van de ragazzi bij Risi als het ware ondergeschikt aan deze sociale invalshoek. Ook Nanni Loy (1925-1995) verbeelde in zijn werk de ragazzi in een soort grotere weergave van de sociale problematiek in het zuiden van Italië. In Scugnizzi (1989) gaat een professionele acteur die te weinig geld heeft in een Napolitaans theater aan de slag met straatkinderen. Terwijl hij met hen werkt ontdekt hij hun talenten, maar ook de tragiek achter de kinderen. Hij – en ook de kijker – begrijpt het gedrag van de jonge ragazzi en ragazze steeds beter en komt in aanraking met de problematiek die in veel gezinnen in de buitenwijken van grote steden. Ook hier dus is de verbeelding van de ragazzi een onderdeel van een groter sociaal engagement. Meer recentelijk is het aantal documentaires en films over de sloppenwijken van grote steden steeds groter geworden. Ook de problemen in de steden van Italië komen veel aan bod. Her en der vindt in deze werken nog een verbeelding plaats van ragazzi, maar veelal staat de weergave van jonge jongens in het teken van de sociale problematiek. Zij vormen vanaf de jaren 1970 steeds minder een zelfstandig onderwerp. In documentaires als Zielen van Napels, die in 2004 uitkwam, wordt de problematiek van de Italiaanse steden duidelijk uiteengezet. Vincent Monikkendam (1936-) laat in dit werk de verschillende kanten van Napels zien, waarbij ook heel duidelijk de arme mensen en jongeren uit de buitenwijken naar voren komen. Hoewel de ragazzi hierbij een rol spelen, kan uiteraard niet worden gesproken van een kunstzinnige verbeelding. Veel meer dan dat is het een studie naar de stad Napels en haar bewoners. Toch zijn er recentelijk wel nog films verschenen waarin de jeugd in de achterbuurten van grote steden een belangrijke rol speelt. Het gaat dan meestal echter om films met betrekking tot Latijns Amerika. Te denken valt dan aan films als Pixote: A Lei do Mais Fraco (1981) van Hector Babenco en niet zo lang geleden Cidade de Deus (2002) van Fernando Meirelles.
33
116
Pier Paolo Pasolini en ‘zijn’ ragazzi ‘Thousands of them. It’s impossible to love only one of them Each has his own new or ancient beauty, which all share: dark, blond, slender, brawny, it is the world I love in him… … at times I think nothing else has the wonderful purity of this feeling. Better death than to renounce it! I must defend this desperate awesome tenderness, which, like the world, was mine at birth. (…)’117 In het bovenstaande gedicht drukt Pier Paolo Pasolini uit hoe hij jongemannen aanschouwt, liefheeft en een belangrijke plaats toedicht. Het gedicht werd 116
Affiche van Cidade de Deus. De foto werd ontleend aan http://www.adorocinemabrasileiro.com.br/filmes/cidade-de-deus/cidade-de-deus-poster01.jpg 117 P.P.Pasolini, ‘Reality’ In: Selected poems (New York 1982), 115-119.
34
gepubliceerd in 1964, toen Pasolini de veertig al was gepasseerd en reeds een bekend dichter, prozaschrijver en filmmaker was. Al ruim daarvoor echter speelden jongemannen en ook ragazzi uit de borgate een belangrijke rol in zijn leven en werken. Pier Paolo Pasolini: van geliefde alleskunner tot gehate relschopper Pasolini werd op 5 maart 1922 in Bologna geboren als oudste zoon van Carlo Alberto Pasolini en Susanna Colussi. Zijn vader was luitenant in het leger, zijn moeder lerares op een basisschool. De vader van Pasolini was afkomstig uit een adellijke familie uit het noorden van Italië, zijn moeder kwam uit een familie van boeren die zich had opgewerkt tot de lagere middenklasse. De eerste jaren van zijn leven verhuisde de jonge Pier Paolo een aantal keer, iets waarover hijzelf later opmerkte dat zijn ouders een nomade van hem hadden gemaakt. In 1925 werd het tweede kind van het gezin geboren: Guido. De familie vestigde zich met de geboorte van de tweede zoon definitief in Casara. Daar ontstond een vrij ingewikkelde verhouding ten opzichte van zijn familie. Met zijn moeder en broertje had Pier Paolo een zeer goed contact, met zijn vader, die vaak van huis was omwille van zijn werk, was de verhouding echter problematisch. 118
119
Al in de eerste jaren van zijn leven toonde de jonge Pasolini zijn poëtisch talent: op zijn zesde levensjaar schreef hij zijn eerste gedicht. Het was een aantal jaren hiervoor dat hij ook de eerste sensuele gevoelens kreeg voor jongens en mannen. Zelf schreef hij daarover: ‘Fu a Belluno, avevo poco più di tre anni. Dei ragazzi che giocavano nei giardini pubblici di fronte a casa mia, più di ogni altra cosa mi colpirono le gambe soprattutto nella parte convessa interna al ginocchio, dove piegandosi correndo si tendono i nervi con un gesto elegante e violento. Vedevo in quei nervi scattanti un simbolo della vita che dovevo ancora raggiungere: mi rappresentavano l'essere grande in quel gesto di giovanetto corrente. Ora so che era un sentimento acutamente sensuale.’120 Pasolini kreeg, met andere woorden, gevoelens wanneer hij andere jongens zag spelen en voetballen in de buurt van zijn ouderlijk huis. Pasolini hield zich in deze jaren steeds meer bezig met poëzie en was ook een uitmuntende leerling op het lyceum. Op zijn zeventiende scheef hij zich in aan de letterenfaculteit van de Universiteit van Bologna. Hier nam hij deel aan discussiegroepen over proza en poëzie en schreef hij talrijke gedichten, de meeste in 118
Siciliano, Pasolini, 39 e.v. Pasolini met zijn vader. De foto is ontleend aan http://www.pasolini.net/ppp_con_padre.jpg 120 P.P.Pasolini en N.Naldini (red.), Vita attraverso le lettere (Torino 1994). 119
35
het Friuliaans, het dialect van zijn geboortestreek. Zijn eerste gedichten publiceerde hij 1942 in eigen beheer. De Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan zijn studietijd en in 1943 trad Pier Paolo in dienst in Livorno. Pasolini vond het leger echter afschuwelijk en deserteerde nog in 1943 en vluchtte naar Casarsa. Vanaf dat ogenblik onderwees Pasolini de jongens van de eerste jaren van het gymnasium in het dorpje Versuta. Zijn jongere broer Guido echter voelde niks voor de afwachtende en angstige houding van zijn familie en besloot als verzetsstrijder naar de bergen in het noorden van Italië te trekken. De verschillende verzetsgroepen hadden onderling vaak problemen en kenden geen echte eenheid. Het is waarschijnlijk dat Guido het slachtoffer is geworden van deze onderlinge verdeeldheid. In februari 1945 werd hij als gevolg van een diplomatiek steekspel gedood. De moord op zijn broer heeft veel invloed gehad op de werken van Pasolini, maar ook op zijn politieke bewustzijn. Bovendien werd het contact met zijn moeder hierdoor nog intensiever, terwijl de verhouding met zijn vader, die in 1946 terugkeerde van gevangenschap in Kenia, enkel verslechterde.
121
Na de oorlog maakte Pasolini zijn studie af met een proefschrift over het werk van Pascoli. Bovendien kreeg hij een vaste aanstelling als docent op een middelbare school in Valvassone. Hij onderhield zeer intieme en intense contacten met zijn leerlingen. Op datzelfde moment besloot Pasolini zich ook actief met de politiek te gaan bezighouden. Hij sloot zich aan bij de Pci, de Italiaanse communistische partij, en schreef veel geschriften waaruit zijn politieke engagement evident naar voren komt. Toch zouden de jaren waarin Pier Paolo dermate politiek actief was niet lang duren. Op 15 oktober 1949 werd hij opgepakt wegens onzedelijk gedrag ten opzichte van een aantal jongens uit het dorp. Het was het begin van een reeks aanklachten die het verdere leven van Pasolini zou kenmerken. Omwille hiervan besloot de Pci op 26 oktober van datzelfde jaar de jonge Pier Paolo uit de partij te zetten. De aanklacht en de beslissing van de Pci bleken zeer bepalend voor Pasolini’s verdere leven. Omdat 121
Pasolini met zijn moeder. De foto werd ontleend aan http://www.pasolini.net/ppp_madre02.jpg
36
het leven in zijn eigen streek nu vrijwel onmogelijk was, besloot Pier Paolo samen met zijn moeder naar Rome te verhuizen. Gebrek aan geld zorgde ervoor dat Pasolini, zijn moeder en vanaf 1951 ook zijn vader, terecht kwamen in een van de borgate van Rome, in de buurt van de Ponte Mommolo, in het district Rebibbia.122 Hier kwam Pasolini waarschijnlijk voor het eerst in aanraking met de armoede van de borgate en de wijze waarop de jongens in de borgate leefden. Het is derhalve niet verbazingwekkend dat hij hier de eerste pagina’s schreef van zijn eerste roman Ragazzi di vita.123 Om geld te verdienen moest Pasolini echter ook ander werk zoeken, vooral omdat zijn geschriften lang niet genoeg opleverden. Met hulp van de dichter Vittorio Clemente kreeg hij een baan als onderwijzer op een school in Ciampino, iets buiten Rome. Zijn moeder vond werk als kinderjuf en verzorgde zijn vader die ziek was, wellicht mede door overmatig drankgebruik. Na deze lastige start in Rome kreeg Pasolini gaandeweg meer contacten met andere schrijvers en kunstenaars. Hij werkte ook mee aan enkele literaire tijdschriften en kon in 1954 zijn baan als leraar opzeggen. Hij verhuisde samen met zijn ouders naar Monteverde Vecchio, waar ze in veel luxere omstandigheden leefden. In dat jaar publiceerde Pasolini ook zijn beroemde dichtbundel La meglio gioventù.124 Ook werd hij door Atillio Bertoluccio, de vader van de beroemde regisseur, voorgesteld aan uitgever Garzanti, die zijn eerste boek Ragazzi di vita in 1955 zou publiceren. De publieke en journalistieke reactie op het boek was grotendeels afwijzend en negatief. Vanuit de Pci werd gesproken van een immoreel boek en ook de andere partijen veroordeelden Pasolini’s werk. Er volgde een aanklacht tegen de roman, maar deze werd na ongeveer een jaar afgewezen. Toch zouden de beschuldigingen aan Pasolini’s adres voortduren. In 1957 werkte Pasolini samen met onder andere Sergio Citti mee aan Fellini’s film Le notte di Cabiria. Fellini gaf aan Pasolini de opdracht om bepaalde teksten te vertalen in het Romeinse dialect. In diezelfde jaren werkte hij mee aan de oprichting van een nieuw kunsttijdschrift, Officina. Ook andere bekende namen als Leonetti, Roversi en Fortini hielpen bij de totstandkoming van het tijdschrift. In 1957 verscheen bovendien de zeer bekende dichtbundel Le ceneri di Gramsci.125 Hoewel Pasolini dus zeer veel publiceerde, zowel in de vorm van artikelen als gedichten en romans, hield hij zich gaandeweg steeds meer bezig met film. Eerst werkte hij vooral als scriptschrijver en ook filmcriticus, maar vanaf de jaren 1960 ging Pasolini zelf ook films regisseren. Voor Pasolini was film het ultieme medium om de werkelijkheid weer te geven, omdat het direct de werkelijkheid projecteert. In 1961 verscheen Pasolini’s eerste film, Accatone, een verfilming van zijn eigen roman Una vita violenta, die in 1959 was verschenen.126 De film kreeg in 1962 een soort vervolg in de nog immer beroemde Mamma Roma, een film die net als zijn voorganger gesproken werd in het dialect. Hoewel zijn eerste films en boeken zeer expliciet gingen over de onderklasse van de Italiaanse maatschappij, maakte Pasolini ook werken die een geheel ander onderwerp centraal stelden. Een goed voorbeeld daarvan is wellicht zijn verfilming van het evangelie van Mattheus, die hij in 1964 maakte onder de titel Il Vangelo secondo Metteo. Ook verschenen er films met als onderwerp de klassieke oudheid, zoals Edipo re (1967) en in 1970 Medea. Een zeer belangrijk onderdeel van Pasolini’s filmische oeuvre is voorts de ‘Trilogia della vita’ die hij tussen 1970 en 1974 maakte. Deze bestond uit de verfilming van enkele literaire 122
Schwartz, Pasolini, 230-232. P.P. Pasolini, Ragazzi di vita (Milano 2003). 124 P.P. Pasolini, La meglio gioventu : poesie friulane (Firenze 1954). 125 P.P. Pasolini, Le ceneri di Gramsci : poemetti (Milano 1957). 126 P.P. Pasolini, Una vita violenta (Milano 1988). 123
37
hoogtepunten: de Decamerone, de Canterbury tales en de Verhalen van duizend en een nacht. Zijn laatste film verscheen in 1975 onder de titel Salò o le 120 giornate di Sodoma, een zeer duister werk waarin Pasolini De Sade’s werk als uitgangspunt neemt voor zijn verbeelding van het Italiaanse fascisme. De film verbeeldt gruwelijke misdrijven, geestelijke mishandeling en seksuele intimidatie. Naast deze bekende en minder bekende films, maakte Pasolini ook een aantal documentaires en semi-documentaires. Nadat Pasolini de borgate van Rome achter zich had gelaten, richtte hij zich in steeds grotere mate op de derde wereld en de mensen in andere werelddelen. Hij reisde veel en maakte werken over onder meer India en Afrika. Tegelijkertijd verschenen er artikelen in meerdere kranten en tijdschriften. Pasolini nam vaak zeer controversiële standpunten in, die voor sommige mensen moeilijk te rijmen waren met zijn films en boeken. Hoewel hijzelf openlijk homoseksueel was en zeer duidelijk was over zijn affaires met jongens en zijn liefde voor Ninetto Davoli, een acteur die door zijn films bekend werd, was hij op andere vlakken voor veel mensen onbegrijpelijk conservatief. Pasolini veroorzaakte kleine relletjes door zich af te wenden van de studentenprotesten in 1968 en door zich ferm te keren tegen een nieuwe abortuswetgeving in Italië en andere landen. Hij schreef vanaf 1973 een vaste column in de Corriere della Sera, een van de toonaangevende kranten van Italië. Daarin verhaalde hij onder andere over de crisis waarin Italië en de gehele westerse wereld zich volgens hem bevonden. Ook liet hij zich regelmatig kritisch uit over andere Italiaanse schrijvers en regisseurs, waardoor hij veel van zijn eerdere vrienden, onder wie bijvoorbeeld Elsa Morante, verloor. 127
128
129
Door zijn zeer controversiële films en boeken was Pasolini in Italië zowel zeer geliefd als gehaat. Pasolini was openlijk homoseksueel, maar tegelijkertijd zeer katholiek en gelovig. Bovendien verkondigde hij zeer frequent communist te zijn en maakte hij de fascisten belachelijk, onder meer in zijn laatste film. Pasolini gaf zelf ooit aan dat hij met de dood werd bedreigd en ondervond meerder malen fysiek geweld. Toch verkeerde heel Italië in een schoktoestand toen op 2 november 1975 op het strand van Ostia het verminkte lichaam werd gevonden van de inmiddels zeer beroemde en beruchte Pasolini. Guiseppe ‘Pino’ Pelosi, een ragazzo die zichzelf 127
Schwartz, Pasolini, 588. Pasolini met Ninetto Davoli, ontleend aan http://www.exibart.it/foto/35552.jpg. 129 Pasolini met Elsa Morante, ontleend aan http://www.cosediprocida.it/finalmente/images/morante_3.jpg. 128
38
verkocht voor geld, werd nog dezelfde dag aangehouden en opgepakt voor het misdrijf. Pelosi gaf de moord toe, maar claimde direct gehandeld te hebben vanuit zelfverdediging. Volgens hem was hij door Pasolini opgepakt in de buurt van het hoofdstation van Rome, Termini, alvorens mee genomen te worden naar een restaurant. Daarna zouden ze gereden zijn naar Ostia waar Pasolini seksuele interactie zou hebben gewild. Pelosi claimt echter dat Pasolini hem dwong tot ongewenste handelingen, waarna een ruzie zou zijn ontstaan. De filmmaker zou zo boos zijn geworden dat hij de jongen fysiek geweld zou hebben aangedaan. Pelosi zou enkel uit zelfverdediging hebben gehandeld en Pasolini per ongeluk hebben gedood. Erg geloofwaardig was Pelosi’s verhaal echter niet, zeker omdat hij zelf aangaf slechts éénmaal over het lichaam van Pasolini was heengereden, terwijl is aangetoond dat dit op zijn minst tweemaal is gebeurd. Bovendien was Pasolini’s lichaam dermate verminkt dat de rechters vraagtekens plaatsten bij Pelosi’s claim van zelfverdediging. Daarom kreeg Pelosi een lange gevangenisstraf, waarvan hij er overigens maar negen uitzat, door zijn goede gedrag. 130 Direct na de moord op Pasolini ontstonden vele complottheorieën rondom zijn dood. Veel kranten en tijdschriften meenden ofwel dat Pelosi niet in zijn eentje zou zijn geweest toen hij de moord pleegde, of stelden dat Pelosi was ingehuurd door een derde partij om zo van de controversiële kunstenaar af te komen. Vaak wordt in dit verband gewezen naar de fascistische groeperingen die in Rome zeer actief waren. Pelosi heeft in zijn officiële verklaring direct aangegeven dat hij alleen was en handelde uit zelfverdediging.131 Opmerkelijk genoeg echter stelde hij in 2005 dat hij onschuldig was en enkel als getuige bij de moord aanwezig was. Pelosi houdt sinds 2005 vol dat zijn eerdere getuigenis niet klopt en dat Pasolini in feite werd vermoord door drie andere mannen. De familie van Pasolini heeft direct om heropening van de zaak verzocht, hetgeen nog in 2005 geschiedde. Helaas voor de nabestaanden is de moordzaak in 2006 weer gesloten wegens gebrek aan bewijs. Pasolini en de voorliefde voor ragazzi: in leven en werken Zoals ik in de bovenstaande beschrijving van Pasolini’s leven al heb aangegeven was de fascinatie voor jongemannen al vroeg in het leven van de kunstenaar aanwezig. Al als jonge jongen ervoer hij sensuele en wellicht ook seksuele gevoelens bij de aanwezigheid van jongens en later, in Casarsa, maakte Pasolini frequent fietstochten om in contact te geraken met jongens. De contacten met boerenzonen hadden ook veel invloed op de andere interessen van Pasolini. Doordat de jongemannen vaak in hun eigen dialect spraken raakte de jonge Pier Paolo geïnteresseerd in de verschillende dialecten in Italie. Ook in zijn gedichten is de invloed van deze interesse merkbaar.132 Aan het einde van de jaren 1930 kwam Pasolini ook zijn eerste grote liefde tegen: Bruno. In 1947 zou hij over zijn liefde voor deze ragazzo een novelle schrijven, die voortkwam uit zijn dagboeknotities. De novelle verscheen postuum onder de titel Atti impuri. Uit de novelle, maar ook uit enkele brieven aan vrienden en familie, bleek hoe ingewikkeld de liefdesverhouding tussen Bruno en Pier Paolo was. Vaak had de dichter ideeën en behoeften waar Bruno geen gehoor aan gaf of kon geven. Bovendien verdween Bruno soms lange tijd, waardoor Pasolini gek werd van liefdesverdriet. Uiteindelijk nam Bruno definitief afstand van Pier Paolo, die jaren later nog liefde zou voelen voor deze voor hem zo bijzondere jongen. 130
Schwartz, Pasolini, 671-700 Siciliano, Pasolini, 5-16. 132 Schwartz, Pasolini, 138. 131
39
133
Zoals eerder is aangegeven werkte Pasolini in 1943 op een school in Versuta, waar hij aan een aantal jonge jongens uit het dorp geschiedenis en literatuur onderwees. Ook in deze jaren was de liefde en voorkeur voor jongemannen evident aanwezig. Toen de school werd gesloten doordat de oorlog inmiddels het dagelijkse leven beïnvloedde, ging Pasolini door met lesgeven, nu echter bij hemzelf thuis. In dezelfde periode kwam Pasolini aldus in contact met veel boerenjongens, die in de omgeving van Versuta werken. Daar ontmoette hij in 1944-1945 ook Tonuti Spagnol, eveneens een jongen uit het dorp. Er ontstond een soort romance, waarover Pasolini wederom in dagboeken schreef, waarbij hij Tonuti aanduidde met T. In 1946 vormden deze aantekeningen de basis voor de korte novelle Amado mio, waarin Pasolini uitgebreid verslag deed van de kortstondige maar zeer heftige relatie die hij had met de jonge jongen. 134 In feite kan dit werk worden gezien als een soort bildungsroman, temeer omdat het samen met Atti impuri Pasolini’s bekentenis vormt van zijn liefde voor jongemannen. De periode voor en tijdens de oorlog betekende voor de jonge Pasolini dus een periode waarin zijn voorliefde vorm kreeg. Na de oorlog konden de kinderen uit de dorpen echter weer naar gewone scholen, waardoor de wijze waarop Pasolini contact kon hebben met de adolescenten drastisch veranderde. Zijn liefde voor Tonuti bleef nog zeer lange tijd doorwerken, ook in zijn dagboeken, maar het leven van de jongens en ook dat van de dichter zelf veranderde in deze jaren zeer snel. 135 Pasolini’s eerste bezoek aan de broer van zijn moeder in Rome heeft hierop zeker veel invloed op gehad. Toen Pasolini een van zijn eerste bezoeken aan Rome bracht, kwam hij ook in aanraking met het leven in de meer duistere plekken van Rome. Hij heeft hiervan zelf verslag gedaan in zijn brieven aan Tonuti. Daarin beschreef hij hoe hij in 1946 voor het eerst afdaalde langs een trap naar de Tiber en hoe hij daar de onderkant van Rome ontdekte. De lage kades van de Tiber zijn in feite een metafoor voor de onderklasse van de Romeinse maatschappij. Toch zou het nog 133
Een van de weinige afbeeldingen van Pasolini met zeer jonge ragazzi. De jongens hebben niet de leeftijd die voor Pasolini interessant was, maar de foto geeft een mooi beeld van de verhouding tussen Pasolini en de jongens. De afbeelding is ontleend aan http://www.pasolini.net/pasolini-monteverde.jpg. 134 Schwartz, Pasolini, 163. 135 Idem, 164-171.
40
even duren voor deze interesse ook daadwerkelijk echt de basis zou worden voor het leven en werk van Pasolini. Voorlopig hield, zoals hij dat zelf beschreef, de liefde voor Tonuti hem in het noorden van Italië.136 Ook na de oorlog echter bleef Pasolini op zoek gaan naar jongens en een wijze om met hen om te gaan. Hij kreeg, zoals ik eerder al aangaf, een baan als leraar in Valvasone. Daardoor kwam Pasolini wederom in een positie waarin hij intensief met jongens omging. Daarbij kwam het ook, zoals eerst sporadisch het geval was geweest, tot intiem contact of zelfs seksuele interactie. Op 30 september 1949 ging Pasolini met een aantal jongens naar het feest van de Heilige Sabina. Samen met een paar pubers betrad Pasolini later op de avond de velden om seksuele handelingen uit te voeren. De jongens waren tussen de veertien en zestien jaar oud. Op 22 oktober 1949 kwam het tot een aanklacht tegen Pasolini. Zoals eerder al is beschreven betekenden deze gebeurtenissen niet alleen de verwijdering van Pasolini uit de Pci , maar ook een soort gedwongen verhuizing naar Rome. Hoewel daarmee een dramatisch einde kwam aan een lange periode in het noorden van Italië, betekende deze tijd ook het begin van Pasolini’s voorliefde voor stadse jongemannen. Zijn fascinatie was tot dan toe vooral gericht op boerenzonen, daar hij vooral op het platteland kwam en dus veel met deze jongens omging. Zoals we hebben kunnen constateren was in deze periode niet alleen in Pasolini’s leven sprake van een belangrijke positie van de jongemannen, ook in zijn eerste werken zien we duidelijk zijn voorliefde voor met name arme jongens terug. Niet alleen in zijn brieven en eerste korte novellen, maar ook in zijn gedichten zijn jonge lieden vaak de protagonisten. Dit zijn in feite de voorlopers van de ragazzi die in de Romeinse periode zo belangrijk zouden worden. De Romeinse periode in het leven en oeuvre van Pasolini startte in feite al voordat hij daar definitief zou gaan wonen. Eerder is al verwezen naar de impact die de bezoeken aan zijn oom op de jonge Pier Paolo maakte, niet in de laatste plaats als gevolg van de jongens die daar onderdeel van vormden. De verhuizing naar het joodse ghetto in Rome betekende voor Pasolini dan ook het startpunt van vele zoektochten naar jongemannen. Toch onderhield hij ook nog contacten met de boerenzonen die hij eerder had lesgegeven en die hem – in tegenstelling tot vele anderen – trouw waren gebleven.137 Pasolini was echter vooral bezig met de jongens in zijn meest directe omgeving. Hij zocht, met name ’s nachts, naar groepjes die rond urinoirs en in parken rondhingen. De eerste kennismaking met de Romeinse jongeren, de stedelijke tegenhangers van de boerenzonen uit het noorden, bracht Pasolini wederom bij een van zijn passies: het dialect. Ook nu weer communiceerden veel jongeren in de plaatselijke taal, die Pasolini onmiddellijk fascineerde en hem ertoe zette om een groot aantal artikelen te publiceren waarin het Romeinse dialect uitvoerig aan de orde kwam.138 Bovendien deed de schrijver in een aantal artikelen
verslag van de leefomstandigheden waarin veel mensen in de borgate woonden. Een van de belangrijkste stukken in dit kader was Studies of the life in Testaccio.139 136
Siciliano, Pasolini, 95-100. Schwartz, Pasolini, 232. 138 Ibidem. 139 P. Brunette, ‘Focused on the body’ In: The New York Times (30 november 1986). 137
41
Behalve de artikelen over hun dialect en omstandigheden, en het persoonlijke genot, dat ongetwijfeld een van de drijfveren vormde voor de bezoekjes aan talloze jongens, bleef ook de literaire en artistieke inspiratie een van de belangrijke redenen voor Pasolini’s opmerkelijke verkenningstochten door het naoorlogse Rome. In talloze korte verhalen liet hij, zoals hij dat zelf vaker aangaf, de armen zichzelf uitdrukken in hun eigen dialect, en daarmede ook schoonheid. Een belangrijk voorbeeld van een dergelijk werk is Il ferrobedò, waarin Pasolini verslag doet van de bendes van jongemannen in Donna Olimpia.140 Hij liet zich daarbij uitdrukkelijk inspireren door auteurs als Belli en Penna, die evenals hijzelf een voorliefde hadden gekoesterd voor het alledaagse Rome en zijn volk. In Pasolini’s gedicht Roma e Belli komt deze gedeelde fascinatie meer dan eens evident naar voren.141 Met Penna deelde Pasolini voorts de liefde voor de ragazzi, iets dat hun vriendschap zeker heeft versterkt. Toch is zeker in de eerste periode in Rome de invloed van Antonio Gramsci (1891-1937) op de jonge Pasolini niet van ondergeschikt belang. Ja zelfs de denkbeelden en ideeën van de beroemde Italiaanse marxist zijn zeer duidelijk traceerbaar in Pasolini’s oeuvre uit die tijd. Gramsci meende dat intellectuelen en zeker ook schrijvers en artiesten in hun werk de ziel van het volk dienden weer te geven. Dit was vooral mogelijk indien ook de echte taal van de gewone mensen werd gehandhaafd. Het schrijven in dialect was daarmee al een duidelijke verwijzing naar het Gramsciaanse denken. Ook de thematiek van het werk van Pasolini sloot naadloos aan op datgene wat Gramsci centraal zette: hoe anders zou de ziel van het volk tot uitdrukking worden gebracht dan in werken over de Romeinse onderklasse?
140 141
P.P. Pasolini, Il ferrobedò (Milano 1951). P.P. Pasolini, Poesie (Milano 1970).
42
142
Opmerkelijk in het werk van de jonge Pier Paolo is wel dat het Gramsciaanse marxisme bij hem wordt gecombineerd met een intens religieus besef. Het christelijke geloof staat immer centraal. De hoofdpersonen in het werk van Pasolini zijn steeds mensen tegen wie Jezus gepraat zou kunnen hebben, eenvoudig, arm maar vroom, ja vaak zelfs bijna heilig. Schwartz gaat in zijn biografie over de schrijver zeer ver wanneer hij beweert dat de jongens voor Pasolini veertien jaar oude Christusfiguren waren zonder zondes, zonder schuld.143 Misschien kan deze stelling zorgen voor enige verwarring, juist omdat Pasolini zelf een van de eersten zou zijn geweest om toe te geven dat de ragazzi nu juist wel zondes begingen, vaak zelfs bewust. De idee van Pasolini was echter dat achter deze slechtheid een potentiële goedheid schuilging, waarmee de jongens werden tot een soort engelen met een slecht voorkomen. Door de omgeving, de samenleving en vooral ook de tijd waarin zij leefden, waren de in wezen goede jongens slecht geworden. Zij werden door omstandigheden als het ware gedwongen om slecht te zijn en te handelen. Er gaat dus een diep christelijke religieuze houding uit van de werken uit de vroege Romeinse periode in het leven van Pier Paolo Pasolini. Het zijn wellicht geen Jezusfiguren, de hoofdpersonen – en in het bijzonder de ragazzi – die door de schrijver ten tonele worden gevoerd hebben zeker het karakter van potentiële heiligen. De lelijke streken van de jongens en de slechte ingevingen van hun karakter worden door Pasolini steeds gezien als een gevolg van de omstandigheden waarin de jongemannen leven. Ze handelen misschien wel schuldbewust, maar zijn in wezen de meest onschuldige en juist heilige personen die er zijn. Van alle mensen die leven staan zij immers het verste af van de bedenkers van datgene wat het grote kwaad is: de consumptiemaatschappij. Juist de machteloosheid van de armen en hun strijdbaarheid tegen de bovenlaag maakt heilig. Hierin combineert Pasolini het 142
De foto toont Antonio Gramsci en is ontleend aan http://www.unidue.de/imperia/md/images/allgemeine_paedagogik/gramsci.png 143 Schwartz, Pasolini, 235.
43
Gramsciaanse denken met het christendom.144 Later zou deze heiligheid ook een zeer belangrijke rol spelen in zijn films. Vaak werd dit door Pasolini benadrukt door het gebruik van kerkelijke muziek, waaronder bijvoorbeeld cantates van J.S. Bach.145 Daar de wortels van Pasolini’s werk nu heel duidelijk lagen in de ontmoetingen met jongens was het werk op een school, naast de financiële reden, van groot belang. De ontmoetingen die hij aan het begin van de jaren 1950 had met jongens mondden uiteindelijk uit in een eerste gepubliceerde roman: Ragazzi di vita.146 In dit werk maken we kennis met een groep jongens in een van de armste buurten van Rome. De lezer wordt meegenomen naar de huizen waar de jongens leven en krijgt een brede indruk van het leven in de borgate. Maar ook de onderlinge verstandhouding tussen de ragazzi is een van de belangrijke thema’s in het werk. Pasolini laat zien wat de jongens samen doen, hoe zij hun dagen doorkomen en hoe ze aan het geld komen waarmee zij alles doen. Zeer uitvoerig geeft de schrijver hier indrukken van de hangplekken aan de Tiber, de nachtelijke avonturen van de jongens, hun zoektocht naar goedkoop of gratis eten, en – misschien wel het allerbelangrijkst – de illegale praktijken die zij vaak uithalen. De schreeuw om geld leidde meer dan eens tot diefstal, maar ook de deelname aan de straatprostitutie. Zo maakt de lezer dan ook kennis met de wereld van de geheime seks en seksualiteit, dit laatste omdat juist mannen de klanten vormen van de ragazzi. Opmerkelijk in de wijze waarop de auteur het contact tussen de jongens beschrijft is dat wanneer een van hen dreigt te verdrinken in de Tiber de andere jongens snel weglopen, uit angst voor de politie. Natuurlijk vormde Ragazzi di vita aanleiding voor vele aanklachten en verwerpingen, vooral door de openheid waarmee de auteur bepaalde zaken aan het licht bracht. Niet alleen de vreselijke omstandigheden die hij beschreef vormde voor velen een pijnlijk onderwerp, juist ook de openlijke homoseksualiteit en seksuele interactie die het werk kenmerkt was voor veel mensen niet te tolereren. Toch hield Pasolini stand en verdedigde zich, mede met hulp van collega’s als Alberto Moravia, ferm, waardoor hij uiteindelijk werd vrijgesproken van de officiële aanklachten die door de Kerk en veel politieke partijen waren ingediend. Sterker nog: de jongens bleven hem inspireren en fascineren en bleven dan ook het uitgangspunt voor een reeks romans, novelles en gedichten. Tijdens de aanklacht tegen zijn eerste roman was Pasolini zelfs al bezig aan zijn tweede roman, die in feite een logisch vervolg is op de eerste. Ook schreef hij talloze gedichten waarin duidelijke verwijzingen naar de ragazzi te vinden zijn. Pasolini’s tweede grote roman, Una vita violenta, die hij in 1959 voltooide, verhaalt het leven van de jonge Tommaso Puzzilli.147 Hij is een jongen die naadloos aansluit bij de groep jongens die in Ragazzi di vita wordt beschreven. Hij woont in de via dei Monti di Pietralata, steelt van prostituee en priesters, en heeft zeer veel problemen. Uiteindelijk belandt hij in de gevangenis. Eenmaal vrijgekomen verhuist de familie van Tommaso naar een betere behuizing in een betere buurt. De jonge Tommaso krijgt een baan en wordt zelfs lid van de D.C., de christendemocratische partij. Toch wordt de positieve wending in Pasolini’s verhaal niet doorgezet: Tommaso krijgt – zoals zo veel jongens in de borgate – tuberculose en wordt opgenomen in een ziekenhuis. Daar denkt de protagonist na over het communisme en de strijd van de armen tegen de rijke bovenlaag. Tommaso denkt na over zijn eigen leven en misschien ook wel zijn eigen zondes, maar sterft uiteindelijk. Zo laat Pasolini zien dat de hoop van veel mensen in de borgate vaak tevergeefs was. Daarmee benadrukt hij 144
Idem, 236. Idem, 356. 146 De roman is vertaald in het Nederlands onder de titel: P.P. Pasolini, Jongens uit het leven (Amsterdam 1992). 147 P.P. Pasolini, Una vita violenta (Milano 1988). 145
44
wederom dat de schuld vaak minder bij de ragazzi en hun familie lag dan veel mensen dachten. Dit bracht wederom veel commotie met zich mee. Misschien wel juist daardoor waren er ook duidelijke keerzijden aan de voorliefde die Pasolini koesterde voor ‘zijn’ ragazzi. In 1960 raakte hij betrokken bij straatgevechten tussen verschillende ragazzi en nog datzelfde jaar klaagde een aantal jongens hem aan vanwege seksuele intimidatie.148 Onduidelijk bleef steeds echter wat nu de precieze omstandigheden waren waarin deze gebeurtenissen plaatsvonden. Bovendien verweerde Pasolini zich met te stellen dat hij praatte met jongens omwille van inspiratie voor eventuele werken. Hij stelde eveneens zeer ferm nooit tot ongewilde handelingen of gesprekken over te zijn gegaan. De werken die Pasolini inmiddels had afgeleverd hadden hem beroemd gemaakt en – zoals eerder al is aangegeven – gewild als scriptschrijver. Toen Pasolini zelf ging regisseren, werden de ragazzi behalve een inspiratiebron veelal ook medewerkers van de cineast. Vaak bestond een groot deel van de cast van Pasolini’s films uit mensen die hij direct uit de borgate haalde. Waarom zou je immers niet de meest geschikte personen de rollen van de bewoners van de borgate laten spelen? Derhalve kwamen ook veel ragazzi, onder wie ook iemand als Franco Citti, in zeer beroemde films terecht.149 Hierin zijn zeer duidelijk sporen van het neorealisme te herkennen. Evenals zijn boeken en dichtbundels stonden ook Pasolini’s eerste films in het teken van het leven in de Romeinse borgate. En ook hier vormden de ragazzi een speciaal aandachtspunt. De eerste film die Pasolini zelf regisseerde, zij het met geld van Fellini, was Accatone, het Italiaanse woord voor iemand die aan de rand van de maatschappij staat en op straat leeft. De film werd opgenomen in de straten van Pignattara en Pigneto, arme buurten in Rome. De film gaat over Vittorio ‘Accatone’ Cataldi, een arme jongeman in een achterbuurt van Rome, die niet wil werken en derhalve leeft van zijn positie als pooier. Zijn vrouwelijke metgezel Magdalena wordt door hem uitgeleend als hoer, tot het moment dat zij wordt gearresteerd. Dit is het moment waarop Accatone zelf voor zijn geld zal moeten zorgen. Hij gaat zelfs naar zijn ex-vrouw en kind, en probeert bij hen aan geld te geraken. Wanneer Accatone een nieuwe liefde tegen het lijf loopt probeert hij ook haar te laten werken als hoer. Zij is hier niet van gediend en Accatone wordt uiteindelijk toch gedwongen om zelf te werken. Dit houdt hij welgeteld een dag vol. Tegelijkertijd heeft Magdalena in de gevangenis gehoord dat ‘haar’Vittorio een andere vriendin heeft. Ze besluit om Accatone te verraden, en juist op het moment dat hij zich aansluit bij een bende van dieven, begint de politie hem te volgen. Wanneer dit tot een climax komt, vlucht Accatone, maar verongelukt en sterft tragisch zonder dat iemand hem helpt. Accatone ging in première op 31 augustus 1961, op het filmfestival van Venetië. De commotie die de film veroorzaakte resulteerde uiteindelijk in een tijdelijk verbod voor kijkers onder de achttien jaar. Juist deze beslissing betekende extra aandacht. Toch was deze aandacht niet alleen positief: bij de première in Barberini waren jonge neofascisten aanwezig die voor veel opschudding zorgden, waardoor de film uiteindelijk toch verboden werd.
148 149
Schwartz, Pasolini, 339-341. Siciliano, Pasolini, 225.
45
150
151
152
Nog datzelfde jaar vond een nieuw incident plaats. Op 18 november zou Pier Paolo Pasolini een benzinestation in Rome binnen zijn gedrongen met een revolver. Hij zou de bediende hebben gedwongen om geld te geven en zou enkele obscene dingen hebben gezegd. De beambte zou Pasolini hebben herkend door zijn zeer opvallende auto.153 De pers reageerde zoals altijd zeer heftig op deze nieuwe rel rond de beroemde kunstenaar. Pasolini verdedigde zich uit alle macht en schreef zelfs een gedicht over de ragazzo die achter de toonbank stond. Het gedicht beschrijft de jongen als een echte ragazzo, op zoek naar geld, naar aandacht en de mogelijkheid om op te klimmen uit zijn eigen ellende.154 Uiteindelijk wist Pasolini ook deze zaak te winnen wegens gebrek aan bewijsmateriaal, al was het na zes jaar procederen.155 Hoewel zijn fascinatie voor jongemannen dus veel problemen met zich meebracht, betekende dit niet dat Pasolini ophield met het schrijven over en filmen van de ragazzi. Op 9 april 1962 startte hij met de opnames van een nieuwe film: Mamma Roma. Deze film had meer succes dan haar voorganger, temeer omdat de zeer beroemde en geliefde Anna Magnani erin meespeelde. Magnani speelt de rol van ‘Mamma Roma’, een hoer die het alle mannen van Rome naar de zin maakt. Ze heeft een zoon, Ettore, die – zoals ook in de andere verhalen en films van Pasolini het geval is – opgroeit in de sloppenwijken. Mamma Roma wil haar zoon een beter leven geven, maar dit zal pas geschieden wanneer de vader van haar kind, Carmine, die tegelijk haar eigen pooier is, uit hun leven verdwijnt. Eindelijk lijkt dit te lukken wanneer de pooier trouwt met een boerendochter. Mamma Roma kan zich nu richten op ander werk en een andere behuizing en kan haar zoon geven wat hem volgens haar toekomt. Maar dan slaat het noodlot toe: de pooier staat voor de deur en wil geld. Hij dwingt de moeder van zijn zoon om weer als ‘Mamma Roma’ te werken. De toekomst van de zoon komt daarmee duidelijk in gevaar, de moeder kan hem nu immers niet meer behoeden voor de gevaren van de borgate. Bovendien verwijt de zoon zijn moeder hypocrisie: zij die hem wil behoeden van het kwaad is zelf immers 150
Filmaffiche van Accatone, ontleend aan http://mediacyber.law.harvard.edu/blogs/static/rll/630154033601LZZZZZZZ.jpg 151 Pasolini op de set van Accatone, ontleend aan http://www.itispozzuoli.it/download/katya_pirolo/pasolini/ppp_accattone.jpg 152 Scène uit Accatone , de foto is ontleend aan http://perso.orange.fr/archivesorculture/Pasolini.jpg 153 Schwartz, Pasolini, 383. 154 P.P. Pasolini, Poesie (Milano 1970). 155 Schwartz, Pasolini, 388.
46
een hoer. Hij sluit zich aan bij een groep ragazzi, die met hoeren slapen, stelen en vooral veel rondhangen. Hoewel Mamma Roma er alles aan doet om haar zoon bij zich te houden, kan ze niet voorkomen dat hij wordt opgepakt. Net als in Pasolini’s andere films heeft ook Mamma Roma een tragisch einde: de zoon ligt ziek in de gevangenis en sterft alleen. Mamma Roma is haar zoon kwijt en door alles en iedereen verlaten.
156
Net als de andere werken met betrekking tot de ragazzi van de borgate vormde ook Mamma Roma aanleiding tot veel opschudding. Met name de jongerenorganisaties van de neofascisten lieten hun afschuw voor de film blijken. Tijdens een vertoning van de film in Rome schreeuwden enkele jongemannen dat Pasolini een vieze en zieke man was en dat hij Italië niet langer moest bederven met zijn vreselijke werk. Bovendien oefenden enkele jongens ook daadwerkelijk fysiek geweld uit ten opzichte van de regisseur.157 Hoewel Pasolini altijd zeer sterk verweer toonde ten opzichte van de aanklachten tegen zijn werk, werden de onderwerpen die vooral in zijn films voorkwamen geleidelijk aan anders van aard. Het sottoproletariato van Rome werd voor de filmmaker steeds minder aantrekkelijk, naar eigen zeggen juist omdat het karakter ervan niet meer hetzelfde was als eerst. Misschien is het toch ook niet ondenkbaar dat de heftige reacties Pasolini op een ander spoor zetten. Zelf schreef hij in een column in de Vie Nuove dat hij ziek werd van alle publiciteit en de reacties van mensen op zijn werk. Bovendien gaf hij te kennen dat hij het gevoel had hier niets aan te kunnen veranderen.158 Of dit ook de daadwerkelijke reden is geweest voor de aandachtsverschuiving in zijn werk is onduidelijk, dat deze plaatsvond echter is zeer evident. Vanaf 1962 kwam deze omslag zeer duidelijk aan het licht, vooral omdat Pasolini zich vanaf dat moment bezighield met het evangelie van Mattheus en ook met de situatie zoals die in derde wereldlanden was. Met name India en Afrika trokken hem zeer aan, vooral omdat hier de mensen uit de echte onderklasse te vinden waren. Bovendien was deze onderklasse voor Pasolini nog veel puurder dan de onderklasse in de borgate van Rome. In Afrika en India waren de mensen volgens de 156
Pasolini met enkele mannelijke protagonisten uit Mamma Roma. De foto is ontleend aan http://www.pasolini.net/immagini_raccolta_mammaroma_b.htm 157 Schwartz, Pasolini, 406. 158 Pier Paolo Pasolini, ‘La belle bandiere 219’ In: Vie nuove (September 1962).
47
filmmaker nog amper in aanraking gekomen met het neokapitalisme, waardoor zij in hun menszijn nog veel puurder waren dan de mensen in Europa. De ragazzi van de Romeinse sloppenwijken waren in Pasolini’s ogen vervuild door de invloeden van de steeds verdergaande commercialisering, waardoor van hun schoonheid en heiligheid weinig over was. In zijn ogen waren de meeste ragazzi inmiddels verworden tot kadavers, waarmee Pasolini trachtte uit te drukken dat zij essentieel veranderd waren. Hij sprak zelfs enkele malen van genocide door het kapitalisme.159 Het karakter van een heilige of een engel was niet langer van toepassing op de ragazzi in Rome, maar misschien wel op de mensen in een ander werelddeel.160 Deze verandering van denken ten aanzien van de jeugd in Rome had veel invloed op de thematiek in de werken van Pasolini. Vanaf het begin van de jaren 1960 raakte Pasolini steeds meer gefascineerd door Afrika en Azië, maar ook door bekende oude mythen, romans en verhalen. Het leidde tot zijn verfilmingen van het evangelie van Matheus, de Decamerone van Boccacio, de Verhalen van Duizend en een Nacht, de Canterbury Tales en ook onder meer tot een verfilming van Medea met Maria Callas in de hoofdrol. Deze fascinatie voor het verleden vormde in feite een hommage aan datgene wat er niet meer was, aan datgene wat in deze tijd niet meer bestond. In feite onderstreept Pasolini’s keuze voor het verleden zijn gedachte dat de huidige maatschappij haar goedheid verloren had en dat zelfs de ragazzi niet meer echt bestonden.161 Hoewel dus de thema’s in zijn werk veranderden en hij ook anders leek te denken over de ragazzi, bleven de jongemannen uit de borgate hem wel boeien. Dit blijkt onder meer uit het gegeven dat Pasolini ook in zijn nieuwe werken gebruik maakte van ragazzi die hijzelf van de straat haalde. Bovendien filmde hij, onder meer in zijn bewerking van de Decamerone, bepaalde scènes in de sloppenwijken van Napels, die voor Pasolini een puurder karakter hadden behouden dan de borgate van Rome.162 Het grote verschil met zijn eerdere werk was echter dat Pasolini enkele jongemannen en ook de stad Napels gebruikte om het verleden mee weer te geven, en niet meer om de contemporaine situatie te beschrijven. De heiligheid van de ragazzi en de borgate was vrijwel verdwenen, de arme wijken en hun bewoners vormden enkel nog een middel om het verleden mee aan te duiden. Toch verdween met name de fascinatie voor jonge jongens nooit geheel. Vooral toen zijn grote liefde Ninetto Davoli aangaf te zullen trouwen, was het verdriet van Pasolini zo groot dat hij zijn heil zocht in het zoeken van nieuwe jongens om mee om te gaan. Hij bracht zijn teleurstelling in de liefde voor Ninetto tot uiting in zijn L’hobby del sonetto, 118 sonnetten die de tragiek van de onmogelijke liefde beschreven. Ze werden echter nooit gepubliceerd. De nieuwe zoektocht naar jongens, die een gevolg was van deze tragiek, had een veel minder idealistisch karakter dan eerst. De echte ragazzi waren immers dood en Pasolini geloofde bovendien niet echt meer in oprechte liefde.163 159
Siciliano, Pasolini, 380 e.v. Schwartz, Pasolini, 427. 161 Idem, 573. 162 Idem, 517. 163 Idem, 623-629. 160
48
De jongens waren nu meer een afleiding van Pasolini’s pijn en verdriet en hadden niet meer het karakter dat zij eerst hadden. In feite stierven in korte tijd de meest fundamentele onderdelen in het leven van Pasolini. Hij verloor de man van wie hij hield aan een ander, en hij verloor de ragazzi die hem hadden gestimuleerd en verwonderd. Het is de vraag of Pasolini het verdriet van dit verlies te boven is gekomen. Inderdaad kan worden geconstateerd dat Pasolini’s werken op het einde van zijn leven erg zwartgallig werden en weinig positiefs toonden. Zowel in zijn geschriften als in zijn films nam zijn pessimisme ten aanzien van de wereld waarin hij leefde de overhand. Vooral zijn laatste film Salò vormt hiervan een duidelijk bewijs. Juist deze sombere houding leidde na zijn dood tot veel opschudding en discussie. Er zijn nog steeds mensen die denken dat Pasolini wist dat hij zou sterven, maar daar vrede mee had.164 Het is echter de vraag of hiervoor ooit bewijs zal worden gevonden. Het enige feit is dat Pasolini werd vermoord door een jonge jongen die hij had opgepikt bij het station Termini in Rome. Misschien zou de moord in Pasolini’s ogen hét bewijs zijn voor zijn idee dat de ragazzi niet meer bestonden en de jongemannen fundamenteel veranderd waren. De moord op Pier Paolo was voor anderen, onder wie ook de bekende Italiaanse schrijver Italo Calvino, aanleiding om te stellen dat niet de ragazzi veranderd waren, maar dat hijzelf veranderd was. Pasolini was steeds beroemder en rijker geworden en had ten opzichte van de ragazzi een andere positie verkregen. Voor mensen als Alberto Moravia was die interpretatie onacceptabel, juist omdat deze gedachtegang lijkt te impliceren dat Pasolini mede schuld had aan zijn dood.165 De relatie tussen de ragazzi en Pier Paolo Pasolini was altijd ingewikkeld en is dat immer gebleven. Waarschijnlijk hebben zowel Moravia als Calvino gelijk gehad in hun stellingname. Natuurlijk was hij veranderd, van de onbekende leraar die in zijn vrije tijd gedichten schreef, tot de alom bekende, rijke filmmaker die overal een mening over had. Maar natuurlijk waren de ragazzi en de sloppenwijken ook veranderd. De borgate van Rome waren minder arm en maakten gaandeweg kennis met de luxe van de consumptiemaatschappij. De ragazzi in de borgate werden anders groot, kregen meer mogelijkheden en waarschijnlijk ook andere behoeften. Alles was veranderd, enkel de behoeften van Pasolini bleven hetzelfde. Hij had de jongens lief , maar de omstandigheden maakten dat in feite onmogelijk. Het meest rauwe bewijs hiervoor is waarschijnlijk de wijze waarop de kunstenaar zijn dood vond: een brute moord door een ragazzo van wie hij zo hield.
164 165
Zie voor een uitvoerige beschrijving van deze discussie ook: Siciliano, Pasolini, 391-401 Schwartz, Pasolini, 645.
49
166
167
166
De moordenaar van Pasolini, Pelosi. De weergave is ontleend aan http://www.ansa.it/fdgimages04/1115462868_v_in_PASO_20050507.jpg 167 De begrafenis van Pier Paolo Pasolini werd door talloze mensen bijgewoond. De foto is ontleend aan http://www.pasolini.net/newppp_funerale.jpg
50
Conclusie Met de dood van Pasolini kwam een einde aan een lange relatie tussen hem en de jongemannen. Hoewel Pasolini zelf al in de jaren 1960 aangaf dat de ragazzi voor hem niet meer bestonden, bleven de jongens tot het brute einde van zijn leven een fundamentele rol spelen. Dit is, zeker gezien de sociale geschiedenis van Rome en zijn borgate, niet verbazingwekkend. Deze historie leert ons immers dat de borgate ook in de jaren 1960-1970 bleven bestaan. Tot op heden zijn de verschillen tussen de contemporaine buitenwijken en de borgate van toen klein. Wel hebben inmiddels verbeteringen plaatsgevonden in de sanitaire voorzieningen en zijn de gebouwen waarin mensen leven fundamenteel veranderd. Bovendien hebben de borgate wijzigingen ondergaan, doordat zij in aanraking zijn gekomen met de luxe die deze tijd kenmerkt. De leefomstandigheden waarin de bewoners van de borgate in het Rome van de jaren 1950 leefden waren zeer moeilijk. Doordat de stad zeer snel was gegroeid en het beleid van de overheid vaak te wensen overliet, woonden te veel mensen op een veel te klein oppervlak. Veelal was daardoor de behuizing erg slecht en was er, wegens onvoldoende voorzieningen, fundamenteel gebrek aan hygiëne. Veel huizen kenden geen wc’s, geen stromend water en waren veel te klein voor de vaak zeer grote gezinnen en families die erin leefden. Bovendien was er vaak sprake van een gebrek aan geld en daardoor ook voedsel. Deze tragische omstandigheden bepaalden voor een groot deel de wijze waarop de ragazzi – en vaak ook de ragazze – in de borgate leefden. De jongemannen hingen vaak maar wat rond, op zoek naar eten en geld. De uitzichtloze situatie van het gebrek aan werk betekende veelal dat illegale praktijken moesten zorgen voor voldoende middelen om wat te kopen. Daarbij moet vooral worden gedacht aan het stelen van geld van vreemden. Bovendien vormde de prostitutie voor veel jongens een manier om ‘gemakkelijk’aan geld te komen. De positie van de jonge mensen in de borgate – en meer specifiek de ragazzi – was voor de overheid bepaald geen prioriteit. Precies het gegeven dat de borgate en haar bewoners veelal aan hun lot werden overgelaten, was voor veel kunstenaars uit de jaren 1950-1960 aanleiding voor de verbeelding van deze situatie. Al eerder, vanaf het einde van de achttiende eeuw waren realistische artiesten geïnteresseerd in de positie van de armste bewoners van de buitenwijken van de grote Italiaanse steden. Voorbeelden daarvan zijn onder meer de dichters Belli en Porta, die beide de problematiek van en de sympathie voor de arme wijken van de Italiaanse steden als uitgangspunt namen voor hun gedichten. Ook de prozaïst Verga nam het sottoproletariato als basis voor zijn werken, die vaak in dialect werden geschreven. Aan het einde van de negentiende eeuw kreeg deze verbeelding een nieuwe impuls door de opkomst van het verisme en later ook het neorealisme. Kunstenaars als Gemito, Von Gloeden en Mancini gebruikten voor hun werken zelfs specifiek de jongens uit de arme wijken als inspiratie. Dit is opvallend, omdat vanaf dit moment ook het homo-erotische aspect van de ragazzi zijn intrede doet in de traditie van de weergave van de jongens. Daar waar het eerst vooral ging om een letterlijke verbeelding, kwam nu ook de fysieke aantrekkingskracht centraal te staan. Dit is een aspect dat ook duidelijk terug komt in het werk van Penna, een tijd- en stadsgenoot van Pasolini die zijn liefde voor de ragazzi niet verhulde. Toch is Pasolini niet zomaar op een lijn te zetten met deze artiesten. Daarvoor is zijn werk te veel beïnvloed door het neorealistische proza. Los van de interesse voor de armoede in Italië en de neiging om vooral in de volkstaal te schrijven,
51
voegden de neorealisten een soort socialistisch element toe aan de kunst. Vaak zoeken de protagonisten in deze werken een oplossing voor de uitzichtloze positie waarin zij verkeren, die wordt gevonden in het socialisme of zelfs communisme. Vooral ook in de filmkunst kreeg het neorealisme veel invloed. De moeilijke situatie net na de oorlog zorgde voor de nodige beperkingen op filmtechnisch gebied. Daardoor werd niet alleen de inhoud bepalend voor het neorealisme, maar werd de stroming hier bovendien gekenmerkt door een bepaalde vorm. De films werden geschoten op locatie, zonder professionele acteurs, extra belichting of veel montagetechniek. Goede voorbeelden van dusdanige films zijn de werken van Visconti, Rosselini en de eerste werken van Fellini. Vaak wordt Pier Paolo Pasolini gezien als de laatste neorealist. Inderdaad vormen zijn eerste werken uitlopers van deze stroming, hoewel Pasolini op bepaalde plekken al duidelijk afstand nam van zijn voorgangers. Met de realisten, veristen en neorealisten deelde Pasolini de fascinatie voor de onderste laag van de Italiaanse samenleving. Vanaf het begin van zijn leven was Pasolini onder de indruk van de wijze waarop de arme boeren in de omgeving van Bologna werkten. Evenals Penna, Mancini, Gemito en Von Gloeden had Pasolini bovendien een voorkeur voor jongemannen. Dit blijkt duidelijk uit zijn eerste geschriften, waarin hij uitgebreid verslag doet van zijn liefde voor boerenzonen. Dat zijn liefde echter ook een keerzijde had, werd duidelijk toen Pasolini al vroeg in zijn leven beschuldigd werd van ongewenste seksuele handelingen, waardoor hij bovendien gedwongen werd te verhuizen naar Rome. Het was in de hoofdstad van Italië dat Pasolini in aanraking kwam met de stadse variant van zijn geliefde jongens. De ragazzi van de borgate van Rome werden zijn nieuwe inspiratie en liefde. In talloze gedichten en ook zijn eerste romans verbeeldt Pasolini de ontmoetingen die hij bijna dagelijks had met de ragazzi. Zij bezaten voor hem een bijna heilig karakter, waardoor zij in zijn werken verwerden tot een soort engelfiguren. Pasolini was zich zeker bewust van de negatieve kanten van zijn ragazzi, maar legde de oorzaak voor de problematiek bij de gehele samenleving. Hierin komt het socialistische element van het neorealisme prachtig terug. Pasolini meende dat de ragazzi door de samenleving gedwongen werden om te leven als criminelen. De gehele maatschappij was welvarend, maar keek niet om naar de situatie in de borgate. Pasolini hekelde deze welvaart en meende dat de scheefgroei in de consumptiemaatschappij de oorzaak was voor de tragische omstandigheden in de borgate. Juist doordat de ragazzi amper in aanraking kwamen met de consumptiecultuur waren zij voor Pasolini heilig. Zij bezaten een soort eigenheid, die vooral tot uitdrukking kwam in hun taal en omgang, en die nergens anders te vinden was. Daarmee vormden zij een soort oermensen in een verderfelijke nieuwe wereld. Niet alleen Pasolini’s eerste romans en gedichten werden gekenmerkt door de aandacht voor de ragazzi di vita, ook zijn eerste films hadden hetzelfde uitgangspunt. Juist zijn vroege werken echter brachten hem ook het succes, waardoor hij zo bekend werd. Deze roem betekende ook een omslag in zijn leven en werken. Hij was nu een gevierd kunstenaar in de breedste zin van het woord, die rijk was en overal kwam. In feite betekende dit gaandeweg ook een verwijdering van de borgate, niet alleen in de letterlijke zin, maar zeker ook in figuurlijk opzicht. Behalve zijn eigen verhuizing uit de borgate, veranderde ook Pasolini’s houding ten opzichte van de sloppen en haar bewoners. Wellicht dat dit ook een direct gevolg was van de talloze bedreigingen en protesten die geuit werden ten opzichte van Pasolini en zijn werk. Toch is deze afstand misschien niet alleen kenmerkend voor Pasolini. Ook andere neorealisten als Fellini raakten immers steeds minder geïnteresseerd in de problematiek van de buitenwijken van de grote steden. Wellicht speelden hierbij ook grote economische en sociale processen een rol. De armoede van net na de oorlog
52
was immers deels verdwenen, waarmee ook de noodzaak tot eenvoudige producties wegviel. Bovendien was het eerder aangehaalde succes van het neorealisme mede debet aan de ondergang ervan. De kunstenaars die zelf eerder nog hadden geleefd, en dus ook hadden gedeeld in de ellende van de borgate, waren nu beroemd en leefden een totaal ander leven. Natuurlijk veranderden de sloppenwijken ook van karakter, maar dit was, zoals ik eerder al aangaf, wellicht minder fundamenteel van de veranderingen rondom de kunstenaars zelf. Voor Pasolini’s gevoel was dit wél een essentiële verandering, ongeacht de oorzaken hiervan. Hij zag de ragazzi niet meer als engelen, maar als lijken die waren vermoord door de invloed van de consumptiemaatschappij, die dan toch ook de borgate had bereikt. Pasolini zocht verder naar zijn ideale mens van voor de consumptiecultuur, en vond deze in de contemporaine derde wereld, die soms de nieuwe basis vormde voor zijn werken. Bovendien nam Pasolini’s fascinatie voor het verleden enorm toe, wat resulteerde in de bewerking en verfilming van beroemde mythen, verhalen en romans. Ondanks Pasolini’s eigen uitspraken met betrekking tot het veranderde karakter van de ragazzi di vita kan oprecht worden getwijfeld aan de volledige geldigheid ervan. Het zou onterecht en onmogelijk zijn om Pasolini’s gevoel te ontkennen of te ontkrachten. Gevoel is immers iets dat is en dat mag zijn. Bovendien waren de borgate inderdaad deels veranderd. Wel is het de vraag of Pasolini de situatie geheel juist kon en wilde inschatten. Het is onmogelijk om niet ook Pasolini’s eigen verhaal en geschiedenis te betrekken bij deze lastige vraag. Is hij immers niet de man die zijn grote liefde Ninetto zag trouwen met een vrouw? Is hij niet ook de openlijke homoseksueel die nooit rust vond en kreeg in een uiterst conservatief land? Is hij niet ook de man die vanuit het niets ineens bekendheid genoot en alle rijkdom bezat die hem eerst zo vreemd was geweest? En is hij daarmee tenslotte niet ook de man die oprecht hield van ‘zijn’ragazzi, maar door omstandigheden steeds verder van hen verwijderd raakte? De afstand tussen Pasolini en de jongens was nooit definitief en kon dat ook niet zijn. Daarvoor hield hij te veel van ze. Ook al trachtte hij hun bestaan te ontkennen door te wijzen op hun veranderde houding en karakter, zijn leven was en bleef beïnvloed door de ragazzi. Ook in zijn latere films maakte hij immers gebruik van jongens die hij zelf uit de borgate haalde. Bovendien behield Pasolini zijn neiging tot nachtelijke avonturen met ragazzi die hij oppikte op bepaalde ontmoetingsplaatsen. Natuurlijk waren zij in de loop van de tijd veranderd, maar dat was ook hij. En met hem vele andere Italiaanse neorealistische dichters, prozaïsten, schilders, fotografen, beeldhouwers en filmmakers. Het voerde voor dit onderzoek te ver om ook dit aspect verder te belichten en uit te diepen. In eerste instantie ging het mij om de ragazzi en de vraag hoe hun karakter moet worden geduid. Ik hoop dat deze scriptie heeft aangetoond dat de ragazzi zowel een sociale als artistieke realiteit kennen en dat de beschrijving van hen altijd zal moeten bestaan uit deze beide componenten. De artistieke realiteit van de ragazzi is in veel gevallen, waaronder ook zeker dat van Pasolini, gebaseerd geweest op een sociale geschiedenis. Daarbij hebben sommige kunstenaars de neiging gehad om vooral een letterlijke weergave te geven van de borgate en haar bewoners. Anderen hebben daaraan een meer ideële laag toegevoegd. Daarbij kan het gaan om een socialistisch of communistisch ideaal, of juist om een idee dat duidelijk geïnspireerd is op het christendom. Bovendien vormt het homo-erotische aspect in sommige gevallen nog een derde dimensie. Uniek aan Pasolini is in mijn optiek zijn vermogen om al deze lagen en dimensies met elkaar te verweven. Ik hoop dat dit bewonderenswaardige aspect aan zijn werk door dit onderzoek wordt bevestigd.
53
Gaandeweg het onderzoek werd mij duidelijk dat een aantal elementen met betrekking tot zowel de ragazzi als Pasolini onmogelijk konden worden betrokken in dit eindresultaat. De beperkte tijd en ruimte verplichtten mij om keuzes te maken met betrekking tot de historische en culturele achtergronden die in dit resultaat aan bod zouden komen. Daardoor is de relatie tussen het einde van het neorealisme en het werk van Pasolini in feite onderbelicht gebleven. Het is zeer interessant om de precieze relatie tussen deze stroming en het werk van Pasolini nog veel specifieker te analyseren, juist omdat hier zoveel onduidelijkheid en discussie over heerst. Dit zou een nog ander licht kunnen werpen op de ragazzi, omdat hun karakter in Pasolini’s werk ook sterk afhankelijk lijkt te zijn van de geschiedenis van het neorealisme. Bovendien zou nog uitgebreider onderzoek naar de sociale realiteit van de ragazzi van belang kunnen zijn. Vooral op statistisch gebied zou meer informatie gewenst zijn. Bovendien zou het zeer interessant zijn om ook andere steden meer in het onderzoek te kunnen betrekken. Dan zou in het bijzonder moeten worden gedacht aan Napels en Milaan, die beide, net als Rome, zeer grote arme buitenwijken kenden. Juist de blik op andere steden zou ook de werken van andere kunstenaars kunnen verduidelijken. Hoe kan iemand als Carlo Porta immers worden begrepen zonder daarbij ook de sociale geschiedenis van Milaan te betrekken? Zoals ik eerder aangaf was een dusdanige aanpak in dit onderzoek onmogelijk. Ik hoop wel dat deze scriptie een opstapje kan en mag vormen tot een groter onderzoek, waarin dergelijke vragen wel aan bod kunnen en zullen komen. Het zou prachtig zijn wanneer dat zou kunnen leiden tot een nog beter begrip van het werk van Pasolini en de positie van de ragazzi di vita in de kunst. Ik hoop dat dit onderzoek in dat opzicht een stimulans zal zijn en dat de fascinatie voor dit onderwerp nog tot vele vragen en antwoorden mag leiden.
168
168
Foto van Pasolini, ontleend aan http://www.pasolini.net/ppp-appunti.jpg
54
Bibliografie
Primaire literatuur Hieronder volgt een overzicht van alle dichtbundels, verhalen, romans en betogen van de verschillende dichters en prozaïsten die in het onderzoek zijn gebruikt; C. Bernari. Speranzella (Milano 1949). C. Bernari, Tre operai (Milano 1965). S. Di Giacomo, Tutte le poesie (Roma 1997). A. Golinelli, Basta che paghino (Milano 1992). A. Moravia, Gli indifferenti (Milano 1949). A. Moravia, Racconti romani (Milano 1954). A. Moravia, L’uomo come fine (Milano 2000). P.P. Pasolini, ‘La belle bandiere 219’ In: Vie nuove (September 1962). P.P. Pasolini, Le ceneri di Gramsci : poemetti (Milano 1957). P.P. Pasolini, Il ferrobedò (Milano 1951). P.P. Pasolini, Jongens uit het leven (Amsterdam 1992). P.P. Pasolini, La meglio gioventu : poesie friulane (Firenze 1954). P.P. Pasolini, Poesie (Milano 1970). P.P. Pasolini, Ragazzi di vita (Milano 2003). P.P.Pasolini, ‘Reality’ In: Selected poems (New York 1982), 115-119 P.P. Pasolini, Il sogno di una cosa (Milano 1962). P.P.Pasolini en N.Naldini (red.), Vita attraverso le lettere (Torino 1994). P.P. Pasolini, Una vita violenta (Milano 1988). S. Penna, Tutte le poesie (Milano 1972). V. Pratolini, Cronache di poveri amanti (Milano 1962). V. Pratolini, Il quartiere (Milano 1961).
55
Giovanni Verga, I malavoglia (Roma 1993). Giovanni Verga, Tutte le Novelle (Milano 1993). Bovendien dient te worden vermeld dat gebruik is gemaakt van alle films en schilderijen die in de scriptie expliciet worden genoemd. Secundaire literatuur Hieronder staat een opsomming van alle artikelen, boeken en documentaires, die bij het schrijven van deze scriptie: G. Berlinguer en P. della Seta, Borgate di Roma (Roma 1976). G. Berlinguer en P. Della Seta, Borgate di Roma : urbanesimo ed emigrazione interna, incremento demografico e speculazione edilizia, il fascismo e la segregazione degli indesiderabili, origine regionale e profilo psico-sociale dei baraccati, struttura familiare e consumi, le borgate nella vita politica romana (Roma 1960) C. Bernieri, Veneri di strada : sessant'anni di prostituzione in Italia dalle voci protagoniste (Roma 2002). G. Bianconi, Ragazzi di malavita. Fatti e misfatti della banda della magliana (Milano 1995), P. Bondanella (e.a.), Cassell dictionary of Italian Literature (London 1996). G.P.Brunetta, Storia del cinema Italiano (Roma 1995). P. Brunette, ‘Focused on the body’ In: The New York Times (30 november 1986). D. Cecchi, Antonio Mancini (Torino 1966) D. Fernandez, In de hand van de engel (Amsterdam 1982) P. Ginsborg, Italy and its discontents 1980-2001 (London 2001) Italia. Dipartimento per le aree urbane, I giovani: la qualita della vita e la cultura della aree urbane. Il caso di Roma capitale (Roma 1994). P. Malenotti, Vivere la citta: una ricerca sociologica sulla qualita della vita nella periferia di Roma (Roma 1998), B. Mantura, Temi di Vincenzo Gemito (Roma 1989). L. Micciche (ed.), Il neorealismo cinematograficoi italiano (Venezia 1999) M. Miraglia en I. Mussa, Le fotografie di Von Gloeden (Milano 1996). L. de Nardis, Roma di Belli e di Pasolini (Roma 1977)
56
B. W. Painter, Musolini’s Rome, rebuilding the eternal city (New York 2005). H. Pennock, Antonio Mancini en Nederland (Haarlem 1987), 9-26. A. Portelli (e.a.), Il borgo e la borgata. Ragazzi di don Bosco e l’altra Roma del dopoguerra (Roma 2002). A. Portelli, The order has been carried out: history memory, and meaning of a nazi massacre in Rome (New York, 2003) G. Rondolino, Storia del cinema (Torino 1996) M. Sanfilippo, Le tre citta di Roma (Bari 1993). B. D. Schwartz, Pasolini requiem (New York 1992). E. Siciliano, Pasolini: a biography (New York 1982). G. Talamano, Roma nel novecento, da giolitti alla republica (Bologna 1987). C. Vallat, Rome et ses borgate, 1960-1980 : des marques urbaines a la ville diffuse (Roma 1995). Voorts is het van belang twee ongeschreven bronnen te vermelden: Alle fragmenten die betrekking hebben http://www.luce.it/istitutoluce/index.html .
op
de
borgate
en
staan
op:
en The Cutting Edge: The Child Sex Trade van de Roemeense filmmaker Liviu Tipurita. Tenslotte wil ik alle internetsites danken die fotomateriaal boden ter illustratie van de tekst. De namen van de sites staan als voetnoot bij de afbeeldingen vermeld.
57